toplaag
- top·laag
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | toplaag | toplagen |
verkleinwoord | toplaagje | toplaagjes |
- de bovenste laag van iets dat uit verschillende lagen bestaat
- Nils: "Het bleken met citroen is extreem slecht voor je tanden. Citroen is zo zuur dat het toplaagje van je tanden verdwijnt.[2]
- Er moet heel wat gebeuren: zo is het beton van de rijbaan en de vloer eronder door de jaren heen flink aangetast. Het wegdek wordt geheel vervangen, de vloer krijgt een nieuwe toplaag. Verder wordt de techniek in de tunnel vernieuwd, zodat die helemaal voldoet aan nieuwe wettelijke veiligheidseisen die vanaf 2019 gelden.[3]
- de elite van een groep, organisatie, samenleving
- Ondanks de uitbreiding van de toplaag, spreekt Rabobank van ‘een plattere organisatie’. De noodzakelijke digitale transitie bij de bank kan volgens bestuursvoorzitter Wiebe Draijer en president-commissaris Ron Teerlink worden versneld als alle onderdelen van de bank aan de directietafel zitten.[4]
- Van Dijkhuizen zette kort na zijn aantreden begin dit jaar als ceo het mes in de twee toplagen van de bank. Hij verkleinde de raad van bestuur van zes naar drie, en sneed tegelijk een derde van de tweede toplaag van de bank weg. „Wij willen een bank zijn die wars is van bureaucratie, die zichzelf steeds vernieuwt”, benadrukte de ceo.[5]
1. bovenste laag
- Het woord toplaag staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "toplaag" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[6] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ de Telegraaf KIKI VAN DER MEIJDEN 04 sep. 2017
- ↑ de Telegraaf 02 jul. 2017
- ↑ de Telegraaf RUBEN EG 01 jun. 2017
- ↑ de Telegraaf RUBEN EG 17 mei 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be