• rap·por·te·ren
  • afgeleid van het Franse werkwoord rapporter met het achtervoegsel -eren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rapporteren
rapporteerde
gerapporteerd
zwak -d volledig

rapporteren [1]

  1. overgankelijk het uitbrengen van een verslag of rapport
    • Grove fouten in de productie dient men direct te rapporteren aan de kwaliteitscontroleur. 
  2. (een overtreder, overtreding) aanbrengen
  3. (posten) overbrengen
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]