• pot·aar·de
enkelvoud meervoud
naamwoord potaarde
verkleinwoord

de potaardev / m

  1. grond die zeer rijk is aan organisch materiaal en voedingsstoffen en daarom geschikt is om in plantenbakken te doen
    • Bescherm vorstgevoelige planten met een laagje bladeren of noppenfolie. Bedek gesnoeide rozen met potaarde. Welke andere planten vorstgevoelig zijn blijkt helaas vaak pas in de lente. [2] 
    • Zijn zoon woonde er een paar jaar geleden, begon er een wietkwekerij en werd verlinkt. Ik zie hem nog potaarde uit het raam scheppen na de inval door de politie. [3] 
    • Honderden zakken potaarde hebben ze de trap opgezeuld. En toch is het leuker dan de moestuin die Mieke ergens bij Muiden had. Voor ze daar goed en wel stond te wieden, was het alweer tijd om naar huis te fietsen. En al die natuurlijke vijanden: slakken, rupsen en dat onkruid! Dat heb je niet op het dak, hoewel er wel eens iets komt aanwaaien. Vanaf maart zitten ze dagelijks op het dak, met een dekentje als het te koud wordt. Dan zeggen ze tegen elkaar: 'Wat hebben we het toch goed.' [4] 
  2. klei waarvan men potten kan bakken
96 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tubantia Ton Voermans 23-02-18 10 tips om huis en tuin te wapenen tegen de kou
  3. De Telegraaf 23 jan. 2015 Hartpatiënten
  4. Het Parool NIENKE DENEKAMP 27 JULI 2013 Tuineten: Paradijs op het dak
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be