• kei·kop
enkelvoud meervoud
naamwoord keikop keikoppen
verkleinwoord keikopje keikopjes

de keikopm

  1. een koppig, eigenwijs persoon die niet snel zijn uitgesproken mening veranderd
    • De Bruyne is, op z’n Vlaams, een ‘keikop’. Niet tuk op verliezen, koppig met nu en dan een driftbui. Dam, uit Terneuzen, speelde vijf jaar met De Bruyne in de jeugd bij AA Gent en raakte met hem bevriend. Hun ouders ook. „Realistische mensen, geen poespas”, zo omschrijft Dam de De Bruynes. Dam ziet aan het misbaar en „dat snel roodaangelopen hoofd” nog altijd diezelfde verbetenheid als toen. [3] 
  2. inwoner van Poperinge
  3. soort schuimgebak
    • We stellen vast dat de keuken werkt met mooie en verse ingrediënten en dat aan de bereiding en de presentatie de nodige zorg wordt besteed. Dat wordt bevestigd door de ‘keikop’ (5,50 euro) die we als nagerecht delen, een beslist niet kinderachtig uitgevallen stuk schuimgebak van hazelnoot waar een Rotterdammer – vrachtwagenchauffeur, bootwerker of culinair recensent – weer even mee vooruit kan. [4] 
51 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[5]