hie
hie
- hij; mannelijk 1e persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hīz
hie
- zij; vrouwelijke 3e persoon meervoud nominatief
hie
- haar; 3e persoon enkelvoud accusatief van hēo
- hie
- Afgeleid van het Oudhoogduitse hia
hie
- IPA: /hiː/
- hie
hie
hie
- Afgeleid van het Angelsaksische hē
hie
- Afgeleid van het Oudsaksische hē
hie
- hij; 3e persoon enkelvoud nominatief
hie
- hij; mannelijk derde persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het oudere hē
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief
- Afgeleid van het Oudfriese hī
hie
- hij; mannelijk 3e persoon enkelvoud nominatief