heer
Niet te verwarren met: Heer, heir |
- heer
- In de betekenis van ‘leger’ voor het eerst aangetroffen in 850 [1]
- erfwoord: Middelnederlands here, uit Oudnederlands hērro, hēro, gesubstaniveerd uit de vergrotende trap van het bijvoeglijke naamwoord hēr ‘oud, belangrijk’ met leenbetekenis ‘voornaam, eerbiedwaardig’ uit de Oudhoogduitse cognaat die als Duits hehr ‘voornaam, verheven’ wordt voortgezet.[2] Het Oudhoogduits was een leenvertaling van Latijns senior ‘hooggeplaatst persoon (zn.); ouder (bn.)’, maar had het de oorspronkelijke betekenis ‘grijs, grijsharig’ zoals zijn cognaten Oudengels hār en Oudnoords hárr. Afkomstig uit Oergermaans *hairaz, verwant aan Oudiers cíar ‘donkerkleurig’.[3]
- [4]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | heer | heren |
verkleinwoord | heertje | heertjes |
heer
- m man
- Dames en heren, van harte welkom op dit galaconcert.
- ▸ Het is buiten de kwelzucht van de parcoursbouwers gerekend. Hier lag de afgelopen drie keer de eindstreep, maar verderop hebben ze een onverhard pad laten aanleggen. Nog wat verder omhoog, heren![5]
- m deftig persoon
- m belangrijk persoon
- De hoge heren hebben besloten dat er 100 mensen ontslagen moeten worden.
- ▸ Natuurlijk hebben noch ik noch de heren in lange jurken enig idee wat waar is en wat niet, maar je moet tenslotte toch ergens in geloven. Ik zal er wellicht heel anders over denken over tien jaar tijd. Ik blijf zoeken.[6]
- m welgemanierd persoon, gentleman
- m heerser
- m persoon in wiens dienst men staat, meester, baas
- m bezitter van een heerlijkheid
- m houder van zekere adellijke titel
- m aanspreektitel voor mannelijke personen
- m (kaartspel) een van de vaste kaarten, waarvan de waarde meestal tussen die van vrouw en aas in ligt
- o (verouderd) (militair) (onveranderlijk); leger
- gentleman, heerschap, patroon
- [11] armee, heerschaar, leger, legermacht, troepenmacht
|
- De Heer kastijdt dien Hij liefheeft
schrale troost voor degene die extreem beproefd wordt [7]
- Een halfblanks heer
iemand, die eigenlijk geen heer is, geen echte heer [8]
- Kinderen zijn een zegen des Heren
Stoett-1144 [9]
- Langs 's heren straten ( of wegen) Lopen
langs den openbaren weg, op straat lopen, rondslenteren [10]
- Met grote heren is het kwaad kersen eten
tegen hoge heren leg je het meestal af
- Niemand kan twee heren dienen
twee dingen tegelijk doen gaat niet
- Onze Lieve Heer heeft rare kostgangers
op de wereld lopen er allerlei merkwaardige mensen rond
- Strenge heren regeren niet lang
wanneer een baas niet een beetje soepel is wordt het voor hem erg moeilijk
- Zo heer, zo knecht
aan de bedienden kent men den meester [11]
1.
4. welgemanierd persoon
- Het woord heer staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "heer" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[12] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "heer" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ heer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Guus Kroonen, Etymological Dictionary of Proto-Germanic, Leiden: Brill, 2013, p. 201.
- ↑ heer op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron Rob Gollin“De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be