• eeuw
  • In de betekenis van ‘honderd jaar’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • afkomstig van:
Middelnederlands: ewe, eeu
Oudnederlands: ēwa ‘eeuwigheid, wet’
Germaans: *aiwō (coll.)
Indo-Europees: *h₂éi̯us ‘lange tijd’
  • Verwant in Germaans:
West: Duits: Ehe ‘huwelijk’ (Oudhoogduits: ēwa ‘wet’), Oudengels: ǣ(w) ‘wet’, Fries: ieu (Oudfries: ēwe)
Noord: Noors: æva ‘lange tijd’ (Oudnoords: ævi)
Oost: Gotisch: aiws ‘lange tijd’
  • Verwant in Indo-Europees:
Iers: aois ‘leeftijd’, Latijn: ævum ‘tijdperk, eeuwigheid’, Oudgrieks: aiṓn (αἰών) ‘levensduur’
enkelvoud meervoud
naamwoord eeuw eeuwen
verkleinwoord eeuwtje eeuwtjes

de eeuwv / m [2]

  1. (tijdrekening), (eenheid) een periode van 100 jaar
    • Op 1 januari 2001 begon de 21e eeuw. 
     Ze zou net als haar voorgangers uit de 17de eeuw ook wel een frisse duik willen nemen, maar voorlopig volstaan gulzige slokken uit haar bidon.[3]
     In de vorige eeuw waren er twee wereldoorlogen. Een oorlog heet een wereldoorlog als er heel veel landen aan meedoen. Aan de Eerste Wereldoorlog deed Nederland niet mee. Maar aan de Tweede Wereldoorlog wel.[4]
  2. iets wat zeer lang duurt
    • Het duurde eeuwen voordat de vrouwen eindelijk klaar waren met het telefoongesprek. 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[5]
  1. "eeuw" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3.   Weblink bron
    Rob Gollin
    “De helling van de mooie meisjes knijpt de renner de keel dicht” (10 juli 2019), de Volkskrant
  4.   Weblink bron
    nieuwsbegrip.nl
    “75 jaar vrijheid in Nederland” (2-9-2019), CED-groep
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be