braam
- braam
- [1], [2]: erfwoord via Middelnederlands brame van Oudnederlands brama, in de betekenis van ‘vrucht’ voor het eerst aangetroffen in 1240 en al in de 11e eeuw als (deel van) plaatsnamen [1] [2] [3] [4]
- [3]: precieze herkomst onzeker, cognaat met Duits Breme "rand of boord aan kleding" en Engels brim "rand van het water, bovenrand van een vat of beker" [5] [6]
- [4] wellicht van Latijn brama of van dezelfde oorsprong als brasem [7] [8]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | braam | bramen |
verkleinwoord | braampje | braampjes |
- (bloemplanten) Rubus , braamstruik
- (fruit) Rubus, zwarte vrucht van de braamstruik
- Bramen zijn zwart van kleur, braambozen zijn zoeter en roder.
- ruwe, ongelijke rand aan een van een metalen voorwerp, die eigenlijk glad hoort te zijn
- Hij heeft de wedstrijd verloren omdat er een braam op zijn schaats zat.
- m (straalvinnigen) bepaald soort Europese zoetwatervis Abramis brama
- m (straalvinnigen) benaming voor zeevissen uit de familie Bramidae
- [1] rozenfamilie, zaadplanten, fabiden, rosiden, bedektzadigen, vaatplanten, landplanten, planten
- [4,5] zilvervissen, baarsvissen, baarsachtigen, stekelvinnigen, beenvissen, straalvinnigen, beenvisachtigen, chordadieren, dieren
- [4,5] hoogvinbraam, zilverbraam
- [1] boysenbes, dauwbraam, framboos, gewone braam, hazelaarbraam, Japanse wijnbes, kruipbraam, loganbes, peterseliebraam, prachtframboos, roodbloeiende framboos, steenbraam
- bladhumusbraam, dauwbraam, dijkviltbraam, gewone braam, hazelaarbraam, koebraam, lichtende viltbraam
- bladhumusbraam, dijkviltbraam, geplooide stokbraam, koebraam, lichtende viltbraam
- bosbraam, duinbraam, framboosbraam, hennebraam, hennenbraam, hoogvinbraam, kweekbraam, poolbraam, stokbraam, viltbraam, zilverbraam
- braamknikmos
- braambes, braambezie, braambijter, braamblindwants, braambos, braamdruk, braamhaai, braamkokermot, braamparelmoervlinder, braamraat, braamrank, braamsap, braamsluiper, braamspunt, braamstruik, braamvis, braamvlinder, bramen af, bramenblaasmijnmot, bramenbladroller, bramenbos, bramencompote, bramencultuur, bramengalmug, bramenjaar, bramenjam, bramenmineer, bramenmuffin, bramenplooi, bramenplukker, bramenrank, bramensap, bramensaus, bramensprinkhaan, bramenstengelboorder, bramenstruik, bramentaart, bramentak, bramenvlekmot, bramenzoeken, gele bramenvlekmot, springende bramengalmug, zwarte bramenvlekmot
1. struik & 2. vrucht
3. beschadiging op een (metaal)oppervlak
- Het woord braam staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "braam" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[9] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- [1] braam op Wikidata
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Oudnederlands Woordenboek
- ↑ braam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "braam" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ braam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ braam op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be