ar
Niet te verwarren met: år, är |
- ar
- (verkorting) van arrenslee, in de betekenis van ‘door paarden over sneeuw voortgetrokken slee’ voor het eerst aangetroffen in 1832 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ar | arren |
verkleinwoord | arretje | arretjes |
- slee die door trekdieren over sneeuw of ijs getrokken wordt
- Op de ar gleden we door de sneeuw.
vervoeging van |
---|
arren |
ar
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arren
- Ik ar.
- gebiedende wijs van arren
- Ar!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van arren
- Ar je?
- Het woord ar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ar" herkend door:
69 % | van de Nederlanders; |
68 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ ar op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "ar" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
ar | ars |
- de letter r/R van het Latijnse alfabet
vorm | tegenwoordig | verleden voorwaardelijk |
verl./voorw voor (f+)klinker |
---|---|---|---|
bevestigend | is | ba | b' |
ontkennend | ní | níor | níorbh |
vragend | an | ar | arbh |
betrekkelijk | gur(b) | gur | gurbh |
vragend/ontkennend betrekkelijk/ontkennend |
nach | nár | nárbh |
ar + lenitie (arbh voor klinker of f + klinker)
- vragende voorwaardelijke of verleden vorm van het koppelwerkwoord is
vorm van ar | |
---|---|
op mij | orm |
op jou | ort |
op hem, erop op haar, erop |
air uirthi |
op ons | orainn |
op jullie | oraibh |
op hen, erop | orthu |
ar
- op
- tá ... orm: ik heb ...
- «Tá fuacht orm.»
- Ik heb het koud.
- «Tá slaghdán orm.»
- Ik ben verkouden.
- «Tá fuacht orm.»
ar
- [partikel] (verkorting) van arī "ook"
ar
ar
ar m
- IPA: /ar/
- ar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | ar | ary |
genitief | aru | arů |
datief | aru | arům |
accusatief | ar | ary |
vocatief | are | ary |
locatief | aru | arech |
instrumentalis | arem | ary |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Akademický slovník současné češtiny - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
- Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
ar
- één; de inhoud van de kleinste niet-lege verzameling, het kleinste getal van de verzameling ; komt na nul en vóór twee, in Arabische cijfers 1, in Romeinse cijfers I