achter
- ach·ter
- erfwoord via Middelnederlands achter van Oudnederlands ahter, in de betekenis van ‘voorzetsel’ aangetroffen vanaf 876 [1] [2] [3]
achter
- verder weg dan (gezien vanaf de spreker of anderszins)
- De zon gaat schuil achter de wolken.
- verborgen
- ▸ Het voelde bijna alsof er een diepere betekenis achter zat.[4]
- aan de achterkant
- Bob zit voor zijn werk de hele dag achter de computer.
- Piet parkeert zijn auto achter de winkel.
- later in rangorde
- Toen stond PSV achter Ajax en Feyenoord in de eredivisie.
- in het laatste gedeelte
- Hij is achter in de vijftig.
- lager dan
- 1. voor
aandacht weten te vermijden voor een belangrijke bijdrage die men levert
zien hoe alles in z'n werk gaat
een dreigement om iets gedaan te krijgen
iemand aansporen
iemand aansporen en activeren iets te doen
iets ter beschikking hebben voor wanneer het nodig mocht zijn (bv nood)
iets is volbracht of voltooid
nog niet volwassen zijn
zich anders voordoen dan wie die is en niet te vertrouwen zijn
|
- achter de wolken schijnt de zon
alle nare dingen zijn tijdelijk en daarna wordt het beter
1.
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | achter | |
persoonlijk | erachter | |
aanwijz. | nabij | hierachter |
veraf | daarachter | |
vragend/betrekk. | waarachter |
achter
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- Hier zit meer achter.
- bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord
- Achterlaten: Hij liet een goed lopend bedrijf achter.
- Hij loopt achter met zijn werk, dus hij moet nog veel inhalen.
- Het woord achter staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "achter" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ achter op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "achter" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ach·ter
- Afgeleid van het Nedersaksische achter
achter
achter
achter
enkelvoud | meervoud | ||
---|---|---|---|
bepaald | geheel | achtere | achterer |
gemut. | - | - | |
onbepaald | geheel | achter | achter |
gemut. | - | - |
achter + accusatief/datief
- (Hooglimburgs) achter.
- (Hooglimburgs) na.
- «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
- Na vijf uur ben ik bij jou.
- «Achter vief oere, den aere 'ch bie dich.»
achter
- achter; aan de achterkant
- Afgeleid van het Oudnederlandse after
achter + datief / accusatief
- Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal (I)
- Vroegmiddelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal (II)
- Middelnederlands woordenboek - Instituut voor de Nederlandse taal
- Afgeleid van het Middelnederduitse achter
achter
- achter; aan de achterkant
achter
- achter; aan de achterkant
achter
- Afgeleid van het Middelnederlandse achter
achter