Academia.eduAcademia.edu

G. Verhoeven en J.A. Mol, ed., Friese testamenten tot 1550 (Leeuwarden 1994)

Edition of last wills from Friesland west of the Lauwers before 1550

FRIESE TESTAMENTEN TOT 1550 FRIESE TESTAMENTEN TOT 1550 uitgegeven door G. VERHOEVEN en J.A. MOL met medewerking van H. BREMER Fryske Akademy Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde Ljouwert/Leeuwarden 1994 BOARNERIGE Under redaksje fan dr W. Bergsma, dr J.A. Mol en dr O. Vries Nûmer 4 Nr. 778 CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag Friese testamenten vóór 1550 / G. Verhoeven en J.A. Mol. - Leeuwarden: Fryske Akademy en Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde (Boarnerige ; nr. 4) (Fryske Akademy ; nr. 778) Met reg. ISBN 90-6171-778-7. Trefw.: Friesland ; geschiedenis ; 14e - 16e eeuw. © Fryske Akademy en Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, Leeuwarden 1994 Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Voorzover het maken van copieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B Auteurswet 1912, het K.B. van 20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23 augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, moeten de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen voldaan worden aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180 AW Amstelveen). Het onderzoek dat aan deze uitgave ten grondslag ligt, alsmede de uitgave zelf konden worden gerealiseerd dankzij de bijdragen van: Anjerfonds Friesland Gravin van Bylandt Stichting Koninklijke Notariële Broederschap Meyndersma-Sybenga Stichting Ottema-Kingma Stichting P.W. Janssen’s Friesche Stichting Pollema-Tromp Stichting Sint Anthony Gasthuis Bolsward Sint Anthony Gasthuis Leeuwarden Stichting Het Weeshuis Bolsward Stichting Hora Siccama van de Harkstedefonds Stichting Je Maintiendrai Stichting Juckema-Siderius Fonds Leeuwarden Stichting Lieve Vrouwe- of Albadaleen Stichting Van Teijens Fundatie Van Heloma Stichting Vereniging van Notarissen in het Arrondissement Leeuwarden Inhoud Woord vooraf VII Inleiding 1. Het testament: een rijke historische bron 2. Verantwoording van de uitgave van de Friese testamenten 3. Afbakening 3.1. Juridische afbakening 3.2. Geografische afbakening 3.3. Chronologische afbakening 3.4. Compleetheid 4. Wijze van uitgeven 4.1. Keuze van het teksthandschrift 4.2. Weergave van de tekst 4.3. Presentatie van de tekst 5. Toelichting op de bijlagen 5.1. Zegels 5.2. Notarismerken 5.3. Huismerken 5.4. Alfabetische lijst van testateurs 5.5. Familierelaties van de testateurs 5.6. Familierelaties tussen testateurs 6. Toelichting op het glossarium 7. Toelichting op het register IX IX XI XIII XIV XVI XVII XVIII XVIII XVIII XIX XIX XXI XXI XXII XXII XXII XXII XXIII XXIV XXIV Afkortingen en bijzondere tekens XXVI Geraadpleegde archieven Gedrukte bronnen en literatuur Testamenten XXVII XXX 1 Bijlagen 1. Zegels 2. Notarismerken 3. Huismerken 4. Alfabetische lijst van testateurs 5. Familierelaties van de testateurs 6. Familierelaties tussen testateurs 455 455 475 478 481 485 537 Glossarium 544 Register 551 Woord vooraf De samenstelling van dit oorkondenboek heeft naar verhouding niet lang geduurd. Het idee werd geboren in het voorjaar van 1986, toen de nieuw benoemde medewerker voor middeleeuwse geschiedenis van de Fryske Akademy, J.A. Mol, zijn onderzoeksterrein moest verkennen en een werkprogramma formuleren. Hem was naast diverse andere werkzaamheden ook opgedragen een bijdrage te leveren aan de ontsluiting van Friese bronnen. De gunstige ervaring die hij bij zijn onderzoek naar de bezitsvorming van de Friese kloosters met testamenten had opgedaan, deden hem besluiten een plan tot uitgave van deze bronnen uit te werken. Na goedkeuring van dit plan door het bestuur van de Fryske Akademy kreeg hij toestemming een deel van zijn tijd aan de realisatie ervan te besteden. Gaandeweg werd echter duidelijk dat op deeltijdbasis het project niet door één persoon binnen een redelijke termijn zou kunnen worden afgerond. Voor het tijdig presenteren van een editie leek de inzet van een tweede medewerker gedurende tenminste twee jaar noodzakelijk. Maar hoe moest die worden gefinancierd? Juist in de tijd dat deze vraag zich opdrong, gaf het bestuur van het Fries Genootschap bij monde van zijn secretaris W. Dolk te kennen dat het zocht naar mogelijkheden om zijn traditie op het gebied van het uitgeven van historische bronnen voort te zetten. Het Genootschapsbestuur bleek meteen bereid het testamentenproject te steunen, en dat op twee manieren. Het leverde zelf een financiële bijdrage en nam tevens de verdere fondswerving voor zijn rekening. Vervolgens bleek het plan een gunstig onthaal te vinden bij diverse particuliere stichtingen en andere organisaties, voorop de Vereniging van Notarissen in het Arrondissement Leeuwarden. Men vindt alle subsidiënten hierboven naast het colofon genoemd. Dankzij hun subsidies was niet alleen de publicatie van het boek verzekerd, maar kon de Fryske Akademy ook per 1 januari 1992 een tweede medewerker in dienst nemen, G. Verhoeven. Dat betekende dat er een zodanig tempo ontwikkeld kon worden dat de uitgave vrijwel binnen twee jaar werd voltooid. Wij prijzen ons gelukkig dat wij daarbij de medewerking kregen van de heraldicus drs H. Bremer uit Kampen, die de beschrijving van de zegels voor zijn rekening nam. Het oorspronkelijke plan voorzag naast de editie tevens in een inleiding waarin voor de belangrijkste thema’s de waarde en mogelijkheden van deze bron uitvoerig zouden worden aangegeven. Eenmaal daarmee bezig stonden we voor de vraag wat belangrijk was en wat niet. Nu is het niet moeilijk een aantal aantrekkelijke vergezichten te schetsen, maar omdat we zelf allerminst van alle markten thuis zijn, en vooral ook omdat tevoren niet te voorzien is met welke vragen en voor welk doel de gebruiker de teksten zal benaderen, hebben we besloten zo’n thematische inleiding in dit boek achterwege te laten. Dat leek te meer raadzaam omdat het volgens de regels voor het uitgeven van historische bescheiden niet de taak van de bewerkers is de uit te geven teksten ook wetenschappelijk te verwerken. Om de lezer hierin toch enigszins tegemoet te komen, wordt een aparte studiebundel uitgebracht, waarin door verschillende auteurs een aantal aspecten met betrekking tot het testeren in Friesland vóór 1550 wordt behandeld. Deze als complement bedoelde bundel zal onder de titel Zorgen voor zekerheid in het najaar van 1994 verschijnen. Het is een aangename taak om hierbij ieder die een bijdrage heeft geleverd aan de totstandkoming van deze editie te bedanken. Die dank geldt allereerst drs J. Woudstra, penningmeester van het Fries Genootschap, voor zijn organisatorische bijdrage aan de financiële fundering van het project. Mevrouw prof. dr H. de Ridder-Symoens van VII de Vrije Universiteit te Amsterdam, en de heren prof. dr A.H. Huussen van de Rijksuniversiteit Groningen, drs R. Kunst van het Gemeentearchief Leeuwarden, dr O. Vries van het Fries Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen en mr D.P. de Vries van het Rijksarchief in Friesland te Leeuwarden zijn we erkentelijk voor hun bereidheid zitting te nemen in het Comité van Aanbeveling. Dr O. Vries komt extra dank toe voor de vele adviezen en inlichtingen die hij ons met betrekking tot de taal, vorm en inhoud van de teksten heeft verstrekt. Mr C.J. van Heel te Hattem was ons behulpzaam bij de beschrijving van enkele notarismerken. Zeer veel dank zijn wij ook verschuldigd aan dr C.M. Cappon van de Universiteit van Amsterdam, die ons voor rechtshistorische misstappen behoedde - zonder hem was bij voorbeeld de juridische afbakening veel problematischer geweest. Drs P.N. Noomen liet ons dankbaar profiteren van zijn enorme kennis van de middeleeuwse Friese elite, waardoor met name het als bijlage opgenomen overzicht van de familierelaties der testateurs sterk aan waarde heeft gewonnen. Verder dienen de verschillende archiefdiensten in dit dankwoord betrokken worden, in het bijzonder het Rijksarchief in Friesland en het Gemeentearchief Leeuwarden, die samen het grootste deel van de hier uitgegeven testamenten in hun depots bewaren. De samenwerking met deze naburige instellingen en hun medewerkers was zoals altijd uiterst plezierig. Zonder anderen te kort te doen willen we hier de namen noemen van de heren O. Kuipers en B.H. de Vries van het Rijksarchief, en K. Zandberg van het Gemeentearchief. Onvermoeibaar hebben zij ons bijgestaan bij het zoeken van relevante stukken en ons op het bestaan van nog niet gesignaleerde originelen en afschriften geattendeerd. Vanuit het Gemeentearchief Amsterdam werden ons tal van gegevens verstrekt door drs B.R. de Melker, waarvoor wij hem zeer erkentelijk zijn. Tenslotte danken wij alle subsidiënten voor het ons geschonken vertrouwen. Wij hopen dat vertrouwen met het voorliggende boek en de nog te verschijnen studiebundel niet te hebben beschaamd. Leeuwarden, 31 januari 1994 G. Verhoeven en J.A. Mol VIII Inleiding 1. Het testament: een rijke historische bron ’Niets is zekerder dan de dood en niets onzekerder dan het uur van de dood’. Zo luidt de overweging die in talrijke middeleeuwse testamenten wordt opgegeven als motief om te testeren. Het lijkt een stereotiepe formulering, een gemeenplaats die teruggaat op het gedachtengoed der Stoïcijnen. Niettemin kan de gedachte aan de vergankelijkheid van het aardse bestaan de testateur werkelijk geïnspireerd hebben tot het formuleren van een uiterste wil. De historicus mag zich gelukkig prijzen dat mensen met het oog op hun naderende dood beschikkingen aangaande de verdeling van hun goederen hebben laten optekenen in testamentaire oorkonden. Deze bieden niet alleen informatie over het bezit en de familierelaties van de testateurs, maar zij geven ook inzicht in de bezigheden, status, ambities en religieuze overtuiging van de erflaters. Hans-Dieter Loose, de uitgever van de Hamburgse testamenten uit de periode 1351-1400, meent om die reden dat de uitgave van testamenten geen enkele rechtvaardiging behoeft.1 Zover willen wij hier niet gaan, al is het maar omdat we daarmee onszelf de kans zouden ontnemen de rijkdom van deze historische bron te onderstrepen. Men kan niet beweren dat er nooit aandacht aan middeleeuwse testamenten is geschonken. Sinds de zeventiende eeuw hebben historici testamenten gepubliceerd en aangehaald, zowel ten onzent als in de ons omringende landen. Tot voor enkele decennia was de aandacht voor dit bronnengenre echter betrekkelijk beperkt.2 Behalve van genealogen kwam de belangstelling vooral van juristen en politiek geïnteresseerde geschiedkundigen. Laatstgenoemde categorie had alleen interesse voor de testamenten van keizers, koningen, graven, bisschoppen, vooraanstaande edelen en patriciërs, kortom van personen die in de visie van deze historici de ontwikkelingsgang van de geschiedenis bepaalden. Voor hen telde uiteraard vooral de inhoud van de uiterste wil. Juristen daarentegen waren juist meer geïnteresseerd in diplomatische en privaatrechtelijke aspecten. Zij bestudeerden testamenten per tijdvak en per streek om uitspraken te kunnen doen over bij voorbeeld de ontwikkeling van het erfrecht of over het testament als rechtsfiguur. Eerst sinds de jaren vijftig van deze eeuw legt men meer belangstelling aan de dag voor het achter dit rechtsinstituut staande subject: de mens, in zijn alledaagse bestaan.3 In Engeland trok W.K. Jordan in 1959 de aandacht met zijn lijvige studie over de ontwikkeling van de filantropie van 1480 tot 1600, waarvoor hij grote 1 2 3 Hamburger Testamente, IX. Een uitvoerig en recent historiografisch overzicht - dat overigens de Angelsaksische literatuur grotendeels buiten beschouwing laat - is te vinden in: Baur, Testament und Bürgerschaft, 14-35. Het ontbrak overigens ook in de voorgaande periode niet aan onderzoekers die op directe of indirecte wijze het belang van testamenten als bron voor de kennis van het sociale leven en de cultuur benadrukten. Veel navolging kregen zij echter niet: Baur, Testament und Bürgerschaft, 16-18. IX aantallen testamenten analyseerde.4 Veel gegevens uit uiterste wilsbeschikkingen werden ook verwerkt door J.L. Rosenthal in zijn boek over de vrijgevigheid van de hoge Engelse adel in de veertiende en vijftiende eeuw.5 Wat de ontsluiting van testamenten in Duitsland betreft, dient de naam van de Lübecker archivaris Ahasver von Brandt vermeld te worden. Met zijn in 1973 gepubliceerd literatuuroverzicht en de daaraan toegevoegde schets van de onderzoeksperspectieven wekte hij de aandacht van collega-historici voor het testament als bron voor de sociale geschiedenis.6 Door de publicatie van regesten van honderden testamenten bood hij hun meteen een massa studiemateriaal.7 Een geheel andere benadering werd populair in Frankrijk door toedoen van Michel Vovelle. Deze historicus uit de bekende Annales-school zag in dat testamenten met hun pieuze clausules ook voor studies naar de religieuze mentaliteit benut kunnen worden. Hij onderzocht voor de periode 1600-1800 enige duizenden testamenten uit de Provence, met als resultaat een omvangrijk boekwerk waarin een duidelijk beeld van de uiterlijke religiositeit onder brede lagen van de bevolking werd geschetst.8 Zijn vraagstelling en statistische methode werden al snel door mediëvisten overgenomen. Van hen verdient Jacques Chiffoleau een aparte vermelding. Om de ontwikkeling van de houding tegenover de dood en het hiernamaals te kunnen beschrijven, bestudeerde hij de vrome beschikkingen in duizenden testamenten uit Avignon en omgeving uit de periode 1320-1480.9 Deze en andere historici uit Engeland, Duitsland en Frankrijk hebben het belang van het testament als historische bron voldoende aangetoond. Testamenten bevatten een veelheid aan informatie over zulke uiteenlopende zaken als kerkelijke instellingen, religieuze gebruiken, memoriecultuur, heiligenverering, familierelaties, maatschappelijke netwerken, sociale en economische verplichtingen, huwelijksgewoonten, erfrecht, notariaat, armenzorg en onderwijs, maar ook over materiële goederen als huizen, landerijen, vee, handelswaar, wapenrusting, kleding en kostbaarheden.10 Uiteraard vormen testamenten niet de enige en vaak zelfs niet de belangrijkste bronnen aan de hand waarvan dergelijke onderwerpen kunnen worden bestudeerd. Veelal bieden ze alleen aanvullende gegevens, vooral waar het gaat om informatie die betrekking heeft op het sociale leven en de materiële cultuur.11 Men moet bedenken dat uiterste wilsbeschikkingen niet noodzakelijkerwijs het gehele vermogen van de testateur betreffen. Onroerende zaken vererfden immers veelal intestaat en blijven dan ook vaak buiten beeld. Soms worden ook de roerende zaken in hun totaliteit vermaakt en zoekt men tevergeefs naar bijzonderheden in de testamenten, maar in combinatie met andere bronnen blijken zij ook in dit opzicht bijzonder waardevol. 4 5 6 7 8 9 10 11 X Jordan, Philantropy in England. Rosenthal, Purchase of Paradise. Von Brandt, Mittelalterliche Bürgertestamente. Von Brandt, Lübecker Bürgertestamente. Vovelle, Piété baroque. Chiffoleau, Comptabilité de l’au-delà. Baur, Testament und Bürgerschaft, 23. Verg. Von Brandt, Mittelalterliche Bürgertestamente, 338. Op deze nadelen wordt onder meer gewezen door Loose in: Hamburger Testamente, IX, en Oosterbosch, ’Testamenten Antwerpen’, 7-9. Juist omdat testamenten voor zoveel verschillende vraagstellingen kunnen worden benut, moeten zij optimaal toegankelijk zijn. Juist op dit terrein is echter nog veel werk te verzetten. Het aantal mogelijkheden dat testamenten te bieden hebben, lijkt omgekeerd evenredig aan de mate van toegankelijkheid. De Duitse mediëvist Rolf Sprandel noemt in zijn inleiding op het overzicht van de bronnen over de Hanze de toestand ten aanzien van de ontsluiting van testamenten zelfs catastrofaal.12 Het mankeert dan ook niet aan aansporingen om grote testamentencollecties te ontsluiten. Zoals Sprandels collega Lothar Kolmer het zegt: ’Wollen wir mehr Erkenntnisse, ... bleibt uns nichts anderes übrig, als ... eine Art von Postpositivismus zu beginnen - wir müssen wieder hinein in die Quellen und sie bearbeiten’.13 De bewerker van testamenten staan diverse ontsluitingsmogelijkheden ter beschikking. Vanwege de grote aantallen gaven Von Brandt en de zijnen de voorkeur aan regesten. In de Lübeckse context lag dit besluit temeer voor de hand omdat alle testamenten waren gemaakt voor schout en schepenen, zodat zij betrekkelijk uniform zijn geredigeerd. Waar de teksten niet van één oorkonder afkomstig zijn, is de variatie echter veel groter en kan het maken van regesten de bewerker voor problemen stellen. En hoe zorgvuldig ze ook worden geformuleerd, regesten blijven altijd uittreksels. Zij wijzen de veeleisende onderzoeker op zijn best de weg naar de complete tekst. Een andere mogelijkheid is het opnemen van de oorkonden in een computerbestand, zoals de eerder geciteerde Lothar Kolmer bepleitte. Aan de hand van een uitgebreid vragenschema gaf hij aan hoe hij zich een en ander voorstelde.14 Uit deze suggesties blijkt dat een dergelijke aanpak het risico in zich bergt dat elke onderzoeker zijn eigen, originele vragen wil inbrengen, zodat uniformiteit een onbereikbaar ideaal lijkt. Wel zou ontsluiting door middel van de computer het op den duur mogelijk maken om een groot aantal archieffondsen in verschillende landen te ontsluiten. Daarmee zijn echter niet alleen veel kosten gemoeid, maar ook vergt een dergelijk project tal van organisatorische inspanningen die de garantie en de steun van internationale organisaties behoeven. Vooralsnog vormt een integrale en door middel van indices nader ontsloten editie de meest handzame en ideale toegang. 2. Verantwoording van de uitgave van de Friese testamenten Hoe rijk aan informatie testamenten op zichzelf ook mogen zijn, het plan tot uitgave van de Friese testamenten was niet tot stand gekomen als er niet ook andere motieven in het spel waren geweest. Wat Friesland betreft is niet alleen de intrinsieke rijkdom van deze bron van belang, maar ook de relatieve armoede van het middeleeuwse bronnenmateriaal in zijn geheel. Vergeleken met andere provincies zijn er in Friesland evenals in de andere noordelijke gewesten buitengewoon weinig middeleeuwse archivalia overgeleverd. Een indicatie daarvan geven de oorkondenboeken van OostFriesland en van Groningen en Drenthe.15 Hierin konden reeds vóór 1900 vrijwel alle bewaard gebleven diplomatische bronnen uit de periode tot respectievelijk 1500 en 12 13 14 15 Sprandel, Quellen zur Hanse-Geschichte, 95. Kolmer, ’Forschungsergebnisse und Forschungsziele’, 491. Ibidem, 492-500. Ostfriesisches Urkundenbuch; Oorkondenboek van Groningen en Drenthe. XI 1410 in enkele banden worden uitgegeven. Elders zou dat onmogelijk zijn geweest door de overvloed aan teksten. Voor Holland en Zeeland, Gelre en Zutphen en NoordBrabant, waar nog altijd wordt gewerkt aan de uitgave van de oorkonden tot circa 1300, is de hoeveelheid werk die gemoeid zou zijn met de complete ontsluiting van het materiaal uit de veertiende en vijftiende eeuw niet te overzien.16 Dat in Friesland zo weinig middeleeuws archiefmateriaal voorhanden is, zal ten dele een gevolg zijn van het ontbreken van een centraal bestuur. Een landsheerlijk hof met een kanselarij heeft zich bij voorbeeld nooit in de Friese landen kunnen vestigen. De middeleeuwse archieven van de talrijke kerken en kloosters in Friesland hebben op enkele armzalige resten na de troebelen van de Hervormingstijd niet overleefd, evenmin als de archieven van steden en grietenijen. Verder lieten de Utrechtse bisschop en de kapittels met aartsdiakonale rechten hun belangen in Friesland meestal door inheemse geestelijken waarnemen, zodat in hun eigen archieven slechts weinig sporen van bemoeienis met deze streken zijn terug te vinden. De consequentie van dit alles voor de in Friesland geïnteresseerde mediëvist is, dat hij zijn informatie moet putten uit alle mogelijke, vaak niet bepaald voor de hand liggende bronnen. Om het weinige dat er is ten volle te kunnen benutten, ook vanuit onverwachte invalshoeken, is hij dus het meest gebaat met integraal gepubliceerde teksten. Sinds de vroege negentiende eeuw is er op het terrein van bronnenedities al heel wat werk verzet, ook in Friesland. Verschillende leden van het Fries Genootschap - voornamelijk erudiete amateurs - hebben zich ingespannen om rechtsteksten, heiligenlevens, kronieken en administratieve en fiscale registers uit te geven. Tot het samenstellen van een kritisch oorkondenboek is het echter nooit gekomen. Men is steeds teruggeschrokken voor herziening en aanvulling van het achttiende-eeuwse Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland van Georg Frederik baron thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, dat naar het woord van Gosses ’evenzeer ontstemt door de geweldigheid van zijn formaat als door de stumperigheid van zijn inhoud’.17 Wel is er onder auspiciën van het Fries Genootschap in de jaren 1929-1941 een driedelige kritische editie verschenen van alle toen bekende Oudfriese oorkonden uit Westerlauwers Friesland, samengesteld door de filoloog P. Sipma.18 Dit werk werd in 1976 door O. Vries aangevuld met een vierde deel, waarin de stukken een plaats kregen die aan Sipma’s aandacht waren ontsnapt.19 Het doel van deze editie was echter niet zozeer het gerieven van historici, als wel het bieden van studiemateriaal voor onderzoek naar de Oudfriese taal. Niet ten onrechte kwalificeerde E.H. Waterbolk het werk van Sipma dan ook als een ’taal-punt uit een historische taart’.20 Historici blijven ondertussen uitzien naar een editie waarin tevens de Middelnederlandse en Latijnse oorkonden zijn opgenomen. Al vele malen is gewezen op de wenselijkheid van een dergelijke uitgave, die zou moeten reiken tot 1500 of nog later. 16 17 18 19 20 XII Over het probleem van het ontsluiten van de lawine aan laat-middeleeuwse bronnen, zie: Prevenier, ’Ontsluiting bronnen uit de middeleeuwen’. GPCV, 6 dln. (Leeuwarden 1768-1795). Zie over het tot stand komen van dit werk: Eekhoff, ’Geschiedenis uitgave Charterboek’. De kwalificatie van dit werk door I.H. Gosses vindt men in diens verhandeling over ’Friesche Jubileumlitteratuur’, 28. OFO, 3 dln. (’s-Gravenhage 1929-1941). OFO IV (’s-Gravenhage 1976). Waterbolk, ’De historische vormgeving’, 664. Zelfs zijn er in de jaren tachtig enkele notities ten behoeve van een uitgaveplan geschreven, maar verder dan de tekentafel is dat nooit gekomen.21 Gelet op de ervaringen met de bewerking van de oorkondenboeken van Holland en Zeeland, Gelre en Zutphen en Noord-Brabant, zou de uitvoering, rekening houdend met de eisen die de huidige, verfijnde editietechniek stelt, volgens een zeer globale schatting twintig manjaren vergen. Ook al wordt alom erkend dat het hier gaat om een belangrijk desideratum, aan geen van de instellingen die verantwoordelijkheid dragen voor het ontsluiten van bronnen voor de Friese geschiedenis, heeft men kans gezien voor een dergelijk project de nodige middelen vrij te maken. Gegeven deze stand van zaken lijkt het verstandig om uitgaveprojecten aan te vatten die niet al te groot van omvang zijn en daardoor beter te realiseren. Daarbij valt te denken aan edities die zijn beperkt tot één thema, één bronnengenre of één archieffonds. Door middel van dergelijke, zo mogelijk complementaire uitgaven zou geleidelijk het gat kunnen worden gedicht. Een initiatief tot zo’n project werd in 1969 genomen door M.G. Oosterhout van het Fries Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen. Met een groep studenten verzorgde hij de uitgave van 204 oorkonden uit het Groningse gemeentearchief met betrekking tot de verhoudingen tussen Groningen en Friesland in de vijftiende eeuw.22 Voortgaande in deze traditie heeft Oosterhouts opvolger aan dit instituut, O. Vries, ondertussen een verzameling aangelegd van Middelnederlandse oorkonden uit Westerlauwers Friesland uit de periode 1411-1500, met de bedoeling om deze tezijnertijd in druk te doen verschijnen. In deze context ontstond in 1986 bij de historische afdeling van de Fryske Akademy het plan tot uitgave van de Friese testamentaire oorkonden tot 1550, waarvan het resultaat thans voor u ligt. 3. Afbakening Deze editie bevat testamenten uit Friesland tot 1550. Het uiteindelijke aantal van 212 is het resultaat van de toepassing van de drie selectiecriteria die in dit ogenschijnlijk eenvoudige zinnetje worden genoemd. Deze criteria spreken echter geen van alle voor zich. In de hierna volgende paragrafen gaan we in op de vraag wat wij verstaan onder een testament, en verantwoorden wij de geografische en chronologische afbakening van deze uitgave. In paragraaf 3.4 lichten wij toe in welke archieven wij speurwerk hebben verricht en hoe compleet deze editie mag worden geacht. 21 22 Eekhoff sprak in ’Geschiedenis uitgave Charterboek’, 345 al de wens uit tot uitgave van een Nieuw charterboek van Friesland, ’hetwelk eenen arbeid zal voltooijen, welke ons vaderlijk gewest steeds tot groot nut, sieraad en eere zal verstrekken’. Vries maakt in het voorwoord van zijn OFO IV (vii-viii) melding van het plan Brouwer/Gerbenzon uit 1947 en van een voorstel van H.D. Meijering uit 1969. Verder deed H. Halbertsma in 1985 een soortgelijk voorstel aan de directie van de Fryske Akademy, waarop O. Vries op 22 april 1985 een reaktie gaf. Pax Groningana XIII 3.1. Juridische afbakening Juridisch is een testament te beschouwen als ’de eenzijdige, herroepelijke rechtshandeling waarmee iemand beschikkingen maakt waarvan de rechtsgevolgen voor derden pas intreden na diens overlijden’.23 Een tweede betekenis van het woord testament is: het schriftelijk stuk waarin iemand zijn laatste wil heeft vastgelegd of laten vastleggen. Om het onderscheid te verduidelijken wordt in het laatste geval wel gesproken van een ’testamentaire oorkonde’. Kortheidshalve wordt in dit boek de term testament gebruikt in de tweede zin: een document dat een uiterste wil behelst. Het onderscheid tussen beide betekenissen is niet alleen van terminologische aard maar heeft ook juridische implicaties. Het maken van een uiterste wil is een erfrechtelijke rechtshandeling, het opstellen van een schriftelijk stuk waarin deze uiterste wil wordt vastgelegd is een handeling van bewijsrechtelijke aard. Naar uit de hier gepubliceerde testamenten blijkt, hoefden deze beide rechtshandelingen chronologisch niet samen te vallen. Het kwam wel voor dat het op schrift stellen van een testament geruime tijd later plaats had of zelfs volledig achterwege bleef. Beoorkonding van de uiterste wil was in de Nederlanden gedurende de middeleeuwen namelijk niet vereist om toch te kunnen spreken van een rechtsgeldig testament. Wanneer iemand in het bijzijn van getuigen mondeling zijn uiterste wil maakte, was sprake van testeren op juridisch correcte wijze.24 Voor het leveren van bewijs aangaande de gemaakte beschikkingen was het oproepen en horen van de getuigen voldoende. Wel kan men daarnaast de behoefte hebben gehad een oorkonde op te maken. Na het overlijden van de getuigen kon dan door middel van een authentieke oorkonde, dat wil zeggen een oorkonde met volle bewijskracht, toch het bewijs van de eenmaal getroffen beschikkingen worden geleverd. Wat de totstandkoming van testamenten betreft, geeft deze editie een enorme variatie te zien. Sommige erflaters stelden zelf de oorkonde op die hun testament bevatte, anderen dicteerden deze of vervaardigden een concept dat zij lieten uitwerken door een notaris. Soms was de testateur echter in het geheel niet betrokken bij de beoorkonding van zijn uiterste wil. Zo kwam het wel voor dat hij al was overleden op het moment dat de testamentaire oorkonde werd opgemaakt. In dat geval diende de opsteller zich te baseren op aantekeningen die bij voorbeeld door de biechtvader aan het sterfbed waren gemaakt of moesten de getuigen hun geheugen aanspreken. Het was zelfs niet nodig dat daarbij de volledige mondeling gemaakte uiterste wil werd vastgelegd. Als een bevoordeelde een bewijsstuk voor een op grond van erfstelling of legaat verkregen recht wenste, kon worden volstaan met de beoorkonding van de daarop betrekking hebbende makingen. De keuze om alleen testamenten uit te geven, houdt in dat duidelijke en hanteerbare selectiecriteria moeten worden gehanteerd om dit type documenten te kunnen onderscheiden van andere. Deze regels kunnen worden afgeleid uit de eerder geciteerde juridische definitie van het testament. Er moet sprake zijn van een eenzijdige, herroepelijke rechtshandeling, waarvan de rechtsgevolgen voor derden pas intreden na het overlijden van de testateur. De toepassing van deze criteria is niet altijd eenvoudig. Op grond van de tekst is soms moeilijk vast te stellen of een beschikking 23 24 Cappon, De opkomst, 15-16. Cappon, De opkomst, 121-129. XIV al dan niet herroepelijk is. Zo kan een testamentaire bepaling die postuum op schrift werd gesteld, uiteraard niet meer worden herroepen. Bepalend is in dit geval echter niet het moment waarop de bewijsrechtelijke handeling van de beoorkonding werd verricht, maar het tijdstip waarop de erfrechtelijke handeling van het testeren plaatsvond. Tijdens zijn leven had de testateur nog altijd andere beschikkingen kunnen treffen. Een ander probleem doet zich voor bij een mutueel testament, waarin bij voorbeeld echtelieden wederzijds de langstlevende instellen tot erfgenaam. Deze rechtsfiguur draagt karaktertrekken van een contract tussen twee partijen dat niet eenzijdig kan worden herroepen. Ook het criterium dat de rechtsgevolgen pas na het overlijden van de erflater intreden, is niet probleemloos. Zo is uit de tekst soms moeilijk op te maken of de begiftigde meteen rechten verkrijgt op een object van de rechtshandeling (in welk geval het een schenking is), dan wel pas na het overlijden van de schenker. Slechts wanneer dit laatste uitdrukkelijk wordt vermeld, is sprake van een testament. Een ander probleem doet zich voor wanneer verschillende rechtshandelingen tegelijker worden beoorkond. Soms zijn behalve testamentaire bepalingen ook schenkingen die onmiddellijk rechtsgevolgen hebben voor de begiftigde in een oorkonde opgenomen. In dit geval wordt toch de volledige tekst uitgegeven, al was het maar ter illustratie van de grote variatie aan vormen waarin testamenten werden gegoten. Deze editie bevat niet alleen testamenten, maar ook codicillen. Het onderscheid tussen beide hangt ten nauwste samen met de rechtskring waarbinnen de uiterste wil is gemaakt. Het vroeg-middeleeuwse Friese recht kende het testament niet. Vanaf de twaalfde en dertiende eeuw werd dat Friese recht geïnfiltreerd met elementen van canoniek- of kerkrechtelijke en van Romeinsrechtelijke aard. De praktijk van het testeren is hier, zoals overal in West-Europa, in zwang geraakt door toedoen van de Kerk. Door een testament te maken kon iemand een deel van zijn nalatenschap, die anders volgens gewoonterechtelijke regels zou vererven aan de familie, een andere bestemming geven. Vooral de Kerk had er als potentieel bevoordeelde instelling belang bij dat deze mogelijkheid werd gecreëerd en dat de drempel om te kunnen testeren bovendien zo laag mogelijk was. Als vormvereiste van een testament gold dan ook slechts dat het werd gemaakt ten overstaan van ten minste twee getuigen. In de loop van de middeleeuwen veranderde de situatie onder invloed van de infiltratie van het Romeinse recht, dat veel strengere eisen aan de vorm stelde. Zo moesten ten minste zeven getuigen aanwezig zijn bij het maken van een testament en diende het een erfstelling te bevatten. Wel kende het Romeinse recht hiernaast het codicil, waarvoor slechts vijf getuigen nodig waren en waarin een erfstelling geen absoluut vereiste was. Dit alles betekent dat er uiterste wilsbeschikkingen konden worden gemaakt die in canoniekrechtelijk opzicht als volwaardig testament golden, maar naar Romeins recht zelfs niet de status van codicil bezaten. Welke gevolgen deze verschillende vormvereisten hadden voor de geldigheid, kan men slechts aan de weet komen door onderzoek naar de toenmalige rechtspraktijk. Aangezien het beslechten van geschillen over de uiterste wil in middeleeuws Friesland tot de competentie van de kerkelijke rechter behoorde, zal vóór de Hervorming de geldigheid van canoniekrechtelijke testamenten niet problematisch zijn geweest. Desalniettemin wordt in menige hier uitgegeven oorkonde bepaald dat zij mag gelden naar óf canoniek óf Romeins óf gewoonterecht, al naar gelang dat het meest wenselijk is voor de geldigheid en de uitvoering. Bovendien hebben talrijke testateurs een zogenaamde codicillaire clausule XV opgenomen, waarin wordt bepaald dat de desbetreffende oorkonde mag gelden als codicil of enigerlei andere vorm van laatste wilsbeschikking, ingeval de geldigheid als testament ter discussie wordt gesteld. Hoewel dergelijke clausules standaard waren en waarschijnlijk stamden uit formulierboeken, kan niet worden uitgesloten dat men omtrent deze zaken werkelijk in onzekerheid verkeerde. Mede daarom hebben wij geen uiterste wilsbeschikkingen buiten beschouwing gelaten op grond van mogelijke gebreken van erfrechtelijke of bewijsrechtelijke aard. 3.2. Geografische afbakening In deze editie zijn alle traceerbare uiterste wilsbeschikkingen opgenomen die werden gemaakt binnen de grenzen van de huidige provincie Friesland. Het gaat daarbij in de eerste plaats om testamenten van geboren en getogen Friezen. Verder hebben we in onze verzameling ook een plaats ingeruimd voor drie ’passanten’, mensen die tijdelijk in Friesland verbleven of hier waren komen wonen. Gregoris Bertolff, die zich Van Aken noemde, was een uit Brabant afkomstige jurist, als raadsheer verbonden aan het Hof van Friesland. Hij testeerde in 1527 in Leeuwarden, alwaar hij kort daarna overleed en werd begraven. Cornelis Alexanderzoon was afkomstig uit Bergen op Zoom en maakte in 1530 een testament op zijn sterfbed in het Leeuwardense Sint Anthonygasthuis. Mogelijk was hij een koopman, op doorreis in Friesland. Rippert Reynerzoon was van geboorte Amsterdammer, maar burger en inwoner van Leeuwarden toen hij in 1550 testeerde. In een enkel geval hebben wij de grenzen van het huidige Friesland mogelijk enigszins overschreden. Menno Ponnema gedenkt in zijn testament van 1436 behalve het Friese Gerkesklooster slechts parochiekerken in het Groninger Westerkwartier, namelijk die van Uterdosum (Doezum) en Urisgast (Lutkegast), zodat het aannemelijk is dat hij in die regio woonde. Duidelijk is echter dat hij geheel op Gerkesklooster georiënteerd was; alleen al daarom verdient zijn testament hier afgedrukt te worden. Omgekeerd hebben wij ook de ons bekende testamenten opgenomen van Friezen die buitenslands vertoefden. Herman Hopper, afkomstig uit Staveren, trouwde Lamme Huïnge, een vrouw uit de Groninger stadsadel, en testeerde in 1475 te Groningen. Kathryn Harinxma, weduwe van Juw Juwinga en hertrouwd met Tjaard Mockema, maakte in 1518 haar testament, eveneens in Groningen. De uit Bolsward afkomstige geleerde geestelijke Johannes Sextinus, vooral bekend door zijn correspondentie met Erasmus, maakte carrière in Engeland en testeerde in 1519 in Londen. Hendrik Nannezoon maakte in 1511 met zijn vrouw Kathryn Epesdochter een testament in Bolsward en in 1524 een codicil ten overstaan van een notaris in Amsterdam, waar hij inmiddels burger was geworden. Aparte vermelding verdienen de beide oudste documenten in deze verzameling, afkomstig uit Hamburg. Daar testeerde in 1376 een zekere Syborch, echtgenote van Heyno Vlogeling. Zij vermaakte aan haar broer Remmeke en haar zuster Hillegonde haar erfdeel in Friesland, en legateerde bovendien een en ander aan kerken en religieuzen in Leeuwarden en omgeving. Wij mogen er dus wel van uitgaan dat zij uit deze streek afkomstig was. Drie jaar eerder, in 1373, testeerde Conradus de Nendorpe, de eerste man van Syborch. Waarschijnlijk omwille van de materiële belangen en de relaties van zijn vrouw, bedacht hij een aantal Friese personen en instellingen. Ook zijn testament is opgenomen, al zijn wij ons ervan bewust hiermee de gestelde grenzen enigszins te hebben overschreden. De belangrijkste reden voor opname is de XVI aanwezigheid in onze collectie van de uiterste wil van zijn weduwe. Andere buiten Friesland gemaakte testamenten van niet-Friezen zijn niet opgenomen, ook niet als daarin wel legaten aan Friese instellingen of personen voorkomen.25 3.3. Chronologische afbakening Als einddatum van dit boek is 31 december 1550 gekozen, vooral om redenen van praktische aard. Liever zouden wij de editie hebben afgesloten met 1580, het jaar waarin de Hervorming in Friesland haar beslag kreeg. Deze omwenteling had immers ingrijpende gevolgen voor de praktijk van het testeren. Pastoors en andere geestelijken hadden hierin altijd een belangrijk rol vervuld. Als biechtvader of als brenger van de laatste sacramenten waren zij voor velen de aangewezen personen om de uiterste wil op te tekenen. Weliswaar namen ook vóór 1580 mensen wel een notaris, een gerechtelijke functionaris of een stads- of grietenijsecretaris in de arm voor het op schrift stellen van een testament, maar door het verdwijnen van de geestelijkheid viel toch een belangrijke groep potentiële beoorkonders weg. Men zou zelfs kunnen stellen dat het na de Hervorming moeilijker werd om op het sterfbed te testeren, omdat er niet meer vanzelfsprekend een persoon aanwezig was die een testament schriftelijk kon vastleggen, zoals voorheen de priester. Ook wat betreft de inhoud van de makingen vormt 1580 uiteraard een ingrijpende cesuur. De opheffing van de kloosters en de toewijzing van het merendeel der kerken aan de gereformeerden betekende dat een belangrijke categorie van te bevoordelen instellingen wegviel. Legaten aan kerken bleven wel mogelijk, maar de altaren en de daarop gevestigde (memorie)diensten waren verdwenen. Een keuze voor 1580 als einddatum zou evenwel grote praktische bezwaren hebben opgeleverd, omdat de verzameling dan nog eens de helft omvangrijker zou zijn geworden. Een editie van meer dan 300 testamenten bleek financieel niet haalbaar. Wat betreft de inhoud van de makingen zou 1520 wellicht een bruikbaar alternatief hebben gevormd, omdat omstreeks dat jaar een teruggang in pieuze beschikkingen lijkt in te zetten.26 Het corpus zou dan uit een kleine honderd oorkonden hebben bestaan. Omdat wij deze daling in het aantal makingen met religieuze bestemming zo veel mogelijk in de collectie tot uiting wilden laten komen, hebben wij besloten de gulden middenweg te bewandelen en de grens bij 1550 te leggen. Zo is het totaal aantal uitgegeven oorkonden op 212 gekomen, hetgeen nog juist een editie in één band mogelijk maakt. 25 26 Zo bij voorbeeld de testamenten van Rodher vam Koberge en Godeke van Brilo te Lübeck, die aan Sint Nicolaas in Vli (op Vlieland) een bedrag legateerden ([vóór 1288]; Von Brandt, Lübecker Bürgertestamente I, nr 3), heer Johannes Lambertuszoon, rector van het Sint Ceciliaconvent te Hoorn, die aan de zusterkloosters van Staveren en Leeuwarden elk een rijnsgulden naliet (1450 oktober 11; GA Hoorn, Oud Stadsarchief, inv. nr 3076) en van Johannes Simonszoon en Duyf Dirksdochter te Amsterdam, waarin Duyf aan een zekere Foyck, de zuidelijke kerk (waarschijnlijk Strijp) en de Sint Brandariskerk op Terschelling elk 30 stuivers legateerde (1496 mei 3; GA Amsterdam, Archief Weeskamer, Boedelpapieren lade 129). Mol, ’Friezen en het hiernamaals’, 56-58. XVII 3.4. Compleetheid Voor het verzamelen van de uit te geven oorkonden hebben wij alle archieven in Friesland doorzocht, waar wij op grond van archievenoverzichten en inventarissen relevant materiaal konden verwachten. Met enig vertrouwen menen wij dan ook te mogen stellen dat er binnen deze provincie weinig of geen originelen of afschriften van testamenten uit de periode vóór 1551 aan onze aandacht zijn ontsnapt. Enigszins anders ligt de situatie voor de archieven buiten Friesland. Voor het traceren van oorkonden die binnen onze afbakening zouden kunnen vallen, zijn wij in eerste instantie afgegaan op gepubliceerde bronnen en inventarissen. Daarnaast hebben wij zelf een groot aantal fondsen doorzocht die mogelijk relevante stukken bevatten. Tenslotte hebben wij talrijke inlichtingen ontvangen van de eerder genoemde O. Vries, uitgever van het vierde deel van de Oudfriese oorkonden, die beschikt over een uitgebreide documentatie ten aanzien van archieven buiten Friesland. Hoewel de mogelijkheid bestaat dat in bij voorbeeld familiearchieven en notarisprotocollen nog ’Friese’ testamenten berusten, achten wij de kans klein dat nieuwe vondsten een substantiële uitbreiding van het hier geboden bestand zouden kunnen betekenen. 4. Wijze van uitgeven 4.1. Keuze van het teksthandschrift Als van een testament het origineel bewaard gebleven is, wordt dit als basis voor de editie genomen. In dat geval worden eventuele afschriften niet in de vaststelling van de tekst betrokken. Is het origineel niet voorhanden, dan wordt in principe het afschrift gebruikt dat het meest direct teruggaat op het origineel. Dit hoeft niet de oudste kopie te zijn: een afschrift uit de achttiende eeuw dat rechtstreeks is vervaardigd naar het origineel, verdient in het algemeen de voorkeur boven een kopie uit de zeventiende eeuw die teruggaat op een zogenaamde copia copiae. Een situatie als hier geschetst doet zich overigens slechts hoogst zelden voor. Varianten uit andere versies dan het teksthandschrift worden slechts gesignaleerd als er een redelijke kans bestaat dat zij een betere lezing bevatten. Hiervan kan sprake zijn wanneer geen origineel, maar wel een aantal van elkaar onafhankelijke afschriften is overgeleverd. Varianten in kopieën die teruggaan op het teksthandschrift, worden verwaarloosd. Verder worden in het algemeen slechts die afwijkingen in de annotatie betrokken, die meer zijn dan spellingsvarianten. Ten aanzien van de spelling van eigennamen is deze regel echter soepel toegepast. Als localisatie van een toponiem of identificatie van een persoon problematisch is, kan elke variant in de schrijfwijze van belang zijn. Indien het teksthandschrift een afschrift is, wordt dit integraal uitgegeven, inclusief autorisatieverklaringen en andere opmerkingen van afschrijvers. Deze geven immers niet alleen inzicht in de tekstoverlevering, maar bevatten bovendien meestal gegevens over het origineel, die anders zouden moeten worden opgenomen in de aantekeningen. Afwijkende informatie over het origineel uit andere, van het teksthandschrift onafhankelijke afschriften, wordt echter wel gesignaleerd in de annotatie. XVIII 4.2. Weergave van de tekst De oorkonden zijn uitgegeven volgens de kritische methode, zoals die is beschreven in de Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden, behoudens de volgende afwijkingen en aanvullingen.27 - De dubbele i (ii of ij) wordt in Nederlandse en Friese teksten afgedrukt als y, in Latijnse als ii. - De w wordt in Friese teksten niet opgelost als uu waar hij staat voor de oe-klank, zoals in wr (over) of kwgang (koegang). - Waar oplossing van w als uu tot gevolg zou hebben dat er drie u’s na elkaar komen te staan, wordt de w opgelost als u. Dus wut wordt niet uuut maar uut. - Romeinse cijfers worden niet weergegeven in Arabische cijfers, maar in kapitaal. Alleen de bovengeschreven aanduidingen van honderd en duizend worden in superscript onderkast gedrukt. Zo bij voorbeeld IIIm en XIVc. - De dubbele f aan het begin van een zin of eigennaam wordt weergegeven als F. - Het gebruik van accenten en apostrofs wordt niet genormaliseerd. Waar deze tekens in het teksthandschrift staan, worden zij echter wel overgenomen. In de tekst worden de volgende bijzondere tekens gebruikt. [ ] Onleesbaar, bij voorbeeld door verbleking of beschadiging, maar met redelijke zekerheid te reconstrueren. Als het aantal ontbrekende letters bij benadering kan worden geschat, wordt een overeenkomstig aantal puntjes afgedrukt. Als het aantal in het geheel niet zeker is, worden drie asterisken [***] afgedrukt. Waar in slechts in druk overgeleverde teksten lacunes zijn aangeduid met puntjes, wordt hetzelfde aantal overgenomen. < > Voor goed begrip van de tekst ingelast door de uitgevers. <n.m.> Notarismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 2. <h.m.> Huismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 3. <ondertekend:> Aankondiging van handtekening(en). <m.a.h.:> Met andere hand. Aankondiging van wisseling van handschrift. 4.3. Presentatie van de tekst De testamenten zijn chronologisch geordend. Elke tekst wordt voorafgegaan door een volgnummer (linksboven) en de datering (rechtsboven). Wanneer de beoorkonding heeft plaatsgehad op meer dagen, zijn deze alle weergegeven. Zo is een aantal testamenten gemaakt by gesonden lyve, maar op het sterfbed aangevuld of bevestigd. Bij de oplossing van dateringen naar heiligedagen deden zich geen problemen voor met jaarstijlen. Overal waar controle mogelijk was, bleek men een winterstijl (kerststijl of nieuwjaarsdagstijl) te hebben gehanteerd.28 27 28 Richtlijnen, 11-13. De afwijkingen en aanvullingen in onze methode gaan meest terug op de uit 1954 daterende Regels. Zie de nrs 57, 82, 101, 106, 125, 150, 157, 182. XIX Als kopregest geven wij slechts de naam van de testateur. Een uitgebreidere weergave van de inhoud leek ons overbodig, aangezien dan steeds een formulering zou moeten worden gebezigd als: ’X maakt zijn testament’ of ’X beoorkondt het testament van Y’. Bovendien zou dan voor de volledigheid steeds moeten worden onderzocht of het stuk een testament dan wel een codicil is, hetgeen om eerder uiteengezette redenen haast ondoenlijk is. Door ’testament’ te vervangen door ’uiterste wil’ wordt dit probleem omzeild, maar ook dan is nauwelijks sprake van een wezenlijke toevoeging van informatie aan het kopregest. Dat de tekst een uiterste wil bevat, spreekt immers vanzelf in een editie van testamenten. Ook een alternatieve formulering als ’X vermaakt het een en ander aan Y’, leek ons minder gelukkig, daar deze nodeloze uitvoerigheid tot gevolg zou hebben. Na het kopregest volgt onmiddellijk de tekst van de oorkonde. Eerst daarna wordt de informatie geplaatst die in de meeste oorkondenboeken te vinden is in een zogenaamde kopnoot. Voor omkering van deze volgorde hebben wij gekozen om louter esthetische redenen. In dit onderdeel worden - voor zover van toepassing - de voorhanden zijnde gegevens geboden over originelen, voorstadia van originelen, afschriften en edities, waar nodig voorzien van een toelichting. Een origineel wordt aangeduid met een hoofdletter A. Indien het origineel ontbreekt, wordt uit afschriften of andere bronnen informatie overgenomen die van belang is voor kennis omtrent het oorspronkelijke stuk. Als er meer originelen bestaan, worden deze genummerd als A1 en A2. Steeds wordt vermeld: - vindplaats; - schrijfstof, indien anders dan papier (alleen als het stuk op perkament is geschreven wordt dit meegedeeld); - beschadigingen; - bezegeling (met verwijzing naar de zegelbeschrijvingen in bijlage 1); - dorsale notities, alleen voor zover ouder dan circa 1800; jongere aantekeningen worden slechts weergegeven indien zij informatie van bijzonder belang bevatten. Voorstadia van het origineel, alsmede afschriften worden aangeduid met de hoofdletters B en volgende. Zij zijn zoveel mogelijk chronologisch geordend. Voor afschriften gelden dezelfde criteria als voor dorsale notities: zij worden slechts gesignaleerd indien zij dateren van vóór circa 1800; latere kopieën zijn uitsluitend aangehaald als zij informatie bevatten die van belang is voor de vaststelling van de tekst. Waar mogelijk, is aangegeven welke Vorlage werd gebruikt, dus op welke versie van de tekst een afschrift teruggaat: op het origineel dan wel op een oudere kopie. Ook niet meer voorhanden afschriften worden betrokken in de weergave van de overleveringsgeschiedenis. Hierbij wordt steeds vermeld: - datering; indien deze ontbreekt, maar het afschrift is vervaardigd door iemand die bij de opstelling van het origineel was betrokken, wordt als datering ’gelijktijdig’ gegeven; - kopiïst; - Vorlage; - vindplaats; - schrijfstof, indien anders dan papier; - dorsale notities en andere aantekeningen, voor zover van belang voor de overleveringsgeschiedenis. Eerdere edities van een oorkonde worden aangeduid met onderkast-letters (a en volgende). Zij zijn chronologisch geordend en waar mogelijk is aangegeven naar welk XX versie van de tekst de druk is vervaardigd. In de toelichting kan men een verantwoording aantreffen van de datering of van de keuze van het teksthandschrift. 5. Toelichting op de bijlagen Met de bijlagen hebben wij twee doelen voor ogen gehad. Enerzijds wilden wij zo veel mogelijk informatie die in deze testamenten besloten ligt, doorgeven aan de gebruiker. Zo rekenden wij het tot onze taak om behalve de teksten ook beschrijvingen of afbeeldingen van de gebruikte validatiemiddelen te bieden. Verder hebben wij gemeend er goed aan te doen om de - onder meer ten behoeve van het register verzamelde genealogische informatie uit te werken tot aparte bijlagen. Zo wordt naar onze mening de toegankelijkheid van de afzonderlijke teksten en van de editie als geheel vergroot. Tenslotte hopen wij dat van deze bijlagen een stimulerende werking zal uitgaan voor verder historisch onderzoek naar laatmiddeleeuws Friesland. 5.1. Zegels De beschrijvingen zijn alfabetisch geordend op de namen van de zegeldragers en bestaan uit maximaal acht onderdelen. 1. Naam van de zegeldrager. Dit kan een persoon of een instelling zijn. Nietpersoonsgebonden zegels worden vermeld onder de naam van de instelling. Zo staat het zegel van Johannes, abt van Dokkum, onder de D van Dokkum, omdat het overging van de ene op de andere kloosteroverste en niet zijn naam bevat. Het zegel van Thadeus, abt van Klaarkamp, draagt daarentegen wel zijn naam, en wordt dus beschreven onder de T. Van één zegel (nr 72) is de status onduidelijk; het is met enig voorbehoud toegeschreven aan het kruisherenklooster te Sneek, waar de zegelaar prior was. De naam van de zegeldrager wordt gegeven zoals die in de tekst voorkomt; tussen haakjes wordt de naam gegeven die op het zegel staat. 2. Nummer van het zegel, nummer van het testament waaraan of waarop het zich bevindt, aanduiding van de plaats van het zegel. Alle zegels die het stuk ooit heeft gedragen, zijn genummerd van links naar rechts. Als bij voorbeeld aan een stuk oorspronkelijk twee zegels hingen, waarvan er één verloren is gegaan, kan men aan het nummer van het beschreven zegel zien waar dit zich bevindt: heeft het nummer 1, dan zit het links; heeft het nummer 2, dan zit het rechts. 3. Aankondiging van het zegel, waaruit doorgaans is af te lezen wie zegelt en in welke kwaliteit. Indien de zegelaar elders in de tekst vollediger wordt aangeduid, is ook die omschrijving geciteerd. 4. Ondertekening door de zegelaar. Hieruit is af te lezen hoe deze zichzelf presenteert. 5. Staat: kleur, vorm, afmetingen in millimeters (hoogte x breedte), materiële staat. Als het zegel gaaf is, wordt dit niet expliciet vermeld. Om de mate van beschadiging aan te geven hanteren wij de termen: beschadigd, zwaar beschadigd, fragment. 6. Randschrift. Voor de weergave van het randschrift zijn de volgende tekens gebruikt: A _ onduidelijke letter, waarschijnlijk een A _ onleesbare letter ( ) oplossing van een afkorting [ ] aanvulling naar een ander exemplaar van hetzelfde zegel < > aanvulling die niet te bewijzen maar wel waarschijnlijk is. XXI Bij beschadigde randschriften zijn de omvang van de lacunes en de exacte plaats van de wel leesbare passages niet nader aangeduid. 7. Voorstelling. De aanduidingen ’rechts’ en ’links’ zijn gehanteerd in heraldische zin; ’rechts’ betekent dus: ’voor de toeschouwer links’. 8. Commentaar. Hier wordt onder meer verwezen naar andere exemplaren van hetzelfde zegel, die zijn gebruikt voor de completering van de beschrijving. Verder wordt gewezen op overeenkomsten tussen beschreven zegels. 5.2. Notarismerken Een testament dat werd opgemaakt door een notaris, werd door hem gewoonlijk gewaarmerkt met zijn signum, hoewel het ook wel voorkwam dat hij tevens zegelde (zie bij voorbeeld nr 37). In deze bijlage zijn de signa afgebeeld die voorkomen op de door ons gebruikte stukken van vóór 1551. Wij hebben ons hierbij ruimhartig opgesteld: niet alleen de in Friesland zeer schaarse ’klassieke’ merken zijn opgenomen, maar ook enkele door notarissen gezette uitgewerkte handtekeningen die vermoedelijk nooit als signum zijn geregistreerd. 5.3. Huismerken Met de naam ’huismerk’ wordt een teken aangeduid dat een getuige gebruikte als waarmerk in plaats van een handtekening. Ook op diverse zegels komen dergelijke tekens voor, meestal op een wapenschild. Omdat huismerken zich niet gemakkelijk laten beschrijven, zijn zij in deze bijlage nagetekend. 5.4. Alfabetische lijst van testateurs Deze editie is chronologisch geordend. Wie op zoek is naar een testament waarvan hij niet de datum kent, maar wel de testateur, kan via het register zoeken. Daarin wordt echter verwezen naar alle plaatsen waar iemand voorkomt, ongeacht of dat is als testateur, getuige, legataris etcetera. Om het zoeken naar het testament van een bepaalde persoon te vergemakkelijken is deze bijlage vervaardigd, als een soort alternatieve inhoudsopgave. Hierin is bovendien in één oogopslag te zien of van een testateur wellicht meer dan één uiterste wilsbeschikking is opgenomen. Er wordt anders dan in het register niet verwezen naar pagina’s, maar naar de nummers van de testamenten. De ordening is alfabetisch op voornaam. Van de paren die testeerden, is onder de voornaam van beide personen een verwijzing geplaats. 5.5. Familierelaties van de testateurs Testamenten bevatten een grote hoeveelheid persoonsgegevens. Deze zijn echter lang niet altijd eenvoudig te interpreteren. Familieverbanden worden vaak niet expliciet verwoord, zodat slechts door moeizaam genealogisch onderzoek is te achterhalen in welke relatie iemand tot de testateur of tot anderen heeft gestaan. Bij de vervaardiging van deze editie werd veel in dit opzicht relevante informatie verworven, vooral ten behoeve van de samenstelling van het register. Verwijzingen naar een persoon die meermalen voorkomt, kunnen immers onder één lemma worden gebracht, mits voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat het inderdaad steeds om dezelfde gaat. XXII Het onderzoek dat moest worden verricht ter identificatie van personen, leverde zoveel genealogisch interessante informatie op dat wij besloten niet te volstaan met verwerking hiervan in een register, maar ook een aparte bijlage te wijden aan de familierelaties van de testateurs. Uiteraard kon in dit bestek geen uitputtend genealogisch onderzoek worden verricht. Wij moesten ons beperken tot raadpleging van uitgegeven bronnen en konden slechts de belangrijkste literatuur doornemen. Aangezien een groot aantal testateurs behoorde tot de adel, ligt gebruik van het Stamboek van den Frieschen adel voor de hand. Dit negentiende-eeuwse naslagwerk voldoet echter lang niet altijd. Het is een compilatie van een aantal bronnen, die op vaak oncontroleerbare wijze met elkaar worden verweven. Vooral de pogingen van de samenstellers om informatie uit de twee belangrijkste oude genealogische handschriften, die van Upke van Burmania (?-1615) en Josias Rispens (1634-1690), met elkaar en met andere, vaak slechtere bronnen te verzoenen, leidden tot wonderlijke constructies en gissingen.29 Om te voorkomen dat informatie als het ware gaat rondzingen, is in deze bijlage in eerste instantie slechts gebruik gemaakt van het Burmaniaboek. Dit is niet alleen het oudste, maar dankzij de kritische werkwijze van zijn auteur ook het meest betrouwbare handschrift.30 Het werk van Rispens voegt aan de genealogieën van adellijke geslachten weinig van belang toe, maar bevat soms wel interessante informatie over eigenerfde families.31 Naar het Stamboek wordt slechts verwezen voor families en personen die niet in het werk van Upke van Burmania voorkomen, zoals bij voorbeeld de Auckema’s. Bovendien signaleren wij zo nodig waar de gegevens uit de testamenten in strijd zijn met de genealogieën in het Stamboek of het Burmaniaboek. Per testament zijn alle gegevens over familierelaties en woonplaats van de testateur beknopt weergegeven. Een plus-teken (+) staat voor ’overleden’, een maal-teken (x) voor ’gehuwd met’. Als wel duidelijk is dat iemand getrouwd was, maar de naam niet wordt vermeld, wordt dit weergegeven als ’x N.N.’. Informatie uit andere bronnen en uit secundaire literatuur wordt verwerkt in de rubriek ’commentaar’. Hierin zijn waar mogelijk de ouders en de partner(s) van de testateur vermeld, en wordt verwezen naar de nummers van de testamenten van naaste familieleden (ouders, kinderen, partners, broers en zusters). 5.6. Familierelaties tussen testateurs Wie in deze uitgave wat heen en weer bladert of het register bekijkt, zal bemerken dat er heel wat verwantschapslijnen tussen testateurs moeten lopen. In bijlage 5 zijn veel 29 30 31 Josias Rispens was de auteur van het ten onrechte aan Sybolt van Adelen van Cronenburch toegeschreven handschrift RAF, Collectie Fries Genootschap, inv. nr 968, zoals werd aangetoond door Noomen, ’Buwaldaburen’, 34-35. Het zogenaamde Burmaniaboek berust in RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1323b. Hierover: Noomen, ’St. Magnus’, 9-11. De genealogieën van adellijke geslachten bevinden zich op f. 30v- 64r: ’Frisicae nobilitatis genealogia’; de titel van dit onderdeel wordt vermeld op f. 65r. P.N. Noomen en G. Verhoeven bereiden een editie van het Burmaniaboek voor, die in afleveringen zal verschijnen in het Genealogysk jierboek. Zie bij voorbeeld nr 158. XXIII van deze verbanden reeds gelegd. Om een en ander wat aanschouwelijker te maken, zijn in bijlage 6 in enkele schema’s de relaties weergegeven binnen en tussen families waaruit een relatief groot aantal testamenten is overgeleverd. 6. Toelichting op het glossarium In deze uitgave bevinden zich stukken in vier talen, in volgorde van frequentie: Nederlands, Fries, Latijn en Duits.32 Bij het opstellen van het glossarium hebben wij niet voor elke taal een aparte woordenlijst gemaakt. Uitgangspunt bij de keuze voor het opnemen van woorden en uitdrukkingen waren eigen ervaringen. Waar het onszelf lastig viel de betekenis van een woord of een passage te doorgronden en te achterhalen, hebben wij een lemma aan die plaats gewijd in het glossarium. In de praktijk komt het er op neer dat men hierin slechts die woorden en uitdrukkingen zal vinden, die niet gemakkelijk zijn te vinden in de woordenboeken voor elk van de genoemde talen. Niet zelden is dit het gevolg van een eigenaardige schrijfwijze, of van corrupte overlevering van de tekst. Vooral in het laatste geval kunnen wij soms niet meer doen dan een gissing omtrent de betekenis wagen; soms tasten wij geheel in het duister. Verder hebben wij enkele woorden opgenomen die een bijzondere betekenis hebben in een Friese context, zoals leen of vicaris. De keuze voor al dan niet opnemen is en blijft natuurlijk arbitrair. Anderen zouden zeker andere keuzes hebben gemaakt, maar wij hopen de gebruiker toch een handzaam hulpmiddel te hebben geboden. Evenals voor bijlage 5 geldt voor het glossarium dat wij geenszins uitputtend zijn geweest bij het doen van onderzoek. Ons doel was niet om een begin te maken met bij voorbeeld een Oudfries woordenboek, maar slechts het verhelderen van een aantal duistere passages. 7. Toelichting op het register Het register bevat alle persoons- en plaatsnamen die voorkomen in de testamenten; de inleiding en de bijlagen zijn er dus niet in verwerkt. Met het oog op het gebruiksgemak zijn personen niet alleen op hun voornaam en familie- of bijnaam geïndiceerd, maar ook op patroniem of metroniem, functie of ambt, en plaats van herkomst. Dat houdt in dat dezelfde persoon vele malen in de index kan opduiken. Zo vindt men bij voorbeeld meester Pieter Rieuwerts van Dokkum, notaris en advocaat aan het Hof van Friesland, behalve onder zijn voornaam ook onder meester, onder Rieuwert, onder Dokkum, onder notaris en onder Hof van Friesland. Wanneer een instelling bekend is waaraan de persoon verbonden was, zijn de functie- of ambtsgegevens steeds daaronder gerangschikt. Burgemeesters, oldermannen, stads- of deelssecretarissen treft men daarom aan onder hun stad of grietenij, geestelijken en religieuzen onder hun parochiekerk of klooster, etcetera. Onder heer (priester) zijn alleen de priesters opgenomen van wie niet bekend is tot welk godshuis ze behoorden. Met uitzondering van de plattelandskloosters, die onder hun meest bekende eigennaam geplaatst zijn, 32 Over de verhouding Fries-Nederlands in de testamenten, mede in vergelijking met andere privé-oorkonden: Vries, Naar ploeg en koestal, 56-61, 108-109 en 168-170. XXIV vindt men de instellingen (stadskloosters, parochiekerken, gast- en weeshuizen, rechterlijke instellingen e.d.) steeds onder de plaats waar ze gevestigd waren. De geslachtsnamen zijn zoveel mogelijk geïndiceerd naar de meest gebruikte vorm. In de meeste gevallen gaat het daarbij om namen van adellijke families. De andere vormen en spellingsvarianten zijn eveneens in alfabetische volgorde opgenomen, maar dan alleen met een verwijzing naar de gekozen hoofdvorm. Bij de normalisatie van de voornamen is afgezien van een taalkundig te verantwoorden standaardisatie, omdat het binnen de ons toegemeten tijd niet mogelijk bleek zulks voor het Oudfriese namenbestand met zijn buitengewoon grote variatie te realiseren. Men bedenke dat alleen al van thans nog gangbare Friese mansnamen als Lieuwe en Sjoerd niet minder dan respectievelijk 22 en 28 vormen en spellingsvarianten in onze teksten overgeleverd zijn - zij zijn hier gegroepeerd onder Lyuwe en Syurd. M. Oosterhout heeft destijds voor de uitgave van de Snitser Recesboeken wel zo’n systeem ontwikkeld, maar dat kwam ons door zijn archaïserende opzet bij nader inzien toch als minder geschikt voor. Wij hebben de voornamen daarom eenvoudig geïndiceerd onder de meest voorkomende vorm of spellingsvariant. Dat kan betekenen dat de plaatsing soms wel eens inconsequent lijkt te zijn uitgevallen (bij voorbeeld Siburg naast Sybrant), maar omdat alle varianten in alfabetische volgorde zijn opgenomen onder verwijzing naar de gekozen hoofdvorm, zal dit voor de gebruiker geen problemen opleveren. Als de verwijzingen meteen boven of onder de bedoelde plaats- en persoonsnamen uitkwamen, zijn zij overigens omwille van de overzichtelijkheid achterwege gelaten. Buurtnamen, waternamen, straatnamen en andere microtoponiemen zijn zowel onder hun eigennaam geplaatst als onder de naam van het dorp of de stad binnen welks gebied ze gelocaliseerd kunnen worden. De dorpen en steden vindt men onder hun huidige Nederlandse naamsvormen, ook weer met verwijzingen bij de diverse spellingsvarianten (bij Leeuwarden zelfs 38!). Per persoonsnaam is steeds een onderverdeling aangehouden. Direct na de naam wordt eerst verwezen naar de pagina’s waar personen met deze naam voorkomen zonder familienaam, patroniem, toe- of bijnaam of andere verduidelijkende bepaling. Dan volgen de personen van wie alleen een functie of familierelatie kan worden gegeven (bij voorbeeld priester, of tante van -). Vervolgens komen de personen met een familienaam, patroniem of metroniem, toenaam of beroep aan bod. De laatste rubriek bevat persoonsnamen in patroniem- of metroniemsamenstellingen (bij voorbeeld onder Claes: -, Tyaerd Claes z.). Ook voor de plaatsen zijn de gegevens nader gerubriceerd, wanneer het althans steden en dorpen met veel namen betreft. Eerst worden de namen met betrekking tot het wereldlijk bestuur (burgemeesters, oldermannen, enz.) vermeld. Daarop volgen de parochiekerken, kloosters en charitatieve instellingen met hun diverse instituties, patrocinia en geestelijken en andere personen. Dan komen de leken die zich naar de plaats genoemd hebben, waarna de rij sluit met de te localiseren toponiemen. Voor steden is geen onderscheid gemaakt naar de ligging binnen of buiten de stadsgracht. Wij zijn ons ervan bewust dat het register ondanks alle inspanningen toch nog wensen onvervuld zal laten. Wie er onvoldoende mee uit de voeten kan omdat hij of zij de testamenten op een buitengewoon uitgebreide of bijzondere wijze wil ondervragen, kan altijd bij de Fryske Akademy terecht. De teksten zijn daar in computerbestanden opgeslagen en kunnen er dus ook langs geautomatiseerde weg geanalyseerd worden. XXV Afkortingen en bijzondere tekens ARA BB EHD FPU GA GPCV OFO OSA PKAF RAF RvdA SFA UvB Algemeen Rijksarchief, ’s-Gravenhage Beneficiaalboeken van Friesland Ernestus Harinxma a Donia, ’Een kerck-calender ofte dootboeck ...’ (1613); RAF, Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten, inv. nr 443 Friesische Papsturkunden aus dem vatikanischen Archive zu Rom Gemeentearchief Groot Placaat en Charterboek van Vriesland Oudfries(ch)e oorkonden Oorkonden der geschiedenis van het Sint Anthonij-Gasthuis Leeuwarden uit de 15e en 16e eeuw Prekadastrale Atlas fan Fryslân Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden Register van den Aanbreng van 1511 en verdere stukken tot de floreenbelasting betrekkelijk M. de Haan Hettema en A. van Halmael jr., Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren adel Upke van Burmania, ’Frisicae nobilitatis genealogia’; f. 30v-64r van het zogenaamde Burmaniaboek, RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1323b Bijzondere tekens in de tekst [ ] Onleesbaar, bij voorbeeld door verbleking of beschadiging, maar met redelijke zekerheid te reconstrueren. Als het aantal ontbrekende letters bij benadering kan worden geschat, wordt een overeenkomstig aantal puntjes afgedrukt. Als het aantal in het geheel niet zeker is, worden drie asterisken [***] afgedrukt. < > Voor goed begrip van de tekst ingelast door de uitgevers. <n.m.> Notarismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 2. <h.m.> Huismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 3. <ondertekend:> Aankondiging van handtekening(en). <m.a.h.:> Met andere hand. Aankondiging van wisseling van handschrift. Bijzondere tekens in bijlage 1 A _ _ ( ) [ ] < > XXVI onduidelijke letter, waarschijnlijk een A onleesbare letter oplossing van een afkorting aanvulling naar een ander exemplaar van hetzelfde zegel aanvulling die niet te bewijzen maar wel waarschijnlijk is. Geraadpleegde archieven (Achter elk archieffonds staan tussen haakjes de nummers van de testamenten waarvoor stukken uit dit fonds geraadpleegd zijn). Algemeen Rijksarchief, ’s-Gravenhage - Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief (11, 12, 37, 49, 50, 57) Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden - Archief Staten van Friesland 1578-1795 (41) - Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918 (15, 38, 41, 75) - Archief Hof van Friesland (12, 50, 98, 121, 129, 137, 138, 145, 171) - Archief Nedergerecht Barradeel (122, 184) - Archief Nedergerecht Bolsward (201) - Archief Nedergerecht Franeker (155) - Archief Nedergerecht Gaasterland (181) - Archief Nedergerecht Sloten (143, 160, 166, 196) - Archief Klooster Aalsum (20, 31, 32, 35, 59, 60, 70, 73, 91, 94, 170, 174, 187) - Archief Klooster Anjum (22) - Archief Klooster Engwerd (93) - Archief Klooster Fiswerd (23) - Archief Klooster Gerkesklooster (8, 27, 64, 87) - Archief Klooster Haskerconvent (26, 31, 56) - Archief Klooster Hospitaal (28) - Archief Klooster Klaarkamp (6, 59, 70) - Archief Klooster Oegeklooster (79) - Archief Klooster Veenklooster (107) - Archief Hervormde Gemeente Dronrijp (81) - Archief Dekema-, Cuyck- en Foeyts-Veencompagnie (120) - Archief Familie Van Beyma thoe Kingma (151) - Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga (14, 34, 17, 48, 57, 171) - Archief Familie Buygers (50) - Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen (9, 30, 42, 58, 63, 80, 81, 86, 90, 104, 116, 117, 119, 124, 126, 127, 137, 159, 163, 165, 202, 211) - Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten (91, 176) - Archief Familie Sixma van Heemstra (52) - Archief Familie Van Sminia (7, 12, 25, 58, 69, 81, 82, 98, 105, 110, 114, 121, 137, 138, 153, 162, 185, 186, 198, 203) - Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (12, 29, 50, 57, 59, 65, 92, 98, 103, 167, 169, 188, 210) - Archief Huis Liauckamastate (36, 40, 65, 74, 81, 138, 145, 147, 180, 194) - Archief Huis Tjaardastate (44, 98, 123, 129, 138, 142, 146, 157, 171, 175, 186, 191, 193, 194, 206, 207) - Collectie Aanwinsten (81, 138, 183) - Collectie Copieën elders (43, 199) - Collectie Fries Genootschap (164) - Collectie Gabbema (98) - Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland (21, 39, 41, 62, 63, 65, 71, 129, 165, 171, 177, 209) XXVII - Collectie Murray Bakker (19, 24, 63, 93, 101, 149, 161) - Collectie Varia Staten (99) Gemeentearchief Bolsward - Oud Stadsarchief (15, 38, 106, 173) - Archieven Armvoogdij (106, 112) - Archieven Bolswarder lenen (15, 84) - Archief Weeshuis (55, 66, 204, 205) Gemeentearchief Franeker - Archief Gerecht (106) - Archief Huis Sjaardastate (HAS) (77) Gemeentearchief Leeuwarden - Oud Stadsarchief, inv. Singels (45, 53, 59, 115) - Oud Stadsarchief, L-nummers (78, 89, 108, 121, 137) - Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) (111, 145, 148, 154) - Archief Olde Burger Weeshuis (137, 178, 200, 208) - Archief Ritske Boelema Gasthuis (130, 131, 132, 133, 139, 141, 150, 152, 172, 182, 190, 212) - Archief Sint Anthony Gasthuis (20, 61, 70, 72, 113, 125, 134, 135, 136, 140) - Archief Bestuurders Sint-Jobsleen (134, 136, 156) - Archief Burgemeester en Wethouders als provisoren Sint-Christophorileen (41) - Archief Hervormde Gemeente Huizum (16, 67, 88) - Archief Familie Battaerd (145, 148, 154) - Archief Familie Van Burmania (164, 179) - Archief Familie Van Camminga (57, 129, 189) - Archief Familie Van Martena (144, 168, 177, 195) - Collectie Families en personen (116) Gemeentearcheif Nijefurd te Workum - Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600 (76, 83, 85, 97, 100, 109) - Archief Beneficiën Workum (96) - Archief Klooster Mariënacker Workum (46, 68, 96) Gemeenteachief Sneek - Oud Stadsarchief (102) Gemeentearchief Wymbritseradeel te IJlst - Archief Sint Geertruidsleen Abbega (75) Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum - Archief Huis Epemastate (77, 118, 128, 145) Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden - Collectie Handschriften (5, 47, 151, 158, 192) XXVIII Rijksarchief in Groningen, Groningen - Archief Huis Lulema (145) - Register Feith (53, 59, 70) Gemeentearchief Groningen - Oud Stadsarchief (33) Familiearchief Sirtema van Grovestins te Bloemendaal (190) Staatsarchiv Dresden, Geheime Rat (43) Staatsarchiv Hamburg, Senat (1, 2) Londen, Public Record Office, PROB (95) XXIX Gedrukte bronnen en literatuur Abma, G., De vier Bolswarder lenen (Bolsward 1979). Allan, F., Het eiland Ameland en zijne bewoners (Amsterdam 1857). Analecta of enige oude ongedrukte schriften van diversen inhoud, tot Friesland alleen specterende, [E.M. van Burmania ed.] (Leeuwarden 1750) Angenendt, A., ’Missa specialis. Zugleich ein Beitrag zur Entstehung der Privatmessen’, Frühmittelalterliche Studien 17 (1983) 153-221. Angenendt, A., ’Theologie und Liturgie der mittelalterlichen Toten-Memoria’, in: K. Schmid en J. Wollasch ed., Memoria. Der geschichtliche Zeugniswert des liturgischen Gedenkens im Mittelalter, Münstersche Mittelalter-Schriften 48 (München 1984) 79-199. Angenendt, A., ’Religiosität und Theologie. Ein spannungsreiches Verhältnis im Mittelalter’, Archiv für Liturgiewissenschaft 20/21 (1978/1979) 28-55. Apeldoorn, L.J. van, ’Het Romeinsche recht in Friesland’, Mededelingen van de Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Afdeling Letterkunde, Nieuwe reeks 3 (1940) 379-436. Baur, Paul, Testament und Bürgerschaft. Alltagsleben und Sachkultur im spätmittelalterlichen Konstanz, Konstanzer Geschichts- und Rechtsquellen, Neue Folge der Konstanzer Stadtrechtquellen 31 (Sigmaringen 1989). Bavel, H. van, Inventaris van 100 Bossche testamenten, 1353-1698 (’s-Hertogenbosch 1976). Beelaerts van Blokland, M.A., ’Van Aylva’, De Nederlandsche Leeuw 106 (1989) kol. 14-66. Beelaerts van Blokland, M.A., ’Burmania’, De Nederlandsche Leeuw 107 (1990) kol. 419-442. Beelaerts van Blokland, M.A., ’Nogmaals Aebinga van Humalda’, De Nederlandsche Leeuw 106 (1989) kol. 5-13. Beneficiaalboeken van Friesland, J. van Leeuwen ed. (Leeuwarden 1850). Berns, J.L., Verslag aangaande een onderzoek naar archiefstukken, belangrijk voor de geschiedenis van Friesland, uit het tijdperk der Saksische hertogen (’sGravenhage 1891). Boeles, W.B.S., De geestelijke goederen in de provincie Groningen van de vroegste tijden tot op heden. Een geschiedkundig onderzoek (Groningen 1860). Boer, T.J. de, ’Oorkonden uit het familie-archief Van Sminia (1450-1535)’ De Vrije Fries 19 (1900) 295-316. Bolt, H., Geschiedenis van het Sint-Geertruidsleen te Abbega 1508-1933 (z.p. z.j.). Boltjes, Joh. [Testament van Auck Petersdochter] (z.t., z.j.[18de eeuw]) Boockmann, H., Leben und Sterben in einer spätmittelalterlichen Stadt. Ueber ein Göttinger Testament des 15. Jahrhunderts (Göttingen 1984) Borssum Waalkes, G.H. van, De kerkelijke toestand van het dorp Huizum voor de hervorming, aangewezen meestal uit onuitgegevene stukken (Leeuwarden 1875). Brandt, A. von, Regesten der Lübecker Bürgertestamente des Mittelalters I: 12781350; II: 1351-1363 (Lübeck 1964/1973). Brandt, A. von, Mittelalterliche Bürgertestamente. Neuerschlossene Quellen zur Geschichte der materielen und geistigen Kultur (Heidelberg 1973). Brouwers, Y, e.a., Andringa. Geschiedenis van de verschillende families Andringa van 1450 tot heden (z.p. 1983). XXX Buijtenen, M.P. van, ’Kloosters onder Workum. Grauwe zusters en Karthuizers’, De Vrije Fries 36 (1941) 131-148. Buitenrust Hettema, F., Bloemlezing uit Oudfriesche geschriften (Leiden 1890). Bullarium Ordinis Fratrum Minorum, E.T. Ripoll en A. Bremond ed., 8 dln (Rome 1729-1740). Bunskoeke, D., Inventaris van de archieven van de Stichting Het Weeshuis te Bolsward 1553 (1453) - 1952 (1961) (Bolsward 1990). Buttinga, C., [zonder titel] (z.p. 1642). Cappon, C.M., ’Een uitspraak van Frederik Barbarossa in een geschil inzake het testament van een geestelijke’, in: C.M. Cappon e.a. ed., Ad fontes. Opstellen aangeboden aan prof.dr. C. van de Kieft (Amsterdam 1984) 187-202. Cappon, C.M., De opkomst van het testament in het Sticht Utrecht. Een studie op grond van Utrechtse rechtsbronnen van het begin van de achtste tot het midden van de veertiende eeuw (Deventer 1992). Chiffoleau, J., La comptabilité de l’au delà. Les hommes, la mort et la religion dans la région d’Avignon à la fin du moyen âge (vers 1320 - vers 1480) (Rome 1980). Courtemanche, Danielle, ’Les testament parisiens sous Charles VI: des écrits sur soi au service de la mémoire collective’, Le Moyen Age 97 (1991) 367-387. Dolk, W., ’Decretale verkopingen van kerkelijke goederen in de 16e eeuw’, It Beaken 27 (1965) 124-147. Dolezalek, G.R., ’De kerkelijke notaris in de middeleeuwen’, in: Gepasseerd. De rol en positie van notarissen in het verleden (Nijmegen 1987) 3-16. Eekhoff, W., Beknopte geschiedenis van het voormalige Sint Anna-leen in de kerk van Oldehove te Leeuwarden (Leeuwarden 1860). Eekhoff, W., ’Geschiedenis van de zamenstelling en uitgave van het Groot Plakkaat en Charterboek van Friesland’, De Vrije Fries 7 (1856) 324-361. Eekhoff, W., Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden van den vroegsten tijd tot den jare 1846, 2 dln (Leeuwarden 1846, fotomech. herdruk Leeuwarden 1846). Feenstra, J.Y., ’Het geslacht Jelgerhuis’, Jierboekje fan it Genealogysk Wurkforbân 1954, 10-31. Fischer, H.F.W.D., ’De voorgeschiedenis van het testament in Nederland’, in: E.M. Meijers en J. Eggens, Het testament, een bundel monografieën uitgegeven ter gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de broederschap der candidaaatnotarissen (Arnhem 1951) 23-37. Friese brieven uit de vijftiende en zestiende eeuw. Uitgegeven door studiegroepen aan de rijksuniversiteiten te Groningen en Utrecht onder leiding van dr. P. Gerbenzon (Groningen 1967). Friesische Papsturkunden aus dem vatikanischen Archive zu Rom, H. Reimers ed. (Leeuwarden 1908). Genealogia Ayttana, in: Vita Viglii ab Aytta Zuichemi, ab ipso Viglio scripta sive dictata quod in praefatione explicuimus, C.P. Hoynck van Papendrecht ed., Analecta Belgica tomus I, pars I (’s-Gravenhage 1743) 255-277. Gerbenzon, P., Friese rechtstaal en vreemd recht. Inaugurele rede Utrecht (Groningen 1958). Gerbenzon, P., ’Het testament van Gerryt van Berltium, 13 februari 1480. Een poging tot reconstructie van de inhoud der stichtingsacte van het Sint Christophorileen tot Oldehove te Leeuwarden’, Us Wurk 33 (1984) 51-74. Gibson, J.S.W., Wills and where to find them (Chichester 1974). XXXI Gosses I.H., ’Friesche Jubileumlitteratuur’, Tijdschrift voor Geschiedenis 44 (1929) 14-39. Goff, Jacques le, La naissance du Purgatoire (Parijs 1981). Grafschriften en andere genealogische en heraldieke merkwaardigheden in en om de kerken tussen Flie en Lauwers, I. Achtkarspelen, A.L. Heerma van Voss ed., II. Het Bildt, H. Sannes ed., III. Leeuwarden, Galileeërkerk, H.M. Mensonides ed., IV. Menaldumadeel, D.J. van der Meer ed., V. Vlieland, D. Vermeulen ed. (Leeuwarden 1950-1969). Groot Placaat en Charterboek van Vriesland, 6 dln, G.G. thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg ed. (Leeuwarden 1768-1795). Haan Hettema, M. de, ’Het eiland Ameland’, Nieuw Friesche Volksalmanak 1855, 2787. Haan Hettema, M. de, en A. van Halmael jr., Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren adel, 2 dln (Leeuwarden 1846). Hallema, A., Vier eeuwen weeshuisgeschiedenis Bolsward, 1553-1953 (Bolsward 1953). Hamburger Testamente, 1351 bis 1400, Veröffentlichungen aus dem Staatsarchiv der freien und Hansestadt Hamburg XI, Hans-Dieter Loose ed. (Hamburg 1970) Heemstra, M.J. van, Old Burger Weeshuis (Leeuwarden 1959). Heerma van Voss, A.L., ’De opgezette grafzerken in de Martinikerk te Franeker’, De Vrije Fries 40 (1950) 19-34. Hempenius, A.L., ’Wilco van Holdinga en zijn drie testamenten’, Genealogysk Jierboek 1975, 102-125. Huber, Ulrici Huberi vindiciae Amelandicae primae et alterae, cum aliorum opusulis eiusdem argumenti (z.p., z.j.), Provinciale Bibliotheek Leeuwarden 3507a G. Inthiema, Hero ab, Disquisitio juridica, ortu suo producta,... (Leeuwarden 1619). Jordan, W.K., Philantropy in England, 1480-1660 (Londen 1959). Kaps, J., Das Testamentsrecht der Weltgeistlichen und Ordenspersonen in Rechtsgeschichte, Kirchenrecht und bürgerlichem Recht Deutschlands, Oesterreichs und der Schweiz (Buchenhain v. M. 1958) Kater, B.W., ’Het testament van Watse Bockes Haringsma’, Ons Noorden, bijblad Frisia Catholica 1990, januari 17 en februari 14. Keikes, W.H., en H.T. Obreen, Workum. Inventaris der archieven (Bolsward 1966). Kolmer, Lothar, ’Spätmittelalterliche Testamente. Forschungsergebnisse und Forschungsziele. Regensburger Testamente im Vergleich’, Zeitschrift für bayerische Landesgeschichte 52 (1989) 475-500. Kuske, Bruno, ed., Quellen zur Geschichte des Kölner Handels und Verkehr im Mittelalter, III: Besonder Quellengruppen des späteren Mittelalters. Publikationen der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde 33 (Bonn 1923/Düsseldorf 1978). Leuwerderadeels aenbrengh gemaect int jaer 1540, J.A. Mol ed., Boarnerige 2 (Leeuwarden 1989). Lexlev, Thelma, ’Wills, deeds and charters as sources for the history of medieval women’, in: B. Carle e.a. ed., Aspects of female existence (Kopenhagen 1980). Meer, D.J. van der, ’Nij ljocht op de âldste generaasjes fan de slachten Van Scheltinga en Heixan’, Genealogysk Jierboekje 1960, 30-37. Meer, D.J. van der, ’Walta-state to Boazum’, Genealogysk Jierboekje 1958, 78-93. Meesters, G.L., ’De Petri en Pauliprebinde te Boalsert’, Genealogysk Jierboek 1990, 36-62. XXXII Meijers, E.M., ’Het Friese en het Drentse erfrecht en huwelijksgoederenrecht’, in: Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Akademiedagen II (Amsterdam 1949) 37-71. Mensonides, H.M., ’Het stadszegel van Leeuwarden en de kerk welke op de oudere stadzegels voorkomt’, De Vrije Fries 40 (1950) 68-100. Mol, J.A., ’Friezen en het hiernamaals. Zieleheilsbeschikkingen ten gunste van kerken, kloosters en armen in testamenten uit Friesland, 1400-1580’, in: J.J. van Moolenbroek en N. Lettinck ed., In de schaduw van de eeuwigheid. Tien studies over religie en samenleving in laatmiddeleeuws Nederland, aangeboden aan prof.dr. A.H. Bredero (Utrecht 1986) 28-64, 259-269. Nève, P.L., ’Het openbaar notariaat op de drempel van de Nieuwe Tijd (15de en 16de eeuw)’, in: Gepasseerd. De rol en positie van notarissen in het verleden (Nijmegen 1987). Nicolas, Nicolas Harris, Testamenta vetusta (Londen 1826). Niermeyer, J.F., Honderd Noord-Nederlandse oorkonden en akten uit de jaren 12541501 (tweede druk; Groningen 1970). Noomen, P.N., ’Buwaldaburen te Tjerkwerd’, Genealogysk Jierboek 1989, 31-48. Noomen, P.N., ’St. Magnus van Hollum en Celdui van Esens. Bijdrage tot de chronologie van de Magnustraditie’, De Vrije Fries 69 (1989) 7-32. Noomen, P.N., ’St. Vitus van Corvey en het wapen van Leeuwarden’, Leeuwarder historische reeks II (1990) 55-65. Noordhoff, L.J., Archieven van leden van de familie Lewe en vele aanverwante geslachten (Groningen 1979). Oldenhof, H., In brêge dy’t bliuwt. Oer de skiednis fan de parochy Easterwierrum (Leeuwarden 1978). Oldewelt, W.F.H., ’Notarissen te Amsterdam voor 1600’, Jaarboek Amstelodamum 26 (1929) 25-43. Oorkonden der geschiedenis van het Sint Anthonij-Gasthuis te Leeuwarden uit de 15e en 16e eeuw, W. Eekhoff ed. (Leeuwarden 1876). Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, 2 dln, P.J. Blok e.a. ed. (Groningen 18961899). Oosterbosch, M., ’Testamenten, inventarissen en rekeningen van sterfhuizen uit het kathedraalarchief van Antwerpen (1302-1586)’, in: F. Daelemans ed., Bronnen voor de geschiedenis van de materiële cultuur, staten van goed en testamenten, Handelingen van de studiedag te Brussel op 24 oktober 1986, Extranummer Archief- en Bibliotheekwezen in België 25, dl 2 (Brussel 1988) 1-29. Ostfriesisches Urkundenbuch, 2 dln, E. Friedländer ed. (Emden 1878-1881, fotomechanische herdruk Wiesbaden 1968). Ostfriesisches Urkundenbuch III, Ergänzende Regesten und Urkunden zu Band I und II 854-1500, G. Möhlmann ed. (Aurich 1975). Oudfriesche oorkonden, 3 dln, P. Sipma ed., Oudfriesche Taal- en rechtsbronnen 1-3 )’s-Gravenhage 1927-1941). Oudfriese oorkonden IV, O. Vries ed., Oudfriese Taal- en Rechtsbronnen 14 (’sGravenhage 1977). Overdiep, G., en J.C. Tjessinga, De Rechtsomgang van Franekeradeel 1406-1438 (Franeker 1950). Pasche, V., Pour le salut de mon âme. Les Lausannois face à la mort (XIVe s.) (Université de Lausanne 1989). XXXIII Pax Groningana; 204 oarkonden oer de forhâlding Grins-Fryslân yn de fyftjinde ieu, M.G. Oosterhout e.a. ed., Estrikken 49 (Groningen 1975). Postma, O., ’Oer it testamint fan in ûnderpastoar fan it jier 1544’, It Heitelân 35 (1957) 177-179. Postma, O., ’It testemint fan de mem fan Greate Pier’, It Heitelân 18 (1936) 33-35, 53. Prekadastrale Atlas fan Fryslân, J.A. Mol en P.N. Noomen ed. (Leeuwarden, 1988-; inmiddels 7 dln verschenen). Prevenier, W., ’Ontsluiting van bronnen uit de middeleeuwen’, in: Bron en publikatie. Voordrachten en opstellen over de ontsluiting van geschiedkundige bronnen, uitgegeven bij het 75-jarig bestaan van het Bureau der Rijkscommissie voor Vaderlandse geschiedenis (’s-Gravenhage 1985) 7-21. Regels voor het uitgeven van historische bescheiden in opdracht van het bestuur van het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht) opnieuw herzien door D.Th. Enklaar en A.J. van de Ven (Utrecht 1954). Register van den Aanbreng van 1511 en verdere stukken tot de floreenbelasting betrekkelijk, I. Telting ed., 4 dln (Leeuwarden 1880). Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden samengesteld in opdracht van het Nederlands Historisch Genootschap en van de Rijkscommissie voor Vaderlandse Geschiedenis (zesde druk; ’s-Gravenhage 1988) 11-13. Roarda, R.S., ’Canter’, Genealogysk Jierboekje 1963, 67-72. Roarda, R.S., Ut it selde skaei as Greate Pier (Leeuwarden 1961). Robert, U., Testaments de l’officialité de Besancon, 1265-1400 (Parijs 1902). Rosenthal, J.L., The Purchase of Paradise. Gift giving and the Aristocracy, 1307-1485 (Londen/Toronto 1972). Schoengen, M., ’Akten en bescheiden betreffende de Cisterciënser abdij Bloemkamp of Oldeklooster bij Bolsward’, Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom Utrecht 29 (1903) 134-242; 30 (1905) 419-440; 31 (1907) 23-220. Schotanus, Chr., Tablinum, dat is: brieven ende documenten dienende tot de Friesche historie, apart gepagineerd in: Idem, De geschiedenissen kerckelyck ende wereldtlyck van Friesland Oost ende West (Franeker 1658). Schroor, M., ’Een lijst met Leeuwarder burgers uit 1492’, De Vrije Fries 73 (1993) 63102. Schulz, Gabriele, Testamente des späten Mittelalters aus dem Mittelrheingebiet. Eine Untersuchung in rechts- und kulturgeschichtlicher Hinsicht, Quellen und Abhandlungen zur mittelrheinischen Kirchengeschichte 27 (Bonn 1976). Schuur, J.R.G., ’Peilingen naar de sociale stratificatie van het laatmiddeleeuwse Leeuwarden’, It Beaken 46 (1984) 15-57. Sheehan, M.M., The will in medieval England (Toronto 1963). Sibrandus Leo’s abtenlevens der Friesche kloosters Mariëngaard en Lidlum, D.A. Wunkes ed. (Bolsward 1929). Singels, J.C., Inventaris van het Oud-Archief der stad Leeuwarden (Leeuwarden 1893). Snitser Recesboeken (1490-1517), M. Oosterhout ed., 2 dln (Assen 1960-1964). Spanninga, H., ’Hoofdelingen en burgers, armoede en armenzorg. Politieke en sociale verhoudingen in Leeuwarden omstreeks 1500’, Leeuwarder Historische Reeks 1 (1987) 11-45. Sprandel, R., Quellen zur Hansegeschichte, Ausgewählte Quellen zur deutschen Geschichte des Mittelalters 36 (Darmstadt 1982). XXXIV Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae (Coloniae Batavorum 1597). Telting, A., ’Eenige levensbijzonderheden van doctor Pieter Tiara toegelicht’, Nieuwe Friesche Volksalmanak 9 (1861) 3-15. Telting, I., ’Iets over Sjaardemaleen, in verband met de geschiedenis van eenige huizen te Franeker’, De Vrije Fries 16 (1883-1886) 535-609. Testament van Gerrit van Belcum (Leeuwarden z.j. [c. 1900]; heruitgave 1980). Verhoeven, G., ’De laatste wil als egodocument. Testamenten uit Friesland vóór 1551’, Driemaandelijkse Bladen 44 (1992) 65-79. Verhoeven, G., ’De middeleeuwse kerkpatrocinia van Friesland. Een inventaris’, Fryske Nammen 8 (1989) 75-108. Verhoeven, G., ’Het voor-reformatorisch doopregister van Molkwerum’, Genealogysk Jierboek 1992, 114-224. Veteris aevi analecta seu vetera monumenta hactenus nondum visa ..., 5 dln, A. Matthaeus ed. (tweede druk; ’s-Gravenhage 1738). Vovelle, M., Piété baroque et déchristianisation en Provence au XVIIIe siècle. Les attitudes devant la mort après les clauses des testaments (Parijs 1973). Vries, O., Correcties op P. Sipma, Oudfriesche oorkonden I-III, aangevuld met een overzicht van schrijvershanden, Estrik 64 (Groningen 1984) Vries, O., ’Dialektysk kleure Aldfrysk fan in Ljouwerter pastoar’, Us Wurk 35 (1986) 27-30. Vries, O., "Naar ploeg en koestal vluchtte uw taal". De verdringing van het Fries als schrijftaal door het Nederlands (tot 1580), Fryske Histoaryske Rige 9 (Leeuwarden 1993). Vries, O., ’De skriuwtaal fan de sekuliere geastlikheid yn Westerlauwersk Fryslân yn de 15de en 16de ieu’, Us Wurk 40 (1991) 42-60. Vrijmoedig beroep van S.H. van Idsinga tegens het vrymoedig beroep der volmagten ten Lantsdage (z.p., z.j. [na 1774, vóór 1779, het jaar van overlijden van de auteur] GAL, Bibliotheek, E 241). Waterbolk, E.H., ’De historische vormgeving’, in: J.J. Kalma, J.J. Spahr van der Hoek en K. de Vries ed., Geschiedenis van Friesland (Drachten 1968) 636-666. XXXV 1 1373 augustus 5 Conradus de Nendorpe 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Ego, Conradus de Nendorpe, compos mentis et racionis, licet corpore debilis, si morte preventus fuero in hunc modum meum preordino testamentum. Primo do, lego et assigno ad structuram ecclesie Sancti Nicolai XX marcas, et do ad perpetuum lumen, pendens coram Corpore Cristi in eadem ecclesia, V marcas, et in eadem ecclesia eligo meam sepulturam. Item volo quod ematur mihi silex, liksten dictus, pro XX marcis. Item volo quod ematur mihi frustum sericeum pro XX marcis, quod vero frustum sericeum do ad usum dicte ecclesie Sancti Nicolai. Item do vicerectori ibidem II marcas, et do cuilibet capellano ibidem I marcam. Item do ad structuram ecclesie fratrum minorum V marcas et V porcorum carnes, et do fratri Jacobo ibidem 1 marcam. Item do <ad> structuram ecclesie fratrum predicatorum in Hamborgh V marcas et V porcorum carnes. Item do ad structuram ecclesie Sancti Petri X marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti Jacobi V marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancte Katerine V marcas. Item do ad structuram Sancte Marie tome Schore V marcas. Item do ad structuram ecclesie sanctimonialium in Lune prope Luneborgh VI marcas. Item do ad structuram ecclesie to Lo prope Nigenborgh X marcas. Item do ad structuram ecclesie sanctimonialium in Nendorpe XX marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti Viti in Leworden V marcas, et do fratribus predicatoribus ibidem V marcas, et do fratri Jacobo ibidem I marcam, et do wittebroder Doden ibidem I marcam. Item do ad structuram ecclesie Sancte Marie ibidem XXIIII solidos, et do bagutis ibidem I marcam, et do Eleken, bagute ibidem, I marcam. Item do Remmeken Simons sone ibidem V marcas. Item do Woltero Hillebrandes sone ibidem XII½ marcas. Item do Ziburghe, uxori mee, primo et principaliter ante divisionem de parte meorum bonorum que mihi post mortem cedi poterit, L marcas et omnes vestes suas ad corpus suum inscisas et omnia fabrilia argentea, tam ad vestes ipsius quam ad mensam nostram pertinencia, proprie cledersmide et tafelsmide appellata, et omnia nostra utensilia maiora et minora et omnia nostra lectisternia. Item do Greten, sorori mee, XX marcas. Item do Johanni vamme Lo, fratri meo, omnia arma mea et meum cingulum argenteum et XV marcas. Item do Hinrico, fratri meo, XV marcas. Item do Alleken, matertere mee, XV marcas. Item do Metteken, matertere, XV marcas et novam tunicam de anglico panno duplicis latitudinis. Item do Johanni Vresen X marcas. Item volo quod ematur mihi griseus pannus pro IIII marcis, et ponatur super tumbam meam, et donetur pauperibus propter Deum. Item do Conrado van der Siden V marcas, griseam tunicam, griseam togam, griseum capucium, ferialem meam togam et fuscam tunicam, et do Gheseken, filie eiusdem Conradi, V marcas. Item filio Alleken Duses in Bremen II marcas. Item do iuniori Hennekino Drakenborgh V marcas. Item do Johanni de Bremen X marcas, cistam et duo paria novarum caligarum. Item obligor pro vulneribus Johanni Vedeler factis in XII solidis antiquorum grossorum, de quibus expo<s>ui III antiquos schilde, et Siburg, uxor mea, dabit proximis dicti Johannis Vedeler IX solidos antiquorum grossorum. Item omnes donaciones predicte debent recipi de parte bonorum meorum que mihi 1 5 post mortem meam cedi poterit. Et omnia residua bona mea que michi post mortem cedi poterint, provisores mei infrascripti pro salute anime mee pauperibus erogabunt. In provisores meos eligo Marquardum Berchsteden, Johannem Oldendorp et Johannem de Bremen, avunculum meum. Hec enim omnia grata et rata tenebo donec ea notorie contradicam. Protestor eciam in presenti testamento quod omnia bona mea cum adiutorio Dei et cum meis laboribus acquisivi et nulla bona hereditaria sublevavi. Actum anno Domini Mo CCCo LXXo tercio, feria sexta post Ad vincula Petri, presentibus dominis nostris consulibus Heynone Vermerschen et Marquardo Woldemers. 10 Origineel: A. Staatsarchiv Hamburg, Archiv Senat, Classis X Volumen 4 Series I, 1373 Aug. 5. Perkament, deel van chirograaf. Druk: a. Hamburger Testamente, nr 30. 2 1376 januari 23 Syborch, vrouw van Heyno Vloghelingh 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Anno nativitatis eiusdem Mo CCCo LXXVIo, feria quarta ante festum Beati Pauli apostoli, ego, Syborch, uxor Heynonis Vloghelingh, corpore licet infirma, mentis tamen compos et racionis, meum preordino testamentum. Primo de bonis meis do et assigno fratri meo, dicto Remmeke, centum marcas Lubicenses. Item Hillegundi, sorori mee, centum marcas. Item do prefatis fratri et sorori mee omnem partem hereditatis in terra Frisonie ad me spectantem, equaliter dividendo. Ali<i>s vero duabus meis sororibus, scilicet Eweken et Hylleken, proprie mynen halfsusteren, do unicuique XII paria perechilidum, proprie mowenspanghen. Item do Elteken, mee sorori, annulum meum aureum meliorem, cum uno annulo habente rubeum lapidem. Item do uxori fratris mei meum cingulum argenteum et unum nodum ante togam meam pendentem et duo paria spanghen dicta. Item do ad structuram ecclesie Sancti Viti in Lewerden V marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti Johannis ibidem V marcas. Item fratri Toden, ibidem monacho, III marcas, et fratri Jacobo unam marcam. Item fratri Tyerten dicto unam marcam. Item monialibus ibidem II marcas ad cervisiam. Item do Elleken, moniali, unam marcam. Item do Rynghelen, quondam ancille mee, unam marcam. Item do Beate Virgini in Nigenhove II marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti Mychahelis in Berlekom II marcas. Item ad structuram ecclesie Sancti Nicolai in Hamborch do V marcas. Item Corpori Cristi do meam mixtam togam blaveam. Item do eiusdem ecclesie rectori unam marcam, et cuilibet cappellano VIII <solidos>. Item do III marcas ad missam primam, scilicet nautarum, in eadem ecclesiam tenendam. Item do ad structuram cappelle apud Schore III marcas. Item ad structuram claustri barvotorum do VI marcas, pro quibus carnes recipiant. Item ad ecclesiam Sancti Johannis VI marcas, pro quibus Marquardus Berchstede fratribus lateres ad tegendam ecclesiam, proprie dacsten, presentabit. Item ad structuram ecclesie Sancti Petri III marcas. Item ad ecclesie structuram Sancti Jacobi II marcas. Item ad ecclesiam Sancte Katherine III marcas. 2 5 10 15 20 Item do Aleken, sorori Conradi de Lewerden, X marcas ad ambulandam Romanam viam. Item do XII marcas ad emendum unum frustum cericum, unde una casula preparari valeat, quam habebit frater Heynonis Vlogheling si in presbiterum ordinetur; si vero non, tunc in honorem Dei dabitur, ubi Heynoni Vloghelinghe utile videtur. Item V marcas pro uno panno griseo. Item do fratri Jacobo in claustro Beate Marie Magdalene II marcas, quas exponet Steffen Willebrand. Item do Beken Sipsen unam marcam. Item III marcas pro cera. Item do II marcas pro vigiliis legendis. Item do Metteken, filie Conradi van der Syden, meam togam dieticam cum mea tunica rubea. Item do Ghertrudi, eiusdem Conradi filie, meam viridem tunicam. Item adhuc daria oportent VI marce pro homicidio per Conradum facto. Item do III marcas pro missis legendis et pauperibus dandis. Item de prefatis IIc marcis Heyno Vloghelingh fratri meo et sorori mee prescriptis unicuique suam dimidietatem in prompto dare tenetur, reliquam vero infra spacium istius anni. Item do et assigno marito meo, Heynoni Vloghelingh, omnia mea bona huic testamento superexistencia, tam in civitate quam extra, sine contradictione omnium amicorum meorum firmiter optinendo et possidendo. Et modo prenarrato presens testamentum firmum et incorruptum habebit processum, ita videlicet quod decimus denarius super prefati testamenti exposicionem per Heynonem Vloghelingh dominis consulibus certificetur. Testes huius rei sunt viri honesti et discreti domini Nicolaus Rode et Ludolfus Holdenstede, consules, Marquardus Berchstede, Johannes Volkers sone, Symon Ribben sone et Hennekinus de Bremen funifex, qui ad presencia sunt ordinati pariter et rogati. 25 Origineel: A. Staatsarchiv Hamburg, Archiv Senat, Classis X Volumen 4 Series I, 1376 Jan. 23. Perkament, deel van chirograaf. Druk: a. Hamburger Testamente, nr 35. 3 1401 juli 27 of 28 Clothus Bentha 30 35 Universis praesentia visuris, lecturis et audituris ego, Clothus Bentha, parochianus Rawerderhem, deduco per praesentes ..., licet sanus corpore composque mentis fuerim, tamen praenoscens communem viam mortis affuturam, quam praevenire volo ordinatione testamenti, itaque de concilio domini Sifridi, mei curati in Rawe<r>derhem, ac aliorum testium praesentis infrascriptorum ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum, meum condo et condidi testamentum, meisque de bonisb in hunc modum, ac deliberato et maturo concilio. In primis Sicconem Ydszarda, Tzalenghum Fethza et eius fratrum Poptatumc, a b 40 c A: dare. Hier ontbreekt een woord als: dispono. In plaats van fratrum Poptatum in a: fratres Poptacum. 3 5 10 15 20 25 30 35 40 parochianos Popengwere, Rawerderhem et Solis, haeredes instituo meorum omnium bonorum mobilium et immobilium, legatis et donationibus exceptis, in modum qui sequitur. Ita vero quod Poptatus praedictus habebit in praerogativis castrum Bentha, domum et aream cum sex talentis novae terrae praesentis, sibi antea convenientibus propter quotidiana scienciaa amicorum, et quod respondebit presbyteris in Rauwerderhem in partitionibus cum sexta feria et annuatim in anniversariis videlicet Odulfi, Dode Tzialengib et mei, perpetuis temporibus duraturis. In caeteris bonis domus Benta praedia haeredibus aequaliter dividi volo. Item praedia domus praedictae Poptatus a praedictis haeredibus in huiris habebit, et de huiris illis respondebit secundum modum et consuetudinem terrae. Item si Poptato et suis prius mori contigerit et mater pupillorum seu puerorum superstes fuerit, extunc volo quod tantum tertia pars castri cum caeteris praerogativis devolvantur ad matrem pupillorumc seu puerorum Poptati, et duas partes ad Sicconem et Tzialengum seu eorum successoribus, in forma ut praefertur. Item do et assigno Anseke, meae uxori, quousque vixerit castrum Fetza, domum, aream et omnia praedia sicut sunt: seminalia, pascualia sive etiam graminalia ad eandem domum usque ad haec tempora usufructuata, ea conditione adiecta quod annuatim respondebit presbyteris in Rauwerderhem in duobus anniversariis, perpetuis temporibus duraturis, videlicet Taetke et Graetke, necnon et propter cotidiana scienciad amicorum. Deinde post obitum Anseke antedictae praedicta bona ad haeredes meose et successoribus eorum devolvantur. Item si Anseka antedicta castrum vel domum construere vel renovare voluerit, extunc haeredes ...... in illis succedent, nisi ipsa ex proprio motu et voluntate in suo testamento aliter ordinaverit. Item volo ut antedicta Anseka inhabitet domum Fethsa. Item domus Benta, Feddingahus et domus in Monekagha manebunt abbatis divisione, ita videlicet quod haeredes mei manebunt cum domo alia in Benca et Anzeka cum illis domibus in Feddigahus et Monekagha. Item Anzeka manebit absque divisione cum omnibus suis vestimentis necnon caeteris clenodiis auri vel argentif ac etiam propinatoriis, et similiter mei heredes manebunt cum meis vestimentis, clenodiis auri et argenti ac eorum propinatoriis vasis abbatis divisione. Item assigno patrono in Rauwerderhem post obitum Anseke aream Dodonis lusci cum alia area prope infra domos Dodonis praedicti et Andriae in aggere situatis. Item si heredibus meis et Anzekae in divisione bonorum mobilium discordia contigerit, extunc volo quod dominus Sifridus, curatus loci praedictus, Sicco in Hemga et Sidachus Gekengha ordinabunt ut temporis expeditione melius videtur. Item mei heredes respondebunt de legatis meis, quae in summa XXXta scutatorum, infra annum, vel patronus in Rauwerderhem succedet a duabus .... terrae seminalis de melioribus et propinquioribus domus Benca. Item si praedicti mei heredes meum antedictum testamentum impugnaverint, extunc do patrono in Rauwerderhem duas partes omnium bonorum meorum immobilium, et haeredes tantum manebunt in tertia parte. a b c d 45 e f 4 a: a: a: a: a: In s cia. Sciakengi. pupil. scia. mei. plaats van vel argenti in a: verargenti. 5 Hanc autem voluntatem valere volo iure testamenti aut cuiuscunque ultimae voluntatis, quo melius possit subsistere et valere. In cuius rei testimonium sigillum meum Benca cum sigillis discretorum virorum testium ad hoc specialiter vocatoruma et rogatorum, videlicet Sicconis in Hemga, Sidachi Gekenga, Duconis in Hemga et Renici fratris et ...... Datum anno Domini M quadringentesimo primo, feriab quantac post Jacobi apostoli maioris. Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 68-69 (naar A?). Opschrift: Clothi Bentha, parochiani in Rauwerderhem testamentum, ubi et uxoris meminit. 10 4 1407 november 25 Mammo Mammingha 15 20 25 30 35 Jarichus de Horslant, ecclesiae Sanctae Mariae in Leuwardia curatus, et Hayko, vicarius ibidem, frater Albertus, vicegardianus fratrum minorum conventus Bodilswerdiensis, Focko de Ullauird, praedictae ecclesiae Sanctae Mariae parochianus, ac Folpertus Ulricsma, assertus ecclesiae in Menaldum parochianus, notum facimus universis tenore praesentium publice protestando quod nobilis et discretus vir Mammo dictus Mammingha, sanus mente et corpore, in nostra et testium infrascriptorum praesentia, ob hoc personaliter constitutus, considerans nichil certius morte et nihil incertius mortis hora, suum testamentum seu ultimam suam voluntatem in modum qui sequitur disposuit, fecit et ordinavit. Primo sepulturam suam apud fratres praedicatores in Leuwardia elegit, et dispositionem legatorum suorum ibidem et alibi domino Jaricho et Fockoni in Ullauerd, cognatis suis, commisit. Item pueros suos ligitimos seu puerum, si quos aut quem mortis suae tempore haberet, verum et legitimum haeredem instituit, et substitutionem ipsis Jaricho et Fockoni commisit. Et si sine liberis decederet, Beatissimam Virginem et Beatam Katarinam in ecclesia Sanctae Mariae in Leuwardia ad unam praebendam et Christi pauperes in tertia parte omnium bonorum suorum, altorum et bassorum, haeredes libere constituit. Item Nycholaum ..... Kaldahole, Ludkam, suam sororem, et Ankam, filiam fratris sui Dyonis, in duabus partibus aliorum omnium bonorum suorum, cum suis honoribus et oneribus, aequaliter haeredes instituit. Et si bona sua praedicta ad Wallam Stziallingis vel ad Katharinam fuerint devoluta, in istis substitutionem praedictis domino Jaricho et Fockoni commisit. Item dispositionem donationis Heemke fiende, ipsis Jaricho et Fockoni commisit. Item dispositionem voluntatis suae circa Adonem et Feddeconem, fratres suos illegitimos, praedictis domino Jaricho et Fockoni commisit. Item Fockoni in Ullawerd a b 40 c a: vocatrum. a: pria. Lees: quarta of: quinta. 5 5 10 15 20 25 dedit unum domistadium sive aream de domistadiis seu areis situatis in Dowama campe, mediocrem, pro multis beneficiis. Item literas sigillo suo proprio et sigillis venerabilium virorum Fockonis predicti et Hoeckonis Mennema, suorum cognatorum, sigillis ad rogatum suum sigillatas, et domino Jaricho praedicto datas, innovavit, confirmavit et ratificavit. Caetera omnia utilia, necessaria et requisita ad suum testamentum seu ultimam suam voluntatem, praedictis domino Jaricho et Fockoni seu eorum alteri, alio tamen prius de medio sublato. Et hoc ultimum suum testamentum seu ultimam suam voluntatem esse voluit, quod seu quam valere voluit iure testamenti, codicillorum, seu iure cuiuslibet alterius ultimae voluntatis. Quod suum ultimum testamentum seu quam ultimam suam voluntatem omnibus suis testamentis seu omnibus suis ultimis voluntatibus, tam factis quam de caetero fiendis, praeesse, praeferri voluit et praevalere. Et si quis haeredum, legatorum donatariorumque hoc suum testamentum in iudicio contentiose seu extra iudicium voluntarie refregerit, infringentem voluit esse expertem omnium bonorum et haereditatis de iure communi, seu iure testamenti, seu qualitate altera competentium, et quemlibet haeredem ipsum suum testamentum seu suam ultimam voluntatem servantem contra infringentem, voluit proinde haeredem. Actionum nostrarum testimonio litterarum nostris sigillis sigillatarum actum et factum in Leuwardia, in domo habitationis domini Jarichi predicti, anno Domini millesimo quadringentesimo septimo, ipso die Beatae Katharinae martyris et virginis, hora nona vel quasia, praesentibus ibidem venerabilibus viris nobilibus suprascriptis, una cum Heynone, famulo et coco domini Jarichi supradicti, Wybone, famulo et armigero Fockonis praenominati, ac aliis fidedignis testibus ad praemissa rogatis et requisitis. Et nos, Jarichus, frater Albertus, Focko et Foelpertus, praedicti humani testamenti seu ultimae voluntatis factioni, ac omnibus et singulis praemissis, dum sic inpraesentiarum agerentur et fierent, una cum praemonitis testibus praesentes interfuimus, eaque sic fieri vidimus et audivimus, nos hic superscripsimus requisiti sigilla nostra solita et consueta appendimus in testimonium omnium praemissorum. 30 Datum per copiam sub sigillo domini Jarichi supradicti. 35 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (gelijktijdig, bezegeld door heer Jarich, verwant van de testateur en executeur-testamentair, naar A). Niet voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 69-70 (naar B). Opschrift: Testamentum nobilis viri Mammonis Mamminga in Leowardia, 1407. a 6 a: quarta. 5 1409 maart 21 Katerina Siarsma 5 10 15 20 25 Noverint universi ac singuli quorum interest vel interesse contigit in futurum, quod nos, fratres Yvo et Ulricus, priores in Bethlehem et Nazareth, hiis presentibus publice recognoscimus et protestamus quod honesta matrona Katerina Siarsma de Berdawerd, pro nunc familiaris in praedicto conventu in Bethlehem, gravi detenta infirmitate, tale ut sequitur, in nostra ac aliorum fidedignorum <presentia> condidit testamentum, a qua infirmitate postea plene reconvaluit, hoc idem testamentum firmiter roboravit. In primis quod Camponem, filium Wiardi et Ludde in Liussenze, suum verum et legitimum heredem instituit, sub forma prout insequitur infra, videlicet quod eidem Camponia castrum cum fundo et cum omnibus prediis infra fossatum villae et octo uncias quae vulgariter dicitur Dychte, dedit et assignavit, tali condicione adiecta quod ipse personaliter ibidem habitare debet, et pro mortuariis ecclesiae et aliis oneribusb sacris facere teneaturc, nichilominus cum in omnibus bonis dictae Katherinae cum aliis heredibus aequaliter succedendis. Insuper assignavit Jadde et Liubbeke, cognatis suis, sanctimonialibus in Bethlehem, septem talentata cum dimidio in Boingmera situata, quorum quatuor post mortem ambarum ad Sionem Clatirsma et tres cum dimidiod ad usum sanctimonialium in Bethlehem perpetuo debent devolvi, ita quod nullus de conventu praedicta praedia quovismodo potest alienare. Insuper praedicti Campo et Syo, Wbko, Wieke in Leckum, Beike, Eteke, Galteke, Wieko et Atte in caeteris bonis quae ipsa Katherina in morte relinquerite, aequaliter succedant, salvo sibi reservata proprietate omnium bonorum quamdiu vixerit in humanis. In quorum omnium et singulorum testimonium sigillum meum, videlicet Yvonis praedicti et secretum abbatis Claricampi ex parte fratris Ulricis in Nazareth prioris, qui sigillo non utitur, hiis praesentibus sunt appensa. Datum anno Domini M CCCC IX, Benedicti abbatis. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (17de eeuw, door S.A. Gabbema, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, 9056 Hs. O2 (Copiarium Frisiacarum) 41-44. Opschrift: Fen Katerina Siarsma fen Berdawert. De datering heeft betrekking op de bevestiging van het kennelijk eerder gemaakte testament. 30 35 a b c d e B: B: B: B: B: Camponem. oreribus. tenteatur. dimidia. relinquit. 7 6 1423 mei 27 Ducko Onnama 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Universis Christi fidelibus presencia visuris seu audituris nos, frater Thadeus, permissione divina abbas Sancte Marie in Clarocampo, Geno, curatus in Dontimwald, Johannes, curatus in Rensmagaest, Wilhelmus, curatus in Ecwert, Hobbrandus, vicarius perpetuus in Dockum, Jaricus Jargisma, Dodo Doingha, hiis presencibus cupimus fore notum publice protestando quod honorabilis vir et discretus Ducko Onnama, quondam parrochianus ecclesie in Dontimwald, nunc autem commensalis domini abbatis Claricampi, in lecto sue egretudinis decumbens, licet corpore debilis, compos tamen mentis et rationis existens, saluti anime sue consulere desiderans, ne ipsum omnino intestatum decedere contingeret, ordinavit et disposuit in nostra presencia de universis et singulis rebus et bonis suis, tam mobilibus quam inmobilibus, pro tunc memorie sue occurrentibus, hancque ordinationem et dispositionem esse voluit suum testamentum seu ultimam suam voluntatem, et si iure testamenti non valeret defectu alicuius sollempnitatis vel alias ex quacunque causa, valeat iure codicillorum aut donationum causa mortis, vel inter vivos, vel ad pias causas, vel alterius cuiuscunque ultime voluntatis, quo melius subsistere poterit ac valere, et expresse revocavit et annulavit et nullius vigoris esse voluit quamcunque aliam ordinationem, dispositionem, testamentum aut ultimam voluntatem, si quam ipse testator presens fecisse reperiatur, sola sua presenti voluntate robur efficaciem et effectum habuerit, ordinavit itaque et confirmavit suam ultimam voluntatem seu testamentum in hunc modum. In primis siquidem dictus testator volens respicere suam ecclesiam legavit, dedit ac deputavit suo patrono Sancto Benedicto ad edificationem ecclesie in Dontimwald Clamsma heerwarra totaliter. Item legavit ac deputavit ibidem curato pro tempore existenti sex talentatas terre in da Deelcampe situatas. Item legavit centum talenta bone monete dividenda sicut consuetudinis est, et hec domum eius possidens et inhabitans persolvebit. Item dedit et legavit domino abbati Claricampi suum equum meliorem, et conventui ibidem par boum. Insuper testator predictus libere legavit ac dedit fratribus presbiteris in Clarocampo, ubi suam elegit sepulturam, decem talentatas terre circa tugurium Petri Lichtwoets ex parte occidentali, et novem ibidem ex parte origentali situatas. Item quinque talentatas terre in Remka werrim et unam buppa da Dellim eisdem presbiteris communiter legavit pro sui perpetua memoria habenda, adiciens insuper quod si predicti fratres presbiteri de predictis prediis a quoquam hominum, quod absit, ex parte domus Onnama molestarentur seu alienarentur, extunc heredes ipsius prenominatis fratribus equivalentia predia dabunt et alibi demniabunt. Item legavit ad sacristiam Claricampi scutum. Item legavit specialiter fratri Wyghero, suo confessori, unum scutum. Item dedit et legavit Sancto Martino, patrono in Dockum, agrum paludis iuxta paludes Dodonis Doyingha ex occidentali parte situatum. Insuper legavit quatuor conventibus monialium, videlicet Syon, Warde, Ghernauert et Betlehem, cuilibet duas lagenas cervisie. Item legavit presbitero pro tempore existenti in Ecwert novem unciatas terre, ex occidentali parte Murrimma therp sitas. Item legavit presbitero in Renismagast undecim unciatas terre in da Garrim iacentes. Preterea antedictus testator dedit ac deputavit specialiter possidenti et inhabitanti domum Onnamam quatuor 8 5 10 15 20 25 30 35 40 45 talentatas terre, in der Wester uutfenna buta da Merslate sitas, et quinque ageros buppa da huise in der huiswere sitas, et ille de istis presbitero pro oneribus animarum plenarie respondebit. Item dedit filio Dodonis, filii sui, Gherulds heerware, octo talentatas terre, in da Orendem der geyth on Sibers meda situatas. Item dedit filie Dodonis, filii sui, novem talentatas terre, quintumdimidium in Sibers meda et quintumdimidium in der West meda sitas. Item dedit eisdem pueris in similem quartamdimidiam virgam paludis, up van Dontuma szerka iacentem, sub hac conditione: si antedicti pueri Dodonis infra annos distinctionis ac sine liberi decesserint, extunc premissa bona ipsis data post mortem ultimi ad domum Onnama devolventur et revertentur. Item dedit ac deputavit pueris antedictis omnia bona mobilia qua pro nunc in domo Onnama sunt, et cetera clenodia aurea et argentea qua a Beyka Onnama habentur ac eisdem reserventur. Item dedit ac deputavit uxori sue Beyke Cupersma hala stadza et dimidium campum upper Wyke wal ad usum vite sue, post cuius mortem ad domum Onnama devolventur et revertentur. Item dedit Juweconi scolari, filio Tako Jeuwingha, sex talentatas terre, ex occidentali parte der Mena were sitas. Item dedit Wyrdacho sartori in Dockum, pro debitis et donationibus caritatis, sex talentatas terre, in der Alda meda locatas, perpetue possidendas. Item dedit Ulderico Uibronti viginti octi pedes albe paludis. Item dedit Bockoni, filio Dodonis Doyngha, quatuor talentatas terre, in der Uutfenna iacentes, perpetue duraturum. Insuper sepenominatus testator proinde, considerans testamentum fore cassu<m> et irritum absque institutione heredis, ideoque Bettekam et Wapekam, duas sorores Ewyngha, instituit heredes veras et legitimas domus et domistadii Onnama, ita tamen quod cetera bona, exceptis donis datis et legatis, ad omnes alios iure hereditario heredes dividentur et divolventur. Talem adiciens penam quod quicunque homo presens testamentum inpugnaret seu infringere presumpseret, si sit donatarius, a donatione privetur, si heres, ab hereditate repelletur et deponetur. Acta et facta sunt hec anno Domini M CCCC vigentesimo tercio, mensis maii die vigesima septima, hoc est in quinta feria sacre ebdomade Penthecoste, presentibus honorabilibus et religiosis discretis viris domino Thadeo, abbate Claricampi, fratre Meckardo, priore, et fratre Wighero, magistro conversorum ibidem, et domino Ghenone, curato in Dontimwald, domino Wilhelmo, curato in Ecwert, domino Johanne, curato in Renismagast, domino Hobbrando, presbitero in Dockum, et converso Gerico, Jarico Jargisma, Dodone Doingha, Broris Alisma, Popkone Bruningha, Wiardo sartori, Aliwardo Doingha ac aliis presentibus testibus fidedignis, ad premissa vocatis specialiter et rogatis. In quorum omnium testimonio sigilla nostra in principio littere prememoratorum huic scripto sunt appensa. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 7. Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 1 (115), 2 (46) en 6 (58). In dorso: Testamentum honorabilis viri Dokonis Onnama de Dantimwolt, anno CCCC XXIII. Pro Clarocampo. XXXVI. De decem talentatis terre circa tugurium Petri Lichtvoet ex parte occidentali, et nomine ibidem ex parte orientali quinque, quinque talentata terre in Remka werrim et unam buppa da Dellim. XXX IIII. Druk: a. GPCV I, 458-459. 9 7 1424 augustus 12 Benedictus Doyngha 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Universis et singulis presentes visuris seu audituris Theodri[cus] in Burghwert et Heltatus in Hertwert, ecclesiarum rectores, cupimus fore notu[m] quod honestus et discretus vir Benedictus Doyngha, parochianus in Burghwert, mente sanus, licet corpore languidus, de anime sue salute quamplurimum sollicit[us], suum testamentum in hunc modum qui subsequitur disposuit, condidit et ordinavit, secundum quod dixit se claudere consangwinitatis extremitatem, ecclesiam dictam et Christi pauperes in suos heredes voluit habere, et successores suorum bonorum instituit et ordinavit. Et sic elegit suam sepulturam in conventu et ecclesia Floridicampi, ante altare Beatae Mariae virginis, penes Getteka[m], pie memorie suam relictam uxorem, cui omnia bona sua et predia in Nova Terra situata, cum onere ecclesiae ibidem annexo et obligatione de Johanne Monckama ex parte Getteke praefate, ac eciam cum suo honore, pro anime sue et suorum parentum salute dedit et assignavit, nichilominus tamen, si aliqui comparuerint qui se veros et legittimos possent probare hered[es], contra praedictam ecclesiae et Christi pauperum heredis institutionem, illis solum de bonis Ghellingha in parochia de Oesterende situatis, ad venerabilis patris abbatis Floridicampi, honorabilium et discretorum dominorum Alberti in Hertwert, Frederici in Nova Terra curatorum, et mei Theoderici praenominati ordinationem, certa pars dabitur et assignetur pro eorum certa hereditate. Insuper Etheke, uxori sue legittime, quia honeste et diligenter habuit se cum eodem, pro sua donatione propter nuptias in contract[u] matrimonii per presens litteratorie expressas et parafarna sua: castrum, domum, castristadium, domistadium, cum suis atinentiis et prediis propinquioribus ibidem situatis, ultra sexaginta talentata, ad dictamen dominorum praedictorum ulterius dedit et assignavit. Cetera vero predia ibidem situata ad sua debita solvenda et ad pios usus reliquit, secundum eorum dominorum ordinationem, sed conventui Floridicampi de bonis in Berlinze situatis domistadium cum predio septem talentatorum veluti circiter ibidem dedit et assignavit. Insuper ecclesie in Burgwert et personatui in similia quatuor talentata terre in Honnyghadyc, que in iudicio suo de Sifrido in Aeldeburgh recepit, dedit et assignavit, sic quod ecclesia et curatoa simul eidem Sifrido solvatur quod superesse debet cum effectu. Insuper commisit in Theodorico praescripto in praesentia testium infrascriptorum ad hoc vocatorum et rogatorum, causas quasmodo sub secreto commisit, ordinare secundum suam voluntatem et anime sue salutem. Insuper ultra istam specialem testamenti sive ultime voluntatis ordinationem constituit, instituit et ordinavit venerabilem patrem et honestos dominos, abbatem Floridicampi, Albertum, Fredericum prefatos et me Theodericum, in suos veros et legittimos testamenti executores, ecclesie dicte, Christi pauperum et anime sue tanquam fideles dispensatores, primo ad sua debita solvenda, et aliorum suorum bonorum pro anime sue salute et legatorum suorum ecclesiis, conventibus, prout eis coniunctim visum fuerit, in veros ordinatores, secundum bonorum suorum et cetero- a 10 C: curatus. 5 10 rum requisit[ionum] dispositionem. Et quidquid per eos actum vel gestum fuerit, ab omnibus ratum, gestum et firmum voluit observari inviolabiliter et sine aliquali condicione. Testamentum istud voluit valere iure testamenti, quod si iure testamenti non valet, valeat tamen iure codicillorum vel cuiuscunque alterius ultime voluntatis. Acta sunt hec in Burgwert, in domo Ockingha, anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo quarto, sabbato post Laurentii martiris, presentibus ibidem Heryngho et Allone in Andalahusem, Brudero ter Herne, Hitsero et Buone prope ecclesiam, Johanne de Oen, Reynero ter Tsille, Johanne Kynt et Johanne Hermanni, testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter et rogatis. In quorum fidem et testimonium nos, Theodericus, Heltatus, ecclesiarum rectores, Herynghus in Andalahusem, sigilla nostra hiis presentibus duximus appendere, una cum sigillo Hyddonis ter Herne, qui nomine et ob petitionem Ytseri prope ecclesiam de Burghwert eciam sigillavit. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A?). Waarschijnlijk in een cartularium van Oldeklooster. Niet voorhanden. - C (17de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1078, f. 1r-1v. Opschrift: Geextraheert uyt een oudt geschrewen boeck, soo [ick] gelove by een munnick van Oldeclooster, synde als een register van de aencoop ende tverkryghen haerer landen. Testamentum Benedicti Doyngha, mensionem faciens de prediis in Nova Terra et de prediis in Birns legata. 20 8 1436 oktober 9 Menno Ponnama 25 30 35 Anno Domini M CCCC XXXVIo, in festo Sancti Dyonisii et sociorum eius, Menno Ponnama, in presencia domini abbatis ac Atte, eius uxoris, ceterumque fidelium, compos mentis et corporis, suum testamentum constituit in hunc modum qui sequitur. In primis quod seipsum et sua bona mobilia et immobilia assignat sicut et prius assignavit conventui in Jherusalem, pro amicorum suorum et eius salute animarum, ac oratione perpetua religiosorum predicti monasterii perfruenda, exceptis donis et legatis que secuntur. Primo namque dedit et legavit Sancto Vito in Uterdosum, pro salute et iugi memoria parentum suorum, octo scutata clinckardorum, qua Atta, uxor eius, persolvebit in bonis transsicona. Item legavit Tiabboni, fratri mendicanti, scutatum clinckardi, quod etiam Atta, uxor eius, persolvebit, pro prediis ibidem emptis. Item legavit et dedit partem bonorum suorum in bonis Buttama in Kulinghahurna viris Hedama, perpetuis temporibus. Item legavit ecclesie in Urisgast octo scutata clinckardorum, pro iugi memoria avi sui Baldingi Syerdessma et aliorum suorum amicorum ibidem quiescentium, que conventus persolvebit. Item dedit Atte, uxori eius, partem lignee domus a 40 Boven de laatste lettergreep een afkortingsstreep. In druk a opgelost als: transsitionis. Lezing en betekenis onzeker. Mogelijk: transitoriis (vergankelijk). 11 5 10 15 20 ad usum uxoris eius. Item assignavit et dedit Atte, uxori eius, omnia utensilia aurea et argentea que pro nunc temporis habent, pro utensilibus aureis et argenteis hinc etiam proditis et legatis in [sa]cristiam [in] Gherkescloster. Item eodem tempore quo supra Atta Ponama predicta assignat, sicut et prius assignavit et dedit, monasterio predicto in Jherusalem omnem partem castri et edificiorum que sibi attingat seu attingere potest, et predia in Uterdyck situata sibi pertinentia, pro iugi memoria et sua prebenda persolvendum. Item omnia alia bona mobilia et immobilia Atte predicte pertinencia, erunt a nobis quita et absolvata, nisi de eius voluntate aliqua nobis pro maiore mercede a Deo habenda nobis donare vel legare procuraverit vel voluerit. Item omnia predia inter duas fossas, scilicet in occidente et origente nomine Ponna situata, infra aggerem et extra aggerem, spectant ad Mennonem predictum, cum altero dimidio graminato ex parte occidentalis fosse. Post vero eius mortem spectabunt ad monasterium predictum. Item predicti coniuges, scilicet Menna et Atta, suis temporibus emerunt ac mutationibus procuraverunt XXti quattuor graminata, nomine in der Ponna, ex parte occidentali fosse, ex quibus Atta dimidietatem obtinebit, alteraque dimidietas post mortem Mennonis ad claustrum predictum pertinebit. Acta et transacta sunt hec anno et die quo supra, in presencia dominorum reverendi domini domini abbatis Methardi in Gherkescloster, Henrici in Minorigast et E[yso]nis in Uterdosum, specialiter ad predictum negotium vocatorum. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 156. Perkament. Van de twee uithangende zegels nog aanwezig: 2 (28). Druk: a. GPCV I, 515. 9 Andlef Abbengha 25 30 35 40 1438 februari 28 Int jeer Ons Herens M CCCC ende XXXVIII, op den freed tofarra Invocavit, so hather mackat ende ordineret Andlef Abbengha en testament om syn zeel salicheyt fan syn tytlyke guden, in aldussedenighe menneren ende forme als hyrney scrioun steeth. Int aerst so hatter macket Sywert, syn soen, to en riuchte erwe al syns gudes, byhale summighe sunderlinge articulen, lyafyeften ende legaten als hyrney scrioun staeth. Aldeerum so hatert ordineret, is dat secke dat Andleffs gued forscrioun an Beyka Abbengha hand falla schold of an oers handen deer fan Abingha huus naet uutbernd sint, so schellet Tzaling ende Adzert, syn sonnan, hyara parten namma, bode fan moders gued ende fan feders gued, ghelyck oft hya da kovent nat byfellen weer, also to forstan dat ellick syn part namma schel fan al da guden. Alderney is dat sack dat Abinghe erfnammen dae presteren ende dae helge tzerke to Blye naet foldwe in braed, in offer ende in oers gude wercken als dat heert, so schellet Abbingha statha ende huuss, stens end stensweer, ende da landen uppa Longa delem, also lanc ende also breed so Abingha huus mitter greft da uutwysen is, da presteren ende da hellige tzercke warria ende fuldwan foer Abingha gasta. Aldeerney so schel dy abbet to Garda, Andelefss soen, habba twen huussteden to Lewert, der Buwa in fortiden toheerd heed. Aldeerto so scheller habba den gulden 12 5 10 15 20 25 30 35 40 45 penning, da selwer rakens mit solke handen als se foersyrit is, aldeerto Beyke syn moders solveren knap. Disse forscrioun schel hy bruka ende berschya to syn ayne wella, men diss tween huusteden forscrioun da schellet weerina to Abinga huus als dy abbeth lyves bylyowet. Aldeerto so scheller habba dy abbeth foerscrioun da solveren snoren tot syn frya wella. Aldeerney so hatter toleyt Adzer, syn soen, dat solveren foerspan, ende dat schel aerst in da abbets bysittinga set werda. Men is dat secke dat hy dat forkapya wol, so schelt Sywert fan syn broer inlesa ende bytalliat hem. Item so schel Adzer habba tween huussteden to Lewert, der Atie grutester dan ena fan bruket ende Wellum berbeer den oura. Da schel hy bruka to syn lyfstond, men hwanneer hy lywes bylyowet, so scellet hya weerfalla an da nesta eerwen to Abbingha huus. Aldeerto so schel Adzert habba tween golden regghen, to leten ende to laughyen hwer dat hy wel, ende disse forscrioun regghen schel dy abbeth in syn byhoed hebba, al heur dat Adzer da byfellen werdet. Item so hatter Hylka, syn lyafte, toleyt foer en lyaefyefta to ewegha deyem tyendahalen schyld aldes jeldes in heren rema der Andliff uutjawen hat. Aldeerto so schel Hylyck forscrioun habba to hyr lyffstond fyer ende twintich para boesemslagen. Item bet XL sydslaghen, aldeer schel Sywert den heldeel fan habba, ende Hylick dan oer haldeel to hio lyfstond. Aldeerney so schel Hylick habba toe hyr lyfstond da landen deer heten sint IIII, pundameten deer lidzen sint by Hwinthe wirwe, to lyafyeften, mer deer schelme alderarst Jelkka to Binten ful fan dwan fan dat landewezel der mit malkorem deen is, of hit weer sack dat Siwert ende Hylick oors mit malkorem in freedscyp fan disse forscrioun landen schicke mocht. Item so hatter toleydt da patroen to Blya, Sunte Nycolaes, alwa ansa seedland, lidzende by da Tzerckwey. Item da solveren knapen deer Hylick an hiar kapa hat, da schel hio bruka to hiar lyfstond. Item da presteren to Blya XXVII anza seedland by Deyngha steed foer een ewich incommen foor Abinga gasta. Item da tzercka to Blya een pundesmeta meedlandiss by da Hascampen to temmer. Item da person to Blya an renschen golden. Item da jungherprester an postelatgolden. Item her Egbert an arnsgolden. Item elke person in Ferwerderadeel twen ald flamsb, ende elk vicarius an. Item to Aldahou to Lewert to temmer XXII anza by Deynma utera land by der Swettha. Item da abbeth to Dockum an schield to tzercka temmer. Item da presteren to Clerckamp an franschen schield. Item syn neften to Forswert tue ald flamsb ilken, ende al da oer susteren in Forswert an alden flamsb. Item to Sinte Mariaegarde an franschen schyld to temmer. Item to Syon Taka susteren fan Alsin illick tween flamsb. Item to Syon, to Forswert, to Garnawert, Bethlahem, to elken twa tonna gudis byaris. Item Lutteke Taka Unammes tween ald flamsb. Item 4 bidden orda an renschen golden. Item in Thabor, in Lyoghinghatzerka, to Aldaclaster, ellick an franschen schyeld. Item to da haudtzercken in Dongeradeel, in Ferwerderadeel ende in Lewerderadeel tween ald flamsb, ende dae capellen an. Item so hatter byjarret en ordineret dat Wytza, Wytza Syolinghen soen, schellet fulgia twyra pundameten deer lidsen sint by Sunte Mariaegarden, indem datter hem in dat claster byjout, mer is dat dat naet en schyth, so schel Sywert da landen to hem nemma, ende schel Wyko forscrioun da heer bytallia fan de a b Misschien te lezen als: weer infalla. a: flax. 13 5 10 15 twam hustedem, deer Andlef opberd had fan der tyt dae Andlif Wyka mond wesen hath. Ende fortmaer so hatther toleyd da tzerka to Blya to temmer da landen by Benthama fen, der by aldis Ydeka Sydsma toheerden. Item so hatter byspritzen syn besta tabbert mit da slaghem, alsodeen so hy is, Ons Liava Frouwe to Blya, hir byld mey to forghulden. Item so hatter ordineret, weer dat seck dat Sywert sunder testament stoer, so schel dy abbeth to Sunte Mariaegarde ende Adzer, deer syn kynden sint, da riuchta erwen wassa to Abbinga stathim, als huus ende huussteed, stens ende stensweer, als forscrioun is, mit XXX pondameten landen deer Abingha stathim alderneyst ende aldergadlykest lidzen sint. Item da presteren to Sunte Mariegarde illick tween ald flamsa, mer her Sywert to Sunte Mariegarde sex ald flamsa. Haec praedicta, disse foerscrioun articulen ende punten sint nemmen fan werd to werd ut dat weerheftigha testament Andlef Abinghens, deer God nedich se, sunder allerhanda falscheyt ende ny infynda, deer ick, her [***]b, byorknye mit myn selfvis zighel. Int jeer Ons Herens M CCCC ende LXXXIX, up Sunte Urbanus dey pape. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift (mogelijk onvolledig): B (1489 mei 25, door heer N.N., naar A). Niet voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 130-131 (naar B). Opschrift: Testamentum Andeleffs. b. OFO III, nr 21 (naar a). Met onjuiste datering 1488 februari 22. De datering M CCCC ende XXXVIII is in druk b aangevuld tot: M CCCC ende <L>XXXVIII vanwege de vermelding van het jaartal 1489 aan het slot. Dat heeft echter betrekking op het afschrift. Ook de inhoud van het testament wijst op 1438. Zo vermeldt Andlef twee zonen in een klooster, Tzaling en Adzert. Goederen van Adzert worden in bewaring gegeven aan de abt van Mariëngaarde, zoon van Andlef, die dus wel mag worden geïdentificeerd met Tzaling. De 22ste abt van Mariëngaarde (1427-1462) was Tzialingus (Sibrandus Leo’s abtenlevens, 24-27). Wel was ook tussen 1485 en 1512 een Aebinga abt, maar die heette Tako, en stamde waarschijnlijk uit de Aebinga’s van Hijum en Hallum. Andlef noemt verder slechts één zoon die in de wereld is gebleven. Dit strookt beter met de ’oude’ Andlef dan met de ’jonge’, die zes of zeven kinderen heeft gehad (UvB, f. 31r). 20 25 30 10 1439 oktober 9 Wpka Doyema 35 In Dei nomine, amen. In da jere Uus Herens deerma screeff M CCCC ende XXXIX, wp den sanenda idus in da monna deer heten is october, en byscheden man deer heten is Wpka Doyema to Mersum, hath meckit testament ende aen lesten willa, by sunda synne ende by gansa liwne, ende waes bysinnen syn krancke menscklickheed, dat wy naet wistera habben a 40 b 14 a: flax. De naam is niet ingevuld. 5 10 15 20 25 dan den daed ende onwistera dan dae stund dis daedis, ende hath aeck mecket by reed syns personis ende jelkere guedane lioda, in alducka manera als ney fulghet. Int aerst soe hatter byjareth syn leggerstoed by dae helga patroen Sinte Pontianus to Mersum, ende hath maket Swoba kynden Aylwa to een riuchta eerwa al sins guedis, uutseyd dae bockinga en dae jefta. Int aerst soe hatter boecka dae personne to Mersum tryra pundameta ende IIII anza in dae Dyckland by Lioyngia huus. Item soe hatter boecket da jongeraprester niogen pondameta nesta dyke by da nordera igges weys, ende foerd so scil die jongeraprester reecka Sinte Poncianus fiowr pondameta in dae Grata stucke, by rede des jongerapresters ende Wyerd Rycka, ende disse foerscrioun IIII pondameta hatter byfellen sonderlingen her Ayszen ende Wyerd Rycka to here jefta to sellen, ende dae bytael in dae tzerka to keren. Item so hatter boecken dae persona aen klenckert, ende den jongereprester aen goldene. Item Sinte Christophore to Yngelim II pundemata, en dae persona alsoe foel, ende dae jongereprester II gulden. Item to Beethgem Sunte Martino I hael pondameta, ende da persona also ful, ende dae jongerprester II gulden. Item to Deynum I pundameta Sante Johannis, ende da persona also ful, ende dae jongerprester II gulden. Item to elker tzercka in dae dele II golden, ende dae personnen II golden, ende jongerprester I golden. Item to Bayem ende to Aenyem in elleka loege in dae kustera II gelden. Item her Harmen wp da Scingen an goldena. Item elka biddenda broeren en hael lepen koorns jetta een lepen hyowra. Item soe hatter Rioerdis kinden toleyd niogenteen pondameta landis by dae Greena wey, ende jelkers dat oer gued willer Swobba kinden to. Item so hatter Focke, syner lyawne, <toleyd> to lyaeffjeftina to her lyffstond dat stens ende tryra kuwagers ende thet algued. Dit sinth da toroepen orkenen: her Jella person, her Ayszens, Kapa dy scroeder, Schelta Lamkama, Galla Gapkama, Wyerd Rycka ende Hans dy scroder. Item is dy sechk dat Rioerdt aldeer naet bynoeghia letha wel, soe schiller naet habba. 30 Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 123 (naar A?). Opschrift: Testament van Upke Doyema to Marsum, anno 1439. - b. OFO I, nr. 78 (naar a). 11 1440 mei 8 Peter Kammengha 35 40 Int jeer Usis Herens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up Sente Wironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele 15 5 10 15 20 25 habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, als Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot Noed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy, Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7. Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament. Druk: a. OFO II, nr 215. 30 12 1442 november 17 Titardus carpentator 35 40 In nomine Domini. Anno a nativitate eiusdem millesimo quadringentesimo quadragesimo secundo, in sabbatho id est ante profesto Elizabethae viduae, in mei Andreae vicarii in Almenum et testium infrascriptorum praesentia personaliter, Titardus carpentator, parochianus in Almenum, corpore et mente adhuc sanus et firmus, in hunc qui sequitur modum suum fecit et ordinavit ultimum testamentum seu ultimam suam voluntatem constituit. In primis legavit Sancto Michaeli, patrono suo in Almenum, duo talentata terrae, vocata Lange ghers. Deinde legavit presbiteris in Almenum portionem perpetuam supra praedium in Aedlum. Insuper legavit curato suo clinkardum, et domino Andreae tantum, et cuilibet alteri sacerdoti medium clinckardum. Item legavit ........ scutatum 16 5 10 15 20 25 30 35 40 et Beatae Virgini tantum, apostolo suo Beato Andreae tantum. Item ante altare summum unam facem ad X annos, quam vult solvi de medietate magni prati sui. Item florenum pauperibus pro calceis in perpetuum, supra eandem medietatem prati antedicti. Item legavit hospitali in Herlingen unum clinckardum. Insuper legavit cuilibet ecclesiae in districtu Berri tres grossos, et cuilibet sacerdoti ibidem duos grossos. Item cuilibet mendicantium scutatum. Item voluit ac ordinavit beneficio Beatae Virginis in Almenum medium talentatum terrae in Langwerrem, quod habet ab eo Jelco in Laenem, pro quarta parte debiti avunculi sui, domini Dodonis, vicarii eiusdem beneficii, pie memoriea, quod quidem debitum ipse legavit beneficio Beatae Virginis pro nova structura domus eiusdem. Item legavit Jeselick, sorori suae, et filio suo Hermanno, decem klinckardos. Item Jeselicke, sorori suae, nutrimentum unius vaccae in magno prato suo ad usum vitae Jeselicke. Item legavit Sykae, filiae Catrinae filiae suae, tria talentata terrae cum medio in Langwerrem, quando venit ad annos discretionis, et si praefata Syka decesserit sine liberis, tum ista talentata terrae antedictae iterum veniant ad filiam materteram ipsius Sykae. Item remittit Jelconi debita quae tenetur sibi de concessis. Item legavit domino Andreae clinckardum de antiqua conputatione patris sui. Item legavit conventui in Longnikerck clinckardum. Item voluit et ordinavit filio suo Wibodo domum habitationis suae et domistadium et aliud prope domum et praedium retro domum. Item legavit Tjallae, filiae suae, primum domistadium extra portam cum camera una, et Amelio, filio Rimikae filiae suae, et Ankae, sorori Amelii, et Katrina, sorori eiusdem, secundum domistadium cum alia camera, et ista duo domistadia cum cameris habebunt pro domistadiis in quibus Titardus nunc residet. Item ordinavit et voluit Beatae Gertrudae duodecim buckinos annuatim in perpetuum suum alimentum dimidium talentatum terrae quod mutavit contra Jelmarum fabrum.b Item voluit et ordinavit Jeselickae, uxori suae, unum domistadium extra portam, prius non expressum, et praedia quae superemebantur in Soepsum, et aliud domistadium haeredes aequaliter dividant. Item voluit quod haeredes, scilicet Wibodus, Frouckia et Tjalla, omnia legata aequaliter solvant, et si sua debita reliqua extra primam, vel in prima, quae per iustos viros iuste prius permonstrari, etiam aequaliter solvant. Item voluit et ordinavit Jeselicke, uxori suae, cum filio suo Wibodo caetera bona in domo existentia, mobilia et immobilia, ad Jeselicke usum vitae suae, et post mortem eius in istis praefatus Wibodus solus succedat. Item fecit et ordinavit tutatores filii sui Wibodi: Sceltetum Lyaukema, Wibodum, socerum suum, Elgerum, socerum suum, et dominum Andream, vicarium in Almenum. Insuper instituit Wibodum, filium suum, Tjallam et Frauckam, filias suas, in aliis bonis suis non expressis seu nominatis, mobilibus et immobilibus, aequaliter in haeredes. a 45 b a: morientis. De zin lijkt corrupt. Misschien moet na na alimentum een woord worden ingevoegd, bij voorbeeld: et. 17 5 10 Et si quis de haeredibus huic testamento contradixerit, perdet haereditatem suam. Et si quis de illis quibus legatum est, aliquid etiam contradixerit, similiter perdet quod sibi legatum est, quam quidem haereditatem seu legatum habebit patronus in Almenum. Hoc praesens testamentum seu hanc ultimam voluntatem valere voluit testamenti iure aut codicillorum, seu cuiuscunque ultimae voluntatis omnibus modis et formis, quibus melius valere poterit. Acta et facta sunt haec in domo habitationis domini Andreae, vicarii in Almenum, anno et die quibus supra, in mei, Andreae antedicti, praesentia et domini Rudolphi, curati in Almenum, ad praemissa vocati et rogati. In praemissorum fidem sigillum meum et sigillum curati antedicti sunt impressa. Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 70-71 (naar A?). Opschrift: Testamentum Titardi carpentatoris, parochiani in Almenum, anno 1442. Notabis autem hunc meminisse uxoris suae et filii Wibodi et filiarum Tjallae et Froukae. 15 13 1450 januari 17 Ritsche Jelmera 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Dit is Ritschen Jelmera testament oft syn lesten wille, al was hy cranck van lichame, hy was toch wytlyck ende gesont van sinnen, in alsulken forma ende manire als hyrnae staet. Item in dat erste dat hy maket to rechte arfnamen al synes gudes Remmeka, Kempa ende Haye, uutseyt yefte, almisse ende bukinge, ende synea drie bruders haer twe susteren als Ayle ende Elken uut to beraden by vrienden rade. Item van dissen voers. guden soe sal Remmeka voer die bernth der zyelen Jelmera staeta to besitten ende een pennighshure als syneb Jelmera stede gadelix leggende is nae Ritschen doot. Item soe leghet Ritscken Jouken, synre dochter, toe tyen schilden renthen op Amelant ende een stal koen ende een gued bedde mit syn toebehoren, ende dit voers. gued nae Jouken doot weder to vallen als dat recht inholt nae Vryeschen rechte. Item soe leyt Ritschen voers. syn drie dochteren, als Jeltgien, Wytgien ende Aenschen, datselve gued toe dat hy hoerluden ontheyten heeft, als syt bewisen moghen ende niet geboert en hebben, dat sullen betalen syn arfnamen, ende Hilleka, hoer suster, alsoe vele als een van die drie dochteren, der onberaden is. Item soe wil Ritschen buken Sunte Magnus, syn patroen hy<r> ter kerken, IIII schilden. Item soe wil hy boken in Dongeradeel ende Ferwerdedeel tot elken convent twe tonne byers. Item voertan soe wil hy buken tuschen Ee ende zee, Hyama meer ende die Lauwerse, als sede ende pleghe is. Item to Tonnaeurt, daer hy in die fonte a 40 b 18 D: zie. D: sie. 5 10 15 20 25 30 geweest heeft, een schilt. Item elk bidden orden een halven schilt. Item soe wil hy hebben dat syn arfnamen sullen wyen laten die cappelle in die ere Godes ende Sunte Barbare, ende voertan wil hy dat sy sullen holden tot disser voors. cappelle enen stedighen priester in dat ewighe op horen kost, buten ander luden schade, om al vergetene saken daer syn zyele pine van hebben mochte. Item soe wil hy, Ritscha, alle bekende schulden betaelt hebben van syn arfnamen. Item soe begeert hy nae syn doot dartich swaer missen. Item voer al vergheten zyelen leyt hy toe Abert convent, Lunighekerke ende Nyeclooster elkerlyc een olde schilt. Item voertan soe wil hy die buken vergheven by syn personen rade ende goede luyden alst redelyck ende goedelixt is. Item alle disse voors. ponten wil hy holden hebben stedelic ende vast van syn arfnamen, by een pene des arfschips toe verliesen. Item disse voers. ponten begeert Ritschen oeck van Remmeka, Kempa ende Haye vol to brenghen soe sy alre eerst moghen nae sine doot sonder vertoch, altoos dit testament toe verbeteren ende niet toe verarghen, bi den pene die vors. is, als Remmeka ende Kempe ghelovet hebben in syn hant als hy ligghende was in syn crancheyt. In heren Frederic, persoen up Amelant, here Ubele to Blie, here Ropke to Merum ende Tgeert Zytgima jegenwoordicheyt. Want wy, vors. lude, sonderlinghe syn daertoe ghebeden ende gheropen van Ritschen, ende op ene merea vasticheyt ende waerheyt disse vors. ponten soe hebben wy, voers. luden, onse seghelen up spacium disses jeghenwoerdighen testament ghedruct om Ritschen, Remmeka ende Kempa bede wille. Ende ick, Ritsche vors., in mere ghetuich des waerheyts heb selve myn seghel op spacium disses brieves ghedruct. Int jaer Ons Heeren dusent vyerhondert ende vyftich ghescreven op Sunte Anthonisdach confessoris. Onder den principale deses, in papier geschreven, stonden gedruct vyff groene wassen segulen, doch waren de vier all door outheyt ende droogte affgevallen, ende d’vyfte noch kenbaer. <M.a.h.:> Nae gedane collatie tegens den principale testamente van Ritske Jelmera, geschreven in franchyn ende versegelt als boven, is desen daermede bevonden te accorderen. In kennisse van my, desen 7en decembris 1663, ter ordonnancie van den Hove, <ondertekend:> Scherhagen. 12.7.1663. 35 Origineel (A) niet voorhanden. Volgens de vervaardiger van het afschrift E was het geschreven op papier. Scherhagen, die E tekende voor collatie, spreekt van perkament. Het is niet duidelijk of Scherhagen hier de afschrijver corrigeerde, dan wel of hij zelf een vergissing maakte, bij voorbeeld omdat hij een soort standaardformulering hanteerde voor de authentisering van afschriften. In F, gebaseerd op E en geschreven door dezelfde hand als E, is in het afschrift van de ondertekeningsformule franchyn stilzwijgend veranderd in papier. 40 a E: mette. D: mera. 19 Afschriften: B (1483 maart 13, vidimus door broeder Tymen te Ee en Lywa Bolta, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, naar B). Niet voorhanden. - D (1568 oktober 21, door P. Eemskerck, naar C). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1913 a 3. Opschrift: Copia copiae. In dorso, m.a.h.: Minuten vant proces van de heerlicheit van Amelandt tusschen Hette van Aebingha ende Peter van Cammingha. A. - E (1663 juli 12, geauthentiseerd door Scherhagen, naar A). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 519-520. - F (1664, door dezelfde hand als E, maar niet geauthentiseerd, naar E). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 939. Druk: a. De Boer, ’Oorkonden Van Sminia’ 296-298 (naar D). - b. OFO IV, nr 11 (naar D). Uitgegeven naar E, dat als enige van de afschriften rechtstreeks teruggaat op het origineel. Bovendien is D, waarop de eerdere drukken teruggaan, zwaar beschadigd. 5 10 14 1451 april 18 Site Kammingha 15 20 25 30 35 40 In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio opa in [***]myngheb gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toe Ny[e]cloester den haeldeel. Item des heed hio a b 20 Hierna doorgehaald: d. Ook het woord op lijkt overbodig. Misschien niet het slot van een langer woord, maar te lezen als Iuynge (Juwinga). 5 10 15 20 25 30 35 40 45 leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jo achthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Ende weer dio somma meer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. 21 5 10 15 20 25 30 Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae ora schensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy, Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors., Simon, decken ende prester, Sike Martena vors., habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. <M.a.h., 18de eeuw:> Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12. 35 22 15 1452 oktober 4 Bawck, vrouw van Hessel 5 10 15 20 25 30 35 In Godes naeme, amen. In jeer Uus Heren M CCCC ende twa en vyftich, op Sente Franciscus dey, by vespertyt deys ofte deeromtrent, da betochte Bawck Hessels wyff, all wasa hyo lichamelyck sieck, machtich allyckewal in da sinnen, datter naet wier wisser ende vergankelycker tingen dan dy daed, en naet onwisser wier dan dy uhre des dades, alldeerom soo hat hyo haer leste wille oefte testament maket van wirde tho wirde als hierney schreven stiet. Int aerste soo beyerret hyo her legerstall thoe broern, by her moeder, ende hyo bespreckt da broern fyour pondematen landes, lidsende oppe Nyland in den Hindere seete by da fyouer pondematen in da Dycksherna. Ende dy landseta schill altydt wesse nest hier en hiere erven nest kaep, falt dat da broern dat landt verkapende. Ende hiervoor wil hyo habben een yoege missa thy da broern. Item soo bespreeckt hyo dy gardiaen een postillatusgolden. Item de lestmaester eeck alsoo fulla. Item da koster een heel postillatusgolden. Item elcke prester van da broern die missa det thy her uutinge, een hael golden, ende elcke jonge twa flaemschenb. Item elcke haudprester dir missa det twa flaemsck. Item soo beyerret hyo fyourwerff XXX missen als voor haer zeel, haer kynderen zeelen, ende voor haer vader ende moeder zeelen. Ende dissa schill Ynnenc winna van da broern, dir hem best tincket. Item voirt soo will Bawck dat dy gardiaen sil uuytlidse thy haer uuytinge da kost thy alle freunden ende Sinned Bockes dat bier. Item voirt soo bespreckt hyo Sinte Marten twa pondematen op Engla meden. Item maester Dirck een rensgulden. Item die persunna ende heer Willem elck een klinckaert ende twa oere presteren elck een haele klinckert. Item voirt soo bespreckt hyo da presteren tho Aldehouw [***]e ende dan broern alsoo fulla, ney syd ende plyga. Item da oere trye bidden oerden elck een postillatusgouden. Item soo bespreckt hyo Uus Lieve Vrowe thoe Staveren een pondemate op Engla meden, ende da schillet da foechden inlossen mit tiaen rinsgouden thy haer IIII pondematenf behoeff. Item voirt soo bespreckt hyo der tzercke ofte patroen thy Westhem sex pondematen, lydsende op Alde mer in Siert Gaytya gueden, dyr hy syn lichter sin joun hiede, ende dat schilme vercaapie als men die tiercke timmeren schillet, ende naet eer. Ende dat schill bewerye ende regerye maester Dirck to Bolsert ende heer Willem, vicariuen aldaer, ende Lolle Ockingha, ende hyo wil naet dat Hessel dirin taesta schill. Item wiert dat Hessel oeff syn persunna oeff immen ven syn wey hierthog seyt oeft det, soo schillet dye foegden ty Aldahow dat landt vercaapyen ende bruycke thy Sinte Martens timmer, ende twa pondematen aldiertho dir hierney schreven steen. Item soo bespreckt hyo dat a b 40 c d e f g G: wal. K: blanken. K: emandt. Blijkbaar las de afschrijver: ymmen. K: Inne. G: open gelaten. K: seven jaerdelen. In plaats van IIII pondematen in K: nye pronda. Hierna in K: eet. 23 5 10 15 20 25 30 35 persunnaetschap tho Westhem twa pondematen landt, lidsende endea op da ferw<er>t als voors. is. Item da patroen op Nylande ende dae pastorenb aldeer een pondemate landt, lidsende op Alde mer als voors. is. Item voort soo bespreckt hyo dat betal van trya pondematen, lidsende aldier, Merck tho Mynaldum.c Item ist dat Homma hierthojest naet en det, meer let dat betal uutkommen restelyck vand alle desse voors. landen ende ney maester Dirck, heer Willems ende Lolle Ockingha voors. ordonnantie, soo will hyo dat tsercke in Abbega toe een pondemate in da verschrevene landen ende alle da achterstallinge renten da Homme hat behindert ven dat voors. landt, dir hyo Homma conscientie mey beswiert, ende oors soo wil hyo naet tho dat zerck voors. Voirt bespreckt hyae Remmert Epes twintich rinsgouden toe leeringe, ende dirin soo will hyo recknet habbe dat hyo hem joun het. Item thy timmeringe dat gasthuys fyower rinsgoune. Item bespreckt foirt hyo die arme LVI rinsgoune, thy thyane jerum te betelien, ende dat wil hyo aldus deeld habbe, als elckes yers da op Goede Freed to Hospitael by Snitse twer rinsgulden da arme menschen om tho delen, ende in da costerie aldir een, ende to broeren afflaten twyree rinsgolden oick da armen om te delen. Ende dit wil hya dat maester Dirck, heer Willem ende Lolle voors. betelie van Wybinga ende Janf Gerlinga goeden eer dy aeeriwe eewige renten opberra schall, hwant dit is van zyn setta penitentie toe Mechelen. Ende dirthoboppe soe bespreckt hyo den aermen hondert peer schoen ende sestien klinkaerden aen linwaerden, dat neettreftelycxste isg. Item soo bespreckt hyo elcke tiercke in Wimbritseradeel twa flaemsckh, ende een da zercke, ende een dy persunna. Item voirt om haer ziel silligheydt ende foir faer ende moeder ende haere kynderen ende alle haere fryeune zielen ende voir alle tuestere secken dir verjetten syn ende naet foirklaert, soo ordonneert hyo een pronda in Sinte Martens tzercke tot Bolswardt, thy Godes eere ende Sinte Nicolaes ende Sint Jans Baptist, ende jout thy da pronda Wybinga goed oppa Nyland, alsoo graet alst nu is ende dy landzeta bysget, dat huys dir hyo nu in wennet, ende fyowre pondematen op Engla meden, ende dirtho bespreckti een heel miswade met een thelck van trytich laed silvers. Ende die aerste priester op da pronda wil hyo dat maester Dirck dir dy pronda besitter schil wesse, hy wil oft toe lyff sie. Ende thy da pronda soo schillet dirney da trye haedpresteren toe Bolswart habbe altyda syn frya ker, hwam dat hya tzese willet, sonder des steds tosidsen jeff oers emmen, ende altyda soo schillet hya een priester tzesa van haer bloed, alsoo langh als dir ys een tho lyff, oers soo moege hya tzese hwa dat hya willet als voors. is. Item foert soo macket hya Ebela, Bocka Ynne sins wyff, toe eenichste erva to da neyscrewe goederen, als in Gerlinga goeden mit syn toebehoren. Item in da helfte dir a b c 40 d e f g 45 h i 24 K: alde. Lees: aldier? K: priesters. Deze zin luidt in K: Item voort soo bespreect zy dat Hospitael van [***] drie pondematen, leggende aldaer, hoorende toe Mynaldum. In plaats van betal uutkommen restelyck van in K: Hospital rustelick toecomen. K: drie. K: van. In plaats van dat neettreftelycxste is in K: daert nootdruftichst is. K: blanken. Hierna in K: zy. 5 10 15 20 25 30 35 hya lidsende haet van alle goeden op Hendycke, ende hiervin soo schill Ynna voors. da boeckinga ende bespreck jefte lyaeffyefte oers den voorschreven is.a Item dat oer helfte bespreckt hyo all heer susterlingen thygaer ende Dowa Hiddama kynder thoelycke meyb melcoren tho delen, op aldocken vorwert: indien dat hya helpet Ynden en Ebel, syn wyff, thiarens toe vercriegen op Hendyck, ende hwam hen naet helpt, dy sall syn deel verschaet habben thy datjens behoeft deert Yemmec helpt. Item hierthoboppe soo bespreckt hya Dyorcked Hemma fyower ponda in Gerlinga goed indien dat hy Haering da sex ponda naet vercapet hat, ende hat hy dat deen, soo will hya hem naet meer tho. Item soo bespreckt hya Doede Alberts een pondemate aldeer. Item Epa Hiddama aeck een aldier, ende Hidde ende haer kynderen oick een aldeer, jeft hyaet muchte teftae wessen ven her vader. Item soo bespreckt hya Hidde hiaer grawe tabbert ende oick dat foer, ist dat Hessel her dat foer toestiet. Item soo sell heer Harichf dat span habbe, indam dat heer Jarich syn wiert halt toejens hiaer ven da XX postalaten. Item ist dat Jetcke Hidde dochter, Hyne wyff, naet weer kryget ven her klayen, soo bespreckt hyo Jetcke haer nye rede rock. Item voirt bespreckt hya ven her deel tilg guedes een bed die aermste broer int klaester op tho slepen. Ende als dy broer off wey reyset, soo schil dy praster ven heer pronde dat bed weer tho syn huys hallie ent dir compt effter een oor schemel broer. Voirt soo bespreckt hy een bed om Godts wille. Item soo bespreckt hya Doecke dochter Gautien ses pondematen landts in Gerlingha goed, ende her blawe rieme ende een blawe pongh ende een paer blawe klaen mit da schoten, ende een bed met zyn toebehoren, met een foerde fachte ende een goed lirsh, dir Inna schil jaen, ende fyower paer slaegen staen aen her rede rock, ende Inne schilt verbetteren by goede luyden ried, ende disse famulei bevelt hyo maester Dirck tho Bolswardt, Lolle Ockingha ende Hissen, syn wyff. Item voirt sooj bespreckt thyo Gautie een stuel ende een banck met kessen ende hiaer dyoep ende her linwerck. Item soo byspreckt hyo Syowck Oege dochter een lytie silveren rieme van tien leed, ende Saecke, her suster, een gouden ringh. Item soo bespreckt hyo een schamel vrow te Staefren een klinckert. Item tisse lesta wille will Bawck voors. een voordgongh habbe ende steed ende fest hadden habbe ney syn articulen, ende wil dat dissa lesta willa machtich sy als een testament j<e>fte codicille jefte als eenen leste wille, ende in alle manieren als hyo best ende goed wesse mey ney dat riucht, geestelyck yeff wraetsch. Ende wiert dat hyo een oer testament maket hierney, soo will hyo dat dit testament allickewoll machtich sy ende dat oer naet, het en sy dat dat oer testament een roepinge maket ven da eerste twa rygen des testaments. Ende wiert secke dat immen dit testament inbrecken wolde ende a b c d 40 e f g h 45 i j In deze zin ontbreekt een werkwoord, bij voorbeeld: bitellie of: foldwaen. G: ney. K: met. K: Innen. K: Dweke. In plaats van jeft hyaet muchte tefta in G: jest hyaet riuchte testa. In K: ofte zy iets mochte ten achteren. K: Jaerich. G: te; K: roerende. K: liew. Misschien liif (lijfje)? K: familie. Hier breekt K af. 25 5 10 naet haede wolde datter in schreven stiet, dy schil verberd habbe ende verberren alle da baete, jeften ende ruychten dir hem thoschreun sint in dit yegenwordige testament. Hier habben wr ende oen wessen maester Dirck als een testamentoir, persunne tot Bolswardt, Hendricus ende heer Willem, vicariuen aldir, Sippa Tyercx, raetsman, Dowe Auckes ende Anne Pyters, schepen tho Bolswardt, als orckenen geroepen ende gebeden. Ende wy, Teodricus, Hendricus ende Wilhelmus, Sippa, Dowes ende Anna en da tuygen th[***]a voirschreven wierhet habbet uuse sigelen aen dit brieff hensen om Bawcke beda willa. Int jaer Uus Heren ende op den dey als voirschreven is. Onder dese copia copiae stonde geschreven als volcht: Gecollationeert yegens seeckere olde gelyckluydende instrument ofte copia, in papier geschreven, ende is bevonden daermede te accordeeren op den XXII november 1576 by my, secretaris van Franekerdeel. Verteeckent: Ae. Ailema, met eenyge streecken. 15 20 25 Ende stonde under deese acte: Nae gedane collatie tegens dselven copie is desen daermede van woirde tot woirde accorderende bevonden, behalven dat den woirden op de andere zyde, parenthesi includeert, aldaer in margine stonden gescreven. In kennisse van my, onderges. openbare ende by den Hove van Frieslandt geadmitteerde notaris, wonende binnen Sneek, in presentie van Joris Roelants, die desen heeft helpen collationeeren ofte verlycken, op den derden daech junii anno XV acht ende tnegentich. Oirconde onse handen. Onder desen stonde geteeckent: Joris Roelants ende J. Bloemedall, met hun linien ende streecken gecircumschribeert. Ende is naer collatie bevonden metten voors. copia copie te accordeeren by my, onderges. secretaris der stede Bolswardt, op den 24en augusti. Ende was geteeckent: T. Siccama, met eenige streecken. Ende daermede accorderende bevonden by my, onderges. secretaris der stede Bolswardt, den 6 october 1621. Ende was verteekent: T. Siccama, met eenyge streecken. 30 Accordeert metten copia van copia copie, in kennisse van my, onderges., den 25 november 1643, <ondertekend:> Jensma. 1643. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (genoemd in C). Niet voorhanden. - C (1576 november 12, door Ae. Ailema, secretaris van Franekeradeel, naar B). Niet voorhanden. - D (1598 juni 3, door 35 a 26 G: na de th een afkortingsteken. Lees: thuigenisse? De hele passage en da tuygen th[***] lijkt corrupt, en moet waarschijnlijk worden gelezen als: in da tuyg fen disse. notaris J. Bloemedall te Sneek, naar C). Niet voorhanden. - E (z.j. augustus 24, door T. Siccama, secretaris van Bolsward, naar D). Niet voorhanden. - F (1621 oktober 6, door dezelfde, naar E). Niet voorhanden. - G (1643 november 25, door Jensma, naar F). GA Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 23. - H (18de eeuw, naar G). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, p. 358-368. Opschrift: Copia van copia copiae. In dorso (= f. 4v): Copia uyt zal. Bawck Hessels testament, 1643. - I (19de eeuw, naar G). RAF, Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 401-413. Opschrift: Copia van copia copia uit Bawck Hessels testament, Wiebinga leen, anno 1452. - J (19de eeuw, naar G). Ibidem, inv. nr 2065, p. 257-268. Onvolledige vertaling in het Nederlands: K (17de eeuw, naar voorganger van G). GA Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 24. Opschrift: Translaet. Druk: a. OFO IV, nr 15 (naar HIJ). - b. Abma, Bolswarder lenen, 69-73 (naar a). Uitgegeven naar G, het oudste afschrift. Enkele suggesties voor betere lezingen uit K, dat een van G onafhankelijke overlevering biedt. 5 10 15 16 1455 oktober 9 Lutze Abbama 20 25 30 35 Ick, Hermannus Haeghen, personner tho Nyehowe, Siwerd Baucka zen, ghaemegch tho Huzem, wy bekennen ende bytughen myt tussen open breeve dat wy daer over ende aen gheweest hebben ende thoegeropen als ander orkenen, dat Lutze Abbama, daer God naedich soe, heeft gemaeckt een eewich deel en een eewich fredex bolla thoe jowichga deghen tho Huzum tzierka tho bringhen, prester aefter prester, in dat veech als foers. is. Ende waer dat saecke dat Lutze fundena foers. hyran breckelick of foersumelick in woerden, soe heeft Lutze foers. dyrmey byzwerighit ende inleit in da trera pundameta fan dae sexsum dyr hya <ende> Campe Abbama, dyr God nedich zee, dyr hya thogaerra caepet habbeth, lidzende in dae gued dyr hya tho Teernze habbeth in dae finne. In een orkenschip disser weerheit so hab ick, Hermannus, personner foers., myn sigel opt spacium disses breefs ghedrucketh. Ende hwant ick, Siwerd foers., gheen sigel brucken bin, soe heb ic ghebeden Johannes Itzes soen, scheppen in Loewrd, dat hi dit breef om myner bede wille bysiglet haet. Int jaer Ons Heren dusent fiowerhundert ende LV, op Sinte Dyonisius dey et sociorum eius. Onder de principale deeses stonden de reliquien van twee zegelen, in groenen wasse gedruct. Nae gedaene collatie is deesen metten principale te accorderen bevonden, in kennis van my, ondergescreven notario, den 8 january 1614, <ondertekend:> H. Regneri. 1614. a Lees: frunden of: kynden. 27 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1614 januari 9, door notaris H. Regneri, naar A). GA Leeuwarden, Archief Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 269. Opschrift: Copia. Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 46-48. - b. OFO IV, nr 20. 5 17 1455 november 26 Feddricus Hummama 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Anno nativitatis eiusdem M CCCC quinquagesimo quinto, in crastinum Katherine virginis, Feddricus Hummama, licet corpore infirmus, compos tamen mentis ac roboris, suam ultimam voluntatem ac testamentum condidit, disposuit et in modum quod sequitur ordinavit. In primis elegit suam sepulturam apud Sanctum Salvium, patronum in Dronryp, et assignavit eidem sex klinkerdos, quos dedit lapicidiis ad structuram turris. Insuper dedit eidem pro se et pro suis amicis et pro terra situata in da Polum, quam sua mattrona pie memorie eidem Sancto Salvio assignavit, terram situatam in Menaldum, vulgariter dictam Syolema goedt, tali conditione adiecta quod curatus in Ryp una cum inhabitanti in Hummama stata de predio predicto annuatim usque in eternum devolveret tres klinkerdos pro salute anime sue: unum klinkerdum in honore sui apostoli Thome ad quoddam lumen cerei, vulgariter dictum een scywrie, alios duos klinkerdos ad utilitatem pauperum in calceos. Item voluit ut curatus et sui heredes sint procuratores predicti predii, ut si aliquis attentaverit predictam terram regere ac dare alicui in huyer, ex prescripto voluit ut prefata terra ad suos heredes devolvetur. Item assignavit curato et perpetuo vicario cuilibet duos postulatos. Item prebendario duos florenos. Item omnibus mendicantibus, cuilibet florenem renenzem. Item fratribus regularibus, videlicet in Anygem, Lyoniaclaester, et Abert, Achtlum, Audaclaester, cuilibet postulatum. Item sororibus, videlicet Nyaclaester, Ogaclaester, monialibus in Lewerdia et Bayum, cuilibet florenum. Item Virgini Sancte Marie in Blessem, Schyngen, Dongum, Buer, cuilibet ecclesie talentum, presbiteris stuferum. Item assignavit in districtu Mennaldum ad quaslibet ecclesias quatuor flamenses, presbiteris stuferum. Item ut mendicantibus omni anno de Hummama stata daretur una mensura ordei, videlicet een lest koern. Item curato in Englum florenum. Item Sancto Nicolao, patrono in Mydlum, florenum, presbiteris stuferum. Item ad Sanctum Cruorem in Stauria et Virgini Marie ibidem in salutem talentum etiam. Item hoc in loco pro vino et hostibus toties phlypporum. Insuper fecit heredes suorum bonorum omnes filios suos ac fi[....]a, videlicet in omnibus suis bonis mobilibus et immobilibus, et voluit ut sua legitima mulier Eteka, mater fyliorum suorum, haberet custodiam, proprie byheld, omnium bonorum mobilium et immobilium. Et etiam pro causa donationis, videlicet lyaefgefte, assignavit et dedit ei unum predium, vulgariter dictum Jonguma goedt, tali condicione adiecta quod a 28 Aan te vullen tot: filias of: filiam. 5 10 15 20 25 30 35 antiqua Eteka, mater Etkonis, anuatim de predio prescripto habeberit VI klinkerdos, videlicet ad suam utili[tatem]. Post obitum vero eius allegati sex klinkerdorum redditus devolventur ad heredes, videlicet suos filios, et si filii sui seu legittimi discesserint sine filiis legitimis, voluit ut pretacti VI klinkerdi anuatim ad usum ecclesie et patroni in Ryp devolven[tur]. Item ordinavit ut soror sua illegitima, videlicet Truyd, tantum de suis bonis habebit quod per biennium sine aliqua datione huyr sedebit super terra, super qua iam actu sedet, elapso vero biennio devolveri ad heredes, et tunc vi[ro] et cum fyliis suis habebit Kochstedes goet, situatum in Humgemagae, in altis et bassis, sicuti [est], tali annexa condicione, quod si Truyd una cum viro suo et filiis suis se bene regunt et sunt concordes cum Eteka et filiis suis, habebunt terram prescriptam; si vero contrarium contigerit faciens, committet partem suam ad un[um] filiorum Etekis revolvendam. Item voluit ut si Abba huic ultime voluntati sue contradixerit, e[t] ea tenere noluerit qua hic inscripta sunt, et istud eius legatum nulliusa esse momenti. Item voluit ut liberi Hesseli in Pascuis pie memorie, videlicet Hyd cum suis sororibus, habebunt sex talenta, situata in Pascuis Mennaldum, qua Taka uppa Myed iam actu habet in huyr. Et alius testam[***]bus ad quem legatum est, suam partem vendere voluerit, ordinavit quod filii sui sint proximioresb in em[ptione]. Si vero contrariam operam fuerit faciens, sua parte carebit ad utilitatem heredum devolvendam, ita ut infringens aliquomodo suam voluntatem ultimam, parte sua carebit. Insuper affirmavit omnia anniversaria et porciones sexti feriarum, et oneravit ea super Hummama stata, sicuti quod inhabitans dab[it] sacerdotibus in Ryp annuatim X klinkerdos ex[ecu]to suo anniversario, quos solvunt in pane. Et omnia predia sua in Ryper libera scilicet quoad ecclesiam voluit ut discedens facerit ad anniversarium, et si tunc ab aliis etiam fecerit anniversarium et tunc scilicet cessaberit predicta. Insuper instituit tutores suorum filiorum me, Scultetum testamentarium, Douwa Zyarda, Goslyg Jongama, Ufka Foppynga, Zyoerd in Polu[m], Gala Donterp, Rypper frater Galonis. Data sunt hec anno ac die ut supra, in presentia mei, Scelteti testamentarii, curati in Ryp, et horum testium fidedignorum, videlicet Upka Foppynga, Zyoerd in da Polum, Abba, sin zwager, Ryoerd Persma, Claes Bant, Peter uppa Kampen, Menna Luuytken, Jan Pyt zoen et horum ad hoc vocatorum et requisitorum. In fidem premissorumc et munimen ego, Sceltetus testamentarius, sigillum meum huic presenti testamento duxi imprimendum. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv.nr 50. Zwaar beschadigd. De foto in ons dossier geeft meer te zien dan het archiefstuk zelf, dat inmiddels verder achteruit is gegaan. In dorso: Hummema. Exemplum conditionis testamenti Frederici Hummama in Dronrypd, dato dato 1455. <M.a.h., 18de eeuw:> Copia testamenti Frederici Hemmama in Dronryp, anno 1455, crastina Catrinae virginis. 40 a b c 45 d B: B: B: B: ullius. proxomires. piissimorum. Dronryt. 29 18 1456 januari 17 Gerland Hermanna 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. In mei, Sibodi, curati in Mennerdsgae, ac testium infrascriptorum praesentia, honesta mulier dicta Gerland Hermanna, licet corpore debilis, mente tamen sana, suum condidit testamentum in hunc qui subsequitur modum, considerans quod tanta est conditionis humanae miseria, quod ea quae hodie videntur in esse, cras deduci possunt visibiliter in non esse, obitum suum cupiens ordinatione testamentaria praevenire, meliori modo et forma quibus potuit, de iure seu consuetudine. In primis animam suam peccatricem salvatori suo Jhesu Christo ac Beatissimae Virgini Mariae omnibusque sanctis, quanta devotione potuit, commendavit, eligensque sepulturam in Anynghum, et legavit ibidem viginti clenkardos. Item legavit ibidem ad fabricam novi transitus laicorum viginti florenos rynenses, tali adiecta conditione, quod si non fecerunt transitum praedictum, distribuantur istae pecuniae pauperibus. Item legavit conventibus in Thabor, Lyongtzierka, cuilibet conventui decem clenckardos. Insuper legavit tribus conventibus praedictis quinque talentata terrae, situatae in Thietmarem prope altum pontem, ad usum vini et panis aequaliter dividendum. Item legavit Sancto Martino, suo patrono in Mennersgae, tredecim clenckardos. Insuper legavit quatuor praebendis octo talenta terrae, situatae in Oersum, quae empta sunt de Liska in Oersum, et si aliquis apparuerit legitimus contradictor de istis octo talentata terrae, tunc Tako Hermana respondebit illi contradictori, et suplebit presbyteris de eisdem. Item quartae praebendae, iuniori videlicet, legavit quatuor talenta terrae fructiferae, ad velle Takonis situandae seu locandae. Item legavit Sanctae Cruci duas vaccas. Item Venerabili Sacramento rynensem. Sanctae Mariae klinckerdum. Sancto Anthonio vaccam. Sancto Nycolao, Sanctae Katharinae, cuilibet decem bockinos. Item Sancto Thomae, Sancto Petro et Paulo et Sancto Bartholomaeo, cuilibet talentum terrae. Item Sanctae Dorotheae, Barbarae, Sancto Huberto cuilibet duos grossos. Item legavit mihi, Sibodo, curato in Mennerdsgae, domino Azegoni, domino Wibode et domino Nycolao, suo capellano, cuilibet florenum rynensem, et domino Henrico postulatum. Item legavit duabus praebendis, Sancti Martini scilicet et Sanctae Mariae, cuilibet unam vaccam perpetuam. Insuper fecit unam portionem perpetuam praesbyteris in Mennerdsgae, cum qua oneravit Godina land, et commisit Takoni ut solvat portionem et habeat praedia praedicta. Item legavit domino abbati in Lidlum, priori in Anyngum, domino Wlbodo, curato in Petersberum, cuilibet coronam auream. Item legavit et resignavit conventui in Lidlum duas nuces argenteas, impigneratas pro triginta florenis bavariis. Item domino Heroni in Berlikum et domino Petro in Firdighum curatis, cuilibet postulatum. Item insuper legavit cuilibet ecclesiae per districtum Berum grossum, quia prius similitera in vita solvit legata. Item cuilibet sacerdoti philippenses tres. Item per Quinque Districtus istos et per districtum Woldensem cuilibet ecclesiae grossum, quia prius solvit legata. Item curato in Burichwirdt, praebendario, cuilibet postulatum. Item curato in Bolswert et dominis Theodrico, Wilhelmo et Petro cuilibet florenum arnemensem. Item ecclesiae in Snekis duos rynenses, curato clenckerdum aureum, a 30 a: semiliter. 5 10 15 20 25 30 35 40 aliis sacerdotibus ibidem stuferum album, et domino Petro Eponi octo bockinos. Item curato in Hichtum florenum arnemensem, praebendario decem bockinos. Item curato in Withmarsum arnemensem, curato in Pennynghum talentum pecuniae. Item domino curato et domino Sibrando in Alde[rum]a cuilibet dimidium clenckardum, curato in Hitzum postulato, praebendario decem bockinos. Item in Franeker cuilibet sacerdoti stuferum. Item legavit ad fabricam ecclesiae in Sixtiberum decem clenkerdos. Item quinque mendicantibus cuilibet florenum arnemensem. Insuper fecit et voluit quod Tako tenebit unum capellanum, suis expensis et stipendiis, ad decem annos pro anima eiusdem et omnium amicorum suorum, et pro istis donavit Takoni domum cum domistadio in qua ipsa habitavit, cum undecim talentatis terrae dictae in Goedinga land. Item decem talentata terrae situata in Appinga delen. Item tria talentata terrae cum dimidio in Schelta beynte. Item duo talentata cum dimidio in Ritzarda reden, quae emebat a Goffrido. Item legavit Takoni filum aureum, cum meliori novo corrigio argenteo, cum novo annulo aureo. Item legavit Takoni omnia praedia in altis et bassis, castrum, castristadium, domum cum domistadio, sicuti nunc situata sunt in Firdighum, et olim relicta ab avo suo Takone Campstra piae memoriae. Item legavit Jellae praedia sua in Gaetswird, sicuti spectaverant ad ipsam Gherland. Item legavit Jellae et Takoni praedia situata in Thietmarem opper Meed, aequaliter dividenda, illa adiecta conditione, si Laurentius testamento Hobbodi contentus fuerit, alioquin Tako solus habebit dicta praedia opper Meed. Item voluit ordinationem et divisionem inter Takonem et sororem suam, sibi commissam ex testamento Hobbodi piae memoriae, fieri ad dictamen et arbitrium dominorum abbatis in Lidlum, prioris in Anynghum, et Wlbodi, curati in Petersberum. Item legavit Jellae viridem vestem, proprie vltenceb sorket, et meliorem togam. Item legavit Kathrinae, filiae Jellae, melius par scoten, cum meliori corrigio argenteo et unum nodum. Insuper legavit Tytardo et Epponi reditus duorum florenorum rinensium, quos sustulerat ex successione Tedae, matris eorundem, equaliter dividendum. Item legavit Tytardo annulum aureum, et Kathrinae, filiae suae, minus par scoten et minorem nodum. Item legavit Ankae, uxori Tytardi, blaviam tunicam cum argenteis. Item legavit Epponi corrigium argenteum, qui semel circumit latus, filio suo Dodoni novum taberdum leydensem. Item uxori Epponis, Ebelae, melius pellicium cum meliori taberdo. Item legavit Upkoni in Hitzum partem castri sui in Hitzum cum praediis quac Gherlanda permutavit contra Wolthonem in Midlem. Item legavit Tettae, uxori Upkonis, suam meliorem tunicam rubeam, sine argenteis scilicet scoten. Item legavit Eetthiae Hiddingae duos annulos aureos. Item legavit Lolloni Ockinga annulum aureum cum saphiro. Item legavit Kathrinae, filiae suae, reditus undecim florenorum usualis monetae, vel annuae pensionis de praediis in Burrichwerd, conditione tali adiecta scilicet, si sine liberis discesserit ante obitum patris sui, ex tunc Lollo habebit huiusmodi reditus ad vitam duntaxat, et eodem discedente, divolventur ad haeredes Gherlandae aequaliter. Item legavit Hissae, uxori Lolloni, melius dyoep cum argenteis suis. Item legavit Betkae, filiae Abbonis in Oersum, decem clenckerdos. Item legavit Taetkae, famulae suae, iuvenem vaccam, quatuor ulnas panni romundscher, novum a 45 b c a: na Alde ruimte opengelaten. Lees: vlamse? a: quae. 31 5 10 15 20 25 30 35 40 pellicum, novam lineam tunicam et duas novas camisias, et Nycolao sartori commisit tuendam. Item legavit Hummoni, filio Mennardi Scheltinga, decem clenckerdos, si vixerit et ulterius studere intenderat, et istae pecuniae tam diu serventur a priore in Anyngum, quam diu non perrexerit ad partes alienas, sin autem, dentur pauperibus. Item legavit Sancto Martino, hero in Mennerdsgae, et patrono in Burichwerd illud frustum panni linei, quod de Mathia in der Sted levavita. Item legavit haeredibus Cathrinae duas vaccas. Item assignavit et legavit [***]b hospitali reditus quinque clenckerdorum in perpetuum duraturos, quos tenetur Goffridus solvere. Item legavit Ymkae Sypertsma suam mediam togam. Item Tettae Rensma medium taberdum suum mediocrem. Item Jellae Sypsma meliorem nigram tunicam cum pellicio, sicuti nunc est cum argenteis, Teutonice dat connyna dyoep mit knopen ende mit slagen. Item legavit Lyskae Thiericsma den swarta sorketc. Item Cathrinae Claesma dat sulveren capsel cum meliori peplo capitis. Item legavit parvae Renkae den middelsta bruna rock. Item parvae Ymkae viridem tunicam cum latis manucis. Item uxori pauperis Hettonis nigram tunicam cotidianam et unam novam camisiam. Item legavit Remedae in hospitali antiquum taberdum cum pellicio cotidiano et unum novum peplum capitis. Item legavit Thyeykae Heynnemma antiquam viridem tunicam cum nova camisia. Item legavit Avae, uxori Rodulphi, novam griseam tunicam. Item causam Feddonis Mernsta et Wibrandi transtulit ad manus dominorum abbatis in Lidlum, prioris in Anynghum et Wlbodi, curati in Petersberum, submittendo se ordinationi illorum, quantum ipsi dictaverint dandum pro negligentia et defectu probationis iurisiurandi. Insuper fecit et ordinavit et voluit quod omnes pecuniae, solutis legatis, ad pias causas distribuantur pauperibus, ad dictamen trium praedictorum, quam solutionem legatorum ad pias causas Takoni commisit de pecuniis faciendam. Item voluit et petiit humiliter quod si fuerint aliqui legitime conquerentes de aliquibus debitis non solutis vel iniuriis alicui vel aliquibus irrogatis, si legitimam praetendant, causam eisdem ad arbitrium et dictamen solvatur discretorum. In caeteris vero bonis, mobilibus et immobilibus, ubicunque existentibus et situatis, in altis et bassis, instituit haeredes Tytardum, Epponem, Takonem et Jellam in solidum, aequaliter dividendis. Et hoc ultimum testamentum seu hanc ultimam suam voluntatem esse voluit, quod omnibus suis testamentis, seu ultimis voluntatibus praeesse, praeferri voluit et praevalere, et quod valeat iure codicillorum, seu quovis alio modo, quo melius possit valere. Acta sunt haec in praesentia mei, Sibodid, curati praedicti, praesentibus testibus fidedignis, videlicet domino Folkero, abbate in Lydlum, devoto fratre Lamberto, priore conventus regularium in Aninghum, domino Wlbodo, curato in Petersberum, domino Petro, curato in Firdighum, domino Azegone, domino Wibrando, domino Henrico, Dockone et Egidio, canonicis regularibus praemonstratensibus, ad hoc vocatis specialiter et rogatis. In veritatem omnium praemissorum confirmandam, sigillum mei, Sibodi, curati et a b 45 c d 32 a: a: a: a: lenanit. xxx. sorker. Sibodo. 5 testamentarii praedicti, praesentibus est appensum, anno Domini M CCCC quinquagesimo sexto, die vero Sancti Antonii confessoris. Et propter huiusmodi certificationem maioremque confirmationem singulorum, nos, Folkerus, divina providentia abbas Vallis Sanctae Mariae in Lidlum, Lambertus, pia professione prior conventus regularium in Anynghum, Wlbodus, curatus in Petersberum, tanquam testes et executores testamentarii, ad hoc specialiter rogati et vocati, sigilla nostra praesentibus digna duximus appendenda. Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 125-127 (naar A?). Opschrift: Testamentum Gerlandae Harmanae. Anno 1456. 10 19 1456 juni 5 Wiba Thierxma 15 20 25 30 35 In den name Ons Heren, amen. In [***]a ick, Wiba Thierxma, wonende yn Brokestergae, machtich mynre [re]dene ende vyf synnen, by gaende ende bi staende ende bi sonden lyve, hebbe anghesien ende bekent dat een mensche yn deser tyt nyet wissers en heeft dan den doot, ende nyet onwissers dan die ure des dodes, ende hyromme heb ic myt volcomen synne ende mit gueden berade myn testament ghemaect ende gheordiniert, ende mynen laetsten willen bewyst, in aldusdaner manyren als hyrnae ghescreven staet. Ende ic begheer ende wil dat dese laetste wille gheholden werde als een testament of als een schickinghe ende een ordinancie mynre gueden of als een codicil, ende dat iure codicillorum of alst yn eenigher wys staen mach nae recht ende reden. Ende myt desen laetsten wille heb ic myne siele besorget myt mynen tytliken guede om dat ewige guet te vercrighene. Int eerste verkiese ic myne legherstede toe Thabor yn dier reguliercloester bi Sne[e]k. Voertmeer die lande die ick, Wibe, ghecoft hebbe van den patroen [***]b [d]ie bespreke ick weder denselven patroen Sente Cristofer, als int yrste eenen acker landes die legghende is yn Ymke lande bi der kerken, ende den kamp die buten leit op Broringhe wiels [wa]l. Item drie pondemate landes die legghende syn op Banslaets wal, ende eenen rietpol daer by li den Vyschdam, die ic ghecoft heb van yonghe Sywert. Item voertmeer so bespreke ic, Wibe vors., den priesteren yn den Broke to ewigha tiden voer die vridachsbolle die op myn statten ende guet hoert daer ic nu ter tyt op wonachtich bin, ende oec mede voer die jaertyt, sestehalf pondemate lands, daer die vyrdehalf af legghen bi die Graswey ende die twee pondemate buten die Graswey bi dier Treme. Item noch seven ensen die leggende syn boven bi die Slachta yn der vennen ten oesten, die bespreke ic den vors. patroen. Item voertmeer bespreke ic, Wiba, die wintmolen dien vier gasthusen, als to Sneke, to Bolswert, to Workum ende [Lew]erden, alsoe dat die vogeden dier armen dese a 40 b Twee of drie woorden weggevallen, waarschijnlijk: den eersten. Twee of drie woorden weggevallen, lees bij voorbeeld: in den Broke. 33 5 10 15 20 25 30 35 40 molen vors. vercopen sullen, ende dat ghelt ghelike deilen totter armen behoef ende daer renten mede te cop[en]e. Item den cloester to Hospitael bespreke [i]c ses postulaetsgulden. Item den vyr biddenden oerden eenen ygheliken twee postulaetsgulden. Item in Hasscher Vyfgaen ende in Goynghegryp to elker kerken twee vleemsche, ende den priesteren een. Item voertmeer so bespreke ic den convente to Nes neghen pondemate lands, ligghende in Ackamaryp binnen den Gau, opt west van Sappinghe sloet. Item neghen pondemate aldaerbi besprekic den patroen Sunte Ghertruit yn Ackamaryp. Item voertmeer so bespreke ick, Wiba vors., den broderen ende den convente to Thabor bi gueder lude rade yn een levende ghifte, die men hietet donacio inter vivos, bi gaende ende bi staende ende bi sonden live, sonder weder[spreken tot een] hoechnisse mynre sielen ende alle mynre vrienden ende aldierghen[e daer] myn guet van uutkomen is, dat [huys ende] die s[ate] daer ick nu ter tyt op won[aftich bi]n ende [***]a voert achterwerts [tot ae]n die Scheen ende voerwerts [an die] Bansloet, ende is elve acker briet, op ende uut. Voertmeer sal dat vors. convent [***]b [lig]gende in [Go]yngha lant, ghehe[t]en d[en] Brede wier, ende oec vyr pondemate die ligghende syn op Kercbure weere, ende anderhalf leggende buten den Olden wech op des Olde [w]eges egghe yn Broerken[s] lant. Ende dese goeden vors. sal dat convent vors. hebben yn dusdaniger maniren, dattet vors. convent een ewige memorie sal hebben ende elkes dages eene misse op Onser Vrouwen altaer voer my ende dieghene daer ics voer begheere. Ende oec begheer ick dattet vors. convent eene lampe holde voer dat Hilighe Sacrament, durende ynt ewige, ende dat sie dese goede voers. nyet en sullen verwandelen of vercopen. Voer[tmee]r wil [ick d]at men eenen igheliken priester die comt tot myn uutleede ende misse doet, sal geven twee vlaemsche, ende die ghene misse en doet eenen vlaemsche. Item den susteren [to] [***]c [ee]nen c[linc]kert, ende den susteren to Lewerden oec eenen clinckert. Item so bespreke ic, Wibe, Bauken, mynre huisfrouwen, to liefghiften den silveren gordel den ick hoer ghegheven hebbe, ende twee silveren leppelen, ende oec dat halve telbaer goet dat binnen vyr hoernen is, beesten ende bedden ende ander ynbodel, uutgeseit golt ende silver, behalven dat hyrvoer gheroert is. Item voertan sal Bauke hebben vyftich postulaetsgulden ende vyftich rynsche gulden an reden ghelde. Item voertmeer so bespreke ic hoer neghentien pondemate landes, die legghende syn op Bonningswaech yn die Langhe eckeren, ende van desen lande vors. sal Bauke die rente boren solange als sie levet, ende sie en sal dit vors. land nyet vercopen noch verwandelen of en wechgheven. Mer na Bauken vors. doot sullen die prior ende procurator van Thabor desen neghentien pondemate vors. ordiniren ter eeren Godes, hoe ende waer dat h[oer alrebest] dunct. Ende dier vyf silveren leppelen die ick hebbe, sal Ulke, myn dochter, drie hebben ende Bauke die twee als vors. is. Item voertmeer so make ick eerfghename myn[re goeden Wl]ken, myn dochter, uutgheseit die vors. lande ende goeden die ick ghegheven hebbe ter eeren Godes voor salicheit mynre sielen ende mynre vrienden, ende oec uutghes[eit die ly]aefghifte die ic Bauke, mynre huisvrouwen vors., besproken hebbe. Item ynt yrste sal Wlke, myn a 45 b c 34 Drie of vier woorden weggevallen. Drie of vier woorden weggevallen. De (korte) naam van het convent weggevallen. Vermoedelijk: Aalsum. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dochter, beholden huis ende lande die legghende syn in Ackamaryp, dat hieten is Summighe lant, ende daerbi neghen ensen die legghende syn op die Slachta. Voertmeer sal Wlke hebben to Westermeer hoer moders guet, daer nu ter tyt op woent Wiba Dauwama, mit dat meedelant dattic nu ter tyt daertoe te hure ghegeven hebbe. Van desen vors. madelande na Wlken doet sal hebben die patroen to Westermeer vyr pondemate landes, die legghende syn bi den Groten meer. Ende oec voertmeer van desen madelande vors. sal hebben die patroen Sunte Nyclaes op Snyxswaech vyr pondemate landes na Wlken doot. Item die grote van desen vors. madelande is neghentiendehalve pondemate, daer die vyr pondemate van leggende syn op die Swaech binnen die Hoeghe wech. Ende oec sal Wlke hebben dat lant daer Douwa ghastman nu ter tyt op woent, ende dat lant is breet ses eckeren doergaendes landes, op ende uut. Ende van desen vors. lande na Wlken dode sal hebben die patroen Sunte Matheus enen ecker doergaendes landes, die legghende is in Apken smets lande. Item die sate daer Pieke smyt nu ter tyt op woent, mit twaleftehalve pondemate madelandes dat ic daerto Pieken te hure ghegheven hebbe, ende die sate daer Rouke, Rixten man, nu ter tyt op woent, mitten madelande dattic Rouken daerto te hure gheven hebbe, uutgheseit die vyrdehalve pondemate vors. vor die vridachsbolle. Hyrvan sal Wlke, myn dochter, den notma van hebben ofte die hure van boren so langhe als sie levet, mer na hoerre doot sal die prior ende procurator van Thabor al dese goeden vors. ordiniren ter eeren Godes ende voer myn ende mynre vrende silen selicheit, hoe ende waer hem alrebest dunct, sonder yemants wederspreken. Ende wanneer ick sterve ende Godes bod vervulle, soe sal elk arm mensche die comt tot mynre lede, die sal hebben eenen penning ter eeren Godes. Item voertan soe hebbe ic, Wiba vors., eene provende ghestichtet in Goynghagryp, in aldusdanige manire ende voerwaerde als hyrna volghet. Tot welker tyt dat die provende vry is ende sonder priester is langher dan een half jaer, soe sal dat guet ende dat lant voers. vry wesen totter armen behoef van dien vyr ghasthusen die voer gheroert syn, alsoe dat die vogheden der armen vors. dat sullen vercopen ende beleggen an rente totter armen behoef. Ende wanneer dat dese provende voers. sonder priester is, soe sal die prior ende procurator van Thabor vors. ende die persoenre yn Goynghagryp den koer hebben wat priester sie daerop setten, die hem dunct dat nutte ende orberlic sy dier meente, daer sullen sie mede tevrede wesen sonder wederspreken hoers of yemants van hoerre wegen. Ende waert sake dat die prior ende procurator ende persoenre vors. nyet overeen en mochten, soe sal die mynre deel dien meerre volghen. Ende waert sake dat die persoenre vors. dat beletten wolde mit hemselven of mit yemande van synre weghen, dat die prior ende procurator vors. den koer na inholt des testaments ende Wibe brewe nyet volbrengen mochten, ende die provende boven een half jaer vry stonde sonder priester, uutghenomen nootsaken, soe sal dat lant der provende vors. vry wesen totter armen behoef als voers. is, sonder alrehande wedersprake off last. In een tuich der waerheit deses testaments ende deser dinghen die voers. syn, hebbe ick, Wiba voers., ghebeden die eerbare manne her Meynert, mynen persoenre in den Broke, heer Aggha, persoenre to Westermeer, heer Rolant, persoenre to Ysbrechtem, heer Peter, persoenre to Tyrlenzee, ende die ander eerbare manne die hare namen hyrbeneden baven hare segele ghescreven staen, voer my dit testament te bisegelen, want ickselve op dese tyt gheen seghel en hebbe. Ende wy, heer Meynart, heer Agga, heer Rolant, heer Peter ende dier hoere namen hyrbeneden baven hare segele staen ghescreven, hebben dit testament om Wiben vors. bede wille mit onsen segelen bisegelt. 35 Int jaer Ons Heren dusent vyrhondert ende ses ende vyftich, op Sunte Bonifacius dach des hilighen biscops ende martelaers. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 69. Zwaar beschadigd. In dorso: Copia testamenti Wiba Tyerxma. <M.a.h.:> Copia testamenti Wybonis Tyarxma. - C (19de eeuw, naar B). Ibidem. Uitgegeven naar B. Enkele aanvullingen waren mogelijk door vergelijking met afschrift C. 5 20 Arnt van Suerhusum en zijn vrouw Hille 10 15 20 25 30 35 40 1459 januari 12 Alle denghenen der dit brief sullen sien ofte horen lesen, dem sy kunt ende openbaer dat wy, Arnt van Suerhusum ende Hille, afteluuden, aendachtich syn gewest dat wy niet sekers en hebben dan die doet ende niet onsekers dan die ure des dodes, ende in derselver ure menich mensche bekommeret wert mit die vrese des dodis, alsoe dat hi syns guedis en recht besorgher niet wesen en kan, hyrum heb wy mit voersichtigen sinnen, by ghesonde lyve, gaende ende standende, een ordinancie ghemaket van unse gueden der uns God verlienighet haeth ende wy toe samen ghewonnen hebben mit Godis hulpe, in een maneer als hyrnae gescreven staet. Int erste so ordeniren ende schicken wy, ist dat ic, Arnt voirs., sterve voer Hille, myn wyf, ende eer sy, soe legghe ic her toe tot enre vryer ghiften in dat leven ofte in een ghedachte des dodes dat derdendeel van alle myn gueden der ick afterlate, heth sy golt, silver, reppelyc ofte onreppelyke gueden, tyl ofte ontyl, in wat komenscip ofte lande der dese guede ghelegen synt, ofte in wat tymmer. Ende dat ander derdendeel van myn gueden voirs. sal Hille voer myn ziele om Godis willen gheven, bi her personers raet der sy onder gheseten is, ofte by ander gestelike luudene raet der her orde holden, in aldusdanigher mathen, ist dat Metta Leferts dochter ende Herman van Suerhusen by unse raed synt als sy to buucwas kommen, soe sullen sy elckerlyc hebben twintich rynsscher gulden van dat derdendeel dat om Godis willen ghegeven sal werden als voirs. is tot unser zielen salicheid. Ende dat derde derdendeel sullen myn naeste vrenden toelyke delen also als sy naest blodes synt. Ende desghelykes, valtet alsoe dat ic, Hille voirs., eer Arnt, myn man, Godis boet vervolle ende sterve, soe sall Arnt tot enre vryer ghifte hebben dat derdendeel van alle myne gueden der ic naelaete efter myn doet, in alsulke gueden waer sy gheleghen synt, als sy voer ghenomet syn. Ende dat ander derdendeel sal Arnt voer myn ziel reken by raede als voirs. is. Ende dat derde derdendeel sullen myn vreenden voer her erwenscap toelike delen der myn naeste vrenden synt, sonder argelist. Ende want wy, Arnt ende Hille voirs., dese vrye ghifte malckander holden willen steed ende vaste ende onbreeckelyc, soe versaeck wy ende gheven over mit desen breef alle rechten, sy synt gestelyc ofte waerlyc, der men bruken ofte vinden moghen toeyeghens dese vrye ghyften voirs., der ons baten mochten tot deser ordenancie toe breken, dat is oftet ons hyrnae rouwen jefte wy daer ander punten in brenghen wolden der disse vrye ghyften hinderen mochten, der wil wy niet brukende wesen ende 36 5 10 15 versaken ze als voirs. is. Ende willen dat dese vrye ghyften van werden sy als men se nae alle rechten heten moghen, sonder alle faelkant ende nye vonden. Hyrum heb wy, Arnt ende Hille voirs., her Rippert toe Steens, cureit ende en keysers oerkene, ghelovet mit hande ende mit monde dat wy dese ordinancie ende vrye ghyfte als voirs. is, sonder alle weerropinghe steed ende vaste holden willen onwerropelyc tot unse lyfs eynde, sonder arghelyst. Ende weert datter enich van unse erfghenamen ofte vreenden toyeghens desen vrye ghyften spreken wolden, die sal syn paert van dat ervenscip verloren hebben, ende dat paert sall vallen tot der tymmer der heiligher kerke der dat lyck begraven is der dat erfscip van koemt. Ende want wy, Arnt ende Hille voirs., dit ghelovet hebben als voirs. is, toe holden steed ende vast in heer Rippertz antwort, so heb wy hem toelike ghebeden dat hy dit brief over ons bisegelen wil. Ende um en merre vasticheit so heb wy oeck ghebeden unse personer toe Aldehove toe Lywerd, Kempo Onyngha, Walken toe Husum, her Symon toe Husum, personer, ende Sycke scriver, dat sy dit brieff over uns bysegelen willen. Ende wy, voernoemde oirkenen, hebben dit brief bysegelet mit unse segelen deraen ghehanghen. Int jaer van neghen ende vyftich, frydaghes nae Ephyfanie Domini, um Arnt ende Hille bede willen ende bygheren. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv.nr. 47. Perkament. Met vijf uithangende zegels: 1 (107), 2 (60), 3 (70), 4 (119), 5 (114). Eén van de zes aangekondigde zegels ontbreekt, waarschijnlijk dat van Sycke scriver. In dorso: Aernd van Swolss testament. Sinte Jacop. Druk: a. OSA, nr 25. 20 21 Jelle, vrouw van Reync 25 30 35 40 1459 januari 14 Jelle Reyncs, ghafrouwe in Wylsem, leggende op hoer doetbedde, syeck van lychaem mer sond ende froed van synnen, het maket een testament, bisprekinghe of een laeste wille voer mi, Albertum, cureit in Wylsem, ende orkenen als Syrck Gherold zoen ende Foppa Piers zoen in Ferdingueer, daerto gheropen ende ghebeden, in een manier als hiernae folghet. Int eerste het sie bisproken die patroen in Wylsem, Sinte Pancratius, teerste jaers rente van fyf pondesmeten to Knossens, daer hieten Hessels myede. Item Sinte Marten to Oudehove to Boelsuert twie pond. Item to Pyangnum die patroen twee pond. Item fier biddende oerden elc een pond. Item to tuyntich kerken elc twee flaemske. Item hiernae het sie bisproken Reynck, hoer man, voer syn youwen ende bisprekinghe al dat sie het in Ferdingueer, leggende of rorende, quyck ende til, klederen ende sulferwerck, uytscu<l>de ende inscu<l>de, ende al dat sie het to Ferdingueer, bynne huse of bute huse, bihalven een koe van hoer koyen, daer Reynck die patroen gheven sal to Wylsem voer hoe[r ***]a. a Een kort woord weggevallen, mogelijk: siel of: steed. 37 5 Item hiernae het sie erfe maket hoer broer van hoer lande daer leyt to Knossens, [ende] daervan sal hi bitalen hoer bisprekinghe, afterdaden ende bokynghe. Ghemaket ende ghescreven int jaer Ons Heren M CCCC ende neghen fyftich, op Sinte Poncianus dach martiris. In een tuych der waerheit so heb ic, Albartus fors., dit biseghelet int jaer ende daghe als fors. is. Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 100. Met opgedrukt zegel: 6. In dorso: 1459. 22 1465 april 21 Broer Tyarkes zoen en zijn vrouw Yde 10 15 20 25 Ic, Broer Tyarkes zoen, ende Yde, syn wyf, doen kont ende kenlic allen denghenen die desen brief horen of lesen sullen, dat dit onse begheerte ende leste testament is, dat wi onse goeden die wi nu hebben of ons namals an comen moghen, dat wi die bruken willen tot onser twier laester doet toe. Ende na onser twier doet so begheren wi dat die kinderen die wi uutghehiliket hebben, ende Alle, onse zoen die nu ter tyt to Anynghen woent ende professyt is, ten eersten in den goeden sullen tasten ende daer eerst of nemen, ont dat si soevele van den goeden hebben als die die alremeest tevoren van den goeden ontfanghen hebben. Ende soe wat dan daer overblivet, sullen si tesamen ghelyc delen als susters ende broeders tobehoert, mit mynnen ende vreden, uutgheseyt dat huus ende den hofstede mit syn toebehoer. Ende waer dat sake dat Alle, onse soen, oflivich worde of uut deser cloester <gaet>, so sal dat cloester van Anyngen vyftich scilde hebben van onse goeden, als na onser beyder doet. In een ghetuyghe ende vasticheit des brieves so heb ic, Broer vorscreven, dit brief beseghelt mit myn eyghen zeghel. Int jaer Ons Heren dusent vierhonderta vyf ende tsestich, opter octaven van Paeschen. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Anjum, inv. nr 1. Perkament. Het uithangende zegel in groene was verloren. In dorso: Iste laicus dixit in professione sua sic: quod si recepero omnia bona mea ab utroque parente secundum istam literam, tunc sorores prope Woerkum habebunt de bonis meis X sc. seu clinckerdos. Druk: a. GPCV I, 610. 30 a 38 A: vierhonders. 23 1465 mei 30 Romko Aynge 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Anno a nativitate eiusdem Domini Mo CCCCo LXVo, die Iovis tricesima mensis maii, indictione quintadecima, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Pauli, divina providencia pape secundi, in mei, notarii publici, ac testium infrascriptorum ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum presencia, personaliter constitutus honorabilis vir Romko Aynge, laycus dyocesis Traiectensis, sanus corpore et mente compos, cogitans tamen se aliquando moriturus, cum nichil cercius morte et nil incercius eius hora, omnis homo necessarie expectat, omnibus igitur melioribus modo via iure causa et forma quibus melius et efficacius fieri potest, suam ultimam ordinavit voluntatem seu ultimum suum condidit testamentum de bonis sibi a Deo collatis, in hunc qui sequitur modum. Primo Deo omnipotenti et Beato Francisco suam animam cum de corpore egressa fuerit commendans, postfacienda et legata sua honeste virgini Bauke, sorori sue, professe tercii ordinis Sancti Francisci, per districtum Ferwerdensem secundum consuetudinem districtus illius et suum statum commisit distribuenda, cum tribus lagenis servicie conventibus et sororibus in Ganawrd, in Bethleem et in Forswerd equaliter dandis, cum ipsum ab hac luce migrare contigerit. Insuper suos veros legitimos et indubitatos instituit heredes sororam suam Baukam supradictam et Feckonem, filium fratris sui, in parte bonorum suorum, scilicet in allodio iacente in villa vocata Jesselem, quod Anna Jukonis possidet de presenti, valente singulis annis decem scutata antique monete in hura, ad usum vite eorum equaliter participantium. Et post ipsorum decessum substituit verum heredem prefatorum bonorum conventum sororum in Wiswert, tercii ordinis Sancti Francisci prope Lewerdiam, perpetuis temporibus retinendorum per conventum eundem, in quo seipsum offert donec vixerit permanere, et conventus viceversa debet eidem necessaria victus et amictus ministrare. Deinde Romko, testator predictus, donat Gaykoni libera donacione, filio fratris sui, redditus quinque scutatorum antique monete in allodio Anye gued vulgariter nuncupato, hereditarie levandos, hac adiecta condicione quod sorores in Wiswert et Gayko, filius fratris eius, dabunt et numerabunt realiter cum effectu discreto iuveni Feddoni, filio suo naturali, quilibet XV scutata antique monete cum ad annos suos devenerit maturos et boni regiminis comprobatur. Demum retulit coram me, notario, et testibus infrascriptis Romko, testator memoratus, quod Tyamke, nepti sue, tempore contractus matrimonii inter ipsam et Haringum Woldens pie memorie dedit castrum unum et castristadium cum redditibus duorum scutatorum antique monete perpetuis temporibus fruendis, in quibus ipsam voluit contentari, rogans Gaykonem et Tyamkam suprascriptos ut redditus et bona, in quibus conventus substitutus est heres, libere permittant possidere in profectum anime sue et omnium parentum suorum, ut omnia meritoria opera, qua in huiusmodi conventu salubriter fiunt, sibi et parentibus suis eciam prosint in remissionem peccatorum. Hanc igitur ultimam suam voluntatem voluit Romko, testator supradictus, irrevocabiliter manere firmam et per nullam aliam si de post forte ordinacionem suorum bonorum fecerit huic instrumento derogare, quod si et iure testamenti valere non possit, valeat iure donacionis inter vivos, seu causa mortis, vel de iure codicillorum, 39 5 10 vel quovis alio iure quo valere posset. Acta sunt hec in conventu Wiswert sepenominato, sub anno, die, indictione, mense et pontificatu quibus supra, presentibus ibidem honorabilibus et discretis viris dominis Jellarde, curato in Lewerdia, Dodone, sacrista ibidem, Alberto et Nycolao, presbiteris, necnon Dodone Broderi, layco, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis. Et ego, Ripperndus Theodrici, clericus Traiectensis diocesis, publicus sacra imperiali auctoritate notarius, quia premisse ordinacioni ultime voluntatis sive testamenti factioni omnibusque aliis et singulis dum sicut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus presens interfui. Ideoque hoc presens publicum instrumentum, manu mea propria scriptum, exinde confeci et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine solitis et consuetis signavi, in fidem et testimonium premissorum rogatus et requisitus hec verba supraponenda, anno scilicet predicto approbo manu propria. <M.a.h.:> 15 Theodericus de Amsterdammis, notarius, fuit subscriptus sub signo. Dominus Hermannus, pater in Wisswert apud Lewerdiam. Actum in profesto Omnium Sanctorum, presentibus Engelberto Geerardis, famulo meo, necnona Rodolpho Scaap. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (z.j. [15de eeuw] oktober 31, door heer Hermannus, pater van Fiswerd, naar A?). RAF, Archief Klooster Fiswerd, inv. nr 1. De naam van de notaris zoals die is weergegeven door de afschrijver, wijkt af van die in het notariële onderschrift. Dit is wellicht het gevolg van een foutieve lezing van de ondertekening. De voornaam (Ripperndus) kan bij voorbeeld als initiaal verwerkt zijn geweest in een notarismerk en zo zijn ontgaan aan de afschrijver, die daarom het patroniem aanzag voor de voornaam. 20 25 24 1466 mei 6 Doitia Albada 30 35 In nomine Domini, amen. Arnoldus, personne toe Sneeck, doe kondt ende openbaer hoe dat in den jare Ons Heren dusent vierhondert ende ses ende tsestich, op Sinte Joannes dach ante Portam Latinam, ontrent middach ofte daerby, soe heeft Doitia Albada bedacht niet wissers te wesen dan die doet ende onwissers dan die uure des dodts, om dan te sachten den toern des strengen rechters, al was hy sieck van lichame, nochtans was hy gesont van sinnen, ende heeft geordineert ende gemaeckt, puierlicken om Godts willen ende salicheyt synre zielen, syn testament ende laeste wille, in myn andtwordt ende de tuighen naegeschreven, in manieren als hiernae volget. a 40 Hierna doorgehaald: Johan Johans soen, famulo Gerardi. 5 10 15 20 25 30 35 Int eerste bigeert hy syn legherstede in der kercken toe Sneeck voor Ons Lieve Vrowen outaer, ende heeft der kercken vors. besproken een schildt ouds geldes. Item den personne aldaer een postulatsgulden. Item heer Tada een halve klinckert. Item elcke priester aldaer een pondt. Item toe Hospitael, Thabor, Oudekloster ende Nyekloster synen hingst, toegelicke toe delen. Item toe Betanien in Sneeck tuie postulatsguldens. Item die vier biddende orden elcs een pondt. Item toe Rordahusum drie klinckerts. Item toe Rawert drie klinckerts. Item toe Irnsema toe die personaetschip tuie pondemate landts, leggende in de personnes landt. Item die jongerschip toe Irnsem een acker die by die jongerpriesters huys leyt, ende den mollenwier. Item elcke kercke in de Hem tuie flamsche, halff die kerck ende halff die priesters. Item soe maeckt hy erffgenamen syn kynderen in al syn ander guedt die hy afterlaten hevet, in sulcken manier als hiernae geschreven staet. Int eerste soe sal Rienck, syn zoon, hebben hondert pondematen landts in Latingha gued toe Wywert. Item Lyuwa, syn zoon, hondert pondemate landts toe Flansem. Item Syt, syn dochter, dat groete guedt toe Abbinghawier. Item Hilke, syn dochterb, dat gued daer Ids op woent toe Abbinghaweer. Item fort soe sel Saepc hebbe Idsingha gued ende alle andere gueden die Doitya ende Saepd tegader beseten hebben, toe hoer lyffstond. Ende nae haer doedt soe sullen Rienck ende Liwa vors. disse gueden vors. toelika delen, ende Rienck ende Liwa melkanderen gelick rekenschip te doen van alle andere gueden die de vader voor hen in voortyden uutgeleyt heeft. Item soe sal Saep opboeren die renten toe Flansem toe haer lyffsstond, voer Idsingha gued, daer Liwa opboeren sal tot haer lyffstond. Item soe wil Doitya vors. dit testament ende laeste wille vast geholden hebben in alle synen articulen, ende befestiget hebben met sulker fasticheyt daer men testamenten, laeste willen ofte codicillen mede befastigen mach in beyde rechten, geestelick ende waerlick. In orkonde der waerheyt ende wasticheyt des testaments ende laesten willen soe heb ick, Arnoldus, personne vors., myn zegel hieraen gehangen. Ende om meerre vasticheyt soe hebben wy, Zackae Rennaerda, Liwa Ogha zoen, Wiba Zacka zoen ende Goslick Waltia zoen, onse zegelen als tuuchsluyden hier mede aengehanghen. Ende wy, Jancka schroer ende Dirck goudtsmid, meede tuuichsluyden, want wy op disse tyt selven geen zegel voeren, soe hebben wy beden heer Tado, conventpriester in Sneeck, dat hy syn zegel voor ons hier mede wil aenhanghen, dat ick, Tadeus vors., om Jancka ende Dircks vors. beede wille geern gedaen hebbe. Ende disse zegelinghe van ons allen vors. is geschiet in den jare, daghe ende uure als vors. is. Die principale van desen, geschrewen synde in fransyn, was befesticht met ses onder uuthangenden zegelen van groenen wasse ende an dubbelen steerten. Onder de princepale copie stondt: Gecollationeert tegens tprincepael van desen, synde 40 a b c d 45 e Hierna doorgehaald: drie. syn dochter lijkt doorgehaald. Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Saepck. Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Saepck. In de marge, m.a.h.: By olts Sacq, ende is van Douma geslachte weest. Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Zaecka. 41 geschreven ende befesticht als boven, behalven dat een van den zegelen vors. was gecorrumpeert. Is daermede befonden te accordeeren by my, ter ordonnantie van den Hove. Onder stondt: Joupe, met syn linyen. 5 Nae collatie gedaen, is met gelicke copie, befesticht ende ondertekent als boven, befonden te accorderen by my, onderges. secretaris. Op de ander syde stondt: Heercke Jouke zoen. <M.a.h.:> Desen met de voors. copiaa gecollationeert, is befonden daermede taccorderen, in kennis van my, notaris, <ondertekend:> 10 Van Loon.b Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (z.j., door Joupe, naar A). Niet voorhanden. - C (door Heercke Jouke zoen, secretaris, naar B). Niet voorhanden. - D (1620, geauthentiseerd door notaris Van Loon, naar C). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 67. Opschrift: Copia copiae. In dorso: Copia van salighe Doitya Albada testament, met noch sekere acte van attestatie op dander syde. 1466. Op de andere zijde waarnaar wordt verwezen, staat OFO IV, nr 165 (1507). 15 25 1471 november 13 bevestigd 1472 februari 10 20 Wlck Wyghersma 25 30 In nomine Domini, amen. Dit is Wlck Wyghersma testament jefta leste willa, deer hyo macket hath by voerdrachter sin, by gaen ende by staen in her cranckheet ende met een goede memorie, om heer siele sillicheed ende om alle twydrecht dier falla mocht twyska her kinderen ney her daed, toe beggherien. Int aerst befelt jae God ende Sinte Marie ende Sinte Michiel her ziel, ende byjerret toe resten ende lidzen op Sinte Michiels hoeff in Almenum, ende bysprect dyo patroen enen gulden rinsgoelden, ende deertoe een steed byt ghesthuys, dier Hans nuu ter tyt op wennet. Item dat Bura gesthuys. Item Geertruud een lyttick stuk land deer leydt by Sinte Geertruud land op Suura fiolda. Item Sancte Marie ende her apostel elck een pondt a b 42 voors. copia verbeterd uit: principale. In de handtekening verwerkt de getallen: 40 25 4 40 1620. 5 10 15 20 25 30 35 40 waegs. Item een tortizaa in dae eera des Heyliga Sacramentis. Item toelyff jeeradeel, dier Rippert bytellya schel van Ripperts huus, ende deerney een kw voer een joega memorie, ende dyo schel Hilck betellye. Item dae presteren, als dy persinna een postelaet, her Henrick een goldena, dae ora presteren elck twa pond, her Johannes Rutger zoen een hael goldena, ende dae coster elck een pond. Item wr Barradeel elck tzerck twae flaemsck, elcke prester een butter. Item dae conventen toe Lyodengeztiercka, toe Aenygum ende toe Thabor elck een postulaet. Item daer bidde oerden elck een lepen koern. Item her Aernt toe Hitzum een postulaet. Item her Sibrant toe Mynnertsga een pond, her Humma soefulla. Item Thete, Wlbid Pieters dochter, een suart roeck, ende Sibrant, her bruer, eenen rinsgulden jeft als hy uuttylt toe wyen. Item jae bisprect Jetke, her kindtskint, toe syn lyffstondt dae landen toe Bengeterp deer Bengeterpstera landzeta nuub in syn heer haeth, ende ist seck dat hy to huus compt, so schil dat tweer leerd juristen ordinerie hat hem blicka mey fan sinen altvaders gueden. Item op dys pont neenpt jaet op her wolverren dat hye naet ther tyt haet oennomen dyo baer dier her Lolle, persinna in Almenum, dem God nedich zee, ende maester Dirck hetet barret, als dat Thette kinden scholden staen in haere moeders steed. Item soo het joe besprytzen Rippert int aerst Rippertsma huus ende hoeff, myt huus ende steed deerby, ende dae steden op dae Laenen ende dat land by da Stena porta ende twira cunenagonhc in Rippertsma feen by den Hoerd fenna ende dat land in dae Scher, alsoe graet soe dat leyt, ende dae Hillen. Item Hilck Heynnama huus ende huusstede. Item Hilck eenen tax om enen seck dier persinna ende her Aernt wol wyten. Item Hilck schil bitellya dae bokingae ende tiaen schilden dae schamela lued, by persinna ende heer Aernts reed, ende jae schil habbe dat land op dae Aeylim deer Sibrant sweednota is. Item ist seck dat Hilck uut Harns besteget ende toe Harns naet bliuwet mitterwen, soo schil Rippert dyo feen allinne habbe, ende Hilck deervoor ora landen, by vriondna reed.d Item alle ora gueden, reppelick ende opreppelic, land jefta sandt, Rippert ende Hilck lycke ervan, uutseyd van dae clenodien, dier Wlck hiar selff al witha leten hath. Dit testament jefte lesta wille toe halden als enen <testament> jefte codicil alst ney dae riucht heert ende alderbest en macht habbe mey, by der pena deer dat riucht van seyt hockera van dae kinderen dat naet halt. Dit testament is mecket in orkenscips andert, daertoe ropt ende beden orkenschip toe haeden, als her Wlbid, persinna in Almenum ende testamentarius, her Aernt, persinne toe Hytzum, ende her Hendrick, vicarius perpetuus in Almenum, ende Sybrant Jacop zoen, burger in Herlingen. Int jeer Uus Heren Mo CCCCo ende een ende tsantich, op Sinte Brixeius dey episcopus. Ende voerd op her lest conformeret int jeer Uus Heren Mo CCCCo ende twa ende tsantich, op Sinte Scholastica dey virginis. In orkenschip dis testamentis ende weerheed soo habba wy, Wibodus, Arnoldus, a b c 45 d e C: fortiza. C: wr. C: turenagong. Hierna doorgehaald: ende jae schel habbe dat land. C: tyck. 43 Henricus ende om beda willa Sybrins voors., als andirt orkenen dit brieff bisiglet mit uus siglien. Op Sinte Scholastica dey vors. 5 Onder stont geschreven: Hieronder waeren geset twee segelen, dwelcken segelen enen weynich gecorrumpeert syn. Geconcordeert met den principaele. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2040. Druk: a. De Boer, ’Oorkonden Van Sminia’, nr 12. - b. OFO I, nr 219. 10 26 1472 maart 12 Teeta Jellama 15 20 25 30 35 40 Inn den nama Goedes, amen. Dit is Teeta Jellama testament ende lesta willa, provener, wenhafftich to Hasscha convent. Int aerste toe Westermeer vyff pondameta landis, lidzende by dae Cromma Gheuwe to Westermar. Item Wthie Popka wyff in dae Horna schel habba VII pondameta in dae Horna bynna dae Gauwes tynyngha. Item Eebe Jourikes wyff op dae Haula schel habba twa pondameta toe Ottingha weers eynde. Item Intie Sythia wyff schel habba een pondameta in Foppa korta meeden. Item sauwen pondameta op Hasscha meden toe aesta Bandslaet schel habba Alle, myn huusfrouwe, toe her liwesstonde, ende ney her daet soe schel dat Hasscha convent habba. Item achte pondameta by Ottingha waers eynde ende ffiordahael by dae Geuwes tyningha, deer schel Alle, myn huusfrouwe, dae sex fan habba. Item Alle, myn huusfrouwe, schel habba twira pondameta by Bauwingha tyningha. Item Bonthie Lutiens wyff schel habba III pondameta toe eynde nest Liobbe Romkama meeden. Item Hasscha convent schel byhaelde tria ende twintich aelda schilda van uutleyda goet. Item dat goet toe Tzerckes slaetis eynde, deer Eema op wennat, dae helft mey syn toebyheer schel habba Hasscha convent, ende jae deervoer ffol toe dwaene in al dae reguleersclaesteren van jara orda. Item grata Douwa toe Westermeer schel habba oerhael pondameta by da Cromma Gauwe. Item Alle, myn huusfrouwe, myn besta hoythia. Item een bord mey syn tobyheer toe Hasscha convent mey foor dae aerma lioede op te slepane. Hyr habbet wr ende oen wessen als orkenen Lieppa to Dykom, Douwa Ronkama, Gherka, Broer, Hermen ende oer fula goede mannen ende frouwen deer syn frionden ende nyften weren. Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXII, op Sunte Gregorius dey. In een tioch der wirde soe hab ic, her Ema, nu ter tyd commelduur toe Nes, des lettera deys ney Holligha Tree Koningha, dit testament screuwen fan werd toe werd uut Teeta Jellema testament, deer ick dae ter tyd mey my selves hand was scriwende dat Teta, den God nedich sie, dit testament was meckiende, want ick dae syn persona 44 5 was ende hem syn bicht heerde ende dat Heylighe Sacrament hab brocht ende hab hem ter moelda bystegha als men een crysten menscha schildich was toe dwaene. Om mara festicheed disses breuwes soe hab ick, her Eema, kommelduur vorsc., dit uutscrifft bysigla mey myn selfes sighel. Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXXVIII, des deys als vorscr. is. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1488 januari 7, door heer Ema, commandeur van het Duitse Huis te Nes, naar A). RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 5. Perkament. Het uithangende zegel verloren. Druk: a. GPCV I, 649. - b. OFO I, nr 223 (B onjuist gedateerd op 1488 januari 8). 27 1472 augustus 28 Fosse Aylycama 15 20 25 30 35 In den name Godes macke ic, Fosse Aylycama, myn testament, in jar Ons Heren M CCCC ende LXXII, des vrydages vor Sunte Johannis decollacionis. In erste dat ic bocke ende legge hilligen ende heren to ene koe de is to Butepost. Item to Lutkepost I schilt van olde ende nye bokynghe. Item to Kortwolde I gulden. Item de presteren to Gherkiscloester I tunne byers ende I punt wass in de koesterie. Item to Vrouwencloester I tunne byers ende I punt wass in de kosterie. Item Sunte Gungel I punt was ende I gulden in witten doeck. Item de broescap to Groningen ende to Wynsem elck I gulden. Item IIII mercken sal men rechtverdighen. Item IX ense landes upt Uuthlant sullen Yette Bynnama kynderen hebben. Item XXIIIII schilden in lande ende dat lant sal <hebben> Meynd Aylycama ende dyt lant is koft ende wal betalt in Uuthpostme meden. Item XX schilden in ghelde sal hebben Yelte, de Ment Ballama schuldich is ter Horst. Item vor dyt vors. heft Bror Aylycama ontfanghen XL olde schilden. Item in de Strenghen I pundemate landen, de sal Yelte hebben. Item Yelte is syn vaders gued al betalt. Item ic hebbe van Yma I sulveren reme, de sal Meynd bewaren alsolanghe als Onne een wyf nymt. Item Remmie ende Galtye elc III gulden. Item Fosse heft to Wygers hues I bedde, I spynde, I pot, I sytten, I yye, I lam ende XIIII floreni. Item Leeke sal hebben III gulden van den huesen. Hyr hebben by ghewest als togheropen tugen: Yma, Myend, Albert ende Watto to Dychusen. Ende omme merre vestycheyt des vors. testament so heft her Eysso, myn bychtvader, dyt bezegelt um mynre beede wille. Int jar etc. <M.a.h.:> Ego, Johannes Wycheranii, prepositus Hummercensis, presens testamentum confirmavi per sigilli nostri impressionem. 40 Origineel: A. RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 157. De twee opgedrukte zegels, dat van heer Eysso in groene en dat van Johannes Wycheranii in rode was, verloren. In dorso: Testament van Fosse Aylcama. 45 28 1472 november 11 Wattia Harinxma 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In derr namma Godis, amen. Kuud ende kenlick so seet alla gueda lioden deer dit brieff schelleth syaen jefta heret lessen, dat dy eerbera man Wattia Harinxma, fan der gracie Godis sondt fan syn synnen ende verstant, al was hi teder van lichaem, hattet dygherlike bitocht datter nen tingh sikerar is dan dy daed ende naet onsikers dan dy ura des dadis, ende datter nymmen op eerda is flaschelic deer dat ordel Godis weerstaen mey, so hath Wattia foers. int jeer Ons Heren M CCCC ende LXXII op Sancte Martens dey, twiska alva ende toliff uren, bi rede syns biechtfaders, macket ende ordineret syn testament ende syn lesta wolla, in maneren als hyrney scrn steed. Int aerst soe mecket Wattia foers. syn efta kynden eerwen alle synre goeden, replic ende onreplic, uutseit syn twa dochteren deer wraldsch syn. Dae dochteren scellat mey een hant toetasta ende dae kneppen mey twam handen, uutseyt Sytg, syn dochter. Ist seeck dat hioe uut dae claester gheet, soe scel hioe habba also fulla als een fan dae ora twa dochteren. Ende ist seeck dat Sytg int claester blyut, soe scel hioe habba also alst her moeder mecket hath, deer hi festicheit op jouwen hath. Item soe scellet syn eerwen kost ende scada tolika staen fan alla secken, elkerlyc na graetheit synre goeden. Item jeff Hilke, syn dochter, enighe goeden uutwysd weer fan syn goeden in her birnze, hioe dat tofara off to korten in her eerffschip fan her deel. Item so scel Wibrich, syn dochter, habba tyen postlaetsgulden jeerlix renten. Ende Kathryn, syn dochter deer Ebel moeder toe is, scel habba acht post.g. jeerlix renten. Ende dat scelleth hia togara habba uut dat gued to Golthum, deer Symon Gherbren zoen nu op wenneth. Mer weert seke dat entra fan disse twam kynden stoer jefta albeid sonder blikena berth, soe scellath disse foers. renten ende goed weerkomma oen dat bloet deert fan uutkommen is. Item soe scel Pieter, syn sen, habba dat slot to Slaet. Ende ist seck dat Renick, syn sen, to boesta comt, so scel Pieter hem an ora wey also fulla jaen als dat hael slot wirdich is. Ende weert seeck dat Pieter sturff sonder aefta kneppa kynden, Renick dan dat besit fan dat slot to habben, ende Pieters famna bern weerom to dwaen als Pieter Renick dwaen scel. Ende ist seck dat Pieter dit foers. slot naeth bywanya wil jefta naeth bywenneth, soe scel Renick dat slot habba ende Pieter weerjaen als Pieter hem scolda dwaen. Item soe byjarreth Wautia op Pieter, syn sen, ende alla syn ora kynden, dat hia alla dae breven ende festicheed steed ende fest ende onforbreclic scellath halda, hit sie fan landen, husinghe jefta schilda, jefta weerfan datse sie, naemd jefta onbinaemd. Item so byjerreth hi syn legherstede to Hospitael, ende hia scelleth selff to Hospitael bykostghia den steen opt greff ende dat houwen, ende hia scelleth habba twintich post.g. Item foert so jout hi den commenduer to Hospitael een rinsg. Item den prior ende her Hoytie elc een ghelresg. Item da ora presteren altogara deer int convent sint, elkerlyc een post.g., ende hyrvoer schellet hia dwaen ende to grave gaen als men een oer conventsbroer deth. Item dy patroen to Snits Sinte Marten XIIII clinckerden. Item dy persynna to Snyts een ghelresg. Item her Agga een philipsschilt. Item elke capelaen een gouden arnoldusghulden. Item her Johannes persynna broer tria pont. Elke prester oers in da grata tzercka twa pont. Item dy patroen to Hloyngum een clinckert. Item to Golthum 46 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dy patroen een clinckert. Item to Goyngum dy patroen een clinckert, ende dae ora tzercka in da Fyff ghaen elkerlyc een hael pont. Item elke personer fan Hlyongum, fan Goyngum ende fan Golthum elkerlyc twa pont. Item dae fyouwer biddenda oerden elkerlyc een post.g. Item dyo tzercka to Slaet ende Wikel elkerlyc fyoer rinsg. Item to dat Sacramentshuys to Snits twe rinsg. Item dy preceptor van Hou XVIII post.g. fan syn oerde weghen. Item dat armehuysken to Snits een nobel des jeers uut Berdwera gued. Item Uus Liewa Frou to Snits een rinsg. Item dy prior to Waldsend tria pont, ende dae ora presteren aldeer elc twa pont. Item to Nyaclaester een ton coyts ende fyoer rinsg. Item to Sydsinghawier een nobel. Item dae littia tzercka to Snits een nobel. Item dy prior in da littia tzercka twa punt, ende elc prester aldeer een punt. Item dy persynna to Wikel I post.g., ende elke jongheraprester aldeer twa punt. Item off Wattia off Sacka, syn wyff, aet foersumet habbet om tiden to bringen to Wikel, deerfoer scel dy persynna ende oer presteren habba tweer post.g. Item alla schielden deer Bocka, uus fader, schieldich is deer bywiselic is, dat wol ick dat myn eerwen foer den trimdel deer fol foer dwe. Item soe wil Wattia dat alle disse foers. puncten foldeen wirda eer ymmen fan syn eerwen dat eerffschip oentast. Ende weert seck dat ymmen fan syn eerwen dit testament inbreeck, die scel syn eerffschip foerbert habba. Ende dit deer foers. is, dat wil Wattia dattet syn testament ende lesta wolla see, ende wil dattet standfestich blyuwa ende halden werde. Ende meyt naeth halden wirda als een testament ney dat riucht, soe wol hi dattet allyckwal halden wird als een codicil off een utersta willa, hoe dattet aldeerto best daghia mey ney syd ende pliga. Ende al weer deer dae solempnitaten naeth halden ney dae ruucht, soe wil hi allycwel dat dit testament off codicil off utersta willa naeth scel scaedia, mer dattet stantaftich blyuwa. In een tuuch der wird soe hab ick, Wautia foers., dit testament off codicil off uterste wille bisiglet met myns selvis sigel. Ende want wy, her Johannes, prior to Hospitael, her Gauke, her Jan persynna broer, Hera Hans zoen, Dirck Syurd zoen ende Jan Jan zoen, hyr by, wr ende oen habbet wessen als toeropen orkenen, soe habbet wy dit brieff mey bisiglet met uus selvis sigel. Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXII, op Sinte Martens dey. Super quibus omnibus et singulis premissis ego, notarius subscriptus, fui a prescripta domina diligentissime requisitus, ut sibi unum vel plura, totquot ad predicti negocii aut cause cognitionem fuerint neccessaria, conficerem instrumentum aut instrumenta, quod ipse ad sepedicte instantiam libens peregi. Acta sunt hec in civitate Snekensi, anno et die mensis quibus supra, in presencia testium fidedignorum ac ecclesie Beati Martini Snekensis sacerdotum Cornelii Johannis ac Coenradi Bloem, ad premissa seriose vocatorum et rogatorum. Et quia ego, Folkerus filius Symonis Haghedoern, clericus Traiectensis dyocesis, publicus sacra imperiali auctoritate notarius iuratus, premissis omnibus et singulis una cum prescriptis fidedignis testibus dum sicut premittitur pre predictam dominam Wyttiam honestissimam fierent et agerentur presens interfui, eaque sic fieri vidi necnon testamentum Wauttionis Harinxma, sigillo suo proprio sigillatum, propriis luminibus conspexi, ideoque hoc presens transsumptum, transscriptum seu publicum instrumentum exinde confeci, quod propria mea manu verbatim fideliter ex originali testamento sigillato excopiavi, in verum conscripsi et in hanc publicam formam redigi, quod manu mea propria signoque meo solito et consueto testor ac protestor, ad 47 premissas specialiter vocatus et rogatus, in fidem et robur omnium singulorum premissorum. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de eeuw, door notaris Folkerus Symonis Haghedoern, naar A). RAF, Archief Klooster Hospitaal, inv. nr 18. Perkament. Het aangekondigde notarismerk ontbreekt. In dorso: Wautia Harinxma testament. Druk: a. OFO I, nr 232. 5 29 1472 december 31 Thiemk Holdinga 10 15 20 25 30 35 40 In den nomma Godes, amen. Ick, Thiemk Holdinga, cranck fan lichamme, men witlick ende fulmachti<c>h mynre fyff synne, markende ende wrtracteriende datter naet sekera is dan di daed ende naet onsekera dan dio wre des dades, ende om een affnymmynghe des twispans, kyff ende schilinge deer deer schaen mochten om myn eeffterletena gueden twisscha myn kynden ende eerwen ney myn daed, so dwe ic, Thiemk fors., kued, kanlick ende oppenbeer alle lioden mit disse jenwirdiga scriffte dat ick hab macket ende makie myn testament off lesta wille, in jenwirdicheed der orkenen deer ick aldeer besonderlinge hab to beden ende ropen, deer harra nommen hyronder screwen staet. Int aerst so wil ick dat Botta, my<n> soen, schil wessa di riuchta eerwa al mynre neyletene guede, til ende ontil, replick ende onreplick. Ende so schil Botta habba da bernt mynre siele ende der owr sielna deer wy schyldich sint to bigaen, ende so schil Botta bitellia da legata off bokinga deer ick helgum ende herum ende fraemde frionden bispritzen hab. Item so set ick Dode, myn dochter, eerwa to wessen to Wopkama stathem to Jaringahusem. Item to dat gued to Ferwert in da Rypp ende dat gued to Westerbenthum ende dat gued deer Balle ter Loen up sit. Dissen fors. gueden schil Doede, my dochter, altogara habba sonder bernth der seelna ende der schyldena. Ende ak schilse fry habbe al hir selwerwirck altogara. Ende aldeermey schilse schioed ende schaet wessa fan al myne gueden ney myn daed, hwant ick in foertiden aen macka hab macked deer Botta is scadelic wessen, deer Doed da gueden fan hath. Aldeerom off Botta nu maer heed dan Doed, deer schil Doed nu mey tofreed wessa. Ende hab ick enerleye onthetinga deen deer Taka off Doede off harra kynden Taka dochter to bireden off to birnlsien, deer hia fan sidza willet, deer ick naet fan weet, dat roep ick weer, ende wil dat dio onthetinge se fan nenner wirden. Item so lids ick to Tiepka, myn aeffte man, sawen marke rante to syn lyffstond to da tarp deer Liuppa up sit. Item so reek ick Thiard, myn broers soen, dat gued deer Hylke to Tarp up sit, deer is fyff ende twintich golden rante, ende dat sofyr so Thiard aeffte kynden foerd thiocht, ende is dat naet, so schil dat gued weer infala up Botta off syn eerwen, ende Botta dat gued to bruken ende to bysgien al ont Thiard upcompt, ende him aldeerfan to reden ende to feden. Item so lids ick to Renke, Botta lichtera dochter, toleff goldenna ranthe, deer Robba uppa Dyck up sit, ende dat sofyr so hio aeffte bern thiocht ende eeffterlet, ende stortse sonder aeffte bern, dat gued weer in to 48 5 10 15 20 25 falen up Botta ende syn eerwen, ende Botta dat gued to bruken ende to bysgien al ont Renke upcompt. Item so jow ick den steed deer leit to Dockum by Aelthie Doynga hues, in dat arme jesthues tho Dockum. Item so reek ick to da tredde leen to Collum, als to Ghoenga leen, to ewige tiden toe twintich pondsmeta landes, hwelk land Saesscher to Tarp bruken is. Item so lids <ick> to dat leen tho Aelsum tween eckeren lands, lidzen by da Sandforda by da buren to Alsum. Item bet aen halen goldena rante to ewige tiden in da guede deer Jeppa up sit, foer da ewige bede. Item so lids ick toe da patroen to Aelsum to ewige tiden aen rynschgolden rente in da gued deer Jeppa up sit. Item ist seck dattet fierd leen wart foerd stifft to Anyngum, so jow ick aldeerto aen rynschgolden rente to ewige tiden. Item so lids ick to Andla uppa Swaech da treddehale pondsmeta landen by da Birch to Dockum. Item so hab ick owrs bokinga ende legata bispritsen for myn seel, deer ick owrs bescriwa leten hab. Dit is myn testament off leste wille, dat wil ick datma hald als screwen riucht. Ende mochtet naet dagga als een testament, so wil ick dattet daeg als een codicil off als een oer leste wille ney da screwena riucht, aldeert best dagga mey. Item hab ick enerleie testament off lesta wille off schickinge off ordineringe in foertiden macket, dat roep ick weer, ende wil dat allynne dit testament off lesta wille schil aen stael habba ende oers nen. Dit hab ick macket in jenwirdicheit der orkenen deer ick aldeerto besonderlinge beden ende ropen hab, als her Tiard, personna to Aelsum, maester Botta ende her Claws, presteren to Anyngum, Hibba, Watta, Jeppa ende Abe, gamegen to Aelsum. Dissen fors. orkenen hab ick beden elk besonderlinghe dat hia dit testament off lesta wille willeth biseglia. Ende hwant dit in der wird aldus is als fors. is, so habbet wy, her Thiard, Hibba, Watta, Jeppa ende Abe forg., beden den ersamen her Jacop, abt to Dockum, dat hi syn contrasigillum an dit breeff hwinsen hat om uusen bede wille. Ende wy, maester Botta ende her Claws fors., habbet elk uus segel mey an dit breeff hanget. Int jeer Uus Herens tusent fiowrhundert ende twa ende tsawentich, up jeers jond. 30 Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 874. Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Tzyemck Holdingha testament. Druk: a. OFO I, nr 235. 30 35 40 1473 april 23 Yde Heringhe In den namme Godes amen. Dit is Yde Heringhe testament ofte leste wille, deer hyoe hat macketh by sonda lyff, gonghen ende staende ende machtich her sinnen, wrtenzene dae sykerheid dis dades ende dae onsykerheid der ure dis dades. Int aerst so bifelt hioe her seel Gode van hymmerick, ende byerret her leigherstoe bi Sinte Laurencius to Rawert, ende bisprect aldeer voir een ewich memorie den patroen ofte d[ir] tzerke twen rinsghe goldenen jeerlix, int ewich toe durien, ende 49 5 10 15 20 25 30 35 40 45 bihlestighet dyrmey tolif pondameta landis bi der Krenze. Ende hioe mecket een aedeel, deir bilestighet hioe mey Krenzera gode, ende hioe wil dat dae presteren to Rawert buppe dit vorsc. aedeel scillet habba elkerlic twer flaemsck. Ende deerfoer scillet hiae op her jeirwand songhe vigiliea, ende wirde deir nen vigilie songhen, dyjen deir wenneth to Krens dae acht flaemsk om Goden wille to jaen. Ende hoecke prester naet comt ty dae vigilie, hy naet to habben, ende syn deel om Goden wille to gaen als vorsc. is. Item hio bispreck Sint Laurancius tien pondameta landen wr dae Fer bi dae tzercburen to Rawert, deir Elbrich backster nu hat to hyr. Item Lotstre gued, soe graet alst is, hieten XXX ofte tria ende tritich ponsmeta, ende fyftien ponsmeta deir Sywert hat op der Krake, ende aeck fyff ponsmeta hieten in Walta fen, uutcommen fan Gherlifsma gued, wel Yde dat wesse scillet ende blywe int ewich toe aen presterprowena. Ende dy prester self wyn ende oblate to halden oem syn ayn huus staende to halden. Item elke tzerck ende elke prester in den Hym twer flaemsk. Item to Nyeclaester, to Haeske, to Nesse, to Aylsym, elke claester een clenkert ofte een tonne biers. Toe Spitael, toe Taber, toe Aldeclaester, te Ogeclaester, opt Sand, to Lioentzerke, to Aenghem, to Bayum, to Wiswert, to Berghen, elke claester een hael klinkert. To Lidlum een rinsg. goldene. Elke biddende oerde een hael ton rogghe, dae observanten also fulle. To Mantchum, to Deynum, to Mersum, to Wynsum, toe Halm, to Witmersum, op Aemland, elke tzercke een pond, elke prester een flamske. Woertmeer so mecket Yde eerwen her godis Haya, her sin, ende Sasker, her dochter zen, onder manieren ende deelscip hyrney scr., also dat Sasker, her kynskynd, sol halda Syordema gued to Mantchum, also graet alst is, mit al syn tobiheer ende mith dyn hlest tir tzerke, als elke prester ende dyr tzerke jeirlix en flaemske. Ende dyrto bisprect Yde twae pond waxis van dit voirs. gued, deir barne scil voir dat Heilich Sacrament to Mantchum, ende dae jeerlix, ewlick to durien. Item deirto scil Sasker habba van Yde eerfscip Aesgheme gued ende Doyemme to Mersum, mey al hiara tobyheer, uutseid den steen fan beedae stenzen, deir Yd selven hat forcapeth. Ende Sasker bytallie den hlest tir tzerke. Ende to dyn alde hlest bisprect Yde fan Aesgheme gued jeerlix twa pond waxis, to bernen foir dat Heilige Sacrament to Mersum, durien int ewich. Ende so byerret Yd datse sie mey Aesghen, her fadir, to Rawert, to Mantchum ende to Mersum in dae joegha beed. Woertmeer wil Yde dat Sasker scil habba Lyouleme gued, deir Eelck, her zen, in foertiden Haya, syn broer, joe toe bernlins. Ende ist seck dat Haya dit gued Sasker naet wil lete fulghe, so scil Sasker habba tryttich pondemeta to Gerlifsma, bute dae statten. Ende mey disse vorsc. landen scil Sasker tofreed wessa van al Yde erfscip, replick ende onreppelick. Ende weert seck dat Saskir voirs. storf sonder efte kynden ofte kynskynden, so wil Yde dat dae twen deelen van Doyemme gued, Aesghema gued ende Lioulema gued weerom falle ende erwie op Yde neste erwen, ende dy tremdeel alst dy daed brenct. Item so scil Sasker bitellie den trimdeel van Yde scilde ende boekenghe, ende hi nen renten to berren van Mersumma twa gueden eer dae scilden ende bokinghe syn deels bitellet sent. Item Haye, her zin, scil habbe alle oer gueden dyr hyrtoferra Sasker naet to sint scroen, alsuck als hya zent in stenzen, huusen, stoe ende statten, land ende sand, in a 50 Hierna: Ende hoecka fan dae presteren naet comt ty dae vigilie. Deze passage had moeten worden doorgehaald, want hij vormt het begin van de volgende zin. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 elke loech deir hiae lidzet, reppelic ende onreppelick, quick ende claed, gold ende silver, alsuck alst Yd leth ney her liaeud, mith eer ende feir, ende mith dyn hlest in elke loech, uutseit Take gued to Berns, dat hald Yde oen herself, ende wil dyrmey dwaen her wille to bisprecken toe laughien, bi her persinne reed, hweer hioe wil. Item so wil Yde dat dy prester dier is op Herenghe leen, hab dis jeirs een postelaet van Scerweirstera gued, ende dat dier jeirlix wert joen twa pond uaxis, to barnen voer dat Heilich Sacrament, in dat ewich bede to durien. Ende fan Siengweir scilme jaen dis jeirs een postelatusgoldene arme lioedem oen scoen, in dat ewich. Ende fan alle oer gueden scil Haya dy hlest bitellie ter tzerke, alsoe als dierop leit off in foertiden dierop leid is. Ende hi scil bitellie dae tweer deelen van Yde scilden ende boekinghe, ende dae inscilde allenne opberre, ende nen heir opberre fan Heringhe ald gued ende Scerweirstra eer dae scilde ende boekinghe sent bitallet. Ende ist seck dat deir oenspreck comt oen Mersumma gueden, Haye dat tolike mit Sasker to wranderden, mer in alle oer gueden scil elkerlick syn aeyn gueden bescyrme, ende dyn hlest bitallie deir op dae gueden leyt als voerscr. is. Dit voirs. testament wil Yde dat machtich sie ende hab een stal ney alle riuchten een testaments, een codicils oft een oer leste wille, ende hioe wil dat Haye ende Sasker mith disse voersc. testament see deeld, scoed ende scaeth in al her gueden ende erfscip, ende det elkerlich hald dier hy in foertiden op hath berd van Yde voirs. in jeften ofte birnddels gueden, ende deermey see toefreed. Aec soe wil Yde dat Haye ende Sasker dit voirs. testament halde sonder wederspreeck ende infyuchtenghe. Ende weert seck entre van hyarem oft emmen fan hiare weghene wolde onriuchtelic ende onreedelic dissen lesten wille infyuchte, jeft odirs gueden wieldelick bisitte ende byseete, buppe Yde wille eer her daed, ofte buppe dit testament efter her daed, scydit fan Haye weghena, Scerweirstre gued dier Renick op wenneth, ende schidit fan Sasker weghena, Mersumma twa gueden dat to hoden. Ende fan hoekera weghena dae wield deen waerde oft dat testament infuchten, hy syn verberd toe habben van disse gueden voirs., ty dis ora byhoeff deir dat testament hielde ofte dae wield lith. Scryowen ende macketh is dit testament oft hleste wille int jeer Uus Herens thusent fyouwerhondert ende tria ende sauetich, op den dey Georgii martiris, in dae sted to Fraenker, in tienwirdicheit maister Mammens, vicarius aldeer ende her testamentarius, Douwens Syaerda, her brodir, ende Sicke, syn zin, ende Hette Butte zin Heslinghe, ende oer orkenscip dierto ropen ende beden, als her Claes, vicarius to Fraenker, Douwa Albert zin, Douwe Rommerte, Wlbeth Haye zin, Sytthie Peer zin, Douwe Douwe zin. Ende in een weerheed dis testamentis soe hath Sicke vors. mith dae erbare reedslioed to Fraenker dit testament bysygheleth mith dae sted secreet, van syn self weghena ende um maeisters Mammens, Sytthie Peers zyn, Douwo Douwe zin bede wille. Ende wi, Douwo Syaerda, her Claes, Hette, Douwe Alberts zin, Douwe Romte zin ende Ulbeth voirs., uuse sighelen mey onder dith voirsc. testament hanghet, als orkenen van Yde voirsc. dierto ropen ende beden. Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 295. Perkament. Niet bezegeld; wel zijn zeven zegelstaarten aangebracht. In dorso: Yd Heringha testament. Druk: a. OFO I, nr 236. 51 31 1473 juni 11 Tyebke Fokelen zoen 5 10 15 20 25 Ic, Tyebke Fokelen zoen, doe kont ende kenlyc allen luden myt dessen openen breve dat ic myt fryen willen hebbe overghegheven ende toeghestaen den monyken toe Hasscha tusschen XII ende XIII pondemate landes, ligghende an Lepen Gheert zoens lant, gheheiten in den Traen, dat alle jaer die pontsmate goet is voer V flaemschen to huer, voer my ende mynre vrienden ziele daer icts voer begherende syn. Des sullen nae desen jaer tco<n>vent my die huer besorghen alsoe langhe als ic leve, III½ clinckerden voer myn deel. Ende nae mynre doot soe set ic hem die helfste van den lande to bokinghe, alsoe groet alst is, ende stae hem toe grunt ende greten mitter besittinghe, tot ewighen daghen toe, opdat ic mach mede deelachtich werden alle die goede werken hoerre broederscap int ewich. Mer wert sake dat ic, Tyebke, dit lant vorsc. eer ic storve bewandelde, dat sal wesen toe des convents bate, soe sal dat convent vorsc. hebben van dat lant dat ic wederghecregen hebbe voer de Traen, alle jaer na mynre doot twee clinckerden. Ende wert sake dat ic, Tyebke vorsc., storve sonder echte kynder, so sal dat convent dat heele lant beholden tot ewighen daghen. Ende weert lant vorsc. niet fry, soe sal ict fry maken, sonder des conventes schaden. Ende hyr sal mede doot wesen ende in gherekent Fedden mynre huusfrouwen bokynghe, daer tconvent vorsc. dit jaer die hure voer sullen inholden. Alle dinghen sonder arch ende list. In een tuech der waerheit soe heb ic, Tyebke vorsc., ghebeden heer Henric, persoenre op Langweer, ende heer Reiner, persoenre te Borne, ende Jorwert Andelamma to Ackeren, dit breef over my to beseghelen. Dat wy, vorsc. personen, ghedaen hebben om Tyebkens bede wille. Int jaer Ons Heeren dusent vierhondert ende LXXIII, feria VI post Penthecoste. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 19. Met drie opgedrukte zegels: 1 (49), 2 (104), 3 (68). In dorso, m.a.h.: Tyebke Fokelen zoen, qualiter in hac littera resignat conventui in Hasche circa XII vel XIII pondematen terre.a Druk: a. GPCV I, 651-652. Zie ook: RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 19 (OFO I, nr 313) oorkonde van 1481 december 31, waarin deze overdracht wordt teruggedraaid, in ruil voor ander land. Na de datumregel volgt nog: Item ick, Tiepka, hlie ende bykanne mey dit breef onder den sighel myns personers vorscr. dae convent fan Hasscha en ku schildich to wessen ney myn daed, om sillicheed mynre ziele, jae dae fan myn eerwen to aesschien, ende dan foer mi to bidden. 30 35 a 52 pondematen terre verbeterd uit: talentata en een onleesbaar geworden woord, waarschijnlijk ook: terre. 32 1473 september 24 Katerina, weduwe van Peter Korwer 5 10 15 Ic, Katerina, Peter Korwers zaligher ghedagten wyff was, by consent Ghisbert Ghisberts zon, myns monds, belie ende bekenne myt desen tegenwoirdighen breve dat alle de gude de ic brenghe tot Aylsem in dat cloester by mynen leven ende in mynen ende dair ghewonden woirden, dat de voirsc. gude in dat cloester sullen bliven na mynre doet, sonder emans wedersegghen, ende dair nemant bewys af te doen. Ende ic, Ghisbert voirsc., als een mond Katerinen voirsc., bekenne dat dit voirsc. by mynen consent gheschiet is, ende in ghetuchenisse der wairheit hebbe ic myn zeghel ghedruckt op spacium des breves. Ende in eenre meerre vestinghe so hebbe ic, Katerina voirsc., ghebeden her Arent, myn persoen van Sneeck, ende Albert Laus zon ende Bocka Poppen zon, als burghermeisteren van Sneeck, dessen brief aver my te bezeghelen. Dat wy, Arnoldus ende Albert ende Bocka voirsc., om beden willen Katerinen voirsc., gheerne ghedaen hebben. Ghescreven in den jair Ons Heren dusent vierhondert ende drie ende tsoventich, des vridaghes na Sunte Matheus dach apostel. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 57. Met vier opgedrukte zegels: 1 (47), 2 (7), 3 (5), 4 (9). In dorso, m.a.h.: Wat Kathriin toe Allsem brocht heft, dat sal daer bliven. Druk: a. GPCV I, 651. 20 33 1475 maart 15 Harmannus Hopper 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Anno nativitatis eiusdem millesimo quadringentesimo septuagesimo quinto, indictione octava, mensis martii die undecima, hora vesperorum vel quasi, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Sixti, divina providencia pape quarti anno quarto, in mei, notarii publici, testiumque infrascriptorum ad hoc vocatorum et rogatorum presencia propter hoc, personaliter constitutus providus vir Harmannus Hopper, opidanus in Groningen Traiectensis dyocesis, sanus corpore ut apperuit composque mentis et rationis sue, salubriter in anima sua revolvens cum nihil sit certius morte nihilque eius hora incertius, melius fore prevenire quam preveniri, volens quod ob hoc obitus sui diem ad intestati casum enitandum testamentaria ordinatione iuxta providam discretionem sibi a Deo datam salubriter prevenire, habens igitur in manibus suis quandam papire cedulam, suum testamentum sive ultimam suam voluntatem in scriptis continentem, eam mihi, notario publico subscripto, tradidit atque suum testamentum sive ultimam suam voluntatem in eadem conscriptum sive conscriptam esse asseruit, requirens suum huiusmodi testamentum sive ultimam suam voluntatem instrumentari et in publicam sive auctenticam formam confici et conscribi, ad dicti igitur testatoris instantem requisitionem mei notarii officii diligenter eidem exhibui facultatem. 53 Tenor igitur dicte cedule talis est ut sequitur. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Ick, Harman Hopper, borger in Groningen, gesunt ende machtich, gaende ende staende, belye ende beleve ende wyl dat dyt naebeschreven myn uterste wylle ende myn testament wesen sal, ende dat myn executores also als ick dat nu beschrive, exequeren ende vullentrecken sollen, buten yemants wederspreken off behynder in eniger wys, myt geestliken off wairliken rechte. Item int eerste geve ick tot ener vicarien in Onser Lever Vrouwen kercke ter Ae daer men een altaer toe stichten sal onder de orgele, myn andeel van der Woert, de tusschen beyde Oesterpoerte gelegen ys. Item tyn grase landes toe Nortdyke, daer Buser op plecht toe woenen. Item twalleff gulden renthe uth Arent Schrelers hues in de Heerstrate, daer Harmen Lopers hues naest lycht in de zuidzyt ende Egbert van der Lynden op de nordzyd. Dusse vicarie geve ick Harman, myn zone, ist dat he preester wort. Ende bynnen der tyt eer he preester mach worden, soe geve ick de vicarie her Roloff ten Hilligen Gheeste inden dat he se selven vorwaren wyl, ende wyl he des nicht doen, soe mogen se myne executores enen anderen gueden preester geven, de desse vicarie bewaren ende holden sal soelange dat Harmen, myn zone, preester wort. Ende wort myn soen gheen preester, so sal deghene de vicarie beholden de daeirtoe gekoren is. Ende to de vicarie vors. soelen alle myn soen Harmans guede blyven, is dat he deselven bewonet, ende desgelykes, doet he hylick ende stervet sonder wytlike boert, soe sal syn gued oeck totter vors. vicarie komen. Ende nae mynen dode offt nae dode dergheener de ick offte myne executores die vors. vicarie geven, als se vaceert soe sullen de kerckhere in der tyt van Onser Lever Vrouwen kercken ter Ae ende de borgemester in der tyt, des het syn pant is, de vors. vicarie altychs vorgheven, ist datse vordragen mogen. Mochten se nicht vordragen, soe sal de oldeste borger in der Ae kerspel oer overman wesen. Ende myn wylle is dat de vicarius selven sal resideren in Onser Lever Vrouwen kercke, ende sal allen deenst mede doen gelyck andere gemene presters, ende he sal kuesch ende recklick wesen van leven. Ende velle in desen vorgeschreven punten gebreck, ende he anderwerve ende dardewarve vormaent sick nicht en beterde, soe sal he mytterdaet priveert wesen ende berovet der vicarien. Ende de collatores sollense enen anderen, de sy van leven ende syck hebbe als vors. is, geven. Item de vicarius sal alle weke een zielmisse lesen ende een vigilie van negen lexen. Item des vrydages sal he lesen ene mysse van den Hilligen Cruce, ende des saterdages ene mysse van Onser Lever Vrouwen, tensy dat opten twen dagen sonderlinge myssen vallen. De andere myssen, is des van steden, mach he lesen nae uthwysinge syner devotien. Ende in allen myssen sal he bydden vor my, Harman Hopper, ende voer myne salige huesvrouwe, Lamme Huynge, ende voer alle onser beyder vrende ende vor alle kersten zelen. Item ick gheve Onser Lever Vrouwen kercke ter Ae myne veer grase landes in den Hoen, de men tot ewygen dagen off tyden nicht vorkopen off vorsetten sal. Des soelen de vogeden van der kercken vors. my ende Lamme, myn huesvrouwe, alle jaer op mynen starffdach begaen myt twe clene pont wasses, ende geven alsdan enen yegeliken preester de mysse plecht toe doen in de vors. kercke, twe olde buddragers. Ende een yegelick van em sal bydden vor my, Harman Hopper vors., voer Lamme, myn huesvrouwe, ende alle onser beyder vrende. Item ick gheve toe Sunte Meerten ende toe Sunte Wolberge toesamene vyer grase landes in Vrygemalant, daer Gosen van Dullick myt synen steeffkynderen onvor54 5 10 15 20 25 30 35 40 45 scheyden mede ingelandet is, de men tot ewygen dagen nicht vorkopen noch vorsetten en sal. Hyrvoer sollen my de vogeden van beyden kercken vors. ende Lammen, myne huesvrouwen, ende onser beyder olders alle jaer op mynen starffdach begaen myt twe cleyne pont wasses, ende geven alsdan enen yegeliken preester de in beyden kercken misse toe doen placht, ende den preesteren in dat clerckhues ende ten Hylligen Geeste, elken enen braspenninck. Item ick gheve totten Hilligen Geeste myne ledige stede de ick by oeren kerckhove an der stadmuren lyggen hebbe. Item ick geve tot Sunte Ghertruden gasthuys vyff gulden. Item ick gheve den armen toe Helpman vyff gulden. Item ick gheve myn hues daer ick nu ter tyt ynne woene, den reguliercloester toe Wynsum by Swolle, nae forme ende inholt der stadbreve de ick em daerop gegeven hebbe. Item ick gheve Ghelmer, mynen broder, twalleff grasen landes de ick lyggen hebbe in Tammynga lant, daer Ghert Lewe by gelandet is an der zuydzyd, ende Johan Rengers ende Evert Hubbeldinck an der noerdzyd. Item ick geve em de westerzyd van Lamme Huynge strate, toe beghynnen van mynen hoff ende streckende an Johan Berendes soens hues, dat Ghelmer nicht mede hebben sal. Oeck en sal Ghelmer nicht hebben uth den hoffsteden dar Johan Peters op woent. Item ick gheve oeck Ghelmer elven rode landes ende een tyndendeel van eener roden, gelegen opte Lange maden. Item ick geve em oeck teyn grase landes ende een verendeel, gelegen toe Nortdyke, de Ulger nu ter tyt bruket. Item desse vors. guederen de ick Ghelmer, mynen broder, gegeven hebbe, sal he bruken soe lange als he lyvet ende levet, ende nicht langer. Ende he en sal de guederen allegader offte yenich deel van den guederen nicht vorkopen, vorsetten offte voranderen, by vorlees der guederen. Ende na Ghelmers vors. dode sal de helffte van al den guederen vorbenompt de Ghelmer vors. toe synen lyve gegeven synt, komen an dat cruesbroercloester ten Nyen lychte, gemeenliken Apel genomet, dat myn uterste wylle is dat men em de helffte der vors. guederen rusteliken ende vredeliken sal volgen laten. Des sollen de broders des vors. cloesters tot ewygen dagen bydden vor my ende Lammen, myne huesvrouwe, onser beyder olderen ende vrenden alle gader, ende soelen op mynen starffdach my ende myn huesvrouwe begaen in eer kercken myt vigilien ende zielmissen, soedat een ygelick leybroder alsdan sal lesen vigilien van negen lexen, ende de preesters alle jaer op den dach ende nae den dach sollen se holden dertich vigilien van negen lexen ende dertich zeelmissen, ende sollen my ende myn huesvrouwe tot ewygen dagen hebben in oer memorien, so vake als se mysse lesen. Item de ander helffte van den vors. guederen, Ghelmer tot synen lyve gegeven, sollen hebben de armen opter straten, welker almissen toe distribueren ende toe geven sal bewaren de prester de der myne vicarien besittet, daer mede opseen hebben soelen, dat den armen van oeren almissen nicht ontogen en sal worden, beyde cloesteren, Wyndesum ende Apel vorgeschr. Item ick gheve Harmen, mynen natuerliken soenen, achtyn gulden renthe, teyn vlegers voer en gulden, jaerlinges uth Mensing[.....]a toe boeren. Item ick geve em negen mudde roggen ende een verendeel jaerliken renthen, toe Empne gelegen. Item ick geve em vier grase landes myn een verendeel in Schultinge landt. Item ick geve em dat hues in Lamme Huynge straet dar Johan Berendes soen in woent. Item ick geve den clercken de staen sollen onder sorge ende bewaringe des paters a Ruimte voor circa vijf tekens opengelaten. 55 5 10 15 20 25 30 35 40 45 van des clerckhuuses bynnen Groningen, twe golden rynsche gulden renthe uth der hoffstede in Lamme Huynge strate daer nu ter tyt Johan Peters soen op woent. Des sal een ygelick van den clercken op myne jaertyden voer my ende Lamme, myn huesvrouwe, onser beyder olderen ende vrende, lesen ene vigilie van negen lexen. Item de broderen des clerckhuuses in Groningen sollen hebben myn beste bedde myt al syn toebehoert. Item myner seliger huesvrouwen beste tydeboeck. Ende al dat de broders vors. van my ontfangen hebben, sollen se vry ende quyt beholden. Des sollen se vor my ende Lamme, myne huesvrouwe, op mynen starffdach ende jaergetyden in eren vigilien ende missen truweliken bydden. Item ick geve den cloester van Bergemer convent by Lewarden een sulveren schale van twalleff off XIII loden. Des sollen se als wanneer em myn starffdach vorkundiget wort, lezen XXX vigilien van IX lexen, ende dertich seelmissen. Item myn schenckvat, de parlemoder, gheve ick den reguleercloester toe Wyndesum by Swolle, in vorworden dat men daer tot ewygen dagen mede geven sal de ablutien den broderen des cloesters vors. wanner se dat Hyllige Sacrament ontfangen hebben. Item ick gheve myn sulveren ketthe den twen cloesteren toe Essen ende toe Assen, gelyck myt malkanderen toe deelen, toe vulste dat daer een ygelick van em enen kelck van sal laten maken. Des sollen een ygelike van den susteren beyder cloesteren soe wanneer em myn starffdach vorkundiget wort, lesen een ygelike vigilien van IX lexen. Item ick geve den jonfferen toe Reyde myn roede mit een schenckvat. Des sal een ygelike suster wanner em myn starffdach vorkundiget wort, vor my ende Lammen, myn huesvrouwe, ende onse vrende, lezen vigilien van IX lexen. Item ick gheve den cloester toe Aedwert myne sulveren kanne. Des sal een ygelick broder vor my ende Lamme, myne huesvrouwen, tot wat tyde dat em myn starffdach gekundet wort, lezen vigilien van negen lexen, ende daertoe de preesters XXX zielmissen. Item ick gheve den cloester toe Staveren, van Sunte Benedictus orden, vyffteyn post.gulden. Des sal een ygelick van den broderen vor my ende Lammen, myne huesvrouwe, ende onse vrenden, op mynen starffdach als em de gekundet wort, lesen vigilien van negen lexen, ende daertoe de preesteren XXX zielmissen. Item den cloester toe Florecamp by der Sneeck geve ick teyn post. gulden. Des sal een ygelik broder vor my ende Lammen, myne huesvrouwen, ende onser beyder vrende, op wat tyde em myne starffdach gekundiget wort, lesen vigilien van IX lexen, ende daertoe de presteren XXX zielmissen. Item ick geve den broders int clerckhues toe Munster een bedde, naest mynen besten bedde, ende een tydboeck myt sulveren sloeten ende een sulveren pulverbusse ende XX ar.gulden. Des sullense vor my lesen ende Lammen, myner huesvrouwen, wanneer em myn starffdach vorkundet wort, XXX vigilien van IX lexen, ende XXX zielmissen, ende mynen starffdach soelense tekenen in oer memorienboeck, ende holden myns ende mynre huesvrouwen jaertyden, als se doen voer andere waldaders. Item ick gheve den susteren opten Hoern myn landt in de Buschnack. Des sal een ygelike suster voer my ende Lamme, myn huesvrouwe, lezen vigilie van IX lexen. Item den beghynen naest der mynrebroderkercke gheve ick myner huesvrouwen crallen paternoster, ene cranszea ende vyff ar.gulden. Ende se sollen lezen vor my ende myne huesvrouwen XXX vigilien van IX lexen. Item ick gheve den beghynen daernaest achte sydene kussen ende den besten sydene budel myt sulveren knopen ende myner huesvrouwen sulveren slotelreem ende vyff arn.gulden. Des sollen se lesen vor my ende myn huesfrouwe ende onser beyder a 56 Onduidelijk geschreven. Misschien ook: crausze of: causze. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 vrende XXX vigilien van IX lexen. Item ick geve den mynrebroders in Groningen myn beste becken ende mynen meesten pot ende myn meeste braetspit. Des sollen se vor my ende myner huesvrouwen ende onser beyder vrende XXX vigilien van IX lexen, ende XXX zielmissen lesen, ende laten voer ons bydden van den preeckstoel. Item ick geve den broders totten jacopynen bynnen Groningen teyn ar.gulden. Ende se sullen voer my ende myne huesvrouwe ende onser beyden vrenden lezen XXX vigilien van IX lexen, ende XXX zielmissen, ende doen voer ons bydden van den preckstoel. Item ick geve den susteren des Olden convents in Groningen dre rynsche gulden. Des sollen se vor my ende Lammen, myner huesvrouwen, lezen vigilien van IX lexen. Item ick gheve den cloester toe Selwerde by Groningen mynen besten gulden rynck mytten zaphyr. Des sal een ygelick van den susteren vor my ende Lammen vors. lezen vigilien van IX lexen. Item alle de cloesteren twysschen der Emeze ende der Lauwersche soelen myn testamentoers begaven, een ygelick als em sal guetduncken, van den renthen de em overlopen mogen van dren jaeren renthen de se sullen boeren uth alle myne naegelaten guederen. Item ick gheve Ghelmer, mynen broder, vry alle myne sulveren lepelen, myne cleyne sulveren schale, myne bedden noch onvergeven, ende dat vierendeel van al mynen huesraden dat voer nicht genomet off vorgeven en is. Item ick geve den armen int gasthues by den mynrebroders myne meesten sulveren schale. Item is enig gued van mynen guede dat ick nicht vorgeven hebbe, noch niet in dessen mynen testamente geschreven en is, dat make ick myne testamentoers machtich dat se dat sullen moegen keren in de ere Godes. Item so byn ick noch schuldich van olden schulden, de myne testamentoers bytalen soelen, wes ick daer nyt van en betale derwyle dat ick leve. Item int eerste hadde Huge peerdekoper ansprake op my van Ghize Ghizinge wegen, den beyde God genadich sy, welke ansprake nu machtich synt Hinrick Hedinge erffg. in Groningen, den men vornogen sal. Item de schult de ick Triris schuldich byn van wyn, sal men em betalen tot oers selves seggen. Item men sal betalen stenen pannen de ick ontfangen hebbe van potters. Item Gheert sadelmakers erffg., dar ick een hues van hadde in Ebbinge strate, nu ter tyt wonhafftich toe Dockum als ick mene, sal men geven vyffteyn ar.gulden. Item myn executoers ende testamentoers sollen een ygelick hebben enen golden rynck van twen rinsgulden. Item alle dusse vorschr. guede de ick vorgeven hebbe als vors. is, daer renthe van komen mach, de sullen dre jaer lang nae myner doet staen in handen ende macht myner testamentoers, ende wat darvan komen mach, daer soelen se int eerste mede betalen myne schulden ende testament, ende offte yemant ansprake van wytliker schult dede, de sal men daer oeck mede betalen, beholden Ghelmer, mynen broeder, syn lyfftucht an den vors. guederen, ende Harmen, mynen sone, de renthe de vors. synt. Item offter enych mensche sy, levendigh off doet, den ick schuldich mach wesen buten mynen weten ende de nyet beschreven en synt, de maeck ick ende begeer se deelhafftich toe wesen voer alsulke onkundige schulden alle de waldaden de ick den kercken toe Sunte Meerten ende ter Ae gedaen hebbe, alsoe voele als em myt rechte darvan boren mach. Item ick, Harmen Hopper, sette myne executoers totten vorschr. testament stedige ende vast, recht offt ick dat selven dede, ende maeckse machtich van alle myne guederen, in dessen testament genomet ende ongenomet, uth toe geven ende in toe boren, nae uthwysinghe desselvens myns testaments als vors. is, dat myn uterste ende myn leste wylle alsoe is. Ende sollen wesen de erbare heren Jacob, vicarius in der Ae kercken, heer Johan van Munster, pater des clerckhuuses by Sunte Wolbergen kercke, ende Gheert Lewe. Ende weert dat yenich van 57 5 10 15 20 25 30 35 dessen storve, soe soelen de anderen twe enen anderen kesen in syn stede, de nutte ende orberlick daertoe is. Item soe wyl ick dat nemant van dessen dren vorschr. yenich dynck off saken handelen sal off exequeren allenigen. Sonder mach yemant van den dren om noetsaken daer niet by komen, soe mach he syne macht den twen anderen bevelen. Item soe beleve ick, Harmen Hopper, ende wyl dat dyt testament vulmachtich sal wesen in allen maneren hyrvoer beschreven, ende begheer dat gy, executores vorschr., dyt vorgeschreven testament soeals dat inholdende is, vullenbrengen ende vullentrecken wyllen om Godes wyllen. In een orkonde ende een getuech dat dus als vors. is, myn leste wylle is, hebbe ick myn zegel beneden upt spacium desses breves offte instrumentes gedrucket. Ende tot merer vestinge bydde ick den erberen Johannes Petri, notarius, dyt testament myt synen woentliken tekene ende myt syner hant toe schrivene, toe onderschryvene ende toe instrumenteren, ende dat soe vestigen dattet stevicheyt ende vasticheyt hebbe, na forme des rechtes. Et in hoc finitur dicta papiri cedula dicti testatoris, continens testamentum sive ultimam voluntatem. Hanc igitur ultimam suam voluntatem dictus testator esse asseruit, quam valere voluit iure testamenti, iure codicillorum, vel saltem iure uniuscumque ultime voluntatis, prout melius valere poterit et de iure subsistere, super quibus dictus testator a me, notario publico subscripto, fieri petiit unum instrumentum publicam seu plura. Acta fuerunt hec in domo clericorum prope ecclesiam Sancte Walburgis, sub anno, indictione, mense, die, hora et pontificatu quibus supra, presentibus ibidem honestis viris et dominis Rodolpho Zuer, ad Sanctum Spiritum prebendario, et Johanne de Antiqua Ecclesia, presbitero, ac Ruechardo Warendorpp, Monasteriensis dyocesis, et Harmanno de Meppis, Osnaburgensis dyocesis clericis, testibus fidedignis, ad premissa vocatis specialiter et rogatis. Et ego, Johannes Petri, clericus dudum Monasteriensis dyocesis, publicus imperiali auctoritate notarius ac ordinaria approbatione Traiectensis admissus, quia huiusmodi ultime voluntatis cedule exhibitioni ac testamenti ordinationi omnibusque aliis et singulis premissis unanimis nominatis testibus presens interfui, eaque dum sicut premittitur fierent et agerentur fieri vidi et audivi, ideo hoc presens publicum instrumentum, manu mea propria scriptum, exinde confeci, subscripsi et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi, rogatus et requisitus, in fidem et testimonium omnium premissorum, preterea ut evidentius sine quavis dubitatione appareat hanc dicti testatoris ultimam fuisse et esse voluntatem, sigillum suum proprium hiis presentibus suppressum. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (begin 16de eeuw, door notaris Albertus Conradi, naar A). GA Groningen, Oud Stadsarchief, inv. nr RvR 1092.1. Op de voorkant: Ter Aa. Fundatio vicarie per Hermannus Hopper in ecclesia Beate Virginis Marie fundate, ad quam vacantem ius presentandi habent curatus eiusdem ecclesie, consul turnarius, consul senior parrochie dum dissenserint predicti. 1475. 1477. 1477. Druk: a. Boeles, Geestelijke goederen Groningen, 184-189. De maker van het afschrift maakt zich bekend aan het slot van het katern, na de bevestiging van het testament door Harmannus Hopper op zijn sterfbed (1476 december 3), de goedkeuring van de vicariestichting door bisschop David van Bourgondië (1477 40 45 58 maart 7) en een uitspraak door het stadsbestuur van Groningen in een geschil over de nalatenschap (1477 maart 3): Auscultate et diligenter collationate sunt copie suprascripte per me, Albertum Conradi, clericum Monasteriensis dyocesis, publicum sacra imperiali auctoritate notarium, quas cum suis originalibus de verbo ad verbum concordare repperi et inveni, manu mea propria teste. Notaris Albertus Conradi wordt in het overzicht van notarismerken, dat aanwezig is op de studiezaal van GA Groningen, genoemd in 1502 en 1510. De persoonlijke voornaamwoorden se, he, em zijn in dit Groningse stuk niet opgevat als enclytische vormen, en dus niet aan de eraan voorafgaande woorden vast geschreven. 5 10 34 1475 mei 25 Jarich Epa Hotnya 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jeer Uns Heren M CCCC ende fyff ende tsantich, up Heylige Sacraments dey, dae bytochte hem Jarich Epa Hotnya, hoewol hi syeeck was lychama, nochtan sund ende machtich fan forstand, datter naet sykera was dan dy daed ende onsykera dan dyo wra des dadis, deerom hath hy syn testament jefta leste willa mecketh, in maneren als hyrney scryowen steeth. Int aerst byereth hi to lidzen by Sente Nycolaus, syn patroon uppa Nyaland, in der tzerka foert Heylich Sacramentshuus, ende leyt den patroon voors. toe tyaen eynsa seedlandis, heten dae Hoefclaeten, deer hy fan Sente Katherine pronda kapeth hede. Item dae persoenaetscip ende Sente Marie pronda schelleth habba fyff klinkerda renta uuter Musela, dat personaetscip dae tweer delen ende Sente Marie pronda den trendeel, ende hyrmey scelleth hya toefreed wessa om dae touliff alda schillingen deer hya pligen toe habben uut Obba Jukemma ald gued. Item Sente Katherine pronda schel habba een klinkerd renta uuter Musela voorsn. Item dy kosters pronda leyt hi toe een hael klinkerd renta, ende eelck klirck deer meysyonghet vigilie in Jarichs jeertyt, een flamsken, ende dit schelma bytelya fan Hotnya huus. Item dae fyower bidden oerden eelck een postelaet. Item eelcke prester in Weynbritzeradeel tweer flamsch, ende eelck tzercka tweer flamsck. Item Swobben, zyn afta syd, leyt hi toe lyafjeften toe dat guedt toe Kee deer jonga Claes up wenneth, toe hyaer lyffstond. Ende hyo schel dae kynden dae kaeplanden byhalda leta, ende hyo schel dae kyndena renten upberre, ende bytelya uutschulda ende uupberra inschylda, onta kynden toe buuckwesta kommeth, hyt weer secka dat hyo oersta boestghet. Item Doed, zyn dochter, scel habba tyen pundemeta landis in Obba Jukema ald gued. Item Jacob, zyn broer, scel habba nyogendehael punsmeeth landen, lidzen toe Hitzem, deer hi kapeth hath fan Dowa toe Kee ende Mauryska. Item Anna, zyn broer, leyt hi toe nyoghen pundameta landen deyr hem oenstera schelleth fan Bruen Atnya. Item Hyla, syn sister, scel habba fyff pundameta landen in Abbaghae in Abba Rykwis goed, ende twira pundameta seedlanden, een wer deer oprent onder Musela. Item Wyba, zyn broer, schel habba hath dae landen toe Hesselinghe meer gilda mogen dan fyfteen klinkerden des jeers. Ende her Jelmer hath my deen triahondert klinkerden redis geldis up een caep fan da landen toe Hesselinghe ende op tyen pundameta in Obba Jukemma ald gued, deer scel hi foer habba fyfteen klinkerda renta toe Hesselinghe, jeff oer landen deer hem oen noghet, jeff hem scelma syn gild 59 5 10 15 20 25 30 35 40 weer jaen, dit scel wessa als her Gelmer ende Zwob dat toe eens wirde. Item huckera fan disse onafta kynden voorsn. stereth sunder afta kynden, soe schelleth hyara toelegghen weerfalle up Jarichs aefta, ende hya scelleth naet in fraemde handen falle, ner hya scellis setta jeff sella mogha. Item foerdaen soe mecketh hi een schickinghe ende ordinancie in syn erwen ende syn aefte kynden aldus. Item int aerst byereth hi dat Ju, syn zin, schel prester wirde, ende hy scel toe zyn scoelgungh habba dae twae gueden toe Kee, als deer Dowa ende alda Claes up wenget, ende al Jarichs boken. Item Epa, syn zin, schel habba Hotnya huus mey zyn toebiheer, ende al dae landen ende gueden upt Nyaland ende toe Bolswert deer Jarich toeheerth. Ende Hotnya huus ende dae gueden deer Hotnya huus bysget wirdet, scelleth naet stera mogha in fraemde handen ende uut dae lyoed gaerde deerse fan uutkommen synt. Aerst schelles up Epa ende syn kynden, deerney alsoe up Hera ende zyn kynden, deerney alsoe up dae dochteren ende hyara kynden ende kyndiskynden. Item Hera, syn zin, schell habba dae staethen to Wommels mey hyara toebiheer ende dae goeden ende landen toe Wommels. Ende huckera als Hero ende Epa voorsn. meer hath dan oer, dat schelles toelika dela, ende aeck Jarichs oer gueden ende landen doer afara naet bynaemdt synt. Ende Hero ende Epa voors. schelleth eelck suster uut dae manda jaen deer toe mannen komma, tria snees klinkerda renta, ende woll byreda mey goud ende silwerwirck dattet mey erum see. Item foerdtoen soe mecket hi munden ende biwareren toe zyn kynden voors. Douwa Zyaerda, Tyaerd Juuinga, Sicka Zyaerda, Eedwer Zyarda ende Zwobben, syn huusfrow, ende byereth dat thisse monden voorsn. schelleth syn kynden reda ende helpa als hya wolden dat hy bi hyarem deen hede, ende meckethse aeck executores jeff foerfolgers syns lesta willa jeff testaments. Item kompt en de bischaedigeth is jeff toe kort schiden is fan Epa, Jarichs faer, jeff Jarich, ende bliken is ende epenbeer jeff derer biwys toe habbeth jefta oerkenscip, dat scilleth disse munden voors. ryochfirdicha bi gueda lyoda reed. Item disses lesta willa wol Jarich datma steed ende fest halda schel, ende duga schel in all syn articulen als een testament jeff als een codicil jeff als een oer lesta willa, als hi alderbest gued wessa mey ney dae riochten, hya sye gastelick jefta wraulsc. In een tyoch der weerheyts ende disses testaments jefta lesta willa soe hab ick, her Gelmer, persenna uppa Nyaland ende testamentoer Jarichs voors., disse lesta willa mey myn selwis sighel besigheleth. Ende um mara festicheyt soe habbet wy, her Johannes ende heer Hydda, joncrapresteren uppa Nyaland, dit mey bisygheleth om Jarichs voors. beda willa. Int jeer ende up den dey als voerscrouwen is. Ende is het originael testament van dese copie gesn in papier, ende onder opt spatium myt drye segelen van groenen wasse besegelt, ende buyten opten rugge staet gesn: Dit is Jarichs testament. Gecollationeert myttet originael testament, bezegelt als voren, ende concordeert, by my, <ondertekend:> Delphus subscripsit. 60 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Delphus, naar A). RAF, Archief Familie Van BurmaniaVan Eysinga, inv. nr 51. Opschrift: Copie. In dorso, m.a.h.: Copie van Jarich Epa zoons Hottingha testament, in date 1475. <M.a.h., 18de eeuw:> Testament van Jarich Epa Hotnya (Hottinga), 1475 op Sacramentsdag. Druk: a. OFO IV, nr 45. 5 35 1476 mei 15 Jorert Andringha 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Waltia, persona toe Ackrum, Johannes, pater toe Aylsem, als testamentarii Jorerts Andringhes, hliet dat Jorert Andringha fors., witan ende verstansem synre sinnen, hat mecket syn lesta willa jeff testament, int jeer Uus Heren M CCCC ende sex ende tsantich, des wernsdeis ney Sinte Servaes, omtrent fyour uren wr middey, in manieren als hyrney sc. steet. Int arst byerret hi syn leggherstoed toe Aylsem. Item hi wol dae fon Aylsem toe vyftahael pondameta deer nu toe Rynningha gued gaet, deer Igbert nu op wennet, deer dio trira fon lidzet op dio Laecmers wal ende dae oerhael byn da Slachta, ende hyrfoer schillet Aylsema halda en jowich bed foer dae eerma. Item dyn patroen toe Ackrum jowt hi Witiama gued wr meed ende fenne, soefula als hi deer hat, ende in huys ende steed aldeer. Item toe dyn pronda deer Tyard, syn broer, bigonnen hat, jowt hi syn huys ende steed als Garbrich, syn wyff, deer naet langher in wenya wol. Item toe dynsella pronda tolf kl. ranta, als sandahael pondameta bi Gatze slaet ende fiardahael bi dae Diapa slaet, een wer bynna slaet ende tolf pondemeta bi Abingha slaet. Item hi wol Idska, syn metta, toe een rinsg. ranta in Claes guet. Item hi jowt Aldaclaester dat hala guet deer Igbert nu op wennet, ende dyn ora halt Nyaclaester ende dae fon Thabor toelika, dae IIII½ pondameta fors. uutnymmen. Item Jella bern sex pondameta toe Peers fonna eynd. Item Haskera monken tian kl. fon dae XL deer hi hemmen leend hat uut Garbrichs jeld ende syn toemanda. Item dae crucebroren toe Snytse V kl. fon dit jeld fors. Item dae sesteren toe Grenadyc ende dae sesteren toe Warkuma elc vyf kl. uut dit jeld fors. Item X kl. toe Galileen ende V toe Wiswert fon dit jeld fors. Item hi wol Garbrich, syn wyff, toe quyk ende til ende Henyshuystera guet ty her lyfsstond. Item Jenka Douwama ende Douwen, syn sen, wol hi toe dio Those ende Liweringa gued, soefula als hi daerin hat, opdat hia naet fyrar tastat in syn gueden. Jels wol hi hiarrym naet toe, mer hi wol dit fors. dan dae fon Aylsem toe. Item hi leyd een aeddeel op Dychuystera gued. Item Tyard, syn meech, sex ponda<meta> buppa mer. Item Gossen ende Atten VII post. ranta toe Birstym. Item Feyken, syn meech, Dychuystera gued. Item Sigher, syn meech, VII½ pondameta ende Douwen, syn meech, sauwen pondameta in Mertens slaet toegara. Item her Hoitien, syn meech, Hermens hael guet, a In druk a ten onrechte: Mackum. Zowel de beide originelen als het concept geven de naam als: Warkum. 61 5 10 15 20 25 30 ende syn twa sestera toe Bayam dyn ora halt ty harra lyffstond. Item Aylsema fors. vyff pondameta deer hi kapet heed fon Popka Gotama, deer Popka inleya mey eer Sint Jacop nestcommen mey XXVa kl. reeds jeldes. Item toe Sita Attahusen tweer post. ranta, deer Aylsema jeerlics opberra schillet, om Gades willa toe jaen. Item Garbrich, syn wyff, II post. ranta ty her lyfstond in Ripperts guet.b Item in Neskera bloc dae rantan fon III½ ponda<meta>, heten dae Langha warran, schel Feyka, syn meech, jeerlics jaen. Item Aylsema fors. syn deis rema toe en Sacramentscibori. Item hi wol dat Garbrich fors. mey syn eerwen dit jeers ranta opbarra schillat, ende bitellia syn schulden ende uutledingha deerfan. Item hat syn lantsatta schyldich syn fon dit foergliden jeer, dat jowt hi hiarrym quyt. Item persona toe Ackrum een rinsg. Item her Boldewyn een post., jongherprester aldeer. Item jowlika tzerka een stoter. Item dae bidden oerda syn bitellet. Item hwa naet noghet oen dat hem toeleid is in disse leste wille, di schel siin deel vurbert habba toejen dyn patroen toe Ackrum, ende di schel naet habba. Item hi mecket eerwen synre gueden deer in disse lesta willa naet bispritzen syn, Feyken, Atten, Siger, Tyard ende Douwen, syn sibben, mey dae gueden deer hi hiarrym toeleid hat. Item dat jeld dat Gherbrich fors. hat, schil hio bisteighia om Godes wille. Item hi is schildich Claes Isbrents bern XX kl., deer foldeen is op syn daedbed. Item Claes Frerick zin IIII post., Tiards wyf tymmerman IIII post. Item Foke, her Douwa huysfrow, III rinsgulden. Item Siwert Tyard zin dyn kw deer hi fon hem hat. Item alda Hans ter Herna III kl. Item toe Boorn oerhael steed toe dyn tredda prond<a>. Item soe wol Jorert fors. dit testament jeff lesta willa halden habba ende wol dattet een stal jeff macht schil habba als enich testament, codicil jef lesta willa aech toe habben, onferbreclic ney riocht jeff syd ende pliga disses lands. In en weerheit disses soe hat uus Jorert forsc. hyrtoe ropen mey her Boldewyn, jongherprester toe Ackrum, ende her Wolter, mey prester toe Aylsem, Claes Frerics zin ende Attya, gaelyoed toe Ackrum, als tioghen ende orkenen. Ende disse lesta willa hab ic, Waltia forsc., bisiglat mey myn sigel tfaer my ende faer Claes ende Attya forsc., myn gaelyoed, deer nyn sigel en bruket. Ende ic, Johannes fors., hab myn sigel hyrop tracht faer my ende Walterum fors., deer nyn sigel en bruyct. Ende ic, Baldewinus forsc., hab myn sigel hyrop set in en tioghe der wirde dattet Jorert dus habbe wold als fors. is. Originelen: A1. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 29. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso: Joret testament. Onder Joret m.a.h.: Jorrets. - A2 (zelfde hand als A1). Ibidem. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (63), 3 (64). In dorso, m.a.h.: Jorryts testament. Het laatste zegel, geplaatst onder het toegevoegde legaat aan Garbrich (zie noot b), is evenals het eerste van heer Johannes. Slechts van één ander zegel is een afdruk zichtbaar, dus één van de overige twee aangekondigde zegelaars (heer Waltia en heer Baldewinus) heeft deze oorkonde blijkbaar niet gezegeld. 35 40 a b 45 62 A2: XIII; B: XXV. Dit legaat in B in de marge. In A2 opgenomen in een aparte bepaling onderaan het testament: Item ick, Johannes, pater van Aylsem fors., belie onder myn sigel, hyrbaven opdruct, mit myn hantscryft dat Jorert fors. wold Garbrich fors. toe II post. renten in Ripperts guoden ty her lyffsstond, deer Attia foers. ende ick mit menich man over ende an waren, mit Feyken fors., Jorerts neeff. Ontwerp: B (zelfde hand als A1 en A2). Ibidem. In dorso: Testement Jorert ende Gherbrich. Druk: a. OFO I, nr 268 (naar B, met varianten uit A1). Uitgegeven naar A1. 5 36 1476 september 16 Sicka Allart zoen 10 15 20 25 30 35 40 In den namma Godis, amen. Int jeer Uus Heeren thusent fiouwerhundert ende sex ende sauntich, op Sinte Lambarts jound, in myn andert her Syrck, personna op dae Dronryp, als een testamentarius, ende dae toeroepene ende beden orkenen deer hyrney scrioun staed, so hat dy erbare man Sicka Allart zoen, gesond ende voerstandel fan synnen, al was hy syeck fan lichama, oensyoen datter naet wissers is dan dy daed ende naet onwissers dan dio wra dis daedis, so woulde hy syn frionden ende syn zeel foersyaenlyck wessa, ende woulde fan dae gueden deer him God foerleniget hat, syn testament meytia ende dae gueden schicka, opdat hy naet sonder testament stera schoulde, opdat onder syn friounden ende eerwen neen plaeyt ner schylingen falla schoulde. Hwelck testament hy would dat daegha schel ney alle riochten, beda gastelyck ende wrauldsk, als een testament jef als een codicil jef codicillen jef lesta wollen ende schickinge synre gueden, ney alle riochten ende syd ende plyga, also als dat alderbest mey staen ende stal habba. Hwe<l>ke testament, codicil, lesta wolla ende schickinge der gueden hy hat macket als hyrney scrioun steet. Int aerst so hat hy syn zeel God fan himelryck byfellen, ende would syn lichaem byfellen habba bygroun to Fraenker by Sinte Merten, ende byspreckt him aldeer acht klinkerden. Item Sinte Thomas op dae Ryp hat hy byspritsen IIII pond wax. Item to Fraenker hat hy byspritsen een adeel, deermey hat hy byhlestiget dy huussteed deer Bauke Jacops op wennet. Item hy hat byspritsen her Syrck, syn testamentarius, ende her Claes ende her Jacop, eelck een hael postelaetsgolden. Item syn moers testament hat hy macked in syn macht in den punnt als dat to dae nya pronda schel wessa fyftich klinkerden jouwelike renten, gaende uut Grauda ende Inheemstra ende Fockama gueden, ney inhauld syns moeders lesta wolla. Item Hisse, syn frysster, Ofka Dotinga dochter, hat hy toleyd joulyck ende eerflyck toulf klinkerden renten uut Fockama gued. Item Wlbed Haya zoen hat hy toleyd syn best paer claen. Item Reynu Wlbeds dochter dae sillveren slagen fan syn paers wamboes, ende Sasse Wlbets dae slagen fan zyn green wamboes, ende Jan, her zoen, dae malien deer staed oen dae grena mouwen. Item Tjaerd Syaerda sy<n> swart paer claen mit da hossen. Item Petrike Claes dochter, syn nifte, byspreckt hy syn hinxt ende dy silveren hoern deer to Wlbeds huusa was, ende een bed mit twam tecknen, ende II lycka stolen, ende Aeyle, syn nifte, dae silveren malien ende haeken deer oen dat swart wamboes sinnt, ende III stolen ende twa strycklecken. Item Petryke, syn sister, a Hierna geëxpungeerd: is. 63 5 10 15 20 25 30 35 een leydsken tabberd. Item Hauck, syn meegh, dat raed paer claen, mit dat green wamboes ende dae besta grena hossen. Item Allart Foppa zoen syn raeda hoeytia mit dat green foer. Item hy hat ordineret dat dy prester deer siongt op den vors. nya pronda, schel int jouwigh dis fredis missa lessa fan da Heyliga Crioes, ende dis snioundis een eermissa sionga fan Sinte Maria, dio moeder Godis. Ende dise missen schellet op dae Dronryp deen wirda foer him ende alle sine friondena zelen. Item dae aermen to Fraenker hat hy bespritsen int jouwigh fiouwer klinkerden, deer Wlbed Haya zoen omdela schel, ende dae aermen op dae Dronryp een klinkert, dat schel dy personna dela in dat jouwigh. Ende disse fyf klinkerden schellet gaen uut Oedsinga gued in dat jouwigh. Item eelka biddenda oerda hat hy toleyd een hael rynsgoldena, ende eelka tzherka in Mennaldemadeel II flaemsk, ende eelka prester een flaemska. Item Aldaclaester, to Thabor, to Aenghum, to Ogaclaester, to Aeylsim, to Wiswert, to eelkum een hael postulaetsgoldena. Item Sicka hat Eedwer Zyaerda, syn moeytie, bespritsen ende toleyd Oedsinga stins ende stoe ende statten ende dat huus, mit den trimdeel fan Oedsinga gued ende landen deer nest dat stins lidset, om dae woldeden deer hio him ende syn zillige broer deen hat. Ende foerd so wol hy dat Eedwer vors. syn ora eerwen uutwandelia schel uut Oedsinga gued mit lyka landen ende renten deer himmen mey blyka fan Oedsinga gued. Item so hat Sicka vors. Eedwer ende Doeden, syn twae moeytien, tolyka macked to eerwen alle sine ora gueden, replick ende onreplick. Dit foers. is Sicka testament ende syn lesta wolla, ende wol dattet schel syn fulla macht ende een stal habba, als een testament jef codicil jef leste wolla tobyheert. Hyr habbed by ende wr ende oen wessen ende sint deerto roepen ende beden fan Sicken als her Syrck, persona op dae Ryp, testamentarius, ende her Claes ende Reenck Egga zoen, Wlbed Haya zoen, Albart Claessen, Syttia Wyba zoen, Baernd smit, Jan Egga zoen, Wautia Pyba zoen, Pyba Taeten zoen, Meeus Dirx zoen, als andert orkenen vors. In een tioegh der wird so hab ick, Syricus vors., dit testament jef codicil jef lesta wolla besyglet mit myn sigel, foer myselm ende omme her Claes ende Baernd ende Pyba ende Meeus vors. bede wolla. Ende wy, Reenck ende Wlbed ende Albart vors., habbed dit testamennt, codicil, lesta wolla als vors. is, foer uusselm besygled mit uuse sygelem. Ende wy, Syttia Wyba zoen ende Wautia Pyba zoen ende Jan Egga zoen vors., habbet beeden den erba<er>en heeren her Menta, uus personna to Fraenker, dat hy dit vors. testament, codicil, lesta wolla als vors. is, omme uuse bede besyglet hat als vors. is. Origineel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 207. Perkament. De vijf uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Sicka Oedsinga testament. <M.a.h., 16de eeuw:> Raeckta het leen. Druk: a. OFO IV, nr 49. 40 a 64 Hierna doorgehaald: mede. 37 1476 december 10 Grathie Kammynga 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Ick, Grathie Kammynga, nuu ther tyt wys ende wytlick fan zen ende forstand, al ist dat ick ben kranck fan lichma, bytensende dat wy menschen naet sykerer habbit dan den daed, ende naet onsykerer habbit dan dioe wre ende stond des daedis, soe meckie ende schick ick ende ordinerie myn lesta willa ende testament fan myn gueden deer my God hat forleengit, in alducke maneer ende forma als hyrney scrn steet, schil een stal, festicheit ende forfulg habba, ney alle riuchten. Int aerst soe byfel ick God fan hymelryck myn zeel ende de eerde myn lichma, ende byjerie myn legerstoe by den helliga fader Sinte Franciscus toe Galileen, ende boekie aldeer tyeen rinsg. Item soe byspreck ick Sinte Katherina, myn helliga patrona, tyeen post.gn rantha toe euwiga degem toe, den personna aldeer tweer rinsgn, den jongerprester een post., ende een euwich deel. Item soe byspreck ick der helliga joncfrouwe Sinte Cecylia toe Leckum een ny gaer ende een karsuffel fan fyff rinsgn, den personna aldeer een rinsgn ende den jongerprester een post. Item den hellige fader Sinte Dominicus toe jacopynen tyaen rinsgn. Ende Uus Liauwa Frouwa toe Nyahow byspreck ick den steed in Spylmanna streta deer Sytia Bauka zoen nuu ther tyt op wennit, den personna aldeer een klinckert, her Otta een klinckert, ende her Gerryt een haelen post. Item den aerma int jesthuus een tonna koytis ende een hael scuta eedss, ende her Peter aldeer een goldena. Item Sinte Fyt toe Auldahow een aulden schield. Item soe byspreck ick den riuchta scamela huussittende, als dat Hellige Sacramentis jeld toe Liouwerd, niogen post.goldena ranta int euwich, ende disse forsn ranta naet toe setten noch toe sellen, men een euwich memorie toe wessen foer myn aerme zeel. Item den personna aldeer een rinsgn, her Jelle een post., her Redert, her Gysbert, her Douwa, elkem een klinckert, ende dae oera presteren elkem een haelen post. Item dae broeren toe Bolswert een tonna kabliaw. Item dae oera biddende oerden onbynaemd, elkem een post. Item elke tzerck int deel een haelen goldena, elke personna een stoter, byhaelen master Mamma een post., ende elke jongerprester een jager. Item Klirkamp, Aedwerth, Auldaklaester, elkem een schield. Item toe Nyaklaester een tonna koytis, ende hir twa niften aldeer elkem een klinckert. Item Aeylsum ende Wiswert, elkem twa tonna bierss. Item toe Grenadyck, toe Oegaklaester ende toe Waerkum, elkem een post. Item dae reguleersklaestren elkem een schield. Item toe Gernaerd een tonna koytis, toe Berlaheem desgelyka, ende hir twae niften aldeer elkem een klinckert. Item toe Furswert een tonna koytis. Item toe Waerd, toe Syona ende toe Smellingeraklaester, elkem een tonna biers. Item dat convent toe Dockum een schield. Item soe meckie ick toe riuchta eerwa Doede Kammynga, myn moeder, al myn gueden, replick ende onreplick, uutseyd boekynga fors. ende liaeffjefta neyscrn. Item ick byspreck Waltya, myn aefta man, toe liaeffjeften al dae landen deer wy toegara kapit habbit, ende trytich postulatusgoldena rantha, euwelick ende erfflick, a Onduidelijk geschreven. De bedoeling is duidelijk, de lezing onzeker. Mogelijk: Syowin. Aan de slotletter een haal, dus misschien ook: Syowinn. 65 5 10 15 20 25 30 35 40 den helffta toe Leckem ende den helffta toe Liouwerd in steden. Ende dae tweer fan disse steden lidza by Haya bregh, ende dae oera tweer oppa Dyck: Tyerck Douwa zens steed ende Johan presters steed. Ende hat disse fiouwer steden naet forstrecka mogen in den helfte fan disse forsn ranten, dat schil Waltya berra toe Leckum. Item ist seck dat ick, Grathie, nuu dat bod Goedis forful, om dae temrynga deer Walthia toe Kammynga huus hat deen, dat schil staen op kannynga gueder mannen, als op her Sybit, personna toe Auldahow, her Mamma, personna toe Wirdum, her Menna, personna toe Kammyngabuur, ende <de> gardiaen toe Galyleen. Item soe byspreck ick Hidda, myn nouwa, een nobel. Item Tyemck, myn moytie, schil habba een schenckfet, ende Sacke myn moytie kynden aeck een schinckfet. Item soe wil ick dat Haya ende Doede, myn moeder, schillet Tyemke, myn moytie, ende Sacke myn moytie kynden hreka ende uutuisa alsoe fulla ranten als hemmen berra mey fan zalige Siuckis wegena, ney inhauld der baer deer in foertyden meckit is twiska Doede, myn moder, ende my fan der ener syda, ende Tyemke ende Sacke, myn twa moytien, fan der oeder syda, ofte Menna ende Waltya fan hiare wegena, ney inhauld der baer. Item soe byspreck ick Peer ende Liuwa, myn tweer broren, elkem twinchtich goldena rantha, deer Liuwa dae syn in synre beerlinser al ontheten ende toeseyd sint. Item soe wil ick dat dit testament ende lesta willa folkomlick schil staen in al syn fulle macht, in alle pu<n>ten ende articulen als fors. is. Ende roep weer ende nem op alle oedera breven deer dit testament ende myn lesta willa contrarie mochten jeff mogen wessa, sonder weerroepinga jeff jenspreeck fan enigen fan al myn frionden ende sibdelen, naemd ende onbynaemd. Al ting sonder argelist jeff enigherhanda byhyndicheit uutseyd toe wessen deer myn lesta willa ende testament hinderlick mochte wessa. In orkund disser forsn punten ende kennisse myns lesta willa ende testamentis als fors. is, soe hab ick, Gratye fors., beden her Menno, myn personna, dit testament ende myn lesta willa om myn bede willa toe byfestigien ende toe bysiglien mit meer toeroepen orknen neyscrn. Ende ick, her Menno fors., als een testamentarius zalige Gratyens fors. ende notarius ofte keysers orkena, hab myn sigel hwinsen an dit breeff ende testament, foer myselff ende mey om Jw Sioeka zens bede willa, alhyr toeropen ende beden mey toe siglyen, als ick toeferra deen hab. Ende in lyker forma soe hab ick, her Sybit, personna toe Auldahow toe Liouwerd, myn sigel aeck an dit breeff ende testament hwinsen, foer myselff ende mey om Jettya Johan Wytiama zens bede willa, als toeroepen orkenen. Ende wy, broeder Peter, prior toe dae jacopinen toe Liouwerd, ende broeder Barenth, gardiaen toe Galileen, toeroepen ende beden orknen dissis testamentis, soe hab ick, broed<er> Peter fors., myn amptissigel an dit breeff ende leste testament hwinsen, omdat wy alhyr wr ende an habbit wessen ende hyrtoe beden sint. Scr. in dae jeer Uus Heren thusent fiouwerhondert sex ende tzanchtich, op den tysdey ney Uus Liauwa Frouwa dey Conceptio, omtrent trya wra ney middey. <M.a.h., op de pliek:> 45 <n.m. 5> Et ego, Meinardus, Romane ecclesie clericus, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, quia premissis omnibus et singulis una cum prenominatis presens personaliter testibus interfui, eaque omnia sic fieri vidi et audivi, preterea hoc presens publicum testamentum, manu aliena fideliter scriptum, desuper confeci, subscripsi, signavi et sigillavi, nomine, signo et sigillo meis solitis et 66 conswetis, rogatus et requisitus, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.13. Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (82), 2 (112), 3 (15). In het notarismerk: M. Johannis W.I.G. In dorso: Grathie Kammynga testament. Druk: a. OFO I, nr 271. - b. Niermeyer, Honderd oorkonden, nr 93. 5 38 1478 augustus 13 Altger Douwes zoen Houkama 10 15 20 25 30 In nomine Domini, amen. Godfridus Simonis, vicarius toe Bolswerd, dwe kuied en kanlyk alle lioeden deer dit breef schallet siaen jefta hera lessen, dat int jeer Uus Heeren tuysen fjouwerhondert acht en tsantig, op Sinte Ypolitus dey marteler, Altger Douwes zoen Houkama mey for[ta]chta sinnen, sondt van lyff, gaende ende staende, wol by reden, oensyoen datter naeth wissers is zoe dye daedt ende naeth onwissera dye wre des daedts, om sillicheed syn seels, haeth in myn jenwirdigeed ende der orkende neyschriouen macket syn testament ende lesta wolla in mannire neysc., en wol datteth festicheed schil habba in alle syn puncten en articulen ende ryoichten als een codicill jefte lesta wolla en als een schedinga jeff schickingha synre goeden. Int aerst soo biyerret hy, is hy Godes bodt verfolt, syn leegersteed toe barfoete broeren in syn vaers graff, ende bespreckt aldaer voor hem ende voor Yda, syn huisvrou, syn silwer noothb ende een gouden ringh toe een tselck. Item soe byspreckt hy Sinte Marten, syn patroon, daer huyssteeden daer hy haeth oppa Nye mercket, als die steedt daer Jelteth houtsaeger nu op wenneth, die steedt daer Haythiac op wenneth ende een hael steedt daer Pybe op wenneth. Item soo bespreckt hy de presterend toe Aldehow sauwn jeerdeel ende deertoe syn deel in Beencke meedt voor een eeuige memorie. Item elcke haedprester een klinckert, ende dae altaristene elck een pondt. Item toe Thabor, Lyodingatzercka, toe Ayngium, toe Aldacloester, elk een postulaatgulden. Item soe byspreckt hy int gasthuis toe Bolswerdt dyoe helfta van trya pondameta, lidsende in Ynswadaf hem, in dae fenna daer Ena glaesmaakers en Remicx toe Buwaudag kynden een deel mey in habbeth, mey alducke forwirda dat dae fouden van gasthuis voors. elkes jeer in dat eeuich schallet bytallia daer presteren toe Tzerckwert fyftien buttenh, ende hiertoe bespreckt a b 35 c d e f g 40 h Hierna in D: soe. D: ..wth. D: Huythia. D: persenne. C: altarissen; D: vicarissen. D: Ymswada. D: Buwanda. D: buttren. 67 5 10 15 20 25 30 35 40 hy dat gasthuis voors. syn steet op de Polstraat. Item soe byspreckt hy dae ryuchta huusarmen to Bolswerdt ende sonderlinge die van syn bloet synt, ende jout in dat eeuich ien fenna buten porta, daer leit oppa Grefftswal, ende deervan schella dae procuratoren van dae armen voors. betallia dae voogden in dat Heilige Geest tree klinckerden, ney inhalt des breefs der alreedt op macketh is. Item elcke biddende orden een hael klinckerdt. Item soe bysprekt hy ende jout Yda, syn jefta huiswyven, dat huus deer Haia nu in wenneth, ferra en teftaa, mey al dat tilbaer goedt, jeldt, gold ende silwers, alsuk isser nu toe ghara brucketh ende bysgeth. Item soe bysprekt hy Yda voors. toe frya ayna da helfta van Pouwels pelsers steedt ende daarto Syaerds steed, ferra en tefta, mey al dat schuldich is, ende dat aeck to frya ayna. Ende hiertoboppa so confirmereth <hy>b ende byfestigeth mey dissa jenwirdige testament dat breeff deer hy ende Yda in voortyden toegerra macketh habbeth. Item hiertoeboppa soo besprekt hy Yda, syn huyswyfc voors., toe haer lyffstonde fyouwer kuwagungh in da fenna by Equerdera laan, deerse nu selfs in molkketh, ende ney her daedt wol hy dat dit voors. lant schel komma toe een pronda neysc. Item hiertoebuppa schel Yda jetta habba toe her lyfstondt trya kuwagongh in da Lange fenne, ende ney her daedt soe schellet dissa trya kuwagongh voors. aek komma toe dat pronda voors. Item soo besprecket hy ney syn daed toe dissa voors. pronda sex pondameten, lidsende op Saerdera Ee, deer Pier nu toe heer hadt, en vyftehael pondamete in dae Nessen, heeten oppa Draya wal. Item dyo helft van nyogen pondamete en twira by Equert, by syn lant deer Anna nu bysgeth. Alle dissa voors. landen wol hy dat komma schelleth ney syn daedt toe een pronda. Item soo wol hy in dat jeer wanneer hy Gods bodt ferfolt, dat de insthaende renthen deerma opbarra schel, dae schel Yda, syn jefta wyff voors., opbarra en schelse jaen om syns siels sillicheed weer jo wol, het <se> van steeden, huisen en landen, uutseidt deer hy dae armen byspretsen haet. Item soo macketh hy erven van alle syn goeden deer aferra naet synt byspritsen, Anske, syn nift, en Epe, syn mieghd, in manieren neysc. Eersten schel Anske habba vyff pondameten deer da byginen nu bysget, en vyftehael toe Tresinge slaedt. Item dae helfte fen Pilgrims steedt, en ney heer daedt dya helft Sinte Marten en de oera helft toe da pronda voors. Item Epe schel habbe achterheel pondameten te Aesthem, en van dit voors. lant soo schel hy betallia tree klinkerden eens die patroon toe Schillaard, deer Jan en Altger tegara scioldig weeren. Item syn deel van fyaerdehael pondameten oppa Hoffmeedt en syn deel to Hichtum, deer heer Anna nu toe heer hath, ende syn deel by Clyarstera syl en syn deel van 8 pondameten te Merwerth. Item soo wol Altger dat, weert secken dat Epe storf sonder aefte kinderen, soe schillith disse voors. gaersen aek falla en komma toe disse pronda voors. Item opdat syn testament, codicil jefta lesta walla tho berdte halden wirden, soo macketh hy executoers van syn leste wolla da treedf haedpresteren toe Bolsward en Tjaerd Juwinga jeff dyjen dier Juwinga huys bywenneth, ende dae fyouwer raedts- a b c d 45 e f 68 D: testa. Ontbreekt in C, aangevuld uit D. D: huysfrouwen. D: meeghen. D: best. D: treed. 5 10 15 20 25 30 lyoed. Ende disse voors. executoers te kiese op disse pronda voors. en te tzesen een van syn bloed, ina dat sy nuth en bequaem daertoe synt. Item hy wol dat disse pronda voors. schel wessa toe Aldehouw toe Bolswaert oppa Cruysaltaer, soe lang is deer een altaer compt van dat Heilige Sacrament, ende dan da pronda op dat altaer toe wessen en naet oppet Cruysaltaer. Item soo wol hy dat, weert secke dat emmen syn lesta wolla jeff testament inbreeck jeff inbreecke woud, het se van jeftb, <het se> vant bespreck, dy schel dat deer hem toeleidt is, verberdt habbe toe jonst Sinte Marten tot Aldehouw, ende wol datmeth allyck nimma schol toe Sinte Marten behoeff jeft verberdt goedt wier. In oorconde der wirde soe <hab> ick, Altger Douwes zoen, dit testament, codicill jefta lesta wolla besigelet met myn selfs sygele. Ende om een marre vasticheedt soe hab ik, Altger voors., bedden de eerbaren heerc Goytien, uus vicarium toe Bolswardt, myn biechtvaader ende testamentoer in deese seck, ende daer eerbaeren heeren Ghalo, persinna, ende heer Gautia, perpetuum vicarium tot Bolswart, ende Heere Gerlofs ende Bauke Peers zoen, nu ter tyt burgemeesteren, ende Albert Baernsd ende Reiner Heyn Roedes, schepenen in Bolswart, als orkende, dat hya dit testament mey wouden bisiglia. Deer wy, Godfridus, Galo, Gautia, Heera, Bauko, Albert en Reyner, deen habbet in Altger voors. beeda wolla. Int jeer en dey als voors. is. Gecollationeerd tiegens syn principaale, in pampier gesc. en met acht segelen bevestigd, dewelcke door oldheid meest gebrooken zyn, is bevonden te accordeeren, in kennisse van my ondersc. Onder stonde geschreven: Cyprianus Johannes, met sekere linien gecircumscribeert. En stonde vorder gesc. als hierna volgt: Ende is nog andermaal ter audientie van voorge<me>lde meister Sipke Jans zoon metten princepalen voors. testamente gecollationeerd ende daarmede bevonden te accorderen, by my, ondergeschreven secretaris der steede Bolsward, op den sevenden julii anno XVc XC. Onder stonde geschreeven: T. Siccama, met eenige streeken gecircumscribeerd, en is bevonden daarmeede te accordeeren. <M.a.h.:> Gecollationeert met de copia copiae bi mi berustende, hebbe bevonden daarmede te accorderen. <Ondertekend:> Ruardus Andala, ecclesiasticus Bolswardiensis. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (z.d., door Cyprianus Johannes, naar A; opnieuw gecollationeerd in 1590 door T. Siccama, secretaris van Bolsward, naar A). Niet voorhanden - C (1698, 35 a b c 40 d D: D: D: D: indain. aeff. G. Bat[***]. 69 gecollationeerd door Ruardus Andala, predikant te Bolsward, naar B). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 825. - D (18de eeuw, naar B). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, p. 369-376. - E (1832, naar D?). RAF, Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064 (Leenregister II), p. 101-106. Druk: a. OFO IV, nr 51 (naar D). - b. Abma, Bolswarder lenen, 114-116 (naar a). Uitgegeven naar C, met varianten uit D. De overleveringsgeschiedenis is niet geheel duidelijk. Omdat Siccama spreekt van andermaal collationeren met het origineel, is hier verondersteld dat dit een dubbele collationering van hetzelfde afschrift betreft, hetgeen wel vaker voorkomt (zie bij voorbeeld nr 84). Andala heeft B bestempeld tot copia copiae, maar kan zijn misleid door deze tweevoudige collationering. 5 10 39 1479 februari 3 Ghielt Harkynghe 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Herens M CCCC ende neghen ende seventich wasser een arbaer man, gheheten Ghielt Harkynghe, wys ende vorstandel fan synnen, alhoewel dat hy kranc was in den lichame, die hevet syn testament ende syn leste wille ghemaket in maneren als hyrnae ghescr. staet. In den eersten soe bygheert hy syn legherstede by syn heiligha patroen Sunte Nycolaus, ende byspreckt hem tot syner tymmer vyftich klynkerden voer hemself ende voer syn fader ende voerfaders, ende bygheert bygraven toe worden in die kerck, by Yde syn wyfs stoel. Ithem soe hevet hy de preesters to Oesterwerum bysproken XX klynkerden reed ghelds foer een ewich adeel, onder ducke forwarde, alsoe langh als men jaerlixs fan syn huus den preesters voerscr. een deel brenghen, soe sullen sie ghen segghen hebben op dysse XX klynkerden voerscr., mer als men gheen deel fan syn huus bringhen, soe salme mitte XX klynkerden lant kopen, ende daer sal dan syn adeel eewelick op legghen. Item hyrtoe soe bysprect hy den preesters voerscr. een jaer frydaghisbolla. Item soe hevet hy bysproken elke kerck in Baerderadeel een half pont, ende elke preesters een stuwer. Item soe hevet hy bysproken elke biddende oerde een rynsgulden, mer den baerfoete broeren toe Bolswart ende toe Lewerden ellick III rynsgulden. Item soe hevet hy den armen bysproken tot hoer noetruft een half romonsch laken, ende daertoe III klynkerden an schoen, daert Yde orberlics dunket toe wesen. Item die crucebroers toe Sneeck ende toe Franiker ellick twee pond. Item soe hevet hy Baucken, syn dochter, aerfname maket in syn halve onrepliken goeden, als in land ende sand. Ende Yde, syn wyf, hevet hy die ander helft fan syn land ende sand bysproken, mit huus ende hofstede, ende alle ander replike goeden daertoe, tot hoer lyfstond. Ende we dyt testament niet en holdet, die syn deel verboert toe hebben ewelic tot die patroens byhoef toe Oesterwerum. Item soe hevet hy Yesken, syn oems dochter, bysproken een pondsmeta landen, in haer lande legghen, tot een leefghyfte ende verhochnisse syn dodis. 70 5 10 15 Item nyemant sal rentha opboren eer alle boekynghea wel bytalt synt, ende Yde sal sie opboren al onter tyt toe dat alman tsyn hevet. Item soe hevet hy Bauken, syn dochter, bysproken foer hoer deel replike goeden oft sie daer om kronen wolde, twee pondameta landis, legghen toe Oesterend int litike Wynsia goed, gheheten Anska kamp. Dyt is Ghieltis voerscr. leste wille ende testament, ende byghert dat ment houden sullen alsme leste willen oft testamenten fan Godis weghen sculdich synt toe holden. In een tuch des waerheeds soe hebben hyr by ende over ghewest broder Peter, mynrebroder toe Galileen, als syn testamentoer, omdatter doe ter tyt gheen personer was toe Osterwerum, Docle toe Voghelesanck, Dowa smit, Jarich Sicka zoen ende Janka Peter zoen, syn buren, die daertoe gheropen waren ende om ghebeden fan Ghieltis voerscr. dat siet helpe souden toe bescarmen, als toeropen ende bedene orkenen sculdich synt toe doen. Ende omdat nyemant fan ons, orkenen voerscr., seghelen brukende syn, so hebben wy, orkenen voerscr., ellick bysonderlinck ghebeden her Gellen, personer toe Rawert, dyt testament to byseghelen, als hy ghedaen hevet om bede wille fan ons. Int jaer Ons Herens als voerscr. is, op Sinte Blasius dach. Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 894. Het opgedrukte zegel verloren. Opschrift: Testament van Ghielt Harkynghe te Oosterwierum. In dorso: Gielt Harckna testament. Druk: a. Mol, ’Friezen en het hiernamaals’, 59-60. 20 40 1479 april 13 Schelta Lyauckama 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Dit is Schelta Lyauckama testament ende lesta wille, deer hy macket ende ordineret hat by consent ende reed synre persinnen ende bichtfaren, ende dat mey voertochte sin ende sondige herta ende goed verstandt, al was hy cranck van lichaem, hy was nochtans sterck van sinnen ende foersyonich in der memorie, ende hat bitocht dat hy sterfflich was ende alle menschen sterfflich zyn. Weerom zoe hat hy dat alderaerst bifalen Godt almachtich syn eedele seel, ende syn sterfflich lichaem by syn hellige patroen Sancte Sixtus in der helliger tzercke, als by Liauckama stoel. Ende hat syn hellige patroen Sinte Sixt bispritsen aerst yn twyra pondmeta landis, lidzende op Aesterwauds meed, ende deerney trya pondameta landis, dyo een ponsmeet is lidsende by dy Herntia, ende dae ora twyra sint lidzende op Doiet meed. Item deerney soe hat hy byspritzen Sinte Maria, dyo moeder Goedis, X clinckarden, ende bet X clinckarden tho tymmer toe der hellige tzercke bihoeff. Item deerney hat hy bispritsen her Waltero, syn persinna, ende her Mammo, syn vicario, elckerlyck een golden rinsgolden, ende dae oer tweer jongerapresteren elckerlick een golden post., ende dy coster tho wyn ende oblaten een halff clinckardt. Item deerney a A: beokynghe. 71 5 10 15 20 25 30 35 40 45 soe hat hy macket een ewich deel tot der hellige tzercka, deer hy mey bisweerd hat een stick landis op dat Haeg terp, deer deer rent an dat landt deer dyo vicarie toebeheert. Item deerney soe hat hy bispritsen dyo hellige tzercka tho Firdghum ende tho Tiemmarum, tho Minnertsgae, elcka tzercka X buttiens, ende elcke prester in elcke loeg een pondt. Item deerney hat hy bispritsen dy convent tho Lidlum XXX clinckarden. Item toe Aesteberum hat hy bispritzen dyo helliga tzercka X clinckarden, ende elcke prester aldeer een pond. Item thoe Petersberum dyo helliga tzercka X clinckarden, elcka prester een pond. Item tho Wynaldum dyo helliga tzercka hat hy bispritzen X clinckarden, ende her Schelta, persinna aldeer, een wilhelmusschyeld, ende dy jongerprester een pond. Item tho Harns dy hellige patroen Sinte Michael hat hy bispritzen X clinckarden, elcke prester aldeer een pond. Item dy convent tho Waudseyn ende dae broeren tho Slaet elckerlick een rinsgolden. Item dae jacopynen tho Lyowrd hat hy byspritzen een rinsgouwn, ende dae baervoete broren alsoe fulle. Item tho Lyonietzercka hat hy byspritzen tria rinsgolden. Item tho Franeker tho dy grata tzercka alsoe fulle, ende tho dy claester aldeer III rynsgowen, ende elcke prester aldeer in dat claester een pond. Item dae tria Sinte Maria tzercken elckerlyck V clinckarden, elcke prester in elcke loeg een pond. Item dy convent tho Anighum hat hy bispritzen V clinckarden. Item deerney soe hat hy macket ende bispritzen thoe byhoef der arme menschen als vyff clinckarden, op Sinte Sixtus dey tho deelen tho Lyawkama huus, ende deertho een tonna biers ende een guet meeltyt, dit soelang tho durien als een van syn kynderen libbet jeff lifachtich sint. Item deerney soe hat hy bispritzen Ebel, syn dochter, als XXI clinckarden rent, X clinckarden deer Epe Rommert zoen nu ter tyt jowt, ende XI deer Minne ter Tille nu ter tyt jowt. Ende is dat seeck dat hyo sterft sonder aefte kynderen, soe schille disse vors. renten wederom an her broren <commen>. Item is dat seeck dat hyo boestget by Tyetie reed ende her broren reed, so schilma her claia by Tyeytia reed ende her broren reed, ende deertho schil hyo habba een silver reeme van XX schilden uirden, ende een paer scotten van XVI schielda uirden. Ende is dat seeck dat hyo boestget bute Tietie ende her broren reed jefte consent, soe schil Ebel vors. disse vors. renthen ende goeden voerberdt habbe. Item soe mecket hy syn fyower sinnen ende kynden eerwen syn tytlicke goeden, ende dat kyndt deer Thieyt mey geet algelyck, is dat seeck dat hyo een kerstenseel criget. Ende dat in duwer maneeren, als dat hy bispritzen hat Schelte, zyn jelderste sin, Lyawckama huus, porte, stens ende state, mey alle da landen deer syn awdfaer in voertyden bruckt ende bysget hat, ende leeten ende laget hat, deer tho Lyawckama huus heerden ende gingen, deerthoe syl ende sylroede, mey dyo molna ende syn tobiheer. Hyrfoer so schil hy foldwaen armen, agen ende alle gaestlicke lyoeden deer tho Lyawckama huus commet, ende als syd ende plyg pligat tho wessen, ende deertho syn vaers deel, awdvaer ende awdmoers deel elckers jeers tho bitellien. Item is dat seeck dat Schelte voors. een aefte zyd criget deer hy kynden bi tyocht jefte bi tian mochte, ende hy stoer eer zyn aefte zyd jeff voer syn kynden liwes bilyowd, so schel dyo snoer schede van Lyawckama huus ende van dae goeden als vors. is, ende schil dan laugie op Sicke, Schelte broer voors., ende dyo snoer mey her kynden schil dan dae goeden ende renten weder habbe deer Sicke vors. dan ter tyt bruyckt ende bysget 72 5 10 15 20 25 30 35 40 hat. Ende Sicke vors.a schil dan Lyawckama huus, porte, stins ende staete, mey dae landen, goeden ende lesten als voers. is, bisitten sonder Schelte wyffs jefte kynden weersydzen jef van hyarra wegen. Item voertan is dat seeck dat Sicke voers. een aefte zyd cryget deer hy desgelycke kynden bi taeg, ende eer syn wyff ende kynden liwes bilyowd, so schyl Sicke wyff mey her kynden dan scheden van Lyawckama huus als vors. is, ende schil dan dae goeden ende renten weder habbe deer Epe, Sicke broer vors., dan ter tyt bruckt ende bysget hat, mey her aeyn goeden. Ende Epe vors. sil dan Lyawckama <huus> als vors. bysitte, mey dae goeden ende lesten als Schelte vors. bisetten hat, ende leeten ende lawget was. Item deerney soe hat hy bispritsen Wiben, syn sin, Hibbema huus, stee, stins ende state, alst sellige Wibe Hebbema syn deel Schelte Lyauckama leeten ende lauget hat. Item deerney soe hat Doed Hebbema by libben ende bi standen bispritsen Wyben voers. her oer deel van Hebbema huus, stee, stins ende staten, wanneer hyo lywes byliowd, ende deerto alsoe fulle goeden ende renten deer hyo dan in her testament bispreckt. Item is dat seeck dat Wibe voers. aefliwich waerd, al is dat hy aefte kynden tioecht, soe schil Wibe wyff vors. mey her kynden scheden van Hebbema huus ende staeten als voers. is, ende schil dan lawgya op een van Schelte jelderste kynd<en>. Ende wa soe dat dan van Schelt<e> jelderste kynd<en> Hebbema huus ende staten als vors. is, bywennet, di schil dan dajen deer van Hebbema huus schedet, reke ende jaen alsoe fulle goeden ende renten als Doed vors. in her testament byschruwa let. Item deerney soe hat hy mecket dat dy graete beste silveren hoern ende dy lytiae beste silveren hoern ende dy monnen sonder selver, disse vors. hoernen schillet blywe op Lyawckama staeten, ende alle dae ore schinsfetten schille da kynden tholyke deele. Item deerney hat hy mecket dat Tyeyt Lyawckama huus soe als vors. is, schil bywenia also lang als hyo lywet jef als her lyaeff is. Ende wanneer hyo Lyawckama huus byaen wil, so schilla her lyaeffjeften wessen ney her persinnen reed ende dae munden schickinge. Item deerney soe hat hy mecket dat Tyeyt schil al renten berre deer Schelte ende hyo thogerre bruckt ende bysget habbet, al on ter tyt toe dat dae kynden toe buucueste commet jef boestget, ende da kynden deervan to reeden ende to clayen alst eerlick is, ende da kynden nen renten schillet berre on ter tyt toe dat hya bysonderlinge boestgie. Item soe hat hy mecke ende ordineret dat da schyelda deer ryochtferdich schyelda sint, schilma bytallia, by syn persinna reed ende mundana reed. Item deerney hat hy byspritzen Doeden, zyn moier, een ny bed mey zyn toebyheer, ende dy beste silver hunt. Item deerney soe hat hy bispritzen Tzaling ende Andla dae renten ende landen in Dirck Smitsme goed, alsoe fulle al syn deel is, ende deertho elckerlick een buten paer clana. Hyrmey so schyllet hya hyarren moieb lete, als hyaet hun lowet ende ontheten habbet in goede lyode andert, ende deertoe nen foerspreeck tho meyttyen op Doed Hebbema vors. testament. Item deerney het hy mecket ende byschickt monden ende biwarers tho syn kynden, als Douwa Zyaerde, Gerroldt Herama, Foppe Renick zoen opper Schilige ende Eda Douwe zoen. Op disse vors. monden soe hat hy byerret datse willet Tyetyen mey her a 45 b Hierna in druk a en in de door Oversteech aangebrachte correcties in E nogmaals: dan ter tyt bruckt ende bysighet hat. Ende Sicke fors. I: nor. E: noie. 73 5 kynden helpe ende reda deer hya behoeftich mogen wesse, ende in secken deer hyerra mochte toe fallen. Ende is dat seeck dat Douwe Zyaerde aefliwich wirt, zoe hat hy bygerret dat Sicke Syaerda staen schil in Douwa steed. Ende deertho soe hat hy bigerret dat disse vors. monden schillet Doed Hibbema, syn moer, helpa ende reeda ende byscherma, also lang als hyo lywet. In een weerheed dit testament vors. soe habbet wy, Walterus, persinna, ende Mammo, vicarius perpetuus, uuse selwis siglen hanget aen dit jenwirdige testament vors. Int jeer Uus Heerens tusen fyowerhondert ende LXXIX, des tysdeys ney Pasca dey. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Volgens mededeling van Oversteech aan het slot van E: in franchyn geschreven ende bevestighet mit twee uuythanghende segelen aen twee dubbelde franchynen sterten in groenen wasse daerop gedruickt. Afschriften: B (naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (c. 1600, naar B). RAF, Archief huis Liauckamastate, inv. nr 237. Opschrift: Copia copiae. In dorso, m.a.h.: Het testament van oude Schelte van Liauckama. - D (16de eeuw?, naar een afschrift). Niet voorhanden, bekend uit E-K. - E (omstreeks 1613?: vgl. het door dezelfde hand geschreven afschrift F van 137, naar D). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 237. Met marginale aantekeningen en toevoeging aan het slot door Oversteech (zie ook F). Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema, anno 1479, des dyngsdachs nae Paeschen. Overgeplakt met een papiertje, waarop m.a.h.: Dit syn pampire die op Liaukema hooren. Beneden dit papiertje, m.a.h.: Copia van het testament van Schelte van Liaukema. - F (datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr 66. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema. <M.a.h.:> Anno 1479, des dyngsdachs nae Paeschen. Voor Georgh van Lyauckema. Anno 1479. <Ondertekend:> Oversteech. - G (datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr 237. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema, anno 1479, des dyngsdachs nae Paeschen, voor Georgh van Lyauckema, overste etc. - H (datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr 225. Opschrift en dorsale aantekeningen als D. - I (17de eeuw, naar D). Ibidem, inv. nr 66. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copie van olde Schelte Liauckama testament. - J (17de eeuw, zelfde hand als I, naar D). Ibidem, inv. nr 225. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia van olde Schelte Lyauckema testament. Anno 1479. - K (17de eeuw, naar D). Ibidem, inv. nr 237. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia van olde Schelte Lyauckema testament. Anno 1479. Onvolledige afschriften in het Nederlands: L (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 66. M (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 471. - N (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 237. Druk: a. Inthiema, Disquisitio juridica, 273 (waarschijnlijk naar C). - b. OFO I, nr 296 (naar a). Uitgegeven naar C, dat de beste tekst bevat. De afschriften E-K, geschreven door drie verschillende handen, hebben een aantal minder goede lezingen gemeenschappelijk. Zij gaan dus kennelijk niet terug op het origineel, maar op een afschrift, hier aangeduid als D. E bevat marginalia en een toevoeging aan het slot door Oversteech, waaruit zou moeten blijken dat hij dit afschrift collationeerde met het origineel. Het is echter niet waarschijnlijk dat hij werkelijk het origineel ernaast heeft gehad. Oversteech noteerde in de marge namelijk ook folionummers, en die zullen niet op een perkamenten origineel hebben gestaan. Verder nam hij een stotter over die alleen voorkomt in druk a. Dit alles maakt het aannemelijk dat hij collationeerde naar druk a, die naar alle waarschijnlijkheid is gebaseerd op C. Daarin staan in twee opeenvolgende regels de woorden Sicke vors. recht boven elkaar, hetgeen een stotter als in a verklaarbaar maakt. 15 20 25 30 35 40 45 74 41 1480 februari 12 Gerryt van Belcum 5 10 15 20 25 30 35 40 45 <Afschrift D> <Afschrift E> In den name Godes, amen. Int jaar Onses Heren als men schreef 1480, des sondags voor Valentini, doen wasser een eerbaar burger in Leeuwarden, geheten Gerryt van Belcum, sieck van lichame, hoewel dat hy ware wys ende vernuftigh van verstande ende kloek van sinnen, welke Gerryt voors. hadde aengesien ende terdegen overdaght dese jegenwoordige korte tyt, en de sekerheit des tytlyken doodts en de onsekerheit der uire des doodts, ende hiernamaals de eeuwige tyt, waerom soo heeft hy met vryen wille ende met voorbedagten sin, om alle quaad te vermyden en alle twedragt te keren, ende ook mede om syne ellendige zielen zaligheit, maakt, schickt en ordineert een testament van syn tydlyke goederen die hem Godt almaghtigh hadde verlenigt, welk testament ofte laeste wille begeert hy ende wil hebbe vast ende volmagtigh, na alle manieren van reghten daart magh, om tot een vastigheit te hebben, ende bidt een iegelyk om Godts wille die dit hoort en magt heeft dat te sterken, dat sy dat bescherme, settende de poene van reghte in cas van dispuit op diegene die aldaer in dispuit komen ende dit niet holden, hoewel dat hy dat hoopt ende op syn kinderen betrouwt dat sy dit nooyt straffen ofte warssen sullen. Int eerst soo heeft Gerryt voors. syn lieve ziel bevolen Godes almagtige grondelose barmhartigheit, begerende syn legersteed by syn heilige patroon Sint Vyth, in dat nieuwe coor op die zuydzyde, op het west van de deur, ende heeft toegeleit ende gegeven dien heilige patroon tot behulp van syn timmeragie een nieuw glasfinster, exempt In den name Godes, amen. Int jaer Onzes Heren als men schreev MCCCCLXXX, des sondags voor Valentini, doe was er een eerbaer borger in Lieuwert, gehieten Gerrit van Belkum, ziek van lighaem, hoewel dat hy was wys en vernuftig van verstande en kloeck van sinnen, welke Gerrit voors. hadde aangesien en deeg overdagt deese tegenwoordige korte tyt, wisheid des tydelyken doods en hiernamaals de eeuwige tydt, alwaarom zoo heeft hy met vryen wille en voorbedagten zin, om alle kwaad te vermyen en alle tweedragt te keren, en ook mede om syn elendige zielen zaligheid, maakt, schikt en ordineert een testament of leste wille van zyn tydelyke haaf ende goed dat hem God vant hemelryck heeft verleend, welke testament of leste wille begeert hy en wil hebben vast en volmagtig, met allen manieren en rechten daar het mag en kan een vastigheid te hebben, ende bidt een iegelyk om Godes wille die dit hoord en verstercken kunnen, dat men dat bescherme, settende de pene des rechtes daartegen so iemand maer aldaer tegen kome ende dat niet en houdet, hoewel dat hy dat hoopt en op zyn kinderen betrouwt dat zy dat ten genen tyde berispen, betwisten of wraken sullen. Int eerst soo heeft Gerrit voorsz. syn lieve ziel bevolen Godes almachtige, grondelose barmhertigheid, begerende syn legerstede by zyn heilige patroon Sinte Vyt, in dat nieuwe choor op de zuidsyde, op het west van de deur, ende heeft toegeleit ende gegeven den heiligen patroon ten syner hulpe te timmeren een nieuw glasvenster, 75 5 10 15 20 25 30 35 40 45 het steenwerk ende yserwerk dat aldaertoe behoort. Ende begeert tot de ere Godes ende wil dat men aldaer sal make een nieuw altaer, daer Sinte Christoffel sal op staan, ende buiten aen de kerke wil hy hebbe een figure van Ons Lieve Here Godt, dragende syn Heilige Cruys. Dit voorschreven altaar met syn toebehoren, mette figure ende glasvenster als voors., hadde Wyttie, syn huisvrouw, hem onthieten ende al aengenomen te bekostigen, tot der eere Godts ende om haer lieve zielen zaligheit. Item daertoe soo heeft Gerryt voorschreven geven tot Godts eere seshondert luicker gulden gereden gelde, welke seshondert luiker guldens sal Pytter, syn soon, ende Symen, syn swager, met den opperpriester toe Oldehove nemen van syn part geldts, ende kopen daermede vyftigh klinkarden wisse renten, welcke vyftigh klinckarden renthe schicken ende leggen tot dat altaar voorschreven tot een prysters prove, welke prove heeft Gerryt voorgenoemt beswaart met drie of vier missen ende gelyke veel vigilien daertoe des weecks ten alderminsten. Ende begeert vrindelyk van Kempo Unia ende Waltie Abbes dat sy hier mede toe raden ende helpen willen dat men dat voors. geld profytlyken ende nutlyken bestede als voors. Item op dese voors. prouve, daer Gerryt syn lieve ziel en alle syn lieve vrienden zielen heeft mede bedaght of hy of ymant van haar Godt mede vertoornt hebben in enige tydelyke saken, sal Pytter ende Symen, met syn andere kinderen of swageren, kiese moge een goed man, ten allen tyden by des opperpriesters raad, opperpriester na opperpriester, wanneer dat ledigh is, die trouwelyk voor syn lieve ziele en al syn lieve vrinden zielen mede sal bidde. En isser emant van syn geslaghte of bloede, die dat voor een vreemden te 76 uitgenomen dat steen en yzerwerk dat aldaartoe behoort. Ende begeert tot der eere Godes ende wil dat men aldaar zal maken een nieuw altaar, daar Sinte Christoffel zal op staan, en buiten aan de kerke wil hy hebben een figuir van Onse Lieve Here God, dragende syn Heilig Cruis. Dit voorsz. altaar met zyn toebehoren, met de figuir en glasvenster als voorsz., heeft Wytie, zyn huisvrou, hem onthyten en aangenomen halv te bekostigen, ter eeren Godes en om haar liefs zielen saligheid. Item daartoe soo heeft Gerrit voorsz. gegeven tot Godes eere zeshonderd rhynsguldens reed geld, welke zeshondert rhynsguldens zal Pyter, zyn zoon, en Symen, zyn zwager, met de personna te Oldehove nemen van zyn part geldes, en kopen daarmede vyftig klinkende wissera renthen, van welke vyfftig klinkende renthe zullen zy voorsz. dartig postulaten wissere renthen beschikken en leggen tot dat altaar voorsz. tot een priester inkomst, welke inkomst heeft Gerrit voorgenoemd bezwaard met drie of vier missen en alsoo veel vigilien daartoe des weeks ten allerminsten. En begeert vrindelik van Kempe Unia en Wattie Abbes zoon dat zy hier mede toe raden en helpen willen dat men dat geld voorsz. profytelyk ende nuttiglyk bestede als voorsz. Item op deeze voorsz. inkomst, daar Gerrit zyn lieve ziel en al zyn lieve vrinden zielen heeft mede bedogt of hy of iemand van haar God mag vertoornd hebben in eenige tydelyke zaken, sullen Pyter en Simen, met zyn andere kinderen of zwageren, kiesen mogen een goede man, ten allen tyden by des personna raad, pryster na pryster, wanneert leedig is, die trouwelyken voor zyn lieve ziele en al zyn lieve vrinden zielen mag of zal bidden. Ende is er iemand van zyn geslagte of bloede, den dat voor een vreemde te gunnen, zoals dat behoort. Item daarmede zo begeert hy 5 10 15 20 25 30 35 40 45 gunnen, als dat behoort. Item daerna soo begeert hy ende wil dat Pytter ende Symen met de opperpriester willen schicken ende ordineren 15 klinkarden, of sooveel als de vyftigh klinckarden syn beter als 30 post., tot den armen behoef ofte tot reparatie der heilige kercke, daert haerluiden aldernutst dunckt. Ende wil dat men den provepriester een huis coopt daer hy magh in wone van dat voors. geld. Item soo had hy maak<t> verdelinge ende heeft geboekt de heiligen en heren als naschreven staat, dat sy trouwelyk voor hem willen bidden. Item den opperpriester 1 guld. Item den deeken, heer Reder, ende heer Jelle elk een halve guld., ende de andere priesteren te Oldehove iegelyk een stoter. Item Sint Antonis in jesthuis een halve gulden, ende heer Pytter een stoter. Item Ons Lieve Vrouwe toe Nyehove een guld., den opperpryster een stoter, ende de andere prysters elk een jager. Item de broeren tot de jacobinen 1 post. Item de perfoeta broeren een tonne kostelyk bier, ende daertoe een tonne koyts. Item toe Foswert, toe Gernawird end<e> toe Betlehem, elkerlyk een tonne koyts. Item [***] op syn kinderen verbeteringe. Item daerna so bevestight hy Pytter syn soons bryven soo dat Pytter, syn soon, by Wyttien sal weder inbrenge de helft van syn uitbirnsinge die hy ontvangen hadde, uitgesondert de huisinge, in de te makene deelschap te gaan daerna. Ende waart sake dat hierover imant in quaestie wilde komen, die sal hebben verbeurt hondert post. tot Pytters behoeff. Item daernae soo bespreekt hy salige Willems kinderen elk hondert post., ende sullen hiermede tevreden wesen, soodat dat ene kindt sal erve op dat andere, tot des laestes dood toe. Ende sterven sy aleer dat sy tot buikueste komen ofte lieten sy geen kinderen na, en wil dat Pytter en Simen met zyn personna wil schikken en ordineren vyfftien klinkerden, dan of zoveel als XV klinkerden syn bedragende <meer> dan dertig postulaaten, tot den armen behoefte ofte tot het timmeren der heilige kerke, daar het iemand allernuttigst dunkt. Ende wil dat men den prysterinkomst een huis kopen daar hy mag in wonen met dat voorsz. geld. Item so heeft hy gemaakt ten jaardeel ende heeft te boek gesteld heiligen en heren soals mede beschreven staat, dat sy getrouwelik voor hem willen bidden. Item de personna een gulden. Item den deken, heer Rederd, en heer Jelle elk gelyk een halven gulden, ende den anderen prysters te Oldehove ieder een stoter. Item Sint Anthonis int gasthuis een halven gulden, ende heer Pieter een stoter. Item Ons Lieve Vrouwe toe Nieuwehove een gulden, den personna een stoter, en de andere prysters elk een jager. Item de broeren by den jacobinen een postulaat. Item de professi broeren een tonne rod scher ende daartoe een tonne koits. Item toe Foswert, toe Genawird ende toe Berlichem elk een tonne koits. Item voortaan op syn kinderen verbeteringe. Item so bevestigt hy Pytter zyns zoons brieven so dat Pyter, zyn zoon, by de Wytien sal weder inbrengen de helft van zyn kindsdeel dat hy ontfangen heeft, uitghezeid de huisinge, ende dan mede tot gelyke deelschap te gaan daarna. Ende waart sake dat iemand hiertegen wilde komen, die zal verbeurt hebben hondert postulaten tot Pyters behoef. Item daarna bespreekt hy salige Willems kinderen elk hondert postulaten, ende zullen hiermede tevreden weesen, sodat dat eene kind sal erven op dat ander, tot des lestens dood toe. En sterven si aleerder dat sy tot buikueste komen of laaten zy geen kinderen na, so wil hy dat het sal weder in daar 77 5 10 15 20 25 30 35 40 45 soo wil hy dat het sal wederkeren daart uitgekomen is, ende dese goederen sullen sy niet ontvangen eer die kinderen te buickuest syn gecomen. Item voorts soo leit hy toe Wyttie, syn eghte wyff, dat huis ofte woninge tot haer lyfstonde, ende agter dat hoff met de twe kleine huisingen int hoff, syn deel vry ende quiteert dat hy daeraan heeft. Item daertoe soo sal Wyttie hebbe tot onderhoud al datgene wat daer in dat hoff is, aghter ende voor, boven ende beneden, als rogge, weit, bonen, orten, koorn, haver, sout, bier, olye, honingh, eeck, flas, met al dat men eeten ende drinken magh, ende daertoe holt ende turff, alst aldaer te huys is. Ende hiervoor soo sal Wyttie weder staen ende bewaren de uitledinge ende den dartigste dagh, die dagh, uitgesondert dat boecke. Item soo wil hy dat Wyttie sal vooruit hebbe haere klederen, goldt ende silverwerk, met de kleinodie dat tot haer lyff behoort, ende daertoe dat beste bed met syn toebehoren, sonder deelschap. Item daerna in het slot soo maakt hy syn wyff en kinderen tegelyk erven in alle andere goederen, te voren niet geroerd, hetsy replyke of onreplyke, klein of groot, ende begeert dat sy die vrindelyk ende minnelyk tegare willen delen, ende syn laeste wille nooyt niet straffe, by poene van voorby gegaen te syn. Item waart sake dat het geviel dat syn kinderen ofte swageren schelinge ofte enigerhande schortinge kregen of oneens waren over dit testament ofte laeste wille, ofte soo hieruit komen mogte tot dispuit emant of de kinderen onder malkanderen om enige poincten, dat begeert hy dat sal blyve by twe of drie goede mannen, om alle quaad te vermyden. Item soo wil Gerryt dat men nogh een postolata rente sal schicke tot dat leen voors., dat men nemen sal van dat 78 het uitgekomen is, en deese goederen zullen zy nooit ontfangen eer dat de kinderen tot buikueste zyn gekomen. Item zo leyt hy toe aan Wytie, zyn egtelyke huisvrou, dat huis of de woninge tot haar lyfstonde, ende agter dat hof met de twee lutie huisingen int hof, syn deel vry ende quyt dat sy daaraan eygent. Item daartoe zal Wytie hebben tot een lyffgifte al de eetwaren dat int huis is, agter en voor, boven en beneden, als rogge, weit, bonen, orten, koren, haver, sout, bier, oli, heuning, edick en vleisch, met al dat men eeten en drinken magh, ende daartoe hout en turv, soals het aldaar te huis is. Ende hiervoor zal Wytie weder instaan en besorgen de uitvaart en bewaren de uitludinge en de dertigste dag, uitgeseit te boekinga. Item soo wilde hy dat Wytie zal vooruit hebben haar klederen, gold ende silverwerk, met de kleinodien die tot haar lyff behoren, ende daartoe dat beste bed met zyn toebehoren, zonder deelinge. Item daarna in dat slot soo maakt hy zyn vyff kinderen toegelyke erven in alle andere goederen, tevoren niet genoemd, si zyn roerende of onroerende, klein of groot, ende begeert dat sy die vrindelick ende minnelick tezamen willen deilen, en zyn laatste wille niet berispen, by peene voorgenoemt. Item waart sake dat het viel dat zyn kinderen of zwageren verschil ofte eenige haperinge kregen ofte oneens werden over dit testament of laatste wille, ofte dat hieruit komen mogte tegen Wytie, zyn wyff, ofte Wytie tegen iemant, of de kinderen onder malkanderen om enigen pointen, dat begeert hy vrindelyk dat sy dat sullen verblyven laten effenen blusschen tusschen en by twee of drie goede mannen, om alle kwaad te vermyen. Item zo wil Gerrit dat men nog een postulaet renthe sal schikken tot het leen voorsz., dien men nemen zal van 5 10 15 20 25 30 35 40 voors. geld, ende dit sal hoede een aedeel, ende wesen een eeuwige memorie jaarlyx voor syn lieve ziele. Item soo heeft Gerryt gemaekt ende wil dat Wyttie, syn huisvrouw, sal hebben ende met syn kinderen delen alle andere goederen, tevoren niet benoemt, halff ende halff, het sy land of sand, gold ende silver, tilbaer en ontilbaer, klein of groot, als hy dat is agterlatende ende sy in sitten blyven. In een waerheit ende vastigheit des testaments ofte laeste wille, soo heeft Gerryt voorschreven hiertoe geroepen en gebeden de eerbare heren ende burgeren als heer Sibit Beentiania, syn opperpryster, heer Reedert Redertsma, vicarius en deken, ende Jelle Jusma, sacrista en chistarys, Kempo Unia, Waltie Abbes, Jorrit Jantiema ende Gerlof Broersma, dat sy dit testament ofte laeste wille wilden bezegilen. Ende wy, Sybodus, Redardus, Jellardus, Kempo, Waltia ende Gerlof, hebben dit bezegild om Gerryts beeds wille. Ende ik, Jorrit, heb beden den eersamen Kempo Unia dat hy dat voor my wilde bezegil<en>, want ikselff nu ter tyt geen zegil bruikende ben. Geschreven int jaer als voors. Aen de principale van desen waren hangende ses zegilen, waervan drie geheel, een geplettert en twe afgebroken waren, alle met francinen steerten. Onder stonde: Gecollationeert jegens syn principale, versegelt als boven, is desen daermede bevonden te accorderen, in kennisse van my, den 10 july 1630. Onder stonde: Ter ordonnantie van den Hove, vertekent J. Petri, met enige togen. dat voorsz. geld, ende dit sal hoeden een echte deel, ende wesen een eeuwige memorie jaarlyks voor zyn lieve ziel. Item zoo heeft Gerrit gemaakt ende wil dat Wyttie, zyn huisvrouw, zal hebben en met zyn kinderen deelen alle andere goederen, tevoren niet benoemd, halv ende halv, het si land of zand, gold oft silver, roerende of onroerende, groot en klein, gelyk als hy dat is nalatende ende si in sitten blyft. In een waerheyt en vastigheid des testamentes ofte uittersten wille so heeft Gerrit voorsz. hiertoe geroepen en gebeden de eerbare heren en burgeren als heer Sybet Bentiana, syn personna, heer Redert Redertsma, vicaris ende deken, ende Jelle Jousma ende Keimpe Unia, Waltie Abbes zoon ende Jorrit Jentiema ende Gerlof Broersma, dat sy dit testament ofte leste wille besegelen. Ende wy, Syboldus, Redardus, Jellardus, Keimpe, Waltie en Gerlof, hebben dit besegeld om Gerrits bede wille. Ende ik, Jorrit, heb bidden den eersamen Keimpe Unia dat hy dat voor my wilde besegelen, want ikselfs nu ter tyd geen segil bruikende bin. Geschreven int jaer als voorsz. Onder stonde: Aan de principale deeses waren hangende zes segelen, waarvan drie geheel, een geplettert en twee afgebroken, allen met francynen steerten. Gecollationeerd jegens zyn principale, versegeld als boven, is desen bevonden daarmede te accorderen, in kennis van my, den 10 juli 1630. Ter ordonnantie van den Hove, Petri, met eenige togen. <M.a.h.:> Na gedane collatie is desen met copia copiae testament bevonden te accorderen. Actum den 1 september 1774, in kennisse van my, <ondertekend:> 45 H.J. van Vierssen. 79 Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (1630, door Petri, naar A). Niet voorhanden. - C (naar B). Niet voorhanden, bekend uit D en E, waar sprake is van een copia copiae. - D (18de eeuw, naar C?). GA Leeuwarden, Archief Bugemeester en Wethouders als provisoren SintChristophorileen, inv. nr 25. Opschrift: Copia uit een copia copie. In dorso: Copia. Testament van Gerrit van Belcum, anno 1480. Solvi 1.-.- . - E (1774, geauthentiseerd door H.J. van Vierssen, naar C?). RAF, Archief Staten van Friesland 1578-1795, inv. nr 2944, Bijlage A van een memorie van S.H. van Idsinga (zie druk a). Opschrift: Copia copiae. F (na 1791, waarschijnlijk naar E of naar dezelfde voorganger als E). RAF, Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 198-207. - G (19de eeuw, door J. van Leeuwen, naar D). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 374 hs. - H (19de eeuw, door J. van Leeuwen, naar D). RAF, Archief Staten van Friesland 1578-1795, inv. nr 2945, p. 88-90. Druk: a. Vrijmoedig beroep van S.H. van Idsinga tegens het vrymoedig beroep der volmagten ten Lantsdage (z.p., z.j. [na 1774, vóór 1779, het jaar van overlijden van de auteur]) 25-27 (waarschijnlijk naar E). Van deze editie is slechts één exemplaar bekend: GA Leeuwarden, Bibliotheek, E 241. - b. Eekhoff, Sint Anna-leen, 77-81. Naar D. - c. Testament van Gerrit van Belcum (Leeuwarden, z.j. [c. 1900], herdrukt 1980). Door het leen uitgegeven in eigen beheer (naar D). - d. Gerbenzon, ’Testament Gerryt van Berltium’, 51-74. In de afschriften zijn twee tradities te onderscheiden, die onafhankelijk van elkaar teruggaan op B, namelijk D en EF. Op D gebaseerd zijn G en H, die volgens Gerbenzon (zie druk d), 52-55 samen een derde traditie vormen. Hij gebruikt als argument dat beide vele afkortingen bevatten die niet in de andere versies voorkomen. Dit is echter een gebruikelijk verschijnsel in het handschrift van Van Leeuwen: ook in teksten van eigen hand kort hij vele woorden af. Slechts in één geval bevatten deze afschriften een betere lezing dan D (hy i.p.v. sy), hetgeen een al dan niet opzettelijke verbetering door Van Leeuwen kan zijn. Geen van beide tradities is duidelijk beter dan de andere. Nu eens verdient de ene de voorkeur, dan de andere. Omdat de verschillen zo groot zijn dat weergave in annotatie bijzonder onoverzichtelijk zou worden, zijn de beide oudste versies parallel uitgegeven: links D en rechts E. 5 10 15 20 25 30 42 Aeda Keympa zoen Jonghama 35 40 45 1481 maart 29 bevestigd en aangevuld mei 14 In den namma Godis, amen. Int jeer Uus Heren tusent fyouwerhondert ende een ende tachtich soe haed Aeda Keympa zoen Jonghama, kranck fan lichaem ende sond van sin, up den tonghersdey ney Annunciacionis Beate Marie Virginis, ontinsende dae onsyke<r>heed der wra syns daedis, macket syn lesta wulla ende testament fan dae gueden deer hem God haed foerlenyghed ende bifellen, in maneren als hyr neyscr. steed. Int aerst soe bifelt hi God syn ellindighe ziel, ende byarreth syn legerstoe toe dae Nyaclaester, foer dae peyedorren. Item soe haed hy macked eerfwen syn tytlicke guedis int aerst Eeda, syn folbroer, Hessel, Aggha ende Hetto, syn haelbroeren fan syn faeders weghen, ende Johan, syn 80 5 10 15 20 25 30 35 40 45 natuerlicke zin, toelycke in al syn gueden deer hem oeneerfweth sinth, in alducken maneer, alsoe dat Eedo ende Johan schillet habba dat gued deer nu ter tyd Jan Dyrcks zoen toe Yndyck fan Aeda haed toe heer, by dae nordera syde des paedis in dae Bonghjeerd. Ende weerd seeck dat Johan, myn zoen foerscr., sterft sonder aefte kynden, soe schil syn deel falla op Eeda jefte op syn eerfwen. Item soe wul ick dat al datself deer ick Eeden hab bispritszen toe syn eerfscip, dat schil int ewich blyuwa by Jonghama staeta, fry sonder deelscip, ende dyjenne dat toe habben toe foerndeel, deer dae staeta foers. toelyed wirth jefta bert ney syd ende pliga uus landis, ist datse nymmen bisonderlinghe bisprytszen wirth. Item soe bisprect hy ende jowth wr Eeda, syn broer foers., al dat riucht deer Lwttye Feykis, hyara systerlingh, hem jouwen ende bispritszen haed on dat styns ende wen deer hy nu besittende is, toe den tal fan jerum alst hem bispritszen is, ende dat riucht deer hi haed in dae landen deer Renick Doytia zoen onderset sint. Item soe schillet myn oer tree broren, als Hessel, Aggho ende Hetto, habba Geynsera gued mitta aulde hlest ende bernte. Ende aldeer uut dat gued soe schil Hacke, myn lya, habba twyntich clinckerda des jeers toe her lyfsstond foer hia lyafjefte. Ende updat syn tweer jonxta broren de neerstighera bi dae schoela blyuwet ende dy eena fan hiarrum twam doctoer wirth, soe schillat dae oer fyouwer eerfwen uut hiarra gueden hem jaen toegaera <toe> help hondert golden fransche kroenen. Ende wirdetse beed doctoren, soe schil eelk habba toe help hondert golden rynschgolden fan dae oer tree eerfwen. Dit byarrie ick on jempna, myn uutfoerkerna broren, dat jempna hald als foers. is. Ende ist seeck dat Hessel myt syn tweer broeren dit naet wulled halda, soe schil Eeda habba dae twa deelen mey al syn riucht fan moeders gued, ende Johan den trymdeel. Ende hiarra faeders gueden schilletse dan toelycka deela mit Johan ende Hacka bispreckma in syn macht. Ende weert datt Eeda naet halda wold, soe wul ick dat hya dae gueden ende eerfscip deel ney inhald myns faeders testament, ende naet ney dat myn. Ende dan schil Johan foers. habba in dat gued toe Yndyck trytich klinckerda rant, ende Hacke twyntich als foers. is. Ende ist dat Johan dan sterft sonder aefte kynden, soe schil dy konvent toe Aeghenwird eerfwa wessa syns guedis. Item soe bisprect hi Hacke trya snees rynschgholden deer Botta toe Heerwey hem schieldich is foer dat golden span deer hy her foerkaeped haed foer fyftich rynschgolden, deer Botta dy helft nu toe maya schil bitallia ende dy oera helft toe Sinte Matheus nestkommen. Item soe bispreck ick Hacken foers. dae spreeck ende saen deer ick hab on Hesselinghe gued toe Hantighehusem. Deerfoer schil hyo bitallia Tyalla Doynghe jefta syn eerfwen sexteen rinschgolden foer dae oexen deer ick fan hem heed. Item den lyttia rema fan twyntich laed sulvers jefte deerby, den bisprect hi Hacke foer den dusengh deer ick Peter Harinxma jaed foer dae gluppen. Ende aeck soe bispreck ick her den selvera knoep, deer is twyscha fyoertich ende fyftich laed, mey al myn inboel, claen ende quyck [jefte]a beesten. Item dae kaped[e] landen deer Hack ende ick toegaera habbeth caped, ende deer al en deels sint kaeped myt Lwttie myn nifte gueden, ende deer des jeers jeldet toe heer by fyouwer ende twyntich klinckerden, dae bispreck ick toe en pronda ty Sybrandaburem. Ende alsoe langh alsma nen prester halda mey, soe schilmer een cappellaen mey halda, deer foer my, Luttie ende Hacke ende foer alle ghelovighe gasten schil bidda. Ende ick bid Bocka Luttie zoen om Godis wulla dat hy dit wul consenterie, a Aangevuld uit A2. 81 5 10 15 20 25 30 ende willert ymmer naet dwaen, soe bispreck ick hem fan ditselfe land ende gued sex klinckerda rant in Claes Ripperts zoen gued, ende fyf pondameta in dat litick gued toe Mersherna, deer Bocka dat oer self fan aegh. Ende haet dat dan aldeer wrblyut, dat schil allyck toe een pronda jefta toe een cappellaen als foers. is. Hyr haed Hack folkommen consent toe jouwen. Item jonghe Bocka Harinxma bispreck ick als hi toe buuckwesta kompt, fan myn eerfwen fiouwer gued ky ende een riden hinxt alser huuswestinghe begint toe halden. Item Mynno Eeda zoen, myn matta, byspreck ick myn selvera foergultena tzielck. Al hyrtoe is macket up den dey foers., in jenwirdicheed my, her Jellens, persona toe Rauwerd, magistri Gerbrandi, notarii publici, ende oer orkenen, als Jacops Sibrens zoen ende Jan Peters zoen. Ende is ney confirmeret fan Aeda self up den mannendey ney Sinte Servaes in datself jeer fan LXXXI mey disse neyscrouwen articulen ende ponten. Int aerst soe bisprect hy Feya Wnama acht rinschgolden foer den swarta hinxt, ist dat hy aldeertoe tasta wul, ende ist naet, soe schilmet kera on den riuchte arma, deer dy hinxt fan kommen was. Item hy bisprect Anscke, syn syster toe Nyaclaester, toe her lyfsstond jeerkis een gouden rinschgolden toe kruud uut Jacops gued oppa Reygha. Item Wyttia, syn nyfte, bisprect hy hondert clinckerda on gued bital. Item dae boekinghe, helghum ende herum ende in dae Goedis huusem, dae bifelt hy Eede, syn broer, dat hy see mackie eerlick ende naet wrfloedelick, alst ney syn staet berra mey. Dit haed hy nu ordineret ende schict, up den mannendey foers. dae hy syn testament confirmeret, in jenwirdicheed my, her Jellens foers., her Syerd, vicarii toe Rauwerd, magistri Gerbrandi, ende Teete Wiba lya, syn nifta, Sibrand Tyerckis zoen, Taede Gerba zoen, Dirck molner oppa Spaers, Fedda Heerka zoen, Dyrck Peter pelsers zoen, ende oer mannigha orkenen deer aldeertoe roepen ende baeden waerden. In een orkond der wirde soe hab ick, Aeda, myn selfs sigel hyrup tracht. Ende wy, orkenen foerbinaemd deer leken sint ende nen sigel sint feren, habbet beden her Jellen ende her Syerd foers. dit testament ende lesta wulla foer uus toe bisiglien. Deer wy, Jello ende Syerd, deen habbet foer uusself ende om hiarra bede wulla. Int jeer ende op den dey foerbinaemd. Item dit testament jefta lesta wulla wul ick dat een stal schil habba in alla maneren deer hit allerbest mey ney dae riucht jefte ney syd ende pliga uus landis. Ende Johan confirmeret Dyrck deer buta scryouwen is heer [***]ent.a Originelen: A1. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 341. Van de vier opgedrukte zegels nog aanwezig: 3 (43). In dorso: Testamentum Aedonis Junghama. <M.a.h.:> Ade Keympo zoen Jongama testament. <M.a.h.:> Feudum van Sybrandaburen. - A2. Ibidem. Van de vier opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (44), 3 (61), 4 (113). In dorso: Testamentum Ada Kempo zoen Jongama. Aeda Junghama testament. Druk: a. OFO I, nr 307 (naar A2). Uitgegeven naar A1. 35 40 a 82 Twee of drie woorden weggevallen wegens een gat in het papier. Deze zin ontbreekt in A2. 43 1483 oktober 29 Jeppa Jeppama 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Im jhaer Unnsers Herren M CCCC und LXXXIII, des andern tages nae Sante Symons und Juden tagen, da ordinirte ich, Jeppa Jeppama, meyn testament und letzten willen, den ick wil unvorbrochlich gehalten haben von allen denjenigen die es anroren mach, bey der belobnisse dy zy gethan haben und bey der pena nachgeschr., bekennende dy grosse visitacie dy mir Got gethan hath mit groszer krangkheit, und auch bekennende das nichts sicherer is dan der todt, und nichts unsicherer is dan dy stunde des todes, al bin ich kranck von leycham, szo bin ich doch vorstendig von synnen, God sey des gebenedyt, und das gethan hab in kegenwerdickeit guther leuthe, vor urkunden zcurueffen und gebethenn yre urkunde hirinne zcu thun, uffdas keyne schelunge, twiste, kyff unde tzwytracht in recht und ausserhalb recht werde, darom meyn guther dy ich nachlasse under meynen bruedern unde frunden und Luttge, meyn ehelich weyb, und das hab ich gemacht und ordinirt in maniren hirnach geschr. In dem ersten so setze ich zcu erbe meynea drey brueders und Saling, meyn schwester sun, und meyn tzwoe schwestern, uff sulchen bescheydt und manier nachgeschr., als das Feye sal habenn Jeppema haus mit dem hornleger, und das troegh dy uffin hawsze is, und dy hempgarten, und dy alde hem, und dy tzwoe huszstethe zcu vor dy boeszder. Und davor sal er besorgen dy kirche mit tzweyen teylen in ewigkeit, und sal stehnn vor alle anspraeche dy felt von allen geweldigen sachenn da ich mag schuldig inne seyn, in recht aber ausserhalb des rechten, da ich mochte ymande zcu kurtz gethan habenn, und solchs zcu widderstaten bey des pastors zcu Ferwert und des abts zcu Fuchswert rath. Und hirzcu sal Feye haben uff Minna meede XIIII mannenmayde, das saedlandt zcu der kirchen ende als das ist, dy fenne zcwischen dy Loen und Claus schwmachers haws, und das saedlandt zcu der fenne ende, alzo grosz zu szeyn, XII kuegrasz uff Jeppama torp. Vor dysze landen sal Feye Oentge und Gerit in gnugsamen renthen, als hier nw in dieszem jare gelden, widderreichenn XXXVI schilde renthen. Dartzu sall Oentge und Gerit haben VIII schilde renthen, da Tiepke bey dem Teich uff sitzt, zcu den achten dy zy im schuldig waren von yr muther erbeteyl. Item Feye sal meyster Peter zcu Lewarden betzalen, und sal widder enpfangen Alyt Hermans zcu Holwert, nae auszweyssungen des brieffs der daruff is, und meyster Peter und Feye zcu bleyben bey her Jelle zcu Lewart und dem pastor zcu Ferwerdt umb dy schelinge dy darin zyn. Item so sollen Bottie und Ulke, meyn schwestern, haben Sasker guth, alzo das es zcusamen wesen sal XXX schilde renthen, indem das der wandel vortgehet zcwischen Jeppa und Sasker kinder und yr vormunden, nach inhalt des brieffs den dy vormunden mir gesant haben. Und is das der wandel nicht vorgehet, szo sollen dy tzwey mit Lichtawerder stathe bewart zeyn, gleich als dy szeyn, und so sollen dy kinder haben III½ pond. bey dy Loen hemmen zcu naest, und dy stad da Dowe uff want, und dy stete da grosse Sack uff waent, und dy pond. vor Simon kusters hawsz, dartzu finff kwgrass uff Saszker terp. Und ist es sach das Saskera styns besser were, nach kanunghe des abts zcu Fuchswert und Gercke Oggema, das sal Feye hemmen betza- a Hierna doorgehaald: tzweue. 83 5 10 15 20 25 30 35 40 45 len, bey yrem rath und her Hermens zcu Ferwerdt. Item Siwrd, Gercke broeder, sal habenn vier schilde renthen zcu Lichtawert, da Dyora nw zcur zceit uff waent, vor dy landen dy Jeppa zcu Nyekirch von ym hat. Item Saling, meyner schwester zoen, sal haben das guth bey Ydsma hawsz da junge Claus uff wanth, alzo grosz zo das ist. Von dem guthe sal schwester Ayl dy renthen boren so lange als Saling zcu zeynen jaren kommet, ende stirbet Saling szunder eliche kinder, zo sal das guth widder uff Jeppa erben. Item Lutge sal haben Mercle guth, alzo als es ist, ewig und erblich, auszgescheyden funff marck renthen dy Ethie kinder darinn habenn, und vier gulden renthe off der feen zcu Hallum, und das silberwerck und goldt, alzo alsie es haben, und dartzu das hausrath, vihe, cleyder, uszgesagt dy guther und gaben zo Jeppe gebet von disz huszrath. Und diesze guther sal Luthie haben von den baw, kosten, muhe und arbeyt dy zy gethan hat zcu Jeppama hus, und vor yr teyl gekauffte landen und liebegabe, und zy sall meyn szele began das erste jaer und dy legaten betzalen und alle geltschulde betzalen. Und dy dreyerhanda als Gaucke Feyckema, Tierck Stennertsma und Wopke kinder sullen haben dy inkomende jaerrenthen und fruchten, und das haws bewanen. Item zo hab ick ordinirt und gestifft zcu eyner vicarie das guth da Tierck uff waent zcu Westa, das ick gekaufft hab von Wobbe Rommertsma, und dy VIII schilde renthe, dar mir dy VI von geg. zyn im Dongerdeel von Remmert vor den uitlegger den ich gethan hab vor ym und szeyn sziel, und den eynen der dem patron besprochenn is, und den andern dem priester vor dy ewige memorie. Und diesze acht schilde renthe vorschr. sollen meyn drey brueder frey machenn, aber dem vicario dy acht schilde renthe zcu betzalen aus yren eygen guthern. Item zo sal der pastor haben II pond. saetland uff der Batis, vor eyn ewige memorie zeyn und szeynr siele, und IIII pond. in der Newen feen bey der westerszeyte der Loen, und davor sal dy Cleyne fenne bey Claus haus widder zcu Jeppama haus. Item dy patron sal hebben X lange ackeren vor Dowe schroer haus, und das ewig bey der kirch zcu bleybenn. Item zo begert Jeppa szeyn begrebnis zcu Fuchswert, und davor sal haben das closter vor eyn ewige memorie und beth VI pond. uff der Beer, frey, und XIIII ensz in Idsma fenne und eyn halben schilde renthe. Item Banna guth, davor sal de abt kouffen eynen blawen steyn uff Jeppa grab. Item den nunnen zcu Fuchszwert II tonne koyt und eyn golden r.gulden, und den andern II conventen alzo vil. Item dy pond. uff den Gromben vor Hepkama hus, die sal Fuchswerder convent widder haben. Item zcu Clarcampe sechs r.gulden. Item durchs teyl itlich kirch eyn gulden post. unnd itlichem priester in der kalenda II stoter, und den andern itlichen eynen. Item itlichen von szeynen muhemen zcu Bethlehem ½ goltf., suster Ethie eyn r.f. Item den jacopinen VIII alde schilde, die barfuszem vier schilden, dy brueder von der Ylst und Schneck itlich tzween schilde. Item den gasthausz zcu Ferwert V schilde renthen zcu Wansswort zcu Heckawert. Item dem patron zcu Ferwert anderhalff schilde renthe in der Ryp, und das landt das Saling Ublema in szeyn hewr hath, darvon sollen dy fogden zcu Ferwert betzalen Oega tzwoe tochtern II pond. Item szo hab ich vier schilde renthe zcu Blye, da meyster Feycke und ich irrig umb szeyn, zcugebardt Ferwerder vier priestern, mit den brievenn dy daruff dyenen. Aber meyster Feycke thio gnug vor den andern halbteyl den Tzessinge mir vorgnuget hat, wan Wilcke und Dowe zcugleich dy landen von Botte Halbada tzwungen, dy tzween brueder waren. Item suster Saepke zcu Fuchszwerdt sal haben III pond. landen in Liwbkema fenne, widder frey, und dartzu II r.f. Item her Jarich zcu Marssym der sal haben meyn besten 84 5 10 15 hengst mit szeyn zcubehor. Item her Herman zcu Ferwert den andern nehest dem bestenn, mit seynem reytgetzug, und Lubbert schuemachers stedt zcu seynem leyb, und als er es vorlest, szo sal es Sante Antonius zcu Ferwert habenn. Item Mercla guth, das Lutge haben sall, das sall Feye, Onthia und Gerit frey machen in alle rechten, auszgeschlossen dy funff marck renthen dy Ethie kinder darinn haben. Item her Jelte to Waert der hat von mir eyn hengst, den sal er behalden, und davor sal er mich zcu Waert, zcu Tockum und zcu Syon in dy bethe brengen. Item zcu Bergum eyn goltf. Item disse berurten punct wil ich, Jeppa, gehalten haben von dysen berurten erben und Lutge, unvorbrechlich, bey vorlies als das ich yn besprochen und zcugelegt hab. In eyn warheit disser punct und testaments vorschr. szo hab ich, Jeppa, meyn szigel hiruff gedruckt. Und wier, Hermannus, abt zcu Fuchswert, vor myr und her Fedde zcu Wanszwordt umb seyne bethe willen, Hermannus, parsoner zcu Ferwert, vor mich und vor her Wilhelm, pastor zcu Newkirche, umb seyne bethe willen umb vor Claus schwemacher und Dowe schroer, meyster Jaricus, pastor zcu Marssym, vor mich und Bennert Remthia zoen umb seyne bethe willen, als gerueffen und gebethenn oerkunden von Jeppa, wan wier hir met, bey, uber und an gewest seyn, das es szeyn letzter wille alzo als berurt is was, und disz alzo ordinirt hath, orkunde hirin zcu thun, haben unnsze sigel hirmit uffgedruckt. Im jhaer und tag vorschr. 20 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1505 januari 27 overlegd door Sybt Unema, naar A). Niet voorhanden. Vertaling in het Duits: C (1505, naar B). Staatsarchiv Dresden, Geheime Rat (Geheimes Archiv) Loc. 8194 (Acta in causa Sibts Unema und Salingk Sitze wegen eines hausses bey Dockum gelegen, (1483) 1504-1505), f. 8v - 10v. - D (begin 20e eeuw, door Berns, naar C). RAF, Collectie Copieën elders, inv. nr 6007, nr 168. (= Berns, Verslag archiefstukken Saksische hertogen, 41 nr 271). 25 44 1483 december 20 Yde Bocka dochter Harinxma 30 35 40 In name Godes, amen. Int jaer Ons Heren dusent vierhondert ende drie ende tachtentich, op Sancte Thomas avont, heb ic, Yde Bocka dochter Harinxma, overdacht dattet verstant der fyf zinnen veel verstandeliker is by sontheit des lichams, wanttet nyet belast en is om the soeken raet teghen die zwaerheit der pynen, dant wesen kan in der tyt der pynen, want last der sieckte vake brecht die wysheit des verstandes. Hierom dan, want ic in gheen cloester professye ghedaen heb, ende mit ghenen testamenten onterft byn van myn zalighe ouders, daerom bin ic recht erff tot myn deel guets, soe rechtverdelick als een ander kyntd. Ende dat ic sonder testamente storff, soe mochte sommighe sondich werden an myn tytlike gueden to delen, want ic ghien zibbet bloet nu heb dan myn volsuster Hysse, die een hoersame nonne is ende nae den rechten erfscip ontfangen mach, want sie Gode dient, ende solde destbet erff ontfanghen, want alle goeden van Gode comen, al ist dat sommighe leeken segghen dat monyken ende nonnen niet yneerfven omdat sy niet uuteerfven moghen, ic sorghe dattet ghien recht en is voer God dat sy gheen eerff onfanghen mach. Ende al waer Hysse doet voer my, soe waeren 85 5 10 15 20 25 30 35 40 45 myn volbroders ende volsusters kynderen myn eerfven, ende die mochten schelinge crighen oft syt dan delen solden by hoefden dan by slachten. Ende mede want myn salighe vader, God betert, basterkynderen ghewonnen hadde, die hy een deel besorghet hadde opdat si den huusman niet lastich worden ende den vrienden tho scanden ghynghen, ende een deel ombesorghet bleven overmits synen hasteliken doot, God betert, ende al ist dat die warlike rechten alsulcke kynderen ghien eerfscip gonnen, men moetse doch voeden nae den geesteliken recht. Ende mede want ic veel wist van myns lieven vaders menynghe ende wille, hierom heb ic vake myn bichtvaders gevraghet ende oec menyghen wysen man, die my al gheraden hebben dat ick my wachten sal dat ic sonder testament niet sterve, want int testament mach ment verseekeren dat anders onseeker mocht bliven, want dat testament gaet boven die rechten daer spreken van eerfscip sonder testament tho delen. Want dat recht gont allen vryen kersten menschen die syn recht niet verbort heft ende tot syn rypen jaren comen is, noch niet professiet is oft anders vant recht niet specialiter verboden wert, datze moghen maken testamenten, codicillen ofte uutersten willen. Hierom heb ic by gaende ende staende, mit verstandeliken synnen, by rade wyser luden, myn testament of uutersten willen schicket ende maket ende ordiniert, als hierna volghet, van mynen tytliken goeden. Int eerst begheer ic myn legherstede van myn lichame to Zidzingweer, ende van myn ziel in der barmherticheit Godes. Item dan kenne ic dat ic heb maket ende sticht een eerfelike misse, tho gheschien daghelix tho Zidzingweer op Onser Liever Vrouwen altaer. Ende die priester sal in die misse voer in myn leven ende na in myn doot speciael memorie van my ende Bocke ende Gautken, myn olders, Watkien, Feykien, Juu ende Jellen, myn broderen ende susteren, ende generael voer myn slacht, in die misse hebben als dat hoert. Ende dese namen sal men in een bordt of steen scriven op dit altaer, tot ewighen daghen dese memorie daer tho hebben. Ende dese misse salt cloester doen laten van horen pater in der tyt, of syn ghesel, of van een ander priester, wonende bynnen dat cloester of buten dat cloester, opdatse daghelix op dat vorscr. altaer gheschiet, hoe dattet cloester dat profytelixte procureren kan, mer wattit kost dat sal dat cloester betaelen van die goeden naebescreven tho ewighen tyden. Ende oec heeft dit cloester scade ende verdryt had van dat land, hetende Heerama weer, daer si van myn vader in dese sate mede huuert hebben, ende het is horm al heel niet vry maket, daer sullen si self voer versonen ofter yet breckes in vonden wordt, ende mede want die sate niet holden mach die volle mate. Hiervoer thosamen heb ick dit cloester die huuer van myn land wat licht, als dat die fiertich rinsche gulden die si tho huer gheven van myn land to Zidzingwier, nae inholden des brieves twisschen myn salige vader ende dat vors. cloester, die sullen si jaerlix betalen mit viertich comens rynsghe gulden, dat is twintich gancber stuvers in der tyt der betalinge foer den gulden gerekent, want doet convent die sate huerde, doe gold die golde rinsche gulden twintich stuvers. Ende daertho laet ick hem quyt die sculden die si my sculdich waeren nu tho meye verleden of daer thovoeren. Ende ist sake dat my God uuter tyt haelt nae meye ende voer Heilighemissa in enyge toecomende jaeren, soe sal dit convent den helfte van die jaersrenten holden tho Sinte Andries daernae komen, ende bidden voer myn siele mittit hele convent, als hem God dan instueren sal, datse hoer eyghen sielen daerin quyten datse voldoen daer voer. Ende den anderen helft van die jaersrenten sullen myn eerfven niet boren als die ander twintich komens rinsche gulden, mer die sal men gheven daer ick dan hete, of om Godes willen, storff ic roeckelose, an die bastart86 5 10 15 20 25 30 35 40 45 kinderen daer myn broderen afterlaten hebben. Ende oft ic sturf na Heiligemisse ende voer meye, dan sullen die conventsluden die hele jaershuer gheven, als viertich komens rinsche gulden, het en waer dat ic wat ontfanghen hadde in die jaerhuer, dat sold men korten. Ende voer dese voers. lichten in die huer ende ander weldaden daert convent van my heeft, soe heeft dit vors. convent mitten helen capittel my ghegont ende ghegheven dat elc van myn rechten echten eerfven nascreven, die echte dochteren hadden die ghesont van synnen ende lichaemen waren ende bequaem ware tot Sancte Franciscus oerden als men tho Zidzingwier profitiert tho holden ende tho ontfanghen ende een stede begheerde, dien sullen die conventsluden vors. niet weygeren, van elcken eerfven naescreven een als vors. is. Mer die olders sullen bysorghen haer nootdorft ter tyt thoe datse professyt synt, alst boert na der staet, mer alsse professiet synt, so sullen die olders gheven so veel alstem God int hart sent, sonder meysteren vant convent vors. Ende alse dan van elcken myn eerfven nascr. neergaender boerte als vors. is enen heft ontfanghen, soe heeft dit convent my voldaen als van dien, uutseit die misse vors., die sal ewich dueren. Ende die gheen echte nedergaende eerfven heeft noch hier naemaels cryghet, den sal gheen stede boren van barsterden, noch van sydgaende eerfven. Item of yement van myn eerfven dese missen of gaven ende lichten daervoer behynderde, of dit convent moyde boven myn testament mit pleyt of mit ghewelt, denghenen ende syn naekomelinge onteerfve ick van mynen guede, want hy myn siel ende mynre vrienden siel rovet, ende syn deel make ick denghenen van myn eerfven diet holden, ende dit convent salt holden dat ic hem gemaket heb, ende diet breecht, syn dochteren gheen stede te hebben als vors. is. Ende alle brieven ende voerwoerden die myn vader mit dit convent maket heft, die confirmere ic mit dit testament in al sinen articulen, uutseit allene datse fiertich komens rinsgulden of gancbar rinsgulden, als twintich ganbers of currente stuvers voer den gulden gerekent, gheven sullen erfelike voer die fiertich gouden rinsgulden daer dat brieff van seit dat maket is twisschen dat convent ende myn salighe vader. Ende waer daer enighe brieff of voerwaerde die desen ghiften of quytlatinge scaden mocht, dat roep ic weer ende cassyre dat mit desen teghenwoerdighen brief, testament of leste wille. Ende oft alle myne erfven dit testament niet holden wolden, soe onterfve ick hoerm al, ende make die armen Godes erfven tot al myn goet dat ic to Zidzingweer heb ende oeck tho Sickyngha, den derdendeel dat armehuus to Sneeck, den derndel tho Lewerden, den derndeel tho Boelswerdt, uutseit dat ic desen convent maket heb voer die misse ende steden, dat salt convent holden, ende gheven ghenen steden, mer die missen moten sy doen als vors. is. Ende of myn vryenden den armen myn goet dan mit ghewelt benamen, dat sal keren Gode ende Sancte Anthonius, die beschermere der armen, die motent wreken an hoer goet ende bloet. Item dan instituere ick ende make tho erfve tot myn landen tho Sickinghe ende tho Sidsingweer, daer van myn olders uutkomen synt an my, uutseyt dat hierin byroerd is: Peter, Renyke, Hylken, Kathrinen ende Sythen, Watkie kynderen; Bocken ende Katherinen, Feyken kynderen; Lwtken, Jws dochter; ende Hessel, Agghen, Hetten ende Ansken, Jelle kynderen; ende Hyssen, myn folsuster, by hoefden tho delen dese vorsc. goeden ende nyet by slachten, op maten als hiernae volghet, als dat Hysse vors. sal erfven nae hoer doot datze van myn erfscip ont[fanget], op dese vorscr. myn eerfven, by hoefden ende niet by slachten, op dien die dan leven als Hysse sterfft, 87 5 10 15 20 25 30 35 40 45 endese sal myn goet in hoer convent niet erfven, noch n[erghen]ta bespreken dan als vorscr. is, ende wat hoer comt van my, dat salse to Zidzingweer tot hoer lyfstond boren. Item Ansken ende Syten sullen myn goeden noch erfven, [noch] bespreken in hoer convent noch nerghent, danse sullen elck erfven op volbroeren ende susteren die dan leven, by hoefden ende niet by slachten, oft op hoer volbroders kynderen of volsusters kynderen, w[aer]t datter enich van sturff. Ende wat Syten ende Ansken boren mach, dat sullense oeck boren van Zidzingweer renten, soe langhe alsse leven. Item ofter enich meer int cloester ghingen van myn broders of susters echte kynderen, syn deel solde mede lyfrenten wesen ende erfven als van Syten ende Ansken vorscr. is. Item want Johannes, myn broder, niet gheven is, soe besprecke ic hem uut myn renten tho Zidzingweer van dese vorscr. feertich komens rinsche gulden neghen komens rinsche gulden jaerlike renten tot synen lyfstond, self tho boren van die beghynen vorscr. Item so bespreke ick Lysbeth, myn suster, tien komens rinsche gulden jaerlike renten van dese vorscr. renten tho Zidzingweer tho hoer lyfstond, want myn vader loefde den convent wat tho gheven dattet ter eeren waer doe sy Lysbeth ontfenghen, dat hy niet betaelde, want hy roekelose sterff, God betert, datze niet creghen, ende want my Lysbeth veel diensten daen heeft. Ende dese vorscr. neghentien rinsche gulden renten daer Lysbeth ende Johannes hebben sullen, synt lyfrenten, ende sullen nae hoer doot erfven op myn voerscr. erfven, by hoefden ende niet by slachten. Item soe heb ick des jaers tho rente uut Syckingha goet tho Goyngum feertich gouden rinsche gulden, ende uut Zidzingweer goet feertich komens rinsgulden, dat ick rekent heb thosamen dattet comt op hondert komens rinsche gulden ende drye rinsgulden des jaers of daeromtrent, dese sal men deelen als vors. is. Mer Hysse, Syte, Anske, Johannes ende Lysbeth sullen hoer parten hebben uut Zidzingweer goet tho horen lyfstonden ende by horen tyden. Item als die vorscreven dat hoers hebben als vors. is, dan comen daer over drie komens rinsche gulden of daerby nae myn rekenscip, die sal Katherina Feyken dochter self daer opboren, ende niet hoer monden daer sie heft of crighen mach. Ende wat hoer paert meerer is danner over Hysse, Syte, Anske, Johannes ende Lysbeths delen blyft tho Zidzingweer, dat sal Katherina voert hebben tho Syckinghe vors. Item dan hebben dat convent ende myn vader thosamen twewerf tymmert van hoer mande steen ende holt myn huus tho Zidzingweer, ende dat convent stond der ambochluden kost ende myn vader dat loen, ende doe wast foerwerde twisschen hem beyden dattet convent dat huus fry holden solde nae myn doot, want my dit kondich is, hierom byspreke ict convente vors. dat huus. Ende ic begheere oft enich van myn broders dochteren soe viel datze hoer kost int vors. cloester koft, dat diet dan hebben mochte hoer tyt voer den anderen. Item wat my meer boren mocht van myn olders goeden dan die landen tho Zidzingweer ende fiertich golden rinsche gulden renten tho Syckinghe vors., dat gheve ic myn broderen, elck allyke vele, hoer kynderen, dat by slachten ende niet by hoefden tho byholden, ghelycke oft myn broderen leefde. Ende die afterstalige renten late ict quyt uut gronde mynre herten, indien dat hoer kinderen dit testament of uutersten willen holden. Want ict nyet van myn olders onterfvet byn, soe was ic vol eerf nae den a 88 Aangevuld naar analogie van de volgende zin. 5 10 15 20 25 30 35 40 keysers rechten, diewelcke dat die dochteren ende sonen gelyck nae erffen ab intestato maken. Item soe besprecke ick al dat my boert van myn huus daer ick in woene tho Sneeck, staende naest myns vaders huus, tot Jws provende, myn salighe broders, indien dat die provendt voert gemaket wart als hyt op syn dootbed begheerde. Ende wat reppelike goeden dat ick hebbe, ende oft ick enighe lande kofte die my nyet eerfd waren, die sullen myn vors. eerfven nyet hebben, mer die hoepe ick noch te schicken om Godes willen of an vrynden, als my God ingheven mach, daer hoep ick dat men wel brieven of codicillen of ander bescheyt van vynden sal. Ende of my God onderghynck den wech, dat ick daer nyet anders van makede, soe salt al om Godes wille, uutseyt wrochte cleynodien die my angheerft syn, die sull[en my]n eerfven hebben. Ende ick, Yde, Bocka Harinxma ende Gautkie dochter, kenne dat dit myn testament is, ende ick wil dit voerscr. testament gheholden hebben in al synen articulen als een testament. Ende ofter enighe sake ware of hyernaemaels komen mocht dattit nyet staen mocht als een testament solempne nae den recht, soe wil ick dattit nochtans stande ende gheholden worde als een codicillus of uutersten wille ofte testamentum nuncupativum, hoet beste doghen mach sonder solemptayten daer men totten uutersten wille behoef is. Hierom dan dit fast tho holden, ende dat men my noch nyemant hierin sal straffen, ende opdattet ymmer vast blyve, soe heb ick dit testament of brieff in myn huis self gheholden, ende heb ghebeden dese naebescreven heren: her Theodricum Campis, priorem in Thabor, her Johannem Hennenberch van Embrick, myn personer tho Sneeck, her Wolterum, personer tho Goynghum, her Aggo Peers, prebendarium in Sneeck op Sinte Katherinen altaer, her Johannem Beets, prebendarium in Sneeck op Sinte Nycolaus altaer, her Johannem Brandt, prebendarium in Sneeck op Sinte Barbaren altaer, ende her Johannem Goeswin van Swolle, prebendarium in Fraeneker, datze dit om myn bede blyndelinghe thozeghelen willen mit horen zeghelen, want ic self gheen zeghel bruke. Omdat ment by der strate nyet omdraghe, daerom begheer ick dat ment nyet opbreke eer ick uuter tyt byn, ende dan befele ick dat men dit dan opdoe dat die zeghelen daer nyet of comen ende snyden die ene syde doer ende laten dan die ander syde heel, dat die zeghelen hanghen bliven. Ende wy, Theodricus, prior in Thabor, Johannes Hennenberch van Embrick, personer in Sneeck, Wolterus, personer in Goyngum, Agge Peers, prebendarius in Sneeck, Johannes Beets, prebendarius in Sneeck, Johannes Brandt, prebendarius in Sneeck, ende Johannes Goeswin van Swolle, prebendarius in Fraenker vorscr., hebben om Yde bede onse zeeghelen hieran hangen als an hoer testament of codicillum of uutersten willen ende anders nyet, als oerkenen hiertho gheropen, datze dit hoer testament of leste wille heet tho wesen, ende datze tself ende anders nyemant in der haent hadde, hierom hebben wy dyt thozeeghelt ende sloten mit onsen zeghelen als vorscr. is. Int jaer ende dach vorsc. <Bij de zegels namen der zegelaars, de eerste op de staart, de laatste in dorso:> Prior. Personer. Her Wolterus. Her Aggo. Beets. Brant. Goeswini. 45 Origineel: A. RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 418. Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (120), 4 (3), 6 (65), 7 (66). De middelste zegelstaart 89 en de beide buitenste zegelstaarten hebben gediend om het testament te sluiten. In dorso: Item snydet dit brief doer die ene syde, soe wart hit open en die zeghelen bliven daeran hangen. Ende wacht u dat ghy beyde syden nyet doorsnydet. Ende soealst mit eyncketstreeken is, soe snydet in die streeken. 5 45 1484 juni 29 Tyemck Wibren Boulsme dochter 10 15 20 25 30 35 40 In den nemme Gods, amen. Int jeer Ons Heren tusen viouwerhondert ende fiower en tachtich, des tysdeys nei Sancte Johannes midsommera, dae waes er een erber frowe, hetende Tyemck Wibren Boulsme dochter, wynheftich binne Liewert, hwelke Tiemck haet aensioen dio sekerheed des daedes ende dyo onsekerheed des ure des daedes, hweerom hio her lyawe ziel tochte te bisorgien, ende haet, by ghaende ende staende lyf, meckit een ordinancie of schickinge mit hyr gueden in een testament of leste wille, als hyrney volghien is. Int eerst bifelt hyo her ziel in da handen des almachtighen ende barmhertighe Goedis, ende dat licham dio eerde diert van meckit is, byjeerryende dat toe lidzen by da jacopynen in da tzerke, bi salige Wibren Boulsme, her veer. Item so hadt hio maket een ewich deel to yacopinen ende to Aldehow, ende diervoer soe haet hyo uutwysd vyf licht gouna rente in een gued tho Hyem, in Boulsme guet, dier nu ter tyt Sacke op wenneth. Ende disse vyf gouna renta vorsc. schil berra dy prior to jacopinen, prior eefter prior, in dat ewich, ende schil biwarrya dat dae diel comme te Aldehow, van een lepen rogga ende also folle butera als dat syd ende pligha is, al baetzen. Ende haet dae vyf gouna bettera sint dan dae twa diel berennit, dat schil dat claester to jacopinen vorsc. habba voer da bywaringe datze dae diel to Aldehow bringit ende voer dae legherstoed. Item so leytze to Sancte Vyt III rynsgounen ende dan remma dier op leer slayn is, ende dat eerwirdich Sacrament aldier een schyld rente in een gued te Hyem, to den eermen bihoeff, den schyld rente schil dy armen habbe in dat ewich. Item her Sibet, personer aldier, een ald schyld, ende maester Feike toe Papinge stins een goulden postelaet, ende syn capellaen een haelen klinckert. Item her Jelle een postelaet, ende her Redert een clinckert. Item dae oer presteren toe Aldehow elck een stoter. Item Ws Lyaef Frow te Nyehow ende twa jeesthuus leyt hio to hyr litke selver reme, Ws Liaef Frow den helfta, ende dae twa jesthuus di ora helft. Elck prester int jesthuus een stoter. Item dy personna to Nyehow een stoter, dae oer presteren elk een yagher. Item dae barfotte broren to Galilee een schute herdriper torff ende twa tonne koyts. Item dae oer biddende oerde elc een haelen goune. Item dat claester tho Clercamp, to Bethlahem, Ghernawrd ende to Wiswert, Bergum, in elke loegh een tonne koyts. Item Meensche, Remet ende Ayl, her trye niften to Betlaheem, elck een haelen postellaet. Item to Waerd in Dongheradiel een tonne byars, Gherbits suster en haelen postelaet ende syn suster dochtera togarra een haelen postelaet. Item so leydze tho Gerbith, hyr efte man, acht ald schylden renthe uut Oeghama gued tho Ferwert, dier Haya nu op wannith, den helfte van disse vorsc. ald schylde rente to lieten ende to lawyghen, ende dy ora helft to syn lyffstond. Ende als hy lywes byleweth, so schilla da fiower schilde rente dier hyoe hem to syn lyfstond bespritzen 90 5 10 15 20 25 30 35 40 45 haet, faelle op dat convent to jacopinen. Item als disse vorsc. fiower schilde rente faellet op da jacopinen, soe wil Tyempk dat hya dier missen schillet vor dwaen, voer her ende voer her yelderen, ende da jacopinen disse vorsc. IIII schilde rente to berren in dat ewich, ende naet en schillet sette noch selle, neer van der hand bringhe. Item so leyt Tyempk to Gherbith, her aefte man, hier paert van dat tilber guet ende huysreed, lyttick ende alzo graet als dat is, ende dat quick dier hia to garra habbet, to lieten ende to lawighien. Item soe leytze to Gherbith hier hoytie ende den blawe tabert. Item Kensche, Sybren Ropperde wyf, schil habbe her bruyn leytsche tabert mit dae foeder. Item soe leyt Tyempk to Wibren, her zuster zoen, deer is hyr riochte eerwe, al dae landen ende steden dier hioe haet to Boelswert, uutseyd dat Yfka, Tyempke eem, di schil habbe den steed dier Peter smit op wennith, to leten ende to lawighien. Disse landen ende renten schil Wibren habbe to lieten ende to lawigien. Ende hyrmey schil Wibren kaem aff wessa van hyr gueden. Item soe leyt ze Bauke, her broer, to acht ald schilde rente in Oeghema gued to Ferwert. Fyf leyt Tyempk her broer to vor da vyff dier hy to Medem hat, ney inhalden syns vaders testament, ende soe leyt hio hem nu trie to in dat sel gued vorsc., to syn lyffstond. Ende als Bauka stert, so schilla dae III schilde rente falle op den armen to Aldehow. Item so leytze to Galileen XX alder schilden, to hiara tzerke to tymmer. Item haet Oghama guet bettera is dan santien schilden, dat schillet Gherbith ende Bauke tolike dielen, schae ende baete. Item so schilme da onschylde hael bitaelie. Item so leyt Tyempk to yacopinen her pong ende vyftich, to Galilee her kaysiel ende scheed. Diervoer wil Tyempk dat da guede broeren in elk loech missen schillet voer dwaen. Item so wil Tyempk datme schil vorkaeppie to Medem sex ald schilden rente Jacop cuper of Wytie Ghertys, of oers emmen dier aldier ghainghe aen hat. Item dit is Tyempke byerrien an den eerwerdighen prior to jacopinen, ende is hem bidden om Godes wille dat hy dit jeld wil opbarra van hiara entra, ende dat hi so wal wolde dwaen, ende bighaet her in hiara claester. Ende makit den eerwerdighen prior dit folmachtich disse sex schilda renta to vorkaeppien, dat jeld op to barren, ende myn ziel diervan to bighaen. Item so schil dy prior opbarra Tyemke rente to Ferwert ende Boolswert, in alle loghen dierse lidzen sint, dit yeer. Item disse vyff schilde rente van disse sex vorsc., dis sint Bauke toleyt ney inhauld Wibrens testament, dier Bauke syn suster tostinzen haet to vorkaepien, ende diervoer haet Tyempk Bauke weer uutwysd vyf schilde rente to Ferwert, ende dierto trie to syn lyffstond. Ende ist dat Bauke by syn wirden naet staen wil, so schilma sex schilde rente to Ferwert vorkaeppie, ende dan schil Bauke dae tre ald schilden to syn lyffstond naet habba to Ferwert vorsc., so schilleze dy aermen to Aldehow habben int ewich. Item dae hael siedinge to Ferwert, dier schil Gherbit dae tween deellen van habba, ende dy convent to jacopinen dan trimdeel. Item dit noet schil dy prior habba voer syn arbeyt. Item haet van disse vorsc. somme wrkompt, dat schil dy claester to jacopinen habbe to hiara tymmer to der tzerke. Item hat dat gued to Medum bettera is dan XIX licht gounen, dat schil dy aermen to Aldehow habbe. Item so wil Tyempk ende is bidden den prior datme disse somme jeldes vorsc., datme her aldiervan schil eerwerdelic bighaen, als uutleeden, sawendeel, moernstond, voert dat yeer om ende yeertyt boekinge, ney inhauld diss testaments, dae haele onscylde. Item Tyemp dyo wil dat dit testament follen stael schil habba, ney alle riuchten. Ende hwa dat naet en hald, di schil syn eerwenschip vorberd habbe. Ende hat dit testament ofte leste wille macket in jenwirdicheed der oerkenen dierto roepen ende to beden, als broer Dirck Symon zoen van Herlem, prior to jacopinen to Lyowrd, broer Johan Duker van Leyden, supprior to jacopinen to Lyowrd, ende broer 91 5 Jarich, senior, ende her Reedwert, vicarius to Lyowrd to Auldehow, ende her Pieter int jesthuys. Ende in een tyoechnisse der wierheit des testaments of leste wille, so hab ic myn syghel myns ambochts voer my ende voer myn broren vorsc. hanghet an dit brieff, om herre bede wille, want hya selm nen syghel brukende synt. Ende wy, her Redewert ende her Pieter vorsc., om een mare vesticheed habbet uus syghelen mey hanghet an dit brieff, om Tyempke bede wille. Int jeer Uus Heren als vorsc. is. Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 47. Perkament. Van de drie uithangende zegels nog aanwezig: 2 (103), 3 (100). In dorso: Instrumentum de testamento Tyamke Gerbrandi, cum parte istius porcionem damus in Antiqua Curia. Druk: a. OSA, nr 62a. - b. OFO I, nr 336. 10 46 1484 juli 31 bezegeld september 17 Baucke, scipper Ona kyndeskynd 15 20 25 30 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren dusent CCCC ende LXXXIIII, op Sinte Germanus dach to vespertydt, makede Baucke, scipper Ona kyndeskynd, int cloester to Woerkum syn testament ende lesta wolla, in myn jeeghenwoerdicheyt, Johannis Heine zoen, prebendarii in Woerkum, als een testamentarius, al was sie seeck in die lychaem, so was sie allickwel wys ende cloeck in hoer voerstand by der gracye Goeds. Ende heft maeckt als een volkomen testament ende laeste welle dat al hoer waer an dattet gheleghen is, hoer halwe gueden sal wesen in dat cloester to Woerkum, ende dat sellen sie hebben, ende die ander helfte sal hebben hoer rechte erwen. Sonder valicant. Hyr heft Baucke voers. togheroepen ende owerghenomen her Johannis int gasthuus ende Serip Lamkama als orkenen hyrin die waerheyt to bewysen. In een tuugh disser waerheit so heb ick, Johannis Heine zoen, dit testament bysegelt myt myn eygen segel. Ende iyck, her Johannis int gasthuus, heb beden her Johannis, personer in Woerkum, dat hi dit testament wil bysegelen om myn bede wille, omdat ic sellef geen segel en voere. Daer ic, frater Johannis Ouerhof, personer in Woerkum, heb bysegelt om her Johannis int gasthuus bede wille. Ende ic, Serip Lamkama voers., heb desen breef oeck bysegelt mit myn eygen segela, op Sente Lamberts dach. Origineel: A. GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 25. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso: Dit is ons Bauke Sierkes brief. <Doorgehaald:> Dit is ons Bauke Wabbes brief. 35 a 92 A: selel. 47 1484 september 23 Magister Bocko 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Ultima voluntas domini magistri Bockonis, qui anno Domini 1484, die Tecle, licet debilis corpore, mente tamen sanus, condidit suum testamentum in hunc modum, quod iure testamenti seu quocunque iure codicillorum, quo melius potest, valere intendit. In primis committit Deo omnipotenti animam suam, corpus vero suum ecclesiae Sancti Sebastiani in Warragae, legans patrono omnia ista praedia qua emit in bonis Jelteti Fockonis, ac etiam omnia debita qua ecclesia sibi tenetur, scilicet XLVII renenses ex bonis Jelteti Fockonis, ex quibus portio perpetua observabitur. Item decem talenta qua emit a Sifrido, legat pro oleo ante Sacramentis in perpetuum luminare, cuius executores erunt sacerdotes et advocati ipsius ecclesiae. Item tertiam partem quam emebat a Tiebbodo Wibama in bonis prope ecclesiam, legat pro custodia, in quantum ibi habitat custos sciens deservire ecclesiae. Insuper instituit haeredes bonorum suorum mobilium et immobilium Remckonem, fratrem suum, Syoucke, sororem suam, et pueros Gerbodi, fratris sui, legitimi in stirpes, ita quod pueri praefati habebunt tantum simul quantum Rencko, frater suus, et Syoucke. Item insuper vult quod pueri Remckonis, Syoucke et Gerbodi divident mobilia statim, sed immobilia pro parte Remckonis et Sioucke habebunt ad vitam suam, et pueri Gerbodi etiam divident immobilia. Insuper instituit Renckonem et pueros Gerbodi legitimos in Aytama in Roerdahuysum, Syoucke vero in bonis Hockama in Uerragae et novem talenta qua emit a Syoucke, iacentia in pascuis Pinga. Item neptem Ronckonem, qua dicitur filia Gerardi et Volke, instituit in portionem cum filiis Renckonis, et bona ipsius habebit Bavo in custodia quousque venerit ad annos legitimos. Si decesserit ante annos legitimos, tunc substituo pueros Remckonis. Item tunc solvet Gerardo XL post. Item promptuarium suum magnum legat Wybodo, in quantum ipse benevole cum aliis haeredibus procedet. Item si Wibo et Hesselus volunt contra hanc dispositionem violentiam facere, in praediis Ayttanis non possunt transmutare cum aliis capitaneis. Domum et domistadium in Leewardia habebit Remcko cum pueris Gerbodi, et Remcko emet et solvet partem puerorum Gerbodi, ad dictamen bonorum virorum. Item Jow donavi vaccam et iuvencum. Item Fock sorori novum tabard. Insuper legavit minoribus unum iuvenem bovem, et praedicatoribus unum bovem. Item in Leewardia pro pauperibus par boum. Item in Aelsem iuvenem bovem et in Hasca similiter. Item in Boxum patrono renensem, curato tres philippeos, et vicario philippaeum. Item successori suo in loco duas parvas domos, ita quod unus post alium relinquere debet, etc. Item nepoti suo Buchoni omnes suos libros et vestimenta sua, et de aliis bonis ipse nihil habebit, tam de mobilibus et immobilibus. Item in Hasca unum librum, scilicet Attexianum vel Glosam Psalt., quam volebunt habere. Item aliis ecclesiis in Ilst etc. Item sororibus in Sigherswold renensem. Item desiderat a parochianis quod haeredes possunt tenere capellanum per hyemem, et omnia bona maneant simul donec legata et donationes fuerint soluta. Acta sunt haec ut supra. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (17de eeuw, door S.A. Gabbema, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, 9056 Hs. Y4. In dorso: Testamentum M. Bockonis Aytta. 93 48 1484 december 4 Lysck Doekema 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jeer Uuys Heeren tuyssen fyouwerhondert ende fyouwer ende tachtich, op Sinte Barber[a] dey virginis, soe hadt bytocht dyo eerbare frouw Lysck Doekema to Blessem dat wy minschen naet sykerra habbe dan dy daed ende naet onsyckera dan dyo wra des daedes, hyerom hat zie me[y] voerstandela sin ende gesonda lichaem hiar lesta wille ende testament macket, opdatse God f[an] himelryck mochte een goed zeel anderya [....]a hiar kinden een ffryondelykcka schedinga mey tytelycke goeden, als hierney s. steet. Int aers[t] soe byfelt zie [G]o[d] fan hymelryck ende Mari[a], dyo moeder Goeds, hyar hyllyge patroen, hya[r] zeel, ende byerret hyar legerstoel toe Bless[em], by hyar silige man Docka, deer God dyo zee[l] moet fan habbe, ende byspreckt uut Ringhe goed een schyffwa mey waxbrand toe halden in deer tzercka toe ewiga deggen, welcke schel bern[a] in deer tzercke alster goedestyenst schyt. Item foerd zoe byspreck zie dyo tzercke ende hyar patroen twa ky. Item hyar persinna dier dan persinna is toe Blessem, byspreck sie een gouden rinsg. buta syn aeffterdeda. Item dya bervoet[e] broeren toe Lewert schilla habbe ende bysprec[k zie] sex rinsgounen ney deer ghemene rekenscip. Item dya preykebroeren toe Lewert twe rinsg. Item dya odera twa bidden oerden elck twa pondt. Item Eylssemma byghinen een tonne hamburghera byaer ende een gouden penninck. Item dya nonnen toe Smalgereed een tonna hamburghera byaer. Item dya susteren toe Grenedyck een gouden postulaet, ende toe Nyeclaester alsoe fulla. Item dya susteren toe Wiswardt een tonna hamburghera byar. Item ford zoe byspreck zie bockinghe in dya deel toe dya tzercken ende presteren als zyd ende pliga is in dya deel. Item soe byspreck zie her Douwa op Droenryp, her Goffa in Abbegae, her Doeka toe Eelaerd, persin[nen], elck een gouden rinsg. Item foerd soe ma[ck zie] eerwen toe her goeden hyar kynden ende kyndtskynden [i]n manieren neys. Int aers[t] her Wken wilse toe ende byspreck zee sex ende trytich pondametha toe Aersem in Jorwirgeragae ende fyftich toe Hydaerd. Item Haya, hyar sin, dat goed toe Tritzem ende foerd hae[t] wyr dae toeleff klinckerda renten is toe Eelaer[d], op dya Beerg geheten. Ende deertoe schil Haya habba acht pondameta by dya sura yg van Reydingha stintds deer Thomas nu op wennet. Item Hobba, myn sin, in Eelarderagae Tyessinge goed ende toelyff pondemetha in dat goed op dya suyde yg fan Ryenga stints in Blessemmagae. Item Harynk, myn jongista sin, Ryedingha goed foer een ende nyogentich pondameta, ende soe seller habbe dat huys ende stynts mey syn timmeringhe ende toebyheer, ende trya pondemeta by Bongha huys, end[e] fyouwer pondametha in dat goed by Ryding[ha] styndts. Ende Haring schil habbe al dya repplycka goed[en], des schel Haring Ymcke, syn suster, een kista byreda dattet eerlick zie her mey uuyt toe jaen. Item Pyba kynden toe Huuns ende toe Eelaerd in Bonghustera goed tachtich pondameta, ende al dy scaed dy ick hand habbe fan Pyba weynghe, deer schelle myn kynden neer kyndtskinden naet fan habba, meer schell[e] daed wessa, ende trettienthehalf ponsmeta in Fockinga goed, deer Piba ontfinzen toe a 94 Een kort woord weggevallen, mogelijk: ende. 5 10 15 20 25 30 35 40 45 syn timmeringhe. Item Douwa kinden Sickama goed toe Haerbayem foer sau<n>tich pondametha geheten, als Douwa dat toe birns jouwen ys, ende dat hael goed wr dy Sylroed fan soefoelle als ick deerin aeg. Item Bauck, myn dochter, schel habbe dat goed toe Harbayem, alsoe alst hyar jond is in een aeft, ende toeleftehael ponsmet toe Blessem in Fockinge goed, ende hyar selwerwirck fry. Item Teedt schel habba Meyntema goed toe Harbayem, alst hyar toe birns jond is, ende dat hael goed jenst Douwa kynden wr dy Sylroed, ende hyar silverwirck vry. Item Hys schil habbe dat goedt deer Alla steenbicker op wennet, alst hyar toe birns jond is, ende XX ponsmeta in Fockinga goed, ende hyar silver[w]yrck vry. Item Imcke, myn jongista dochter, [sc]hil habba Sickinga goed toe Eelaerd, ende acht pondemetha by Bongha huys dier Peter Sickinge in fan hier haet, ende tyen pondametha in dat goe[d] oppa suyra yg fan Rydinghe stynts toe Bless[em]. Item Syttya, myn dochter, schil hab fyff ende twintich pondemeta toe Eelaerd deer Jan Claes s[i]n nu op wennet, ende ist dat z[ie] hiermey naet toe freed wessa wol, hyo zie in dae claester jofta buyta claester, myn ora kynden deen ende kynskynden hyarfoer foellenissa toe dwaen in goeden, by dysse goede mannen ende presteren reed, bynaemdt in dit testament, een nylick uuyt syn goeden. Item Teet, myn dochter, schil myn rinten baerra fan dat goedt wr dae Sylroed, eer dat zie her Wken jond haed fyftyen rinsg., deer her Wke eerffrinte mey kaepye schil toe een eewyge memorie myns fader Pyba ende myn moeders Kathryn ende myn suster Syttye ende myn selves toe Haerbayum. Item soe schel nymmen nen rinthen baerya van dissa goeden dier myn kynden nu meer barya mey, eer dat myn schilden bitellet zynt ende Imcke, myn dochter, is byraed mey g[ol]d ende mey silwer alst eerlick is. Item foerd [s]oe wil ick dat myn kynden desse ordinancie voers. ende schicnisse schelle halda als voers. is, ende elck zyn goeden toe habben mey syn hlesten alser op hera, ende hwa disse ordi[n]anci ende deelscip naet halda wil, syn eerfscip foerbeerd toe habben toe di[s]se jen behoeft deert halt. Ende dit hab ick aldus ordineret wr myn kyndera faders goed ende myn selwes goed by goede lyoed reed, want Doecke, myn kyndera faer, op syn lest op my haet byerret dat ick uus kinden scholda scheda ende twalidza alst my oerbaerlyckest toecht toe wessen, hwant Doka goeden ende myn goeden uus kynden jond sint in een aeft ende gaer myndts synt, alsoe dat ick allunna wr myn goeden nin ordinancie kan meckya buta Doke goeden, dam God nedich see. Item foerd soe wil ick ende bid al myn kynden ende kyntskynden troch dyo moderlycka mynna ende lyaefte dat zie dyt voers. schella halda. Ende ist seck datter enyga scortinga falt twiska myn kynden joffta kyndeskynden, dat scilletze blywa by dy persinna toe Blessem ende dy persinna toe Eelaerd, her Goffa in Abbegae ende her Douwa oppa Ry[p], persinnen. Item joft d[isse] mannen storem jofta wr myn kynden schill[in]ga naet gaen wouden, myn kynden als voers. dan oer goede mannen fan myn fryonden jofta hyar eyn froenden toe nymmen, ende deer hyar schylinghe by toe blyu[w]en om alle quaed toe fermyen. Item foerd zoe wil ick da[t] disse ordinan[c]ie schyl wessa voer alle ryochten als een tes[ta]mente jofte codicill, ende ist dattet dier naet noielycke noch foer is, soe schelt nochtans staen ende nouwelick wessa alst alderbest mey ney dae ryochten, bey[d]t gaestlyck ende wralchsche. Altyng sonder argelist. In een weerheet ende festichee[t] disses testaments jofta ordinanci jofta brieves soe hab ick, Lysck foers., baeden ende ropen orkenen dyo wird toe hoeden, als her Lywthien, myn persinna, als een testamentoer, her Doecka, persinna in Eelaerd, her Goffa, persinna in Abbegae, her Douwa, persinna oppa Ryp, ende hab hyara baeden dat sie dit testament wouden bysygelya foer hyaraselm als 95 orkenen ende foer my, Lysck foers., om myn beda willa. Ende wy, her Luywthien, her Doeka, her Goffa, her Douwa foers., habb[a] dit testament bysyghellet om Liske beeda [willa] foer uusselwen als vors. is. Int jeer ende [op] deen dey foers., etcetera. 5 End [w]as tprincipael ende oryginael met vier grone wassen segels, waer[van] deene gecorrumpiert was, bevest[ig]et. <M.a.h.:> Gecollacionierdt met den princepael, [acc]ordierde, by my, <ondertekend:> J. Rommarts subscripsit. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, geauthentiseerd door J. Rommarts, naar A). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 46. Beschadigd. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Ringe. <Met de teksthand:> Copia testamenti. <M.a.h.:> Liske Doekama. Copia van Lisck Doekema vel potius Sickam[a], que uxor fuit Doconis Ringhe, testament in dato 1484. <M.a.h., 18de eeuw:> Copia van het testament van vrouwe Lisch Dekema, 1484, op Sinte Barbaradag. Druk: a. OFO IV, nr 65. 15 49 Doed, vrouw van Hantya 20 25 30 35 1485 juli 13 In den namma Godis, amen. Item dit is saligha Doed Hantya lyaefs leste willa ende testament, dier hyo op her lest bygerret haet van Hantya tho folbringhen, in teghenwirdicheits her Pieters, her byriuchters ende bychtfaers, ende folle oer lyoden, bede wyf ende mannen, alhoewol dat hyo [wa]es cranck van licham, nochtans soe waes hyo sterk ende wys van sinnen, in manieren is hyrney volghet. Item int aerst soe haet hyo byspritsen her edele seel God van hymelryck ende Maria, syn lyave moder, mey al dat hymelsche heerschip. Item her leygherstoed haet hyo bygerret by Sinte Barbera. Item Use Lyauwe Vrou tho Hollum haet hyo tholeyd her een schote tho en stzylck. Item dyo oer schotte haet hyo tholeyd Sancta Barbera tho Ballum, aeck tho en stzelck. Item dy personna tho Hollum haet hyo tholeyd I rinsg. Item syn caplaen en hael rinsg. Item her Pieter tho Ballum en rinsg. Item her Pieter tho <Nes> haet hyo tholeyd en hael rinsg. Item da berfote bruren ende da jacopinen tho Lyouwerth elkerlyck en rinsg. Item da frouwebruren ende da augustinenses elkerlyck en hael rynsg. Item da cruusbroren tho Francker en rynsg. Item soe haet hyo byspritsen da armen XXX paer schoen. Item Hantya Heringha, her man, haet hyo tholeyd ende byspritzen tho lyaefgeften 96 5 10 X schielden ranten in Bernser goed tho ewyghe tydem. Item voertoen soe haet hyo tholeyd Hantya her selveren rieme mey al da oer selverwirckim, ende din schil Hantia vorscr. her edele seel weer bytinse mey offerhande, tyden, delen, eerliken ney dis lands manieren, fyaertich jer langh. Item Tyaerd, her broer, haet hyo tholeyd VI schyldench ranten voer ut her gueden. Item her audste suster haet hyo tholeyd her blauwe claen mey her rada tabert. Item her jonxste suster haet hyo tholeyd her boxhoern claen mey her blawe rock. Item om en maerre festicheit disser vorscr. ponten soe hab ick, her Pieter tho Ballum, mey sommighe van myn ondersetten beden her Pieter tho Nes dit vorscr. testament tho bysighelyen, want ickselm nyn syghel fyeren bin. Ende ick, her Pieter vorscr., hab dit brief bysighelt om disse vorscr. lyoed beda willa. Int jeer als ma scryoen Mo CCCCo LXXXVo, ipso die Mergarete virginis. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de eeuw, naar A). ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.16. Druk: a. OFO I, nr 342. 15 50 1486 maart 9 Haya Kammingha 20 25 30 35 40 In den namma Goedis, amen. Int jeer Uus Heren twsen fyourhondert sex ende tachtich, des tonnersdeys farra Sinte Gregorius, dae macked silge Haya Kammingha, aulderman thoe Lyouwerd, cranck fan lichaem men scerp fan sinnen ende wytlick fan foerstand, syn testament off lesta willa ende en scheedinghe twische syn kynden, yn jenwirdicheed gueder mannen, als orkenen deerthoe beden ende roepen, als her Menna, personna thoe Kamminghabuer, her Jella Jwisma, decken thoe Lyouwerd, her maester Mamma, personna thoe Aldahow, her Wybren, personna thoe Nyahow, ende Boetha Houwengha, in maneren neyscryowen. Int aerst soe wolder dat Peter ende Syoeck, syn kynden, alla lyoedem deer spreeck mochten habba offte hauwen habba aen synre persoene offte gueden ney riucht ende reeden, scolden fuldwaen by gueder lyoedena reed. Foerdmaer soe macked hy ende seth syn kynden eerwen all synre gueden, repplick ende onrepplick, ende wold datse dat eerwenscip scolden deela yn maneren neyscr. Int aerst soe scil Peter habba yn syn deel eerwenscips Heringha stins ende staetha, mith dae landen deer aldeerthoe byhered ende mith all syn thoebyheer. Item deerthoe scil Peter habba Scerweerstera gued, deer Menna nu ter tyd up wanned, soe graet alst Haya aldeer heed, ende aldeerthoe Heringhe auld gued, soe graeth alst is. Item soe willer dat Syoeck, syn dochter, yn hir deel eerwenscips scil habba Gerliffsma gued toe Rauwerd, alsoe graet als dat is. Item deertoe Jowcka gued toe Berns, soefulla als Haya deer leten ende lauwighed hath. Foerdmeer wold silge Haya voers. dat Peter ende Syoeck scilled thoelycka habba ende deela Hebba gued uppa Kraecka, deer jelt fyortich klinckarden jeers, byhaulden dat dyoe tzierck toe Rauwerd offte dy patroen deeruuth scil jeerlicks habba ende barra tween rynschg., deer silge Haya dae tziercka 97 5 10 15 aldeer byspritzen hath, ende scil dae kynden thoelycka aeff ghaen. Item foerdmeer scil Peter habba yn syn deel eerwenscips Jelmera staetha up Aemland mey hyara thoebiheer, ende acht pennyaheer thoe Ballum. Item Syoeck scil habba fyff pennyaheer thoe Hoelum ende dae huussteeden thoe Ballum altoeghaera, uuthseyd Copthiens steed. Foerd soe hath hy byspritzen Hanthia, syn natuerlicka zen, thoe dae gueden deer Hanthia yn foertyden ontfinsen hath ende Haya hem jouwen hath, een penninghsheer thoe Hoelum ende Copthiens steed voers. Hyrtoebuppa om dae gunst ende lyaeffte deer silge Haya toe Hanthia heede, soe jowth Doed Kammingha Hanthia voers. sauwen gouna renta thoe Hallum fan dae nyoeghen deer hyoe aldeer hath. Dit foers. testament off lesta willa ende scedinghe wold silge Haya dat Peter ende Syoeck, syn kynden, scolden haulda sonder weersidsen hyaerens offte emmens fan hyara weyna. Sonder arghelist. In orkund der wird ende foer sterckinghe dissis testamentis soe habbed wy, Menno, Jellardus, Mammo, Wybrandus ende Boetha voers., oerkenen hyrtoe beden ende roepen, uuse sigelen bynya aen dit testament hanghed. Scrn anno, die etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.17. Perkament. Met vijf uithangende zegels: 1 (83), 2 (59), 3 (75), 4 (123), 5 (10). In dorso: Haya Kammynga testament. Vertalingen in het Nederlands: B (17de eeuw, door F. Baardt, secretaris Ameland, naar A). Niet voorhanden. - C (1663, geauthentiseerd door H. Scherhagen, naar B). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 520v-521v. - D (1664, geauthentiseerd door H. Scherhagen, naar C). RAF, Archief familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 940. Druk: a. OFO I, 346. 20 25 51 [tussen 1474 en 1488] Jouka Tirdema, vrouw van Gabba Jerla 30 35 40 In da nemma Godis, amen. Jouka Tirdema, Gabba Jerla efta wyf, kranck in den licham mer sterck in der sielen ende synnen, anmerkien dy brecklicheit der menschen naturen ende dat suurd des almachtigen Got is der is op my uuttein, ende wiet naet of di sleeck op my schil gaen of naet, anmercken da werden uus salichmakers uut dat Ewangelium: ’Wecket, want ghi witet die ner wr’, so hab ic myn testament of codicille of lesta wil, alsma dat ney dat riucht heita mei, mecket mey foirsette syn ende by ried guder mannen, ende wil dat dit testament schil habba festicheit ende sterckheit ney alle manyre ende alle festicheit als dat gastelike off wraldsche riucht diervan aesket, als hirney. Int eerst so bevel ic myn ziel nu ende tot allen tiden mey festa lau ende riucht begherte in da handen ende beschermynge des barmhertigen ende alma<ch>tighen Godis, dat licham da eerda, ende byjer myn leegersted by Wrp myn eerer mans syd, by Sancte Alexander, ende bueck dio zerck oppa Geest fiowr schilden, opdat hy myn foertinger wil weessa for dy almachtige Got. Item myn patrona to Nyahou to Liouwert een gouden rynsgulden. Item Sancte Vyt 98 5 10 15 20 25 30 35 to Wetzen, myn patroen, myn helt van 2½ pondsmeta dier Gabba ende ic togaera habbet kaepet van Synte Vyt. Item Sunte Vyt Liouwert een gouden postelaet. Item Sancte Anthonis jesthus to Liouwert een postelaetgul. Item dat Sacrament to den armen to Liouwert een gouden rynsgulden. Item da berfote broren to Galileien fiowr schilden. Item da jacopinum to Liouwert sofulla rens alsma twa kuerkleden fan meitte mey, ende een davidsgulden. Item dae oura twa biddenda oerden elcs een davidsgulden. Item Klerkamp ende het klaester to Dockum eelck een gouden rynsgulden in da kostery. Item Uus Lief Frouwe to Birch een gouden. Item to Beetlehem, to Ghenaurd, to Foswert, to Sion ende to Werd, elck II tonna biers. Item Kempa dochter to Beetlehem een gouda. Item Doed, myn broers dochter, een haelen schild. Item myn suster dochter to Gernaerd en hael schild. Item Doda Jarla twa dochteren to Sion, item Gautie ½ gouna. Item Jepka dochter to Foudens ½ gouden. Item Gabba twa susteren elck ½ schild. Item den persynna oppa Geest een gouden rynsgulden. Item den jongeraprister een gouden postelaet. Item den persynna to Nyahou to Liouwert een gouden, da oudera twa pristeren eck ½ gouden. Item her Sicko to Liouwert ende her Sako elck ½ gouden. Item her Pieter in Sunte Anthonys jesthus to Liouwert een gouden. Item so mettie ic erwen al myn guden, til ende ontil, myn twa dochteren, Kynsche ende Auka, nei ponten ende maanyren als hirney screven is, als dat Aucka schil habba fiowr en twyntich schilda renta to Britsum, der Gabba op siet. Item bet sawn schilda renta to Swawerth, dier litia Herka op wennet.a Item so schil Kynska habben to Swawerth, der Dirck op sitte, twoliftehael schild renta. Item bet tria schild renta in Herka gued. Item bet sawn schild renta to Reysum, der Meynta Tako zoen op sit. Item bet schil Kynska habba da mollerenta. Item myn goud ende silver Kynska ende Auka tolika to deilen. Item so wil ic dat Kynska her ker schil habba van da renta bescreven, hoeckera diel hio habba wil, hoer hio op Auka diel tast, so hio dat haud dier hir toscr. is. Item so schil Kynska myn ziel begaen alst sied ende pligh is, dat Nyehou to Liouwerde ende oppa Geest, dat eerst jeer. Dierfoer schil Kynska habba da renta dy nu instaende synt van dit jeer, ende darto da tilguden ende klaen als ic da to Liouwert hab, uutsad den halshotia schil habba Doda Jerla, ende Auke, hoer sister, schil habba myn besta swarte tabbert. Item so schil Aucka habba myn litie silveren reemb. Dier schil Kynsk wer tienst habba myn klen selver, als malien, bislaien scheed ende ouwers klenodien, alsodien als da synne van kleene sulver. Item weert dat Auka, myn dochter, aflifich werd eer hio to befestingh kum, dat een trymdeel van her renta vorscr. dier heer anlawie van my, schil wirom gaen op Kynska, myn dochter, dat ouwer trimdel to dat Heilige Sacrament den armen to Liouwert dat helt, da odera helt van dit trimdeel den armen to Dockum, dat tredde trymdeel op Gabba, myn man. Dit is myn testament en lesta willa, ende byer van myn kynderen dit to ferfulgien ende fest to hauden. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Buygers, inv. nr 1. In dorso: Jouck Tyaerda testament. Druk: a. OFO I, nr 384. Aldaar beschouwd als mogelijk concept. De kennelijk te vroeg 40 a 45 b Hierna doorgehaald: Item so schil Kynska habba da mollenrenta. Item myn goud ende sulver Kynska ende Auka. Deze passage komt enkele zinnen later terug. B: teem. 99 gecopieerde en later doorgehaalde passage (zie noot a) is echter een aanwijzing dat het een afschrift betreft. Gabba Jerla overleed in 1488 (SFA I, 230). Als het juist is dat Jouka behalve met Wrp (Worp Tjaarda) ook nog gehuwd is geweest met de in 1474 overleden Ede Hessels Jongema (SFA I, 233), is het testament opgemaakt tussen 1474 en 1488. 5 52 1491 maart 25 Ansck Himstera 10 15 20 25 30 35 Int jeer Uus Herens M CCCC ende XCI, ipso die Anunciationis Beate Marie Virginis. Ic, Ansck Himstera, kranck van licham, fulmachtich mynen fyf synnen, meith myn testament off lesta wylla, by reed ende consent myner bychtfeer ende oers oerkunden, alder van my to beden ende ropen, ende wyl dat disses myn lesta wylle schil degghe ende festicheit habba als een testament of codicel of als een lesta wylla dach, ney riucht of ney onscrn riucht als syed ende pligha. Int aerst soe set ich myn kynden to myn eerwen, ney uutwysinghe zalighe Sippen myn aefte syets testament, ende confirmery dat testament myt myn daed, ende wyl dat myn [kynderen] ende kyndeskynderen alderney schillet foertfarra ende alderby blywa. Foertmeer soe jou [ic]k myn trye so[nnen, als] Feye, Reenck ende Syds ende fry to leds foer dae bernte, uutseyd da dochters bern, da schille [***]a mins unde Sippens al dae oer renten der ick by myn tyden brucht hab ende zalig[h]e Sippe testam[ent ***]b ende alderto al myn eefterletene gueden, al ende al, gold, selverwerck, jeld, bynaemd ende onbinaemd, [***]c so leds ick toe den patroen to Morre sex sneesa aelder schilda, ist dat dae oer tr[y]a ryka husen ney [***]d ist dat dae oer trya ryka husen naet neyfolgya wylle, soe schil het steen an ende o[p] myn trem sonnen fo[***]sse[..]e folla dat dy patroen vorscrn schil habbe van disse sex snesa schilda vorscrn. Item dy patroen to Lyossens schil habba uut myn eefterleetenne gueden fyf ende twyntych alder schilden to da nye tymmer tot holt, steen ende kalck, dat dyo tzarck vorscrn alder efterlich in is ende best byhovet. Item dye patroen to Anygum aen alden schil<d>. Item dae tre presteren to Anygum togaerre aen aelden schild. Item Sinte Merten ti Dockum acht guldnen to syn tymmer, ende Sinte Bonifaes fyower golden. Item ti Rauwert dy patroen ewelyck ende eerflyck twyra punsmeta landis, lydzen oen da tarp, kapit fan Eelthia to Rauwert, ende prester eefter prester alder een iser kw. Item den patroen to Nyaweer een kw of da werd. Item sex pund wex to twaem tzarckum, als Morre ende Lyossens, ende to dar eere des Hillighen Sacraments. Item Bathie Sicka dochter to Frouanconvent elckes jeers an heelen schield to hyr lywstond. a b c d 40 e Gat van circa 35 tekens. Gat van circa 20 tekens. Gat van circa 20 tekens. Gat van circa 15 tekens. Mogelijk naar analogie van wat volgt in te vullen als: folgya wylle, mer. Gaten van resp. circa 8 en circa 2 tekens. 100 5 Item da berfoeta broren een gued tonna bier ende V golden rynschgulden to herra tymmer. In ener weerheit disses testamentes ende lesta wyllens soe hab ick, her Gerlef, als zalighe Ansckis bychtfaer, op her lest dyt testament of lesta wylla om Ansche bede wylle byzeglet ende foer myself ende foer Wopka, als oerkunden ropen ende beden aldertoe, dir ick, her Gerlef forsn, hab om beden dat hy syn zegel aeck om myn beede wylle syn zegel upt spacium disses breves hat tracht. Int jeer Uus Herens M CCCC ende XCI, ut supra. 10 Item dyt concorderet fan werd to werd myt syn principael. Dat oerkunden wy, her Ogha, persona ti Tonnauwert, ende Lywa, vycarius to Hantum, wnder her Ogha zegel foerscrn. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de eeuw, geauthentiseerd door heer Ogha en Lywa, naar A). Niet voorhanden, waarschijnlijk verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Foto in RAF, Archief Familie Sixma Van Heemstra, inv. nr 159. Op de achterzijde: Fotografie van testament van Ansck Heemstra, weduwe van Sippe Tjaerda, 1491. Eigendom van mr dr B. baron van Heemstra te Nijmegen, 1930. Iets kleiner dan ware grootte. Druk: a. OFO III, nr 22 (naar B). 53 20 25 30 35 40 1493 januari 17 Allert Claes zoen In den namma Godis, amen. Int jeer Uus Herens tusen fiouwerhundert ende trya ende nyoghentich, op Sinte Anthonius dey confessor. Allert Claes zoen, burgher to Leowerd, aensyaende dae sekerheed des daeds ende dae onsekera wra ende tyd des daeds, haeth hy by sonde lywe, ghaende ende staende, by foertochte sin ende reed gueder lyoeden, mecketh een schickinghe synre tytliker gueden, in manieren syns testament off leste willens, dier hy wil dat stal ende festicheed schil habba ney alla riuchten dier enich testament off lesta willa moeghen byfestighia, ende dat in disse manier. Int aerst hat er Goede almachtich bifeln syn ziel, ende haeth syn legherstoed byerreth to Galileen by dae mynrebroers, yn sillighe her Willem syn broers greff, farra Uus Lyauwe Vrouwe aulter, ende bispreckt aldeer to dae foersn broeren needtrefticheed ourhaelhundert rynsgounen om een ewighe memorie. Item dierney boeket hy Sinte Wyt, syn patroen, fyff schylda rentha uuth dae stedwaegh. Item so macketh hy een aedeel to Aldahow, to jacopinen ende to Galilee, ende biswerith aldiermey syn deel fan dae Hoerna, ende disse foersn deel schillet biwarya dae jacopinen, ney inhald des brewis dier hia fan hem ende Wendelmoet op da Hoerna ontfinzen habba, hwelker brieff Allert nu mit syn lesta willa aeck byfestighet ende yn wirden wil halden habba. Item dae tween personnen to Aldahow elk een rinsgoune. Item den vicarius ende sacriste elk een goune, ende den prester op Goverts leen een goune, ende to dat leen een rinsgouna rentha uuth dat huus dier Albert schomaker plighet yn thoe wanyen, ende dae oer presteren to Aldehow elk ½ gouna. Item dae Heilighe Sacrament to der aermen byhoeff datjen dat hem toheert fan 101 5 10 15 20 25 30 35 40 45 lytia Doekama gued, dier Peter up wannith. Item Sinte Anthonius jesthuus een schuta torfs, ende dae presteren aldier elk ½ goune. Item Uus Lyauwe Vrouwe to Nyahow een gouna rentha jeerlix uut den steed dier Syrd timmermaen up tymrid haeth, her Wibren, persinna aldier, een franker schyld ende dae oer presteren aldeer elk ½ goune. Item dae jacopinen een schyld rentha fan der tzercke to Kamminghabuer, ende soe schyld Allert da tzercke qwyth syn deel fan dae eefterstalligha renten, ende disse foersn schylde rentha schillet da jacopinen habba to datjen dier hy hyarrum yn foertydem to der ere Godis jown haeth.a Item dae presteren to Sinte Katherine tzercke elk I jagher. Item dae aermen yn Sinte Jacobs jesthuus een schute torfs. Item dae oer tzercken yn Leowerdera sindstoel elk tzercke een phs., ende elk prester een phs. Item to Mariegaerde een rynsg. Item to Birghum syn deel fant faen dier Wendelmoet ende hy togara kepet habba, uutkommen fan Wilka Rennya. Item to Aylsem den helft fan dat stuck lands by Warthena, uuthkommen fan Gherck Hoytsma. Item dae oer tween bidden oerden elk ½ rynsg. Item to Forswerth, to Gernaerd ende to Bethleheem elk I tonne koyts. Item to Clircamp II r.g. ende I tonne koyts. Item to Dockum int coweynt I r.g. Item to Buwecoweynt XX r.g. Item to Aldaclaester VI r.g. Item to Nyaclaester II r.g. ende I tonna koyts. Item da cryoesbroeren to Snits I r.g. Item den patroen to Starem II post.g. Item to Smellinghera coweynt I r.g. Item da mynrebroeren thoe Boelswert I tonna hamburghera bier. Item to Oeghaclaester dae boeken dier her Johannes, syn meech, fan him haeth to leen. Item Wendelmoet, synre huusfrouwe, bispreckter to hyara lyffstond hyara huus ende schura tho bywanyen. Ende ney hyr daed so schil syn deel, dat is dy helft fan huus ende schure, mey alle riuchten ende ney al syn wille, dae procuratores ofte gaestelike faren fan Galilee foerkapie ende bruke to netticheed, profyt ende needtrefticheed des claesters to Galileen ende der broeren aldier, ende dat sonder wersinghe ofte jensidzen emmens fan syn eerwen. Item diertho bispreckt hy Wendelmoet to lyaefjefte ende to forndel dat beste bed mey syn tobyheer ende dat beste schensfet ende den helft fan dat land ende kameren dier hya uppa Waerd habba, dier Jan Retinghe yn da heer haeth, ewelyck ende erflick, ende dierto allen dat to her lyff heerth ende pligheth to dreghen, claen, clenodien, gold ende selwer, dat to leten ende to lauwighien hweer hyo wil, ende alla eetwand ende baerninghe. Item so wil Allert dat Wendelmoet schyl bywarrya dae uutledinghe ende monstond ende foerd dat jeer om uuth hyara ghemene gueden, ende schil diertojenst afarra uuth nyma also fulle als dat koste. Item Jacob schomaker, syn sister sin, bispreckt hy XX rynsg. Item Ayle Gheerdsma een dubbeld romunsck taberth. Item so naemt Allert ende seth to syn eerwen syn trya sistera, Lysbeth Jans wyf, Ghertruut Gherrits wyff, ende Katherina Reyners wyff, alla trya wenhaftich to Snits, in al syn oer gueden, replick ende onreplick, tolika. Ende so wil Allert dat hya disse foersna bispreckma ende boekingha, dat minsta mey da maesta, schillet bytellia binne jeer ende dey, sonder alle falikant. Ende weerth seck dat hya dat naet en dwaeth, so wil Allert dat dae foechden des Hillighe Sacraments jeld schilleth aentasta ende nyma al syn gueden, replick ende onreplick, ende bytellya disse foersn byspreckma ende legaten ney syn willa. Ende soe naemt ende set Allert foersn dae aermen ende dae foechden foersn fan da aerma weyna, eerwen al a Deze zin is onderstreept. 102 5 10 15 20 synre gueden, dat sie by syn sistera foersn willa ofte onwilla. Item ist seck dat syn sistera foersn aennymed ende aentasta syn testament om dae foersn bispreckma ende legaten to bytellyaen als foersn is, ende dwaen willeth als eerwen thobyheerd, so wil Allert datse alla trya ghelyck schillet dela al datjen dier delick is ende wrblywth ney der bytalinghe der bispreckme ende legaten foersn, ende dyo een min ner maer to habben dan dyo oer, men alla trya ghelyck. Ende aeck so bikant Allert foer God ende alla guede lyoed ende seyt dat by syn daed dat hy nemmen by syn libben haeth ontheten ofte louweth enich fan syn sistera buppa da oera forndel to dwaen, ofte fan syn gueden maer to jaen, ofte aeth tofarra uuth to nymen dyo ene fara dy ora, yn nenerleye manieren. Ende oft hyth yn enighe maneren mochte dien habba, dat roept hy mit syn testament ende lesta willa weer. Item so haeth Allert syn gueden altogara wrleyd, ende weeth dae graetheed synre gueden, ende vorbyoth epelick yn dit syn testament syn eerwen foersn dat hya fan dae foersna boekinghe dier hy foer syn ziel hilghum ende heren ende toe guedertierlike secken boekid haeth, naet afftyaen ofte nimme schillet moeghe, fan nen riuchtes weghena. Dit is Allert foersn testament ende lesta willa, deer hy haeth mecketh haeth yn jenwirdicheed maester Mamma, syn personna to Aldahow, als testamentarius, ende her Wibrens, personna to Nyahow, her Menna, vicarius to Aldahow, ende her Hinrick, prebendarius to Aldahow, ende Jella smid, orkenen hyrtoe roepen ende beden. Ende wy, maester Mamma ende orkenen foersn, als her Wibren ende her Menna, habbe dit testament ende Allerts lesta willa foersn om Allerts bede willa mit uus selfs sighilen bisighelet. Ende ick, her Hinrick foersn, hab dit mey bisighelet om Allerts bede willa, foer myselff ende mey foer Jella smit om syn beda willa. Int jeer ende dey als foersn is. 25 Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 75. Perkament. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (76), 3 (81), 4 (54). In dorso: Dit is Allert Claes zoen testament. Druk: a. OSA, nr 73a. - b. OFO I, nr 398. 54 1494 juli 18 bezegeld augustus 19 30 Menno Jarla 35 40 In den namme Godis, amen. Int jaar Ons Heren M CCCC ende XCIIII, up Sente Fredericus dach martyr. Ick, Menno Jarla, cranck van licham mer wal wetende mynre vyf sennen, anmarkende ende tracterende datter niet seekerder is dan die doet ende niet onsekerder dan die ure des dodis, soe heb ick, Menno foerscrioun, dit overtracteert, ende heb gemaeckt ende ordeneert myn testament ende laeste wille, in maneren, artikelen ende ponten hyrnae screven. Item in eerst biveel ic myn ziel God almachtich ende den heylige vrent Godis Sinte Bernardus, ende begeer myn leghersteed tho Syon, ende ic legh den convent toe foer die legerstede als die olde ghewonte is. Item elck prester to Syon en par halven aregulden, ende en yghelick professit suster twe philips. Item myn dochter Riska en 103 5 10 15 20 25 30 35 40 45 golden gulden. Item myn twe susters elck en golden gulden. Item myn nift to Syon, Heelka, en aregulden. Item de susteren to Syon twe tonnen grongher beers, ende in die costerye to Syon en halven aregulden. Item Sent Vyt, onsen patroen, legh ic to des jaers en schild renthe, ende wye Jarle huus besit, die sal des jaers den schild renthe betalen den patroen Sente Vit. Item Sente Vyt, den patroen, ben ic schuldich XXV aregulden, ende in betalenge der schulden gheef ic an die kercke twe missalen, een in percomente ende een in papier. Item her Peter, myn biechtvaer, legh ic to foer die bockinghe en golden gulden, ende to help der temmeringe syns husis en gued kuu, ende noch II golden gulden, daer hee boren sal fan Syd Gabba zen tho Aelsem. Item den patroen tho Oestrum ben ic schuldich X off XI jaerhuer fan III pondamate, geleghen in Renthiama kolcke to Juusweer, ende in betalenge deser huer soe legh ic tho den patroen V gulden renthen uut dat lant daer Aeyl int Vogelant in woent. Item bet soe legh ic den patroen tho Oestrum toe en schild renthe tot Wibo guoden to Oestrum. Item myn heer den abbet to Dockum ende syn presteren legh ic to twe tonna bremmer biers ende twe golden gulden, ende ic begheer dat die presteren missen foer myn doen willen. Item in die custerye to Dockum en halven aregulden ens. Item Ons Lyf Frouw to Bergh en golden gulden. Item to Waert twe tonne grongers biers, ende elck prester an vlems, ende elck professit suster an philipst. Item in die custerye to Waert en halven aregulden. Item to Mariagarde en golden gulden, ende ic begheer dat de presters foer my XXX missen willen doen. Item den barvoten ende praedicaerbroers to Lewarden legh ic to die gheldenghe fan zalige Gabba, myn broer, ende ic begheer dat dese vorschrewen broers foer my ende foer Gabba ende foer al ons olderen in alle daghe mith eenre collecten in een misse ewighe memory willen hoden, ende macket Sibet Scheltama ende Tjaert Narla machtich die gheldenghe fan zalighe Gabba uut to eyschen, ende dat Sibet sal bliven daerby hoe dat myn heer die abbet to Dockum ende meester Gabbe ende noch III ofte IIII guoden mannen macken. Item de ander III biddende orden elck en aregulden. Item den armen menschen die men deelt ofte dient uut Heylich Sacraments gelt, legh ic toe III schelden renthen in den guoden to Tonnauwert daer Macke op went. Item Suiwart, Gabba myn broers soen, heb ic besproken die guode daer Drich op woent, ende sent XII pondematen, ende noch beth VIII pondematen in Yerscamp. Ende uut desen guoden sal Suiwert foerschrewen Lyns, syn suster, des jaer reken en schild renthe. Item Lyns, Gabba myn broers dochter, heb ic besproken die landen die Douwa Tiepka zen in die huer heft, ende macken VII aregulden, uut welke landen heeft Douwa Tiepka zen IX anse ghecoft ende wal betaelt. Item bet in de Kolken by Douwa Tiepkens sen, ende syn VII pondemaet. Suiwert ende Lyns, Gabba kinden, sullen hebben al Gabbe tylguod, soedanich als sie to Syon sent, ist dat sy by Sibet Scheltema raet doen. Item Sibet, myn spoelkint, heb ic besproken VIII schilde renthe uut Jellarden guoden tho Luissens, ende waert sacke dat dese guode to Luissens vorspeert worden, soe sal see Sibet boren uut myn ander guoden. Ende Griet sal Sibet bewaren, voden ende cleden, ende sal dese renthen voert mitten kint ontfanghen. Ende isset zake dat dese foerschrewen kinder, als Suiwert, Lyns ende Sibet, sunder echte kinder sterven, soe sullen dese foerschrewen renthen weder comen op die rechte erfnamen. Item Griet, myn maecht ofte huusfrouw, heb ic besproken IIII koyen, buten die koyen ende dieren die sy nu heft, ende II bedden mith hoer tobehoer. Item II deventer stoelen ende IIII banckwerck kussen, II nyen ende II olden, ende II oerkussen. Item een coperen pot ende en koettel, die menste noch die beste. Item dat 104 5 10 15 20 25 30 35 40 45 tenwarck datter in de koken is, dat nu daghelix ghebruket wordt, ende en tennen kan. Ende isset zake dat Sibet, myn spoelkint, voer Griete sterft, soe sal Griet dese guoden beholden. Mer sterft Griete voer Sibet, so sal sy die guoden arven op Sibet, ende niet up hoer ander kinder. Item myn twe echte soens maeck ic tolyk erfgenamen myns guoden. Ende isset zake dat Rixt, hoer suster, toe live bliwet, soe sullen sy haer brengen to cloester, ende Gabken sal in die warld bliven. Mer sterft Rixt, soe sullen sy hoer kar hebben off sy Gabken to cloester brenghen, off dat sysee holden in de warlt. Ende sy sullen die suster uutbolen alst seed ende pleegh is. Item Sibet Scheltama, Pibo Ropte ende Tjaerd Narle heb ic mond ghesat over myn kinder, mer Sibet Scheltama als die principael, ende ben fan Sibet begherende dat Sibet die staden ende al myn guoden VII jaer lanck wil bewaren ende besitten, ende holden myn twe zoens eerlike in de scholen, ende besorghen hoer noetdruft, dat sie mith eren manck die studenten ofte guode luden moghen gaen ende staen. Ende wat Sibet foerschrewen voertan uut al myn guoden overwynt, sal syn wesen, ende myn zoens gheen rekenschap doen dan van die biesten die der bliven na betalenghe der bocenghe ende dae uutschulden, ende oeck fan den telber guod, dese sal Sibet Scheltama den zoens ofte kinderen wederleveren na die mondscap ende rekenschap doen. Item dat gelt dat Sibet fan my ontfanghen heft, sal Sibet die bockenghe mee betalen, ende den kinden gheen rekenschip van doen. Item soe heb ic Sibet Scheltama besproken myn eghen hinxt, mith sael ende toem, ende dat harnis als in den huuse is, creeft ende bussen. Item Tjaerd Narle heb ic besproken Kempe roepers hinxt, mith sael ende toem, ende mith eenen creeft. Item Goythia tho Nyehuus myn beyers enter voel. Item Suiwert tho Nyehuus myn brunroet enter voel daer ic fan Gatte heb. Item Ale to Lythieweer en enter stier. Item is welcke van dese voerroerde punten to groet ofte cleyn, dat scil staen in verclarenghe ende kennen myns here die abbet to Dockum ende myns ende Sibet Scheltama ende Tjaerdt Narle. Item die IIII pondameta die ic heb fan Remka Wobbama, die twe gyf ic hem weer, ende die ander twe in die kerke to Anygum. Item alle die broken die men my noch schuldich is, die scheld ic die helft quyt, ende die helfte sullen sy geven in die kerke daer sy wonen, behalven dieghene die my vrelos syn. Item die saken ende die schelinghe die twysken her Thomas ende my ende die buren to Oestrum syn, gyff ic te maken ende sonen na hore conscientien den zoenluden die daerto nomen ende gesat syn, als myn here die abbet to Dockum, myn heer die deken, heer Hiddo, meester Gabbo ende heer Hemmo. Ende ic set Sibet Scheltama in myn stede, al wat dese IIII soenlude up welcken dat compromitteert is, daerin doen ende segghen, Sibet Scheltema daerby to bliven, alsoe dat die buren to Oestrum mede in soent sullen warden. Item die schelinghe twysche myn kinden ende Take Kammega kynskynden sullen scheden die pater to Berghum, die procuratoer ende persenna to Berghum, Sibet Scheltama ende Tjaert Narle. Item die sake die Kinsck Tyaerda up my heft van die guoden daer sy my saent off myn kinden, die sullen macken van mynre weghen off myn kinder weghen Sibet Scheltema ende Tjaert Narle. Item Leuwa Hoyt zoen heb ic afslagen en ruter ende dat was en Westvelingh, dit begeer ick dat Sibet Scheltema ende myn kinden den geven willen na seeda ende pleegh des landis ende der daden. a a: beed. 105 5 10 15 20 25 30 35 40 Soe heb ick oock begheredt gewest ende wil, waert sake dat myn zoens Botto ende Emko storven sonder eghte kynden, dat die stade to Wetsens, Jarle huus, niet en solde arvet worden up myn dochteren, mer die stade to Wetsens, Jarle huus, XX pondameten, ende mit V pondameten to Oestrum uut myn guoden solden arvet worden op Tyaert Narle. End waert saecke dat Tjaerd Narle oeck sunder eghte kinder storff, soe solde Tyaert die stade to Wetsens, Jarla huus, voert mith den forschreven guoden voert arven up een van synen broeders, den hy dat best gunnende sy. Item Geert, myn ruter, sal hebben ny leyske kleden van den hoeft totten voeten, ende III enckelgulden ende vry schoen, ende des sal Geert mith Sibet Scheltama dienen hene to mey. Item Fopke Lyseghma zen heft fan my ghekoft en hinxt voer XXVI enckelgulden, dat sullen Fopke erfghenamen betalen, ende dat gelt heb ic besproken den bervoten to Lewarden, ende Sibet Scheltama sal dat uutmanende syn. Item overt deel to delen als seed ende pleegh is. Item alle diegheen die my fan broke scheldich sent, sullen comen tot Sibet Scheltama, den ic in myn stede ghesat heb, ende righem mith Sibet, soe sal hem Sibet seggen wat sy doen sullen. Item van denghene die vrelos syn, heb ic Sibet Scheltama in myn stede gestat. Item isset sake dat ic, Menno foerscreven, yeman schudich bin, dat hy die schulde nuchghelyck bewisen mach, die sal betael ontfanghen, na verclaringhe myns heeren die abbet to Dockum ende her Peter, ons personna, ende Sibet Scheltama. Item alle diegene die schelinge off saninghe hebben up myn guoden, die mach comen ende spreken mith rechte, dat willen Sibet Scheltama ende Tyaert Narle voerstaen ende antworden, als monden mynre kynden. Item soe bin ic, Menno foerscrewen, seer begheerende dat ment niet vertrecken en sal, mer dat die boeckinghe bennen die dartighe nacht betaelt solden worden, updatsee soeveel te eer myn ziel to staden mochten comen. Item dit is myn testament, daer ic, Menno Jarle foerschrewen, ghemackt ende ordeneret heb, in praesentie ende teghenwoerdigheit guoder mannen, als orkenen ende tughen hyrto gheroepen ende ghebeden, daer hoer namen hyrnae volghen. Item heer Peter, myn persona, Goythie tho Nyehuus, Siwert to Nyehuus, Zitscha to Garmahusem, Douwa Tiepke zoen, Alla to Littyeweer, Wopke to Engwerum. Ende ic, Menno foerschrewen, bid ende begheer dat dese tuchlude ende orkenen foerschreven dit testament beorkenen ende besegelen willen. Sunder allerhande arghelist ende falikant. In een waerheit disses testamentis soe hebben wy, Goythie ende Siwert, mith die andere orkenen toghelike ghebeden heer Peter, ons personne, dat hy dit testament foer ons wilde besegelen, omdat wy gheen seghel bruken sent. Ende ic, heer Peter forschreven, heb voert ghebeden heer Kempo, cureeth tho Juusweer, dat hy dit testament om myn bede wille would besegelen, ende oeck om des orkenen bede wille foerschrewen. Ende ick, heer Kempo foerschrewen, heb myn seghel ghedrucket up spacium disses brevis. Int jaer Ons Heren M CCCC ende XCIIII, up Sente Magnus dach martyr. Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Druk: a. Schotanus, Tablinum, 136-139 (naar A?). Opschrift: Minna Jaerla testament. 106 55 1496 januari 8 Wipcke Tyercksma 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren dusent f[ierhonde]rt ende ses en tneghentich, opten achten dach in januari, [soe] heeft [Wi]pcke Tyercksma van Bolswert by gaen ende staen, sterck [ende] ghesont int verstant ende voerdochtich van synnen, also dat sy overdocht heeft datter niet sekerre is dan die doet ende nyet onsek[er]re dan die ure des doots, een leste wil ghemaect ofte een testament, in manieren als hierna screven staet. Int eerst, ist dat sy to Franeker sterft, so begheert sy horen leghersteed bi dat Heylighe Cruys in die kerck der cruysbroeren, ende bespreect daertoe tien enckelgulden, begherende daervoer een ewighe memori om Gods wil, ende dat leetse op anderhalf pondsmaten, [legg]ende by Longhee, ende wes dat lant beter is, sellen hoer dochter [***] maken. Ende sterft sy to Bolswert, so begheert sy to liggen by Sunte Franciscus to mynrebroeren, ende wat dan o[***]t sel syn, ende alle anderen boekinghe sal gheschien als syt hoer dochteren heeft bevoelen ende toebetrout, ende om die d[***]en sal men copen een huys totten armen luden in Bolswert. Item voert soe maectse seven jaerdeel, beyde den prieste[re]n ende den broeren. Item so sal Hisse Foppa dochter hebben twee enckelgulden van Foppen Broers zoen, welck hi hoer schuldich is, ende hoer beste tabbert. Item voert so gheeftse Janken ende Eedwert, hoer dochteren, d[a]t huis ende schuer alst staet opten D[yck] bynnen Bolswert, ende daertoe acht coegangh, legghende aen die Gasthuys fenne by Bolswert, ende die silveren scael, dat becken ende deken die sy Hisse gheleent heeft, ende al hoer reppelicke goeden die sy in voertiden [aen] enen ander wech niet heeft ghegeven. Item voert soe maect Wipcke vorscn erven hoerre landen ende goeden die nyet besproken syn, [J]anken ende Eedwert, hoer dochteren, ende Tyerck, Hiss hoer dochter soen, ghelyck to deylen, op condicien ende manieren [nascreven], als weert saeck dat Tyerck vorscreven storf sonder echte kynden ofte syn kynden sonder echte kynden storven, so sellen [***] Janken ende Eerwer vorsc. ofte hoer erven. Ende willen Douwa ende Hera [.......] d[...]sland[..] met [***] so goet syn als die landen to Ysbrechtem, so sullen sy collationeren. Ende voert s[o w]il Wipcka vorsc. dat [***] Tyerck vorsc. aenerven, regiert ende opghebuert sellen worden van Janken ende Eedwert vorsc., ter tyt toe dan Ty[erck to syn ri]pe jaren comen is, tot syn profyt, indien dat Foppen vorsc. rekenscap doet Janken ende Eedwert van die goeden die sy [hem] ghelaten heeft. Ende oeck so heeft Foppe vorsc. ontfanghen van Wipcke vorsc. neghentien enckelgulden, die sy hem leenden doe sy die comenscap overgaf, welcke somme sy oeck wil dat Tyerck aen sal comen indien dat hy to lyf blyft, mer anders s[o selle]nse Janken ende Eedwert vorsc. van Foppen Broers zoen ontfanghen ende opboren, ghelyck als sy oeck alle anderen inschulden op sellen [bor]en ende uutschulden sellen betalen. Dit is Wipcke Tyercksma leste wil ofte testament, welc sy onferbrekelike wil hebben gheholden, by pene elck syn parte te verboren. Ende heeft dit ghemaect in min antwoert, broer Folkerus, prior. Ende om [meren] sekerheit ende vasticheit so heeft Wipck vorsc. ghebeden my, prior vorsc., heer Gheerlof, prebendarium to Bolswert, heer Symon, priester te Franiker, Henrick Johannis [zoen], notarium, Menken Sybet zoen, Jan Bedner ende 107 Ren Jan zoen, inwo[n]eren [van] Franiker, dit to beseghelen. Welc wy, broer Folker[us ende heer] Gheerlof voer ons ende om bede wil van den and[eren voer] hoer gheernen hebben ghedaen. Int jaer [al]s hiervoer staet. 5 10 Origineel: A. GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 79. Perkament, zwaar beschadigd. Met twee uithangende zegels: 1 (71), 2 (45). De beschadigingen die zijn aangegeven door drie asterisken [***], zijn alle circa vijftien tekens groot. Waar mogelijk hebben wij suggesties gedaan voor een zinvolle aanvulling van de lacunes. 56 1496 januari 28 Janke Sappes 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren van XCVI soe heft Janke Sappes syn testament ghamaket nae dat olde testament, als in punten ende manieren naghescreven. Int eerst heft hi Gode bevolen syn siel, ende dat lichaem die eerde. Item voert is syn leste wille weest dat Tathie solde besitten dat huus ende land ende gars. Item XIII olde scilden, die sculdich is Sibet Broers Jaenke, die II kerken: die Langheswaech ende die Corteswaech. Item copman Feyen is sculdich X golden gulden: half Edingheswaechster kerck ende half Walle. Item Wipke Piers zoen is sculdich VI golden gulden, die sel hebben Haskerconvent toe sielmissen. Item Wybe Dyures is sculdich XI klinckerden, die sel hebben dat convent to Hask, ende daer is wat in betaelt. Item elck IIII biddende oerden een golden gulden van die Rode landen wegen. Item Sinte Elizabeth een klinckert ofte [een] dwele. Item die lutkebroers to Sneeck een stock holts. Item to Nes ende to Aelsem elck een pont was. Item Ogecloester een stock holts of een golden gulden. Item to Aber ende toe Oldecloester elck een lopen rogghe. Item twie pondemeten twisken twie Gawen die patroen Sinte Johannes. Item XX golden gulden die nye kerck to hulpe ofte toe een kelck. Item I pondemaet in Douwa Lamkes uutganc by die Hole ryd. Item oester dat huus ende land dat kynt, ast dat toe bueckwas comt, ende ist dattet sterft, dan to erven als nae recht. Item Ata III ellen leyds laken, als van comenscip. Item Sunte Johannes VIII klinckerden dat Botte Hoytis sculdich is. Item Haskerconvent XI½ pondemeten, VI in die Tranen ende twie buten die Leets, ende III½ bynnen die Grewen van Bonthien. Item noch II pondemeten die leggen in die Tranen. Item XI pondemeten hoylanden, Tathie to bruken hoer lyfstond, buten die Leets, ende dat beste bed mit syn berou voer uut. Item die boekinghe doer dat land als seed ende pleech is, ende elck priester die daer versoeket syn leed II flaems, ende al dinck in verbeteringhe, ende die goeden voert toe delen als na goder mannen raet. Item II golden gulden Sinte Elizabeth to Stenenkercke toe tymmert, wanneer sy dat behovet, ende dat sel Haskerconvent betalen van twie pondemeten die sy noch oeck sullen hebben, die leggen twisken dat lant dat Janke ghecoft heft van Wyben Jellen swager by dat lant. Item III ossen toe Haskerconvent, daer sielmissen voer te lesen, ende voert Janke, syn olderen ende Tathie in ewighe 108 5 10 memorie te wesen. Item dat beste paer ossen to Sinte Johannes, onse patroen, to hulpe toe die nye kercke. Item syn beste blawe hoyck Onse Lieve Vrouwe, ende syn hosen. Item een beslagen morre, die te lossen als nae goede mannen raed. Item VII clinckerden toe tymmer toe die nye kerke, als van den cloet torves. Item Tathie alsoe veel garsinge als sy behoeft tot hoer scetten. In een orkonde der waerheit soe waren hyr over ende an mit my, heer Dirck, personer toe Nyehasck, Ate Lyepes zoen in Haskerdyken, Ebeke, Wybe, Symer ende Janke suster, Walle, ende meer goede mannen. Ende om een meerre festicheit soe heb ick, heer Dirck fors., dit brief ofte testement besegelt mit myn selves segel. Int jaer Ons Heren dusent CCCC ende ses ende tnegentich, in octava Sancte Agnetis virginis et martyris. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 18. Met opgedrukt zegel: 13. In dorso: Testamentum Johannis Sapkis in Nyehasch. <M.a.h.:> 1496 numero XXIX. Druk: a. GPCV I, 774-775. 15 57 1499 maart 22 Dode Kamingha 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heren tusen fyouwerhondert ende nyoghen ende nyoghentich, is commen dyo eerwirdighe frow Dode Kamingha, des freeds foer Palme, als deys ney Sinte Benedictus, foer uus, maister Mammo, her Fedde, persinnen thi Aldehow, ende her Pieter, personna thi Nyahow, broer Jan van Tirns, prior der jacopinen in Lyoewrd, ende broer Gysbert fan Boelzwerd, lesmaester aldeer, ende haet her testament ende laeste wille mecka in manieren neyscroyn. Int aerst soe bevelt Dode voersn den almachtighen God her ziel, ende dat lichaem der eerde dier dat fan commen is, ende byarret her legerstoel thi da jacopinen, in Sicka greff, ende byspreckt aldier XII gouden rynsche gownen. Item so bysprectze tho Graetthia lien jeffta pronda in Sinte Katherine tzercka twien alda schilda, dier ghaen schilla uut Ghercka ende Haetthia steeden. Item so bysprectze Sinte Katherine, her haedfrow, ende dio kapelle tho Kamynghabuer datgyen dat dae twa steden voernaemdt meer tho heer gielden, tholycke tho delen. Item so bisprectze thi da tzeercke jefta capella tho Kaminghabuer tho help tho tymmeringha X rynsche gownen. Item den personna tho Kaminghabuer een gouden rynsche gounen, ende her Cornelius ende den prondaprester op Graetthia liena elcx een rodolphus postulaet. Item so bifestighet hyo dae freedsbollen dyr fan aldis brocht sint van Kamynghabuer ende Doede voerdan by her tyden brocht haet, ende byswierget diermey tria pondameta terpland tho Harmswird. Ende jeff dis trie pondameta naeth foldwaen mochten, so leyt hyo diertho een brieff fan een gowden rynsche gowne jeff schilde rentha, dyer hyo kaped haeth in Popkama goed, hockera her Feddo schil weer inlossen mey alsocke a B: den prondaprester op Graetia lien in de marge, daarna doorgehaald: hir Symen. 109 5 10 15 20 25 30 35 payment als dat brieff inhaut, dyer men oer renthen schil weer om kapia om dae freedsbollen tho voldwaen, om sillicheit der sielen dyer dis landen fan commen sint.a Item Sinte Cecilie, haedfrow tho Leckum, een gouden r.g., ende her Albert, personna aldier, een rodolphuspostelaet, ende den jongherprester aldyer een hoerntgispostelaet. Item tho Medum een hael gouna, ende den prester aldyer een hael gowna. Item Sinte Vyt een gouden r.g., ende den tween personnen, maester Mammo ende her Feddo, elckx een gouden r.g. Item Uus Lyaeff Frow tho Nyahow een gouden r.g., ende den personna, mayster Pieter, een gouden r.g. Item dae oer presteren binna Lyowerd elckx een ½b postelaet. Item dae baervoete broeren in Lyowerd V gouden r.g. Item Sinte Anthonius ende Sinte Jacob gasthusen elckx een gouden r.g. tho hyarra needdrufticheyt.c Item den personna tho Raerd een gouden r.g., ende her eyn prester op her lyen aldyer een hael gouden r.g., ende dae oer presteren aldyer elckx een hael postelaet. Item elcka tzercka in Lyowerderadeel een stoeter, ende elcka personna een stoeter, ende jongherprester twyn stuveren. Item her nifften tho Syon elck een hael g.r.g. Item tho Syon ende Werd elckx twae tonne koyts. Item tho Foswert, tho Ghenaerd ende Beetlehem elckx twe tonne koyts. Item tho Dockum, Clircamp ende tho Sinte Mariegaerda elckx een davidsg. Item her myegh tho Gerckisclaester een hael g.r.g. Item dae sisteren tho Angwird een hael gouden r.g. Item tho Bwinghaclaester een davidsg. Item tho Aedwert een gouden r.g. Item dae sisteren tho Wiswert een tonna hamburgher byer jeff twa tonna koyts. Item dae oer claesteren in Aestergoe ende in Westergo, thafarra naet bynaemd, elckx een gouden pennich, ende dae twa oer biddende oerda elck een hael gouden r.g. Item Syouck, her dochter, bysprectze her huys dyer hyo nu selm in wennith thofarra uut, mit den steed dier dat huys op steet, mey dat haele tilber goed. Item Graetthie Pieters dochter bysprectze Graetthien Kamingha scotte, ende Sicke Pieters zoen Sicka Kamingha riemma, uillert, ende Wythia Pieters zoen XXX g.r.g.d tho een riemmae. Item so schil Pieter thofarra uut habba den statta in Lyowerd ende dat silveren schinckffet, Kamminghaburchf, ende Syouck desghelyckes den statta tho Kaminghabuer, ende Watthia ende Wythia, Syoucke soenen, elckx XXX gouden r.g. jeeldis elck tho een riemmeg. Item so maecket hyo ende set eerwen al her gueden, replyck ende onreplyck, her kynden, als Pieter Kamingha, her sin, den twa deel, ende Syouck, her dochter, den trimdeel, ney inhaudinghe her meckbrieff. Ende foerdoen alle oer schyllingha dyer twiscke hyarrum sin jeeffte vallen mochten om Haya ofte Doede afterletena gueden, a b c 40 d e f 45 g B: deze hele zin in de bovenmarge geschreven. B: lijkt later tussengevoegd. B, in de marge: Item Heylighe Sacraments aermen XIIII liepen rogghe, de voluntate prolium. Ipso die Thome episcopi, anno Domini I. Dit legaat is niet opgenomen in A. Zie verder het onderschrift van B. Hierna in A, aan het eind van de regel in kleine lettertjes toegevoegd: des. Mogelijk te verstaan als: desgelyckes (namelijk: uillert, indien hij het wil). B: ende Wytia Pieters zoen XXX g.r.g. to een riema in de marge. B: ende dat silveren schinckfet, Kamminghaburch in de marge, verbeterd uit: Item so bisprecze Pieter, hir zoen,. B: ende Watia ende Wytia, Siowcke soenen, elx XXX g.r.g. jeldis elx to een rieme in de marge. 110 5 10 15 20 25 30 35 40 Pieter ende Syouck dat claeckloes tho bliwen by ffyower jefte fyff eerbere mannen, dier hya fan beda syden hiertho schille tziesa, ende hwa dat naet dwaen wil fan Pieter ende Syouck, dy schil verbert habba fyfftich gouden r.g. tho profyt tho dae trye parrochitzercken ende jacop<i>nen in Lyowerd. Item soe set hyo executoren her testamentis Pieter Kammingha, her sin, ende Syouck, her dochter. Ende wil dit voersn testament habbe halden ney alle ryochten eens testamentis offte oer lesta willa. Meckit is dit voersn testament fan Doede voerscn int jeer ende dey voerscn, in jeenwirdicheit maester Mammo ende her Feddo, personnen thi Aldehow, ende maester Pieter, personna tho Nyahow, broer Jan van Tirns, prior der Jacopinen in Lyowerd, ende broer Gysbert, lesmaester aldyer, ende aeck oerkenen dyertho roepen, Hanthia smit, Hans scroer ende Gherbren tapper, burgeren bynnen Lyowerd, orkenen dyertho baeden ende roepen. Des tho oerkonde siglet mey myn sygel, mayster Mammo voersn, foer myselm ende mayster Pieters weyna, personna tho Nyahow, om syn beda willa. Ende her Feddo voersn foer myselm ende Hanthia ende Hans ende Gerbren voersn beda willa. Ende van my, broer Jan fan Tirns, foer my ende broer Ghysberts voersn beda willa, mey dat sighel myns prioerscip. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.20. Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (77), 2 (29), 3 (16). Ontwerp: B (met marginale toevoeging van 1501 december 29). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 52. Onderschrift (met de teksthand): Item disse copie ys dyo riuchte copie deer dat principael testament deer bysiglit ys, uut screwen ys. Dat byly ick, her Fedde, meyn hawntscrift. <M.a.h.:> Ego, frater Petrus, de ordine fratrum minorum de observancia, testificor scriptura manus proprie, de licencia venerabilis patris nostri gardiani Lewerdensis, quod haec copia testamenti concordat in sensu cum suo origina<li>, in presencia mea, dum adhuc eram in seculo et ecclesie Beate Marie Virginis Nove Curie curatus, confecto, demptis addicionibus postea in margine cum minori calamo conscriptis, quare rogo venerabilem patrem fratrem Johannem de Tirns, fratrum predicatorum in Lewerdia priorem, et magistrum Mammonem, ecclesie Sancti Viti curatum, ut hanc in publicam redactam suis sigillis communiant, vice et nomine meis, prout melius ipsis secundum Deum videbitur expedire, ne veritas occultetur. <M.a.h.:> Et ego, frater Johannes de Tirns, scriptura mea manuali hac propria protestor, eandem que honorabilis dominus Feddo, Antique Curie curatus, scriptis suis hic lingua nostri premissis protestatus est. In dorso: Testamentum Doed Kamminghe. <M.a.h.:> Expirata anno 1499. Afschrift: C (16de eeuw, door notaris Frans Sybe zoen Phrisius, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 941. Opschrift: Copie. In dorso: Doedt Kammingha testament. Druk: a. OFO I, nr 440. Geen van de handen uit B komt overeen met de hand die A schreef. 111 58 1499 april 14 Wiggle Campstra 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heren M CCCC nyoghen ende tnyogentich, op den dey Tiburcii et Valeriany martyrum, hat Wiggle Campstra oensioen dat dy mensche naet siker hat dat dyo daed ende naet oensikers dan dyo uure des daeds, deerom, al hat hy cranck wessen van lichaem, nochtans hat hi wessen sond ende wytelick van sinnen, ende hat mecket syn testament of lesta wolla in manieren als hyrney scrn steet. Int aerst so byerret hy syn leghersteed to Aesterweerum by Sinte Niclaes, syn patroen, op dat tzerckhof, oen dy noerdera syd by dat Heilighe Sacrament, ende bisprect him X enkelg. ende triatusent steens. Item syn personna een enkelg., ende dy jongheraprester XX st. Item elka tzercka in Baerderadeel een stoter, ende elke prester also folla, mer dae Frowe tzerka elck een pond. Item dae biddende oerden elck een hoerntiespost., mer dae minores toe Lyoerd een enkelg. Item dae crucebroers to Snits ende to Fraenker elck I pond. Item dae fyower conventen als Thabor, Luuntzercke, Aenyem ende Hask elck I rodulphuspost. Item Oeghaclaester I tonne weets. Item dyo tzerka to Foudsghara een syde specks. Item schamele Thys een claynghe van hoerns lecken mey syn foer. Item Ede, syn broer, bisprect hy al syn claynghe. Item dy patroen to Wirdim I enkelg. Item Smallingheed I post. Item dae sisteren to Greendick een tonne biers. Item dae sisteren to Bayem een kw. Item dae arme lyoed fyf enkelg., duuriende fyf jeer langh. Item so bisprect hi een ewigh deel foer hem ende Eelck, syn aersta wyf. Item so bisprect hi Doed, syn aefta syd, to lyaefjefta to her lyfstond acht enkelg. in dat goed deer Jan merser nu op wennet. Item Doed schil habba dae haele landen deer jae toghara capet habba by hyara tyden. Item so byspreckt hy Sasker, syn sin, to forndel dyo stata mey dat timmert, ende deerto XV pondameten notfestigher landen ende fyf pondameta reydland ende fyf pondameta in dae Haeghera Boezyla ende dy dyckstal mey trira pondameta, lidzende in dae Fiaerndelen. Item foerdoen soe mecket hy syn tria kynden, als Sasker, Auck ende Gauthie, eerwen to alla syn oera gueden, replick ende onreplick, ende dae toelicka mey mancorum to delen. Ende wol dat Auck, syn dochter, schil habba Boetsingha gued, ende Gauthie, syn dochter, dae renten to Coernyem, ney dat foerstrecka moghe. Item so wol hy dat Doed schil blyve dit jeer int bisit ende schil berra al dae renten ende folduaen een ygelick also fier als dae renten foerstrecke moeghe. Ende hatter oer comt, deer schil joe reckenschip van duaen. Ende ist dat Sasker, myn sin, hyrtoboppe det, so schil hi foerberd habbe al syn eerfschip deer hem comma mey van my. Item tho dit testament sint ropen ende baeden disse orkenen, int aerst her Johannes, syn persinna, als een testamentarius, her Gielt, vicarius, Hobbe Uibrin zoen, Rioerd Froukis, Janke Geyrd zoen. In een weerheit dissis so hab ic, Johannes voersn, dit testament bisigle voer my ende om dae orkenen voersn bede willa. a C: Boerzyl. 112 Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1077. Het opgedrukte zegel in groene was verloren. In dorso: Wiggle Campstera testament. Afschriften: B (gelijktijdig, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 240. Ondertekend: Heer Johannes. In dorso, m.a.h.: Wigle Kamstra testaement, een cupya. - C (17de eeuw, door dezelfde hand als nr 7, naar A?). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1078, f. 1v-2r. Druk: a. OFO I, nr 441 (naar A). - b. OFO I, nr 442 (naar B). 5 59 1499 mei 2 Gheryt Midler 10 15 20 25 30 35 40 In den name Godis, amen. Int jaer Ons Heren M CCCC ende neghen ende neghentich doe makede die eerwaerdyghe Gheryt Midler, kerckfoghet fan Sente Wyth in Lewerden, syn testament in maneren hiernae ghescreven. In den eersten soe wyl Gheryt dat men nae syn doet al syn goeth aen drien sal delen. In den eersten daerndeel seth hee thoe erwe God syn heylighen kerken, gasthusen, gheesliken mannen ende aermen foer syn ziel; int ander daerndeel dat cloester van Claerkamp; int daerde Jan, syn soen, ende syn dochters kynderen toelyke, elck syn helft int stirpes toe delen, in maneren naeghescreven. Int eerste sullen Sente Wyth ende Sente Franciscus kerken hebben elc XXV koepmansgulden fant eerste daerndeel, ende daerfan syn uutleden ende achterdaede, als X jaerdeel. Item nae dat eerste jaer wp syn jaertyt des avents vigilie, elke priester een philippis die sie singhen, ende des moerghens elke priester die toe Oldehoeff misse doen, elc I sthupher, die ander fier principael priesteren elc II stupher. Item die aermen des Heilighen Sacraments sex gulden rynsgulden. Item Onse Liewe Vrouwe toe Nyehoeff een haelf enkelgulden, toe jacopinen XX stupher, die II gaesthusen elc een gulden fan X philipsen, Sente Katherine kerck V philipsen. Item die ander bidden oerden elc IIII philipsen, toe Dockum een postolaet. Item toe Foeswert, toe Betleem, toe Ghenaerd, toe Sente Mariagaerde, toe Berghum, toe Smaelnee, elck een half postolaet. Item onse II persoeners ende her Gysbert elck een postelaet, ende onse ander priesters die toe Oeldehoeff horen, elck III stupher, die persone te Nyehoeff III stupher, die ander priesters in Lewerden elck II philipsen, her Doeke toe Deynum een groetten platiel. Item watter meer van de goeden overbleven syn van den daerndendeel als dye yaerghetyden omghekomen syn van salyghe Ethye ende Gheryt, dat sal dan dat cloester byhoelden. Item van die ander daerndeel sullen die abt en keller up syn jaertyt gheven dys jaers den priesters ende broren een tonne koyts, datze sullen voer hem bidden. Item sye sullen Jan ghewen elcks jaers IIII enkelgulden, daer Jan syn wyl mede doen sal soelang als hee lewet, boven kost ende klederen. Item sie sullen gheven eelc fan syn suster kynderen twe enkelgulden. Item Deuke sal hebben dat huus daer Hans Fetthies in wonth. Item den lesten daerndeel sulle Jan unde syn dochters kynderen toelike delen. Int eerst sal Jan fan syn moeders weghen foerenuut hebben den helft fan allen goeden, repelick ende onrepelick, daer salyghe Eethie ende Gheryt thoesamen hadden doe Eethie stoerve. Ende ist dat sie myet die rekeschap nyet thovreden syn die tho 113 5 10 15 Claerkamp gheschiede in des keller teghenwoerdicheit, uant ic dat op myn consciencie naem dat hem wel ghescyet is nae utuisinghe des testament alst vorscreven is, yst dat hem daer niet an gnoecht, ende soe heft Gerryt syn dochter ghegeven hondert roduphuspostolaten meer daen hoers moeders goet, van Eethye ende Gheryts goeden, ende synt sy met die rekenschap thovreden die toe Claercamp gherekent woert, soe wyl hy die hondert post. staen laten, ander<s> sallen sye staen op des rechts kennynghe, ende die summe die toe Claerkamp gherekent is, byloepet soven ende soeventich enkelgulden, ende wat elc gheboert heft, dat sal men korten an syn deel. Dyt vors. testament wyl Gheryt ghehoelden hebben als en testament ofte een leeste wylle, by pene dys rechts, ende macket executoren dys testamentis principallick dena eerwerdighen devoten religiosen abt van Claercamp ende den keller, by help ende hraed daer eersamen pastoers, her Peters, wycarii, Tymen Freryck zoen ende Yarich goldsmyd. Maket is dit testament by my, meister Mamme, personer, int jaer vors., daghes nae Philippi et Jacobi. Daer sent toegheroepen als orkenen her Fedde, persoener, her Peter, vicarius, Tymen ende Yarych, ende Halbet, syn neef. Des te orkonde hebben wy, Mamme, Fedde, Peter, Tymenb, dyt fors. testament beseghelt van oyrselven ende um Gheryt vors. ende um Yarich ende Halbet beed wylle. 20 Origineel: A. RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 8. Perkament. Met vier uithangende zegels: 1 (78), 2 (20), 3 (91), 4 (117). In dorso: Littere de testamento Gherardi Middeler et quitancie amicorum. Anno CCCCXCIX. Druk: a. GPCV II, 210-211. - b. OSA, nr 83a. 60 1499 september 14 Heer Foppo 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer ons Heren M CCCC ende XCIX, Exaltacionis Crucis, heb ic, her Foppo, confessor sororum in Aelsym, docht datter ghien ding is seker dan die doet ende och ghien ding onseker dan die wr des dodis, daerom soe heb ic macht myn testament ende myn leesta walla foer myn professio, ney welke professio myt verbeeden is ney da riuchten. Int aerst soe jou ic God myn ziel ende dae eerdde myn lichaem etc. Item soe jou ick tho Aelsym, myn selves kynden, om Godes walla ende om salicheit mynre ziel myn replike gueden ende myn boekyn dier hyr tho Aelsym sint commen, datma myn fronden dier sal neen reckynsich van daen ende naet fan jaen, mer hyr tho Aelsym to bliven alst vorsn is. Mer werer ymmen fan myns broers kynskynden dier tho schola ghenck ende jeen tho dwaen heed, soe somme jeen dwaen uus Decretales. Item soe jou ic dae susteren ende dat convent tho Aelsim forsn dat a 40 b A: des. Hierna doorgehaald: ende Halbet. 114 5 10 15 20 huus ende dat hoefsteed diert huus op steed, ney inhaeld dat pachtbreef, dier Pycke koerfmaker in wannid, neest Fockema greet huus on da noerdsyda, aerflic ende ewelic, ende dat salma naet verkepien, by een pena des huus, ende soe salt wessa totta rochte schamela profyt alst schamel Aelsym sint. Item soe jou ic Aelsim ach dat huus ende dat hoefsteed diert op steed tot myn liefstond dier steed neest Alla Homma zoen huus opper Fonna, mer ney myns, her Foppo forsn, tyt soe jou dat aerflic om Gods willa dae susteren tho Staveren, aerflic ende ewelic, nae inhalt der pachtbreven. Item uut grethe Jalmers huus heb ic, her Foppo forsn, ses schilden, ney inhalt mynnen breven, dat sallyd Aelsma bruken ende byssigha tot myns, her Foppo, tyt. Ende ney myn forsn tiden soe sal Yde jefta Ytie, myn broers dochter, dat habba eerflic ende euelic als myt Wabba twe kynderen. Item soe meytie ic tho eerwe myns vaders ende myns moers goeden Allen Aepka zoen, myn broer, mer Ytie, myn broers dochter, ende Robyn, myn suegher, sallyd habba fan my waders ende moers gueden fyftich schilden. Item soe jou ick Wabben Agga zoen in Ferwalda also gret als is Feecka aerva. Item dyt heb ic salven screven opten dey foer mynner professio, alst forsn is. Al ting sonder faelcant ende arghelist ofte nye fondenisse. In een oerkond van dessen soe hab ic, her Foppo forsn, dyt testament ende myn leesta <willa> bisighelyd myt myn salves sighel, ende walt halden habba foer een testament jefta myn testament jefta als een codicille jefta ney dat riucht diert best ney allen riucht, ghaestelyc jefta waerls, doeghe mey. Int jeer Uus Hern M ende CCCC XCIX, alst jeer ende dey forsn is, etc. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 50. Het opgedrukte zegel in groene was verloren. In dorso: Paters testement. <M.a.h.:> Her Foppa Aelsum. Druk: a. GPCV II, 211. - b. OFO I, nr 443. 25 61 1501 april 3 Sibbel Sibbetzme weduwe 30 35 40 In dae nomine Domini, amen. Int jeer Uus Herens tusen fyfhundert ende een, ub Palme jond, dae haed dye eerwerdige weduwe Sibbel Sibbetzme, by gande ende staende ende by sunde lyff, her testament ofte laste wille mackid, in jenuerdicheyt orknen deertoe ropen, ende wil dat fast ende stedes halden habbe als een noglike testament off een codicil off owre ghewonten deer een testament moghe verstarckie, een yglicke by dio pene des riuchtis ende foerbarnisse syns delis der hem in dit testament toleyd ward, ende dat wppersteed to habben Sinte Vyt, her patroen, in dae steed toe staen deer tyenst dit testament dat, sunder jenzydsens, myt riucht off sunder riucht, welcke testament ys als neyscn steed. Int aerst so bifeltze God heer zeel, ende dae eerde dat lichem deert van kommen is, ende byjarrid her legerstoed by dae mynnerbroers, ende bisprackt hemmen XX g. rynsg. Item Sinte Vyt sex g. rynsg. Item dae jacopinen V g. rynsg. Item Uus Liaf Frouwe tho Nyehouw III, Sinte Kathrine II. Item Sunte Thons jesthuus ende Sunt Jacops elckx een. Item Sinte Anne klaester IIII g. rynsg. Item master Mamme ende heer Fedde elkx 115 5 10 15 20 25 30 35 40 45 een g. rynsg. Item heer Douwe I g. rynsg. Item heer Johannes ½ g. rynsg. Item heer Sipcke ½. Item heer Peter V st. Item heer Hendrick V st. Item dae ouwre prestren to Lyowrd ellicx III st. Item so voerbattrisse sillige heer Jelle her broers leen mey V pondematen ende fyouwer anze nylandis deer Koert Gretis in dae heer hat, ende master Mamme ende Johan Sybren zoen naestleggeren, ende biswerdig den prester wp dat leen, prester nay prester, dat hy in dat ewich to heer jeertyt schil da prestren to Aldehouw sjonghe jowns vigilie ende des moerns schillis misse lasse, elcke prester schiller reke een ½ fyoerisser, ende des moerns allso fulle to misse, man dae fyouwer principael prestren schiller reke dubbil portie. Item dit schil wasse voer Sibbil ende Sibbeth. Item Mariengaerde, Gernawert, Fosswert, elcx I g. rynsg. Item Tyesck, her zuster, VI jelne lisk lacken to een nye kappe. Item to Bethleem ½ g. rynsg. Item to Klircamp, toe Smallnee ende Berghum, elkx een g. rynsg. Item to Bethleem to Zwol, den prior I g. lew. Item Apelremedammers ende Uus Lyaf Frowe broren in der Ilst, elckx V st. Item to Aylzum I g. rynsg. Item in Sigerswald ½ g. rynsg. Item Peter Johan zoen, Sipke to Dockum, Peter Peters zoen, Auck, zyn zyster, Ansck Johans dochter, Sibbel Jatys, Teet ende Auck, elkx I g. ducaet. Item suster Hac ende zuster Meynw, elckx ½ g. rynsg. Item Hilk ende Tiesck, her Sipke suster, elkx ½ g. rynsg. Item to mynnerbroers to Kampen een tonne hamborger biaers. Item deerney satze to riuchte eerwen heer ownraplike goeden her enyghe zoen Sibbren ende her kyndiskynden, als Gryd, Auck ende Wolter, mey alducke onderschee. Item aerst so schil Sibbren, her zoen, foeruut habbe tusen g. rodulphuspost., als Teet ende Kathryn zilligher gedachte, her kynden, toferre uut hawn habbit. Ende voer disse tysen g. rodulphuspost. voors. schiller habbe dat gued ende renthen deer Tys wp Nyeland van her to heer haet, mey dae XV pondematen landis deer Meynert in zyn heer haet, ende deerto dio fynne inne Kagh deer graete Meynert in zyn heer haet. Item ney der tyd dat Teet ende Kathryn voors. herre beerlys alle wey heden, zoe habben nochtans alle jeren ende daggen fast maer krighet, nuu int een ende dan int ower, deer Sibbil neen rakkenschip van weet, ende om des ghenetis wille so jouwtse her zoen Sybren deertyenst fyouwer kwnegung after Alde Galileen ende dio fyn to Harmswert. Item so wilze dat Sybren voors. her zeel schil bywerrie ende dae bockin voors. bitellye, ende deervoer schiller habbe dat huus, after ende foer, mey dy steed ende meyt hof deerse nu in wannid, ende deertoe Anske moers huus ende dy steed deer Gerryd olisleker nu wp wannid, mey dio helft deerwp dy steed leyt. Ende off dae kyndiskynden in Anske moers huus ende steed voors. warsinghe ofte sanynghe mettie wolden, soe datzit mey alducke byscheed, want Frans her zyns deel wp heer stoern is, ende dat jowtze Sibren mey. Ende oftit itte batter mochte wasse dan Sibren deervoer dwaen schil, dat jowtze Sibren toe foerndeel, wantit her enige kynd is. Item al butte dae tusen g. rodulphuspost. deer elke kynd, als Teet ende Kathryn voors., wey habbit, soe habbit dae swagren Sibbil also pyngid datze hemmen itte maer uutwise most, scholden her dochtren freed habbe bynnis husis, zoe hatze hemme uutwisd dat gued byt Langdeel, mey V pundemate ende X pundemate to Wyns. Ende ist een dat da kyndiskynden by de uutwisinge blywe willyd, deervoer schil Sybren weer habben da weyde deer Rummeren maynman in sen heer haet. Ende wille dae kyndiskynden dae uutwysinge losleten, so schil Sybren mey dae kyndiskynden dat gued byt Deel, mey da X pundemate to Wyns, die weyde voors. ende V pundemate voors. dele, elkx herre trymdeel. Item zo haet Sibbren, <Sibbel> voors. faer silligher gedachte, dae aermen byspritzen hundert g. rodulphuspost. jeers, ende jaet her doervan berre mey ende hia deerin schildich kand wert ofte her kynd Sibbren, deervoer bysweerget dat gued deer 116 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Peter monler zoen wp wannid, ende dat schil Sibren wpberre henter tid dattet schaet is, ende alst schaet is, hwerin datter dan voerwan wyrt, dat schiller salff reken den aermen hussittede toe Lyowerd, ende dat gued deervoer behalde, ende zyn deel ford blywe by den aermen. Item foerdmaer alle ownraplike gueden ferre naet sn, dae schille Sibbren ende da kyndiskynden voors. dele in stirpem, dat is: da kyndskynden schillet staen in herre moers steed, ende dae rapliken gueden schil Sibren allene halde. Ende haet gueden dat dae kyndiskynden to deel faele, dae schillen naet voermynrie, satte noch salle, eer datze to buckweste kommen synt ende aefte kynden habbet, bi foerbarnisse herris erwenschips. Ende storris sunder aefte kynden, so schille da gueden in tryn faele, di eene deel da riuchte aermen, di owre deel Sunte Vit, ende di tredde deel da mynnerbroers to Galileen. Item weert een dat Sibren Godis bod foerfulde ende neen aefte kynden afterleet, so schilme sjonghe to Aldehow moerns to sex wren, snyawns ende tysdeis, een syonghen misse, een in da eere van Uus Liaf Frouwe ende een in dae eere van her benedide moeder Sinte Anne, ende dae prestren deer da missen bywarrie, schille deervoer habbe sex g. rynsg. jeers. Ende foerdmaer so schilme dele to elken sexsteen arme lioed elkx een trymdeel van een kaepbraed, ende wp elke stuk braedis I pund buttre. Ende disse XXXII arme mensken schille hussitten wasse bynne Lyowerd, ende bisonderlinghe synter enighe aerme lyoed deer van herre slacht mochten wasse. Ende disse aermen schillid aeck jeerlix habbe fyower hael lacken, da II ferwid ende dae twa ownferwid, aeck elkx twa paer schoen, wynters een paer ende somers een paer, ende deerto wynters elkx een hael schutte hael herdegeripper torff. Hirto schillid riucht ende reed ende dae tweer per<son>nen tyetze tweer fowden deer dit bischicke van alle Sibren voors. neyletenne gueden. Item dae fowden voer herre arbeyd schillid jeerlicx habbe elkx tre g. rynsg. Ende so schillen alle mayen dae II per<son>nen rackenschip dwaen, ende isser dan hatte wr, dat schymme wplidze ofter enighe dyore jeren kamen, datme dae jelmisse allickewal halde mochten. Item dat aerste jeers rynthen die schille dae mynnerbroers wpberre to herre tymmer. Item disse substitutie haed Sibbren voors. salff consenterid. Item so satze executoren her testamentis die gardiaen van Galileen, da II per<son>nen, dae fowden van Sunte Vitus tzyarke, Peter Johans zoen ende Sibbren, her ayne zoen. In een tiogh dissis testamentis zoe haetze de<r>to ropen orknen, als di gardiaen van Galileen ende zyn meybroeder her Sywrdt, heer Fedde, her per<son>ne, Peter Johan zoen, Wibe Gerrid zoen, Gerrit Jacobs zoen, Johan Rewrdts zoen ende Johan Powls zoen. Des toe orkunde zoe hab ick, gardiaen do ter tyd to Galileen, onze zegil hanghen aen dit testament, voer myselff ende mede om broder Sywrdt bede wille. Ende wy, Peter Johan zoen, Wybe Gerrit zoen, Gerrit Jacop zoen, Johan Rewrdt zoen ende Johan Pawls zoen, habbit baeden alderman, riucht ende reed des sted Lewerdt dat hya herre stedtssecreet om uuse bede wille mey aen dit testament habbit hangid. Ende ick, heer Fedde, hab myn sigel hiran hanghid foer myselff ende mey om Sibbil bede wille. Anno ut supra. De principale van deesen was gescn in franchyn, bevesticht mit drie uuythangende segelen van groenen wasse, daervan die twee bynae geheel van ouderdom vergangen ende affgevallen waren. 117 Gecollationeert jegens doriginaele, bevesticht als boven, is daermede bevonden taccorderen, by my, <ondertekend:> P. Eemskerk. 5 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door P. Eemskerk, naar A). GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 7. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (18de eeuw): 1501 op Palmavond. Copia testament voor Sibbel Sibbitzme. Anthony gasthuis 1 golden rynsgulden. Druk: a. OSA, nr 86. - b. OFO I, nr 449. 62 1501 oktober 28 bezegeld 1502 april 23 Kathryn Harinxma 15 20 25 30 35 In den naeme Godes, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende een, op Sinte Symon ende Judas dach, omtrent een uure nae middach, soe heb ick, Kathryn Harinxma, anghesien datter niet sekerer is dan die doet ende niet onsekerer dan die uure des doets, ende om verghiffnisse mynre sonden toe bet te vercrighen, ende om alle schelinghe ende schortinghe te verbieden die nae myn doet mochten comen tusschen myn erven van myn tytlike gueden, heb ick myn testament, laeste wille, codicill, of schickenisse of ordinancie mynre gueden ghemaket, hoewel ick cranck bin uutwendelick na den lichaem, nochtan wys, cloeck ende verstanzem van synnen, inwendelick ende uutwendelick, in teghenwoirdicheyt der tughen onderghescreven, in maniren naeghescreven. Int eerste biveel ick God almachtich myn ziele, ende myn legherstede waer ic dat op myn leste bigheer. Ende daer ic dan myn leghersteed bigheer, byspreeck ick een pair silveren pullen van een marck silvers. Ende soe bigheer ic van myn erffghenamen dat sy een eerliken stien op myn graf copen ende die laten uuthouwen. Item soe byspreeck ick dat convent toe Nyacloester een silveren cruess van drie golden gulden, daer die susteren die ablucy mede nemen sullen als sy dat weerde Heylighe Sacrament ontfanghen hebben. Item Sinte Marten, myn patroen toe Sneeck, byspreeck ick ses loet silvers tot een pasbort. Item myn personer byspreeck ick eena postulatisgulden, ende die twie cappellaens toe Sneeck een yghelic een half postulatisgulden. Item een yghelic priester in Sinte Martens kerck byspreeck ic een pond. Item soe make ick een ewighe memorie op dat Heilighe Cruys altaer toe Sneeck, daer Lou myn mans olders ghestichtet hebben, twe missen in die weke, als des vrydaegs een misse van dat weerdighe Heylighe Cruys, ende des saterdaegs een misse van die reine moeder Goets Maria. Des byspreeck ick tot dat altaer tien golden rinsgulden jaerlixe renten in Wythiama gued toe Poppingawier int ewich. Des so wil a Hierna doorgehaald: loet silvers. 118 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ic dat men van stonden an een priester op die proven vorscrn kiesen sullen. Ende waert sake dat daer ghebreck in ghewiel ende soe niet en ghesciede als vorscrn is, soe wil ic dat die renten mit die lasten vorscrn sullen comen tot die crucebroderen bynnen Sneeck die helft, ende die ander helft tot die crucebroeders van Fraenker. Item wat Wythiama gued toe Poppingawier vorscrn beter is ende meer verstrecken mach dan dese tien golden gulden renten vorscrn, daer sal men jaerlix int ewich van betalen in botter ende in weytenbroet in Sunte Martens kerck to Sneeck ende tot die crucebroderen aldaer op myn ende op myn vaders ende moeders jaertyd, op een yghelix jaertyd die darde paert van die delen. Item so byspreec ick die drie bidden oerden elcs een postulaet. Item die barvote broren toe Boelzwert byspreeck ick een golden pont groet. Item so byspreeck ick toe Thabor, Oldecloester, tot onse crucebroederen bynnen Sneeck, toe Gronedick, toe Hospitael, elcs twie golden gulden. Item elker priester toe Hospitael, bynnen dat convent, bispreec ick een oirt golden, om soevele toe bet voer myn ziele te bidden. Item soe bispreeck ick Onse Lieve Vrouwe ghildebroeders bynnen Sneeck een golden gulden. Item soe bispreeck ick suster Hisse toe Nyacloester ende suster Anska to Foswert, myn twie moeyen, ende suster Syth toe Nyacloester, myn nichte, elcks een nye delfse cap. Item soe byspreeck ick een yghelic priester toe Nyacloester een halve golden gulden. Item suster Lysbeth toe Gronedyck, myn moeye, byspreeck ick drie golden gulden tot een nyen rock, scappelier ende een cappe daermede te copen. Item soe byspreeck ick onse crucebroederen bynnen Sneeck, die barvote broeren toe Boelzwert ende die susteren toe Groenedick vyftich golden rinsgulden eens, dese drie conventen vorscrn dit toeghelike toesamen te delen, opdat sy soevele trouweliker voer myn ziele sullen bidden. Item soe byspreeck ick die ghemene armen in Sneeck een golden pont groet eens. Item ander arme huysseten byspreeck ic drie golden gulden eens, toe gheven nae myn doet, ende die toe schicken daert aldermeest van noden is bynnen Sneeck, totter armen profyt. Item so bygheer ick ende wil dat die monden tot myn kynderen sullen voer allen saken voldoen van myn renten dat derde paert van myn moeders testament datter onbetaelt is. Item Eedwer moer byspreeck ick myn nye sayen hoyke. Item Swobbe Jarichs byspreeck ick myn lakens hoyke. Item Katryn, Jw Dekama wyf, byspreeck ic dat beste syden webthyen myt een gaerslach. Item Eelke, myn mans suster, byspreeck ic een nyen tabbert. Item Yde, myn suster, bispreeck ick een nyen tabbert ende myn rode onderrock ende myn tydboeck, naest dat best. Ende noch bispreeck ic Yde, myn suster, vier golden gulden jaerlixe renten in Syckinghe guet toe Goynghum tot hoer lyfstond. Item heer Meynert Jan zoen toe Franiker byspreeck ick een nye delfse tabbert. Item dat gasthuys bynnen Sneeck byspreeck ic dat archste bedde mit een deken. Item ick bispreeck Kathryn Frericks, Goyke Menthes, Katryn meyster Berents, Baeff meyster Meus, Lysbeth comen Barents, Kathryn Laus goltsmits wyff, Yde hoedmakers, Agge Dircks, Peterke Jan Dusyngs, Hylke Payes, Kathryn Henrics, Kathryn meyster Thonys, Mynthye Atthyes, Gheert Pieter Ysbrants myt hoer dochter, Griet Luthyes, elcs een hoefdoeck. Item Kathryn Wauthyes sel holden dat ghelt dat sy van my heft, ende daertoe myn daghelixe tabbert. Item Kathryn Jacop molleners byspreeck ick een enkelgulden. Item soe bigheer ic op Eedwer moer dat alle schelinghe daer is of comen mochte tusschen hoer ende myn kynderen van beyde bedden, wolde blyven op meyster Hetto 119 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ende heer Meynert Jan zoen. Item die crucebroeren toe Sneeck byspreeck ic een pont groet. Item broeder Thiaerd, prior der crucebroderen bynnen Fraenker, byspreeck ick een nye delfse cap. Item so maeck ick drie ende dartich jaerdeel in Sinte Martens kercke ende tot die crucebroderen bynnen Sneeck. Die eerste seven jaren wil ic dat men den armen mede delen sullen, ende die ander jaren woirtan als vorscrn is sal men allien delen myt weytenbroet ende botter in beyde kerken vorscrn. Ende ick wil niet dat men dese delen ofcopen sullen, mer alle jaren op myn jaerstont toe brenghen als vorscrn is. Ende of myn erffghenamen hier versumich in waren ende niet deden als vorscrn is, dan Syckinghe guet toe Goynghum dat te hoeden. Item voertmeer make ick erffghenamen tot al myn ander gueden, replic ende onreplic, diete voren niet besproken syn, myn drie kynderen. Ende want Low, myn man, syn landen ende gueden vercoft heft in syn vanghenscip om hem mede uut te helpen, ende myn landen niet vercoft syn, soe make ic Low die vierde erve, alsoe dat Low myt myn drie kynderen all myn gueden die niet besproken syn, ghelyck mit malcanderen sullen delen, ende myn testament ende alle myn schulden die ick Eedwer moer schuldich bin, ende alle ander schulden ende afterdaden ghelyck sullen voldoen, ende die inschulden ghelick sullen boren. Item waert saeck dat myn kynderen storven sonder blykende boert, soe wil ick dat die alderbeste sate daer ic heb, sal wesen tot dat weerdighe Heylighe Cruys ende Sinte Pieter ende Pauwels altaer in Sinte Martens kerke in Sneeck tot een ewighe memorie voer myn ziel ende salighe Bocka myn broers ziel ende all myn lieve vrienden zielen, alle weken twie missen te doen, een van Onse Lieve Vrouwe ende die ander een zielmisse. Item soe make ick monden tot Luthye, myn dochter, Jw Dekama ende Eedwer Zyaerda. Ende soe make ick monden tot myn ander kynderen ende set executoren tot myn testament mit Low, myn man, die eersame meyster Hetto, Jw Dekama ende Hessel Martna. Dit altesamen als vorscrn is wil ic, Kathryn vorscrn, dattet sal wesen myn testament, codicil of uuterste wil off een schickenisse ende een ordinancie mynre gueden, hoe dattet alderbest nae den rechten, syd ende plyga staen mach. Ende ick wilt gheholden hebben van myn erven ende alman, in al syn articulen. Hierby hebben over ende an gheweest als toegheropen orkenen ende tughen die eerweerdighe prior van Fraenker, broeder Thyaerd, heer Pieter, pater van Tsyzingawier, heer Meynert, provenpriester bynnen Fraenker, broeder Symon, crucebroer bynnen Sneeck, heer Philippus, prebendarius toe Gronedick. In orkund der waerheit heb ic, broeder Thiaerd vorscrn, dit testament byseghelt myt ons ambochtsseghel voer myselven ende om bede willen heer Meynerts ende broeder Symons vorscrn. Ende wy, heer Pieter ende heer Philippus vorscrn, hebben dit testament byseghelt myt ons selves seghelen, want wy hier over ende an gheweest hebben als togheropen orkenen ende tughen, als vorscrn is. Gheseghelt int jaer Ons Heren van vyftyenhondert ende twe, op den dry en twyntichsten dach in aprili. Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 895. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 2 (101). In dorso: Testamentum Katherine Harinxma. Katry<n> Hary<n>xma testament. Druk: a. SFA I, 161-162. 120 63 1501 november 26 Heer Tzalling 5 10 15 20 25 30 35 40 In den name des Heeren, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende een, ten daege des Heyligen paus ende martyris Lini, heeft heer Tzalling, praebendarius toe Marsum, begerende die gerechticheyt, by hem vercregen, omme te mogen testeren ende een testament maecken, te gebruycken ende te genieten, in deser manieren syn testament ofte verclaringhe van de goederen, hem van Godt verlenicht, gemaeckt, willende dat tgene hierna geschreven sal worden, crachtich sal wesen naer allen rechten ende in der bester voegen als het kan bestaen, tsy na rechte van een testament, codicil, ofte andere laeste wille. Aengemerckt hebbende aller menschen eynde ende na dit een eeuich leven, befeelt het lichaem de begraeffenisse by Sint Dominicum tot die praedickebroeders binnen Lewarden, in de begraeffenisse der broederen. Maeckt erffgenamen van alle syne goederen Godt den Heeren almachtich, de heilige moeder Goedes Maria, Sint Anna, Sint Pontiaen ende alle heyligen Goedes ende alle armen Christi, soewel gestelyck als waerlyck, met syn naeste bloedtverwanten, in voegen navolgende. Item heeft hy ingestelt, gefondeert ende geordineert van syn landen tue praebenden sullen worden gemaeckt. Een tot Marsum, tot dewelcke hy heeft geassigneert ende bewesen dese naebeschreven landen. In den ersten vyff pondematen teynde de dycken van den patroon, die hy heeft gekocht van Feye. Item heeft hy noch geassigneert tot deselve prove eliff pondematen op Deynumer Nylant, gelegen opt ende van de weyde van Hero Ockama landtsate, waervan die negen tegenwordelyck syn verhuyert aen Heere tot Ritsum, ende tuie bynae in Eeske herne. Item heeft noch geassigneert tot dieselve praebende Gaucke waal, synde drie pondematen ende vier eynsen, gelegen op Marsumer Nylant, streckende aen Ritsume waterlossinge. Noch vyff pondematen, Eecke nye fenne genaemt, gelegen op Marsumer Nylant, met noch tue en tuintich eynsen aldaermede opt oost gelegen. Item heeft noch geassigneert ses pondematen op Fraenjumer Nylant, Johan Hovesa ten norden naestgelegen. Item tuie pondematen, in Warnevliet gelegen, die coster van Beetchum van zuyden naestgelegen. Item tuie pondematen op de dyckstal, gekocht van Tiaerdt Galama, ende desselves kinderen aldaer ten naesten gelegen. Item heeft noch daertoe geassigneert thien rynse guldens sjaers uuyt Doecke van Teetlums goederen toe Ritsum, by hem van deselve Doecke gekocht. Item heeft noch toe dieselve praebende besproecken syn eygen kelck, die hy selver heeft laten maecken. Ende dit alles alsoe versamelt tot een praebende, diewelcke hy, testator, fundeert de Heylige Maget Maria ende haer moeder Sint Anna, deselve daertoe gewende ende instellende, ordinerende, willende ende belastende den praebendarium vant selve leen dat hy alle weecken drie missen ende een vigilie van negen lessenen voor hem, testator, den synen ende alle versturvene gelovigen sal celebreren. Heeft oeck gewilt dat dieselve praebendarius ter plaetse in eygener persone sal resideren, ende soe daer iemant van syn testateurs bloede bequaem mochte syn, sal deselve a In C in de marge: ofte zoents, male scriptum. E: Goente. 121 5 10 15 20 25 30 35 40 moeten allen anderen voorgestelt ende gepraefereert worden. Ende heeft hy, testator, de collatie ende het jus patronatus gecommitteert ende committeert tselve by desen fundatie den prior van de praedikerbroeders binnen Leewarden, die pastoer, vicaris, kerckvoogden, met die andere eerlycke gaeluyden van Marsum. Heeft noch een ander praebende ofte leen geordineert binnen Leewarden tot Oldehooff by Sint Wyt, tot dewelcke hy, testator, gegeven heeft in den ersten het huys ter Greppele, welcke huys ende huysteede hy, testator, gekocht heeft van Gercke Wytsma, ende dat tot het praebendehuys, ende heeft tot deselve prabende geassigneert die nabeschreven landen. In den eersten vyff koegangen ende een kalffsgras in de Galgefenne, ende drie koegangen ende een kalffsgras, gekocht van Hille van Zuol, ende noch tuie andere van Tiaerda Janckema. Item tuie in Janckema fenne, gekocht van Pieter schipper ende syn wyff Rints. Item ses pondemate landts op Liewarder Nylandt int Suetkeer by Burmania ende die praebende van heer Sibolt. Item tualiff rynse guldens jaerlix uuyt Westuirder sate tot Jorwert. Welcke leen hy, testator, wil dat bedient sal worden duer een bequaem priester, in de vors. kercke binnen Lewarden residerende, daerby voegende die dienste van drie missen ende wigilien van negen lessenen ter weecke, als in de andere fundatie hiervoeren is aengeuesen. Het jus patronatus, de collatie ofte vergevinghe vant selve leen wil hy, testator, dat sal staen ende syn in de macht van de prior der praedikebroederen binnen Lewarden ende by de tuie Oldehoofster pastoren ende kerckvoochden aldaer, haerluyden conscientie bewarende dat sy een eerlyck ende bequaem priester opt selve leen stellen. Ende soe daer iemant van syn testatoers bloede bequaem mochte syn, sal allen anderen voorgestelt moeten worden. Item heeft die testator geasigneert tot het leen tot Marsum het huys ende de huyssteede naest syn vicariaetshuys aldaer. Item heeft hy, testator, besproken die patroon tot Marsum vier rynssguldens sjaers in de Patroons fenne aldaer. Item die Heylige Maget Maria tot haer ciraetsel een pondemate, gelegen in deselve fenne, opt suyden van Lyonie sylslaet. Item heeft besproken in de sacristie tot wyn ende oblaten int vors. dorp een halff pondemate landt, mede in de vors. fenne gelegen. Item het Eerweerdich Sacrament, de Heylige Moeder, het Heylich Cruys, de Heylige apostel Thomas, elx een pondt was tot een eeuige memorie. Heeft noch het pastoorsb ende vicarisleen aldaer besproken tsynder ende der synen gedachtenisse elx een pondemate landts, gelegen by Wrdc, ende den residerende pastoor tuie golden rynsguldens. Item den vicaris een rynsgulden. Item alsoe het huys van syn testators leen van de vyant verbrant is geweest ende by hem, testator, op syne kosten wederom hertimmert, heeft hy, testator, geuilt ende wild dat daervooren by den vicaris alle weecken gelesen sal worden een vigilie, ende dat daervoren het huys den vicaris sal volgen, sonder vergoedinge ofte betalinge. Item die praedikebroeders binnen Liewarden vyff golden rynsche guldens sjaers uuyt Buama goedt tot Dixtrahuysum, gekocht van Feye, begerende dat deselve praedikebroeders syn graff willen versien ende decken met een eerlycken steen, met a b c 45 d In C in de marge: Soe schy<n>t, ex alio exemplari: Gerryt. E: patroons. E: Werd. Het vervolg van de zin luidt in E: dat daarvooren het huis den vicaris zal volgen zonder vergoedinge ofte betalingen, mits daarvoor alle weken gelesen zal worden een vigielie. 122 5 10 15 20 25 30 35 vigilien van negen lessenen ende een hoechmisse sjaers eelyck tot syn jaerstondt. Item die minnebroeders aldaer ses rynsche guldens sjaers in Hoemstraa besit (gekocht van Foppeb Tys zoen, ende soe Foppe dieselve wil aflossen, sal hy daervoor geven tnegentich guldens van goede munte golt ende gewichte) tot een eeuighe memorie van hem, testator, ende den synen in eeuicheyt. Item in Aenium by den regulieren drie golden rynsche davidsguldens. Item heeft gelegateert den armen binnen Leewarden sjaers acht golden rynsche guldens in Britsum, ofte die waardye ende somma daermede deselve gekocht syn (nae inholden ende vermogen van de brieven daeraff gemaeckt byt Heylich ende Eerweerdich Sacrament) tot een eeuige memorie aldaer. Item heeft hy, testator, Wopke Jellis besproken het vruchtgebruyck van de vier pondematen in da Fiaerliggengenc tot voltreckinghe van syn studeringhe, diewelcke daerna sullen komen tot het leen, binnen Leewarden geordineert ende gesticht. Item heeft noch tot dieselve praebende geassigneert drie pondematen buta dyxstal naest Doytsamad graet stuck. Item heeft gegeven syn dienstmeyd ende haer dochter darthien guldens. Item yder kercke in Menaldumadeel elcke kercke een stoter, ende ider priester int selffde deel een stoter. Item heeft gelegateert ende erffgenamen gemaeckt in syn vordere naegelatene roerlycke goederen syn naeste erffgenamen in gelycke portien ende deelen, te weten Tiaerd ende Bauck, die kinderen van syn broeder Tialcke, ende Rints, die dochter van desselves syn suster. Ende sal hy, testator, dese dingen nader specificeren ende uuytdrucken in syn legaten, die hy naderhandt gedenckt te maecken. Befelende ende committerende die vors. eerweerdighe heeren, soewel in de eerste als de tueede fundatie, die geheele ende volle executie nae syn doot in haer conscientien ende verdienste van het eeuich leven, dat sy daervan Godt almachtich in alles (van dingen, Godt ende die kercke geoffert ende gegeven) den menschen ende die kercke nu ende in der eeuicheyt mogen verantworden. In oirkonde der waerheyt van dese fundatien, gewinghe, instellinghe ofte institutie, legaten ende assignatien, is het segel van de vors. heer Tzallingh onder desen tegenwordigen gedruckt, ende syn tot getuygen van goeden ende waerachtighen wetenschap hiertoe geroepen ende gebeden met namen hierna uuytgedruckt, te weeten heer Wopko, pastoir to Marsum, broer Jan dTirense van de praedikerorde binnen Lewarden, broer Jan Halis, convers ofte leeckebroeder aldaer, Sipke koster tot Marsum, Wibrant Wopkis, Pier Mintzama, Gerben Piers zoen. Ende tot merder vasticheyt is het tegenwordich testament doer beede van heer Tzallingh bevesticht met het segel van heer Wopko voornoemd, voor hemselven ende ten versuecke van vors. getuygen. Op jaer ende dach als boven. Het principael deses was geschreven in fransyn ende befesticht met tuie uuythangende segelen, in groenen wasse gedruckt. 40 a b c d 45 e In C in de marge: Alia exemplaria habent Hemstra. In C in de marge: Ick meine Foppe Mathys zoen Unia toe syn, een heerschap hebbende syn stins by Nyehoeff tot Lewarden, sicut alia exemplaria habent Foppe Mathys zoen. In C in de marge, doorgehaald: Puto male translatum aut descriptum. In C in de marge: Wordt nu Dothingha genoemt. In C in de marge: Heeft die copiist dese name niet te recht gestelt. Lees: Jan de Tirns. 123 Onder de copie deses stond in Latynsche tale soo volcht: Collationeert tegens syn originale, accordeert met hetselve, by my etc., ende stond leger: ter ordinantie van den Hove van Vrieslandt, C. Joupe, met syn streecken. 5 Noch stond hieronder: Getranslateert uuyt d’authentique copie deses, in den Latynsche tale geschreven ende befesticht als voren, ende uuyt deselve tale overgestelt by my, ondergeschreven secretaris van Lewarderadeel, den 7 december 1593, was getekent: D. Block, met syn streecken. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door C. Joupe, naar A). Niet voorhanden. Vertalingen: C (1593, door D. Block, secretaris van Leeuwarderadeel, naar B). Niet voorhanden. - D (17de eeuw, naar diverse afschriften en/of vertalingen). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, supplement, inv. nr 25. Opschrift: Translaet. Onvolledige afschriften van vertalingen: E (18de eeuw). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1a. - F (19de eeuw, door Van Leeuwen, naar E?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 374 hs. - G (19de eeuw, naar E). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, Copiarium p. 134-137. Uitgegeven naar D, de enige volledige vertaling, met enkele varianten uit E, dat op onderdelen een van D onafhankelijke lezing lijkt te bieden. 10 15 20 64 [1503] juni 23 bevestigd 1503 november 25 en december 16 Meynt Aeltgema 25 30 35 40 In den name Goedes, amen. Soe make ick, Meynt Aeltgema, myn testament ende uuterste wille, in teghenwoerdicheyt heren Jacop, myn kerckheren, heer Jacop, heer Peter van Norden, heer Watte ende ghemeene bueren, op Sint Johannes avent, int maneeren naescreven. Item int eerste sint dit dye articulen dye den convent to Gherckescloester anroren, want ick, Meynt voers., int eerste tolegghe den voers. convent van heer Watten weghen, rorende van zyns moeders goet, allyke foel als Buwe daervan boret heft, nae uutwysinghe des registers daer heer Watte heft, ende voer disse goeden set ick, Meynd voers., onder den voers. convent dye Grote fenne, ende wat dye fenne nae uutwysynghe des registers nyet bytalen mach, zel staen upt lant daer ick van Aetgema bysettet heb. Item is dat sake dat Sytge, myn huusfrowe, my verlevet, soe legghe ick hoer toe hoer lyfstond II pondematen in Postme meden, ende als zy stervet, soe zellen disse II pondematen voers. int ewich blyven voer een ewyghe memorye voer onse twere zyelen in Gherckescloester. Item Myaent, myn soen, zel hebben om zyn schamelle kinder willen ende nyet van eyghendom, dat mansmat opt Uutlant, daer my gheven is mit Eelke, Myants moer, to 124 5 10 15 bodel van grote Gayke, want hyt bysetset hadde van Mouwema volck, endea nae salighe Eelken doet ick, Meynt voers., dit voers. lant coft hebbe van Mouwema voers. voer XX schilden den eyghendom, ende Myant voers. coft hebbe ende bytaelt wat hem van zyn moeders goet tocomen mochte, ende van dit voers. mansmat van bracht hebbe. Ende alle anderen goeden gheef ick hem ende zyn kinder om Goedes wil, om bede wil myns kerckheren, mit dat darde part van dye husinghe. Ende hyer is in byforwert, is dat saeck dat Myant voers. ye enighe reden segghen wolde van eyghendom op dissen voers. gaven, soe zellen disse voers. ghifte gaven van gheenre weerden weesen van Myant weghen. Item alle ander goeden zellen vallen nae rechte ervenscip etc. Item disse punten heft Meynt voers. conformeret int jaer XVc ende dree, in teghenwoerdicheyt my, heer Jacops, heer Hubertus, Yske, Take, Rye Uuter, ende anders ghemeene bueren, op Sinte Katherynendach ende des saterdaghes nae Sinte Lucyen int selfte jaer, doe heer Hubertus hem zyn leste sacramenten brochte, ende allen scortinghe daer op my ende heer Watte bygheven waren, op een darde ofte wy nyet verdreghen mochte, als een gheleert man als heer Ritske ofte meester Gilt, daer is hy by bleven, ende anders nyemant toramet heft to bywysen als dat to doen is mit heer Hubert ende ander tughen. Quod protestor manu propria. 20 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift, waarschijnlijk onvolledig: B (gelijktijdig, door heer Jacop, naar A). RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 50. Opschrift: Copia ex origenali de omnibus articulis ex parte conventis Iherusalem. In dorso: Meint Altema testament. <M.a.h.:> Meint Altema testament, sine anno abusive, 1503. Druk: a. GPCV II, 231-232. 25 65 1503 oktober 3 Schelte Lyawkeme 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren XVc ende III, die derde dach in october, dat was duorum Ewaldorum martirum, to VIII uuren jof daeromtrent, soo heet hem Schelte Lyawkeme bedocht datter onder alle verganckelike dinghen niet sekerer waer dan die doet ende niet onsekerer dan die uure des doets, alsoe dat hy was volmaect van sinnen ende verstandt, al was hy cranck van lichaem, ende het gheordiniert ende maect syn testament jof laeste wille in maniren naescreven. In eerst soe begheert hy syn legherstoel toe Sneeck by Sinte Marten, ende besprect aldaer XX schilden. Item syn patroen to Sexbierim X schilden. Item Pieterbierim ende Oesterbierim ende Winaldim elck I golden g. Item al die priesters in Barredeel elcks II st., ende al a Hierna doorgehaald: soe? a: tot. 125 5 10 15 20 25 die kerken elcks I stoter. Item een yghelyc priester to Sneeck II st. Item die IIII biddende oerden elcks I enckelg. Item Lunykerck, Lydlim, Anyghem ende die crucebroers to Sneeck elck I enckelg. Item to Tabor ende Oldecloester elck I half enckelgulden. Item die kerck to Boelswert X schilden, ende elcke priester I stoter. Item al die susterenclesters in Oestergoe ende Westergoe elcks I half enckelg. Item voermeer soe maec ic erven over myn gueden, replyc ende onreplyc, myn kinderen ghelyc, als Sycke ende Trynke. Mer Sycke sel hebben to vorendeel Lyawkeme staten, mit dat hof ende hoernlegher ende graft, ende L enckelg. jaerlyxse renten, welke renten hy besproken het in teghenwoerdicheyt onsis, als Henricus, pater van Lunykerk, heer Goeslyc Jwinga ende Here Ockingha, als wy mit onsen seghelen onder spacium des testamentis betughen sullen. Item ten laesten soe maeck ic monden over myn kinderen voerghenoemt meyster Sycke, personer to Oesterbierim, heer Goeslyc Jwinga, ende myn broer Eepe ende Here Ockinga. In een teyken des waerheyts voerghescreven, soe syn daeto gheroepen ende beden om toe tughen heer Jacop, personer van Boelswert, heer Geerlof Bryontsma, nu ter tyt deken aldaer ende prebendaet, ende ic, heer Allaert, vicarius ende testamentoer, heer Pieter, prebendaet, ende heer Reyner, prebendaet to Franiker, ende Geryt Douwe zoen, notarius ende secretarius des voernoemdes stedes Boelswert. Ende wi, Henricus, pater van Lunykerck, ende heer Goeslyc Jwingha ende Here Ockinga, sinten daer oeck toe gheroepen ende beden, om to tueghen die artikel als van L enckelguldens jaerlixe renten. Ende ic, heer Jacop, heb voer my ende myn vicari[o], heer Allart, om syn bede wille myn seghel hierop gheset. Ende ic, heer Geerlof, heer Pieter ende heer Reynner, hebben onse seghelen daer mede op gheset, ende ic, Geryt, myn ghewoentlike hant als een notarius, ende ic, Henricus, pater, ende heer Goeslyc ende Here hebben onse seghelen op spacium des testamentis mede ghedrucht. In den jaeren als voerscreven is. <Ondertekend:> 30 Ick, Gerryt Douwa zoen vors., orconde onder myn woenlicken notaristeyken dattet alsoe is, als vors. staet. <n.m. 2> Gerardus Dodonis, notaris, subscripsit 35 Origineel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 67. Van de zeven opgedrukte zegels nog aanwezig: 6 (48). In dorso (18de eeuw): Dit is het originel testament van jonker Schelte van Liaukama. Afschrift: B (18de eeuw). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 896. Druk: a. Hero ab Inthiema, Disquisitio juridica, 278 (naar A?). - b. GPCV II, 230-231 (naar a). 126 66 1504 mei [2]3 Hera Jelbits zoen 5 10 15 20 25 30 35 40 In den namma Uus Herens Jhesu Christi, amen. Van der berthe Jhesu Cristi in den jere fyteenhondirt ende fiouwer, den tryae [***]a may, hath Hera Jelbits zoen himself bitocht datter onder alle verganghende thinghen naet sikera ende wisser is dan dy daed ende naet onwisser dan dyo wra des daeds, als is hy cranck fan lichaeme, nochtans sterck, verstandich ende witich fan sinnen ende vroedscip, hat mecket syn testament, leste willa jef alst best ney riucht staen mey, in maneer n[eys]cr. I[nt] arst bejerreth Hera syn lichaem to resten in d[ae] minrebroren tzerka fara dae peyen, ende bisprect aldyr tyaen klinckerden. Item hy bisprect dae presteren to Aldehow hiara gewoenlike boekinge, ende dyrto sawn jeeradeel. Item hy bisprect Sinte Marten tree enckelg. rinsg. Item hy bisprect dae oer tree biddende oirden ende dae crioesbroren to Fraenker ende to Snitze eelck een half gouden rynsg. Item hy bisprect her Johannes Edonis den cartuser twier gouden vlesen. Item hy bisprect eelck parrochietzerke in Woldenzerdeel een half pond, ende eelck prester aldyr een flaemsche. Item hy bisprect dyo tzerck to Wilsum een half g.g., dy persenna VII st. ende her Gysbert twier flaemschen. Item hy bisprect to Aldeclaester, Hemmelem, Lyonyetzercka, Aningum ende Tabor eelck een hoirntyspost. Item hy bisprect to Ogaclaester een gouden rynsg. Item hy bisprect Sinte Antonius ende dyo Heylige Geest eelck tzercka een half g.g., ende eelc prester aldyr VII st. Item hy bisprect to Aylsum ende to Staveren eelck tyaen st. Item hy bisprect Douwa Fedda zoen syn mantel, ende Peter Arent zoen syn swarte sloef, Tiard Wyba zoen een selver leppel. Item hy bisprect Sinte Peter ende Sinte Paulus altaer een selver leppel. Item hy bisprect Jantien Douwis ende Katryn Peters eelck een selver leppel. Item hy bisprect fara syn doer den armen hondirt roggisbraden ende een half tonna buter. Foird bifelt hy Eedwer om Godis willa to jaen als hyt up hiar bitrowt. Item fiord bisprect hy Eedwer, syn wyf, to hiar lyfstond alle caeplanden dyr hy capeth hat to Wilsum. Item alle caeplanden, lidzende in der parrochia fan Bolswert, scellet Eedwer ende Hid, syn dochter, dela half ende half. Item so mecket Heera eerwa al synre gueden, reppelic ende onreppelic, His, syn dochter, hwierze lidzende sint, dyr fara naet bispritsen sinth. Ende mecket monden to Hid, syn dochter, her Allert, uus prebendarius, Tiaerd Wyba zoen ende Douwa Fedda zoen. Ende wil dit testament halden habba by pena des riuchts. Alle falikant uutseyd. Desse to oirconde siglet mey syn ayn sigil. Ende om mara festichheed hat hy baeden her Gerlif, Douwa Fedda zoen ende Aenka Yska zoen dit testament tot siglien om syn bede, in jenwirdichheed oirknen, hyrto baeden ende roepen, Foppa Broers zoen, Peter Tialka zoen ende Gerryt backer. Dyr wy fors. siglet habba foir uusself ende om bede der oirknen fors. In den jere ende dey fors. a Gezien de lengte van de lacune, ontstaan door beschadiging, moet wel de drieëntwintigste zijn bedoeld. 127 Origineel: A. GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 80. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 2 (22), 3 (1). Van het eerste zegel, dat verloren is gegaan, is wel de afdruk bewaard gebleven. Het lijkt dat van heer Gerlif te zijn (zie nr 55, zegel 45). Het aangekondigde zegel van de testateur ontbreekt dus. In dorso, m.a.h.: Hett testament van Here Jelbets zoen, fader van Hid Nanne weduwe saliger memorie. Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 215-216. - b. OFO IV, nr 139. 5 67 1505 januari 10 Frouck, vrouw van Oeds 10 15 20 25 30 35 Int jeer Uus Herens XV hundert ende fyff, des freeds foer Ponciani martyris, dae mackada Frouck Oeds huusfrow hyar testament ende hyar lesta wille leet byscruwa, gesont ende wytlick van synnen, kranck van lychaem, in maneren neysn. Int aerst soe byfelt God almachtich hyar ziel, ende dae eerda dat lychaem, ende dat to resten by Sunte Johannes, hyar lyave hellige patroen, up dat wyde tzerkhoff to Huusum, ende bysprekt Sunte Johannes, hyar patroen, een kw, dae beste ner dae leepste. Item Uus Lyaff Frou to Huusum XX stuveren van hyar selver rema. Item personna een enkelgna. Item her Johannes een hael enkelgna. Item dae fyower bidden oerden elck II stn jeff ½ leepen koerns. Item int Suurtremdel elck tzerk een phs ende elck prester een phs. Item VII jeradeel, ende dae sawn jeerdeel schil hoeda dio ½ pondameta deer leyt up Teggma land, ende dae deel schil Oeds bywarria, hyar aeffta zyd, off dy personna. Ende als dae VII jeer omkommen sint, soe schillets habba dae ½ pondameta dae presteren to Huusum, ende deerfoer schillets Frouck ende Aesga wessa yn dat ewich gebet to Huusum. Item Lyoets, hyar syster, den blaw rock, ende Syowck, hyar famna, den blawa tabbert. Item Sunte Katerin uppa Hoeck sex stn toe help to tzelken. Item Oeds, hyar aeffte syd, to lyaeffjeffta den hynst e[n]de [... k]aepmans rinsgn fan dat huus van her deel. Item to Gowtum den patroen ½ kaepmans rinsgna. Item to Buurgwert den patroen VII flaems, ende elck prester aldeer I flaems van dae VII vorsn. Item Oeds ende Sicka, hyar sister synnen, elck I kaepmans rinsg. Item soe mackat Frouck eerve hyar gueden deer hyar berra moget, Sywrd, her zoen forsn. Yn jenwerdiched der orkenen, als her Pyben, hyar testamentoer, Hermen Meynert zoen, Lolla Sywrds zoen, Fedda Gyelt zoen. Int jeer ende dey vorsn. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 88, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 5. Beschadigd. Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 52-54. - b. OFO IV, nr 143. 128 68 1505 januari 14 Idze Jathye soen 5 10 15 20 25 30 35 40 Anno Domini millesimo quinginto quinto, op den dingesdach nae der octava van Heilige Driekonige, is komen Idze Jathye soen in den Nortwould in dat Holdegae capla, in myn thegenwordicheyt, her Melius, personer in dat gae vorscreven, ende orkenen hyrnae screven, ende heeff maket syn testament, al was hy seec in der nature, was ual wetende syn wyff synnen. In dat ee<r>st soe byfeelt hy God syn zeel, ende macht suster Jelle, syn dochter, toe erwe syns guden, als van dat gud in Colderwolt, dat is acthe roden van den Reen toe dy Flosen, daer is leggen an dy uestsyd van Peer Hollama land ende an de oestersyd van Otte Ygis soens land, ende dyt land vorscreven sal sy hebben foer hoer moders gud ende dat myn tosamen. Ende X schilden rente in dy Band, ende twehundert schilden ende L dat ich uutleyd heb foer dy susters toe Worckum, ende XX daer sy op bort hebben van en hinxte ende twe uaghen ende tinwerck en eyde ende ploch, ende dyt vorscreven gud sal sy hebben in hoer erwe, ende XXXVI kl. dat sy wesselt hebben tegen Aucke Peer soen ende teghen Derck an dy Vert. Item dat erste jaer rente in dy Bant sal hebben dat nyge clost ende Sunte Martens kerke op Oldegae dick, ellick allike fole. Item Alle, myn soen, geeff ick dat gud daer Douwe Otte soen nu ter tyd op wont, huus ende steed, alsoe grote als daer leggende is. Ende dyt vorscreven gud geeff ick hem dat hyt myn natulike kynd is ende an my foerdeent heeff. Ende is sake dat hy is hilkende buten consent der monden offt dat hy is stervende sonder kynden, soe salt wesen tot en leen in gaee vorscreven. Ende is sake dat emen dat toe bygert to regeren dan dy personer offt dy fogeden, soe salt comen op syn naste bloed daer van uutkomen is. Ende hy heet munden seet toe dyt vorscreven kynd her Melius, personer in dat gae vorscreven, Jaithye Broka syn ende Peer Reinthe soen. Item Alle vorscreven sal ghen macht hebben dat gud thoe regeren alsoe lang als hy niet komen is toe syn XXV jaren, alsoe lang sullen dy monden vorscreven regeren, ende sal ghen mach hebben toe weercopen totten tyd thoe als vorscreven is. Ende Alle vorscreven sal wonen by her Melius vorscreven. Item ick geeff Sunte Johan, myn patron, X schilden, toe drie tiden toe bitalen, ende fyff schilden die kerke in Colderwolt, toe twe tiden toe bytalen. Item elke byrden orde II schilden, toe twe tiden toe bytalen. Item sowen schilden an schoen ende en deel tosamen. Item wyff ewige memorie sal men holden foer myselleff ende foer myn wyff ende faer ende twe soen, als Alla ende Harmen. Item disse vorscreven ewige memorie legghe ick op en pondamata meetlanden op dy oestersyde van dy byghen van dat meedland daer Alla vorscreven hebben sal. Hyrthoe soe heeff Idze beden toe orkenen ende toe nomen [al]s Dyothye Goslick soen, Yekele Hilke soen, Douwa Broers soen, Hans Hugo soen. In en teken deer warheit dat dyt gelick ys van uort toe wort als dy principael is, soe heb ick, her Melius, testamentor, myn selvis segel ghedruckt op spacium uutscriftis dis testamentis. In jaer Ons Heren dusent ffyffhundert ende vyff, des donderdages nae Sunte Ambrosius episcopi. 129 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1505 april 10, door heer Melius, naar A). GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 26. Het opgedrukte zegel verloren. In dorso: Testamentum Idzardi. 5 69 1505 april 6 bezegeld mei 8 Ricke toe Dorp 10 15 20 25 30 35 In den naeme Godes, amen. Doe men screff vyftyenhondert ende vyff, des sondachs na Pasca achten, doe maeckte de ersame Ricke toe Dorp haer testament off leste wille, in tegenwoordicheyt myn, heer Claes, prester toe Collum, end ander tuygen, beneden gescreven, ende wolde dattet een stal sal hebben ende ongestraft sal blyven van hoer erffgenamen, in forme ende maniere hier gescreven. In den eersten soo beveel ick, Ricke voers., Tamme, myn soen, min siel te bewaren ende de ander vier sielen de op den stede vallen ende ick bewaert ende begaen heb, nae eysche ende plege des landes. Daervoor sal Tamme hebben ses pondematen landts daert hem selves alderbeste bylieft. End bet sal hy oock daervan geven alle jaren tot Sinte Anne leen een phs.gulden renten, voor syn vaers siel op een dinxdach misse voor te doen. Wanneer geen prester opt outer is, soo sal hy de misse winnen ende doen laeten toe ewige dagen. Ende dese voers. ses pondemate sal hy vry vooruut hebben, met den lasten voers. Ende ist oock sake dat hy hem niet wal regert, soo sal hy niet machtich wesen, ende een ander sal men setten in syn stede daert best regeert. Item toe de nye ciborie den ryms daer wy ontvangen hebben van salige Pibe, als hy nu ter tyt is, ende een gulden rinck, ende de ene Sinte Anne mede te stofferen. Item toe Feenclooster een pont was end een tonne biers, off de waerde daervoor. Desgelyck tot Vrouwenclooster. Item de vier oorden elck een arntsgul. Toe elck kerk in Ostbruxter lant dre flamsk. Item myn bychtvaer een ou schilt. Item Onser Liever Vrouwe een ½ schilt. Item Sinte Anthonis een ½ schilt. Item schilt werkonen, om Godes wille toegeroepen tuygen, heer Claes voers., Jeld Roderssma, Metske Tyaerts, Lieuwe Syxts ende Tamme toe Doer. In orkonde deser waerheyt soo heb ick, Ulbrant Haytien zoen, prester nu ter tyt in Collum, dit testament bisegelt om dese tuygen beden wille voers. Int jaer vyftienhondert ende viff, op Wironis dach. Nae gedane collatie is desen met syn principael (voor soo veele ick het lesen conde ende leesbaer was) accorderende bevonden, by my, onderges. notaris, op den 17en decembris 1642, <ondertekend:> Itsima. 17 12 1642. 130 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1642 december 17, door notaris Itsima, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2049. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Quytantie ende afflossinge van enige rente de kerkvoochde competeert hebben. <M.a.h.:> Principael ende copia van sekere olt testament, gemaeckt by Ricke toe Terp, ende afflossinge van rente, comende voor in deselfte, tot laste van Jets[...]a. 5 70 1505 april 12 Anscke Johan Sybrands zoens dochter 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Ick, Anscke Johan Sybrands zoens dochter, overmerckende myn periculose staet daer ick langh in geweest bin, om beteringe myns levens ende om die barmharticheit Godis te bet to vercrygen, heb angenomen en gheestlick leven, als die derde regel van Sinte Fransiscus oerden binnen Lewarden, welke oerde wilt dat die susteren van der vorscn regel sullen hoer gueden ende ander tytlike saken scicken ende hoer daeraff ontslaen, om God neerstliker to dienen, na dat exempel ons zalichmakers Christi Jhesu, die syn testament maeckte. Hyrom heb ick mit walbedachte moet, vlytich voerbedencken ende vrien gueden wille, in gesonde lyve, in allerbesten maneer, wys ende forma so ick mach, myn spreecklick testament, in Latino nuncupatuum, off codicil off leste wille, so het na den recht, gheestlick off waerlick, allerbest cracht ende macht hebben sal ende mach, gemaeckt ende make in cracht desis brevis, in tegenwoerdicheyt der tugen nabyscreven, in forma ende manier als hyrna bescreven staet. In den yrsten soe offere ick myn ziel ende lichaem God ende Sinte Fransiscus, in handen mynre oversten. Foerd biken ick opentlick dat ick folcomen consent heb gehat in dat echt tusschen Haytien Atta zoen ende my, twelck was oeck consent ende wille mynre vrenden. Daerenboven bin ick Haytien mit dekens recht togekent, ende daerop hebben wy gehat die boeden na landis gewoente over die kerke. Item ick sette to erwe Frans, myn kynd, dien ick hebbe laten echt maken, in al myn gueden, roerlick ende onroerlick. Ende wil dat Frans sal dese gueden, hem in dit testament off leste wille assigniert, ontfangen als echt ende recht erfgenaem, off als en begave uut frier herten tusschen levenden, off begave uut bewegenis ende oersaeck des doedis off lesten willen, woe dattet best mach staen ende Frans, myn soen, profytlickst mach wesen nae recht, uutgesloten datgheen dat ick expresslick ander luden ende plaetzen legier, assignier ende geve. Ende geboertit dat Frans, myn soen, voer my storve, off nae my sonder wettelick geboerte, off dat hy to cloester ghinge, so sal dat cloester van Sinte Anna hebben ewelick ende erfflick viertien golden gulden renten uut Ronighe gued to Harlingen, ende Sinte Vyt in Lewarden sal hebben uut datselfde guet ewelick ende erflick drie golden gulden rente, ende die predikerbroers ende die minrebroers ende dat cloester to Dockum elck drie golden gulden rente, ewelick ende erflick, uut dat fors. guet. Ende wat dat guet beter is, dat sal comen totten a Twee letters en een afkortingsteken (?) onleesbaar door geknoei. 131 5 10 15 20 25 30 35 40 45 rechten armen behoeff binnen Lewarden. Item geboertit dat Frans, myn soen, to cloester ghaet, soe sal dat cloester daer hy in ghaet, hebben alle die renten die ick hem gemaeckt heb, tot syn leven langh. Ende nae syn doet sullen alle die renten comen als er gescreven is. Ende dat cloester daer hy in sterft, sal hebben fyf enkelgulden, to weten dat elck cloester fors., Sinte Vyt, ende die armen sullen resigneren ende overgeven elck een enkelgulden rente to profyt des cloesters daer hy sterft. Item ick sette ende bygheer dat die erwaerdighe heren, man na man, die abt to Dockum, die prior van der predikerbroeders in Lewarden ende den pastoer in Lewarden, heer Fedda, to wesen mombers to myn soen Frans ende over syn gueden, ende daerto to wesen executoers to disse myn leste wille. Ende by consent derselfde monden kiese ick ende sette heer Fedden machtigh to wesen des kyndis forsn renten op to boeren, uut to geven, ende des kyndis recht to beschermen. Ende, dat God forbiede, dat Frans quaem in enigh ongeluck off ander noetsaken, so sal Frans fors. gheen landt noch guet moghen vercopen off alieneren sonder off buten consent synre fors. mombers. Item alle profyten, gerechticheit ende actien die op my mach comen by versterven van myn vader ende vrenden off anders, die geve ick Frans, ende stelle hem in myn steed, offte den cloester daer hy in ghaet die ene helft, ende Sinte Anna cloester die ander helft. Ende storff Frans sonder wettelike geboerte off dat hy nyet to cloester ghinge, so sal Sinte Anna cloester nae Frans doet die fors. profyten, gerechticheit ende actien allene hebben. Item die proven die Tiets, myn oldemoer, gemaeckt heft, sal Frans, solangh hy waerlick is, die proven macht hebben to forgeven wanneer die proven by versterven off resignieren vaciert. Ende nae Frans doet off naedat hy int cloester professit is, sullen die monden fors. die proven to forgeven macht hebben. Item so geve ick to die fors. proven drie enckelgulden renten uut Sneker Janka huus, daer men vry copen mach elck gulden mit twintich gulden, den gulden gerekent by twie ende twintich stuwers nu ghangber payment. Ende hyrvoer sal her Sipka my geven en brieff dat syn huus sal blyven to ewige tyden an dat leen fors. Ende hyrtoboven so make ick to dat leen fors. drie pondemate landis opt Nyland ende die stede daer her Sipka schuur op staet, disse fors. landen, renten ende steed ewelick by dat leen to blyven. Item so geve ende byspreeck ick Sinte Annen cloester, puur om Godis willen, acht kwghangh in Heentiama fen, daerto Johan Retelings steed, die ghelt fierdehalff aernsgulden, ende Sicka mersers steed, die ghelt derdenhalf coepmansgulden, Rentie Bras steed, twie olde schilde, Hermen scholappers steed oppa Waerd, een currentgulden. Disse fors. kuughangen ende steden sullen ewelick ende erflick by dat fors. cloester blyven. Item so geve ende byspreeck ick ewelick ende erflick dat cloester to Dockum die stede daer Ewert Gherliffs zoen nu ter tyd op woent. Item so geve ende byspreeck ick ewelick ende erflick heer Fedda Popkama, myn persoen, Popkama steed oppa Waerd. Item ick wil dat Henrick Monties hoff mit die steden, dat nu ghelt elff olde schilden, sal wesen tot die vigilie alle woensdage to Oldehove, nae uutwysinge myn oldemoders testament, mit condicien naegescreven. Ist sake dat Frans voer my storve, so sullen die renten die die armen sullen hebben van dat guet tot Harlingen ende Henrick Monties hoff mit die steden, die renten hyraff sullen comen tot Sinte Anna cloester myn leven langh, mit die stede daer Sneker Janka op woent, die drie olde schilden ghelt. Ende na myn doet sullen die drie schilde rente wesen ewelick to dat leen, ende die ander renten gelyck als fors. is. Item die predikersbroers sullen hebben 132 5 10 15 20 25 30 ewelick ende erfflick lutkea Herka steed, daer nu ghelt twie aernsgulden, ende dat ghaet van die vigilie boven roerd. Ist dat die vigilie foerdghaet, so sal voer dese steed wesen en halff koeghangh uut Heentiama fen to die vigilie. Item so heb ick noch twie enkelgulden rente in Heentiama fen boven die fors. sint, wil ick datze staen sullen to behoeff, ofter enighe lasten an quamen, om daervan to nemen om mede to foranderden ende off to doen. Ist oeck dat Frans, myn soen, storff off in cloester professie doet, ende die renten nyet vercoft noch forset sint om Ronie gued to foranderden, so salse Hilgunt Adams hebben, ewelick ende erflick. Ende sterft Hilgont voer Frans off voer syn professie, so sullen die armen fors. die twie gulden renten hebben. Ende geboerdit dat die twie gulden renten forcoft worden om saken ende reden fors., ende Hilgont Frans, myn soen, forleefde, so sal Hilgont eens boeren die renten van Ronighe guet ende daer salse mede copen twie gulden rente, daer sie ende hoer erfgenamen sullen ewelick ende erfflick beholden. Item so isser noch en steed, daer nu Joest op woent, ende plagen Wigla ende Wlck op to woenen, die ghelt fyff olde schilden. Den steed heft myn oldemoeder Tietie Beentiama beswaert mit delen to Oldehoeff, to jacopinen ende to Galileen, nae uutwysinge hoer testament. Den steed gheeff ick van stonden an over die Hillige Sacraments foeghden, dat sie die delen sullen bewaren alle jaren in allen kerken, ende wat die steed beter is, sullen die armen hebben ende holden. Disse fors. testament, ordinancie, leste wille, codicil off begave wil ick hebben geholden soet nae recht mach best staen, by pene des rechtis. Ende hebbe hyrto gebeden ende geropen als tughen die eerwaerdige heren ende guede mannen heer Johannes, abt in Dockum, heer Gerardus van Graeff, prior, ende heer Wolterus, procurator des conventis predicatorum, her Fedda Popkama, pastor to Oldenhove in Lewarden, ende Hemma Odda zoen, keysers notarys ende secretarys der stad Lewarden. Des tot orkunde ende merer vasticheit, omdat ickselff gheen segel bruke, hebbe ick, Ansck fors., gebeden die eerwaerdige ende achtbare heren tugen fors., als die abt, prior ende her Fedda, hoer segelen hyran to hangen voer my. Welck wy, abbas, prior ende Feddo, hebben gedaen om bede wille van Ansck fors. ende mede voer onsselffs ende voer Woltero ende Hemma om hore bede wille, als tugen samentlick hyrto geropen ende gebeden. In den jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende fyf, opten saterdach voer die derde sondach nae Pasce achtene. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 56. Perkament. De pliek bedekt de laatste regel. Met drie uithangende zegels: 1 (14), 2 (17), 3 (31). In dorso, m.a.h.: S. Antonys gasthuys. Druk: a. OSA, nr 93. 35 a Mogelijk op te vatten als eigennaam: Lutke. 133 71 1505 mei 26 Fed, weduwe van Hendrick 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren XVc ende fyf, des daghes nae Urbani, des morghens woer mistyt, soe het hoer bedocht Fed Hendricks wedue datter onder alle vergancklike dinghen niet seker is dan die doet, etc. Int eerst soe begheer ick myn legersteed tot Oudehoef, by Sibren, myn zoen, ende byspreeck Sinte Marten ende die minderbroren II½ pondemate landen, legghende as [toe] Keppens. Item ick byspreeck die susteren in die Heilighe Gheest III pondemate, legghende by Oudecloester feer. Item ick byspreeck die VIIen priesteren IIII pondematen, die renten daerof VII jaer lanck woer myn deelen ende foer die sevende dach ende maenstond, die legghen in die Maerlinch, ende als die VIIen jaren omcomen sullen, so sullen die rechte armen toe Boelswert dat land hebben int euich. Item ick byspreeck heer Gerryt Tyaerd zoen IIII pondemate landen, ende hieten die Herscamp, dat hy dit land sal hebben soe lanck als hy levet, ende oick als hy storvet dit land toe geven tot een oltaer of waer hem dat profitelichst duncket toe wesen. Ende ick consentiert heer Gerryt dat hy dit land mach vercopen ende macht oppet toerp legghen, ende als hy sterft fyf schilden dan jaerlicks an landen toe legghen of oppet toerp toe blyven, ende dat byfeel ick heer Gerryt selven op syn conscientie. Item ick byspreeck elke biddende oerde een schild. Item ick byspreeck Tyrd toe Zneeck myn gouden rinck. Item ick byspreeck Simon Gerryt zoen een enckelgulden. Item ick byspreeck Brecht Takis dochter myn twe blawe rocken. Item die moncken opt Sand byspreeck ick myn beste pot. Item Sibrich sal hebben myn blawe tabbert. Item Taed op die Hogestraet myn corte tabbert. Item Goutie linslaeghers zoen een schild. Item dat geld daer ick boren sal van Florys Gerryt zoen ende die ander gueden, uutseit thuus, dat sullen heer Gerryt ende Simon Gerryt zoen geven ende beschicken daert hoer oerbaer ende profitelichxt duncket toe wesen. Item soe maech ick erven myn fyf nyften ghelick, als Auck, Sibrich, Joy, Bau ende Bets, int huus daer ick in uoen, ende in ander ghien gueden. Ende uaert sake dat sie verer uolden tasten an den gueden, ende dit testament wolden of uaeren inbrekende, uat hoor boren mochte int huis, elck woer syn hoeft, dat soude sie teghens Sinte Marten toe Oudehoef verboert hebben, ende Sinte Marten of diegheen die dat regieren, teghens een yeghelick toe vervolghen, uant ick ende myn zoen dat met groter arbeit vergadert hebben. Item ten laesten soe maeche ick vervolgers myn testamentis Eevert Lolle zoen ende Hendrick Nanno zoen. In een teiken daer uaerheit soe heb Fed voerscn daertoe roepen ende ghebeden om dit toe tughen Doythe Dircks zoen of schoemaker ende Frerick Jacop zoen of cuper ende Pieter Tjalkes ende Hein Siuerd zoen. In den jaeren ende daghen als voersc. is. Origineel (?): A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 115. Niet gevalideerd. In dorso: Fed Hendrick testament. 134 72 1506 september 13 Sibbel, weduwe van Sybet 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den namma Godis, amen. Int jeer Uus Herens MVc ende een, op Palma jond, so hab ick, Sibbel, zillighe Sybets affterletena wedue, by sonde lyff, gaen ende staen, ytende ende drinthiende, ende oers van myselffs naet felende dan alle gesontheed, hab anmerckt dat alle tyden verwandelycken zyn, dier hyoeda sont sint, moern cranck ende sterve moegen, soe hab ick myn testament, leste wille ofte codicil, als dat ney dae riuchten staen mey, macke. Ende wil dat fest ende steedts halden habba van alle daejenne dier myn gueden in dit testament schillet ontffaen, als een wogelyck testament ofte een codicil ende leste wille off oer gewoenten dier een testament moghen versterckya, een ygelyckx by dyo pene des riuchten ende voerbertnisse sins deels dier hem in dit testament toleyd werdt, ende dat oppersteed to habben Sinte Vyt, myn patroen, in dae steed toe staen dier jenst dit testament deth, sunder jensidzen, mit riucht off sonder riucht. Ende ney der tyd int jeer XVc ende sex, den XIII dey septembris, so hab ick, Sibbel voors., cranck leyd op myn bed, nochtans sond ende machtich in myn verstand, hab dat voors. aerst testament ratificerth, confirmereth in all zyn artickelen, behalven summige artickelen dier forronnen weren ende ick van need vormeckye most, ende summighe artickelen dier ick by vrye wille ende sunder enige onderwys oers macket hab, ende dat aerst testament mey dat lest in dit testament alheel concordeerth is, als hyrney fulget. Int aerst so bifel ick God van himelrick myn zeel, ende dio eerde myn lichaem, dier ick van commen bin, ende byjerry myn leghersteed to da jacoppinen in die tzercke, ende byspreck aldeer vyff g.r., dierto den huysteed dier zillige Aeftien baerns op plygen to wenyen, to wyn ende cost to dae gemene broeren int reventer alle jeren op myn jeerstond. Item to Galileen XX g. renthe to timmerth, ende diertoe Frouck mesmakers steed in dae Haghe streta, toe wyn ende braed to dae gemene broeren int reventer alle jeren op myn jeertyd. Item Sinte Vyt, myn patroen, sex golden rynsg. Item Uus Lyaef Frou to Nyehouw tree g.r. Item Sinte Katherine tweer g.r., Sancte Anthonius ende Sancte Jacobs jesthusen ellick een g. renthe. Item Sancta Anna claester tree g. rynsg. Item heer Feddo, myn persona, een golden r. Item heer Douwe een g.r., heer Johannes, heer Sipko Wibrandi, heer Peter, elck ½ g.r. Item heer Wopko saun st. Item dae oer presteren in Leowerden ellicks III st. Item vyff pondematen ende IIII anssen dier Gherryt Jacobs zoen in zyn hyr hath, diert swart personnaetschip ende Johan Sybren zoen dat oer fan toheerth, schel wesse int ewich to zeelmissen ende vigilien. Hwa des jonds compt to vigilie ende moerns misse deth, schil elkes tyds habba III buthies. Dit schil Peter Jans zoen foerwerrye. Item to Mariengaerde een g.r., ende den abbet aldier een g.r. Item to Garnard een g.r. Item to Foswert een g.r., ende to da gemeene zusteren een ton hamburger byer off twee g.r. in jeld. Item zister Barbar, myn sister to Foswert, byspreck ick sex jelne delffs lecken to een ny kaepe. Item to Bethleheem ½ g.r. Item to Claercamp, to Smellingheree ende to Birgum ellick een g.r. Item Appingadammers broeren ende Uus Lyaef Frou broeren ellick V st. Item to Aelsum ende in Sygerswald ellick een g.r. Item sister Ansck, Sibbel Jaythies, Teeth ende Peter Jans soen ellick een ducaet. Item sister Meynu to Wiswert ½ g.r. Item hyrney seth ick to riuchte erven myn onreplycke gueden myn enyge kynd, 135 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Sybren, ende myn kyndeskynden, als Auck ende Wolter, mey alducke onderscheed. Int aerst so schil Sybren, myn zoen, afarra uut habba tusent g. rodulphuspost., als Teeth ende Kathryn, myn kynden zelligher gedachten, afarra uut hann habbet, ende voer disse tusent g. rodulphuspost. voors. schiller habba dat gued ende renten dier Thys op Nyland van my to hyer hath, mey dae XV pondematen landis dier Meynt in zyn hyer hath, ende diertoe dat gued te Fyeuwerhusum, alzoedeen als my dat toehereth. Item ney der tyd dat Teeth ende Katryn voors. hyare birlns alla wey heeden, zo habba hya nochtans alle jeren ende deggen fest meer krygen, nu int een, nu int oer, dier ick, Sibbel, nen rekenschip van weet, ende om des genyets wille zoe jouw ick Sybren, myn zoen, dierjenst sex kunagongh affter Alda Galileen. Item zo wil ick dat Sybren voors. myn zeel schal bywerrya ende dae boeckinga voors. betellie, ende dierfoer schiller habba dat huuss ende steedt, affter ende foer, mey dat hoff, dier ick nu wanny, ende Ansck moers huys, ende dy steed dier Gheryt olyslagers wyff op wenneth, mey dio helft dierop dy steed leyt. Ende hath dattet beter is ende disse huysinge ende steden meer foerstrecka mogen, dat jouw ick myn joncxte enege zoen Sybren voors. to foerndeel. Item al buta dae tusen g. rodulphuspost. dier Teeth ende Kathryn voors. awey habbet, zoe habbet dae zwageren my, Sibbel, alsoe langh pinighet dat ick hemmen itta maer uutwyse most, scholden myn dochteren freed habba binnens huses, so hab ick hemmen uutwyse dat gued by dat Langhdeel ende vyff pondematen ende thien pondematen toe Wyns. Ende ist een dat dae kindiskynden by dae uutwysinghe blyuwa willen, dierfoer schil Sybren weer habba dae weyda die Rommert olyslager in zyn hyr hath. Ende willen dae kyndiskynden dae uutwysinge lossleeta, so schil Sybren mey dae kyndiskynden dat gued by dat Deel mey dae X pondematen to Wyns, dio weyda dier Rommert voors. in zyn hyr hath, mey dae V pondameten voers. deela, elcks zyn tremdeel. Item hath onreplycke gueden datter maer sint, dier tofarra naet fan scrn sint, dae schillet Sybren ende dae kyndiskynden deela in stirpem, dat is dat dae kyndiskynden schillet staen in hyare moeders steed, jouwa dae onreplycke gueden dier naet naemd sint, man alle replycke gueden wil ick Sybren allenna toe. Item dae riuchte aerme huyssitten in Leowrd jouw ick dae renthen in Pieter monglers gued int ewich, ende disse renten schil Peter Jans zoen opberra, ende jaet dae aermen alle jeren om Gods wille. Ende comter emmen van myn ayna fryonden to armoed, daejenne schilme diermey van dela alle jeren. Item weert een dat Sybren, myn zoen, Godts bod forfulde ende nen aefte kynden affterleet, so schilma syongha to Oldahow moerns to sex uren snyondes ende tysdeys een syongen misse, een in dae eere van Uus Lyaefrou ende een in dae ere van her benedide moder Sancta Anna, ende dae presteren dier dae messe bywarrye, schillet dierfoer habba sex g.r. jeers. Item foerdmaer so schilma dela to elke messe XVI aerme lyoed elcks een tremdel van een kaepbraed ende op elke stuck braedes een pond buttren. Ende disse XXXII aerme menschen schillet huussitten wesse binne Leowrd, ende bysunderlingh sinter enygen aerme lyoed dier van myn bloed mochten wesse. Ende disse aerme schillen aeck jeers habba IIII hael lecken, dae twa ferwet ende dae oer twa ontferwet, aeck elcks twa paer schoen, winters een paer ende somers een paer, ende dierto elcks een hael schutta hael hardgarypera torff. Item disse substitucie schil staen sofyr als riucht formey, ende hyrto schillet riucht ende reed ende dae tweer personnen tzesa tweer foechden dier dit beschicke schillen van al Sybrens voers. neyleten gueden. Item dyo substitucie schil blyuwa, behaelen dier maister Sybren Greet, zyn huysfrouw, hat forsyglet. Ende altofara uuit schillet dae tweer foechden 136 5 10 15 20 25 habba elcks trye g.r. voir hyare arbeyd, ende dierney schilles alle mayen rekenschip dwaen, ende isser dan hatta wr, dat schilma oplidze ofter enyge dyoere jeren kaemen, dat men dae jelmissen allyckewal halda mochten. Item dat aerst jeers renten dae schillet dae minrebroeren opberra to hyare timmert. Ende disse substi<tu>cie hath Syb<r>en sellfs mey consentereth. Item dat aerste jeer schilma deela to Aldahou, to jacoppinen ende to Galileen. Item so seth ick to executoren myns testamentis dy gardyaen to Gallileen, maester Johan Sextinus ende heer Fedde, myn personnen, Peter Jans zoen ende Sybren, myn ayna zoen. Torkonde ende festicheid dissis testamentis, leste wille ofte codicil so hab ick, Sibbel, hyrto roepen ende baeden orkenen neyscrn, als heer Feddo, myn personna, Peter Jans zoen, Jacob Feddis, Sybet Agga zoen, Gherryt Tymen zoen, Jan Pouwels zoen ende Jan Ryoerdts zoen. In een festicheid dissis so hab ick, heer Feddo, voer myselffs ende voer Jan Ryoerdts zoen ende Sibbele ayne bede wille myn sygel hyraen hwinsen. Ende wy, Pieter Jans zoen ende Sybet Agga zoen, habbet baeden Foppa Matys zoen Oenya, scheppen in Leowrd, dat hy zyn sygel hyraen hath hwinsen om uus bede wille. Ende wy, Jacob Feddis ende Gherryt Tymen zoen, habben baeden Tymen Frerick zoen, schepen in Leowerd, dat hy zyn sygel om uus bede wille hyr aeck aen hath hwinsen. Int jeer van sex als voerscrn is. Ende ick, Jan Pouwels zoen, hab aeck baeden heer Feddo, myn personna, dat hy syn sygel mey om myn bede wille hyran hath hwinsen. Datum ut supra. Den principale van deesen was geschreven in franchyn, bevesticht met drie uuythangende segelen, waer deene meest van ouderdom affgevallen was. Gecollationeert jegens doriginaele, bevesticht als boven, is daermede bevonden taccorderen, by my, <ondertekend:> P. Eemskerck. 30 35 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door P. Eemskerck, naar A). GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 8. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (18de eeuw): 1506, den 13 septembri. Codicil voor Sibbel Sybes weduwe. Anthony gasthuis een gulden rente. Druk: a. OSA, nr 95. - b. OFO I, nr 518. 73 1506 november 12 Heer Mathias Dirck zoen In nomine Domini, amen. God tho loeve ende Marien, syner benedider moeder, ende alle Goedes helligen, soe heb ick, her Mathias Dirck zoen, gheordineret ende maket myn testament oft 137 5 10 15 20 25 30 35 codicil ende leste wille, wal dat ick kranck was van lichaem, nochtant machtich myn vorstant ende vyff synnen, int jaer Ons Heren M vyffhondert unde sess, altera Martini episcopi. Int eerst soe begheere ick myn lichaem thoe legghen ende rusten int cloester toe Aeelsim, ende bevele God myn elendighe zyel. Ende geve dat cloester vorsc. tyen golden gulden voer ene memorie, ende mynen mantel vor die grauwe cledinghe, Onse Lieve Vrouwe aldaer myn sullveren segel. Oeck gheve icka dat convent vorscr. VI golden g. die ick Jw Jonghema geleent heb. Noch IIII golden g., Jw gheleent, die ick oeck geve. Item drie golden gulden die ick Tyarc Walte leend heb. Noch III golden gulden die ick Epa Aylwa leend heb. Item die minores in Bolswert een golden g. ende een gellers rider, die predicatores in Leuwerden een golden gulden, die vrouwenbroers in der Ylst een golden gulden, ende den prior in der Ylst myn kontoer. Item die twe cloesters als Workum ende Oeghecloester elck een half golden g. Item soe geve ick dat cloester thoe Nazareth om Goedes willen dertich golden gulden van dat gelt dat men my geven solden up jaeren, nae uutwysingha myn baer, ist saecke dat Jeske, myn dochter, daer int cloester blivet. Ende blivet sie daer neet oft stervet eer sie professyt wert, dan her Derck, paestoer in Yrnsem, ende broeder Marten, prior in der Ylst, die dertich g. the ordineren thot hoeren willen in die eere Goedes. Item soe maecke ick eerven myns gueden Franck Dirck zoen ende seleghe Gorys Dirck zoen kinderen, soe tho vorstaen dat Franck voeraff hebben sal tyen golden gulden om sonderlinghe oersaecke dat hy in foertyden thoecort hat hevet. Item ick stae thoe Franck ende Low, syn soen, dat andeel dat my anghestorven is van dat huys van Truyde myn susters weghen, alzoe voel rechtes als ick daeran heb. Item ick stae thoe die achterlaeten Gorys kynderen die ondersettinghe des huys dat Gorys salighe my ondersett hadde. Item Bauck, myn broers dochter, een golden g. ende myn middelste tabbert. Feythe, myn swaegher, myn pelsen tabbert ende olt wanboes. Item myn boecken besprecke ick her Derck ende Peter, myn neven, thoelycke tho deylen, des sal die prioer daer een aff nemen ende Peters deel bewaeren thot hy preester is, ende wert hy geen prester, die boecken heren Dercks tho bliven, ende her Derck sal voeruut nemen Librum de Summa Te[***] et [***]b ende Tractatum de baptismo. Item Henrick Franck zoen myn beste hoesen. Oerkunde disses testaments ende waere fasticheit, want ick myn segel neet by my hadde, soe hebbe ick baeden heren Derck, paestoer in Yrnsem, dat hy dit ghesegelt hevet als testamentarius. Ende ick, Frerick Henricks, ende Mynna Hipka zoen, want wy daerby gheroepen syn ghewest, hebben oeck als ghetuyghen beden heren Derck vorscr. dat hi dit besegelt hevet om ons beede wille. Int jaer ut supra. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 54. Het opgedrukte zegel verloren. Druk: a. GPCV II, 254. 40 a b gheve ick door dezelfde hand verbeterd uit: ghevet hy. Titel sterk afgekort, onleesbaar. 138 74 1507 januari 22 Tyethye Sickes van Nyenhuys 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Ick, Tyethye Sickes van Nyenhuys, beken voir alle luden myt dessen mynnen openen testamentbrief ende laeste wille, hoe dat ick heb overdocht datter gheen dynck sekerer is dan die doot ende neit onsekerer dan die ure des doodes, dairom heb ick myt vollen synnen ende guede memory myn testament ofte leste wille maket, in maneren naescr. Int eerst bevele ick God almachtich, myn scepper, myn siel, ende begheer myn legherstede toe Lunenkerck in dye kercke, ende bespreeck dat cloester aldaer wyftich golden g., ende dairvan sullen hebben die conventualen twe tonnen hamburgher bier, omdat sy toe bet voir myn siel sullen bidden. Item hyrtoe sullen die van Lunenkerck hebben myn gulden borstspan toe Godes ere. Item die landen, als seven pondematen, die ick die conventualen toe Lunenkerck over seven jaer ghegeven ende sy ghebruckt hebben, sullen sy beholden tot ewyghen tyden, voir my ende myn olders sielen toe bidden. Item ick bespreeck Sunte Andrees, myn patroen, tyen enckelg. renten tot ewighen tyden uut Faersma gued, ende dysse renten en sal men neit versetten noch vercopen, tensy dat die kerck den utersten noet anfalt. Item ick bespreeck tyen enckelg. toe volleste Sunte Anna belde toe maken toe Wynaldum in die kerck. Item dat Hylyghe Sacrament, Onse Leve Vrou, Sunte Barbar, Sunte Kathryn, elck 1 pont was. Item ick bespreeck myn personer een golden croen, ende her Dyrick 1 golden g., ende her Sypcke 1 g. current. Item soe make ick XXV jaerdeel, ende dat legke ick op Faersma gued, ende wil dat men alle jair op myn jaerstont eerlike delen sullen brenghen an broet ende butter, als dat behoert. Item ick bespreeck die vier biddende oerden, elcke convent die hyer in termyen ghaen, een ton hamburghener bier, ende als die broren hyer bidden elck een ton koren. Item toe Lidlem 1 enckelg. Item alle die cloesteren in Westergoe, mannen ende susteren, elck een half enckelg. Item ick bespreeck dy patroen toe Sexberum een stuck landis, gheheten die Myddeldyck. Item Sunte Jorien toe Oesterberum vyf ofte vyftehalf ffl. rente als sy daer heft. Item alle die deel doer, elck kerck een enckelg., ende elcke prester drie stuwers. Item ick bespreeck meyster Sicke toe Oesterberum een gouden leeu ende een tabbert laken, gued enghels laken, myt een guet foer. Item ick bespreeck her Boyn, personer toe Harlynghen, 1 enckelg., ende her Bouwen, vicarius aldaer, een enckelg. Item ick bespreeck dat gued oppe Fennen tot ewighen tyden den armen jaerlixs toe Wynaldum om Godes willen toe gheven, ende wil dat die pater toe Lunenkerck tot hem sal nemen een gued man uut dat ghae, ende sy twe des guedes renten den armen jaerlicks toe delen. Item ick bespreeck vyf enckelg. den armen nu toe dielen an laken ende an scoen. Item dieselve landen die ick ghegheven heb tot Sunte Anna misse toe Wynaldum, die sullen dairtoe bliven in dieselve forme in dat ewych, ende wil dat men die misse uutsynghen sal. Item soe bespreect ick ses klinkerden renten uut Thyaert Ottama gued toe Sexberum tot een singhende sielmisse alle manendaghen aldaer tot ewyghe tyden, in maneren als sy alduslanghe ghedaen hebben. Item in liker formen een singhende mys toe Oesterberum alle vrydaghen van dat Heilighe Crues, ende dairvoir bespreeck 139 5 10 15 20 25 30 35 ick die presters aldaer twe enckelg. rent in Hebema gued ende een klinkerde rent in Lolkama gued toe Petersberum. Item ofter enyghe scortinghe in dyssen myssen vol ende sy neit verwaert woirden als forscr. is, soe beveel ick dat den pater toe Lunenkerck ende den pastoer toe Harlinghen dat toe scycken ende toe ordineren, ende dye gueden ter ere Godes toe brenghen daert hoer belevet. Item ick bespreeck twe davidg. renten op die Voiryp enden, die ick ghecoft heb van die patroen, tot Houckama leen toe Wynaldum, dat die preester voer my ende myn vrenden sal bydden tot ewyghen tyden. Item ick bespreeck Wilhelmus dree enckelg. renten in Faersma gued tot syn lyfstont, want hy my ende myn kynden een trou deenre ghewest heft. Item ick bespreeck Thyaert, Sicka Faersma zoen, toe hulp syn scoelganck twe pondematen landen uut myn gued erflick. Item soe wil ick dat Epe, myn soen, sal hebben toe vorendel Enghele gued, ende daertoe huys ende statten ende al dat mya comt in Nyehuystera guet, ende twe enckelg. rent die sy coeft heft van Jan Mewusma in Zyorde gued, ende al myn reppelike guden, uutseit golt ende sulver, ende oeck mede dat Sicke ende Tryncke, salighe Scelte kynderen, elck sullen hebben een bed myt syn toebehoer. Ende Oldehustera gued ende Jonghema gued sal Epe beholden, als hy duslanghe ghehat heft. Item al myn ander gueden, hiertoevoren neit besproken noch bescreven, make ick erven Epe, myn soen, ende Schelte kynderen op hoer vaders stede. Item soe wil ick dyt testament ende leste wille gheholden hebben in allen punten ende articulen foirscr. als een testament ofte codecil ofte leste wille, alst nae den gheesteliken ofte warlike rechten best gheholden mach werden. Ende hyervan maeke ick executores ende vervolgers dyt myn testaments ende leste wille her Nycolaus, pater to Lunenker<k>, her Boyn, personer toe Harlinghen, ende her Bouwen, vicarius aldaer, ende Sicka Faersma. Ende wil dat sy dyt testament sullen vervolghen ende voldoen, ende dat toe nemen van datgheen dat yckb den pater bevolen ende ghesecht heb, sonder wedersecken myn erven. In een tuych ende waerheyt dys myn testaments ende leste wille heb ick gheropen hyrtoe ende ghebeden her Nycolaus, pater toe Lunenkerck, als myn testamentarius, ende her Boyn, personer, ende her Bouwen, vicarius toe Harlinghen, ende Sicka Fersma, als tughen dyt myn testament ende lesta wille toe hlyen ende beseghelen om myn bede wille. Datwelck ick, her Nicolaus, beseghelt heb myt myn amptsseghel voir myselven ende voir Sicka fors. om syn beda wille, ende ick, her Boyn, beseghelt heb mede myt myn selfs seghel voir my ende voir her Bouwen om syn beda wille, ghelyck als Tyethye forscr. ons daerom beden heft. Int jaer Ons Heren XVc ende seven, op den XXIIn dach in januario. Origineeel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 68. Met twee opgedrukte zegels: 1 (74), 2 (11). 40 a b Door dezelfde hand verbeterd uit: hoer. Door dezelfde hand verbeterd uit: sy. 140 75 1508 juli 9 Heer Goffa 5 10 15 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Anno vyftienhondert ende acht, des nieuganden deis in julio, hat heer Goffa, parsonna toe Aestereindt, cranck van lichaem ende verstand[ig]a van sinnen, in jenwirdicheyt heer Douwe Pybe zoen, myn miegh, ende orkende neischrion, hiertoe roppen ende toe baeden van myselven, heer Goffe voers., ende wil dat men schil halda ende degha als een testament jeft codicil jeft lesta wille, in allen formen ende manieren alst alderbest mey staen, ney da geestelycke riucht jeft wradisch riucht. Int aerste befelt heer Goffa syn siel Godt van himelryck ende Maria, de moeder Godts, ende al syn lieeff oor heiligen, ende besonderlingh syn heylige patroon Sinte Marten toe Aestereindt, ende beyert syn legerstoel in Sinte Martens tiercka, by sillige heer Goslick Donga int coer, ende bespreckt syn heilige patroon Sint Marten toe Aesterendt dae landen dieier het kapet toe Hydaerdt, nei syn brieven daerop ontfinsen. Item vorder bispreeckt toe dae fiower priesteren toe Aestereindt elck een enckelgolden ende allen jeers lidsende [***]b Styensteiseg goed toe Aestereyndt tot een eeuwige memorie, ende die silforrenaetc te dwaen elcx jeers op een jeersstondt mei misse ende vigilie. Ende jeft [***]d itlycke person in da dorpe een stoter, ende elcke tiercka alsoo fulla. Item toe Wymbritseradeel elcke priester een stuiver, ende elcke tiercka tueer. Item voir<t>s Tabor fiower enckelg. eens. Item da cruisbroeren toe Snits tueer enckelg. Item oppa Nyedyckf alsoo fulla. Item Aldeclaester tweer enckelg. Item de barfoete toe Bolswart fiower enckelg. Item da ore tria bidden oorden elck tweer enckelgulden. Item toe Oegeclaester een enckelgulden.g Item dat claester tot Tiedmarum schil habba dat bytal en ste[.]h hiare twe enckelg. rent in Sytsen terp, ende diertoe bespreck ick myn suster ende da claester twae enckelg. renten tot Wilsum, jet heer Douwe Sytses huir het huiren uytwyst, ende dirtoe schil syn suster ende syn nift toe Tiedmerum habbe een stal kwen tot hiaren claynga. Item hy besp<r>eckt Sybren Douwe zoen toe Aengium, syn mieg, fiower enckelgolden eens. Item dat claester toe Lieuwert, Sint Anne claester, twee enckelg. rente dair van Haio Halbe hat capet. Item vorder meckt erffin tot syn goeden, als tot sextich horntiesgolden rente, tot een leen in Abbega, Sint Geertruit de heilige jonckfrouwe tot haire sis[.]eni. Ende op dit leen schil altida op wessa een van syn bloet da sibste, ende isser nimmen van syn bloet der prester is ofte prester wil wirda, soo schillet heer Goffa sibsta twe frunden, mei eeck de personna ende voogden in Abbega, altyda een tiesa op dit leen int a b c d 40 e f g h i F: laatste twee letters onleesbaar door geknoei. F: ruimte voor enkele woorden opengelaten. Lees: silforwaringe? F: ruimte voor enkele woorden opengelaten. Lees: deel (namelijk Hennaarderadeel). Lees: Groendyck? F: deze zin in de marge. F: laatste letter onleesbaar. De passage lijkt corrupt. Mogelijk: bytal in sted. F: deels onleesbaar door geknoei. 141 5 10 15 20 25 30 35 40 eeuwich. Ende de prester schil schildich wessa alle wycken tria missa toe lessen voor heer Goffa ziel, ende eens in da wycke een vigilia van nioegen lectien met de laudes Domini een, ende elcker jeers een vigilia als voorges. op syn jeerstont ende missa dwaen in dat eeuwich. Item hy mecket eeck erven heer Elingh met syn broeren end syn moeitie kinderen, toelycka toe deelen in sextien horntiesgulden renten, lidsende toe Wilsum in Piers goet, ende der schillese mey toevreden wessa ende naet meer habba. Item eeck myn ore goederen, hiertoevooren net bespritsen, byspreck ick heer Douwa, myn mieg oppa Dronryp, nei uus onthietinge ende loftenisse ende dat hy da schil byschicke tot myn aerme friounen ende tot da riuchte aermen als hy [***]a hem nu lievertb, ende friounen deer legaten aff te jaen alst hem beste tinckt, ende hy myn executeeur te wessen, op toe berren, uyt te jaen, ende nimmen myn renten te berren eer alle seecken uytleit ende buekinge sint betellet, ende heer Douwe wr my ende myn goeden te dwaen als ick op hem bytrouw. Ende <die> dissa lesta willa ende testament naet halde wil, die schil syn erffenschip jeff byspreckinge verbert habbe tot proffyt da tria tiercken in Abbega, in Westhem ende toe Wielsim. In orconde dessen testamente ende lesta willa soo hab ick, heer Goffa, hier orkenen toe roppen ende beden als voers. selven dat hie hier orkenschip wil hada om myn, heer Goffa, beda wille, ende dit ziglen litte om hiaren beda willa van ora liuden, als int aerste heer Wopke toe Aesterendt ende heer Ulba, aldaer prebendaet, ende Homme Douwa zoen uut Abbega ende Syba Lelcke zoen ende Symon Sioerdts zoen uut Abbegae ende Ulbe Saeckes ende suster Tryn, heer Goffa suster, ende suster Bauck Douwa dochter ende Bauck Harings dochteren, susteren van Tiedmarum ende vant Sint Anne claester. Ende want wy, voers. orkannen, nin ziglen sint fierende, soo habet wy baeden de eerbaere Homme Douwe zoen dat hy <dit> brieff ende lesta wille wilda bysigle voor ons, orkennen vors. Dat ick, Homme voers., hab bisigelt voer haer, orkennen voers., om hiare beda wille ende voor [my]selven. Ende om mera festicheyt soo hab ick, heer Goffa, ditselven bisiglet met mync selffs handt ende met myn selffs sigel. Ende om mere festicheyt dissen voers. soo hab ick, heer Douwe Pibe zoen, om heer Goffa beda wille dit testament ende brieff jest lesta wille bysigelt om heer Goffa beda wille. In da tyd ende dey voers., in heer Goffa huus toe Aesterendt, toe jonstyt ney vesperen. Leger stont: Onder het brieff waeruyt desen gecopieert is, stonde een teeken van segelinge, daer nu al was affgevallen deur olderdum, gedaen met groenen wasse, ende daeronder stonde: Pybe Homme zoen Gosninga lye mey myn handtscrift onder myn zigil dat dis copie van wird toe wird accordeert mey syn principael, dier by my is. dOpene ende ongeschrevene woorden int midden van desen ende voorgaende zyde waren in de principale copie, waeruyt desen ges. is, deur corruptie ende verslytinge van de plyck ende voudinge des brieffs niet leesbaer, ende is desen met hun copia, a b c F: ruimte voor enkele woorden opengelaten. F: hem nu lievert; lees: hem believet? F: syn. 142 getekent soo vooren verhaelt, bevonden te accorderen by my, secretaris in Wonseradeel, den 14 augusti anno XVc drie ende tnegentich. Orconde myn handt. 5 Leeger stondt: Gecollationeert tegens den gelyckluidende copie, is desen daermede bevonden te accorderen, in kennisse van my, den 3 juny 1635. Ter ordannantien van den Hove. Getekent: J. Petri, met eenige streken. Leger stond noch: Accordeerd deesen met gelyckluidende copie, in kennisse van my, den 3 may 1637, ter ordonnantien van den Hove. Ende was vertekent: J. Petri, met syn streken. 10 Accordeert desen met soodane copie, ter kennisse van my, onderges. secretaris binnen Ylst, den 2 aprilis 1644, <ondertekend:> F. a Maercx, 1644. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door Pybe Homme zoen Gosninga, naar A). Niet voorhanden, bekend uit F. - C (1593 augustus 14, door de secretaris van Wonseradeel, naar B). Niet voorhanden, bekend uit F. - D (1635 juni 3, door J. Petri, naar C). Niet voorhanden, bekend uit F. - E (1637 mei 3, door J. Petri, naar D). Niet voorhanden, bekend uit F. - F (1644 april 2, door F. a Maercx, secretaris van IJlst, naar E). GA Wymbritseradeel te IJlst, Archief Sint Geertruidsleen Abbega, inv. nr 1. Opschrift: Copie copie copiae copie. In dorso: Copia testament van heer Goffa. Solvit scrieffloon 12 st. - G (1653 juni 18, door H. Scherhagen, naar E). Niet voorhanden, bekend uit I. - H (1689 oktober 22, door Vitringa, naar G). Niet voorhanden, bekend uit K. - I (18de eeuw, naar G). RAF, Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 231-240. - J (19de eeuw, door Buma, naar I). Ibidem, inv. nr 2069, p. 45-49. - K (19de eeuw, naar H). GA Wymbritseradeel te IJlst, Archief Sint Geertruidsleen Abbega, inv. nr 8. Druk: a. Bolt, Sint-Geertruidsleen te Abbega, 137-139 (naar F). - b. OFO IV, nr 175 (naar F). - c. Abma, Sint-Geertruidsleen (aanvulling), 103-105 (naar b). Uitgegeven naar F. De latere afschriften bieden geen betere lezingen, hoewel sommige (indirect) teruggaan op E. 15 20 25 30 76 1509 februari 14 Waell Buttima 35 In nomine Domini, amen. Int jaer vyfftienhundert inde neghenn, op Sinte Valentini midtdagh, hefft Waell Buttima hoir testament, codicil offte leeste wylle <gemaeckt> in myn tegewordicheit, heer pastor Claes Albert zoen, nu [ter] teit pastor in dy Molquerum. Int ierst was sy cranck vann lichgamen, nochtans <was> sy wys inde vroedt vann verstandt, duus soe hefft sy gegevenn Godt almechtich hoir siell, inde Sinte Lebuyn, syn patronn, hair lichgam. 143 5 10 15 20 Dartho hefft si besprackenn eyn halff hoefft landts, liggende in Brora war, vervallende vann jaer tot jaer, an dy eynner sydenn an dy Grons off an dy anderen sydt, gegevenn tot eyn pandt um eyn jongersceip, inde dyselve lande voirsc., inde eyn halff hat lands tot eyn ewichge memori, inde Syttia Alberts zoenn eynn halff hat, liggende in Attha war. Item dy vier biddende orden elck besondelinge twe hornsgulden. Item tho Abert in dat claster eyn golgulden aen syellmyssen. Item dy van Workumm eynn davidgulden. Item dy armen ludenn VI hornsgulden um Godes wyll. Item Jeska eyn stande bedt. Item dat anderenn guede, potten inde pannen, sullen blivenn tho Syttia Scheltes huis, alzoe groit als ys. Item dy achterdadenn sal men nemenn inde geven vann dy koe inde dat hoy, inde wat dy koy inde dat hoy niet verstreckenn mach, sal men nemen voir dy anderenn guedenn. Item susterlinghe inde susterlinghe kynderen tho tastenn alzoe dat dy susterlinge inde susterlinge kinderen gelick met eynnanderenn thotastenn. Item dat sylverwerck sal blyvenn dar dat gegevenn ys. Item dy ewichge memori van Sytthia Scheltes off fan syn kinderenn gegeven inde dair waerd van dat halff ha<t> landts voirsc. is. Item dat ymant ys van dy arvenn dy dat voirsc. niet halden wyllen, dy maeck yck van dit voersc. arscap unterff vann mynnen gueden. Al dynck sonder arch offte lyst. In kintenis der wairheit soe hebben wy, pastor voirsc., inde Broer Hilla soenn ende Arnt Arnts zoen, als orkenen hirunder gstayll claer inde recht te wesenn. Inde tho merer festicheit soe heb yck, heer Claes Albert zoen voirsc., als eyn testamentor mynnen selff segell hirunder op spatium gedruck des bryff voir my inde voir Broer Hilla inde Arndt voirsc. <Ondertekend:> 25 30 35 40 45 Ick, heer Claes Jacobs zoen, lye als voirs. is. Meus Agges zoen <h.m. 16>. Jolthie Wybma <h.m. 15>. Agga Douwes <h.m. 2>. Boye Thomas <h.m. 3>. Abba Sipkens <h.m. 1>. Idts Salinckx <h.m. 11>. Tyardt Douwes zoen <h.m. 20>. Origineeel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Waell Buttima testament salichge gedachtenis. Dit testament heeft met de nummers 83, 85, 97, 100 en 109 één geheel gevormd met een fragment van een goederenregistertje van de memorie te Molkwerum (GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 2). De datering is gebaseerd op inv. nr 2, f. 3r: Dese voersc. testamentenn sienn gecopiert in prescentia vann her Claes Jacob zoen, nu ter tiet pastor geweest ist, anno eyn un vyfftich, inde Tyardt Douwes zoenn, geswarrenn richter, inde Meus Agges zoenn, Jolthie Wybes zoenn, als kerckvoedenn, inde mede Agge Douwes zoenn, Boyenn Tomis zoenn, Abbe Sypkes zoenn, Ydts Salincx zoen, als voersc. persoenenn. Verder is in een marginale aantekening bij nr 109 sprake van in heer Claes Jacobs tydenn, pastor, anno eyn un vyfftich. 144 77 1510 mei 27 Edwar Zyarda 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In dy namma Godis, amen. Int jeer Uus Heren tusent fyfhundert ende tyaen, den saen ende tweinstichte dey in mayo, soe hab ick, Edwar Zyarda, bitocht dat ick bin een sterflick menscke, ende dat ick naet sykera hab dan dy daed ende naet oensykera dan dyo wra des daedis, ende byrawet van God myn syoen ende cranck van lichaem, mer sterck ende foerstandel van sinnen, ende hab roepen dissen notarium ende orkenen neyscriowen, ende hab byscaet dat ick myn leste wille hab uutspritzen ende hab myn testament jef lesta willa bytyoehd. Ende wil dat dit schil wessa myn testament nuncupatyf of lesta willa of codicil of alst alderbest mey staen ney dae riuchten, gaestelick uf wraudsk. Ende hab openbieret ende uutspritzen dae naemen myner eerven ende dyoe schickinghe myner gueden neyscriowen mit myn selwis mond, ende lessa lieten uut myn byfel by dissen notarium ende orkenen neyscriowen, mit foerstand ende witenschip myns foerstandis, ende hab mecket eerven myner gueden, my foerlienighet van God van himelrick. Int aerst hab ick God byfellen ende Mariam dyo moeder Godis ende myn heyligha patroen Sinte Marten mit alle lyaefwe Goedis heylighen myn zyel, ende hab byerret myn legghersteed by Sinte Marten in Fraenkera tzerka, by myn sillighe moeder But Tzyaerda, ende bispreck Sinte Marten voer myn legherstoel tree enckelgouden. Item dae trie haedpresteren elck tweintich stuveren, ende dat fiaerda leen alsoe fulla, als dier een ayn prester op compt of alst een capellaen bytyennet. Item dy prester op Sinte Thomas altaer tyaen stuveren. Item alda heer Meynert fyf stuveren. Item heer Johannes comen Pieters ende heer Claes elck tyaen stuveren. Item heer Godsfriond tyaen stuveren, willer dat wydwetter werpa, soelang als hy dat lien bywennet, ende wil hy dat naet dwaen, soe schel hy habba saen stuveren. Item heer Remmet tyaen stuveren. Item elke altaer in Fraenkera tzerka die wyd sint, elck een hael pond wax, ende dat Heilighe Sacraments altaer een pond wax. Item soe bispreck ick, Eeduer Zyaerda, fyf ende tweintich jeradeel, ende alsoe langh alsma deelt, soe schelma jaen om Godis willa fyf rogghenbraed ende trya sticken butera, fyf ende tweintich jera langh. Item Oghaclaester bispreck ick twier enckelgouden tho timmert. Item dat claester thoe Staveren een rinsgolden, ende myn twae niften, Hera dochteren, elck alsoe fulla. Item dat claester dier maester Jws kynden in sint, bispreck ick sex enckelgolden tho timmert, ende elck van myn niften een enckelgolden. Item dat claester tho Monkebayum tree enckelgouden toe timmert, ende dae nonnen thoe recreacy twier enckelgouden. Item Lidlum, Lyoennatzerka ende Anighum elck een enckelgouden. Item toe Harns Sinte Michiels tzerka twier enckelgolden, ende dat gasthuystzerka een enckelgolden. Item dyoe tzerka toe Firdghum twier enckelgolden, ende dyn persinna een enckelg., ende myn landsiete toe Firdghum tree enckelgolden, dae schelma hem kyrta in dae hier in syn gued. Item dyoe tzerka toe Witmarsum twier enckelg., ende dy persinna een half g., ende dae ora presteren aldier een half golden rinscholden. Item tho Arum dy tzerka een enckelgolden, ende dae presteren aldier een enckel golden, dy persinna dy trimdeel ende dae ora presteren den twa deel. Item toe Arum ende Witmarsum een grau half lecken toe den arme huyssitten bihoef. Item toe Betighum een grau half lecken thoe den arme thoe Betighum toe delen, ende dy tzerke een enckelgolden. Item op Dronryp dy tzerke toe timmert een enckelg., ende dae schaemele aldieer een grau half lecken, ende dy persinna aldier een half enckelg., ende elck 145 5 10 15 20 25 30 35 40 45 prester aldieer een oert golds. Item bispreck ick, Eeduer Zyaerda, ende boeckya wr Fraenkeradeel toe elke tzerka wr dy deel tweintich stuveren, ende dae persinn[en in] dae deel twae pond, ende elke jungherprester een pond, ende heer Simen toe Peyns een enckelgolden. Item foerd hab ick, Eduer Zyarda, mecket eerven mynre gueden, my foerlienighet van God van himelrick, ende hab hyare namen mynre eerven uutspritzen mit myns selvis ried, ende h[abse] lessa lieten voer dissen notarium ende orkenen neyscriowen, walbitocht ende mit gueder biried ende foertochte sinnen, als Suob Zyarda, myn dochter, zilligha Jarich Hottingha neylieten wedue, ende Lutke, Tyaerd Zyarda dochter, myns kyndskynd, Gherrold a Hereems wyf, tot eerven myner gueden neyscriowen, uutseyd dat ick bispritzen hab in manieren neyscriowen, myn gueden toe habben ende hiermey deeld toe wessen. Item int aerst schel Suob voerscr. habba in Fraenker disse fyfa steden. Item Simen Pieter zoen steed mit syn steegh dieroen. Item Isbrand Simon zoen steed. Item Lolka steed. Item Aucke steed. Item hyrtoejen schel Lutke Gherrold wyf habbe dissen neyscriowen steden. Item Gysbert Pieter zoen steed, Reyner Reyner zoen steed, Jan Lambers zoen steed. Item Sibrich Jan Martens steed. Item Heyn Lambert zoen steed. Item Sibla steed, ende Sibbel sch[e]l dyoe steed halda ende habba toe hyare lyfstond, soefier als joe in Fraenker wenneth, ende hyare kynden schellet aec dyn steed habba toe hyare lyfstond ney hyare moer, ist secke datze in Fraenker blyowet mitterwen, ende ney hyare daed schel disse steed comme oen Lutke voerscr. of hyare kynden. Item Suob voerscr. schel habba disse neyscriowen steden, dier hieten dat Rondiel in Fraenker, als fan Sythie pelsers huys of, toe comen Pieter toe, uutseyd by ellaka sida een huyssteed of. Hyrtoejen schel Lutke voerscr. habba dissen neyscriowen steden. Int aerst Gerbrant comen Pieter steed, mit alla steden toe dat tzerckhof tho. Item jungha Jarich Here zoen bispreck ick dae tree steden nest dae cruesbroeren binnen Fraenker op dyo Schilbanck, ende achtehalf pondsmieta toe Cubaerd, ende fyftich rinsgolden oen jeld. Item maester Jws sinnen schellet habba comen Pieter steed, mit dae twier steden by elka sida een van comen Pieter steed voerscr., ende dierthoe fyftich rinsgolden. Item Ju Dekema sinnen, als Jarich ende Sicka, bispreck ick Jan Boeckholts steed ende His Lambert steed. Item dae steden dier Jan Uibis op wenneth ende Renick Lyoella steed dier hy op pligha thoe wennyen, bispreck ick Frouck Jarich dochter op Nyeland. Item dae fiowerb steden, als Jan Hart steed, Tiard Saclis alda steed ende Dirck Timens steed, schillen myn eerven habbe, als Suob dae twier dier lidza nest hyare dochters steden, dier ick, Eeduer, hyarem jowen hab, ende Lutke voerscr., myn ora eerf, schel dae ora twier steden habba voerscr. Ende van dissen fiower steden schellet Suob ende Lutke voerscr., myn eerven, tretten jeer langh jaen elkis jeer om Godis wille een grau half lecken ende een scuta turf van dyoe hier, ende meyt naet soefulla foerstrecka, soe schel Suob ende Lutke voerscr. thoelyka dier soefulla op lidza dattet soefulla foerstrecka mey als voerscr., ende sinna dae renten meer dan voerscr., dat schilletze om Godis wille jaen. Item Suob schel aec habba Dowa Wtyes steed ende Syrck Broertties steed. Hiertoejen schel Lutke habba Andries van Leyen steed ende dy steed van Hessel Aesgis huyssteed. Item Suob voerscr. schel habba Geert Kerstiens a b Gezien hetgeen volgt waarschijnlijk te lezen als: fyr. Gezien hetgeen volgt waarschijnlijk te lezen als: trye. 146 5 10 15 20 25 30 35 40 45 steed, sterka Dowa steed, Alyd Sythia scroer wedue steed, Heyn liemers steed ende Tyessa steed. Item hyrtoejen schel Lutke habbe voerscr. Dirck messelaer steed, Claes Thomas steed, Jetthie waghenaer steed ende Ade dreggher steed. Item in Padmos schel Lutke habba dae fyf steden van Epo scriver huyssteed of toe Jacop Hessels huys thoe, mit dy eker, dier nu jelt een tonna hamburgher biaer. Hiertoejen schel Suob voerscr. habba dae steden toe Langwar thoe. Ende dae tree steden nest Lutke steden schellet Suob ner Lutke habba, mer dat schil wessa toe dae presters huys ende altaers needtrefticheed dier heer Jan op tyennet. Item by dae nye mollen sinne sex steden, van welke Suob schel habba ker hockera tree joe nimt, ende Lutke, myn ora eerf, schel dae ora tree steden habba. Item dae steden van dyoe Noerderepoerte of sinnen fioertien steden, ende twae steden van dae fioertien steden, dy ena heert toe Sicka maester Jans zoen ende dy ora Sicke Schelte zoen, ende dae sex steden nest dae ekeren ende mit dae ekeren schel Suob voerscr. habba mit dy tuuen, ende hiertoejen schel Lutke voerscr. habbe dae sex steden nest dyo mollen. Item van Uiba steens buers huys of synter nioeghentien steden, van welka schel Suob voerscr. habba dae nioeghen steden van dy mollena of, mey dy kampt dierma byen op halt. Item hiertoejen schel Lutke habba daer ora nioghen steden dierney. Ende Agga backer schel syn steed habba toe syn lyfstond dier ick, Eeduer voerscr., hem bispreck, ende ney syn daed schel hem Lutke habba. Item dy Langhe Stryns of dae Tuunen soe hieten schel Suob habba, ende dy Doela soe hieten schel Lutka habbe. Item Suob schel habba dae nioghen steden of van dat alda riedhuys toe recknyen, ende acht steden dieney schel Lutke habba, oen Barent Melys huys toe. Item dae steden van Sirck Broerkis huys of, hietende dae Greyden, al toe Katherina Siurd zoen wyf huys, dat schellen Suob ende Lutke, myn aerven, toegara habba hatter bytimmera is, ende hatter naet bytimmera is, schellis toe rieda dattet bytimmera wirt, ende dae renten, profyt ende schaed schellis toelyka habba. Item dae eeftersteden, als Reynuus eefterhuys ende Hil Jan Galis eefterhuys ende Aelke cort Jans, schel Lutke voerscr. habba. Ende alla steden ende landen dier ick, Eeduer Zyaerda, hab oppe Campen, schel Lutke habbe, ende schillen blyowe by Lutke huys, dier ick her jowen hab in myn libben. Item dae ora eeftersteden, hiertoefara naet biscriowen, schil Suob habba, bihalven dae steden ende eeftersteden dyr hyare dochteren habba schellen. Item dat huys dier Lutke in wenneth ende dat blau layde huys dier ick ende Suob, myn dochter, in wennye, mey alla steden ende toebiheer, ney luud ende tenoer des jeftebrieves dier ick, Eeduer Zyarda, Lutke, myn kyndskynd, jowen hab in myn libben, wil ick steed ende oenfoerbreclick halden habba in alla syn forma, articulen ende tenoer, ende confirmyerya dat mey myn daed ende lesta willa. Item Suob schel habba disse gueden neyscriowen op Dronryp. Int aerst Ubbema gued, dier jelt toe hier acht ende tritich enckelg. ende een fatten barg. Hiertoe schel Suob habba Sibrands gued, dier jelt toe hier twae ende tritich enckelgouden, ende Doeda gued, dier jelt thoe hier acht ende tweintich enckelgolden ende een fatte bargh. Item Goslicks gued oppe Schinghen, dier jelt tho hier fiower ende tweintich enckelgolden. Hiertho Uppe gued oppe Ryp, ende jelt toe hier tolf enckelgouden, ende treddehael enckelgouden uut Claes Pilgrums gued. Item Andries gued toe Coterhuys, dier jelt tho hier tho Wyelsryp fyftien enckelgouden ende twier davidsgolden, ende Sythie gued toe Firdghum, ende jelt toe hier achtien enckelgouden ende twier davidsgouden ende een fatten bargh. Item hierthoe schel Lutke habba, myn kyndskynd ende myn eerf, Epa gued toe Tzaluert, dier jelt toe hier sex ende fiortich enckelgouden, ende Lyowe Dueke zoen 147 5 10 15 20 25 30 35 40 45 gued, dier jelt tho hier tritich enckelgolden, ende hiertho Pieter Tzaluert gued, dier jelt thoe hier sextien enckel gouden. Item hierthoe schelze habba Bangha gued, dier jelt toe hier sex ende tritich enckelgolden. Hierthoe schil Lutke habba Griete gued toe Molsuert, dier jelt toe hier twa ende tweintich enckelgolden. Item schel Lutke aec habbe Copers gued, dier jelt toe hier fyftien enckelgolden ende twier davidsgolden. Item Suob ende Lutke, myn eerven, schellet thoegara habbe Tzalinghe gued op Dronryp, ende jelt toe hier tritich enckelgolden, het slach op of del, tholyke toe delen. Item Suob schel foerd habba dat gued thoe Doyum, dier jelt toe hier acht ende tweintich enckelgolden. Ende Suob schel habba toe Lollum Katerina gued, dier jelt toe hier tritich enckelgolden. Hyrtoe Geerte in dae Fenne dat principael gued, dier jelt toe hier saen ende tweintich enckelgolden, ende dit schil Suob habba mit dae fennen. Item Emka gued toe Donghum, dier jelt toe hier een ende tweintich enckelgouden, schel Suob habba. Item Lutke schel habba Tys gued toe Lollum. Item Simen ruters gued. Item Jan Barents suagher gued. Ende hiertoe schel Lutke habba dat gued, hietende thoe Lyoella, oppet west Fraenker, dier jelt thoe hier sex ende tweintich enckelgouden. Ende hiertoe schel Lutke habba Sibrands gued thoe Donghum alst nu is, mey Dowa Tiaerd zoen land, dier jelt toe hier tweintich enckelgolden. Hierthoe schel Lutke habba Roedmers<m>a gued thoe Donghum ende dat gued thoe Kinghum, dier jelt nioghen enckelgouden, mit dy hinxtfoedinghe om dy ora winter. Item Suob schel habba Zyardema gued mey dae lesten dier Eeduer Zyarda dierop leyt ende op is. Hierjen schel Lutke habba Edema gued mey syn lesten. Item Alda Beestera gued, alsoe fulla als ick dieryn hab, schel Lutke ende maester Ju twae dochteren habba, ende schel lawigha van dyoe eene op dae ora. Ende dae gueden dier ick hab thoe Arum ende Witmarsum, schelle Suob ende Lutke thoelika habba, bihalden Sibalda gued, dier Lutke habba schel. Item dae sex pondamieten dier lidzen by dae twae stucken by dat riucht, schel Fokel Hette Dekema wyf habba, mey dyoe lithie fenne dier Hessel Martena in syn hier hath, ist seck datze toe Fraenker compt mitterwen ende blyowet aldier, ende is dat naet, soe schelt Lutke habba. Item Lutke schel habba dae Hinsta fenne, alsma ney Harns faert thoe dy luftersyda, dier jelt acht enckelgolden. Item Piet smids fenne, dier leyt tho dy riuchterhand alsma ney Harns faert, ende jelt trettien enckelgouden, ende mit dy ora fenna dieroen, dier jelt acht enckelgouden, dier Lutke habba schil. Item hiertoejen schel Suob habbe Pieter Jesis twae fennen, dier lidzen ney Harns uut thoe dy lufterhand, ende dae ena fenna jelt fyftehael enckelg. ende dae ora fiower, ende Tied Wigghers fenne, dier leyt oen Pieter Jesis fenne, dier jelt thoe hier fiower enckelg., ende dae twae stucken dier dat gheriucht stiet, elck van tolf pondamieta, dier elke stuck jelt acht enckelgolden, op aldulka miete dat dissen landen schillet ney Suob daed oen Sicka maester Jws zoen ende oen Sicke Ju Dekema zoen commen, dier ick, Eeduer Zyarda, hab bispritzen dae steden in Fraenker. Item hierthoe schel Suob habba acht pondamieta leeghland dierby, dier jelden twier enckelgolden. Item Lutke schil habba Jan Gossis fenne, dier jelt tree enckelgolden. Item dae tolf of trettien kunegong, lidzenda om Zyardema huys, schellet Suob ende Lutke thoegara habba, ende mit dat alda [hoe]f ende stucken dier lidzen twisken claester ende dat alda hoef, mit dae ora lythie sticken, ende mit dae steden dier Lyowe liemer op wenneth, schellen Suob ende Lutke thoegara habba. Item dat Bil, dier jelt fiower ende tweintich enckelgolden ende een half romunsck lecken, schellen Suob ende Lutke toegara habba. Item Jan Bylions fenne, dier jelt trettien enckelgouden, schel Lutke habba. Item Blomstera fenne, dier leyt by dyoe Noerderpoert, dier 148 5 10 15 20 25 30 35 40 jelt tolf enckelgolden, schel Lutke habba. Hierthoejenst schil Suob habba Witsemera [mieden], dier jelt toe hier tiaen of elfve enckelgouden. Item Jacob backers fenne, dier jelt tolf klinckerden gongber jeld, ende Ids backers fenne, dier jelt fiower [enckelgolden, ende Claes] cupers halve fenne, dier jelt tredhael enckelgolden, ende dae fenna dier Suob nu bruuck, dier jelt fiower enckelgolden, dier Suob habba schil. Item Suob schil habba Jan Borst fenne, dier jelt fyf enckelgouden een oerd min. Item Suob schel habba dae fenne dier Gherold ende Lutke bruuck habben uwer summera. Hierthojen schel Lutke habbe dy mollener steed, mey dyoe steed om syn huys, mey syn fenne dier hy nu bruuck ende dyoe laen om dy singhel. Item dae lesten dier lidzen tho Edum ende thoe Lyoelle, dier bilestighet [Eeduer] Zyarda mey, dier dae presteren in Fraenker thoheert, dae tree enckelgouden renten mey dier Eeduar hath in Lioele gued. Item Suob, Eeduers Zyarda dochter, schel habba alla gheriuchticheed dy dwae deel dier Eeduer hath toe Zyardema huys ende statten ende [hoernlegher], op aldulke miete dat ney Suobbe daed of by hyare libben Suobba riuchticheed schel komma oen Sicka ende Jarich, Ju Dekema sinnen, thoelyka. Ende dae ora treemdeel van Zyardema huys, statten ende hoernlegher schel habba Lutke, myn kyndskynd, alsoe fulla gheriuchticheed als Eeduer Zyarda dier riucht op ende yn hath. Item Galghe fennen schel Suob ende Lutke, myn eerven, toelika habbe. Item soe wil Eeduer Zyarda dat ney Lutke daed schil hyare kynden of kyndskynden lawighe op dat oer, al ont dat leste, ende naet op Gherrold. Ende sterfva Lutke kynden althoegara sonder kynden of kyndskynden, soe schellen Lutke gueden naet alheel falle in fraemde handen, mer dae twaedeel van myn gueden schel alsden weerom comma op Suob of hyare kynden, ende dy twadeel schel Gherrold of syn neykommen weer uutwisa by gueder lyodema ried, dier jae dan tziesen mey frionschip. Ende yn dae Werren schil Lutke habba. Ende junghe Jans gued Tzaluert schil Suob habbe. Ende alle gueden hier naet biscriowen schellen myn eerven Suob ende Lutke thoelike dele. Alyng sonder ergalist. In orkunde dissis testament of codicil of leste wille soe hab ick, Eeduer Zyarda, hierthoe roepen ende baden orkenen ende notarium neyscriowen, dat dissen orkenen hyare sighelen wolde hinghie oen dissen brief ende leste wille, als heer Reyner, persinna Tzum, maester Sicka thoe Aesterbierum, heer Barent, perpetuus vicarius in Sexbierum, heer Johannes, persinna thoe Firdghum, heer Claes, prebendarius in Scalsum, heer Dowa Pibe zoen, wenheftich op Dronryp. Dier ick, Reynerus voerscr., bisiegle hab mey myn selm sighel voir myselm ende om heer Claes, prebendarius in Scalsum, bede willa, ende ick, heer Barent, bisiegle hab voer myselm ende om maester Sicke beden wille ende foert om heer Claes, prebendarius in Sexbirum, bede wille, ende ick, heera Johannes toe Firdghum, ende heer Dowe Pibe zoen, wenhaftich op Dronryp, bisiegele habben, wy ende alle orkenen foernaemd, om Eeduer Tzyarda bede wille. Int jeer ende op den dey alst voerscr. is. <n.m. 7> Ende ick, Remboldus Wilhelmi van Hasselt, preester des Stichs van Uutricht, publicus apostolice sedis auctoritate notarius, want ic daer over ende an gheuest hebbe dat Eeduer Ziaerda hoer testament, codicil off laeste wil alst boven screven is heeft ghemaeckt ende my daertoe roepen ende beeden myt die tughe 45 a Hierna doorgehaald: Dowa. 149 5 voerscr., daerom heb ic dit teghewoerdighe testament, codicil offt laeste wil, myt een ander hant truuelick ghescreven, onderscreven myt myn selves hant, in disse teghenuoerdighe forme ghemackt, myt myn ghewontlike teeken ende hant ende naeme beteikent ende onderscreven, toe een tughenysse alle voerscr. saecken. Die, anno quo supra. <Ondertekend, door de laatste vier boven hun zegel:> Heer Claes, prebendarius in Sexbierum. Reynerus, pastoer in Tzum, propria manu subscripsi. Bernardus, vicarius in Sixtiberum, propria manu subscripsi. Johannes, pastor in Firdghum, propria manu subscripsi. Dodo Pibonis, presbiter, propria manu subscripsi. 10 Origineel: A. GA Franeker, Archief Huis Sjaardastate, inv. nr 3. Perkament, licht beschadigd. In het notarismerk: Jure n<otariali?> s<ignum> Remboldi Wilhelmi. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (105), 3 (62), 4 (23). Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief huis Epemastate, inv. nr 103. Perkament. De vier uithangende zegels verloren. In de ondertekening ontbreekt heer Claes. Opschrift: Copie. Onder de pliek: In Dey nomine. In dorso, m.a.h.: Olde Eeduwar Zyaarda testament. Druk: a. Telting, ’Sjaardemaleen’, 574-581 (naar A). - b. OFO II, nr 238 (naar A). Uitgegeven naar A. Enkele kleine beschadigingen aangevuld uit B. 15 20 78 1510 juli 19 Yettie, weduwe van [Jan] Rypperts 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren M CCCCC ende X, up den XIXsten dach in julio, hevet Yettie Ryppertsa weduwe, cranck van lycham, nochtant sterck ende wys van synnen, ghemaeckt hoer testament yn manier naeschr. Int yerst bevelt sey Got almechtych hoer ziel, ende die eerde dat licham, ende beghert hoer legherstont toe Leuwerden in dy predickers offt jacopinnenbroeders kerck, voer dat Heyllyghe Cruys altaer. Ende sey bespryckt dat voerschr. cloester hoer feyn, in Hardygeryp lyggende, ende des sullen d[ie] voerschr. conventsbroderen dat altaer myt waslychten besoergen, ende offt dat voerschr. cloester dat voerschr. feyn vercoepen woelden, soe sal men dat Wibe Gerryts, hoer soen, gunnen voer enen aender. Voert soe bespryckt sey Onsser Lyever Frouwen toe Neyhoff enen van myn groeten beckenb. Sunte Anthonius gaesthuys III scutten toerffs. Sunte Jacobs gaesthuys II scutten toerffs. Sunte Vitus, hoer patron, enen golden croen. Den mynrebroeders bynnen Leuwerd enen golden croen. Sunte Anne cloester toe Leuwerd enen scut a b Bedoeld moet zijn: Jan Rypperts, zoals in dorso correct wordt vermeld. enen van myn groeten becken m.a.h. verbeterd uit het doorgehaalde: enen goltgulden. 150 5 10 15 20 25 toerffs ende enen toen beyrs. Item dye aenderen twe byddende oerden enen ygelyck enen hoernsg. Item heer Sybet, hoer neff, pryster toe Boxum, enen scut toerffs ende enen klerlaey. Item dye susteren toe Eylsum enen toen beyrs, ende den susteren toe Gronendyck ock enen toen beyrs. Item dye maget dye nuu myt hoer woent, hoer roede roeck. Item hoer personers, meyster Boucken ende heer Fed, sal hoer voerschr. s[......]cka voerseyn. Item als sey doet ys, eer sey begraven woert, sal men doen lesen XL missen, ende enen ygelyck preyster dye dye missen lessen, b[esp]ryckt sey twe st. Item al hoer aender goet, reppelyck ende onreppelyck, bespryckt sey Wibe, hoer soen voerschr., wollyck oer dyt testament van horen goeden ut sal rychten, ende mach dat groeter offt mere macken als hem dat belyvet, myt maniren ende rechten als dat behoerlyck ys. b Ende XII ponsmaten lants, lyggende int Lege lant bey Onygemer, dye VI pondmaten dye voersn cloester horen. Noch besprickt see dar II jaer euwyghe dele, wollyck men betalen sal ut dat goet toe Medum, ende VII [ja]erdeel toe Aeldehave. Dye voersn cloester XL elen lynen laekens. Toe Medum enen alleff. Dye mynrebroders bynne Lyuwert ock enen alleff. Ons [Lyev]e Frou toe Aeldehave enen alliff. Dya twe gasthussen enen eygelyck enen alleff. Item dye myn nichten toe Aeylsum ende Gronendyck enen eyge[lyck]c twe hoeffdoecken. Item myn nycht toe Smalenne, yndien offt sey professi daer doet, sal hebben myn kyst myt enen hoefftdoeck. Item noch daer ick begraven waert, enen van myn groete becken. Item Johan myn seylge mans kynt, yndien off hee prester off gestelyck wyl waerden, soe sal men hem behelpelyckd wesen myt dye hondert philipsg. dyee dye prior wet waer men dye vynden sal. Ende yst dat hey ghenen prester offt gestelyck man ende waert, soe sal men dye voersn g. geven yn erlycken kolesteren, ende laeten daer mysse voer lessen. Item Wincentius, myns soens kynt, dye twe groesten uynnkannen, ende myn IIII nychten enen eygelyck enen uynkan ende platel. Item noch enen web lynen laeckens van XL ellen sal men nae mynen doet toesnyden ende geven den armen dy dat et mest behoven. Item Sunte Joeryen ende dye Hyllyge III Konnyngen yn den baech bavenf bey Sunte Cristoeffel. 30 Origineel (A) niet voorhanden. Ontwerp: B. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, inv. nr 22. In dorso, in de eerste hand: Testament Yetthye Jan Rypperts soen, in morte aliter correctum et executum secundum eius in morte voluntatem, et fuit mater Wybonis borgimagistri. a 35 b c d 40 e f Mogelijk aan te vullen tot: soen oeck. De rest van de tekst is geschreven met andere hand (dezelfde die de eerder gesignaleerde verbetering aanbracht) in de marge en onderaan het papier. Het begin sluit waarschijnlijk aan op het legaat aan de predikheren. Hierna doorgehaald: enen ho. Verbeterd uit: behelpen. Hierna doorgehaald: my Renyck toe Kamygebur schuldych ys. Hierna doorgehaald: mynnenn stoel. 151 79 [uiterlijk 1510 augustus 23] Heer Jelmar 5 10 15 Item wy, broeder Henricus, abt toe Oldecloester, executoer van salighe her Jelmars testament ende codicill ende laste wille, hewe selffs disse nascreven articulen ghescn onder ons eygen hant ut syn testament ende codicill. Anno Domini 1510, in profesto Bartholomei obiit. Item hy macket eerffen tot al syn oer gueden, reppelic ende onreppelicke, naemd ende onbenaemt, deer hy sonderlinge naet besprietzen hath jeeff hierneymaels naet bespreckt, om Godes willen, dat is dae eerma lioden, claesteren, jesthuesen ende oer godeshuesen jeeff gaestelike loeghen, ende al deer dae executoren schicket. Ende hat hyselff maket ende ordineert in codicill onder syn selffs sygel jeff onder oere lioden sygel jeef in orkenen antwyrdt, dat scil stal ende macht habba ghelyck dit testament. Ende hat hy corrigeert jeeff oers vormecket, dat scel desghelike een stal habba. Mer wat hy naet macket toe sonderlinghe usum jeeff loegum, dat scillet dae executoeren vervolle off mettyen om Godes willa ende tot syn seels profyt, hwier dattet hyarum aldernuts ende sillichts tynckt, etc. Hec iam scripta excopiata sunt de verbo ad verbum ex testamento eius propria manu. Item van woert toe woert uut syn codicill. 20 25 30 35 Item soe bispreec ic dae eermen bynnen Snytze vyftien pondemeten toe Knossens, toe verstaen den helfft tot profyt den eermen huyssitten, deert dae executoeren oerbaer tynckt, ende den helfft toet jesthuys in Snytze, etc. Item soe mecke ick machtich myn executoeren myn tyngen ende legaten toe vormaerien ende toe vormynderien ende toe veranderien ney hyare guedtynzen. Item wy waeren tegenwoirdich ende daer over, by en an als doe her Jelmer dit den aermen toe Snytze bispreec, ende Goedsfreent Gosselix zoen ende Lolke Wigel zoen, die daer scortinge om hedden, die een woldet hebben hier en de ander daer, ende hier ende om ander dyngen macke hy syn executoeren als vorscn is folmachtich toe veranderen, etc. Originelen (A) of afschriften van testament en codicil niet voorhanden. Onvolledig afschrift: B (tussen 1517 en 1540, door broeder Henricus, abt van Oldeklooster, naar A). RAF, Archief Klooster Oegeklooster, inv. nr 3. In dorso (= f. 2v): Her Jelmer. Druk: a. OFO II, nr 242. De datering is gebaseerd op de vermelding van de overlijdensdatum van de testateur (1510 augustus 23). De datering van het afschrift is benaderd op grond van de abtsjaren van Henricus van Doetinchem, zoals vermeld in Schoengen, ’Akten Bloemkamp’, 192-197. 152 80 1510 oktober 21 Sasker Heeryngha 5 10 15 20 25 30 35 40 In den naema Goedis, amen. Int jeer van fyftyen hondert ende tyen, op Alvatusen Maechda dey, soe haet dy eerbera Sasker Heeryngha tho Mersum, hoewel datter waes cranck van lichaem, nochtan machtich ende ghesond van synnen, oenmerkende datter naet sykera is dan dy tytlyka daed ende naet onsykera dan dy wra dis daeds, syn testament jef lesta willa ordineret als hyrney scrn steet, in manieren aldus. Int aerst byfelt hy God syn siel, ende bygerret syn leegersteed tho Mersum in dae tzerka, by syn patroen Sancte Ponciaen. Item hy byspreckt aldyer twyntich hoernthisg. toe een ny coercappa. Item dat Heylic Sacrament een hoernthysg. Item Sancta Maria een pond waex. Item Sancte Anna een pond wax. Item Sancta Katherina, item Sancta Barbara ende Sancta Margarita, thogaera een pond waex. Item Sancte Peter ende Paulus, syn apostel, een pond waex. Item Sancte Nicolaus een eynter ryer. Item dae fyouwer biddende oerda elx een tonna coyt, ende dae predicanten ende mynrebroeren dyerto elx een enckelgoldena. Item dae broerthys toe Franiker een hoernthisg. Item Aengum, item Aelsum, item Wyswirt, item Sygerswald ende tclaester toe Tyaemaerum, elx een hoernthysg. Item soe macket hy een ewich aedeel to Mersum, ende als Tyets, syn wyf, sterft, dan Tietia deel tsyn op toe nymmen, ende een ewich deel foer hyra twa bee tho blywen, ende dyrmey byhlestiget hy Hessama staeta toe Mersum, oen dae noerdaestera ig van dae tzerka lidsende, ende haet dae vors. staeten jef dy steed bettera is, dat sel gaen tho een Sacramentsmissa, dae renten dyrvan. Item hy byspreckt dy persynna een enckelgolden. Item her Dowa een enckelg. Item her Renick een hael enckelg. Item dy coster sex st. toe miswyn ende oblaetena. Item hy byspreckt wrt deel eelck prester een stoeter, ende elck tzerck also fulla. Item her Wopka toe Englum een hoernthysg. Item dy patroen tho Aesterwyrum een enckelg. Item her Johannes, dy persynna aldyer, een hael enckelg. Item her Gielt een oert golds. Item her Claes, toe Eelaerd caplaen, sex st. Item her Claes op Aemland sex st. Item aeck byspreckt hy Tietia, syn wyf, toe liaefjefta Syorda gued to Mantgum, ende a[ls] hyo lyfs bylywot, syn sex kynden dat dan toelyka toe deelen. Item soe macket hy eerwen van syn gueden syn sex neyscrna kynden, in dusdanich manier alsdat Eelck, syn sin, sel habba dae staten tho Mersum toe forndel, hietende Aesgna, ende Haring, syn jonxta sin, dae state to Aesterwyrum, hietende Garbaeda, aec toe forndel. Ende foerd dae oer fyower kynden, als Abba, syn jeldersta sin, ende Hys syn dochters kynden, dae toegaera staenda in hyra moers steed, Doed ende Ysck, syn twa dochteren, mey syn twyer synnen Eelck ende Haring vors., disse sex vorsn bynaemda kynden sella mey mencoerm to lyka eerfscip jef renten taesta, uutseyd dae vorsn staeten alst vors. is. Orkenen hyrtoe roepen ende baeden, als her Sybryn, persynna toe Mersum, her Renick, prebendarius, Feya Oenya, Pyba Hetta zin, Sipka coster ende her Dowa toe Mersum als syn testamentoer. a B: oflaeten. 153 5 Ende om maera festicheit ende wyerheed van dit vors. testament soe hab ic, her Sybryn vors., foer myself als een toeroepen orkena, myn sigel set opt spacium dis brevis. Ende wy, her Renick, Feya, Sipka ende Pyba, wy vorsn orkenen habbet baeden den eerbaeren her Egbert, persynna to Deynum, dat hy dit testament foer uus woe sigilia. Dyr ic, Egbertus, hab dyen om hyra vorsn beeda willa, opt jeer ende dey alst vors. is. Ende ic, her Dowa, hab dit breef jef testament onderscrn mey myn selvis hand. Al opt jeer ende dey als vors. is etc. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 296. In dorso (= f. 2v): Copia fan silleghe faers testament. <M.a.h.:> Saskar Heringha testament. Druk: a. OFO II, nr 244. 10 81 1511 februari 13 Heer Douwa Pibe zoen 15 20 25 30 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heren fyftienhundert en alfwa, op Sinte Walentinsa jond toe vespertyd, ontrent trye wren ney middey, soe hab ick, heer Douwa Pibe zoen, wenheftich op Dronryp, macket myn testament, lesta willa jeff codicill, alst alderbest mey steen ney riocht, beed gastlick jeff wradtsk jeff guede gewoontenb, ende hoewel dat ick, her Dowa, cranck ben in de lichaem, nochtans vorstandichc in myn sinnen, ende hab bytocht hue datter naet sykera is dan dy daed ende naet onsykera dan dy wra des dades, in form jeff manieren hierney. In aerst soed bifell ick God myn zeel ende myn heilige patroon Sint Salvius, ende byerye myn legerstuel by myn heilige patroon Sint Salvius in da tzerka op Dronryp. Item ick, her Douwa Pibe zoen, mackya erwa van myn neiletena gueden myn patroon Sint Salvius op Drunryp, byhalven myn bysprecknia in maniren jeff form als hierney schriount steet. Item ick, her Douwa Pibe zoon, ter eere Godis bisprecke toe da tzerck van Sint Salvius op Drunryp toe een leen jeff proven in dat euich vor myn zeel ende al myn frionden, int aerst een ende tweintich enckelgolden florenen renten uut dat gued in da Puellen dier Symon ende Lisbet sint brukende. Item fiouwer enckelgld. florenen uut dat gued dat Andries schomacker nu ter tyd is bruekende, lidzende toe Wissum. Item fyf pondematen landts in dat gued dier Sint Salvius ende Edwer Ziarde erven toeheert, a 35 b c d e E: Walentinus. F en a: Walentius. Hierna in E en F: ende wil <F: wol> dat dit schil wesse myn testament, leste willa jeft codicil. E en F: verstanlyck. Ontbreekt in E en F. Hierna in F: ick. 154 5 10 15 20 25 30 dir Wpkaa Olferts nu is brukende. Item sex enckelgolden florenen renten uut dat gued oppa Kampenb Rumerts wedue nu is brukende, ende tua ende tueintich ensen landts in datselfde guet. Item sex pondemiete landts in dat patroons ende personaetschips gued dier Jacop Pelgrims is brukende, hietende die Werpen, welke sex vorscrevene jelde tue hyer fiower philipsgolden frys jeldts, ende disse fiower philipsgl. bysuier ick mey een ewich deel, als inc myn jeerstont toe bitellien ende toe brengen een eerlick deel dae prestren op Dronryp als in een eewich memorie. Item jette bysuier ick dae fiower ph<i>lipsgl. als mey tien st., alsoe dat die schoelmaester ende coster elck schille habben fyf st. foer dat lof te schiongen ende vigilie van IX lectiones te siongen in myn jeerstont. Item sex enckelgl. florenen renten toe Mynaldumd uuit dat guet opper Goekens. Item soe wil ick, her Dowa, dat myn proeven jeff beneficy sil bysuiret weisse ende bysuierse in dat euich mey trye missen alle wicken ende alle wicken trye wigilien ven IX lexnen. Ende ick, her Dowe Pibe zoen vors., constituier ende meitze patroene ven dit benefici jeff proven dy personna op Dronryp elck mey ora maester Piba, myn miech, Hobba Hermana toe Minnersghae, Dowa Riencks zoen op Dronryp, Rienk Wiba zoen toe Mynaldum. Ende ney herren herre neicomlingen, alsoe lang als dier Harmana staeten, Hobbema staeten ende die staeten toe Flaeringe syt bruikende ende beweniende als ven def bloets weina. Item ick, her Dowa vorsc., byspreck jette toe myn benefici jeff proeven dir ick hab mecket, myn huis mei al myn steen ende calck om dat huis mey toe vorbettrien, ende al myn huisriet, soe greet ende soe clien alst binnen myn doer is bisletten, ende wil dat myn patroenen schille meitze een inventarium ven myn replicke gueden ende ney form jef hluid van dat inventarium myn replicke gueden weer toe jaen dy prester dier hia sint tiesende, mei alsulcke protestatie als dat dy prester als hy dat lien jef proven neet langer wil bitienie jeff stert, soe schil dyselle prester weerom jaen datselfde huisried dier hy het ontfinsen, vorbettrie ende neetg forergie, ney luid ende form ven dat inventarium, ende dit sil geen ven prester toe prester in dat eewich, ende hiertoe schille sieen myn patronen vors. Item ick byspreck maester Piba, myn meech, persona op Drunryp, een frankelschilth ende die selveni hunt jeff de riochticheit dier ick hab op die hunt, als tien enkelgl. florenen. Item ick bespreck maester Piba achtien pondemieten landts toe syn lyfstont, lidzende toe Achtlum in lytze Dersum guedt. Ende nei maester Piba daedj bispreck ick, her Dowa, disse achtien pondemyten landts toe dy tierck ven Herbayum in dat euich als tue een jongerschip, als vor myn zeel endek myn frionden, ende vor a 35 b c d e f 40 g h i j k E: Wopke. F: Wopcke. Hierna in E: dier Katherin. In F: der Catharyn. Ontbreekt in E en F. toe Mynaldum ontbreekt in F, staat in E na Goekens. E: patronen. F: patroonen. E: dae. F: dat. Hierna doorgehaald: vorslimme. E: franschende. F: fransche. E: sulveren. F: silveren. Hierna in E: soe. In F: soo. Hierna in E en F: voor. 155 5 10 15 20 25 30 al myn frionden zielen dier stuern syn toe Herbayum van Sickama staeten. Ende vena disse achtien pondemaeten landts constituier ende ick meitze patroon Dowa Gerbranda toe Herbayum, mey alle syn neycomlingen dir syn staeten sint ven bloets weyne bewiniende toe Sickama. Item ick byspreck her Dirck, maester Juke, her Jacop, elcks een wilhelmusschilt. Item ick byspreck dae fiower biddende orden, dae criusbruren toe Frenker, Hemlum, Aengum, Lioentzerck, Tabor, Aldaclaester, Nieclaester, Lidlum, elcke claester een enkelgoune. Item ick byspreck wer al Mynaldemadeel boeckma, als elcke prester een stooter, elcke tzerke alsoe folla. Item oppa Schingen ende toe Blessum elckerlick san st. Item ick byspreck Dowa Rienck zoen syn schilden dier hy my schildich is, ende soe schil Dowa bytellye al myn boeckma, ende schil kepie jef wanlie toe myn beneficie profyt dat lan jeff terp dier leit toe syde ven myn huus. Ende hiermey soe wil ick dat al uus mande reckenschip ende kepenschipb dir wy mochten in fortyden toegerre hanle habbe, schil daed weise. Item ick byspreck myn huisfrou Mein[.]c toe haer lyfstont die eene helt ven de riochticheit dier ick hab in Schelta Wiba zoen gued oppa Schingen, als toe vorsteen die eene helt ven de renten. Ende Jelle Siba soen byspreck ick de ore helt ven de riochticheit dir ick hab op Schelta vors. jef opd syn landen vorsc., ney Schelte hantschrift dier stiet in myn register, ter tyt toe dat Jelle vorsc. is komen dat hy een amochte leert het, jef hem ors selm bergie mey. Ende hierney soef schil dy riochticheit fors.g geen ende bispreckse in en fry aindum in dat euich, als myn patroen Synt Salvius die eene helt, ende de eermen op Drunryp de ora helt. Item jette bispreck ich, her Dowa, myn patroon Sint Salvius op Drunryp trie enkelgl. fl. frys jeldts jeerlicks toe rent, als uuit dat gued oppe Schingen dier Tziets Wantze wedu nu is brukende, ney uuitwysunge dat brief dier Dowa Riencks zoen het, ende wil datme disse rente neet schil vorcepie. Item jette byspreck ick myn patroen Synt Salvius toe een tzelck, der schil wese toe myn lien jef proven in zin tzerck op Drunryp, dae santienh enkelgl. fl. dir steen op dat golden spaenti. Ende diertoe bispreck ik jette toe dio tzelckj al myn silveren leplen. Item ick bispreck myn patroon Sint Salvius op Dronryp Summamk Thomam dier ick hab, terstont te kummen in da tzerck nae my daed. Ende myn ora buecken bispreck ick personna op Drunryp, master Pybe, myn mieg, toe syn lyfstont, ende nei syn daed soe schille myn bueken weerom a 35 b c d e f 40 g h i j k 45 E en F: voor. ende kepenschip ontbreekt in E en F. Een of twee letters onleesbaar door geknoei. E: Meinu. F: Meinouw. Ontbreekt in E en F. E: ammicht. F: ammocht. Lees: ambocht. Ontbreekt in E en F. Ontbreekt in E en F. E en F: XVII½. E: spantze. F: spansel. E: tzielck. F: tierck. E: Scm met afkortingsstreep, dus eigenlijk Secundum. F: Com met afkortingsstreep, hetgeen niet zinvol is op te lossen. 156 5 10 15 20 25 30 35 fallen oen myn patroon, ende byspreckse myn patroen op Drunrypa nei syn daed. Item jette soe meckie ick, her Dowa Pibe zoen, erve myn bruer Otte cuper toe Bolzuert, als in sextien enkelgl. fl. renten yerlicks, lidsende Waechssensb, ende wil dat Otte hiermey toefreed schil wesse, ende hierven schil Otte bitelie tuir enkelgl. fl. dier ick jette schildich bin ven de keep. Item jette schil Otte, myn bruer vorsc., jaen ven disse sextien enkelgl.c renten vorsc. Pibo, myn suster soon, eens vor al, is dat Pibo him wol regieret, vyftien enkelgl.d fl., ende Hans, syne mieg, eens tien enkelgl. fl. Item ick bispreck Uus Lief Frou, Sint Andries, Sint Katarina, Sint Barbara, Sint Blasius, elck een half pont wax. Item ick byspreck Dowa Gerbranda, Johan, syn bruer, ende Rienck, syn bruer, elkelick een wilhelmusschilt. Item Take Dowe zoon, Dueke Haie zoen, elck een gl. fl. Item Dowe Rienck zoen bispreck ick myn sulveren litze hoorn ofte dio riochticheit dier ick dier op hab, als sex gl. fl. Item ick bispreck Rienck Wybe soen myn sulveren schelief mey da doppen. Item ick, her Dowe vors., constituier ende ordenier executoeren ven dit testament etc. maester Pibo, myn personna, Douwa Rienck zoen, Hobba Hermanna, Rienck Wyba zoen. Ende wil dat al datgeen dirg my jef myn littene gueden sin ruerende jef dier hier neet in is schrioun, sil geen ende weise toe ordinancie jef kenninge ven de executoren vors. Alle ergelist uutsletten dir jenst dit testament, codicill jeff lesta willa mey sorsierieh jeff jenst brengen. Ende ick, her Dowa vors., wil datme dit schil hadde als een testament, codicil jef lesta willa, alst alderbest mey staen ney rioch jeff guede gewonte, beed gastelick jeff wradtsk. Ende wil dat alle kristena min<s>chen dit willet ende schillet haden, by alle penen, correctien ende mulcten dier da riochten ven sidsen. Ende om en wierheit disses vors. soe hab ick, her Dowa vorsc., orkanen ende tioegen hiertue ruepen ende beeden, als maester Pibe, myn pastor, endei heer Dirck, myn wicarius ende testamentarius, ende maester Juka, prebendarius, presteren, Dowa Rienck zoen, Harke backer, Siuerd Jarich soen, Sibe Jacop soon, lekenen ende inuenners op Drunryp. Ende om mare festicheit venj disses soe hab ick, her Dowa vors., baeden maester Piba, myn personna, maester Juka, Dowa Rienck soon, dat hiae dit brief, testament, codicil jeff leste wille vor hyaermselven ende vor my wolde bysiglie. Desgelicken habben wy, her Dirck, Herka backer, Siuerd Jarich soen, Siba Jacop soon, want wy ninter nin sigel sin brukende, als tiueghen been maester Piba, uus personne, maester a b c 40 d e f g h 45 i j In plaats van op Dronryp in E en F: Sint Salvius. E: toe Waexens. F: to Waexsens. In plaats van enkel gl. in E en F: golden florenen. E: gl. E: zyn. F: myn. E en F: schalie. In plaats van datgeen dir in E: dat jen. In F: dat tien. E: forsyna. F: voorsyna. Ontbreekt in E en F. Ontbreekt in E en F. 157 5 10 Juka, Dowa Riencks soon, als dat hyae dit brief, testament, codichil jeff lesta willa vor uus ende om uus beda willa wolden bisiglien. Dat wy, maester Piba, maester Juka, Dowa Rienck zoen, habbe dien ende uus siglen oon dit brief jef testament hinget etc., als van uusselfs weine ende om beda willa van heer Dowa, testatoer, ende her Dirck, Herka backer, Siuert, Siba, orkanen. Int yer dena als vorsc. is. Gecollationiert tegen syn origenael testament, tuelcke was geschreven in fransyn, ende hadde tuie uuithangende seglen van gruene was, ende hed dard was afgebroken, ende is disse copia syn originael gelick wan woort te woort, des cen ick, <ondertekening onleesbaar; hierna doorgehaald: W.V.K.>. Origineel (A) niet voorhanden. Volgens B was het bysegelt uuthangende met twee segelen, ende een signet in groenen wasse gedruckt, noch allen al geheel wesende. Afschriften: B (1544, door Taco Glins, grietman, en Cornelis Watie zoen, secretaris van Menaldumadeel, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - C (1567, naar A). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 210. Opschrift: Copie vant testament van heer Dowa Pyba zoen op Drunryp. 1567. W.V.K. <monogram> Copia. - D (1596 februari 6, door notaris S. Bechemius te Dronrijp, naar B). Niet voorhanden, bekend uit E. - E (1596 maart 25, geauthentiseerd door notaris Joannes Duconis te Dronrijp, naar D). RAF, Archief Hervormde Gemeente Dronrijp, inv. nr 82, p. 25-27. - F (17de eeuw, naar D). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2050. - G (17de eeuw, naar E). RAF, Collectie Aanwinsten, inv. nr 422. - H (circa 1700?, naar E). RAF, Archief Familie Van EysingaVegelin van Claerbergen, inv. nr 1112. Druk: a. OFO IV, nr. 204 (naar C). Uitgegeven naar C. Uit E en F, die een van C onafhankelijke overlevering kennen, zijn alleen de varianten opgenomen die verder gaan dan spellingsverschillen. 15 20 25 82 1511 maart 23 bezegeld maart 27 Goffe Douwe Abbinghe zoen 30 35 In dae nama Godis, amen. Int jeer Uusses Heren als men screaub tusent wyffhondert ende XI, den XXIIIte dey in mercio, opten sneyn Oculi in dyo heylighe festa, omtrent fan trya wren ney middey, soe hat deer uessen dy erbera Goffe Douwe Abbinghe zoen fan Steens, hoewal datter cranck wass fan lichaeme, nochtans soe wasser cloeck ende scerp fan forstant, aenmerckende datter naet seekerer yss dan dy daed ende naet onseekererc dan dy wre dess daede, dierom soe hatter mey foertochte synnen, by reed noeghelyke mannen, mecket ende byscryuwe lieten syn testament ende lesta wylle, alss fan dae tytlike a b 40 c E en F: dey. Opgelost uit scr, waarboven een open a als afkortingsteken. B: onse seekerer. 158 5 10 15 20 25 30 35 40 gueden ende haewe dyr God, dy wrste hera, hem heede foerlienget ende fan syn saelige jelderen anstoern weeren, in manieren neyscr. Int aersta soe byfelter God almachtich syn eelendichge ziel, ende dyo eerde ende daer wyrmen dat snoede lichaem toe een spyse, ende byerrat syn leegerstoe by Syntea Vit, syn patroen, to Stens in dyo tziarka, ende jowt den patron foer den leegerstoe een enkelg. renten eweliken uut dat gued byt Ny wirck, dyer det tria enckelg. jers, dyer nu ter tyt Foppe Gerla zoen op uennet, ende een jong paer oxen, ende beth een fat kw to heerst nestkummen, hwelke renten fors. nenerleye wiss schilme foerkapie, het se neesecke to Godis huuss tymmer, ende dan Gossa, myn auste zoen, nest to wessen for XIIII gouden r. Item II gouden r. jeldis enss alsma Sancta Anna kasse wyl stowerie, ende to dae trya edermissen een gouden rynsche, ende dae mynderebroederen to Lyouwerd een fat kw, toe help in timmer to hyra nye tziarke. Item to dat ewyghe deel fan syn salige moeder Remed soe hatter aeck een macket foer hem[sel]m, met hwelke twa deelen hy hat foerd byswerget dae trya enckelg. renten byt Ny wyrck foerbynaemd, mey hwelka renten ende hlesten fors. Gossa, myn austa zoen, schyl dae leesten allenna ontfaen, heth sie in schae off baete. Item her Diricus, syn bichtfader, een gouden r., ende fordan syn jeerlycks torff, alser duusslanger tyd hawn hath. Ende offtet seck weer dat her Dericus fan Stens foer, soe schyller allikewal jeerlicks habbe twa deywyrck torff to syn lyffstond uut Gosse ghemeen faen. Item dae oera presteren to Stens julkum XIIII st., ende dae IIII byddende oerden julkum een tonne koerns ende I oert g. Item to Sinte Mariagerda ½ g.r. in dyo kusterie, ende beth een tonne koytis. Item thoe Foswerd, Bethleheem ende Gernaed julkum een tonne koytis. Item julker altaer in Steensre tziarka een pond uaxes, ende in Lyouderedeel triuch alle tziarken twen st., ende eeleker prester 1½ st. Item ney desse boekinge, als to heyligen ende heren, soe hatter macket een schickenge, ordinerynghe alss twysken syn neylietene kynen, beede aeffta kynen ende dae owra kynnen. Int aerst soe willer dae twae kynen to, alss Dowe ende Take, dyrer by Rynthien hath, dat gued to dier nu ter tyd Hoyte Buwe zoen op wennet in Wydrame buuren, mey Uopke Sythie zoen stee byt hoeff. Ende desse renten schillesse ewelick lauwighe op hyra aefte kynen, ende hocker fan hemmem twaem styerff sonder aefte kynden, dy schyl lauwygie op Rynthz, dyo moeder, ende dae renten dyer op Renthien falle fan disse twen feynten fors., schillet ney Renthie daed weer infalla op Gossa kynden ende syn neste sybste bloed. Ende maer soe schyl Renths habbe twa offta trya deywyrck torffb uut een herne faens, by heer Dericus ende Geerts reed, thoe Ryntzies lyffstond. Item dyerney soe wyller Gosse ende Remeed, syn austa kynen, to dyt hy hather by salighe Doed, huuss ende schunne, afarra uut, sonder enich deelschip, dierer nu dusslang hath selff bywennet, ende om dess wyllen, wantse mey hyra salighe moeders gueden ende landrenthen syn bitalle, ende Gosse ende Remed hyra salighe moeders landen ende renten mey mankorem to deelen, offte Pyer ende Remed Gosse uuth to wysen owr renten ende landen fan hyar faeders gueden ende renthen. Item dyerney soe wyller Gossa, syn austa soen, to een weynich profyt ende forndel buppa dae owra kynden, ende dat uut enygherhande sonderlinghe faederlike lyaffta, ende mey dy a 45 b Hierna een m met een verticaal afkortingsteken. Het lijkt of de opsteller eerst van plan was om bij voorbeeld Martinus te schrijven. In plaats van deywyrck torff in B: tey torff wyrck. 159 5 10 15 20 25 30 35 40 45 besweringhe fan syn ziel allenne to habben, alss VII gouden r. renten eweliken, dyer Yemma Herjussma nu toe maye nestcomende uutwysinghe fan schyl dwaen, ende beth den styen dyer leyt opt Ny wyrck off in dyo grefft fant Ny wyrck, want woer dyt foerndel mey dae renten buppe bysc., alss dae lesten fan dyo tziarko mey dae twyn delynghe, soe schil Gosse byhlestet wesse ney dat aeste jier foer syn salighe faders ende audmoeders zielen, ende aeck om anfal ende ghaerhyeld fan broederen ende susteren ende owra fronden toe hem thoe kummen. Item ney disse bespreckenghe ende forndel soe hath Goffa seth ende to erwen macket to alle syn tytlike gueden, hawe, renten ende landen dyer hyerbuppa naet synt beroerd offte bylestighet, syn fyouwer aefta kynen, als Gosse ende Remeth, by salighe Doed teyn, ende Douwe ende Teth, by saelighe Katherin teyn, toelike dae mey mankorum in froynschip to deelen, reppelick ende onreppelick, doch Gosse, syn auste zoen, in forndeel to habben weyn ende dat ploegthaw mey tria dae beste hinxdyer, datwelke Gosse dae jonxste kynen, by salighe Kathrine teyn, weer schyl foersiaen als dae to buickweste kumme. Ack soe willer Gosse dat gued to dier nu Sipke Wpcis zoen op wennet, mey dae XIIII pondameten landis by Jan Petter huus, dyer Goffa selff woude lieten habbe byslaen, ende dat ney avennant soe hat Gosse paert berynne mey. Ende dessgelicke soe willer Dowe, syn jongeste soena, by salighe Katherin teyn, dat goed to Aude heem to in liker forme, ney gretheyt dat hem berre mey, in kortinghe hyra twin parten. Ende hyertojenst soe schyllet Reemed ende Teth, syn dochteren, wer habbe owra landen ende renthen, enckelg. rente joncke enckelg. rente, dat see lyck fol krye, utseyd dat foerndel dier Gosse mey lesten habbe schyl. Item soe willer aeck dat syn kynen worsc. tolike schyllet opbarra alle auda schilde, ende tolike wer schyllet bytelye dae onschilde. Ende offter enich aude secken kaem als fan syn salighe f[a]der[s], desse fyouwer kynnen thoelike mey malcorem dae to foerwinnen. Item fan dyo auda landhyer so schilma bykos[tigia syn] uutl[eeding]he. Ende foerd[m]aer hatme benne jeer foer sin elendiche ziel byhoeftich syn ende hem dy aud[a] landhyer naeth woerstrecke mey, dyer schil dyo nye heer mey foer staen, opdat syn aelendighe ziel naeth foerjetthen wert. Item soe willer aeck dat Gosse ende Rynthz mey Dowe ende Teth, salighe Katherine kynen, dyt incommende jeer togaere schillet blyuwe om dat gued to Schyre huus in eeren thoe hauden, aeck bynaemen om beth bynne jeer syn elendighe ziel fol to dwaen in alle tinghen. Ende wil aeck habbe datter nynnerleye deelschap schaen schyl bynne jeers, als fan huwsreed, hynxdeer, ky, schiep ofte barghen, doch aencommende dy heerst soe moggesse aensyaen mey mankorum elckowrs profyt ende needtreftiche. Item aeck soe hath Goffo syn kynden thofarra bynaemd, bede syn aefte kynen ende dae owra kynden, munden ende b[e]waeres seth, hyra to reden ende to helpen ende to beschwddenb in alle riuchtfyrdighe secken ney hyra beste woermoegen, als den eersamen her Albert, persona to Wyrdum, her Diricus, sacrista to Steens, ende den aerbaren Riscka Juckema, syn liewa meeg, alssoe datter ack neen deelscap schaen schyl onder myn kynen voersc., heth se in landen, in renten offte enich goeden, replicken offte onreplicken, dan by reed ende triucht handelyngen dysse trya monden woersc., offte by dy maere paert alst in needen iss. Welke monden schyllet aek wesse togelyke executores ende foerfolgers dyt jenwerdige testament ende myn leste wille, alsso a b Hierna het overbodige: to. Verbeterd uit: beschilden. 160 5 10 15 20 25 30 dattet in alle ponten ende articulen onderhauden ende in sterckheyt staen blywt, alle twywelike secken offte schwrtinghe tuusken myn kynden claekloes ende alynge disse tryra executores eyndelyke to trachteren, sonder enich riucht foersieck fan myn kynnen foersc. Item soe wyller aeck dat Rynth schyl habba farra ut alsma da replicke goeden deele wylle, twa ky, dae beste noch dae mynste, ende een hinxt mey dat lytz dier hyo inbrocht hat, etc. Hyermey soe wyl dy erbera Goffa Dowe zoen dat dysse scryfften, articulen ende punten schillet wessen syn leste wylle ende syn testament, ende dattet dwge schil als een testament heert to daegen offte een codecil ney alle riucht. Ende dyert nath daege mey alls een testament offte codecil, so wyller dattet daeg als toa soefolle alst daege mey ney alle riuchten, bede gaestelick ende wraudsch, ad pias causas. Ende wylt aeck hauden habba fan alle mynne neyletenne kynden, sonder enych weersprecken offte infyoechten, by een pene dess riuchtis, dat yss by foe<r>lyes syn heele eerffschyp, den eene heeldeel to den patron Suntte Wyt, ende den owra heldel to dae owra kynden byhoeff. Schin, macket ende gesc. iss dit jwnwerdich testament jeer, dey ende wra thofarra bynaemd, in jenwerdighe her Dericus, syn bychtfader, ende den eerberen Rytska Jukema fors. ende maer nogelike mannen, alss to oerkennen ende tiogen hyerto ropen ende layd, alss her Wauthie, prebendarius to Steens, et Foppe Take zoen, Gerleff Dowe zoen, Claess Wopke zoen, Ozd Habbe zoen, Gerleff Lolcke zoen ende Rytzcke Mynne zoen, etc. Orkunde dess wierheit so hab ic, her Diricus fors., myn sygel tracht op spacium dessis testament, foer myselff ende mey om bede wylle Fopens, Gerlleffs, Claes, Ozd, Gerleff ende Ritske Mynnens, oerkunden forsc. Ende ick, Rytzcke Jwkame, want ick seelff nen sygel byn bruuken, hab beden den eersamen her Albert, persona to Wyrdum, triuch wille myns dyt testament to bysigelen. Dier ick, Albertus, myn sigel hab tracht op dyt testament om wille Rytzckens, int jeer fan XVc ende XI, den XXVII dey in marcio. Ende in maere festicheit myn eeyn hand, gelycke my sigel, etc. <M.a.h.:> 35 40 Anno alwe, opten tysdey ney maya, is bygrypen bytwsscha voersn Rinthie Hans dochter, van her ayna weyna ende aeck fan her kyndena weyna, fan der eena, ende Sicka Gratingha, van sillighe Kathryna kynden weyna, ende Gossa Goffa zoen ende Remed Goffa dochter van den oura syden, om scortingha disses testamentes materye dat Rinthie ende Goffa kynden schillet uut handen der executoren, her Albert, her Dirck ende Ritzka Jwkama voersn, berra dae voersn landena ende stedena renten ney hluud dissis testamentes, ter tyd dat foersn Goffa oura eerwen Rinthie kynden dae renten aeffwinned mey riucht, sonder eenich byhindringhe dier Goffa Douwa oura eerven Rinthie kynden hyrinn dwaen schillet. Desghelycka so schillet Rinthie van stonden aen aeck fulgie twa deywircka deelta ende alle our byspreeckma ney hluud dissis testamentes, mey alle klaed, klainghe ende clenoden to her lyff byherende. Ende Rinthie schil weer inbringha alle linklaen, tilber gueden, ho dae hetet, dier hio hath oft a Lijkt doorgehaald. 161 habbe mey yn her wauld, to Goffens eervenscyp byherende, by voerberta legaten oft bokingha, Rinthe persoen byspritzen, binna I monned tydes. <Ondertekend:> Diricus, sacrista to Steens. Sicke Gratnya subscripsit. Ritscka Juckama. Feddo Gerko zoen Popkama, persone, etc. 5 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (gelijktijdig, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1748. In dorso, m.a.h.: Goeffe Douwe zoen testament. <M.a.h.:> Item dae IIII pondameta siedland bij Dirck Broder stede schyllet fulgie te Pier gued. Druk: a. OFO II, nr 248. Eigenaardigheden van B, niet in de weergave van de tekst verwerkt: boven neyscr. staat steeds een horizontale afkortingsstreep, boven de r in fors. steeds een open a. 10 15 83 1511 juli 4 Goyka Douwes zoenn 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Herenn dusen vyffhundert inde XI, op Translatio Martini confessor dagh, heff gemaeck Goyka Douwes zoenn syn testament, codicill offte leeste wylle, in myn tegewordichiet, her Claes, nu ter tyet curatus in Malcquerum. In ierst wass hy cranck van lichgam, nochtans hi <was> wyss inde vrodt vann verstandt. Duus soe hefft hy gegeven God vann himmelrick s[yn] syell, inde Synte Lebuynus kerckehofft, syn patron, syn lichgam. Dartho soe heff hi onse kercke toe Malcquerum besprokenn inde gegevenn eyn halff hofft landts opper Grons, liggende in Hidda landt. Oeck soe hefft hy sinnenn kynderenn alle ses alle gelick nae gmaeck tot dat erffschap vann synnen guiden, utgeseit dat Reinner, synn joncste zoenn, sall naest wesenn tot dy stattenn voir dy pinninghen, waerd dat Syba inde Reinner dat gehelden helden dat sy selff gewonnen hebbenn. Item Tyerdt, mynnen broer, sall hebben eynnenn vryenn steed in myn huiss allzoelange als hi lefft. Inde onsera beider schelinge dar wy hat hebbenn vann scheydingenb dat dartussenn mackt ys, dat godtlick inde erlick ys dat sall blyvenn allzoe als gesont, inde wat niet recht ys sall oeck blyvenn als gsont ys. Inde wat wat rechtc ys, dat drage yck, Goykenn, by consent van Tyardt over in twe gude mannen. Item her Claes, pastor, XX zyelmissen tho doenn voir mynnen onnoesele syele. a b c Hierna doorgehaald: beidenn. B: schendingen. Verbeterd uit: rechtelick. 162 Nu al dinck sonder vallicant. In kentenis der wairheit heb yc, Nicolaus, voir my inde voir Oecka Fecka zoenn inde voir Agga Douwa hair bede wylle, als orkenenn hirover ghadt, myn selffs segell gedruckt op spatium deses bryves. <Ondertekend:> Ick, her Claes Jacobs zoen, lye als voirs. is. Meus Agges zoen <h.m. 16>. Joltthie Wybma <h.m. 15>. Agga Douwes <h.m. 2>. Boye Thomas <h.m. 3>. Abbe Zipkens <h.m. 1>. Idts Zalinkx zoen <h.m. 11>. Tyardt Douwes <h.m. 20>. 5 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie vann Goykenn Douwes testament salichge gedachtenis. Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76. 15 84 1511 oktober 16 Henrick Nanne soen en zijn vrouw Katryn Epes 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. In den jaere Ons Heeren XVc ende elff, opten sestienden dach october, omtrent middach, soe hebben wy, Henrick Nanne soen, burger in Bolswart, ende Katryn Epes, myn echte wyff, by gaende ende staende ende by gesonde lyve, anmercket als datter nyemant becleet en is met vleysch, off hy moet sterven, om dan dye uure des doots salichlicken te voerbeyden ende dye stringh<e> toorn des oversten rechters te ontgaen ende te beth Goeden gracie te vercrygen, ende oock opdatter geen schortinge nae onse doot, den God salich maken moet, sal comen van onssen tyttelycken goeden dye wy by den genaden Godts sullen achterlaeten, soe hebben wy met voorbedachten sinnen, met rypen raiden ende met vryen wille gemaeckt ende geordert onsen testament, codicille ofte laeste wille, ende willen oeck dat dit testament zal troulyck weesen ende sal worden gehouden in alle syn articulen, als een testament oft codicille oft laeste wille alrebest ende vaste na den rechten staen mach in al syn articulen. Int eerst bevelen wy Godt van hemelryck, Maria, syn gebenedyde moeder, ende alle Goden heylgen onssen syelen, ende begeeren toe rusten toe Oldehoeff oft ten broederen, hoe wy dat voor onsen doot ordineeren. Ende soe bespreeken wy dye VII pryesters tot Oldehoeff gewoontelyke boekinge ende seven jaerdeel van onss elcks. Item wy bespreecken onss minnebroers van ons elcks X enckelg., ende dye ander biddende oerden, als dye IIII, elcks een gouden g. van ons elcks. Item Sinte Marten, ons patroon, nae onsen beyder doot hondert schylden voor ons ende ons olders sielen. Item dye susteren in den Heyligen Geest ses enckelg. Item Lidlum ende Oldeclooster, 163 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dye proestye binnen Bolswart, Bajum, van ons elcks een tonne hamborger byers. Item oock soe maecken wy van onssen goeden een proven in Sinte Martens kercke op Sinte Crispinus ende Crysp<in>ianus altaer, het en sy dat wy dat op een ander altaer in denselven kercke voer onssen doot ordineeren, ende geven tot deesen proven vyff ende twintich enckelg. jaerlicxe renten ende een vry huys ende steden opte Kerckstraet, staende naest heer Jan kosters muer. Ende soe geeff ick, Katryn, noch totte selffden proven die vier schilden rente <uut> Wiaerda goet op Nyelant, dye ik van Both, myn moye, ontfangen hebbe. Ende willen en begeren alsdat deese pryester, dyener dysses proven, sal alle weecken leesen III missen opten voors. altaer, als des sonnedaegs van den Heyligen Dryevouddicheyt, ende dye ander II missen voor ons ende ons olders ende al onsen vrienden syelen, ende oock voor al dyegene <dye> van ons tecort geschiet mochte weesen. Ende dye halve renten voors. sollen terstont van ons nae syn doot volgen, jaerlicx om missen, ende dye levende den doode daer trouwelick in te helpen. Item dye eerste koer disses voors. proven holde wy an onsselven tot vordendeel dye laest sterft van ons tween, mer voert aff van dye tyt int eeuich sullen dye drie priesters wesen collatores toe dit beneficium, ende by raet des priors in Tabor, dye men daer mede toe sal requireren, alsoe dat deese vyer voors. by raet der meeste part sullen altyt disse proeven voors. een goet man kyesen by hoeren konscientien, sonder yemant weederseggen, geestelick off waerlycks. Meer is daer ymant bequaem van onsen bloet, dye sal altyt dye naeste weesen. Item wy bespreecken onssen drye moyen, als Aeff ende Yds van Henricks wegen, ende Gryet van Katryns wegen, elcks van dryen voors. vyftich schylden, soeveer als sy ons doot beleven, ende wyen van dryen voors. onsen doot nyet byleeft, soe sellen de kyndren van denselffden in haer moeders stede staen. Ende al ons andere susterlingen <dye> onsen doot byleeffden diet tot deese drye moyen nyet en hoeren, dye sellen elcks voor hoer hoeft hebben eens ses enckelg. Item ons eygen broeders toe Thabor byspreecken wy elcks IIII g.g., dat is tesaemen acht enckelg. eewich rente voer een euige memorie onsen ende onser beyden olders, ende daer sal dat convent voers., als pryesters ende leecken, op ons jaerstont een eerlicke presentatie nae gewoonte hoers huysen eens sjaers van hebben. Item hyertoe sullen dye broeders van Thabor noch hebben XX enckelg. nae onsen beyder doot. Item wy maecken oock elck ende al onsen goeden totten laesten leven, alsoe als wy dat in den tyd onsen doot bysitten. Item dye laest levet van onsen beyden, dye sal dye halve rente oft landen oft staende timmeringe niet verminderen, mer oft daer enige landen worden ingekoft, oft daer enige nyaer van landen genomen wordt oft inwonnen, off dye laest levet enige landen vercoft oft verwandelde, sal hy alsdan dat gelt weder besteden totten erven naebescr. profyt, oft daer ander landen oft renten weder voor uutwysen, alsoe dat dye deel des doots sal by den levenden nyet werden vermindert, oft dat dede hem noot. Ende want wy geen erven en hebben dan alleen sydlinge, soe maecken wy dan onsen erven tot allen onsen anderen goeden, dye wy nu in cracht dissen testament nyet vergeven hebben, noch voor onsen doot nyet vergeven willen, den rechten ellendigen armen toe Bolswart ende dat convent toe Oegecloester met Lysbet, myn nyft, indien dat Lysbeth my, Henrick, voerleeft. Mer byleeft Lysbeth voors. myn doot nyet, soe sullen dye arme voors. alleen arft wesen van onsen goeden, het sy reppelyck oft onreppelyck, ende soe alsdan sullen deesen vors. erven allen jaeren nae onsen beyden doot om Godts willen geven XX enckelg. in onsen bloet, dye dat nootdruftichst syn, als dat wel te verstaen, dat dye armevoochden sullen in Katrynen bloet X enckelg. 164 5 10 15 20 25 30 35 40 45 jaerlicks om Godts wille geven daer dat best is, XII jaer lanck, ende Ogacloester sullen Dirck Everts geven tot syn leven lanck III enckelg. jaerlicks, ende dye ander VII enckelg. in Henricks bloet daer mede meest van noot is, XII jaer lanck. Ende na XII jaer voors. soe sullen dye thien gulden voors. blyven by den armen, ende dye VIIen by dat convent voors. Mer ist dat Lysbeth, myn nyft, my, Henrick voors., nyet en voerlevet, soe sullen dye armevoochden myn erven oock weesen ter armen voors. proffyt, ende sullen dan dat convent toe Oegeclooster hebben X golden g. eens toe betalen, ende daermede toevreden weesen. Item wy, Hendrick ende Katryn voors., ordonneren ende willen in craft deeses testaments, als al datgheen dat wy naemaels mit onsen goeden ordineren in een codicille, oft ondera onssen selffs hantschrift oft onsen segel oft in tegenwoordicheyt tuygen confirmeren, ende oeck oft wy wat in dusdanigen manieren van disses testament verwandelen, dat dat sal stal en vesticheyt hebben, gelyck oft dat van woort toe woert in deesen testament gesc. waer. Item wy maken ende bidden executores dissen onsen testaments dye gesworen armevoochden, indyen dat wy voor onsen doot nyet anders ordineren, ende byvelen dat Godt ende hoere conscientie, alsdat sy dat testament by raet der dryer hoeftpryesterenb voors. ende by raet des prior in Tabor, troulyck ende rechtvaerdelyck exequeren in voerfolge, ende maken hoer vers. oft anders dye wy naemaels ordineren dat machtich soelanck alst van noden is, al sold dat duren int euich. Item willen oock een ygelyck legatarie tsyn toeleggen ende uutwysen op seeckere steden in onsen codicille, mer oft daer gebreck in fiel, dat wy desselfs niet en verfolchden, soe bevelen wy dat den drye hoeftpryesters ende pater voors., ende willen dat men den prooven voors. den redeste rente ende wiste landen mitten convent Tabbor voors. ordineren, ende wat dat si daer in doen, dat een euich stal hebben zal, sonder ymant wederseggen. Item, wye dat van onssen beyden ander voerleeft, dye sal dat halve bespreck voldoen in onsen bloet, ende terstont nae onsen beyden doot dye executoren by raet der prelaeten voors. onsen goeden aen te tasten, sonder wederseggen onsen vrienden oft ymants anders, geestelyck oft waerlyck, ende dat toe bestellen in handen daer dat dan ordineert is, mitten eersten. Ende willen oock dat dyegeene van onsen vrienden dye wat toe geleyt is, als oft sye spraeck maeckten tegen dit testament, codicille, ofte leste wil, als dat hy syn deel ende byspreeck daermede sal verboert hebben, tot fordendeel der executoren ende Sinte Marten, elcks dye helft. Ende dit willen wy holden hebben voor ons testament, ende dat met alsulcke macht als men dat alrevast maecken mach. Ende oft dattet nyet mochte weesen, alsdattet dan zal voor een codicille oft laeste wille oft een ordonnantie onsen goeden, alst best ende vaste nae den rechte staen mach. Ende oft daer quaet verstant waer in dit testament voors. oft codicille, dat sall staen tot verclaringe der prelaten voors. Ende bidden alle heeren ende prelaten alsdat sy dit testament ter eeren Godts ende syelen salicheytt willen helpen vorderen, als zy daertoe worden gebeden ende geeyschet. Dit is geschiet toe Bolswert in Henrick Nannis zoens huys, opt jaer ende dach voors., in tegenwoordicheyt der tuygen naebeschreven, hiertoe geroepen ende gebeden, als heer Allert, testamentarius, heer Bartholomeus, pastoer, meyster Haringh a b B: ander. B: hoeftl. pryesteren. 165 5 10 15 20 Donge, heer Wigger, notarius, Evert Lolle zoen, burgemeyster, Peter Tyalke zoen ende Pyeter Jacobs zoen, burgers in Bolswart. In een tuygh der waerheyt soe heb ick, Henrick voors., dissen onsen testament besegelt met myn selffs segel. Ende om meerder vesticheyt deesen testaments voors., soe hebben wy, Henrick ende Katryn, gebeden den eerbaaren heeren, als heer Albert, testamentarium, heer Bartholomeum ende meester Haringh Donge, onsen pastoers, ende Evert Lolla zoen, burgemeester in Bolswart, dissen onssen testament voor ons mede toe besegelen. Welcke wy, Allerdus, Bartholomeus, Haringh ende Evert, gedaen hebben om Henricks ende Katryn beden wille, ende oick mede als tuygen hiertoe gebeden ende geroepen. Ende want wy, Pieter Tyalckes ende Pieter Jacobs, geen segelen bruycken, soe heb ick, Pyeter Jacobs, gebeden heer Allert dit bryeff voor my als een tuygh toe besegelen, ende ick, Peter Tyalckes, heb gebeden Evert Lolle zoon, burgermeester voors., dissen bryeff voor my te besegelen als een tuygh dissen testaments. Daer wy, Allardus ende Evert voors. gedaen hebben om Peters ende Peters wille. In den jaere ende op den dach ende stede voors. Et ego, Wiggerus Petri, clericus Traiectensis diocesis, publicus sacra apostolica auctoritate notarius, quia dictis omnibus et singulis hec sicut praemittitur fierent et agerentur, una cum prefatis testibus praesens interfui, atque omnia scripta sic fieri vidi et audivi ac in notam sumpsi, ex qua hoc praesens publicum instrumentum manu alterius, me aliis occupato negotiis, fideliter scriptum exemplum confeci, subscripsi, publicam formam redegi, signoque meo liniis meis solitis et consuetis signavi, in fidem testimonium omnium sigulorum praemissorum, vocatus et requisitus. Gecollationeert metten principale, in papier geschreven, ende daermede bevonden te accorderen by my, ter ordonnantie van den Hove, 25 <ondertekend:> C. Faber. 1591. <M.a.h.:> 30 Desen andermael gecollationeert tegens gelycke copia, luydende van woerde tot woerde zoe boeven verhaelt is, wordt desen oick daermede accorderende befonden, by my, griffier, <ondertekend:> H. Baerdt. 35 Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (1591, door C. Faber, later nogmaals voor collatie getekend door H. Baerdt, naar A). GA Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 125. Perkament. - C (18de eeuw, naar B). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, 376-388. Druk: a. Abma, Bolswarder lenen, 173-177 (naar C). 166 85 1514 februari 22 Attha, weduwe van Fecka 5 10 15 20 In nomine Domini, amen. Int jaer vyfftienhunder inde XIIII, op Sinte Piters dagh ad Cathadram, hefft gemaeck Attha Fecka weduwe hoir testament, codecill offte leeste wylle, in mynnen tegewordicheit, her Claes, pastor nu ter tiet, testamentor, in Malcqwerem, indea Broir Hidda zoenn inde Sipke Thomas zoen als orkenen hirin tho holdenn. In dem ierstenn al wass sy sieck van lichgam gewest, nochtans syr wys inde vroedt vann verstandt, soe hefft sy gegevenn Godt vann himelrick oer zyell, inde Synte Lebuyn hair patrone kerckhoft hair lichgam. Inde dartho soe heff sy gegevenn inde bsproecken eyn halff hoeff landts weyde, tot salicheit hoir zyell inde hair lyvenn frundten sylenn, heff eyn ewichge memori gemaeck, gelegenn tho westenn over dat Meer. Inde oeck soe heff sy oeck thogelaecht Syba, hair swager, inde Bauck inde Merkewa, hair beyde snarenn, elck besondeling eyn ynsce landt, gelegen in Naemkma fenna. Item Beytya, myn dochter, sall hebben dat umfring naest myn bedt, inde myn snaer Bytthia sal hebben eyn halff doeck. Dartho sal hebben myn twa dochterenn, als Bytthya inde Bauck, myn klederenn. Darum sullen sy wynnen um Gaidess wyll XX st. aen zyellmyssenn. Nu al dynck sonder fallicant. In kentenis der wairheit soe heb yck, Nicolaus voirsc., met myn, Broeder voirsc., inde Sypke voirsc. dit testament, codecill offte leeste wyll besegell met mynner selffte handt inde segell. <Ondertekend:> Ick, her Claes Jacobs, ut supra. Meus Aggas <h.m. 16>. Jolthye Wybis zoen <h.m. 15>. Boye Thomas <h.m. 3>. Abba Sypkes <h.m. 1>. Agga Douwes zoen <h.m. 2>. Idts Tzalyncht zoen <h.m. 11>. Tyerdt Douwes <h.m. 20>. 25 30 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Attha Fecka weduwe testament salichge gdachtenis. Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76. 35 a Hierna doorgehaald: boer. 167 86 1514 juli 6 Foekel, salighe Agga Jongama dochter 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren vyftienhondert ende viertien, op den sesten dach in julio, want ick, Foekel, salighe Agga Jongama dochter, die werlt wil laten ende overgheven, ende Goede almachtich by die gheestelike susteren toe Nazareth by Idzegae beghere toe dienen, soe hebbe ick by vrye wille ende welberaden sinnen, by raede den eerbaren broeder Teodardus, prior der crucebroederen binnen Sneeck, ende Eda Jongama, myn oem, ghemaket myn testament, codicill of uuterste wille of een scickenisse ende een ordinancie mynre gueden ghemaket, hoe dattet alderbest nae den rechten, syd ende pleghe staen mach, mit solempniteiten of sonder solempniteiten des rechtes, in teghenwoirdicheit der tughen onderghescrn, in manieren naescreven. Ten eersten, want die pater ende mater ende die susteren toe Nazareth my minlick ontfanghen hebben totter oerden, ende hebben my om Goedes willen een stede verlienighet om God almachtich mit horum toe dienen, soe gheve ick dese susteren ende convent voerscrn myn leven lang toe bruken die elftehalf golden gulden renten jairlixe in Bosummer gae daer Dirck Syes nu ter tyt op woent, my van myn salighe vader achterghelaten. Item daertoe gheve ick dese susteren ende convente voerscrn die anderhalff enkelgolden gulden jairlixe renten, legghende in Joirwirder gae, in dat guet daer Jacop Hezens nu ter tyt op woent. Ende die dertich golden guldens eens die Scelta Anla toe Sexbierum my sculdich is van myn salighe moeders weghen, sal men mede legghen an renten tot profyt der susteren ende convente voerscrn. Dese voerghescreven landen ende renten sullen die susteren ende convente voerscrn hebben, bruken ende besighen tot myn lyffstont, men nae myn doet sullen die susteren ende convente voerscrn ewelick ende erfflick holden ende hebben ende selven van die lantsate boren ses golden guldens jairlixe renten uut die elftehalf toe Bosum daer Dirck Syes op woent, ten waer dat Laws, myn broer, ende Doed, myn suster, die convente ende susteren voerscrn andere nowlike landen ende renten in ander vuech leverden, daer dat convente voerscrn an noeghede. Ende die renten ende landen die ick dat convent voerscrn gheven heb tot myn lyffstont, will ick oec dat die conventesluden selven die lantsate sullen boren. Des beghere ick dat men op myn jaerstont tot ewighen tyden een ewighe memorie int cloester wil holden, voer my ende myn lieve vader ende moeder ende myn vrienden, mit missen ende vigilien. Voertmeer make ick erve tot alle myn anderen gueden die toevoren niet besproken syn, replick ende onreplicke, Laws, myn broer, ende Doed, myn suster, op condicien als dat Laws voerscrn sal hebben die twie deelen, ende Doe<d> sal hebben die derdendeel van alle myn gueden, replick ende onreplick.a Dit altesamen als voerscrn is wil ick, Foekel voerscrn, dattet sal wesen myn testament, codicill etc. als voerscrn is, ende ick wilt gheholden hebben van myn broer ende myn susters ende van alle man in allen syn articulen, by pena voerbor[t]enisse a Hierna doorgehaald: Ende waert byalsoe dat Laws ende Doed voerscrn storven sonder blikende boerte, soe wil ick dat die twee delen van dese gueden ende renten voerscrn sullen weder comen totten cloester voerscrn, ende dat derdendeel sal comen op myn sibste bloed. 168 5 des erffscips tot profyt Sunte Marten, patroen in Sneeck, ende die patroen toe Bosum, half ende half dat toe delen, die niet holden en wil. Hyrtoe heb ick gheroepen oirkenen ende tughen, als den eerbaren broeder Teodardus, prior, ende Eda Jongama, myn oem, ende beghere dat sy myn executores tot myn testament willen wesen, dat alle ding ghesci als icket ghemaket hebbe. Ende beghere mede dat sy dit testament voer my willen beseghelen. Dat wy, broeder Teodardus ende Eda voerscrn, gheerne ghedaen hebben om bede Foekeles voerscrn. In den jare ende dach als voerscrn is. Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 342. Met opgedrukt zegel: 72. Het aangekondigde zegel van Eda Jongama ontbreekt. 10 87 1514 juli 17 Gabbo Riptema 15 20 25 30 Meister Thiaert, heer Florys, vicarien in Dockum, Tiepka to Hwe [aldeer]a, betugen ende bekennen myt desen brieff hoe dat salige Gabbo Riptema, liggende in syn doitbed, cranck van lichaem ende wal wetende syner vyff synnen, hefft wederommegeropen een artikel in syn testament, dat hesulffs myt syn eygen hant hefft geschreven voir synen doit, welker artikel aldus inholt ynt principael: Item aeck besprack ick da lyffrenten myn twa susteren toe Syon als hya lyves byleta, tot profyt da armen tho Dockum achtien arensgulden rentha tho Nyaweer de Doythia in da heer haet. Desen artikel vors. hefft salighe Gabba revoceert als vors. is, ende seide tot ons vors., thoropen orkenen, dat dese achteen arnsg. renthen vornoemt solden blyven de helffte tot Syon ende die ander helffte tot Hierusalem offte Gerkenscloester tot ewigen tyden nae suster Froucke ende suster Oeden doit, in der eer Sint Bernardus ende memorie salige Gabba susteren ende syns lieven broeders, broder Sypke tot Gerkescloester. In oirkunde deses breves heb ick, meister Thyaert, ghebeden den eersamen heer Florys, myn convicarium, desen brieff unde myn eygen hantschryfft tho beseghelen. Des ick, her Florys, om synen willen ende mede van selves wegen gedaen hebbe. Ende ick, Tyepka thoe Hwe, borger in Dockum, heb gebeden den eersamen Thyaert Uppendyck, olderman nuu ter tyt in Dockum, om dese wairheit unde brieff thoe beseghelen. Des ick, Thyaert, om syner bede wille ghedaen heb. Int jair Ons Heren dusent vyffhundert unde viertien, des maendaeges nae Twaleff Apostelen dach. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw). RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 49. In dorso, m.a.h.: Copie. <M.a.h.:> Revocatie van een articul eenes testaments van Gabbo Riptema, by twelcke dat convent Jeruzalem gemaeck wert de helfte van 18 arentsgl. ende dander helfte tot Sion jaerlycksch <m.a.h. verbeterd in: eeuwige> rente. 1514. No. 11. Druk: a. GPCV II, 301. 35 40 a In B thans onleesbaar door beschadiging, aangevuld uit a. 169 88 1515 mei 17 Jan Meynert zoen 5 10 15 20 In den name Godis, amen. Int jeer Uus Herens XVc ende XV, dy sawntenden dey in mayo, Jan Meynert zoen is fandelt van den almachtige God overmits cranckheit syns lychamis ende onmachticheit synre tonge van sprecken, nochtans redelick vorstandil van zinnen, hat byffellen syn broren, als Hermen ende Reyner, syn affterletena guden in alle tingen. Des soe habbet Hermen ende Reyner in syn namme byscriuwa leten syn leste uille ende byjeerte, by guede lyodena reed, in maneren neysn. Int aerst byfelt hi den bermhertige God syn ziel ende dae eerde dat lichaem, to resten up Sunte Johannis tzerckhoff toe Huusum. Ende byspreckt Sunte Johannes acht enkelgn ende Uus Lyaf Frow een enkelg., persona een gouden kroen, her Hilbren een enkelg., ende een enkelg. toe wyn ende oblaten toe Huusum. Item sexteen jeradeel. Item dae fyouwer bidden oerden elcks een rynsgn, uutseyd dae observanten toe Lyowert schillet habbe fyff enkelgn toe datyeen deer hya habbet, ende dae jacopinen toe Lyowert schillet habbe trya enkelgn toe datyeen deer hya habbet. Item int Suurtremdeel elck tzerk een stuuver ende elck presbyter een stuuver. Item Bergama claester schil habbe al renten, soe graet ende lyttick deer Jan caepet hath in Ryttzerts gued toe Bergum. Item Aylsumma claester een eenkelgn. Item Sunte Katherine tzerk toe Lyowert twuer enkelgn. Item her Feddo, persona toe Lyowert, een enkelg. Item Albert toe Lyowert een enkelgn. Item dae eermen twuae schyr hael leckenen toe heerst, ende tree enkelgn aen scoen ende braed, etc. Origineel (A) niet voorhanden. Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 67, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 8. Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 54-55. - b. OFO IV, nr 225. 25 89 1515 oktober 13 Juffer Joest 30 35 Ick, broer Pieter van Alckmaer, onwerdich gardiaen toe Galileen int observantencloester binnen Lewerden, doe konde ende gheef te kennen allen menschen, gheestlyck ende waerlyck, hoe dat juffer Joest een mael of drie oetmoedelycken heeft ghebeden om ontfanghen te wesen in die derde oerde ons heylichsten vaders Francisci. Anmerckende dan haer oetmoedighen bigheerten, vuyrighe meninghe ende salicheyt haerer sielen, soe heb ick uut sonderling oerloff onsen eerwaerdighen vaders broer Luytgen van Groninghen, vicarius ende overste alre minrebroeren van der observantie binnen die provintie van Colen, desen voerscr. juffer Joest int jaer van XVc ende XIIII, daechs nae Sinte Lambert, ghegheven haer proeveljaer, ende int jaer van XVc ende XV, daechs nae Sinte Lambert, onfanghen totten professie desselfden derden oerdes 170 5 10 15 voerscr., in die teghenwoerdicheyt van broer Marcus, pater toe Aelsum, ende Gheel Allerts, mater aldaer. Ende soe heeft desen voerscr. juffer Joest haer testament ghemaect in onsen theghenwoerdicheyt, ende int sonderlinck soe heeft sy ghemaect dat voerscr. cloester te Aelsum erve van al haer ghueden, ruerlyck ende onruerlyck, des uutghenomen dat sy solde tot haeren sielen salicheyt sommighe cloesteren ende personen int sonderlinck tot haeren ghuedduncken een legaet ofte testament maecken. Ende dit is gheschiet naet beveel des reghels voerscr. Ende ick, broer Peter voerscr., uut beveel ende mach voerscr., heb mit haer voerscr. dispensiert int habyt des reghels, uut saecken die sy ons heeft allegiert, welck ons duchte nae onsen schamelen verstant redelyck te wesen. In orkunde dan deser vasten professie ende haers testaments ende onser dispensatien ende des beveels onsens eerwaerdighen provintiaels voerscr., soe heb ick, broer Pieter, gardiaen voerscr., desen ghetuychbrief ghescr. mit myn sulfs handt, ende opten rugghe des briefs tseghel myns officys ghedruct ende ghesat. Int jaer van XVc ende XV, saeterdaechs nae die octave ons heylichsten vaders Francisci. <Volgt afschrift van een akte betreffende de opname in Aalsum. Daaronder:> 20 Dese twie uutscriften, hiervoer scr., concorderen van woert tot woerdt mitten seghelde brieven voerghenoemt, welck ick, frater Petrus van Alckmaer, gardiaen voerghenoemt, heb in onsen bewaringhe ende mit myn eyghen handt alsus heb uutghescr. Ende om alle gheloef daervan te gheven, soe heb ic myn ghewoentlyck handteycken hieronder gheset. Anno XVc XX, opten laetsten dach aprilis. <Ondertekend:> 25 Frater Petrus Alckmarie [***]a manu propria. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1520 april 30, door Pieter van Alckmaer, naar A). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nrs, inv. nr 36. Op hetzelfde blad een afschrift van een akte waarbij broer Marcus, pater in Aalsum, en Gheel Allerts, mater aldaar, Joest Willems dochter in hun convent opnemen als provenierster. In dorso een specificatie van de aangekondigde legaten (zie nr 108). De datering heeft betrekking op de akte van broer Pieter van Alckmaer. Het testament moet zijn gemaakt vóór de professie, die plaatsvond op 18 september 1515. 30 35 a Afkorting: gll? 171 90 1516 januari 13 Douwe Harinxma 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. In den jare Onses Heren XVc en 16, den 13 januari, omtrent 12 uyr te midd[ey], so hebbe ick, Douwe Harinxma, aengemerkt de sekerheyt des doot en de onsekerheyt des ure van dien, om den toorn Gods tontgaen en den barmhartigheyt, gratie en vergiffenis der sonden te verkrygen, soo hab ick, hoewel cranck van ligham, maer sondt en maghtigh van sinnen, gemacket myn testament, laeste wi[l], codicil, oock schenkenis der goederen, soals best na gewonte deser landen staen can, en wil dattet sal stal hebbe in alle syn delen, sonder enigh verbrick, en ofte ymant van myn vrunden hier naet me[y] tevreed weer en het testament haet wolde scaden, dat hy syn legaten en erfscip hiermey verbert habbe tot profyt der armen. In 1 beveel ick God almaghtigh myn ellendige siel, Maria, syn gebenedide moeder, en alle Gods heylige. Begere myn legerstede in den convent Thabor in de graete tierke by Sint Anna altaer, by sal. Ayl, myn afte syd, en hiervoor en aeck voor een eewige memory, als voor my, voor sal. Ayl, myn wyff, en voor Haringh, us soon, to haelden op uus jaertyden mit vigilien en siongende missen in den convente nay gewoon[te] der ordre, en hiervoor bispreek ick den convente Thabor voirs. 15 enkele gulden renthe uyt 2 saten te Wons, als to Broytsma 12 enckele gulden renthe en uyt dat gued te Hayum 3 enkelgulden jerlyx. Item myn patroon, Sint Cristophor en Sint Wiro, 41 enckle gulden togarra als sy temmerie en eer naet, en dat lisse ick op Graelda guedt, dan van da renthen to nymmen vor Haringh dat voor naet bitellit. Item al de gulden in Heegh der ick in ben, elck 3 enkle gulden eens. Dat Heylige Cruys 3 enkelgulden om te stofferen. Item de nackte Jesus oppet hoff 1 enckelgulden. Item de 4 biddende order en die crusbroeren elck 1 enckelgulden. Item in uus deel alle tierken eerlyck boeckingha, als 3 st., den pristeren desselve fawerhael. Item alle clooster in us deel een hael enckle gulden en een vol voor Ayl. Item elck prister in Heegh een enckelgulden, als dat vratyd Ail een voor haer efterdiden, en den pristeren voor sielmissen, grefgongh, en den personner 2 enckelgulden voor efterdiden en silmisse als voors. Item bespreck ick de fiaewer pristeren in Heegh oerhael pondemate in Abbinsscaer voor een ewige memorie op myn jeerstont, en so schillet hya alle jiren op myn jerstondt in Heegh tierke elck voor haerself van disse rinthen presentere buter en braed voor een sickerburger, en that der oer rintht schil de 5te prister habbe. Item Jisck, myn night, bispreck ick 1 niewe tabbert, en hare bern elck een nie tabbert, en bid haer om Gods wille, hab ick haer to nay gaen, datse my dat verjoun, want ick volle om har en haer broeren wille dien hab. Item heer Tjard en Haringh, myn miegen, sovolle penningen als hair comt nay luyt iens brieff van salige Popck hayraa aldermoeders afterlittene gouderen hiare part, ende sy myn erwen en my dan een woonlyck quitinge to jaen, en bid har om Gods wille, of ick her tecort dien hab, a C: Fopck Haya, met hoofdletters en afkortingsstreep boven Haya, waardoor de familienaam Hanya wordt gesuggereerd. Noch Douwe zelf, noch Tjard en Haringh, kinderen van zijn broer Hartman, hadden een grootmoeder Fopk Hanya. Bedoeld zal dan ook zijn de moeder van Douwe en Hartman, Popck Popma. Zie UvB, f. 46v. 172 5 10 15 20 25 30 35 40 my om Gods wille te werjaen, en des bispreck ick haer elk een nieuwen eerliken tabbert. Item de prior de Walseyndt bispreck ick den besten gulden penningh der in myn gild te Swol is, om voor my te bidden. Item oeck so wil ick, Douwe voirs., in craght deses testaments als datjen der <ick> naemaels beschryon heb in een codicil, ofte onder myn ayn hand of signet ofte oock onder en burgen twier ofte een goed mans sigel bischrion lit, jef in dese testament niet vermeeret jefta vermonde, dat schel stand halden trogh jest dat hyer van woort tot woort in schrioun stiet, en dat testament darom in syn oer punten nouwlyck sal blieuwen. Item bispreck ick den armen 50 hornsche, in 5 jeren te betellien. Item so meyts ick erf van alle myn goederen, vooren naet bispritsen, repplyck en onrepplyck, gold, sulver, land, sand, Haringh, myn soon. Befel hem den prior en supprior in Thabor may den executors, en wil dat hi te school gaen schil en hab syn naedreht van die renthen, en van die ore renthen schil syn schulden betellie. Item aeck so wil ick dat, wer dat saeck dat Haringh, myn soon, sterft onjerig ofte intestatus en sonder kinderen afteyn, dat dar 2de diel van alle Ayl en myne renthen en der kapalanden schillet wisse to claesteren, tiercken en eermen, tot dispositie van myne executoren, en da ore 3de schil come to myn suster en broers bern. En ware van myn vrionden contrari deth, syn erffnis dermey verboer te habben, tot executors dispositie, ter aermen profyt. Item executores myns testament meyts ick den eerbaren meester Albert tot Tirns en Haringh Hartmans soon, myn meegh, dat hy by reed en help van Johanis en Werp, prior en supprior van Thabor, willet dit testament exequerie, en ick bespreck haer elck 2a enkele gulden, en oft dat hare te lest ghevel, so begere ick dat haer Goslyck Jongema dat hy dat dan trogh syn, als ick dat op hem betrouw, en alsdan schel hy voor syn onliud en kosten haba 20 enckelg. Hir wr en oen habben wissen tiougen, deerto ropen en beden, als heer Johan, prior tot Thabor, meester Albertus, curatusb van Teerns, Edo Jonghema, her Worperus, supprior in Thabor, Pither beltsnider, Sipck Aecka zin, borgeren van Snits, Buwe Abbis van Isbreghtum en Hemma Jonck in Heegh, gewoonlick madme. In oorcunde der werheyt hab ick, Douwa, dit testament bisigla may myn ayn signet. En om maer vestigheyt hab ick aeck biden den eerbaren heer Johan, prior tot Thabor, meester Albert tot Teerns, Ede Jongema, als tiougen dit testament ock te bisiglen. En wy, Werperus, Piter, Sipcka, Bua en Hemma als tiougen bidden aeck den prior, meester Albert van Teerns en Edo Jongema dit voor uus te bisigelen, want wy nen sigel brucken. Deer wy, Johann, Albertus en Edo, siglet habba als tiogen en ter bede Douwe en Werperus, Piter, Sipcka, Bauwa en Hemma voorsc. Dit is dit schyde en lyde in den convente Thabor by Snits in de capelle, opt jeer, day en tyt voorsc. Gecollationeert met syn principale, int franchin geschreven, met 4 segels in groene wasse uythangende nogh meest geheel versegelt, nogh meest geheel, en concordere, by my, W. Buwalden subscripsit. a 45 b Staat aan het eind van de regel. Het papier is afgebrokkeld, dus mogelijk heeft er 20 gestaan, naar analogie van het hierna genoemde loon van Goslyck Jongema. C: curator. 173 Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door W. Buwalden, naar A). Niet voorhanden. - C (17de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1323c, f. 45r. Opschrift: Copie van copie testament van Dowe Harinxma. De tekst is op diverse plaatsen corrupt. Kennelijk had de afschrijver moeite het Friestalige testament te lezen of te begrijpen. 5 91 1516 oktober 17 Janken, weduwe van Douwa Feddes 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Anno eiusdem nativitatis millesimo quingentesimo sextodecimo, indictione quarta, mensis octobris die decimaseptima, hora quarta post meridiem, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis, divina providentia pape decimi, anno eiusdem quarto, etc., in mei auctoritate apostolica notarii publici et testium infrascriptorum ad hoc specialiter vocatorum presentia etc., is gekomen in convent tAelsum Janken, Douwa Feddes achtergelaten weduwe, starck van lychaem ende cloeck van verstande, myt vryen wille, ende heeft overgedacht datter ons nyet sekerre is dan die doot ende nyet onsekerre dan die ure des doots, ende heeft gemaect oir testament, laitste wille ofte codicille in manieren hiernae bescreven. Ick, Janke, bevele God almachtich, Marie, die moder Gods, myt allen synen lieven heiligen myn ziell, ende myn lychaem der erden, van welcken dat gekomen. Ende make erfgenaem mynre gueden myn dochter Kathryn, uytgenomen die legaten hiernae volgende. Soe bespreke ick myn patroen Sunte Marten to Boilszwairdt een halve pondemate landts to Lutike Knossens in Agge guet, off eens ses golden g. Item seven jairdeell van een lopen weyts ende tiendehalve stucke botters. Ick bespreke den rechten armen to Boilszwairdt vyftehalve pondematen landts, liggende to Lutike Knossens, uytgekomen van Symon Mathys soen. Dat convent tAelsum bespreke ick vyff pondematen landts, geleghen to Luttike Borch, dair dat convent voirg. in heeft vyftien pondematen, ende dit convent voirg. van stonden aen nae desen dach dese vyff pondematen to besitten ende to bruycken in der ewicheit, tot een ewighe memorie voir myn ende mynre vrunden zielen, all wairt oick saick dat ick, Janken voirg. int convent voirg. nyet en bleeff. Den mynrebruederen bynnen Boilszwairdt bespreke ick vier golden gulden eens. Den vier biddende oirden een igelick eens een horntgengulden. Sunte Anthonius gasthuys bespreke ick enen golden g. Sunte Marten, patroen te Franiker, eens een horntgeng., ende den crucebruederen aldair oick een horntgengulden. Item den susteren to Oghencloester bespreke ick een horntgengulden, ende die schulden welcke sy my schuldich syn, gheve ick hem quyt. Den witten susteren bynnen Boilszwairdt bespreke ick een oirt golts, ende den proest een oirt golts. Baucke, myn nichte, een silveren lepell, ende Fedde, myns kynskynt, oick enen silveren lepell. Item Tryn Peters dochter sall hebben eens viertich horntgeng., ist saick dat sy oir wail regiert, mer regiert sy oir qualicken, soe sal sy nyet hebben. Item myn suster dochter Hid sal hebben een blau leysche tabbert. 174 5 10 15 Den besegelden brieff welcke ick gegeven hebbe to Boilszwairdt totten seven ghetyden, rope ick myt desen mynen laitsten testament weder ende make den tonyet. Dit testament, laitst wille ofte codicille sall achtervolgen ende voldoen myn dochter Kathryn myt oren man Hessel Epes. Dit is myn testament, laitste wille ofte codicille, welcke ick will geholden hebben sonder enighe inbrekinghe ofte wederseggen, wairomme in vasticheit deser punten voirscr. heb ick gebeden der eersamen heer heer Reytgo, notarium ende prebendarium toe Irnsum, in teghenwoirdicheit deser tughen naegescr., als heer Marcus, pater tAelsum, heer Johannes Scotus, heer Jacobus van Amstelredam ende heer Peter van Well, aldair mede priesters, heer Derick Fransoen, pastoer to Irnsum, ende heer Henrick Clynse, pastoir in Aldetrynda, hierto geropen ende gheeyschet, dat hy dit wolde myt syn gewoenlicke notarius hanteyken onderteykenen ende bevestigen. Twelck ick, heer Reytgo, notarius voirg., om Jankens voirg. ende der tughen bede wille gheerne gedaen hebbe. Anno, indictione, mense, die, hora, pontificatus etc. quibus supra. a <n.m. 8> Collationata est presens copia, et concordat cum suo originali, quod ego, Reytgo, auctoritate apostolica publicus notarius, attestor signo meo consueto et manu mea propria. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (door de notaris die ook A vervaardigde, naar A). RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 39. Perkament. Druk: a. GPCV II, 338-339. 20 92 Hessell Martena 25 30 35 1517 maart 21 bezegeld 1517 maart 23 Inn die name Gods, amenn. In den jare van der zalige gebortenn Ons Lieffs Heernn Jesu Cristi dusennt vieffhundert seventhien, upten een ende twintichstenn dach des maents martii, omtrent vier urenn nae middach, ter fiefften indictienn, bynnen myn huiss inn die stoeff, der pontificatienn ons heilichste vaders inn Christo ende hernn Leonis, vann die name na der godliker vorsienicheit die tiende paus, inn synn vieffte jaer, regnierenn die aldermogenste, victorioste, glorioste forst ende prince Maximiliano, keiser des Heiligenn Rycks etc. Ick, Hessell Martena, ritter, bedennckenn der menschenn gebrecklicheit einde der natuuren krannckheit, dat menn dickmaell, besonder inn verne lange pilgrimagien als tenn Heiligen Lande, mach fallenn inn manige periculenn des levents, heb ick, vorsnn Hessel, uyt myn vrie eigenn wille, mit welverdachte sinnen, gudtsmoets, sond ende a De rest met dezelfde hand, maar in donkerder inkt. 175 5 10 15 20 25 30 35 40 45 machtig God loeff van lichaem ennde verstandel van sinnen, Godt erst om gratie biddende, gemaect, ennde want ick nuu mit veel saekenn bekummert bin, van myn hemelike ende getroue vrint meister Henrick, onss vicarien, inn naegescreven manieren dit myn tegenwoerdich testament bescriven laten, updat tuschen myn kyndern, vrynden, lagatarienn off anderen diets angaen moecht, geen tuist, hath, nyt off pleyt alst dickmaell valt omt tytlick guet, verryse off geboere, daer myn arme ziele moechte last, hinder, verdriet off verlettinge om krigen. Ende tot volcommender effecten ende seckerheit off vasticheit vann desenn roep ich weder alle andere testamenten, codicillen, donatien off gifftinge, hoe ende inn wat manieren ick sulcks vorrtyts vor datum disses moecht oeck mit derogatoriall clausulen gemaect hebbenn, dat desse mynn laeste ende uyterste wille mocht contrary, schaedelick off hinderlick wesenn, will ick, Hessell vorsn, dat sulx alles al van geener waerdenn ende gans nieth, mer dit testament off myn laste wille alleenn sall vast ende volstandich wesenn ende bliven innt eynde mins levents. Off ick oeck all andere testament, codicill, ander gifftinge off laeste wille contrary maecte, will ick dat sulck geen macht off effecten boven dit off to hinder diss hebbenn sall, ten sy sake dat dit testament worde van wordt tot wort oeck die gebenedide naeme Jhesus ende synre alderheilichste moeder ende maeget Marienn, Sinte Gregorius, Ambrosius, Jeronimus, Augustinus, Cristofferus woerden naemlickenn daerinn gescrevenn. Inn den eersten tot wat tyde dat ick offlivich worde, Gods gebodt vervulle, will ende bespreeck ick dat men sall geven vor myn ziell tot alle kercken inn die Vyff deelenn ende Lewerderdeel, oeck binnen Franicker ende Lewarden, itlick kerck III st., itlick prister twe st. Item up myn begangeniss ende maenstond sal menn alle pristers die dan koemen ende misse doenn off doenn willenn vor myn ziell, geven dry stuvers. Item vortt bespreck ende will ick dat men die mynrebroers off observantenn to Lewardenn binnen dry jaernn nae myn doet geven sall driehundert enckellgolden guldens. Daervor sullenn sy int ewich durende daglixe memorie vor myn ziell, ende noch up myn jaerstond eenn singende zielmiss upt hoegaltaer, oeck ander vieff lesende missen inn die eere van die heilige vyff wonden Cristi jaerlix int ewich, vor myn ende alle ghelovige zielenn zalicheit, oeck dags toevornn vigilie doenn als vorsnn. Ick bespreeck die observantenn toe Boelsuert voer memorie ende missen dat jaer doer dertich golden guldenn ens. Item ick will ende begere dat men die predicanten toe Lewarden sall laetenn volgenn die landen ende renthenn die ick kofft heb vann Hendrick Reme Hanseme noeff toe Belkum, nae luyt myn briven die my die predicanten vorsn dusslange hebben ontholdenn, will ick dat myn erven die vorsn broerenn die breven sollen overleverenn, ende bitten den prior ende conventualen dat zie myn arme ziell inn haer missen ende guede werckenn niet willen vorgeeten. Item Onss Lieve Vrouwebroeders inn der Ilst bespreeck ick vierdehalff ennckelguldenn, dat zie daervoer ann zielmissen ende ander guede werckenn mynn ziell voeldoenn. Item desgelyck bespreeck ick die broeders tot Woldesende anderhalff golde fl. Item inn vorsn maniere bespreeck ick die broernn tot Appengedam ein golden fl. Item ick bespreeck die kerck tot Franicka viertich goldenn fl. Item die crucibroeders tot Franicker bespreeck ick, alsie hoer kerck mackenn, tsestich golden florenen. Darvoer sollen sie int ewich up myn jaertyt des avents vigilie ende des andernn dags ein singen misse upt hoegolter ende dry lesenn missen holdenn off doenn. Item die kerck toe Betgum bespreeck ick ens dertich golden fl. Item die kerck toe Kornium, daer ick in die font weest off kerstindt bin, vyff ende twintich goldenn fl. Item dat cloester toe Aengum bespreeck ick vieff ende twintich golden fl. Item dat cloester toe Liedlum 176 5 10 15 20 25 30 35 40 45 bespreeck ick tachtich golden fl. Item dat cloester tot Lunenkerck bispreeck ick vyff endea golden fl. Item dat cloester tot Klericamp bespreck ick vyff ende twintich golden fl. Item dat cloester tot Mariengaerdt viefftienn golden fl. Item dat closter tot Betlehem tien golden fl. Item dat closter tot Syonn sess golden fl. Item dat closter toe Gaernaerd sess golden fl., darvan sal myns broers tochter hebben die twe. Item dat cloester toe Gronedyck twe golden florenen. Item dat susterncloster toe Stavernn twe golden fl., ende Encke ende Ansch, Heere Hottinge ende Jelck myn susters dochter, elck twe goldenn fl. Item Oegecloster als die weer tymmerenn dry goldenn fl. Item foerd alle olde closternn vann mannen ende junckfrouenn die ick nieth besprockenn hebbe, bespreeck ick ein goldenn fl. over Oestergou ende Westergou. Item alle nye cloesternn van mannen off junckfrauenn, toevoernn niet genoemt, bespreeck ick itlick over Oestergou ende Westergou viertienn stuvers. Item noch maeck ick tot Franicker inn Sinte Mertens kercke twie ewige singende missen alle weeckenn, die eene des saterdaegs vroe tot sess urenn up Onsse Lieve Vrou altaer ter Noet affter staende, die ander up des mandachs, oeck tot sess uurenn, inn die capelle up die Hillige Dry Koningen oltaer. Sollenn beide missen vor myn, myn wyffs ende beyde myn olders, sampt alle geloevige zielen gedaenn wordenn. Hiermede sall belast syn alltyt diegeene to bestellen die myn huiss besittenn off toebehoernn sall. Daervoer belast ick mynn paert huyss mit die scure ende hoevenn, dat daervann innt ewich sollen dese vorsn twee missen onderholdenn wordenn. Item noch bespreeck ick tot ewigenn tydenn dat menn sal gevenn up myn jaertydt ann broet, butter, laeckenn ende ander noturfft den rechten armenn tot Franicker sess florenen, ende dat oeck diegeenn besorgenn sall die up myn huiss woent hir inn Franicker. Daermede belast ick myn part huisen, scuren ende hoeven, dat zie dat also sullenn onderholdenn. Item vort bespreeck ick tot ewige tydenn ende macke dat men altyt up myn jaertyd des avents toevornn sall laetenn vigilien doenn voer myn arme ziell. Van alle priesternn die comen ende vigilie mede lesen, sall elck tot presencie hebben eenn brasspennick, des morgens broeth, butter off fleisch, als dat gewonlick iss over ein ritter off edelmann, sal men des daegs singen een zielmis upt hoegaltaer. Die priester sall hebbenn vier st., alle ander priesteren die coemenn ende misse doenn, sullen hebbenn twe stuvers. Item den pastoer toe Franiker bespreeck ick vyff golden fl., oeck soeveell mester Henrick, her Wybe twe fl., mester Aessge een fl., elck ander priester inn Franicker tualeff stuvers ende her Jann to Dongum ein golden fl. Item als die legatenn voldaenn sindt, beger ick ende will dat myn lieve wyff noch sal geven twehundert golden fl. daer men binnen dry jaern nae myn doet renten mede koepen sall, tot nut ende profyt den rechtenn armen toe Franicker, Kornium ende Nilandt by Boelssuerdt, eenn yglick nae advenant jarlix om toe deelenn om Goeds willen. Hirvann sall diegeen overste weesen die up mynn huiss woent tot Franicker, is hie anders vann myn geschlacht. Item so bespreck ick myn lieve wyff myn paert van myn huisen, schuren ende hoevenn inn Franicker tot hoer liffstondt, ende dat toe bewoenenn ende toe gebruickenn tot hoer wille, daertoe alle koeplanden die wy gelyck hebben, oeck alle gelt, golt ende sulver, mitsampt alle insculden daer men ons mitten andern sculdich is, tuelck sie all beholdenn sall tot hoer lyffstondt. Ende als sie starfft, myn paert van huiss, scuiren ende hoeven, mitsampt die coeplandenn ann myn kindern die ick achterlaet glyck, a Hier is ende overbodig, of er is een getal vergeten. 177 5 10 15 20 25 30 35 40 45 doch myn part huisen, schuren ende hoevenn sullen fallenn als naegescreven staet. Wat ick oeck van die koeplanden ende gelt min kindern maeck, sall myn lieve wyff mede toevreden wesen, ende die erven nae myn begerte volgen latenn ende betalen up dagen als ick dat maeck. Item soe sall oeck myn lieve wyff alle uutsculden ende bespreckinge betaelen, alle lasten uutdragen daer ick maech die luiden toekoert gedaen hebbenn, uuytgeschloten wat ick gedaen heb int Groniger orlech ende in m.g.h. van Saxen off des Konings Mats. van Spannien etc. orloch, dat will ick my nit annemen, want die van Groningenn mit die stedenn ende landen inn Oestergoe ende Westergoe hadden een verbondt gemaect, ons met die stat Franicker mit ytlick herscapenn die mit den ander hilden, to dringen onder hoer verbont off ons uuyt die landt toe jaegen, daerdoer dat zie my ende myn lieve wyff ende kyndern grote schaed gedaenn hebbenn mit hoer verbontssluidenn, over die sessdusent enckell golden guldenn, ende wolde well dat zie my ende myn wyff woldenn voldoenn den groetenn trefflicken scaedt daer sie ons hebbenn gedaenn o<n>verdient. Item ick maecke myn kindern die ick word achterlaetenn nae myn doet, erffgenaemen inn manierenn ende gudenn naegescreven. I<n> den erstenn sal Sits, mynn olste dochter, voer hoer deell erffscaeps hebben Hoernster staeten mitten steenn. Daertoe viertich pondematen oldland, die nu toe huir geldenn twintich golden fl. Oeck noch twe en dertich morgenn upt Bildt, nae luidt m.g.h. hartoch Georgiens brive ende segell, die morgen gereckent up twe fl., maect inn summa LXIIII fl. Mackenn beide summa van oldland ende nyland off billand vier ende tachtich fl. Noch daertoe Dode Meues zoens guedt tot Dycksterhuysen, dat nu gelt toe huir twe ende twintich fl. Maekt in alles hondert ende sess fl. rentenn. Item ick geeff Jell, myn dochter, voer hoer part erffscaps Kenge gued toe Englum, ende lecht tot die Toerns, end<e> geldt nu toe huir acht ende twintich golden fl. Noch Jann Peter zoen guedt to Englum, daer Reninck Hattye zoen plach up toe woenenn, gelt toe huir vier ende twintich golde fl. Noch Scheltinge gued to Englum, gelt vyfftien fl. Noch Lywe Broerss zoen gued toe Beetgum by Melle werom, gelt nu achtien fl. acht stuvers toe huir. Noch Timen Zyurd zoen gued toe Wier, gelt toe huir tualeff golden fl. XIIII st. Noch uuyt Blesse Ryoerd zoen gued toe Dicksterhuysenn sevenn fl. elff st. Maect inn summa hondert vyff fl. rentenn vieff st. Item ick byspreeck Kuneerke, myn dochter, ende wyss hoer voer hoer erffscap uuyt Bawk gued in dae Hammern in Beetgum, gelt toe huir sestien fl. Noch Syurd snyders gued by die olde Bildyck in Beetgum, ende geld to huir vyff fl. Noch die landen die Thiaerd Sepke zoenn hefft to Dycksterhuysen vann my toe huir, gelden jarlix seven fl. XII stuvers. Noch anderhalff pondematen by die wech van die Bunn nae Melle weern, daer Bauke Epe zoen hefft, gifft daervoer toe huir ein fl. Noch Wibe Obbe zoenn steed toe Betgum in die buren, gelt toe huir XIIII st. Noch Thierck Jetie snyders zoen steed toet Beetgum inn die buren, gelt to huir XIIII st. Noch Jelle Eyse zoen gued toet Meynaldem, gelt to huir achtien fl. Noch Eygge Claes zoenn gued toe Lyttersum in Meynaldum, gelt toe huir vyfftien florenen. Noch kort Jans gued tot Bretzem, hietende Geringe gued, gelt to huir acht ende twintich fl. Noch over al Reesche Reescke zoen gued tot Jornssman int dorp Bretzum, ende bin mit myn brueders kynden heer vant guedt, ontfang daeruyt jarlix vyff fl. Summa inn als hondert vyff fl. XII st. rentenn. Item Foekell, myn jonxte dochter, sall hebbenn voer hoer deell erffschaps int erst Oltgers gued by die Scraegdyck toe Kornium, ende gelt toe huir tsextich fl. Noch Tootten Andries zoen gued toe Kornium, hietende Tyaersmae gued, gelt toe huir vier 178 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ende twintich fl. seven st. Noch Jelmers gued toe Kornium, gelt to huir vier fl. XXI st. Noch acht ende halff pondematen nylands maeden die Jann Peters zoenn hefft toe huir, gelden toe huir vier fl. XXIII st. Noch Syurds guedt toe Kornium, gelt toe huir vier fl. Noch Ducke steed toe Kornium, gelt toe huir ein philipsgulden. Noch eenn hiet Lolcke, daer Hans Merten zoen wyff hefft tot Fynkum, vyff pondematen, hietende dat Olde graess, gefft daervoer toe huir twee floreen vier st. Noch uut Bonge gued toe Oestereind, daer Katryn Jans wedue up woent, gefft my jarlix toe huir vier fl. Noch tot Dongum uuyt Wybe Claes zoenn gued ein fl. Summa in als vyff fl. renten ende hondert XX st. Item Frids ende Sydts sullen koer hebbenn van dat persel daer sie up staen gescreven, off sie dit vorsn neemenn ende laten Foeckell hoer assignierde rentenn. Item ick bispreeck ende geeff Frids ende Sits die schulden, als driehondert enckelgulden valueert, daer her Wagende, voertyts muntemester in Lewerden van wegen m.g.h. van Saxen etc. gewest iss, my rechtlicken schuldick iss die vorsn som, daeraff ick Frids ende Sidts, myn dochter, die schuldbrieff heb overgeven. Item ick bispreeck myn ander drie dochternn, als Jell, Kuneerke ende Foekell, tegenn die vorsn dryehondert enckelgulden dat myn lieve wyff ytlick van die drye dochternn vorsn sal geven ende betalen twehondert enckellgulden als sie betalt word vann m.g.h. van Sassen. Item offtet Goedt soe gelieffde ende my enn soenn vann myn huissfrau vorliende, die sal die huisen, scuren ende hoeven voeruuyt hebben, ende daerthoe hondert enckel golden fl. jarlixe renten tot frie forndeell, ende dan noch voert mit syn sustern deelen, sal hy oeck tot fornndell ende voeruut hebbenn alle sulver gescher dat up die taffelenn hoert, het zy vann sulver kannen, bekerenn, koppen, scaelenn ende ander dier gelikenn sulverwerck. Item offt myn huisfrou befrucht waer ende en dochter ter werlt brochte, die sal men alsoe gueden als ick enn vann die ander toegedelt hebbe, uutwisen. Item offt my Goed geenn soenn vorliennde, ende Gerolt Herema mit synn soenn ann eenn vann myn jonxte dochternn hilckte, so sall die dochter myn paert van myn huisenn, schuren ende hoeven hebbenn toe birns, doch die vorsn lastenn sullense all vordoenn, sonder eenich affbreck daerin laetenn to geschienn. Item iss dat Gerolts zoenn niet hilckt ann eenn vann myn dochternn vorsn, so bispreeck ick myn part vann myn huisen, schuren ende hoeven Fridts vann Grumpach ende Sidts, myn dochter, doch so sollense alle lastenn altyt holden daer ick erup leit heb, ende daertoe bovenn myn dry ander dochternn ytlick geven ende betalenn voer myn paert twehondert enckell golden guldenn eens. Item so will ick oeck hebben ende maect also dat myn lieve wyff sall Jell, Kuneerke ende Foekell voeruuyt bereidenn mit golt, sulver ende klederen, gelick dat Sits vann my ende myn wyff bereit ende uuytgegevenn iss. Item ick bispreeck myn live wyff alle huissraet ende andere guedenn, hoe sie sind, dat sie sall holdenn. Ick bispreeck Agnieten, myn basterdochter, hondert enckell golden fl. ens, inndien dat zie hoer well regiert ende buitenn myn lieve wyffs wille niet doet. Ick bispreeck mester Syttie, pastoer inn Franicker, myn pastertzoenn, vierhondert enckell golden fl., die ick ann hem heb to kost lecht eer hy hiertoe gekomen iss. Voert will ick ende begeer dat men dysse myn laetste ende uuterste vrie wille als eenn guedt doechdelick testament inn vorsn maniern holdenn ende naevolgen sall, ende offtet doch immers als voelkommenn testament niet staen moechte, dattet doch nochtans als ein codicill off laetste wille off als gifftinge die uuyt oersaeck off memorie des doets gemaect worden, sall volstandich ende machtich blivenn, inn sulcke 179 5 10 15 20 25 30 35 40 45 wesen alst alderbest staenn, cracht off effect holdenn mach, will ick vann myn kyndernn, vrienden, legatarien ende allenn andernn diet beroerenn off angaen moecht, volkommen ende unvorbreecklick geholdenn hebbenn, by voerboerniss des rechts, forndels off profitenn die denn tegensprecker ann myn guet uut dit testament, off sonder testament ab intestato, solde boernn off toekomenn mogenn inn enige maniernn. Nochtans dit testament off laetste wille even vast toe bliven, wil ende beger ick ann myn lieve wyff, kyndern ende executoern, off emant disse vorsn myn laetste wille vormaete toe breckenn off toe vorkrenckenn, dat zie sulx mit alle vlyt wederstaen ende rechtelick ten uutersten verweren willenn. Bid oeck mit alle vlyt ende gehorsamheit myn g.h. stathalder ende regenten, mit sampt den raedt des Konicklicken Majestaten vann Spanien etc., myn lieven gunstigen hern ende vriendenn, dat zie ann disse myn laetste wille hant holden, myn live huissfrou mit myn jonxte cleyne kynderen in beschermenis ende sonderlinge protectie nemen willen, dat zie vann gemant boven recht gemoit off overvallenn worden. Voerts maeck ick executoernn tot myn vorsn testament den gesthrengen hoechgeleerdenn doctor Kempo van Martena ende den erentvestenn meester Syds vann Tyaerde, myn lieve neven, oeck Ju Dekema ende Frids van Grumbach, myn lieve schwager, bit ick ende beger oetmodelick mit alle vlyt ende neersticheit dat dese vier vorsn den last der executienn willenn annemenn, ende myn vorsn laetste wille troulickenn, als ick dat ann hemluyden gansslick betrou, willen uutrichtenn, ennde alst hem vann noeden iss tot hoer hulp, raedt ende dienste nemenn meester Henrick, vicarium tot Franicker, ende meester Focko, prebendarium in Lewerden, die my oeck dinst ende trouheit gelofft ende toegesegt hebbenn. Ende updat myn tegenwordich testament immers geen vorhinderinge lyde off letsell, men alle saeken upt kortste vreedelick sonder rechtshandel mogen uutgericht worden, will ende beger ick dat die genoemde executoeren alle tuivelheit ende donckerheit des testaments vorsn, off die uuyt oersaeck van dien vallenn offt geboernn moechtenn, sullen verclaern ende interpretiernn moegenn, welcke vorclaringe ende interpretatie will ick glyck den principael vast ende onverbrecklick geholdenn ende daeromme geenn recht vorsoecht hebbenn, want myn wille ende begerte so is. Ick mack oeck dese upgemelte vier executoren, myn live vrienden vorsn, monden ende beschermers tot myn lieve wyff ende cleynn kyndernn, begeerende oetmoedelick dat zie die mondscap annemenn ende hoer lest daerinn doenn willenn, bevhell ick myn live wyff dat zie die monden ende executoernn vorsn in hore handeling overall sall schadloess ende koestloess holdenn. Tot ein warheit ende seckerheit dat dit myn, genoemde Hessell Martena, testament ende myn uuterste wille als vorsn is, ende als vorsn vann mester Henrick heb latenn bescrivenn, heb ick myn sulffs handtschrifft hierbinnenn ondergescrevenn ende oeck geschlotenn, vann buyten myn signet daeran gehangenn ende myn hantschrift oeck buytennup gescreven. Ennde noch tot meerder seckerheit heb ick daerthoe geroepenn ende gebedenn die als tugen diejene wiens segelenn butenn angehangenn ende hantschrifftenn up gescrevenn staen. Hierann hat selige E. Hessell vonn Martena, ritter etc., sein eigenn hantgeschrifft gesaczt auff form wie nachvolget: Ick, Hessell van Martena, ritter, bekenne mit myn selvys hantschrifft dat ick dit vorsn testament inn allen manerenn ende vann wort tot wort alst vorsn is, vann mester Henderick heb scriven laetenn, dyt inn als nae myn wille ende begeerte ende beveel oeck ut myn mond sy vorsn maneren gescreven hefft, ende wilt alsoe geholden ennde nagefolget hebben, Hessell vann Martena. 180 5 10 15 20 25 30 35 Hiernach volgenn diejenigenn die E. Hessell von Martena seligea ritter etc., inn vorsn sinem testament als gezcugenn dasselbige zu unndezczeichennen und vorsigillirenn gebethenn und gefordert hat, auff solche monier geordent. E. Hessels hantschrifft: Tot eenn volkomen ennde warachtig getugniss dattet geenn dat hierbinnen vann mester Hendrick, vicario, ut myn bevel ende nae myn relatie, wille ende onnderrichtinge gescrevenn iss, heb ick dit tegenwordich breff vann my togeschlotenn in myn handt holdende, den gestrengenn hochgelaerden doctor Kempo van Martena, meste<r> Sidts van Tziarda, den pater van de crucibroernn, mester Hendrick, her Wibba, Docke Hesseling, Eppe Alwe, Hessell Esge zoen, als die ick als getugen heb geropenn, getoent, vor hen allen bekant ende mit disse myn hantscrifft ende signet bekenne dattet bennenste scrifft myn testament ende uuyterste wille is, ende heb dat in de vorsn getugen tegenwordicheit vor hen allenn mit myn gewonlick signet besegelt ende geschlotenn, den vorsn tuigen semptlick oick en ytlick besunder gebeden dat zie toe vaster getuigniss dit tegenwordich myn testament offt laste wille mede mit hoer segelen offte signeten vorsegelen ende schluten ende oick ytlick mit syn selvis hant ondergescreven willenn als getugen. Geschiet innt jaer Ons Hern XVc ende seventhien, opten XXIIIten van den maent marci. Hierunder disse sin hanscrifft hat E. Hessell selige syn signet gedruckt. Mester Hendricks hantschrifft: Ego, Heinricus, vicarius inn Franicker, de mandato Hesseli Martene scribere impeditus hoc presens testamentum, tam heredis institutionem quam cetera inn eo contenta, manu propria scripsi, ac postea quam dominus Hesselus paginam presentem clausam, clausam et ligatam testibus suprascriptis, ab eo vocatis et rogatis, simul omnibus presentibus offerentem et publice asserentem quod in ea continetur suum esse testamentum et a me scriptum, presentem subscriptionem meam, vice, nomine et de mandato domini domini Hesseli, manu propria imposui sigillumque proprium hoc ultimo loco appendi. Anno Domini Mo quadringentesimo decimo septimo, mense marcio die XXIII. Doctor Kempe hat sy<n> signet angehenget mit solcher siner hantscrifft: Salvo jure meo in his contentisb, K. Martena, doctor. Mester Sidts auff solch manier mit angehengetem sigill: Salvo jure meo sigillavi, ego, magister Syds Tziarda. Der crucenbruer pater: Salvo jure meo, prior in Fronicka, Petrus sigillavit. Her Biba Bibodus subscripsit. Eppe Alwa hantscriff laut: Epo Alewe heb dit sigilliert ende onderscr. Hessel Assgo zoenn. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 868. Op voorzijde omslag (= f. 1r), m.a.h.: Ein copey des testaments selige Ernn Hessels vonn Martena, ritter, etc. Op achterzijde omslag (= f. 8v): Etliche brieffshafften, die von Martena betreffent. 40 a b In de marge. Lezing onzeker. B: ct met afkortingsteken. 181 93 1518 september 1 Heer Cornelius 5 10 15 20 25 In nomine Domini, amen. Anno XVc ende XVIII, die eerste dach in septembri, heb ick, Cornelius, prebendarius toe Poppingwier, voerstandich myn fyff sinnen, geordineert ende gemaect myn leste wille ende testament off codicil, in manieren naesc. Int eerst so beveel ick Godt almachtich myn eedele szyel, ende begeer myn leegersteedt te hebben to Aenghwirdt by Sinte Franciscus, ende bispreeck ende geeff die broderen ende susteren aldaer een bedt mit syn toebehoer, een koe off dat gelt daervoer, ende die susteren een tonne byers. Item scamele Dode Pieters zoen to Eernsum sal hebben myn tabbert, myn wamboes ende een paer hosen. Item die boeckinge in die Hem ende die ffyer biddende oerden als seedt ende pleec[h is]. Item myn scamele wrenden off sibdeelen sullen tesamen hebben ende deelen dat inboel, nae scamelheit ende sibdeel, utgesecht quick ende gelt. Ende daerna voerdtan so maeck ick Sinte Nicolaus, myn patroen te Poppingwyer, ergenaem ende heredem wan al myn ander naelaten gueden. In een teiken der uaerheit so heb ick, her Cornelius, gebeeden den eersamen her Hetto, personer to Poppingwier, ende broer Frerick, pastoer toe Aengwirdt, dit testament off codicil off leste wille voer my toe besegelen. Datuelcke uy, voersc. her Hetto ende broer Frerick, besegelt hebben om beede wille wan my, her Cornelius, want ick selven geen seegel foerende ben, in teghenwoerdicheit der tugen als her Tierck, capellaen to Poppingwier, Dirck Romke zoen ende Willum Jan zoen. Anno ut supra, op Sinte Egidiusdach. Origineel: A. RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 54. Met twee opgedrukte zegels: 1 (27), 2 (53). In dorso, m.a.h.: 1518. Salige her Cornelis testament ende Gossa Hylce zens testament. Nota dat dese 2 testamenten is aengelegen vanwegen het vrieleen tot Poppengauier, ende is dese her Cornelis waertoe die tuigen haer refereren, bya meester Wibrant, her Wopke ende Hetto van Albada voor den official eertyts producert, als in deselve te sien is. <M.a.h.:> Gossa testament es verongeluckt, dan is by my sien ende leesen te voren, ende verklaerde Gossa daerin dat hy dese 2 pond gegeven hadde tot het vrye leen, tot een euige memorie van hem ende syn modersb ziele gedachtenis te houden. 30 a 35 b Verbeterd uit: my. Hierna doorgehaald: ende daer. 182 94 1518 oktober 10 Katherina Mockumma <Origineel (A)> 5 10 15 20 25 30 35 Ick, Bernardus Anebath, prester unde notarius, bekenne unde bethueghe myt desser openen cedelen dat in den jaer Unses Heren dusent vyfhundert unde achteyn, upten teynden dach in octobri, que erat Gereonis et Victori, hefft de erbare unde duchtighe Katherina van Mockuma, kranck van lychame, starck unde machtich orer synne, hefft ghemaket oer testament unde laetste wille, in forma unde maneren hierna bescreven. In den name der Hilligher Drevoldicheit, amen. Ick, Katherina Mockumma, bevele myn seele den almachtighen Godt, unde myn lichaem der eerden, unde kese myne grove tho Dockum by myns soens syde. Myn huesher sal bruken soeven jaer lanck de renthe thoe Goenghe, unde den sal he myn seel bewaeren. Daeretho sal he hebben alle tylber rethscap, myt golt, sulver, ghemunt unde onghemuntet, uthghesecht twe silveren schaelen, de sal Saeke hebben. Myne twe dochters de tho kloester syn, sullen elk hebben enen golden engel, enen sulveren lepel, een sulveren beker, elk van achte loeth. Daertho sal een itlick hebben des jaers viff goltgulden uth Tiessen goeth. Dyt voerscr. sal arven de ene upte andere, unde de leste macht arven waer se wyl. Myn soene sal hebben viff goltgulden uth <Ontwerp (B)> In den naemen der Hilligen Drevoldicheyt, amen. Dyt nabesc. is myn, Katherina Mockumma, laetste wille unde testament. Int eerste bevele ick myne sele den almachtyghen Godt, de se ghescapen unde ghemaket hefft unde vorloest myt synen bytteren doet. Ten anderen soe kese ick myne grove tho Dockum, by myns soens syde aldernaest. Ten darden soe gheve ick mynen huesheren unde itliken mynen kynderen unde ander arme luden ghaven, hiernae bescreven. Myn huesheer sal bruken soeven jaer lanck de renthe to Goynge, unde des sal he myne sele bewaren. Daerto sal he holden al tylbere reetscap, myt golt, sulver, ringen, muntet unde unghemuntet, uthghesecht twe sulveren scalen, de zal Saake hebben. Myne twe dochters de tho kloester syn, sullen elk hebben enen golden engel, I sulveren lepel unde elk een sulveren beker van achte loet. Daerto elk viff goltgulden uth Tyetsen gueth. Dyt voers. sal arven de ene up de ander, unde <de> leste macht arven waer se wil. Myn soene sal hebben viff goltgulden solange als he levet uth 183 5 10 15 20 25 30 Syckumma goeth jaerlix solange als he levet. Myn dochter Zaeke make ick arffgename, unde sal ock hebben twe de beste sulveren schaelen daer voer van gheroert is. Men sal gheven den armen upte strate soeven golden gulden. Elk preester in Groninghen up mynen starffdach een scaep. Heer Berndt Anebath ter Ae enen golden lewe offte golden engheloth. Dat kloester tho Aelsum sal eens hebben hundert golden g. in renthe off gelt. Dit voers. bekande Katherina Mockuma voerg. oer leste wille tho syn, unde begheerde van my, Bernardo Anebath, oren bichtvader voerscreven, oren huesheren unde kynderen off iemant anders den dit testament anrorende is, ghenoechachtich beschyn daerup tho gheven off ander instrumenta etc. Acta fuerunt hec in domo hospitii eius apud Ampnem, sub anno Domini indictione sexta, die, mense et pontificatu sanctissimi domini nostri Leonis, anno eius sexto, presentibus ibidem honesti et discreti viri Tymanno Sappens et Henrico Schultynck, testibus ad premissa vocati pariter atque rogati etc. Unde in merer veste so hebbe ick myn hantteken unde signet up spacium des breves gheseth. Sickumma gueth. Item myn dochter Zaake make ick arffghename unde de sal hebben twe de beste schaelen daervan voeren gheroert is. Soeven goltgulden sal men den armen up de strate umme Gods wille geven. Elken preester in Groningen up mynen starffdach een schaep. Heer Beerndt teer Ae enen golden lewe offte golden engeloth. Dat kloester tho Aeylsum sal hebben een C goltgulden in gelt. Testamentum Katherine Mockumma, quod condidit ipso die Gereonis et Victori, anno decimo octavo. <Ondertekend:> 35 40 Bernardus Anebath, notarius publicus, subscripsit et signeto signavit. Origineel: A. RAF, Archief klooster Aalsum, inv. nr 55. Met opgedrukt zegel onder papier: 8. Ontwerp: B (zelfde hand als A). Ibidem. In dorso: Testamentum Katherine Mockumma. Het legaat aan Aalsum lijkt later toegevoegd: het is met dezelfde hand, maar in een iets grotere letter en met wat donkerder inkt geschreven. De persoonlijke voornaamwoorden se en he zijn in dit Groningse stuk niet opgevat als enclytische vormen, en dus niet aan de eraan voorafgaande woorden vast geschreven. 184 95 1519 maart 24 Magister Johannes Sextinus 5 10 15 20 25 30 35 40 In Dei nomine, amen. Per presens publicum instrumentum cunctis appareat evidenter quod anno Domini millesimo quingentesimo XVIIIo, indiccione septimo, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis, divina providencia eius nominis pape decimi, anno septimo, mensis vero marcii die vicesimo IIIIto, in quadam alta camara infra domum solite habitacionis venerabilis et egregii viri magistri Johannis Sextini, utriusque iuris doctoris, infra parochiam Sancti Gregorii iuxta ecclesiam Divi Pauli Londoniensis notorie situm et situatum, in mei notariia publici subscripti ac testium infranominatorum presenciis constitutusb personaliter idem venerabilis et egregius vir magister Johannes Sextinus antedictus, ad tunc ibidem in lecto suo egrotans ac languens, compos tamen mentis et sane memorie, suum testamentum sive suam ultimam voluntatem condidit in hunc qui sequitur modum. In Dei nomine, amen. Ego, Johannes Sextinus, licet eger corpore, sane tamen memorie, condo testamentum in hunc modum. In primis do et lego animam meam omnipotenti Deo, et corpus meum sepeliendum in claustro vulgariter vocatum Pardoner chirchyerd, cum lapide marmorio et parva desuper imagine de ore, cum scriptura: Orate pro anima Johannis Sextini etc., secundum discrecionem executorum meorum. Item do et lego universa bona mea immobilia, ubicumque in Frisia sita, dimidium Christi pauperibus Bolswardie, alterum dimidium monasterio de Owgocloystre iuxta Bolswardiam, in quo soror mea unica est professa, ad reparacionem, reedificacionem ac sustentacionem perpetuam dicti monasterii restituendam in veteri suo loco vell alibi, ut solempniter orent pro me, parentibus et benefactoribus meis. Volens tamen ut dimidium usufructus universorum bonorum immobilium antedictorum habeat frater meus, Albertus Sextinus, durante vita sua, (videlicet) dimidiam partem ususfructus ex dimidio illo legato Christi pauperibus Bol<s>wardie, et dimidiam partem ex altero dimidio legato monasterio de Owgocloystere predicto. Item do, lego terciam partem omnium bonorum mobilium quod habeo in ducatum Brabancie, monasterio ac fratribus cartusiensibus iuxta Andwarpiam, ut comodius Deo inserviant die noctuque, atque orent pro felici statu incliti regis Anglie, ac reverendissimi in Christo patris domini Willelmi Warhamc, archiepiscopi Cantuariensis, et pro bono statu meo, necnon pro anima mea et parentum, fratrum, consanguineorum ac clientum meorum necnon omnium fidelium defunctorum, retento usufructu illius tercii fratri meo Alberto predicto dum vivat. Alteram terciam illorum bonorum in Brabancia do, lego hospitali Sancti Antonii Bolswardie in perpetuam elimosinam. Ultimam terciam eorundem bonorum do, lego fabrice ecclesie Sancti Martini Bolswardie, sic tamen quod exhibicionem duorum scolarum idoneorum singulis annis ico- a b c B: notorii. B: constututus. B: Warhm met boven de laatste letter een open a. 185 5 10 15 20 25 30 35 40 45 nimi dicte ecclesie Sancti Martini administrent Swollis sive Daventrie ad quinque annos, et sic de quinquennio in quinquennium, perpetuis in futuris temporibus, eligendos ex sanguineo meo, si qui sunt idonei, alioquin alios dicte civitatis, habentes semper respectum ad Deum sine ulla affeccione cardinali. Item ad laudem Dei et gloriose virginis Marie lego reparacioni ecclesie de Eglesklif, Dunellmensis diocesis, licet nullum habui denarium pro delapidacione a domino episcopo Eliense, qui tenetur secundum ratam temporis sui, pro delapidacione eiusdem decem libras sterlingorum. Item do, lego viginti libras st. distribuendas pauperibus parochianis eiusdem parochie pro emendis instrumentis rusticis sibi necessariis secundum arbitrium executorum meorum. Item do lego ad honorem Dei et Sancti Blasii reparacioni ecclesie parochialis de Hakkambe, Oxoniensis diocesis, licet nullum habuerim denarium pro delapidacione eiusdem, quindecim libras st. Item lego quadraginta libras st. distribuendas pro exhibicione pauperum scolarium in universitatibus Oxoniensis et Cantabrigiensis secundum discrecionem executorum meorum. Item lego decem marcas pro uno calice conficiendo Deo et ecclesie Christi Cantuariensis. Item do, lego minoribus canonicis ecclesie cathedralis Divi Pauli, vulgariter nuncupatis the peticanons duos <s>ciphos argenteos, vocatos le gobletos, valoris decem marcarum, (videlicet) quinque marcarum in peciam, comparandos per executores meos. Item do, lego ffratribus et sororibus de Owgoclaystre iuxta Bolswardiam predictam centum marcas, ut orent pro anima mea, parentum, benefactorum et clientum meorum. Item do, lego pauperibus Bolswardie quinquaginta marcas. Item do, lego magistro Cuthberto Tunstalle, magistro rotulorum, quem nomino, facio et ordino meum ac huius testamenti mei executorem una cum ffratre Alberto supranominato, viginti marcas pro labore suo, et tantum fratri meo Alberto pro labore suo. Item volo viginti libras sterlingorum expendi per executores meos in ffuneralibus. Item lego magistro doctori Smyth pro pencione domus mee triginta solidos sterlingorum. Item lego ffratribus de Grenewyche quinque libras, ut orent fideliter pro anima mea. Item do, lego tantum ffratribus de Richemonnte. Item lego nepoti ex ffratre Alberto pro studio quinque annorum quinquaginta marcas. Item lego magistro Genyns remissionem pignoris sui quatuor librarum. Item lego magistrae Falkes quatuor marcas. Item lego Johanni Croshaa, famulo meo, quinque marcas. Item lego Willelmo Boreman quadraginta solidos. Item lego magistro Falke viginti solidos. Item lego magistro Danet quatuor marcas. Item uxori magistri Danett quadraginta solidos. Item lego in elimosinam Andree Hoddisparth, mulieri existenti mecum infirmitate mea, quadraginta solidos. Item lego Magdalene Marchaunta, alteri mulieri eciam mecum existenti eodem tempore, quadraginta solidos. Item do, lego magistro Smythe decem solidos. Item do, lego quatuor ordinibus mendicancium singulis quatuor marcas, ut singuli ordines predicti quater comemoraciones mortuorum pro me ducant, item ut tempore sepu<l>ture mee intersint ex singulis ordinibus mendicancium predictis, si tot sint, quadraginta, et habeant singuli ffratres pro labore unum grossum. Item die obitus mei distribuantur centum denarii centum pauperibus, ut orent pro anima mea. Item do, lego summo altari ecclesie parochialis Sancti Gregorii pro decimis personalibus quadraginta solidos. a Boven de u een haal. De schrijver gebruikt nergens een u-boog, dus deze haal zal zijn bedoeld als afkortingsteken, waarvan de oplossing onduidelijk is. 186 5 10 15 20 25 30 35 40 Residuum omnium bonorum meorum, deductis legatis, debitis et ffunerabilibus, do, lego executoribus meis, ut ipsum disponant pro salute anime mee, prout melius eis secundum Deum videbitur. Item habeo pignora a magistro Harris pro quatuor libris, que volo ut redimat, (videlicet) a cupper amaser and a salt of sylver. Item do et lego gardianis ecclesie parochialis Sancti Gregorii predicti ad usum ecclesie quadraginta solidos. Per me, notarium subscriptum, in quadam papiri sedula ita ut prereatatur scriptum, ego, ipse notarius, ex mandato dicti domini testatoris publice legebam tunc et ibidem, ipso testatore testamentum huiusmodi sic per me lectum pro suo vero ultimo testamento agnoscente et approbante. Super quibus omnibus et singulis prefatus venerabilis vir testator antedictus me, notarium publicum subscriptum, sibi unum vel plura publicum seu publica instrumentum seu instrumenta conficere et testes subscriptos testimonium prohibere requisivit. Acta fuerunt et sunt hec omnia et singula prout subscribuntur et recitantur, sub anno Domini, indiccione, pontificatu, mense, die et loco predictis, presentibus tunc ibidem providis et discretis viris dominis Johanne Palium, uno de minoribus canonicis ecclesie cathedralis Divi Pauli Londoniensis, Galfrido Peperi, curato ecclesie parochialis Sancti Gregorii predicti, necnon magistro Thoma Gotson, in legibus bachallario ac notario publico curieque Cantuariensis procuratorum generalium uno, testibus ad premissa vocatis ac specialiter per ipsum testatorem rogatis. Et ego, Andreas Smyth, Londoniensis diocesis publicus sacra apostolica <auctoritate> notarius causarumque curie Cantuariensis procuratorum generalium unus, qua suprascripti testamenti sive ultime voluntatis condicioni, executorum nominacioni, lectureque eiusdem testamenti per me ut premittitur facte, approbacioni testiumque predictorum requisicioni, ceterysque omnibus et singulis, dum sic (ut premittitur) sub anno Domini, indiccione, pontificatu, mense, die et loco predictis agerentur et fiebant una cum prenominatis testibus presens personaliter interfui, eaque omnia et singula sic fieri vidi, ipsumque testamentum scripci ac in notam sumpsi, ideoque hoc presens publicum instrumentum manu mea propria scripci, fideliter exinde confeci, subscripci, publicavi, ac in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum requisitus et rogatus. Probatum fuit suprascriptum testamentum coram domino apud Lamhith VIIo die mensis maii, anno Domini millesimo quingentesimo XIXo, iuramentis Alberti Sixtini personaliter presentis et venerabilis viri magistri Cuthberti Tunstall, utriusque juris doctoris, Anglie vicecauncelloris, in persona magistri Andree Smyth, procuratoris in hac parte, ac aprobatum et insinuatum. Et comissa fuit administracio omnium et singulorum bonorum et debitorum dicti defuncti predictis executoribus, de bene et fideliter administrandum eadem ac de pleno et fideli inventario etc. conficiendum et nobis citra festum nativitatis Sancti Johannis Baptiste proximum futurum exhibendum, necnon de plano et vero compoto reddendum etc., ad sancta Dei evangelia juratis. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1519 mei 7, naar A). Londen, Public Record Office, PROB 11/19, f. 133v134v. In de marge: Testamentum magistri Joannis Sixtini clerici. 187 96 1520 december 5 Heer Jarych Haryngs zoen 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In dye naeme Goedes, amen. Int jeer Uus Heren tusent fyefhondert ende twyentych, in profesto Nicolai episcopi, dae maecket her Jarych Haryngs zoen, perpetuus vicarius yn Warckum, syn testament ofte lesta wolla ofte codicil ofte alst alderbest staen mey ney dae ryocht, aenseande datter naet syckerer ys dan dye daed ende naet onsyckerer dan dyo wre des daedes, so het hy dyt testament macket, wyttych ende verstandych yn syn fyef synnen, end yn jynwyrdycheyt nouwelycker orkenen, deertho roept ende ombaeden, als benyen ende onder yn dit testament wol benaemt wyrde schyl. Item int aerst so beyerret hy syn legghersteed hyer int claester tho dae systeren int choer. Item dyo lettera tyet so bespreckt hy tho dae tymmerynghe fen Sente Gertruds tzercke twaehondert enckelgouwenen, dye enckelgouwne tho recknyen foer acht ende twyntych stuveren ganckber jyld, oft dye enckelgouwne tho recknyen foer trytych stuveren. Fort so bespreckt hy Broer Wabbe zoen, dae schaemel weese der hy upfot hath um Goedes wolle, tzextych enckel gouwnen, ende dae schyllet Doytyen ende dae fouden ontfaen tho dyo tzercke profyet, end schyllet uthwysen fan fyeftyean pennyngen een, dat synt tyaen schylden renten jeryckes uth dae tzercke beste renten, als uth dae molne ofte oere beste renten, ende deer een festa breeff up jaen eer der tyet tho dat hya enyghe pennynghen ontfaet. Ende ofte dyo tzercke wolde dae renten weer aefkaepien, dat soldes dwaen moeghen mey tzextych enckel gouwnen. Item ffortmeer so bespreckt hy Sente Gertruyds tzercke fyouwer schylden pachtrenten, der hy kaepeth hath fan Ighlef Jelmer zoen foer tzextych schylden hollants jyld, ney ynhalden syn breeff. Item fort so bespreckt hy Sente Gertruyds tzercke treere pondameta meeden up Innynghe schaer, der hy kaepeth hath fen her Atta ende syn moer, ney inhald syn breeff. Item ffort so bespreckt hy Sente Gertruds tzercke sex stuveren pachtrenten uuth Ulbets Dyrcks steed, ney inhald syn breef. Item fort so bespreckt hy Sente Geertruyds tzercke acht stuveren pachtrenten uth Heere Douwe zoens steede, ney inhald syn breeff. Item eelke prester der beneficieret ys yn Warckumme tzercke, toelef stuveren tho uuthleed, ende dae tweer maesteren een hal schyld. Item her Johannes ynt gasthuys aeck tolef stuveren. Item uus sex presteren ebdomodarii alle jeren een stuver foert ynschryuwen op dye stoel, ende des sellen alle presteren een zeelmys dwaen ende tho greff ghaen up myn jeerstond alle jeren. Deerfoer schyllet hya habben mey dae sex presteren eewelyck ende erflyck achtyean stuveren pachtrenten uuth dyo huys ende steed deer Jorn nu in wennet, deer hy kaepeth hath fan Yds Ghaeles, ney inhald syn festycheyt. Item Ferwalde tzercke bespreckt hy fyouwer clynke<rt> renten, der hy kaepeth halth fan Aucke Baucke zoen, ney inhald syn festycheyt. Item Ferwalder tzercke jeta een clynckert rente, der hy kaepeth hat fen Douwe Jaensma, ney inhald syn breeff. Item jeeta fyertyean stuveren renten bespreckt hy Ferwalder tzercke, der hy kaepet hath fen Fecka Syetya zoen, ney inhald syn breeff. Item dat jongerschap tho Ferwalde bespreckt hy een clynckert rent fryes jyldes, der hy kaepeth hath uth Jelle Feytama fynne, meer Eelka Jelle zoen schyl neyst wessa dae landen tho brucken ende den jongerprester een frya schyld jeryckes tho jaen. Item her Jarych hath fen dae wolle aleer wessen dat hy dat seedland dat hy tho Ferwalden hath, wolde dyo tzercke tho, 188 5 10 15 20 25 30 35 40 45 mer umdattet uthcommen ys fen dye schaemel weese Broer fors., so bespreckt hy Broer dat seedland, lydzende to Ferwalden, ende des schyl dyo tzercke tho Ferwalde deer weer jyn habben tzantych schylden reed jyld, ende sofolla meer, trytych up dae tzantych, dattet hondert schylden thoghaer ys. Item ffort so hath her Jarych macket tho uus beghynen seeckhuys fyertyean clynckerden renten ewelyck ende eerfflyck, ende dae beghynen tho Aelsum aeck also folle. Item so bespreckt hy Broer fors. dye steed hyer up Beghyne streeta, mey datter timmert ys ende datter up heert. Item so hath her Jarych makket hyer ynt beghynehuys een jongherschap tho tfyoertych schylden renten erflyck, ende deer een prester up tho halden, int habyet of uth dat habyet, ende dye prester alle daeghen mysse to dwaen als hyet f[en] staede ys foer her Jarych ende foer daejynn[e dee]r dysse goeden synt fen uthcommen. Deerfoer schyl dat claester weer ontfaen achthondert schylden reed jyld up plaetzen, up steeden der hyerm wol [naem]d wirde schyl eer her Jarych fors. sterft, want het int land naet ys, want altyng deer al bebreeffet ys. Item ffortmeer so hath her Jarych macket een[n ew]yghe memorie tho dae beghynen, dat hya schyllet jaen ney myn daed alle jeren fyeftyean clynckerden aen grauwe lecken ende aen s[ch]oen tho Allersyelen dey, ende dat schylle hya toenen her Jarychs fryonden, um dan dae schaemele fryonden foert tho deelen. Deerfoer schylla hya ontfaen tryehondert schylden. Ende d[ysse ae]rsta fyef jeer so schylla hya nyn schoen ofte lecken jaen, mer Broer fors. schyl dae fyef jeer by hyerm blyuwa ende dye kost habbe foer dae renten. Ende [of Br]oer eer stoer, dan dat lecken ende schoen tho jaen als fors. ys. Item ffortmeer um dat tylbert goed, als aerst yn synter naet meer dan twae bad, dat [een], dat best, schyl habbe Broer fors. mey dae beste twae tecknen. Item dat oer schyl Rynck habben mey dae oere twae beste tecknen, indem hyo int claester ghee[t]. Item potten, tzettelen, speck ende flaesck ende al oer iytwant also als deer ys ynt huys, schyl Broer habbe. Item Sante Geertruyds tzercke schyl jeta habbe hondert enckelgouwnen alst al umdeeld ys. Item al dat oer jyld deerer dan blyft, dat sal men alle jeeren aen [e]en lest rogghe of twae den eermen der tho ka[e]tusers foer dye porte um Gods wylle gaed, deelen also lang dat jyld dueret. Item so bespreckt her Jarych Janken, syen broers zyn, dat graet becken mey dat sletten lavoer ende twae dae graetste tynnen patelen ende twae wynkannen ende twae sylvere leppelen, ende uwermyts God ende syn consciencie doer dy hem oers naet besprecken, want Janke fors. faer her Jarych tfyoertych enckelgouwnen schyldych ys, der her Jarych hem leend hath in syn fanghenschyp, ende deerthobuppa so hath her Jarych ontfynsen oemke Doede graete duesert, ende hath deer also folle jyld up leend als hy wyrdych was, ende dye het hy fort uwerdeen Janke faer um hem tho lossen uth dye stock, der hy noch fen dae tfyortych enckelgouwnen, noch fen dye duesert her Jarych naet een schyesyen weerjoun hath. Item ffortmeer hath her Jarych naet ontfynsen fen syn faer ende noch fen syn broeren noch fen maester Haryng een kessens noch een cleen boecks wyrdyng. Item Rychst schyl habbe twae dae graetste platelen ney dae Jankes ende twae wynkannen ende dat epen lavoer. Item dyo graet tzercke schyl habben trya sylvere leppelen, end dat oer tynwyrck schyl hyer blyuwen int claester, dat schylle dae beghynen bewaeryen tho Broeren fors. profyet. End alle lynwerck, dwaelen, kessen, sleeplecknen ende een wub doecks, dye beste tabbert ende dye leepste ende alle syn claen schylle dae beghynen aen hyerm nymm[e]n, ende tyaen banckwers kessnen, ende be[wae]ryen tho Broeren profyet. Ende ofte Broer stoer sonder aefte kynden, so schyl dat goed weer kommen tho Synte Gertruyds tzercke ende naet aen syn fryonden. Ende aeck so wol her Jarych dat noch her Focke noch Haye Jymkes ner nymmen fen 189 5 10 15 20 hyarre weyna schyl regieryen dae goeden der hy dae weesa hath besprytzen, wantse fen her Jarych uuthkommen synt. Ende so byd her Jarych Jancke Jarych zoen ende Fongher Sycke zoen um Goedes wolle dat hya dat best mey dya weese dwaen wollet. Item her Jarych hath yn syn bewaer Syble Scholte zoen dochter reme, ende deer hath upleyd toleff schylden, ende ys nu betellet up saen schylden of een ort myn. Item Lolle uth Haeg dye hath een legh fen een reme yn her Jarychs warren, deer leyd up tree clynckerden ende een ortyen, ney inhald dat hantschryft dat hy fen her Jarych ontfynsen hath. Item int confer leyt een lydze golden ryng, heert Douwe Allynge wyef tho, ende deer leyt een clynckert up. Orkenen hyerthoe roept ende ombeden aerst in frater Johannes Gelrie, personna tho Warckum, Jancke Jarychs, Fongher Syckes, Doytye Doytye zoen, Wyba Reyn zoen. In een werheyt dysses testamentes so hab ick, her Jarych Haryng zoen, dyt testament besyghelet mey myn selves syghel. Ende om maere festicheyt so hath Jancke Jarych zoen fors. dyt testament besyghelet mey syn s[e]lves syghel. Foertmeer so hath frater Johannes dyt testament besyghelet foer hemselven ende om bede wolla Fungher Sycke zoen, Doytye Doytye zoen ende Wybe Reyn zoen, als foer orkenen dyertho roept ende ombeden. Item Rynck, her Jarych famne, yst datse int claester gheet, so sal men hyer jaen twyntych schylden, deer hyo grauw lecken mey kaepeth als hyo dat best behoef ys. Ende hyo stelt selm yn een goed hant, deert alderbest bewarret ys. Int jeer ende dey alst aferra benaemd ys. Origineel: A. GA Nijefurd te Workum, Archief Beneficiën Workum, inv. nr 10. Beschadigd. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso: Heer Jarychs testament. Afschrift: B (dezelfde hand als A). GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 27. Aan het slot: In een tyoeg der weerheyt so hab yck, Fungher Sycke zyn fors., executoer ende mond fen Broer fors., baeden her Fungerum, uus prebendarium, Douwe Jelmers ende [***] dysse copie tho besyghlyen, int jeer fen een ende twyntych, octava Laurentii. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (39). Druk: a. Buitenrust Hettema, Bloemlezing Oudfriesche geschriften, 82-86 (naar A) b. OFO II, nr 301 (naar A). De lacunes in A zijn aangevuld naar B. 25 30 97 1521 mei 3 Yeck Thomas 35 40 In nomine Domini, amen. In den tiet dat Yeck Thomas was sieck vann lichgann off vann levenn, hoewell wyss inde vroedt vann synnen, soe heff sya well bedacht dat in desenn tydenn niet wysser ys dant dy doedt inde niet onwysser dat dy urre dess doedt, duus zoe heff sy besorghet oer siell salicheit, inde heff gemaeckt eyn testament, codicil offte leeste wyll offte eyn schynckinghe hoirer guederen, inde wyll dat wast inde stedich geheldenn hebben, als men eyn testament schuldich ys te haldenn. a B: hij. 190 5 10 Int ierst soe heb yck Godt almechtich myn siell gegevenn, inde dat lichgamm op Synte Lebuynn kerckhoefft. Dartho heff sy besproeckenn yelicke byddende oerden besonlinghe eynn g.g., twe g.g. onser kercke toe Malcqwere. Item her Claes, ons pastor, eyn hoernsgulden, salichge Lywcke latenn gheeldt dy ervenn [...]a gelick twe des holdelick dy besprakenn voirsc. daraff tho nemen inde betailenn ygelick darvann als voirsc. eyn ewichge memori besproeckenn, hirtho dy utganck, op eyn halff haed landt in dy Were. Nu al dynck sonder fallicant. In kentenis der wairheit, soe heb yck, Nicolaus, pastor, umm bedde wylle Merten Sybolt soen inde Boyng Douwes zoen, orkunnen, dit testa[ment], codecill offte leeste wyll besegell met mynnen selffs segell. In jaer Onses Herenn vyfftienhondert inde XXI, op Inventionis Crucis. <Ondertekend:> 20 Ick, her Claes Jacobs zoen, lye ut supra. Meus Aggas zoen <h.m. 16>. Jolthye Wybes zoen <h.m. 15>. Boye Thomas zoen <h.m. 3>. Abba Sypkes zoen <h.m. 1>. Agga Douwes zoen <h.m. 2>. Ydts Tzalyncht zoen <h.m. 11>. Tyerdt Douwes zoen <h.m. 20>. 25 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Yck Tomis wyff testament salichge gedachtenis. Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76. 15 98 1521 november 26 Peter Kamyngha 30 35 In nomine Domini, amen. Foer alle daejen deer dyt testament schillet syaen jefta here lessen, hy sy gaestelick ofte wraulssck, dwae ick, Peter Kamyngha, kuued ende openbeer hoe dat ick int jeer Uus Herens Jhesu Christi dame schreauw ney syn geboerte tusen fyfhundert ende een ende twintich, des sex ende twyntichste dey in november, toe een wre ney middey off deeromtrent, hab ick wysen cranck van lichaem, nochtans sund ende machtich van foerstand ende wittich in myn fyff synnen, soe hab ick mey foertochte syn ende mey een guede byreed hab bytocht datter natesb naet wisser is dan dy daet, ende nae onwisser is dan dy wre des dades, deerom hab ick by tyd eer myn foerstand muchte a b Enkele letters aan het eind van de regel weggevallen. C: nath. 191 5 10 15 20 25 30 35 40 foermynrye truch krancklicheyt, myn testament, laste wille ofte codicil, alst bast stala cracht ende macht habbe <mey>b ney riuchten, makkid ende bescrywe leten, als hyrney fulget. Int aerst als ick mey daed foerwon wyrd, nu alsdan bifal ick God almachtich, syn benedide moer Maria myn edele zeel, ende jow dae eerde myn licham, ende byjerrye to lidzen toe dae prekebroers, by myn jelderen. Deerney sat ick to myn riuchte eerwen myns guedes, bede in raplicke ende ownraplike gueden, myn fyouwer kynden, als Sicke, Wittie, Haye ende Gratye, in maneren neyscr. Int aerst so schil Sicke, myn zoen, schil habba Heringhe staten to Raerd, tho witten dy hornleger meyt heem ende dy steen deryr leyt ende steed, mey fyff ende trittich g.r.g. jeers uut datsal gued foer syn state, ende deer dae hlasten toe dae tzyerke van bywarrie ende dyo eere des staten bysitte, ende haet dat gued mare is van rynthen, dat schiller halde in deelscip, ende dit schill natt in fraemde handen foerstorre moghe. Item Wittie, myn soon, schil habba Jelmere staten wp Amland, mey feer, eer ende heerlicheyt als toe staten ende Amland heerid, ende deerto al dae landen deer ick tho dat huus bruckt hab, byhalven dae pennynxheren, dae schiller aeck habbe, man men schelze in zyn deelschip kirtte, soe schiller alle hlasten toe dae tzyerke bywarrye. Item myn jonxs[te] zoen, Haye, schil habbe myn state in Lyowerd mey dae hoven, tho witten bynnen murre, meyt heem ende dae hovenghe aftert huus aent bolwirck, ende deerfoer sciller al dae hlasten toe dae tzyerken bywerrie ende dio ere des staten byhalde. Item Gratye, myn dochter, schil halde gold, silver ende kleynodyen, alsoedeen als ick ende salige Fouul, her lyawe moer, her jown habbet in da[e] steed van her state, ende schil weer inbrynghe dae rynten deerse in her beerlys owntfynzen haed. Ende hyrney schille dae kynden dae rynthen deer toferra nae van scr. staet, tholicken dele, dae trye zinnen ellix allicke fulle, ende Graetye, myn dochter, dyo trymdeel myn, toe witten als myn zonnen ellix habbe trye golden rynsg. <rynth>c, soe schel Graetye, myn dochter, habbe tweer golden r.g. rynthen, alsoe foerd to raknyen. Item dyo state wp Amlandt is ghenghen in perikel des meers ende anxste van qwade lyoed. Of deer brack in faelt dat Wittie dyo state ende heerlicheyt naet bysitte mocht troch mensken, hya se graet oft kleen, ende overmids dyo zee, dat schil wasse mene schae, soe tho forstaen dat Wittye uut dae mene gueden schil habbe fyff ende trittich g.r.g. jeers fry renten, ende dae broren ende suster ellix ney avenant ghelick uut to riuchten ende to bytellyen. Ende faelter aeck enighe placht rorende Amlandt of dyo staten, dat aeck tolicke toe staen als vors. is. Aeck soe wil ick, Peter, besunderlinghe ende byfelt myn kynden int gemeen ende ellicx bysonderlinge alsoe lyaw als hemmen herre cristen lawe is, datse da staten vors. ende dae rynthen, jawn in dae steed der staete, naet schille moge foerkapie, forwyxlye, foerbryn[ghe], foerjaen off lawghie uut dae grade in framde handen, ende doer myn testamente ofte riuchten tyenst tho mettyen deer dysse artikel hinderlick mey wasse, heemlick noch openbeer. Ende ofter contrarie d[een] ward, dat schil disse artickel naet a b 45 c B: scal. C: stal. Ontbreekt in B. Aangevuld uit C. Ontbreekt in B. Aangevuld uit C. 192 5 10 15 20 25 30 35 40 schaedelick wesse. Ende daeselfste staten deerme soe tanst uut dae gradea tho bryngen, van stonden aen schilleze foerfaln wasse an myn owre naste eerwen. Ende oftit foel dat inter van dae staten forstorre, so schilt alle tyden fale up dy alste broer, soelang alser een van dae broren byhalden synt. Ende hatter salffs een zoen, dan meyert lawighie. Ende synter nyn broren, soe schille dio staten fale wp dy alste broers zoen, ende synter nyn broers zonen, soe schilt fale aen Gratye zonen. Ende synter alheel nyn soonen van broren noch su[st]er, soe schillet fale an dae byrnsbyrn, to witten in stirpes, ende soe foerd tho gaen int ewich. Als ick, Peter, nu foerbaden hab dat dae staten in framde handen naet foersterre schille ende aeck naet toe foerkapyen etcetera, so mochtit fale dat Wyttie een kaepman mochte krye om dyo state wp Amland ende omb dyoc heerlicheyt deervan, deerir grate proffyten mey mochte dwaen, dat schiller naet dwaen sonder reed van syn broren. Ende ist dattert det by herre reed, haeter dan van compt, het ze renthen ofte jeld, deer schil Wittye dae twae delen van habbe, ende syn broren tholicke ofte herre byrn dyo tremdeel. Foerd so wil ick dat Sicke, myn soen, schil sorgh habbe up Haye, myn zoen, ende schil syn rynthen wpberre ende needtraft deervan tho seynen to syn studium mey to foerfulgyen. Ende haeter wrhalt, dat schiller alle jeeren wplidzen ende bringen to dae jacopinen tho bywerryen, als Hayo byhoef is tho syn promotie dan deer tho synnen, ende byjerret mey dat men solang in studio halt datter in een doctor in bede riuchten promoviert wyrt. Item mey foerbyreed sat ick ende tzyese den eerfesten harling Gerlold Herama foer een foerstand[er] ende byschermer in ryochtfyrdighe saeken van myn kynd[en], ende mettie hem destelick een executor van myn testament, sampt mey her Fedde Popkama, persone etcetera, ende Hemmo Odde zoen. Foert so wil ick dat testament ende myn leste wille halden habbe van alle menschen, ende bysonderlinghe van myn kynden, by dyo pene des ryochtes ende foerbarnisse datjens deer hemmen jown is in dit testament, sofullen so ryochten foermey. Ende meyt naet staen als myn testament ofte myn laste wille, soe schilt nochtans staen als enighe codicil ofte owre donatien inter vivos stal ende mach[t] habbe mey. Ende haet ick itte mettye ende bysprack hillegen ende heren ende to Godis eere oft ad pyos usus dae rechte armen, dat schil gelick machtich wass[e] als dyo principael testament. Hyr to dyt testament afte laste wille heb ick, Peter Kamynga, ropen ende baeden orknen als her Feddo Popkama, personer bynnen Lyowrd thy Aldhow, her Dittie, myn personer to Kamingabue[r], her Philippus, vicarius tho Kamyngabuer, Hemmo Odde zoen als een notarius, Eke schutmaker, Andrews smyd, Myntye Myntie zoen, Haye Syurd zoen, Tys Dowe zoen, Ryntye Rummertd zoen ende Tzyaling Tyebbe zoen, borgers ende inwonners bynnen Lyowird. Disses alles tho orkunde heb ick, Pete[r] Kamynga, myn signet hanget an dit testament ende myn laste wille, ende myn namme hyr onderaen scr. Toe mare festicheyt soe hab ick, Peter, baden her Fedde Popkama, persona tho Lyowird, dat hy dit testament mey wolde bysyglye ende <syn>e sygel hyr mey aen wolde hanghie om a b c 45 d e B: gaerde. C: grade. B: din. C: om. Ontbreekt in C. C: Rinnert. Ontbreekt in B. Aangevuld uit C. 193 myn bede wille, ende mey foer hemselff ende dae orkne[n] vors., hwant dya nynter siglen bruke, ende hwae dat scrywe kwed ter bede van my herre hawndscrift hyr mey undersatte willyd. Deer so schyn is int jeer vors.a 5 10 15 Aldus onderscr.: Peter Kammynga. Sigillum Feddonis presbyteri. Eg[o], dominus Dyttyo, fateor quibus supra, quod protestor manu propria. Ego, dominus Phillippus, sacerdos ecclesia<e> Sancte Katherine in Lewardia, protestor omnia predicta manu mea propria. Ende was tprincipael met eenen signet ende een segel van groenen wasse daeraen geheel hangende befesticht, ende opten rugge was gescreven: Opten lesten dach septembris anno XXXVII° syn her Feddo Popkema, pastor toe Oldehove, ende heer Dittie ende heer Philippus tot Sancte Kateryne voer my, Kempo Martena, van den Hove daertoe ordineret, comparriert ende hebben in presentie van partien in verbis sacerdotii bekent ende recognosciert als her Fedde syn handt ende segel ende her Dittie ende her Philippus voers. hoere handt gesedt te hebben op het testament hierom gescreven. Actum anno et die ut supra, bynnen Leuerden tot myn huyse. Aldus onderteykent: Kempo Martena, doctor. Gecollationneert, ende accordeert metten principaell van wordt tot woerde, by my, notaris imperiaell, <ondertekend:> 20 Battairdt. Origineel (A) niet voorhanden. Vgl. over de bezegeling nog I: Onder den principale desen, in francyn geschreven, stonde geteickent: Peter Kamminga, daeronder gehangen een groen wassen zegull, met een papier gesedt synde. Daerbeneffens: Sigillum Feddeii, daeronder mede een zegull hangende, in groenen wasse, in een papier beslooten zynde. Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Battairdt, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 942. Beschadigd. Opschrift: Copie. In dorso, m.a.h.: Copie uut [P]eter ende juffer Fouwel [v]an Camingha testament. - C (17de eeuw, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1913 a, f. 3r-4v. - D (1641, door notaris R. Agricola te Arum, naar A). Niet voorhanden, bekend uit EFGH. - E (17de eeuw, naar D). RAF, Archief familie van Sminia, inv. nr 1913a. - F (17de eeuw, naar D). Ibidem. - G (1663, naar D). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 516r-518v. - H (1663, naar G). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 364. Vertalingen in het Nederlands: I (1629, door F. Baardt, secretaris op Ameland, naar eigen zeggen: Getranslateert uyt Vries in Duits, sooveel daervan conde verstaen worden). 25 30 35 a 40 In C luidt het vervolg: Onder stonde: Peter Kamyngha, onder welcke name een segel hingh. Ende stonde noch onderges.: Sigillum Feddonis presbiteri, onder welcke name meede een segel hingh. Ende noch was onderges.: Ego, dominus Dyttzyo, fateor quibus supra, quod protestor manu propria. Noch stonde onderges.: Ego, dominus Philippus, sacerdos ecclesiae Sanctae Katherinae in Lewerdia, protestor omnia predicta manu mea propria. Ende was het principale in parckement geschreven, ende met die twee voors. segelen van groenen wasse uuthangende bevestiget. 194 RAF, Collectie Gabbema, inv. nr 202. - J (1661, naar I) RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 307r-308v. Druk: a. Huber, Vindiciae Amelandicae, 199-202 (naar I of J). - b. De Haan Hettema, ’Ameland’, 61-66 (naar G). - b. Allan, Ameland, 89-93 (naar G). - c. OFO IV, nr 236 (naar B). 5 99 1521 december 7 Ytyens, vrouw van Hans Eennes 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jer Uus Heren tusent Vc hondert ende XXI, in vigilia Conceptionis Dive Virginis Marie, dat is dy saende dei descember, dae mecka Ytyens Hans Eennes uyf heer testament of leste uilla. Ende al uaes hyo cranck van lycham, nochtans soe uaes hyo staarck van synnen in her uitten, ende hat bytocht datter naet sickers is dan dy daed, ende naet onsikers is dan dy wra des dadis, hwerom hyo mecket hat thy dae era Godis ende om salicheit hyaers zeels her testament ende een sciknisse her goeden, replic ende onreplic, ende ual dat disse ordinancie hyerre goeden sal heten een testament uessa of leeste uylla, ende uol dattet standfestich halden sal uirdda als een testament of leeste uilla of codicellus, hoe dattet alderbeest ney dae riochten staen mochte, het sy mey solemniteiten jef sonder solemniteiten, in maneren als hyrnei screven steet. Int aerst soe byfelt hyo heer zyel God almachtich, ende heer legersteed byerre hyo by Sancte Uilbroed, heer patroen tot Goyngum. Item soe byspreckt ic dy patroen toe Aesteruerum een ponsmeta landis euelic, ende dae presteren alder treddaheel ponsmeta landis woer enigha missen, ney scyckenisse myn broerders, her Dowa Herkis, conventuael toe Thabor, ende maestera Edo, myn megh, personna toe Boessum, jef her Johannes, myn personna toe Goyngum. Ende disse landen lidzeet toe Aesteruerum, in dat goed dier Sybba Bwa zin nu op uennet. Item soe byspreck ick IIII stuveren renten daer presteren toe Goyngum, toe euige daeghen, ut myn renten dyer ic nu hab ut dat goed dyer Hans ende ick nu ter tyd op uenya. Des soe sella ick ende Dowa, myn zin, ende Andel, myn dochter, in dae beed uessa tot euigha tyden. Item ick byn scildich III pond uaex tHelliga Sacrament in Ypkoldegae. Item III pond uaex dat Heilige Crus toe Snits. Item myn patroen Sancte Uillibroerd toe Goyngum myn beste tabbert, dyoncker gren, tot en cassel, men dat foer bispreck ick Hans, myn man. In dy nya duael dyer op myn bed laey, dy als ick byrocht uaerd, scel habba myn patroen. Item soe byspreck dy patroen een nya aelba ende een ny amict. Item eilck bidden oerda I pond. Item Teeth, Hans suster, myn deysse peels ende raedda rochk sonder mowen, item een haeddoch en scetteldock, een clyr mey een mutse. Item suster Ghyeel en beste haeddock en beste clyr, myn beste scetteldock, beste mutze. Item dyo faem yna hus een grou scetteldock ende I clyr. Item ist dat Hans nei myn daed nen uyf nemt of boestget, soe byspreck ic hem tot a B: maerste. 195 5 10 syn lyfstond dae renten dyer ic, Itien, hab in dat goed dyer wy nu op uyen tot Goygum. Foerd seller erwa uessa yn alla myn ora goeden, replick of onreplick, myn kynskynden, by Dowa tegghen synt. Ende uant ic selven niet scrywa kan, neer feer aeck ne sygel, soe hab ick baeden myn personna, her Johannes, dit testament voer my toe bysiglen ende to scriven. Uyelck ick, her Johannes vorsn, dien hab om Ytyens beda uilla vorsn. Ende om ma festicheit soe byd ick, Yten, her Johannes, myn personna, ende Hans, myn aefta syd, ende Wypka Sicka Poppa zin, uuse landzate deer nu mey us uennet, dat hyaet uillet tyowgha ende hlya dat aldus myn laeste wolla is. Dyer uy, Johannes ende thyogen vorsn, gern dwaan uolla om Ytyens baede wolla. Orkunda dissis hab ick, Johannes vorsn, myn sigel tracht op spacium dissis. Anno ut supra, actum in domo habitationis testatricis, die ut supra. Johannes Meynardi, curatus in Gongum, subscripsit. 15 20 Item dit is een copia, ut dat principael screven uelcka leit tot Goyngum, dat ick, her Sirck, pastoer, ly my myn hand selven screven, int jaer fan M Vc ende XXXVI, 3a feria Penthecostis. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1536 juni 6, door heer Sirck, pastoor van Goënga, naar A). RAF, Collectie Varia Staten, inv. nr 73. In dorso: Een copia ut Ytens Haens testament, uelcka principael leyt in Goynga ztercka by Sneck. <M.a.h.:> V N.J. Druk: a. OFO IV, nr 237. 100 1522 november 12 Wlcke Myrcks zoen 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. In den tydenn dat Wlcke Myrcks zoen was syeck vann lichgam, hoewell hy <was> wys inde vroed van verstandt, soe hefft hi wel bdacht dat in desenn tydenn niet wysser ys dann die doedt inde niet onwysser dar dy urre dess doedt, duus soe heff hy besorget syn siell salicheit, inde heff gemack syn testament, codecill offte leeste wyll off eyn schyckinge sinner guedenn, inde wyl dat wast inde stedich gholdenn hebbenn, all men eyn testament voirsc. schuldich is toe holden. Int ieerst hefft hi Godt vann hemelrick syenn zyell gegevenn. Dartho soe hefft hi besproeckenn eynn ewichge memori op dat eerdtlandt tho Swede, dy damme daraff. Men sall oeck gevenn alle jerren onse kercke tho Malcquerum twe st., want dy helff vann dat eerdtlandt better is dat dy ewichge memori. Inde II st. dat sal men aenn wassbrandt tho Cappenborrich betellenn in Onser Lyver Vrouwen huiskenn, dar Symen Reynners zoen fowd van wesen sall. Hirtho soe hefft hi Tomis syn broers kynderenn in Lywck syn suster[s] kinderen arff gemaeck in vader inde moeders stedenn, bholdenlick dat Lywck synn suster dochter niet meer sall hebbenn dann eynn vann broeders offte susters kynderenn, inde 196 5 dairtho sal dy kleine kamer bynnenn in dat huiss eynn woeninnchesteed tho hoer lyffstondt. Item Piter Gerret zoenn tho Enckhuissenn eyn schrickenburrichger. Nu all dynck sonder falickant. In kenteniss ter warheit zoe heb ic, her Claess, persoenn in Malcquerum, met orkenenn, als Agge Jacob zoen, Abba inde Douwa Zypkes zoenn, Ydts Hayes zoenn, Jarich Boyens zoenn, dit testament offte leeste wyll voirsc. bysegelt met myn selff segell, voir my ende um bede wyll orkenenn voirsc. In jaer Onses Herenn XV hondert inde twe un twyntich, op Sinte Lebuynn dagh confessor. <Ondertekend:> 10 Ick, her Claes Jacobs zoen, lye als voirs. Meeus Aggas zoen <h.m. 16>. Jolthye Wybes zoen <h.m. 15>. Boye Thomas zoen <h.m. 3>. Abba Sypkes zoen <h.m. 1>. Agga Douwes zoen <h.m. 2>. Ydts Tzalynchts zoen <h.m. 11>. Tyerdt Dowwes <h.m. 20>. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Wlcke Myrcks testament salichge gedachtenische. Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76. 20 101 Dominus Feddo Popkema 25 30 35 1523 april 2 In nomine Domini, amen. Per hoc presens publicum instrumentum cunctis evidenter pateat, anno a nativitate Domini millesimo quigentesimo vicesimo tercio, secundo die mensis aprilis, hora nona vel quasi ante meridiem, indictione undecima, tali pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini, domini Adriani, divine providencia clemencie pape sexti, anno suo secundo, atque imperii seu principatus sublimis potentissimi principis ac domini domini Caroli, Romanorum imperatoris magnifici et semper augusti etc., anno suo [***]a, constitutus honorabilis vir dominus Feddo Popkema, ecclesie Sancti Viti pastor in Lywardia, in mei presencia notarii et testium domini Wopkonis et magistri Francisci, ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum, per gratiam Dei mentis compos, licet corpore languens, quamdiu corporeis in membris desiderans viget mentem necnon ratio regit, quam sepe siquidem rationem adeo languor obnubilat, ut non solum a Het jaar niet ingevuld. Lees: tertio. 197 5 temporalium rerum, verum etiam suipsius cogit ipsae languoris vehemencia oblivisci, et conditionis humane inevitabile detrimentum prevenire, etiamque nihil certius morte, hora eius nihil incertius considerans, volens igitur pie et salubriter disponere et ordinare de rebus suis sibi pie et misericorditer a Deo collatis, ac anime sue saluti providere et sui memoriam in hunc mundum salutiferam relinquere presentibus codicillis, suam ultimam dispositionem in hunc modum pie secundum animi sui indicium disposuit et disponit, ordinat atque in formam rite sequentem ordinavit. Tenor testamenti: 10 15 20 25 30 35 40 Ego, dominus Feddo Popkema prefatus, anno, mense, die, indictione, pontificatu et imperyo quibus supra, presentibus ibidem testibus infrascriptis, testamentum meum condidi in hunc modum. In primis omnipotente Deo animam meam, et terre corpus meum committo, et apud Sanctum Vitum patronum sepulturam peto atque desidero. Temporalia mihi bona a Deo relicta divido in tribus partibus, ac separationem facio, videlicet in ecclesia Sancti Viti et pauperibus Christi, tamquam in duobus principalibus legatariis et veris heredibus, scilicet Tyalck, filiaa sororis mee, et Katherina, filia Saeck. Et predicti in bonis sine contradictione a me relictis secundum testamenti istius tenorem seu ultime voluntatis se intromittant, ut nemo supradictorum verbis aut factis ultimam dispositionem violaverit vel prevabitur parte sua dicte hereditatis vel legati, quam devolvi, id est [***]b, volo ad illum qui meis obtemperat optatis. In primis habebit ecclesia Sancti Viti quinquaginta aureos florenos de pondere, et quatu<o>r vasa argentea de libera, scilicet coppen, cum argento in ecclesia videlicet calice et ampullis argenteis, et cum domistadio in platea nostra, a Kempone et Auck emptum, super quod nunc mater Takonis fabri lignarii. Et ista bona eo iure et possessione erunt seu manebunt in manus domini Wopkonis, executor mei, quo iure fuerunt in possesione et proprietate mea, quousque advocati in fabrica ecclesie procedent Sancti Viti, et idem executor tunc ad utilitatem ecclesie exponet. Et si fabrice dilatio seu mora facta fuerit ex negligencia advocatorum, post mortem meam tribus vel quator annis, sicut me superstite fuerat multis annis, prefatus executor supradicta bona distribuet pauperibus pro salute anime mee. Item omnia bona mobilia, semina, utensilia, superlectilia istius domus qua non sunt specificata seu legata, debent vendi ab executoribus infrascriptis, et dari pauperibus miseris, et carnis medietate. Insuper Beata Maria in honorem Presentationis habebit tres aureos florenos annuatim cum quartallo, quos emi a Wilkone Hollinga, cum huris quas obligatur michi, ut cavetur meo in novoc registro, ad horas de Domina distribuendos. Et omnem actionem quam habeo super heredes Doed Mockema, resigno et do Beate Virgini Antique Curie, etiam ad horas suas, perpetue duraturas, cum omnibus auribus meis, et similiter omnem actionem quam habeo adversus Romckonem, filiumd Sypt Wnama. Item ad vigilias et missas anniversarii mei habebit Beata Virgo Maria aureum a b c d B: filiam. Ruimte voor één of twee woorden opengelaten. B: nova. B: filiam. Zie echter UvB f. 63r: Sipt Unema heeft alleen een zoon Romke. 198 5 10 15 20 25 30 35 40 45 florenum annuatim in Ferwert, emptum ab Entone filio Petri, et unum graminale in Pascua patibuli, emptum a Titardo Burmannia et a Rytskone et Foeck in Finthium. Unius stuferi in vigiliis presencia gaudebunt presentes, altera die celebrantes pro salute anime mee tres butkinos recipient. Sacerdotes ad Sanctam Katherinam in Pascua patibuli similiter unum graminale, emptum a Tetardo Buurmannia, sublevabunt, et presentes erunt in vigiliis anniversarii mei absque presenciis, et altera die in ecclesia Sancti Viti celebrabunt pro salute anime mee, illo excepto quod tenetur celebrare eodem die summam missam ad Sanctam Katherinam. Et illud graminale habebunt loco illius aurei, emptum ab Haya Kamminga, in prediis meis in Popkema huyss. Et quod superest habebunt pro presenciis et missis in anniversario meo, et restituant heredibus meis litteras emptionis istius aurei in Popkema huys. Instituo heredes Tyalck et Katherinam supradictam, filias sororis mee, in omnibus bonis meis immobilibus, michi a parentibus relictis et a me emptis, funerariis expensis legatis exceptis in die obitus, tricesimi, anniversarii mei, que omnia debent sumi ab executoribus de pecuniis et redditibus meis secundum tenorem testamenti, et cum argento supra non specificato seu legato. Et do auctoritatem executoribus meis ad sublevandum et plenariam potestatem quemadmodum ego habui me superstite in temporalibus redditus meos, et ad exponendum pecunias meas, donec omnia secundum velle meuma sunt satisfacta. Nec heredes intromittant se in minimo temporalium, donec omnia fiant istis omnibus deductis secundum tenorem testamenti, bona omnia mea relicta a parentibus et a me empta pervenient ad heredes prefatos. Item Katerina, filia Saeck, habebit a me prerogativam. In primo habebit tres aureos annue in Lichtaert, et etiam habebit semiquatuor aureos in Hallum, et medium aureum in Ferwert ex domistadio Bocko Bockema. Istos redditus habebit Katerina, filia Saeck, ante divisionem in prerogativam, istis exceptis Tyalck et Katerina equalem facient de bonis meis immobilibus cum argento participationem seu divisionem consilio executorum. Et Tyalck et Katerina dabunt fratri meo extra patriam usque ad usum vite annuatim duodecim florenos de pondere, quia vendidit hereditatem suam, quam ego redemi. Et Tyalck sublevabit redditus Katherine quousque nupserit viro, et omni anno faciet executoribus computationem legittimam de bonis et redditibus Katerine. Et si decesserit Katherina absque prolibus, omnia qua recepit a me, revertuntur ad heredes meos. Item Tyalck et Katherina habebunt etiam medietatem carnis. Item Tyalck et Hio habebunt duas vaccas optimas. Item Frouck et Romcke habebunt duas iuniores vaccas. Item omnia alia animalia habebunt pauperes Christi. Talem facio in bonis meis substitutionem: si Tyalck et Ienthien, eius filia, et Katherina, filia Saeck, decesserint sine prolibus legittimis, tunc omnia ista bona immobilia deveniant ad heredes Hesseli Feycksma. Si quis moriatur de illis, succedunt proles in loco parentum. Item lego etiam ecclesie in Huyssum duodecim aureos florenos in pecuniis. Item Wanswert duos florenos. Item in Nova Curia Lewerdie duos florenos. Item ad Sanctam Katherinam unum florenum. Item predicatoribus florenum, cum Sermonibus tesauri. Item observantibus tres florenos. Item conventui Sancte Anne in Lywardia duos florenos. Item Smalenee unum florenum. Item Aylsum unum florenum. Item Foswert tonnam cerevisie hamburgensis cum aureo floreno. Item Betlehem tonnam cerevisie hamburgensis cum aureo floreno. Item Bauck filia Ansckis, cum sorore sua Barbara, unum aureum florenum. Item filie Jetz unum aureum florenum, simul Teeth, a B: meam. 199 5 10 15 20 25 30 35 40 filia Francisci Minnema, medium florenum, Loths, filia Refridi, medium florenum. Item conventui Mariegaerde promptuarium circa ianuam et tres florenos. Item Douwoni raseri promptuarium aliud, et demitto illi debitum. Item magistro Fockoni, Petro vicario, Wpkoni sacriste, cuique aureum florenum. Item domino Johanni Jorardi unum florenum et quatu<o>r coclearia argentea, domino Wopkoni leonem aureum. Item magistro Francisco aureum florenum. Item ceteris sacerdotibus quartallum unius aurei. Executores ultime voluntatis mee erunt dominus Wopko, Refridus, Gerlacus, filii Hesseli, et quisque fratrum habebit leonem aureum, et si aliquis executorum presens non fuerit, qu<i>cquid dominus Wopko secundum tenorem testamenti attemptaverit, alii id pro rato habebunt, ac si essent presentes. Et heredes non intromittant se de redditibus immobilium bonorum meorum, nec pecuniis, nisi de restante, postquam omnia in testamento sunt executa. Et hanc suam ultimam voluntatem asseruit esse, velle quam valere voluit iure testamenti, quod si iure testamenti non valet, valeat tum iure codicillorum seu donationis seu cuiuslibet ultime voluntatis. Et voluit hoc testamentum seu voluntatem omnibus aliis eius testamentis seu ultimis voluntatibus retroa temporibus factis prevalere atque roboris firmitatem habere. Item dedit prefatus commissariis seu executoribus eiusdem testamenti et cuilibet eorum in solidum plenam licentiam et liberam potestatem, ut sine contradictione ipsius heredum testatoris, aut alterius persone, possunt sua auctoritate de bonis mobilibus eiusdem testatoris vendere, alienare, pro dictis legatis anime sue solvendis, et ad sublevandum redditus annuatim de bonis immobilibus, pro predictis omnibus exequendis, secundum honestatem persone testatoris in exequiis, expensis tumuli, tricesimo et anniversario. Acta sunt hec in presencia testium ad premissa vocatorum specialiter et rogatorum, scilicet magistri Fockonis, magistri Francisci, domini Holckonis, domini Petri Martini, Petri Johannis Sibrandi, Hillonis Ulbodi, mariti Reynsck Simonis, et Martini fabri lignarii. In robur premissorum et munimen dominus Feddo subscripsit propriis manibus illud testamentum et sigillum proprium appendit. Similiter magister Focko ob rogatum domini Feddonis sigillum suum appendit et cum aliis testibus subscripsit, necnon Petrus Johannis Sybrandi ob rogatum testatoris sigillum suum appendit et subscripsit. Anno, mense, die, indictione, pontificatu, imperii quibus supra. Erat subscriptum ut sequitur: Ego, Feddo, fateor supradicta. Ego, Wopko, presbyter, ex parte [***]b protestor manu mea. Ego, Petrus Martini, fateor ut supra. Ego, Holcko, fatior ut supra. Ego, Hillo Ulbodi, fatior ut supra. Ego, magister Franciscus, dico et assero me adhibitum in testem in presenti testamento per dominum Feddonem pretactum, ideo propria me<a> subscripsci manu. Et ego, Wilhelmus Folckeri, clericus Traiectensis diocesis, publicus auctoritate apostolica notarius, quia premissis testamentarie declarationi, dispositioni, legationi et ordinationi, omnibusque et singulis dum sic ut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus a b Lezing onzeker. B: rtio met een verticaal afkortingsteken na de eerste letter. Eén of meer namen niet ingevuld. 200 presens interfui, eaque sic fieri vidi pariter et audivi, ideoque hoc presens publicum instrumentum manu propria scriptum, exinde confeci et publicavi, et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi et subscripsi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum rogatus et requisitus. 5 Origineel (A, naar het ontwerp van de testateur) niet voorhanden. Afschrift: B (zestiende eeuw, naar A). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 54. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v): Testament van heer Feddo Popkema. 102 1523 april 12 Goedsfrundt en zijn vrouw Hylck 10 15 20 25 30 35 40 In den name Goedes, amen. In den jaere van vyftyenhondert ende drie ende twentich, opten XII dach in aprili, so hebben wy, Goedsfrundt ende Hylck, myn echte wyff, angesyen die sekerheit des doedes ende die onsekerheit van den uure des doedes, ende want daer nyemant op eerden is die dat ordel Goedes wederstaen mach ende nyemant seker is ho[e] ende hwaer ende wanneer hy sterven sal, om dan die toerne Goedes toe matigen ende onsse elendighe zielen toe voersyen tiegen die langhe ryse, ende om die genade Goedes toe beth toe vorcrygen, hebben wy mit mercanderen eendrachtelyck ende gelyck mit mercanderen mit beraeden ende welbydochte synnen onssen testament, codicill of uuterste wille of een scickenisse ende ordinantie onssere gueden gemaeket, opdatter gheen scortinghe of twist sal coemen nae onsser beyder doet twiscken ons erwen van roerende ons tytlicke goeden, hoe dattet alderbest na den rechten, syd ende plyge onses landes staen mach, mit soelemniteyten off sonder solemniteyten des rechtes. Ende wy willent geholden hebben van onsse erfgenaemen ende van alle man in alle syn arteculen, by pena voerborenisse des erfschips of der legaten daer niet holden willen, soe feer als den rechten dat vermoegen, tot profyt Sente Marten, patroen in Sneeck, in tegenwoerdicheit der tuygen ondergescr., in maneren naescr. Ten eersten byvelen wy God van hemelryck onsse arme eldendighe zielen, ende ons legersteed begeren <wy> to Oldecloester in die kercke, voer Sente Nycolaus altaer, by heer Jelmer, ons oem saliger gedachten. Des bysprecken wy dat convent voers. vyr golden gulden jaerlixe renten, des bygeren wy alle weken een ewighe misse op dat voers. altaer to hebben, ende dese fyer gulden renten voers. sal die langestlevende uutwysen, tot kennynghe uns testamentoers, ende onsse erfgenaemen sulle[n] dese renten voers. moegen incoepen mit vyftyen penningen een. Item onsse patroen Sente Marten bysprecken wy onsse paert steden in die Noerdhorn. Item soe stichten wy een altaer in Sente Martens kerke toe Sneeck, in dat cruyswerck dat nys gemaeck sal woerden, of anders daert best toe pas sal coemen, mit drie missen des wekes, toe weten des manedages in de Suete Name Jhesus, die ander des dinxdages in de ere der heylighe moeder Sancta Anna, die derde des saterdaeges in de ere van Onsser Liever Vrouwe, men die misse in Nomine Jhesu sal men solemniter singen. Daer geven wy jarlix toe twentich golden gulden jaerlixe renten oppet Nylandt daer Tyaerdt Hankes nuu op woent. Hyrtoe maeken wy collatoeres meyster Goeslick, onsse soen, ende onsse executoeres, om daer een erber priester op toe kiesen 201 5 10 15 20 25 30 35 40 45 van onsse bloede die daer byquaem toe is. Is daer sulx niemant toe crygen, sal men kiesen een erber vremde man, erbaer van leven, daert an bewart is. Item soe byspreken wy onsse cruycebroeren binnen Sneeck ende die cruycebroeren binnen Franiker een ygelick vyftych golden gulden een<s> toe tymmeringhe tot die kercke, toe verstaen als sy bygennen, soe sullen sy een ygelick van stunden an boeren van denghene van ons beyden eerst stervet, ende die ander vyftich gulden mach die langestlevende geven by syn levende lyff of ter lester doet, hoe hem dat sal bylieven, wel toe verstaen dat dese twie cloesteren voers. sullen van ons beyden alheel hebben elck hundert golden gulden. Item die drie bidden orden, als die predikenbroeders toe Liewerden, die mynrebroeders toe Boelswert ende die carmeliten in der Ylst, byspreken wy een ygelick een tonne koyts ende een loepen weyts tot cleyn broet. Appingedammers byspreken wy een horentysgulden. Item toe Thabor, toe Anyacloester ende toe Aylssum ende alle die cloesteren in Westergoe bevelen wy ellickander die langestlevende dat mit ere toe maeken. Item die uutleden, delen ende ander ligaeten, die boekinghe binnendicks ende buytendycks int deel, als kercken ende priesteren, bevelen wy malcanderen die langestlievende dat uute rechten, dattet mit eren sy nae onsse staet. Item Oldecloester ende ons cruycebroeders binnen Sneeck ende die cruycebroeders binnen Franiker byspreeke wy alle jaer elck een pitantie op onsser beyder jaertyt, die langestlevende van ons dat alle jaeren uute rechten eerlicken ende ter laester doet desse parten voers. sekere landen uut toe wysen daer die last op geleyt woerdt. Des bygere ick van dese voers. cloesters dat sy onsse jaerstont alle jaeren eerlicken holden ende bygaen mit missen, vigilien ende ander goddienstighe werken, dat bevele ick hoere conscientie. Item wart byalsoe datter eemant quam nae myn, Goedsfrent, doet ende meende an my ten afteren toe weesen, dat bevele ick myn executoeren die saken toe examineren. Wat sy daer in ordineren mit Hylck, myn huysfrouwe, ende meyster Goeslick, myn zoen, bevele ick hemluyden. Item Tietie, meyster Goeslicks natuerlicke dochter, byspreken wy een ygelick tien horentysgulden jaerlixe renten. Item ick, Goedsfrent, byspreeck Gerryt myn broeders kinderen uut gueden gunste, niet van sculdes wegen, vyftich golden guldens eens, tot Hylck kenninghe. Ist dat sy daermede niet toevreden sin ende op hoeren recht meenen toe staen, soe sullen sy niet hebben. Item angesien dat wy, Goedsfrent ende Hylck, meyster Goeslick, onsser beyder soen, syn hylxgueden uutgewesen hebben, ende oick want wy mit mercanderen foel guets ende quaets geleden hebben ende lien armoet mit mercanderen gehath hebben, soe maeken ende byspreken wy elckander uut sonderlinghe gunste ende vruntscap alle onsse naegelaetene gueden soeals wyse nuu bruckende syn, roerlick ende onroerlick, als landt ende sandt, huys ende hoff, golt ende sol[ver], gelt ende clenodyen, ons leven lanck. Item wart byalsoe dat w[y] onder ons beyden off die langestlevende enighe articulen in dat testament voers. bynoempt by raede onsse executoeres veranderde, of wy oick enighe donationes maekende die men heet nae den rechten donationes inter vivos of donationes causa mortis, tot Goedes eren ende tot aermen luyden of oick waerlick vrienden, mit codicill of brieff ende segel, off onsse selves hantscriften, of in tiegenwordicheit twie ofte drie nouwelicke tugen, daer wy elckander macht ende autoeriteyt geven mitz desen, dat wy van warden holden hebben willen gelick dit testament, ende dit testament darmede niet gequetst ende gecrinckt toe wesen by pena voers., des sal die langestlevende die insculden boeren ende die uutsculden bytaelen. 202 5 10 15 20 25 30 Item voertmeer institueren ende maeken wy erwen tot alle ons andere gueden die toefoeren niet bysproeken syn noch hyrnaemaels niet bysproken woerden, als al alster die langestlevende dat afterlaet, niet uutgesloeten, meyster Goeslick, onsser beyder soen, of syn kinderen int syn steed indien hy onsser beyder doet niet bylevet. Item wart dat meyster Goeslick ende syn kinderen storven sonder echte ende blyckende geboert, soe sullen die rechte armen dat huys hebben op die Merketstraete of die warde daervoer, ende die ander gueden ende landen, roerlicke ende onroerlicke, tot ordinantie myn executoeren. Item den rechten armen binnen Sneeck byspreken wy drie golden gulden jaerlixe renten, Aeentiens Lucas huys ende caemer, mit dat afterstal. Item so sette ick, Goedsfrent, executoeres of voerfolgers tot ons testament ende curatoeres toe Hylcke, myn wyf, indien sy myn doet bylevet, mit meyster Goeslick, myn zoen, den erbaeren Sicko van Lyaukama, heerscip in Sneeck, broeder Teodardus, prioer in voertyden der cruycebroederen binnen Sneeck, meyster Edo, pastoer in Boesum, meyster Menno, pastoer in Rauwert, meyster Albertus, prebendatus in Sneeck, dese fyf gelick of twie of drie volcoemen macht toe hebben in allen dingen, indien daer iemant storve off avercoemen moechte. Hyrby hebben over ende an geweest als toegeroepen orkenen ende tuygen broeder Teodardus voers., meyster Albert voers., heer Pieter, capellaen, in die pastoers steed, Claes hoedmaeker, Meynert pelser, Geert scerryer, Jan van Franiker. In orkunde der waerheit heb ick, broeder Teodardus voers., ende meyster Albert onsse singnet ende segel op dit testament gedruycket voer onsselven ende ter bede Claes, Meynert, Geert ende Jan voers., want wy hyr over ende an geweest hebben dat alle dinck geschiet is als voers. Ende want ick, Goedsfrent, mey Hylcke dit steed ende vast holden hebben wil, heb ick myn hantscrift beneden desen testament geseth voer my ende Hylcke myn huysfrouwe, in den jaere ende opten dach voers. Ende want ick, heer Pieter, nuu gheen segel gebruyck, heb ick myn hantscrift hyrbeneden over geseth, in den jaere ende opten dach voers. Frater Teodardus sigillavit. Goedsfrent Goeslick zoen bekenne myn hant als voers. is. Meyster Albertus sigillavit. Ego, dominus Petrus, capellanus, loco pastoris fateor omnia ut supra. Excopiert van my, Kempo Jelle zoen, secretarius der stadt Sneeck, van woerdt toe woerdt gelick syn bysegelde ende mit handen onderteykende principael, bytuyghe ick mit myn selves hantteyken, 35 <ondertekend:> Kempo Jelle zoen subscripsit. 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1529, door Kempo Jelle zoen, secretaris van Sneek, naar A). GA Sneek, Oud Stadsarchief, inv. nr 73 (Old Burgerbueck), f. 17r-18v. Opschrift: Goedsfrent Goeslick zoen testament. De datering van het afschrift is afgeleid uit de volgorde van de stukken in het burgerboek: de eerstvolgende akte die werd ingeschreven, dateert van 28 mei 1529. 203 103 1523 september 27 Fritz van Grunbach 5 10 15 20 25 Im Gotes manen ane. Uf dem XXVII tag sepenber, in jar XXIII, hab ich, Fritz van Grunbach, trosas zu Harling, mit mir selber pesohlich, mein testement unt letze uil, ob Got der allmechtig uber mich gebut, uie es mit mein gut sol gehaltem uert. Zuerst soch peschoch ich Got van himel, dein almechtig Got Unser Herein Jesus Cris, mein sel, unt mein leicham sal man lechem gein Franickem zu mein kinen, da sal man mich pegem las mit koslich uie es mein ueib guttunck. So mach ich mein weib mumeren uber mein kine, unt mein uerter prutter darzu, dieueil mein ueyb in uettuestul sicz, sal sich richirenn ob sich dein ueteuenstul verruck, sal sich dein kyner rethum tum unt mein prutter als mumberen ob mein ueyb peye dein kinneren nit pleyeem uolt. So sol sich hab Ic goltgultem rentein die ich gekauf hab in lant unt zu Harling, uff Ic g., zu unt van parem gelt, unt schul sol sich hab tzueyetausem corenten g. par gelt. Dise gyffenen sal sich hab ir lebe lanck, darnach sal es uiter an meine kyner falenn suner eniche einsuch. Deis uirt mein ueyb fynem in schrithem uas ich hab, oter uas man mir schultig ist, oter uas ich schultig pyn, die meyeer sein mut geschrith die uerte ein gutem pfenig sultig sein, das man albe dinck in schrith finem sal von Oberlant unt Frislant. Darumb pyt ich mein hausfraw unt kinem unt prutter umb Gottes uilem haltem, dan es mein letzer uil ist. Uf dismal hausrant unt klemert uirt mein ueyb sich uol uisem zu haltem. Obe mein prutter einer oter tziein rat tzu, gem sal man in die tzermme gebem, unt elch ein rock unt seychem vanas, dein fornantena prutter itlich ein rock, albach dein eltem dein pestem, mein dreye schuecher itlich ein schaulat schaartz zu ein rock. Dat an Harling in Frislant, in jar da man tzalt tausenen Vc XXIII jar, dein XXVII tag sepemberis. <Ondertekend:> Fritz von Grunnbach, trosas zu Harlinng. <f. 3r-3v:> Uas ich uitter schultig pim. 30 35 VIIIc goltgultenen fur Sein Hersas die ich in ab hab kauff, satz ich an gelt XIc XX carenten g. II½c gooltgultem von altem schul, mach an gelt carenten g. III½c carenten g. IIII½c goltg. van dein VIIIc g. zu tzuns jars L ff., mach an carenten g. VIc XXX caremtg. Lattrys das ich mein prutter schultyg pim XXIc carenten g. Daran hat er entpfanenn vom mein uech alle dein forraut der mir zu tel ist uortem van uein unt getreit laut deyse schethpryff. Darzu sitter der telung alle mein gut, gebrauck, tzuns, gult, ather a B: ffnn. 204 5 causem, uie das richiser ausueis. Das sal man in abkurczem, unt das uber sal man in peczal. VIIIIc goltgultem XXXV goltg. pim ich schultig an pach Hans van Ter Sol unt Lubert van Der Sal van V jaren. Dath sal man abtzie das untgelt van morchem X st. das em jar, das anter jar VIII st. van morghem, gleick der keser tut. An carente g. XIIc LX pelaub die sun, do mach man abding der morge mit mer dan XXXV st. Origineel (A) niet voorhanden. Ontwerp: B (1523 september 27, door de testateur). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 813. In dorso, m.a.h.: Ontwerp van heer Fredryck van Grombach, met syn egen handt geschreven. 10 104 1523 Tiets, weduwe van Sasker Heringe 15 20 25 30 35 40 Int jeer Uus Heren dusent CCCCC ende XXIII hat Tiets, Sasker Heringe nestlieten uedue, uessen cranck fan licham, mer nochtans uys, kloeck, sterck, forsiochtich fan sinnen ende forstaen, en hat wrtocht dy sickerheit des daeds ende dy onsickerheit des wre des daeds, soe hatse macket her testament of leste uille of en codicil, in maneeren hierney scr. Int aerst soe bifaltse God almachtich her edele siel, ende dio aerd dat licham, en byerre her leggerstoel of to rescknien dat licham by dy hellige patroen Sente Ponsianus, suut opt tierchoeff, by her twae dochteren. Soe bisprecse dy hellige steed Goeds ende patroen Sente Ponsianus foer dy leggerstoel IIII ky toe een taefele op Uus Liaufrouwen auter, ofter toe treye bilden aldierop, en hyo uil dae ky oers noerne to orbera of habbe. Ford soe bispreckse dy hellige patroen Sente Ponsianus twae ky foer dae scielden dier hyo dio tierke scieldich is, en hat dae ky bettera sent, dat jout zee dy hellige patroen Sente Ponsianus. Item ffoerd so bisprecse dat eeruerdige Hellige Sacrament, Uus Liaufrou, Sente Anna, her hellige apostel Sente Andrioes ende her hellige joncfrouwen Sente Katherina ende Sente Barbara toegelick IIII pond uaex. Foerd soe bisprecse legaten her persenne, her vicarius ende her Renick, elck ½ enckelgolden, mer her Renick dy scil sielmissen duaen foer sina. Foerd soe <bisprecse> dae twae biddena oerden to Liourd, dae preykers ende dae menrebroren, elck een jong kw to sielmissen, en dae ore twae biddena oerden, als Apendamre ende Uaudseinre, elck een enckelg., en dae Frankera broeren ½ enckelg. Item ffoerd dae claesteren als to Anigum, Tiemarum, Bayum, Aeylsum en Uyswert, elck een hornkisg., dat dae guede mannen en sesteren naestich foer edele siel uille bidde. Item dy hellige patroen Sente Merten to Uyrdem, dierse her hellige doepsel ontfensen hat, een enckelg., en elcke priester een stoter. Item ffoerd boeck[se] dat deel troch elcke prester een stoeter, en elcke tierke also folle. Ende her Uillem bisprecse een gued kw. Item her deelen ney her daed uilse dat onderhaun scille uyrde ney luyd a Hierna lijkt een woord vergeten, bij voorbeeld: bispreck. 205 5 10 15 20 25 ende inhald sillige Saskers testament, en dat op foerbetteringe fan her bern. Item to Aesteruierum ende Mantgum elcke prester een stoeter, en elcke patron also folle. Item ffoerd soe bisprecse dae riochte aerme ffyef jeer lang elcke jeer en heel grau lecken. Item ffoerd soe mackis en sceedinge tuisken her bern, als Elck en Haring. Soe leytze Haring toe jenst Elcke berns, euelic en eerflic, int aerst dat gued to Boxum, dat gued to Mantgum, dat gued Aesteruierum ende dat gued to Rauert. Ford so leytze Lisck, Harings dochter, to dae landen of renten to Ytens, in aefkortinge fan Harings deel. Item Sasker ende Hobbe, Eelcks kynen, dae leytze to dae renten in Toytgum ende dae renten to Syl in Bocke gued, ofte dier Bocke nuu ter tyt bruct, en dat aldierom dat her berns dat dae ueesen, als Sasker ende Hobbe vorscr., to kort scyt fan Elck, hy[...]he faera, en dat in aefkortinge fan Elcks paert renten ofte erfscip. Item foerd so uilse to Sasker en Hobbe elck trye selveren leppelen en elcke twa g. uilhelmisscielden en elck een craelen fyftich mey selver teekensteenen. Ende Lisck Harings dochter leytze to dy blauwe reeme, en aeck een craelen fychtich mey een selver teekensteenen. Ende so uilse dat Doede reeme saliger gedachtenisse scil gaen also als hyoe dat byerre hat. Ende Haring uilse to dae ruckers knoepen, dierfoer dat hy nen fyftich haen hat. Item ffoerd so mackis eerwen to al her oer gueden, goud en selver, quyck en tyl, land en sand, gree en grond, alsodien alst her God almachtich forlienighet hat, her kynen tolyke, als Eelck en Haring. Mer hyo uil dat Haring her siel scil byuarye, overmyts dat Eelck ute land is, en so uil se dat alle gueden scille byeen bluve, ter tyt to dat her siel fol scyn is. In een tioch der uird dat dit her leste uille is als vorscr. is, soe hatse hierto roepen en baeden orkenen, als her Renick, prebendarius to Mersum, en her Uillem, her ein prester, Bibe Hette zoen, Menne Sipke zoen, Peter Luttzens zoen. En om een maere festicheit en sekerheit soe hatse baeden her Uopke, persenne fan Englem, dat hy dit testament, leste uille of codicil om her beede u[ille] uolde besigele. Dier ic, her Uopke, dien hab om Tietze vorscrne beede uille. Datum als vorscreven. <Ondertekend:> 30 35 Ick, her Renick to Mersum, byroppen als een orken in dyt testament, hlye als hyrboeppe scr. is. Ick, her Uillem, prester in Mersum, beropen in dyt testament als een tzuygh, hlye alst vorscr. is. Ick, Meno Sipka zoen, hyrin beropen toe een tioch, hlye als vorscr. Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 296. Met opgedrukt zegel: 118. In dorso, m.a.h.: Sillighe moers testament. <M.a.h.> Tyets Heringha testament. Druk: a. OFO II, nr 314. 40 a In a is hy[...]he faer weergegeven als: hyertefaer, hetgeen de zin niet veel verduidelijkt. Waarschijnlijker is dat faer betrekking heeft op Elck, de vader van Sasker en Hobbe. 206 105 1524 januari 5 Aedzert Abbinga 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyffhundert ende fier ende twintich uas Aedzert Abbinga gesunt van lichaem ende ual by syn foerstaend, by die genade Gods, ende uant hy aenmerckde dat alle menschen eens moeten sterven, ende dat daer gheen dyng soe seker is als die doed ende gheen dyng soe oenseker als die uer des dodes, soe bedacht hy hem met God ende mackde syn testament ofte laeste uille ofte codicil ofte alst alderbest nae den rechten heeten mach, meth frya uilla ende folcomen voerstand, in forma ende maneer alst naescreven is. Int eerst bifal hy syn ziel God almachtich, Marie ende alle heilige engelen, syn lichaem die aerde, daert uutcomen is, ende begeerde syn legerstoel toe Bly in die kerck Sunte Nicolaus, ende bisprack den patroen Sunte Nicolaus aldaer fiertien enckelguldens. Item die prekeers toe Leuerden een enckelgulden eens voer en legaet. Item die minrebroers aldaer en halff enckelgulden. Item Sunt Anna cloester toe Leuerden en half enckelgulden. Item toe Genaerd en tonna byer. Item Ons Lyve Frou toe Oldehou en enckelgulden eens, toe Bethlehem en tonna byer, toe Uaerd in Dungredeel en tonna byer. Item hy mackede twintich jaerdeel na syn doed, deeme geven sal nae gewoente des lands. Item die uutfaerd, sevende dach, die maenstond, jaertyt alst en uyss ende geuoente is. Item en igelick priester int deel aldaer, als met naemen Feruerdadeel, en dubbel stuver. Item Tyamck, syn uyff, gaeff hy Aebbinga staten, met syn deel stens ende alle die landen die daertoe hore, ende die sal Tyamck voirs. hebbe eulick ende erfflick, steerft hy sonder echte kynden. Ende late sye kynderen nae, soe salt coeme op dy kynderen, alst hoert nae die rechten. Item syn dochter Anna bysprack hy ses enckelguldens jaerlix, alsoe lang als sie lyeefft. Item syn susteren, als Auck, Bauck ende Eelck, ende syn broers kynden, Frans ende Byuck, in har faers steed, set hy eerven fan al syn ander gued, als van dat gued toe Faerd ende van alle ander oenreplike gueden, ist dat hy steerft sunder kynderen. Item syn uyff, Tyamck voirs., sal hebben alle replike gueden die daer synt ende gefonden uoerden nae syn doed, die alheel alle tyd toe beholden, mer isset dat hy kynderen naelaet, soe salt coemen op die kynderen, alst hoert nae die rechten. Item die ses guldens, Anna, syn dochter, besproeken, die sal Tyamck hoer jaerlix geven uut hoer gued ofte uut die staten, uaer dattet Tyamcken belyfft. Item dit testament uil Aedzert voirs. onderholden hebben fan syn naecoemen, fry ende fast toe staen als voirs. is. Oerkunde van desen heft hy gebeden den eerueerdigen pater broer Wilhelmum Smit, licentiatum in die godheit, prior van die prekebroers bynnen Leuerden, om dit testament toe bisegelen. Datuelck ick, broeder Wilhelmus Smit, prior voirs., heb ghedaen om Aedzert voirs. beede uille. Int jaer Ons Heren voirs., in januario, op den fyften dach des maends voirs. <Ondertekend:> Ego, Rodolphus, curatus parochie Novae Curiae, protestor suprascripta manu propria. 207 5 <Onder het zegel:> Ego, frater Wilhelmus, prior quo supra, praesens testamentum rogatus et requisitus sigillavi et me subscripsi, qua testor manu mea propria. Adzert Abyngha subscripsit. <Rechts onderaan, in de teksthand:> Hoc praesens testamentum scriptum est ex mea scientia et libera voluntate testatoris Aedzert Abbinga, quod ego, frater Wibrandus, protestor manu mea propria, Wibrandus scripsit. Origineel: A (hand van frater Wibrandus). RAF, Archief Familie van Sminia, inv. nr 1783. Met opgedrukt zegel onder papier (18). In dorso (= f. 2v), m.a.h.?: Licet lege inhibente videatur hoc testamentum invalidum, cum lex canonica et civilis simul prohibeant donationes mutuas propter 4or rationes, ff. De donatio. l. 2a et 3aa ex expressas, tamen salvari potest in casibus a lege permissis. Dicitur enim in c. Donatio, De donati.b, quod licet verum sit donationes huiusmodi iure non subsistere, nihilominus tamen si donans persevereritc in eadem voluntate usque ad mortem, valet huiusmodi donatio cum quo iste testator intendat presens testamentum morte conservare juribus subsistit. Item valet donatio 2o si alter inde non sit pauperior, sedd licet alter sit ditior. Item si maritus heres institutus ab aliquo non adeat ut mulieri substitute locum faciat. Item e contra si alter non fuit factus ditior licet alius fuit factus ete pauperior ut si vir donat uxori ad emendum unguenta l. Cum hic status, ff. De do.f. De dorsale aantekening is ongetwijfeld corrupt. Mogelijk betreft het een afschrift dat is gemaakt door een niet-jurist, die de strekking niet geheel begreep. Vergelijk voor de aan het slot genoemde unguenta nog D. 24.1.31.9 en D. 24.1.7.1. 10 15 20 106 1524 januari 23 Henrick Nanninck zoen 25 30 35 In den name des Heeren, amen. In den jaere der geboorte desselwen Heeren duysent vyfhondert vier en twintich, der twaelefder indictien, op den drie en twintichsten dach van der maent januarius, ter sester uren oft daerontrent voor middage, int eerste des pausdoms onses alderwaerdichsten vaders <in> Christo ende heeren heere Clemens, die sewende paus van dier namen gestelt weesende, in presentie van my, notarys, ende tuygen hieronder ges., die eersame Henrick Nanninck zoen van Bolswart, poorter ende inwoner der steede van Amstelredam, kranck ende siekelick wesende van lichame, machtich nochtans alst blyckelick scheen synre verstandt, sinnen, reedenen ende memorye, verclaerden ende seyde dat in seekere voorleden tyden, te weten in den jaere Onses Heeren duysent vyfhondert ende elve, hy ende syn voorhuysvrow zaliger gedachtenis, Katryn Epes genaemt, een testament gemaeckt hebben binnen der voors. stede van Bolswaert, a b c d 40 e f D. 24.1.2 en 3. C. 5.16.3.pr. of X 4.20.8. Misschien beter (naar analogie van het allegaat): perseveravit. Lezing onzeker. Lezing onzeker. D. 24.1.32. 208 5 10 15 20 25 30 35 40 blyckende by instrumente daervan wesende, by eenen Wygerus Petri genaemt als notarys onderges. ende ondergeteykent, welke testamente dieselwe Hendrick noch approberende wil ende begeert van waerden te weesen ende onderhouden te werden in allen puncten ende articulen daert by deesen instrumenten niet verandert oft gemuteert wort, instituerende alsnoch ende makende syn erwen die armen tot Bolswart, also int voors. instrument oft testament verclaert staet, twelck hy gehouden wilde hebben als hyer expresselick verehaelt. Ende want hy met syn voornoemde huysvrou by tselwe testament een proeven gesticht ende gefundeert hebben, die hy wil geleegen hebben oft geleyt op Sint Jacobs altaer, staende in die kerck van Bolswardt. Ende die priester ofte priesteren in der tyt die dieselwe proewen bedient ofte bedienen sullen, geen seekerheyt specialicken en hebben waer sy die renten oft goeden van deesen proeven halen sullen, so ist dat die voors. Hendrick Nanninck zoen tot verbeeteringe mede van dieselwe proewen mitten alderbesten wecha, rechten, saeke ende maeniere hy dat vaste doen mochte, gunnet ende gewet ter cause van den doot, maeckt, bespreckt, bewyset ende assigneert tot die voors. proewen die goeden ende renten hiernae volgende. In den eersten het halwe goedt, leggende op Lutkgen Knosses by Bolswardt, daer Peeter Harmans zoen die ander helft van toebehooret, begeerende opten voochden van den voors. armen ende willende dat sy alsulke drie schilden als hy, Hendrick, gekoft heeft op syn lyff, laeten sullen by dit voors. goet, ende den voors. priester laeten volgen, ontfangende weederom in die steede van deesen renten andere van synen goeden, ende dat nae rade <van de> naebes. executoren. Item sal noch desen priester hebben vyf koegras, leggende Wittenzerdorpb. Item noch vier koegras, liggende achter die Heyligen Geest, diewelke die susteren nu bruyken. Noch twee koegras, leggende in Loockele Gruetc. Item noch zeeven pondemaeten lants, leggende op Oldeclooster veerd. Item noch ses pondemaet, leggende in den Marlinck. Noch XXIIII st. ewigen renten op een steede daer Hobbe decker op woont. Item noch XXIIII <st.> ewigen renten op een steede daer Reyn Ryne scheepmaker op woont. Item noch mede een koegras, leggende achter Hockaert, ende twalf st. ewigen renten uut een steede daer Bent op woont, welck van syn voornoemde huysvrou gecomen is. Item maeckt noch denselwen priester syn huys dat hy nu gecoft heeft, staende op die Kerckstraet, welk men ock betimmeren ende in raeck ende daeck holden sal buyten des voors. priesters coste. Item sullen noch die voors. armevoochden gewen den voors. priester drie goude guldens jaerlickse renten, ter tyt ende wylen syluyden hem beweesen hebben aen sulken stucke lants dat jaerlicks drie der voors. gulden waerdich is. En voor die eerste priester die des voors. proeven hebben ende bedienen en de vruchten tot den selwen behorende bueren ende heffen sal, so verkiest die voorn. Henrick Nannincks zoen ende noemt midts deesen meester Albert Gysberts zoen, student, leggende nu ter tyt tot Loewen, soveer hy tusschen dit ende Sint Jans missen naestcomende priester wordt, stellende anders ende noemende in syn plaetse heere Symon Alberts zoen van Harlingen. Twelck aldus geschiet weesende die voors. Hendrick Nannincks zoen, willende syn a b c 45 d e E: voege. F: voegen. E en F: achter dye heyligen Witten Zeedorp. Vgl. BB 279: Wytsumma terp. In plaats van Loockele Gruet in E en F: Foeckel guedt. Vgl. BB 279: Lutke Gruet. E en F: weer. In plaats van Reyn Ryn in E en F: Tryn Tryn. 209 5 10 15 20 25 30 35 40 45 naeste vrunden ende magen by maniere van codicill wat bet versien ende bedenken, naedien hem dunckt dat henluyden in syn testament voorn. niet genoch gemaeckt en is, heeft met den alderbesten wech, rechten ende forme dat vaste ende beste geschien mochte, geordineert ende gemaeckt syn codicille in manieren naebes. In den eersten alsdat alle syn susterlingen die syn doot beleewen, elcks hebben sullen vyftich rinsgulden carrent eens te betalen, also nochtans dat tgundt henluyden in syn testament besproken is, comen sal ende weesen tot een afslach van deese voors. vyftich gulden. Item sal meede Syburch Pieters dochter van aldusdanigen bespreek van vyftich gulden afgekort worden veerthien gouden gulden, die sy met haer dochter tot anderen tyden van hem ontfangen hebben. Item maeckt noch ende bespreeckt dieselwe Henrick Nannencks zoen syn susterlingen voors. elcks een pont groot tsjaers lyfrenten, uutgeseyt Egbert Timans soen, die twee pont groot syn leewen langk hebben sal, welke voors. lyfrenten die armevoechden binnen Bolzwaert uutkeeren ende betalen sullen, willende nochtans dat deese renten voor teerste jaer nae sinen doot niet en sullen betaelt worden, maer int anderde jare deerste betalinge gedaen sal worden. Item het convent van Oegeclooster, leggende aen Bolswaerdt, met Nolcka Jans dochter daer in wonende, hondert gouden gulden eens, waermeede sy ganschelick afstaen sal van alsulke bespreek ofte legaten als vooren syn susterlingen gemaeckt syn. Item bekent noch midts deesen dieselve Henrick Nannincks zoen schuldich te weesen derfgenamen van syn voors. voorhuysvrou gedachtichb duysent gulden carrent eens, op welke dusent gulden betaelt is een scheepsbrief van hondert guldenen, welke syluyden van hem op betalinge ontfangen hebben. Item voor den inboel die Henrick voors. Griet Jans dochter, syn tegenwoordige huysvroue, gemaeckt heeft, blyckende by instrumenten daervan weesende, sullen dexecutoren naebescreven gewen die erfgenamen van syn voorn. ee<r>ste wyf tweehondert rinsche gulden carrent eens, ende dat voor die gerechticheyt die syn voorn. voorwyf op deese goeden hadde. Ende oft gebuerde dat Egbert Timans soen voors. ofte eenige van den voors. Henricks bloede door groote outheyt oft andere ongevalle tot gebreck ofte armoede geraecten, dat Godt behoeden wil, begeert ende wil die voornoemde Henrick, dat die voors. armevoochden tot sulke synen armen vrunden ende magen diet nootlick te doen hebben, toesicht hebben ende bystant doen sullen. Welke voors. dispositie, makinge ende ordinantie, sowel begreepen in syn voors. testament, gemaeckt int voors. jaer van elve, int geen daert by deesen instrumente niet verandert wort, alsock verclaert in dit tegenwoordich instrumente, mytsgaders mede sulke makinge als hy gedaen heeft synre tegenwoordige voorn. huysvrou van goeden alhier wesende, blyckende by instrumente daervan gemaeckt, gedateert op gisteren, die voors. Hendrick Nannincks zoen seyde ende affirmeerde toe weesen syn testament ende uuterste wille, dien hy begeerde opentlicken ende wilde van waerden te weesen ende gehouden te werden nae rechten ende regule van testamenten ende uutersten wille, ofte by manieren van codicille ofte gifte ter cause van den doot ofte enige andere rechten waermeede dieselwe vaste ende beste van waerden blywen ende effect sal mogen sorteren. Ende om deesen syn testament ende uuterste wille in alle syne puncten ende a b E en F: Wolck. In het origineel stond mogelijk: Wlck. E en F: salige gedachten. 210 5 10 15 20 25 30 articulen volbracht te worden, stelde deselwe Hendrick, ordineerde ende maeckte executoers die eersamen heeren here Worp, prior in Thabor, ende here Aesga, provenpriester tot Bolswaert, met Albert Martens zoen glaesmaeker, burger aldaer, gewende denselwen executoren volcomen macht ende speciael bevel omme alle sine goeden nae synen owerlyden te aenvaerden, ende nae uutwysen der voors. drie instrumenten syn voors. testament ende uutersten wille te volbrengen, in alle manieren so dat recht es ende behoort. Biddende meede den vermogenden heere heere Godtschalck, riddere, stadthouder ofte owersten van Bolswaert, ofte gebuerde datter eenige lastige saken op syn voors. uutersten wille ende testamentlicken dispositien vielen, dat hem geliewe sich te voegen met den voornoemden executoren, ende tselve testament ende uuterste wille te helpen volbrengen ende beschermen. Diewelke voorn. executoren omme syn uuterste wille voors. te mogen voldoen, ontfangen sullen van syn voors. tegenwoordige huysfrou die somma van vier en veertich hondert guldenen carrent, welverstaende dat sy henluyden tgeen sy aen gelde niet leeweren kan, met schuldenbriewen ende handtschriften betalen sal, nae uutwysen enre cedulen, by denselwen Hendrick geschreewen ende haer gelewert. Op alle twelck voerschrewen staet dieselwe Hendrick Nannincks zoen begeerde sich van my, notario, gemaeck<t>, geschrewen ende geleewert te hebben een ofte meer instrumentena in den besten forme. Ghedaen ten huyse van den voors. Hendrick, testatoor, staende tot Amstelredam, achter den Nieuwen Prochiekerke op den Burchwall, in presentie ende byweesen van den eersamen ende wysen mannen heere Tomas Ackerman, priester, Pieter Hermans zoen van Bolswaert, Gerbrant Claes zoen van Workum ende Jarich Hobben van Bolswaert, inwoonren der voors. steede van Amstelredam, tuygen van goeden geloowe, hierower geroepen ende gebeeden.b Gecollationeert met den principale, int francyn geschreewen, ende waere met eygenen handen onderges. aldus: Ick, Henrick Nannincks zoen, bekenne dat dat myn laeste wille es, myn eygen handt, Henrick Nannincks zoen. Dominus Thomas Ackerman, priester. Pieter Harmens zoen als tuuge subscripsit. Jarich Hobbes zoen als tuyge subscripsit. Ende daerachter waere noch een acte ges., luydende aldus als hiernae volget: Et ego, Franciscus filius Nicolai de Delft, publicus sacra imperiali auctoritate notarius, ac coram venerabilibus virisc dominis provisored et decano jurisdictionis Amsterlandie pre scribae iuratus, quia promissis omnibus etf singulis dum sicuti a b 35 c 40 d e f 45 In E en F hierna: openbaer. In C hierna twee verwijzingstekens, waarachter respectievelijk: bewysinge en: hondert, waarna: Ego, Franciscus, notarius infrascriptus, approbo annotatum defectum. Omdat hiermee corresponderende verwijzingstekens in de tekst ontbreken, is onduidelijk waar deze woorden moeten worden ingevoegd. In E en F ontbreken deze verwijzingen en volgt na gebeden direkt het notariële onderschrift. In C hierboven geschreven: libris. E en F: primariis. In plaats van pre scriba in E en F: gratia. In E en F hierna een aantal puntjes, waarna: Collationata est presens (E: publica) copia cum suo originali, cum quo concordat. Teste me notario infrascripto (F: infrascripsi). Onder stonde: Gecollationeert met sekere copie, in papier geschreven, ende niet getekent, ende daermede bevonden te accorderen by my, ter ordonnantie van den Hove (get.) 211 5 prescribite fierent et agerentur una cum prenominatis testibus interfui, eaque omnia et singula sic fieri vidi et audivi, idcirco huiusmodo instrumentum publicum manu mea propria exinde confeci, subscripsi et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meo solitis et consuetis signavi, in fidem et veritatis testimonium omnium et singulorum praemissorum, exactus et exquisitus. Ende neffens dese voorgenoemde acte stonde geschrewen een notarysteyken, te weeten een stene ende dairbowen een werldt met een cruys, ende daeronder waere gescrewen: Franciscus de Delf, notarius publicus. Omnia de sursum.a Etc. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, naar B). GA Franeker, Archief Gerecht, inv. nr GR V. Opschrift: Copia copie. In de marge: Codicill. - D (1591, door Faber, naar een afschrift; nogmaals gecollationeerd met hetzelfde afschrift door Baerdt, griffier van het Hof van Friesland). Niet voorhanden, bekend uit E en F. - E (18de eeuw, naar D). GA Bolsward, Archieven Armvoogdij, inv. nr 63. - F (18de eeuw, naar E). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, 388-399. Het afschrift D, waarop EF terug gaan, is volgens de ondertekening van Faber Gecollationeert met sekere copie, in papier geschreven ende niet getekent. Hiermee kan C zijn bedoeld, dat deze kenmerken heeft. Gezien de verschillen tussen C en EF is het echter waarschijnlijker dat EF teruggaan op een ander afschrift, mogelijk B. 10 15 20 107 1524 juli 22 Tette, vrouw van Heere 25 30 In den naem Goeds, amen. Item in den jaren Ons Heren dusent 5co ende wyr en twentich, op Sunte Maria Magdalenen dach, soe heft Tette Heeren huusvrouwe ghemackt hoer testament ende leste uille, ende heftet ghemackt in die teghenwoerdicheit des Hyllighen ende Eerueerdighen Sacraments ende mede by an ende over uesende ghebeden ende thogheropen tughen, hyronder benoemt ende bescreven, des naeghesc. testaments tho ontholden ende de waerheit daerin to segghen ende tughen waer des van noeden mocht uoerden, in den recht ofte buten rechte, etc. Ende ditselffe testament heft Tette voersc. selves myt horen lyfachtighen woerden uutghesproecken, ende uyl dat dit besc. testament sal gheholden woerden ende achterfolget van horen arfghenamen, ittelick by een peene toe verliesen syn arfnis dewelck hem mocht comen van Tetten guderen. Item int eerste gheft Tette onsen patroen, Sunte Marten tho Weestergheest, myt die 35 a 40 Faber, met halen, 1591. Desen andermael gecollationeert tegens vorschreven copie, in pampier geschreven, is desen daermede accorderende befonden by my, griffier ’s Hoffs van Vriesland, (get.) H. Baerdt, met halen. C: Jesina de Siersen. Zie voor het devies van de notaris: Oldewelt, ’Notarissen te Amsterdam voor 1600’, afb. 9. Kennelijk is deze spreuk in de loop van de overlevering verbasterd tot een naam, waarin men mogelijk een copiïst heeft gezien. 212 5 10 15 20 25 30 35 pastoer ende vicario dat halff huus, dat achterste eeinde, woer hoer leghersteede ende dat eerste jaer achterdaden. Item Tette gheft een roede ffeens toe Feencloester, ligghende op Suaghe ffeen, daer Wygher Feddema op die westersyd is de naeste ende Oncke Onckema op die oestersid ys die naeste, woer myn ende myn dochter leghersteede. Item Tette gheeft anderhalf paer groete silveren slaghen Onse Lieve Vrouwe in die Sonne toe Weestergheest mede toe versyren. Item Tette gheft hoer best roede rock op Sunte Annen altaar tot een karsufel, misse mede toe lesen. Item Tette gheft Onse Lieve Vrouwe tho Berghen een philipsg. Item die patroen in Oltwold een olt scaep. Item dat bedde ende die groete ketel, die wy tsamen hebben ghekoft, gheve ick Heere, myn echte man, myn paert syn lyfstont, daernae salt die patroen hebben. Item oeck gheeff ick, Tette, Heere myn part van die uaghen ende die twen peerden syn lyfstont, daernae salt oeck die patroen hebben. Item Wytthyen, myn moye, gheff ick, Tette, myn beste peels, daerwoer sal sye myn ziele ende myn moeders ziel helden in de sonnendaghes ghebeden. Item suster Aleit gheff ick, Tette, dree ellen reyls, ende suster Margreta gheff ick, Tette, een hoefdoeck. Item heer Bauck to Weestergheest gheef ick een kuipe, van twen die koer daervan. Item oeck gheff ick, Tette voirsc., myn pastoer myt den vicario een koe, welckeer koe sal wesen een yseren koe, woer naedelinghe des jaers mynre ende mynre dochter zielen, dwelck mochten vergheten werden van mynen vrenden, ende dieselve koe sal Heere, myn eecht man, toe herft den preesteren overgheven. Item ock gheff ick, Tette, myn pastoer ende myn bichtvader een ameren kransken, opdat hye des toe trowelicker woer myn ziel sal bidden. Item Jicke Mennema, myn neeff, gheve ick, Tette, een trisoer woer een liefghyfte. Item nae al desse voirsc. ghyften ende ghaven soe mack ick, Tette voersc., myn suster Sytthyen aerfghename van al myn ander guederen, sye bynnen tyl oft ontyl, reppelick oft onreppelick, lant, sant, woer sye gheleghen bynnen, etc. Hyr bynnen by, an ende overgheuesen als thogeropen ende mede ghebeden tughen, Jucke Taken zoen, Wyben Aelckema ende Gherbrant Wyghers zoen, Ryske Ballincks zoen, Abel Lambers zoen, Ana Rentthyen man ende Idse Pelmer suagher ende meer ander tughen ghenoch, etc. Want ick, heer Wygher, selves nuu ter tyt gheen seghel byn hebben, omme merer westicheit dis testaments soe heb ick ghebeden mynen vicarium, heer Thyaert, dat hye dit testament ende leste uylle woer my wolde beseghelen. Dewelck ick, heer Thyaert, vicarius in Weestergheest, heb myn zegel gedruckt omme bede myns paerstoers. Anno et die ut supra. <Onder het zegel:> Heer Tyaert, prester, subscripsit. Origineel: A. RAF, Archief Klooster Veenklooster, inv. nr 2. Met opgedrukte zegel: 116. In dorso: Testamentum van een rode op Tswager ffeen, Wiger Feddema op dye westersyd ende Oenk Onkema op die oestersyt [***]a ons ankomen anno XXIIII Magdalenae. Druk: a. GPCV II, 467-468. 40 a Eén of twee woorden door verbleking onleesbaar. 213 108 1524 augustus 5 Jose 5 10 15 20 Item Barbara sal hebben nae Jose doed ffyff ende twintich enckelg. Item bet een bed myt syn toebehoer. Item Onse Lyeve Wrowe kass myt dye doeren. Item twe blaekers. Item bet twe cleyne kanl[aer]s woergult. Item bet ffyer ander kelen wel dat see kyst. Item Helena en bed myt syn toebehoer. Item daerthoe ffyfteen koepmansg. ende ffyer koeren ofte kelen. Item Lysbet en bed myt syn toebehoer ende ffyff koepmansg. indeen dat see toe cloester geyt. Item Anna ffyff golden gulden. Item fyertich golden g. foer dusent zyelmissen woer myn zyel. Item Onse Lyeve Vrowe toe Oldehoeff twe golden g. Item her Wopke en golden g. Item her Dychie ende her Philips elck en halve g. Item en cleyne mesken crone sel [for]tana uesen in dat capell toe Kammigabuer. Item ffoertmeer wat daer overblyfft, sal men woerkopen ende geven den rechten armen. Item ick seth toe executoers wan myn testament heer Wopke, Wibbe Gerryts, Wolter slootmaker, Evert sloetmaker, Aernt scheryer, Hendryck mesmaker ende Dominicus schoer. Int jaer Ons Heren XVc ende XXIIII, op Sunte Dominicus dach, omtrent sess uuren morgens hevet Jost dese addicie gedaen op dat principael testament: Item dye prost toe Fors[....]b dye beste dree kussen d[a]er ick heb. <Ondertekend:> Wyebbe Geerryts soen. Doemynycus. Uolter sloetmaker. Evert scleetmaker. Arnet. 25 Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. nr L 36. Zeer verbleekt en vervuild. In dorso: afschrift (1520 april 30) van het testament dat Jose maakte vóór haar professie (1515 oktober 13, zie nr 89) en van de oorkonde waarbij pater en mater van Aalsum verklaarden haar op te nemen in hun convent (1515 november 30). De oorkonde is slechts origineel wat de gedateerde aanvulling betreft. Er vindt geen wisseling van hand plaats, dus de eerdere makingen zullen zijn afgeschreven. In het testament van 1515 wordt al verwezen naar nog te maken legaten. Zij kunnen zijn gemaakt bij diezelfde gelegenheid, of in 1520, toen het afschrift van het kloostertestament en de opname-akte werd vervaardigd. 30 35 a b Lezing onzeker. Het is verleidelijk hier Forswerd te lezen, maar Foswerd was een abdij, geen proosdij. 214 109 1524 augustus 29 Renck, vrouw van Reinner 5 10 15 20 25 In nomine Domini, amen. In jaer dusenn vyffhundert inde XXIIII, dagh op Sin[te] Augustunsen dagh, heff Renck Reinners wyff durrich guider beda[cht]inghe onser stervelicheit, mey guedt, riept bereidt ende gesondt versta[ndt], hoewel cranck vann lichgam, maecket hoerre testament, codicill offte l[este] wylle, off heth nae dy ruechtenn beest stein mey, in tegewordicheit m[yn], heer pastor inde bychtvader, her Evert, inde eyn orkenen ney voirsc. dier [..] biede inde roepe in maniren ney voirsc. Int ieerst gefft sy hoir patron Sinte Lebuynn dardehalff eynsce landts, lidsende in Wal[...] fynnen, inde eyn ewichge memorie op eyn eynsce landt der s[y] dy helff vann kepenn hefft van Lyoytye, lydsende in Tyaerde wae[r], inde ys dar wrlep vann dy berne landt. Item soe geve dy kyst inde hair griene roeck Lywcke, hair nyff, ende schyolt den keep ende dae penningen darret op uuthleyd synd thoguidt inde qwyt. Item soe ge[fft] sy Syuick Wybe wyff eyn hoefft landt te Noerdebuerenn, twa jaer lanck huierfry toe brueckenn, inde diertho dy lyepste gryene roeck. Soe gefft si Lyoytyen voirsc. dem alde myndenn roeck ende dy pelsen, inde dartho X st. vann schuldenn inde eyn jaer huers van eyn eyn[sce]a landt fry. Item soe begerretse sex snyes sielmissen fan stondt aen by hoir bichvader reed toe doen voir haer siell. Item soe geftse Wabbe d[y] beeste mynde roeck, dirvan eynn philipsg. onse kercke toekent. Item Sipke Douwe zoen hefft Renck voirsc. befellen datse voir synn faer inde moer mey dae frinden mackende eyn ewichge memori, welck Renck nu voirsc. haeth maecken, ende haethze gelaecht op Bonte landt, datsi tho hoedem soe seytze [***]b fan tolgueden naeth meer berren [***]c. Al dinck sonder fallikan[t]. Inde orkunde der wairheit zoe hefft si bedenn Arnt Lyuckes zoen inde Tyardt Douwes zoen. <Ondertekend:> Her Claes Jacobs zoen lye ut supra. Meus Agga zoen <h.m. 16>. Jolthye Wybema <h.m. 15>. Boye Thomas <h.m. 3>. Abba Sypkes zoen <h.m. 1>. Agga Douwes zoen <h.m. 2>. Idts Tzalynges zoen <h.m. 11>. Tyerdt Douwes zoen <h.m. 20>. 30 35 a 40 b c In de marge: Datwelck voersc. insce landt ys vervallende in heer Claes Jacobs tydenn, pastor anno eyn un vyfftich, inde hefftse geschenckenn dy kercke, allzoe als sit vervallenn geweest by synnen tydenn. Ruimte opengelaten. Ruimte opengelaten. 215 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Beschadigd. Opschrift: Copie ut Renck Reinnres wyff testament salichge gedachtenis. De datering is geïnterpreteerd als: daags na Sint Augustinus. Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76. 5 110 1525 februari 1 Fokel Gerlefs 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heeren tusen vyffhondert ende vyff ende twintigh, opten aersten dey in februario, haeth Fokel Gerlefs wrtocht datter nen tingh is sickerer dan dy daedt ende naet onsickerer dan dy wra des daeds, ende wessende cranck jeff sieck van lichaem, men sond ende witende van zinnen, hyar testament, codicil jeff leste wille ende schickinga hyar tytlycke gueden biscriwa lieten, in manieren hyrney volgiende. Int aerst byfelt hyoe Godt van hymelryck hyar aerme ziel, ende biyereth hyar lichaem tho resten op dae minrebroere hoeff, ende bispreckt aldir saun enckelgoudn. Item hyoe bispreckt Sinte Marten, uus patroon, een enckelgn. Ende Fokel bispreckt dy patroon toe Kimswert sex enckelgoudn, dy persinne en hael schild, ende dae ora praesteren IIII sts. Item Fokel bispreckt dy persinne toe Bolswirdt ende maester Haringh elcx sex sts, ende her Marten, hyar biechtvaer, XII sts, ende dae ora praesteren elcx een dobbeld str, ende saun jeerdeel neya syde ende plyga ende alde gewoonten. Item Fokel bispreckt twier enckelgn Sinte Anthonis ny jesthuus toe timringhe. Item hyoe bispreckt dat Hellige Crioes toe broeren een pond wax. Item Uus Vrowe capel ende toe Kimswerdt twae pond waghs. Item Fokel maecket eerwen tho al hyar replycke ende onreplycke guederen Sybrin, Abbe, hyar zinnen, Pier hyar zins bern, ende Thieth, hyar dochter, in deessen manieren alsdat Thieth schel habbe dae staeten ende vyff pondemeta in dat goed dir Anna ende Thieth op wenje ferre uuth, ende liete Pybe leere datter een gued man wirde mey, ende byerreth dat Gerliff ney Anna ende Thiede daed, byliowert, dae sieta schel bywenia om dae namme. Item hyoe bispreckt jeff wol Sybrin toe vyff pondemeta in datselffde gued in dae Nes verra uuth. Item hyoe wol Peers bern tho XIII klinckerden omdatze twintigh jeer alt zint, ende dirney schelles habbe hath hyarre barre mey. Item ist saeck dat Sybrin naet byhaelt dir hy van Fokel moer hath caepet om XXVI gn, soe schel Abba ende Thieth dy schaed mey bytelie. Item Fokel wol dat Abba, hyar zin, schil habbe dae vyower enckelgoudn renthen dir hyar thoekent sint buppe dy helt, als hyae wel wyta om hyarre secken, ende hierjen schellet Sybrin ende Thieth weer habbe fyower enckelgn renthen in dhyoe zieta voirs. Item Fokel eerwet hyar bern jefta eerwen foirsn huus ende huusreed ende al hatter oers is tholycke. Ende soe schelles hyar testament voldwaen eer datse renthen off eenigh gued opberra jefta oentasta, by verbernisse dessis aerffscips. a B: mey. 216 5 10 Item hyoe byspreckt bockinga wr heel Wondenzeradeel. Item hyar bywaerster vry huus ende barninghe toe maye. Item hyoe byspreckt jefta leydt Thieth thoe hyar hoytie, ende soe schell hyoe Gerleff Piers zoon jaen fiower jelna hoerns lecken toe en sloeff, ende Wobbel Piers dochter schel habbe dy rock, ende dy lytie feynt dy sloeff. Ende byerreth dat Sybrin Piers bern schil regierye. In een tyoegh disser wirden soe sint hyrthoe roepen orkenen dy wird hyrin thoe hlyen, als Riuerdt Gysberts zoen ende Gerrydt Jans soen. Ende om mara vasticheydt soe hab ick, her Marten, vicarius in Bolswerdt, om Fokels beeden ende orkenen foirscr., sygla als een testamentarius. In den jeer ende dey voirsn. Gecollationeert jegens den principalen van deessen, in pampier ges., ende was daermede accorderende, by my, ondergeschreven, den XXVen martii, anno XVIc ende XVIII stilo veteri, <ondertekend:> 15 20 G. Nicolai. Anno Domini 1618. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1618, door G. Nicolai, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2556. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Een testament by salighe Fokel, Gerloff Piers zoon naegelatene weduwe, is ghemaeckt. Requiescant in pace, amen. Druk: a. OFO II, nr 322. 111 1525 maart 28 Bauck, vrouw van Peer 25 30 35 Ick, Bauck Peers wyf, dwe kond ende epenbier vermits desen dat ick uut vrye wille ende opset in crefft dissen brieves hab jouwen ende wrdreggen, jow ende dreg wr, in donacionem causa mortis om dat foerndeel dier Pier, myn man, haet mecket ney hluyt syn testament, mey toe verbettrien, dat uus gheslachte ende bloet toe bet in eren schel bliwe, myn golden tried mey dat ghestient, ende diertoe vyf enckelghulden renten ney myn daed uut myn gued, ende dat op alle mieten ende maniren als dat forndel ney Pier myn mans testament is mecket. Ende omdat dit schil steed, fest, onverbrecklic ende sonder enighe weeroepen van my, Bawck voersn onderhalden wirde, so bikenne ic, Bawck voersn, dat ick hierop swern hab disse donacio nymmermeer weer toe roepen. Voirtmeer hath Bauck vermits dessen ghemaect ende ordiniert dat Pier, hoer man, scil macht habba een deelscip twisken hiara twier kynderen toe mettyen, ende hoe Pier, hoer [ma]n, die goeden scheit, scillen hya tevreden wesse. Alle falikant ende argelist uutsletten. Hiertoe sint gheroepen ende beden tyoegen die eerbare ende welgheleerden heren maester Edo toe Bosum, heer Claes up Tzarckgheest, pastoren, Hessel Obba zoen, Dirck Elzes, Thys Thys zoen, Douwe Hidde zoen, Claes Ulbet zoen. 217 5 Ende om mare festicheit van dissen habben wy, tyoeghen voersn, beden die eerbare heren, als maester Edo ende heer Claes, disse donacio voir ons toe bisiglien. Welc wy, heer Claes ende maester Edo, voir onsself als med[e]tyugen ende ter bede der anderen tughen, bekennen ghedien to habben. Int jaer Ons Heren tusent vyfhondert ende XXV, den acht en twintichsten dach marcii. <Boven het linker zegel getekend:> M. Edo Walikama subscripsit. 10 Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 28. Perkament. Met twee uithangende zegels: 1 (24), 2 (12). Druk: a. OFO IV, nr 243. 112 1525 september 3 Albert Marten zoen 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren dusen vyfhondert ende vyf ende twintich, opten derden dach in septembri, heth Albert Marten zoen, burgher in Bolswert, owerdocht datter gheen dingh is seeckener dan die doet ende niet onseeckerer dan die wra des doets, ende heth syn testament, codicil off leste wille laten bescriven, in manieren hyrnae volgende. Int eerst byveelt hy God van hemelrick syn arme ziel, ende begheert an alle goeden hellighen datse voir hem willen bidden om Goden gracia ende ghenaeden. Ende begheert syn lichaem to rusten by Ansk, syn wyff, op die observanten kerckhoff, ende byspreckt den broeders aldaer een enckelg. Item hy byspreckt Sinte Marten, syn patroen, een keysersg., ende syn biechtvaer een keysersg. off een balk, leggende naest syn doer. Item hy byspreckt die reguliers toe Thabor een halve enckelg., buten die halve g. die sie hem schuldich syn. Item hy maeckt syn eenighe kynt daer noch levet, rechte erwe van al syn gueden, replick ende onreplick, als hem God verlenighet heth. Ende ist dattet kynt sterft sonder echte kynden, soe maeckt hy den rechten armen toe Bolswert erwen van al syn gueden voirscn, want hy met Ansk, syn wyf, hebben die gueden tosamen cloecklick ghewonnen, ende syn van hoeren olders niet ghecommen. Item Albert byspreckt Hylk, Anske suster, Eelke wyff toe Tzerkwert, twie koeyen off tgelt daervoir, indien dattet kynt sterft sonder echte kynden. Item Sibrin Minnema zoon toe Arum is hem schuldich achtien enckelg., te bytalen toe Sinte Gregorius dach naestcomende. Item hy byspreckt den armen toe Bolswert tien enckelg., ist dat syn kynt toe lyff blivet. Ende sterft dat kynt, soe sullen die armen erwen wesen als voirscn is. Item hy heth op die hant gheven Syoucke Lollama drie ende dertich enckelg. voir drie last koern toe Sinte Lambert to leveren van die arme gelt ende wegen. Item Jella Hille zoen toe Arum sel die armen leveren tien lopen koern. Item hy kent den armen ende ander luyden schuldich toe wesen ende ander luyden syn hem schuldich nae uutwisinghe syn schuldboeck, ende daer wil hy op sterven wat dat boeck vermilt, etc. 218 5 10 In orkunden dissis ende seecker vasticheit dis testamentis soe heth Albert voirscn laten comen orkenen die waerheit hyrin toe belyen, als Hille Willem zoen, Jan visker ende Wyba holtsnyder. Ende hebben ghebeden heer Marten, testamentoer ende syn biechtvaer, dat hy om syn bede wille ende der orkenen voirscn disse leste wille heth besegelt. Ende Albert heth executores ende monden ghemaeckt meister Thomam Gerrytis zoen, Nanna Reyndis zoen ende Harka toe Syl. Actum anno, die, mense ut supra. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (waarschijnlijk gelijktijdig, naar A?). GA Bolsward, Archieven Armvoogdij, inv. nr 63. In dorso, m.a.h.: Alberts testament. 113 1525 november 13 Albert Wilcke zoen en zijn vrouw Remck 15 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren M vyfhondert ende vyf ende twintich, op Brictii episcopi dach, heb ic, Albert Wilcke zoen, cranck van lichaem, nochtans verstandich van sinnen ende cloeck van verstant, maecket myn laeste wille, in maneren naescreven. Int eerst bygeer ic myn legherstoel, als dat bod Godis verfold is, tOldehoef by Onser Lieve Vrou ende onsen patroen Sint Vyt. Ende maeck Remck, myn wyf, erfgenaem van alle myn goden, tweten tot hoer lyfstond, ende nae hoer doet soe byspreeck ick by consent myn wyf dat huus alst staet met cameren, Ons Lieve Vrou ende Sint Vyt die helft, ende Sint Anthonys gasthuus die ander helft, soe sullen de foecden seven jaerdeel voer beyde zelen beuaren. Ende die ander goeden die daer overbliven nae de laesten doet, sullen beyder vrienden rechtlyck delen, doch indien hoeren of een noetlast overkomt, sullen sie moghen hoer noetdruft vant huus of goden moghe nemen. Item de predicatores ende minores eelck drie floreen voer myn zele salicheyt. Item toe Holuert ende toe Brantghum eelck een oert gouden. Item Remck, myn vrou, sal foerd myn ziel foldoen ende beuaren. Dit is cortlyck myn laeste wille, die ic wil onfoerbrechlyc onderholden hebbe. Oirkunde der uaerheit heb ic hyrtoe ropen ende beden tuyghen, als Hidde Syurd zoon, Hans Lens, Claes scutmaker, Agge cuper ende meester Peer, myn testamentoer, om desen myn laeste wille met hoer segelen of hantscriften toe byfestighen. Twelck wy, tuyghen vorsc., hebben gedaen. Ende ick, Remck, bid dese selven tuyghen om tuygnis dat ic in dit self testament consenteer ende mede heb gemaecket. Indien ic foersterve, soe salt in gelyker form gescien. Datum als vorsc. <Ondertekend:> 40 Hans Lentz. Hidde Sywrds zoen. Petrus Syrici subscribsit voor Agge ende Claes. 219 Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr. 10. Met opgedrukt zegel: 93. In dorso: Albert Wylckes soons testament. Druk: a. OSA, nr 121. 114 Cathryn, weduwe van Juw Dekema 5 10 15 20 25 30 35 40 1525 december 20 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heren tusent fyffhondert ende vyff ende tweintich, den tweintichste dey decembris, soo hat dyo eersame vrou Cathryn, zalige Juwe Dekema efterlietena wedue, oertinzende dy onsikerheit des menschelicken libbens ende onsikerer eind oft wra des daedis, bi gaen ende staen, sond ende machtich van lichaem, wys ende verstandel van sinnen ende memorie, met rypen rede ende voorbetrachtinge, toe Godis eren ende frede herney commende, schict ende ordineret her testament ofte leste wille, in allen manieren, pont ende forme alst ney riucht alderbest staen ende halde mey, als hierney scr. steet. Int aerst hatze befellen her ziel God almachtich, ende dat lichaem begraven toe wirde toe Franeker bi her man, Juu Dekema, ende hat bespritzen dae tzercke aldeer sex enckelg. ganckber jeld eens, toe bestedigen deert dae prestren ende voochden aldernetst tinckt. Item dat Sacraments altaer tria enckelg. eens, doch deer in toe reckenyen ende aff toe kirten datjen datse Jan drayer bifellen hat toe meittien. Item alle oera altaren ½ pond wax eens. Item dyo tzercke op Nyeland een pond wax. Item toe Witmarsum dyo tzercke tyaen sten, dy pastoer saeun st., ende dae oera prestren elck fiaerdeheel st. Item toe Hiellum, Weidum, Baerd, Deersum, elck een enckelg., dae oera prestren elck een oert g., toe Winsum hael soefolle, uutseid dae jongprestren elck fiouwer st. Item dae fiouwer biddende oerden elck tweer enckelg. Item in Franekerdeel elck tzercke X st., dae crucebroeren toe Franeker fiouwer enckelg. eens, ende her biechtvader een enckelg. Item die pastoor ende tweer vicarien toe Franeker elck een enckelg., master Aesgho tweintich st., ende alle oer[a] prestren aldaer elck een oord g. Item in Franekerdeel elck tzercke tyaen st., dae persennen elck fiaerdehael st., ende dae jongeprestren elck twe st. Item dae oera tzercken ende prestren in Baerderadeel, ferra naet naemd, besprectze gelyck als van Franekeradeels tzercken ende prestren, hyrfarra scr., allegara gangber jeld ende eens, etc. Item soo wil Catryn vors. dat indient soo foel dat master Jarichs goedens in fraemde handen foelen troch hem oft syn kynderen ende kyntskynderen, soo schil altyd dat huus toe Franeker dier hem toeleid is, weer vervalle op Sicke Dekema oft op Hette oft Sicke aedtste bern jeff bernsbern manspersoon, ende in hara gebreck Sicke Gratinga ende Ide bern in lycke forme. Doch off Hette ende Sicke kynderen off kyndskyndren in lycke graden bevonden worden, hia d[ier]om toe lothien. Ende weer off master Jarichs off Hette off Sicke off Ide kynderen off kyndskyndren goeden, hier toeleid, in fraemde handen verfoelen, soo schillet alle tyden weerom vervalle oen Cathryne sibste bloet, dan int libben wessende, dyo goeden dier dyo erffd hadt, oon her bern ende bernsbern. 220 Origineel (A) niet voorhanden. Onvolledig afschrift: B (17de eeuw). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1408. De tekst beslaat f. 1v van een dubbel vel. Kennelijk ontbreken één of meer binnenvellen. Druk: a. OFO II, nr 327. 5 115 1527 oktober 13 Gregoris Bertolff van Aken 10 15 20 25 30 35 Wy, borgermeesteren, scepenen ende raeden der stadt van Leeuwaerden, hiernae genoempt, doen condt ende kennelick eenen yegelyck die dese tegewoirdighe brieven zullen zien oft hoiren lesen, dat op huyden, datum van desen, is voir ons erschenen ende gecompareert die erbaere hoochgeleerde Gregoris Bertolff, geheeten van Aken, president etcetera, ende heeft gemaect ende geordoneert ende voir ons gepasseert zyn testament oft uuytersten wille, zoe hy ons overgaff in gescrifte, gescr. by der handt syns getrouwen clerck Aerden Schoyt, zoe die voirg. president ende Ardt Schoyt, voir ons tegewoirdich wesende, oyck gestonden ende affirmeerden, van welcken gescrifte den teneur wordde hy onsen s<e>cretaris gelesen in onsen tegewoirdicheyt, ende volght hiernaa van woerdde te woerdde, luydende aldus.b In den name Ons Heeren, amen. Ick, Gregoris Bertolff, geheeten van Aken, president der K.M. in zynen hoogen raide van Vrieslant, zoen Jans Bertolffs van Aken, die hy gehadt heeft van saliger gedachten jouffrouwe Elisabeth, wettighe dochter wylen Michiels Scribaens, zynder ierster huysvrouwen, aenmerckende dat nyet zekerder en is dan die doot, noch nyet onzekerder dan die ure derselver, begerende daeromme ende willende, eer my die doot bevanct, te disponeren van den tytelicke goeden die my God almachtich op deser werelt verleent heeft ende by zynen godtelycke wille noch verleenen sal, hebbe gemaict ende geordoneert, make ende ordonere by desen myn testament ende uuytersten wille, die ick begere van den voirs. mynen goeden te geschieden, volbracht te wordden ende stadt te grypen, het zy als testament, codicille oft anderen uuytersten wille, in der bester formen ende manieren zoe yemants uuyterste wille lichtelicxste ende best stadt grypen ende effect sorteren mach, na recht, geestelick oft werlick, oft oyck na coustume. In den iersten bevele ick myn arme ziele der ontfermherticheyt Ons Heeren Jesu Christi, der bedinge, behulpe ende assistencie zynder gebenedider moeder Maria ende allen den hemelsschen here. Ende myn lichaem bevele ick der gewyder eerden, begerende ende kiesende myn sepulture tot Bruessel by saliger memorien myn lieve hyysvrouwe in Sinter Goelen kercke, oft Sinte Peeters tot Loeven onder myns vaders sercke, zoe myne executeuren van desen testamente best ende gevueghelicxste duncken sal. Ende oft ick in Vrieslant aflivich wordde, begere ick mynen dooden lichaem tot Bruessel oft Loeven teneynde als boven gevuert te wordden. a 40 b De passage wordde ... hierna verbeterd uit: hierna volght. Deze hele eerste alinea staat in de marge. 221 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Voirts alle myn goeden die ick achterlaten sal, haeffelick ende erffelick, die make ick mynen vier kinderen, te weeten Grietken, Jan, Janneken, ende Cristynken, die ick gehadt hebbe van wylen myn lieve werdde huysvrouwe jouffrouwe Katryne, dochter Pieters van Edingen, geheten van Aelst, tapissier ons heeren skeysers, dieselve daerinne myn erffgenaemen instituerende, behoudelic nochtans die dispositien nabescreven, te weeten dat Jan, myn zoen, sal behouden zyn prerogative in de leengoeden, ende dat hy alleen sal hebben ende behouden alle erffgoeden, gronden van erven wesende. Dies sal hy zyn zusteren recompenseren in renten, na werdde ende estimatie van den pachtingen van denselven gronden van erven ende anders nyet, ende welcke renten nyet en sullen mogen gelost wordden, tenzy dat dieghene van zynen zusteren die hy lossen wilt, zy gecommen tot XXVI jaer oft tot huwelick oft geestelicken staete. Item ick make mynen bastardt oft bastaerden, indien ick ennige achterlaete, elcken XXV rynsgulden jaerlicx tzynen lyve ende nyet langer, tenzy dat ick dieselve binnen mynen levenen versie van beneficien oft lyffpensien, diewelcke sullen die voirs. XXV rynsgulden lyffpensie cortten. Item mynen zeere lieven geduchten vader ende jouffrouwe Margriete Bertyns, zynder huysvrouwen, mynder liever moeder, diewelcke my voir huer eygen kint ende zoen altyt gehouden heeft, ende anders nyet gedaen oft zy my in hueren lichaem gedragen hadde, des ick heur nimmermeer te volle en can bedancken, ende elcken van hen, zoe hem dat aengaen sal, scelde ick quyte van alle penningen die zy ontfangen hebben, hetzy tersaken van der successien van den voirs. Michiel Scribaens mynen grootvader affgequeten renten, oft tersaken van der pensien die ick gehadt hebbe op Sinte Pieters aultaer tot Loeven oft anderssins. Desgelycx scelle ick hen quyte ende elcken van hen, zoe hem dat aengaet, allet ghene des zy my schuldich zyn oft ten tyde mynder aflivicheyt schuldich zullen zyn, ter causen van den hondert rynsgulden sjaers die myn vader by instrumente van den huwelicxer voirwerden tusschen my ende myn voirg. salighe huysvrouwe, gemaict XXI daege in oigst int jaer XVc ende XVIII, ende dieselve myn vader ende jouffrouwe Margriete, zyn huysvrouwe, myn moeder, mit scepenen brieven van Loeven, XVIII daege in septembri daernaest volgende, my geloeft hebben jaerlicx te betaelen oft te laten heffen op thoff te Grueningen Overloo. Ende zullen daeromme myn kinderen oft andere erffgenamen oft nacomelinge denselven mynen vader ende jouffrouwe Margriete, zyn huysvrouwe, myn moeder, oft yemanden van hen tersaken van dyen nimmermeer yedt mogen heysschen oft dieselve daeraff molesteren in rechte oft daerbuyten in enniger manieren, maer sullen dieselve daeraf teenemale quythouden, op condicie dat myn lieve vader ende moeder my noch mynen kinderen nyet te laste leggen sullen die costen die zy aen my gehangen hebben, het zya terzaken van mynder scholen, promotien oft tersaken van myn huwelick oft anderssins, oft oyck donderhoudt van mynen kinderkens, voirts oyck (op condicie gelick myn lieve vader ende moeder my genouch toegeseeght hebben), dat zy sullen laten ende maken te hebben nae huerder beyder aflivicheyt my, indien ick henluyden overleve, oft in gevalle ick voir hen aflivich wordde, myn kinderen, twee hoeven, te weeten tvoirs. hoff te Grueningen Overloo met allen den toebehoirten, daerinne ic oyck gericht bin by testament saliger gedachten wylen heeren Symoens Sampeyn myns peteren, ende thuys mitten hove ende heuren toebehoirten, geheeten tHoff ter a Hierna doorgehaald het te vroeg gecopieerde: tersaken van myn huwelick oft anderssins. 222 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Hoofstadt tot Corbeke, oyck Overloo, by de kercke alder. Dies begere ick dat myn lieve vader ende moeder believen wille in gevalle mynder aflivicheyt dieselve hoeven te laten comen in handen van Jan, mynen zoen, ende dat hy zyn zusters verlycke mit renten. Desgelycken is myna begeerte dat allen die gronden van erven die myn vader ende jouffrouwe Margriete, myn moeder, swaerlick ende van langer handt byeen gecregen hebben, dat zy die nyet en scheyden, maer om thuys ende familie in eeren te houden, laten die in een handt, te weten in de handt van my, byalzoe ick hen overleve, oft fan Jannen, mynen zoene, ende dat zy die vrienden van moerken ende myn zustere kinderen, ende in gevalle mynder aflivicheyt myn dochteren, versien van quytbaer renten opte selve goeden oft anderssins. Welverstaende dat ick in dese twee leste puncten mynder begerten, te weten van den twee hoeven in gevalle mynder aflivicheyt in handen van mynen zoen te laten meer dan van mynen dochteren, oft ten anderen van alle die gronden van erven in een hant te laten als voire, egheenssins en wille belasten mynen vadere noch moedere, maer stelle dese puncten in heuren goeden vryen wille tselve, te doen oft te laten zoe hen dat goetduncken sal, altyt genyetende der voirs. quytsceldingenb als boven. Item mynen lieven vadere make ick myn signet mitter wapenen van den Bertolffs, ende mynen rinck mitten schoenen tourquois, behalven dat na zyn aflivicheyt die wederkeeren sullen op Jan, mynen zoen, indyen hy levende is, oft anderen mynen kinderen. Item ick make jouffrouwe Margriete, myn lieve moecken, mynen besten rinck mitter tafelen van dyamant, ende mynen besten rinck mitter tafelen van rubyn, die de trouweringen waeren mynder huysvrouwen saliger gedachten, behalven dat na heur aflivicheyt die wederkeeren sullen tot mynen dochteren. Item ick make mynen heere den doctoir, meesteren Jan van den Winckele, myn cort mesken mitten silveren beslagen, en zynder huysvrouwen mynen silveren riecappell die ick gehadt hebben van joncker Jan Dryborn. Item mynen oom, meester Lodewyck Scrybaens, ende Moieken, zyn huysvrouwe, make ick myn silveren gedect coppeken mitten ruerende voet ende mitten kinderen. Item Peeteren van Aelst den jongen laet ick mynen rinck mitten camahu, in carnioel gesneden, mitten kinderkens ende mitten hondeken, die ick van zynen vadere gehadt hebbe. Item Mayken, myns vaders maerte, bewairstere van mynen kinderkens, make ick thien rynsgulden eens, ende want zy myn huysvrouwe saliger gedachten doen zy leeffde lieff ende in werdden hadde, make ick heur tot een gedenckenisse den rinck van mynder huysvrouwe mitten cleynen tafelken van dyamant, behoudelick dat na heur aflivicheyt tselve rincxken sal comen op Jenneken, myn dochtere. Item elcken van den maerten ende knapen die by my woenen zelen ten tyde myndere aflivicheyt, make ick thien rynsgulden eens boven tgene dat hen comen sal van heurlieden huere, dwelck men hen oyck betaelen sal. Item want men egheen erffelycke geestelycke diensten besetten en mach, zoe stelle ick ter discretien van den executeuren van mynen testamente zoevele zielmissen ende vigilien te doen doen by devote priesters oft collegien, seculier oft religieux, ende zoevele aelmoessen te doen van mynen gereden goeden, voir myn ziele ende alle geloevige zielen, als hen goetduncken sal, myn arm ziele voirts committerende der bermherticheyt Goids, der verdienste zynder bitter passien ende der intercessien van Onser Liever Vrouwen ende van alle Goidts lieven heylighen. a b Hierna doorgehaald: vrindelick. Hierna doorgehaald: in maten, voegen ende op condicien voirgeruert. 223 5 10 15 20 Item ick kiese ende ordonnere executeurs van mynen testamente ende momboirs van mynen kinderen mynen lieven vadere Jan Bertolffs van Aken, meestere Lodewyck Scrybaens, mynen oom, ende myn heere den doctoir meester Jan van den Winckele. Ende oft ymandt van hen daertoe nyet en const oft en wilde verstaen, dwelck ick hope dat zy zullen, oft in gevalle van aflivicheyt van yemandt van henluyden, zullen dandere mogen kiesen tot henluyden meester Jan de Valle, mynen heere den doctoir meester Jan de Merica, mynen heere den doctoir meester Jan de Haze, oft andere die hen alderbequaemste ende genaempste duncken zal. Ende teneynde om dit myn testament oft uuytersten wille tot volcomen executie gestelt ende die voirs. kinderen ende heur goeden geregeert te mogen wordden, stelle ick in handen van denselven mynen executeurs ende momboirs alle myn goeden, om die terstont na myn afflivicheyt te mogen apprehenderen ende daermede doen zoe behoiren sal. Welverstaende nochtans dat zoelange mynen lieven vadere belieft te onderhouden Jan, mynen zoen, ende Jenneken, myn dochtere, ende oyck zoelange mynen sweere Peeteren van Aelst den ouden, mynder huysvrouwen saliger gedachten vader, belieft tonderhouden Grietken ende Cristynken, myn dochteren, dat men dieselve kinderen by henluyden laten sal. Gedaen tot Leeuwaerden in Vrieslant, XIIIen octobris anno XVc ende XXVII, ons daerby wesende: Wyben Gerarts soene, meester Tiepken Alerts soenea, Jan Henricxs soene goltsmit, Leeuwen Leeuwes soene, borgemeesteren en scepenenb, ende my, Wilcke Folckers soene, secretaris der stadt van Leeuwaerden. Ende in kennisse der waerheyt hebben wy, borgermeesteren, scepenen ende raiden, dese brieven ende testament besegelt mitten secreten zegele der voirs. stadt, ende ick, secretaris, dieselve onderteykent mit mynen gewoenlycken hanteeken. Ten jaere ende dage voirs. <Ondertekend:> 25 Ita est Gregorius Bertolff, presidens etcetera, teste manuali meo hic apposito, anno et die quibus supra, Bertolff. Alsoe hiervoren gescr. is bekenne ick, Wilko Folkert zoen, secretarius der stadt Leuwaerden. 30 35 Origineel (A) niet voorhanden. Getekende minuut: B (1527 oktober 13, naar het ontwerp van de testateur). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 164. Afschriften: C (1766 juni 14, naar B). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (circa 1800?, naar C). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 164. a b Hierna doorgehaald: borgemeesteren. Hierna doorgehaald: alle raeden. 224 116 1527 oktober 25 en november 7 Lutthye Harincxma 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In die name Onses Heren Jesu Christi, amen. Int jaer Onses Heeren voers. dusent vyfhondert seven ende twintich, upten fyf ende twintichsten dage octobris omtrent middage, heb ick, frouw Lutthye Harincxma, nu ter <tyt> bynnen Leeuwarden woenachtich, die verborgen Godesoerdelen overdenckende, redelick gesont van lichame ende by den genaden Goedts sterck ende verstandich van synnen, overgelicht die sekerheyt des doots ende die onsekerheyt ures ofte stondes wanneer, ende heb ter eeren Godes, om synre genaden te verwerven ende rustige conscientie, tot myner zielen zalicheyt, met vryen wille, met voerbedachten synnen ende flyt ende neersticheyt gescickt, gemaickt ende geordonneert mynen testament, codicill, laetste will ofte een scickenisse mynre goeden nae mynen doot, hoe ende doer wat name dattet alderbest nae den rechten ofte gueden onser landen gewoenten stal mach hebben, met solemniteyten ofte sonder solemniteiten, soet van Gode ende van den rechten georlovet is allen christinen ende oick behoert testament ende ordonnantie huerer gueden te maken, ende dat in manieren hiernae beschreven. In den eersten befeel ick God almechtich, Marien, zynen lieven moeder, ende allen lieven Godes heiligen mynen ziel, ende mynen lichaem den eerde, ende begeere myn legensteedt <in> Sneeck in Sinte Martens kercke, by den zyde myns lieven soens Sicko Lyaukema, ende bespreek aldaer Sinte Martens kerck twintich currentgulden eens, ende dat mitten eersten nae mynen doot te gheven, ende den pastoer metten gemeenen priesteren aldaer seven jarendeel. Ende soo bespreeck ick onsen altaer in die kerck voers. die helft van den sate landen to Arum, daer Epe Algers zoen nu op <woent>, welcke halve zaete nu twaliff golden gulden geldt to huyer, ende op conditien dat myn erven ende naecomenen den proven ende altaer voers. sullen confereren ende gheven vrylicken, sonder emants wederseggen, eenen priester die den proven selven sal bedienen. Ende wanneer sulcx nyet geschiet ofte emantz anders in enigen toecomenden tyden seggen an den tproven tvergeven wilde hebben, sullen alsdan mynen erven dyse renten ofte halven saete zulves holden ende na horen nemen. Item up tselve altaer zal men laten maken een casel van swart fluweel met een cruys, alst behoerdt, een alff met ander misgeweyt. Ende want die kelck up tselve altaer cleyn is, sal men die verwisselen ofte vercopen metten eersten, ende twintich loot zilver daertoe doen, ende een nyeuw kelck laten maken, ende betalen van mynen gueden. Item bynnen Sneeck sal men oick seven jaeren langk den rechten armen twee osenbruckse lakenen ende twee goltgulden om schoen om Godes <wille> gheven. Item oick zullen de seven cameren in Sneeck, geordineert foer den armen, seven jaer langk jaerlicx tsamen hebben een ferierscep turff, gelyck toe deelen, ende elke kamer een lopen rog seven jaer langk. Item noch sal men scicken onverbreclick seven jaren lang, ende dat up myn jaerstondt, die predikebroderen ende die mynrebroederen binnen Leeuwarden, die mynrebroderen bynnen Boelswerden, den crucebroderen bynnen Sneeck, dat convent tho Thabor, elke cloester twee golden gulden, daer sy mede zullen kopen wyn, fisch ofte fleysch, ende gheven dat den broderen int reventer. Ende dit sal men jaerlicx gheven, metten seven jarendeelen ende metten turff ende rog totten seven armer cameren voers., uut die hondert gulden jaerlicxe renten hier in dit myn testament beneden gespecificeert ende beschreven. 225 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Item terstondt nae myn doot sal men met haeste ende sonder vertreck gheven om Gooden willen uut myn gereede gelt den predikebroderen ende mynrebroderen toe Leeuwarden, den mynrebroderen bynnen Bolzwart, den crucebroderen bynnen Sneeck ende dat convent tho Thabor, elcx sess golden gulden, ende begheer in elcke van desen conventen hondert missen om Gooden wille my nagelesen tworden foer myn ziel. Item den preesteren in Sinte Martens kerck bynnen Sneeck sal men tsamen gelyck te deelen geven drye golden g., ende ick begeer zy metten anderen om Gooden fyftich missen zullen lesen foer myn ziel. Item die susteren bynnen Amsterdam ende Haerlem van Sinte Clare orden sal men elcke cloester beschicken een halff fat rode botter. Item allen anderen bookinge zal men gheven terstondt nae myn doot voer myn ziel, in gelycker manieren als foer salige Sicko, myn zoen, worde gegeven. Item soe make ick erfgenamen tot alle myn andere naegelatene gueden zalighe Sickens, myn soens, nagelaten weeskinderen, als twee zonen ende twee dochteren, in manieren nageschreven. Item om gheen twist noch schortinge onder dese myn lieve zoens weeskinderen om deelschap mynre nagelaten gueden (dwelck God verbieden moet) sal mogen rysen, soo heb ickse gesceyden ende scheydese in cracht disses testamentes, ende wil ernstlicken dat desse mynen scheydinge sal onverbreclick worden geholden, by verlies zyn erff die hiertegen wilde doen, ende sulcke deel zyns erffs toe comen tot proffyt dergeenre diet holden. Ende disse scheydinge is soo hiernae folghet. Int eerst sal Schelta, salige Sicke voers. oldtste zoon, toe vorndeel hebben Mynnama huys bynnen Leeuwarden, daer ick nu selve besit ende in woen, myt dat hoff ende schuyer, met al zyn inhebbende guedt, uutseidt golt ende zilver, ende daertoe dat guedt to Teerns by Thabor daer Albert nu op woent, twelck jaerlicx te huyer gelt sess ende veertich golden gulden met een fet vercken, sess gansen ende sess capoenen, ende noch derthiendehalve golden g. uuyt dat goet to Golthum by Sneeck, daer Olfert nu op woent. Dit nu voers. sal wesen voeruuyt Schelta voers. vorndeel. Item soo sal Schelta voors. deelschap wesen ten eersten alle steedtrenthen die ick bynnen Leeuwarden heb die my toecomen, ende uuyt Mynnema fen sess koeganck, die doen neghen golden gulden jaers. Uut die Galge fen oick neghen golden gulden jaers, ende twee golden g. jaers, leggende by dat Flyt, gecoft van den predikebroders. Item twe ende dartich golden g. renten jaers toe Tiemmarum daer Thomas Ansma op woent. Item noch VI g. gulden jaers toe Tiemarum uuyt meedtlandt. To Riedt twaliff g. gulden jaers. Item noch uuyt een goedt toe Mynnertzgae toe Bentum elliff golden g. renten jaers. Sicko, Sicke Lyaukema jonxte zoon, sal oick voeruuyt hebben toe vorndeel myn huys Harincxma toe Sneeck, myt hoff ende schuyer, met al zyn inhebbende goet soet hem boren mach, uuytseyd golt ende zilver, ende daertoe dat guedt to Terns by Sneeck, daer Simon nu op woent, twelck geldt drie ende tsestich golden g. jaers met een fet fercken, sess gansen ende sess caponen. Item soo sal Sicko voers. deelschap wesen alle steedtrenthen bynnen Sneeck die my toecomen, met allen fennen ende meden leggende an Sneeck, nae uutwysinge myns rekenboecx, twelck ick hem gheve voer tachtich g. gulden jaers, hoe dese steden ende landen naet register meer opbrengen, omdatze seer qualycken worden betaelt. Item uuyt dat cloester te Groendyck thien golde g. jaers. Uut Gerryt Allert zoen te Golthum jaers een tonne butters. Lutthie, salige Sicke voers. oldtste dochter, sal disse nabeschreven goeden hebben. Jacop Pouwels goedt opte Ryp, dat is acht ende dartich golden g. sjaers. Dierick Pouwels goedt, dat is dartich golden g. jaers. Tyaerdt Douwes to Scalsum toe 226 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Molswirdt, acht ende twintich gulden jaers ende een fet vercken. Toe Achtlum drie golden g. jaers. Dit sullen Lutthie renten ende deel zyn. Katherina, salige Sickes voers. joncxte dochter, sal disse naegeschreven gueden hebben. Jan Heynes goet to Witmarsum, dat is fier ende feertich golden g. jaers. Folkert to Witmarsum woent op myn goedt, gheft twe ende twintich g. gulden jaers. Noch daerby uuyt Sibalda goet fyftich halve golden g. jaers. Toe Buer daer Widmer nu op woent, acht ende twintich golden g. jaers. Item by Flyt to Leeuwarden thien pondematen meedtlandt, drie ofte vier golde gulden jaers. Dit zyn Katherina voers. renten ofte deel. Item oick zullen fier salige Sickes voers. weeskinderen weten hoe ick noch heb ruym hondert g. jaerlicxe renten, als by Dockum in die Wolde acht ende twintich golden g. jaers, in Steens twaliff, in Holwerdt fyfthien, in Huysum Harmen zate twee ende twintich, ende noch in Huysum thien, in Warregae acht, in Bolswardt meer dan acht golden gulden. Dit zyn die hondert g. jaers van welcke men zall betaelen die deelen, die thien golden g. up myn jaerstond totten vyff voers. cloesteren in hueren reventers, ende die turff metten rog totten arme kameren, seven jaer langk, sal men oick hier van betaelen oft men my eenighe waerachtigen schulden ofmaenden die my toecomen toe betalen. Ende oft disse renten daer toe cleyn ofte weinich zyn, zal men daertoe mede nemen van den penninghen die my noch komen van Gerrolt Herema. Item disse hondert g. renten of watze meer zyn, sal joffer Ymck, salige Sicke nagelaten weduwe, alsus ordonneren ende voert gebruicken ende holden soolang zy hueren kinderen uutgeft, tot huere ende der kinderen behoeff, ende elcke kindt in zyn uuytgifte zyn part ende deel, sooveel hem hier van sal moghen boren, laten mede volgen. Item oft emant van disse vier voers. kinderen storve, zyn part ende erff upten anderen kinderen die int leven blyven, toe versterven, ende zy dat gelyck metten anderen te deelen. Ende desgelickx zullen oick die andere gueden ende renten voers. ende oick golt ende zilver dat noch staet te deelen onderbeschreven, den fier kinderen toegelacht, elck up anderen komen ende erven, soolange als een van den voors. kinderen leeft ende overblyft. Mer dat duer die ordonnantie Godts geviel datter gheen van disse vier kinderen int leven bleve, soo substitueer ick horen erfgenamen in manieren naegeschreven, ende wil die renten ende goeden soo hiernae volght sullen geordonneert ende gescickt wordden, alsdat in eerst die derde paert van alle dese renten ende goeden sullen komen op dese voers. weeskinderen gerechte erven. Item die ander derde paert sal komen tot myns broders heer Goslick Juwinga kinderen ofte kindeskinderen, ende die laetste derde paert sall by myn executoren ofte eerlicke mannen, die die executoren daertoe zullen stellen, distribueert ende gegeven wordden, tmestendeel daervan bynnen Sneeck arme elendighe menschen die men bevinden kan dat hemluyden van nooden is, ende oick een deel daervan buyten Sneeck, ende besonder oft yemant van onse bloot van noode armoedt leede ofte arme cloesteren ende godeshuysen diet van noode hadden. Item oick wil ick, vrouw Lutthie voers., oft geviel dat joffer Ymcke bynnen den seven jaren nae mynen doot in Gode verstorve oft oick hylkede, zal die pater van Thabor in dier tyt wesende met mederaedt myn executoren der vors. kinderen monden die legaten uuyten hondert g. jaerlicxe renten voers. by my besproken den tyt van seven jaren gedurende bestelt, betaelt te wordden sonder gebreck. Item korts heb ick laten maken twee kroesen met dexselen, daervan sullen Sicke ende Schelta elcx een hebben. Noch isser een cruys, dat sal Schelta hebben, ende die 227 5 10 15 20 25 30 35 40 45 cleyne beslagen hoern sal Sicke hebben. Noch heb ick thien kroesen, ende die sal joffer Ymcke huer vier kinderen deelen nae huer goet beduncken, ende desgelicxs zalse oick doen metten drie silveren soutvaten ende drye zilveren saucieren. Schelta ende Sicko zullen elcx hebben een dosyn zilveren lepelen. Mer allen riemen, kettenen, schotten, fyftigen ende desgelicxs, ende all wat tot vrouwen te dragen aengaet, cleynodien, zilverwerck, hoet oick zy, ende my ende myn salige dochter Katherina toebehoeren, ende oick cleynodien ende andere gesmyt die joffer Imck heft in huer bewaer, my toebehoerende, zullen Lutthie ende Katherina, myn zalige zoons twee dochteren, hebben. Item oick wil ick myt ernsten ofter eenich van dese vier kinderen voers. buyten vrunden raedt hylket, dat men hem ofte haer, een ofte meer die sulcx mishandelen, sal ontrecken van dese myn renten voers. vyf ende twintich g.g. jaers, tot proffyt der anderen gelyck die daer hylken by raedt der vrunden. Item noch heb ick sommigen artykelen laeten beschryven, denwelcken ick wil dat men mede sal ernstelyck ende sonder gebreck, gelyck ofte dieselve hier mede in dit mynen testament beschreven stonde, geloven ende onderholden. Ende oft ick enige artykelen, een ofte meer, van desen in dit myn testament uuytgesproicken in een ander manier verwandelde hiernaemaels, datselve alsdan nae mynen laestste beschrivinghe, wille ende schickenisse onverbrecklick geholden te wordden. Ende wat ick hiernamaels nyet verwandell, wil ick dat men in allen anderen artykulen zal holden alst hier in dit myn testament is beschreven. Ende wat ick hiernamaels denck te laten beschryven, wil ick myn selvis handtscrift onderschryven. Ende ofter daer anders gheen meer getuychniss by en waren dan myn selves handtschrift, wil ick nochtans dat men sulcx ernstelicken zall onderholden. Dyt is myns, vrouw Lutthie Harincxma testament, codicill ofte laetste wille, hoet alderbest nae den rechten mach staen oft nae gueden gewoenten onser landen, dwelck ick will dat myn erven in allen ende itlicken artykelen zullen onderholden, by penen bovengeschreven, sonder eenich tegenspraeck int minder oft meerder. Item hiertoe begeer ick in cracht disses testaments executores ende monden tot desen vier myn lieven zoens weeskinderen vors. gelyck heer Goslick Juwinga, myn lieven broeder, Epe Lyaukema, myn lieve mans broeder, ende begeer oick zy tot horen zullen nemen den religiosen pater van Thabor in der tyt wesende. Ende ick bidtse hartelicke datse op myn lieven soens kinderen sien ende sturense ende latense leeren. Ende oick bidde ick desen executoren hartelick dat zy myn nyet en weigeren desen mondtschap, mer nae mynen doot willen gelyck al myn cleynodien ontfangen ende besien ende beschryven ende oick al wat ick achterlaet ende stelle toe Thabor int cloester in deposito. Ende oick datse desen kinderen renten willen jaerlicx ontfangen, elck op dat zyn, ende rekenen metten anderen eens jaers, ende wat tot geen proffyt ofte op renten gestelt en wordt, datse die penningen willen mede Thabor stellen in bewaer, ter tyt dat mens behoven zal ofte die kinderen tot hueren jaeren komen. Item dit is myn testament ofte laetste wille, dwelck ick ernstelicken wil geholden hebben in allen articulen, by penen voers., ende wilt heimelicken ende toegesloten hebben hent nae die maenstonde nae mynen doot. In een teyken der waerheyt hiervan heb ick gebeden den religiosen broder Gisbert van Bolzwaert, predikebroder bynnen Leeuwarden, myn testamentoer, hiertoe geropen, dit myn testament voer my tonderschryven met zyn selves handtschrift. Ende in meerder fasticheyt heb ick dit myn testament onderschreven met myn selves handt. Ende oick heb ick hierto geropen ende gebeden heer Peter Claes zoen van Ysbrechten, notarium publicum, dat hy dit myt zyn 228 5 10 15 20 25 30 gewoentlicke handtschrift ende teyken hieronder heeft geschreven ende geteekent, met meer anderen eerbaren mannen, gelooflicke tuyghen, mede by my hiertoe geropen ende gebeden, die huer namen hier butenop geschreven hebben of segelen aengehangen ofte dit testament daermede geslooten hebben. Geschiet up jaer ende tyt als boven voers. is. Ondergeschreven: Et quia ego, Petrus Nicolai in Ysbrechtum, prebendarius ac sacrosancte apostolice sedis notarius auctoritate publicus, huiusmodi praesserte domine Luttye Harincxma ultimo voluntati presens interfui, omniaque et singula premissa in hoc presenti publico instrumento conscripta fieri vidi et audivi, quare ob rogatum eiusdem domine Luttye ad hec testanda specialiter vocatus et requisitus, hec subscripsi et subsignavi, quod protestor hiis scriptura et signo meis propriis. Noch ondergeschreven: Ick, broder Gisbertus, bescreven in dit testament voers., betuge met myn eygen handtschrift al dat voers. is, is alsoo geschiet, ende is vrouw Lutthie Harincxsma wille. Ende heeft my gebeden om meerer vasticheyt dat voers. is dit onderschryven, welck ick om huere bedes wille heb gedaen. Up jaer ende dach voers., in Mynnama huys bynnen Leeuwarden. Noch onderschreven: Ick Lutthie Harincxma belytt met myn handt als voers. is. Opte ploy staet geschreven: Ick, Haring Symen zoen, schepen binnen Leeuwarden. Ick, Jacop Adzers. Ick, Syttie Syttie zoen. Tyaerdt Tyaerdt zoen. Ende: Ick, Doetthie Uiarda, preester, van keyzerlicker auctoryteit notarius, bekenne voer my ende ter bede van Henrick Pieters zoen, schepen der stadt Leeuwarden, Obbe Diericx zoen ende Jacob Jans zoen, oick tuygen, burgeren daertoe geropen, uan<t> die nyet konnen schryven, als hierin geschreven. Heeft oick die testatrix geprotesteert ende gesecht in onser tuygen voers. presentia dat alle andere codicillen die zy noch nae datum van dissen zal maicken ende ordonneren, macht ende fasticheyt hebben, ende dat die zy met huer eghen handt onderteykent ende onderschryven. Actum up den VIIen novenbris, anno XVc XXVII Ondergeteekent: Dothius Uyarda, apostolica auctoritate notarius. Ondergeteekent: Goslick van Juwinga, ritter etc. Concordat hec copia cum illa copia, per Petrum Nicolai, in Ysbrechtum prebendarium, subscripta, de verbo ad verbum, quod ego, Jhero Abbonis, auctoritate apostolica publicus notarius manu et signo meis solitis protestor, <ondertekend:> 35 40 Hero <n.m. 3> Abbonis, notarius publicus. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (door Petrus Nicolai, naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door notaris Jero Abbonis, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv.nr 289, p. 1-14. Opschrift: Copie uuyt copie. Onvolledig afschrift: D (16de eeuw, door Gerrold van Herema, naar A?). GA Leeuwarden, Collectie Families en personen, Liauckema, inv. nr 1. Inc.: Int eerst sal 229 Schelt, salighe Sicke .... Expl.: ... laten mede volghen. In dorso: Extract uut vrou Luttzie Harynxma testement. Mogelijk opgesteld vanwege problemen tusssen de voogden van Sickes kinderen (zie OFO II, nrs 342, 344, 345 en 346; alle 1529). 117 Lutthie Haricxma 5 10 15 20 25 30 35 40 1527 november 4 In den naem Ons Heeren, amen. Ick, vrouw Lutthie Haricxma, nu woenende to Liewardt, kranck van lichaem men verstandich van reden ende synnen, heb gemaeckt myn testament ofte laetste wille int jaer duysent vyfhondert ende seven <ende> twintich, up den XXV dach in octobri etc., in welck heb ick beroert dat ick noch wolde wat anders scicken ende articulen verclaren, omdattet nyet wel altosamen mocht int testament komen te staen, welcke in dit brieff of ondertestament heb laten beschryven, ende van myn erven ende hoer monden soe fast geholden wil hebben ende follenbracht ende onderholden als myn principael testament, sonder eemantz wederseggen ofte tegen te doen. Int eerst, ist dat myn salige Sicke Lyaukema zoens kinderen sterven sonder echte kinderen, soo zal heer Goslick zoon Douwa, leeft hy oft zynen erven, hebben Harincxma huys, staende binnen Sneeck, myt schuer ende hoff. Oick, verleeft joffer Ymcke hoer kinderen, by Sicko voers. gecregen, ende die nyen echte kinderen achterlaten, dan sal Ymcke voors. Mynnama huus, staende binnen Leeuwart, hebben met schuer ende hoff. Men sterft Ymcke voer die kinderen ende die als voers. is neen echte kinderen achterlaten, dan zullen myn naetste vrunden dat huys scicken ende deelen met malcanderen. Item korts is gecoft seven golden g. renten, leggende binnen Boesom, daer Ymcke dertich golde toedede, die sullen met haest myn vrunden hoer wedergeven uuyt myn gelt, ende die renten sal men mede brengen an die hondert g., bescreven int testament, ende alst tyt is Sicko kinderen oick mede deelen. Item alle cleynodien die Ymcke voers. heeft van my ende van myn dochter Katheryn, my toehoeren, sullen mynre kinderen monden leggen by die ander cleynodien, behalven sulcx welck die kinderen nutt is dagelicx met eerwerdicheyt te bruicken. In dat conffer daer die cleynodien in zyn, syn oick in besloten drye witte budelen, daer men die legaten zullen uuyt betaelen, welck men sal Ymcke doen om te betalen alle legaten. Men wat dan bovenblyft, oick van die renten die my noch toecomen ende verschenen zyn, sal men deelen an drye paerten. Die twee paerten sal men gheven den armen bynnen Sneeck, ende dat sal Ymcke doen. Den darden paert sal men doen broder Ghisbert van Bolzwart, van den prediker oerden, ende sal dat geven den armen bynnen Leeuwarden. Item datsulfte conffer daer men die cleynodien zullen in leggen ende toesluten, sal men brengen duer myn, broder Gisbert, heer Goslick Juwinga ende Epe Lyaukema, ende in tegenwoerdicheyt broder Gisbert voers. sluyten in deposito toe Thabor by Sneeck, ende gheven Epe voers. die slotel daervan, welck nyemant zal opdoen dan in tegenwoerdicheyt heer Goslick voers., ende dat alst nut oft noot is. In datzulfte conffer is een ander budel ofte witte sack in, daer penningen in zyn. Hoe die Sicke kinderen zullen ontfangen ende deelen, dat heb ick broder Ghisbert voers. gesecht ende laten 230 5 10 15 20 25 30 schryven in een ander brieff, ende daerin sal men hem geloof gheven, ende ander dingen ende saicken, hier nyet beschreven. Item Louw Doynga is myn noch sculdich als ick dat heer Peter, onse cappellaen, ende broder Gisbert heb verclaert. Myt dat gelt sal men kopen een huys bynnen Sneeck voer die preester die ons altaer in der kerck bedient. Ende bidt Ymcke voers. dat zy den preester voers. toe een tyt toe, belieft het hoer, huer taefel verleent. Item myn broder, heer Goslick, ende Epe voers. sal men elcx gheven een rosenobel. Syouck Kamminga myn swarte tabbart, foert met zwart damasch, ende myn zwarte onderrock. Anscke, myn zuster, myn zwarte tabbart, foert myt wit bont, ende een van myn faly. Vrouw Yske myn swarte tabbart, foert met say, ende een faly. Heer Goslick twee dochteren elcx twaliff g. gulden toe den tabbart. Joffer Ryntthie to Kambuer die rinck die van hoer is uuytkomen, ende noch een ander rinck daerby daer een diamant in staet. Myn ander dagelicxe cleeren, myn pels, mouwen, hosen myt dat zilver dat daeran is, sal hebben olde Anna, myn maecht. Item nae myn doot sal men gheven broder Gisbertus voers. een ny habyt van swart ende wit, ende noch jaerlicx sess golden gulden soolangk als hy leeft, toe nye nonnecloester oft daert hem to belieft, ende dat sal jaerlicx gheven Schelta Lyaukema. Welcke nonnen voers. ende heer Pieter zal men oick eens gheven een goeden golden penninck. Oick joffer Wilsch, Ag Diericks, Peterke, Thiedt ende Taettye, hoer suster. Als ick bin gestorven ende Godes wille volbracht hebbe, sal men die sess steden geven gelt van missen, in myn testament beschreven, ende gheven heer Goslick ende Epe voers. myn testament, ende die sullent voer my maendtstondt als belieft opbreken ende nyemant daernae seggen dan nae die wys als ick broder Gisbert bevolen heb, die welcke begeer ick dat hy myn lichaem wil brengen toe Sneeck, ende nemen twee mynrebroderen myt hem toe Sneeck. Actum anno Domini dusent vyfhondert seven ende twintich, op den vierden dach in novenber, toe Leeuwarden in Mynnamahuys. Item Anna voers., myn maecht, sal men oick gheven thien enckelg. Daeran stondt geschreven: Ick, Luttye, bely als voors. is. Hec presens copia copie, per dominum Petrum Nicolai in Ysbrechtum prebendarium subscripte, concordat cum eidem de verbo ad verbum, quod quidem ego, Jhero Abbonis, auctoritate apostolica publicus notarius, nomine et signo meis propriis protestor, <ondertekend:> 35 Hero <n.m. 3> Abbonis, notarius publicus. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (door Petrus Nicolai, naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door notaris Jhero Abbonis, naar B). RAF, Archief familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 289, p. 15-19. Opschrift: Copie uuyt copie. 231 118 1527 [vóór november 11] Lutzia Haryxma 5 10 Gerrout Herama nuu tho Sinte Marten tocomende int jaer 1527o is my schuldich van afterstallyghe renten my jaers tho geven [***]a hondert gouden ghulden. Item men sal hem niet manen eer Sinte Peters Cathedra int jaer 1528o. Item hy mach die golden ghulden inlossen met ffyftien pennygen een. Item oeck syn daer woerden weest om een hilck tuschen Schelte Lyauckema ende Gerrut voersn jonxste dochter ofte an een van zyn dochters, waerom wil ick, vrow Lutzia Haryxma, ist dat ick sterff eer Gherout voersn dusse renten inlost, als hy dan die renten inlost, sal men hem van die inlossynghe affcorten hondert gouden ghulden. Ist oeck saeck dat Schelte voersn sterft eer dat hilck is volbracht, soe sal men doch hondert gouden ghulden affcorten suss als voersn. Ende dit sal ick, broer Gysbert, Epo Lyauckema segghen, ist dat ick, vrow Lutzia, sterff. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Gerrold Herema). Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, inv. nr 52. Opschrift: Copye. In dorso: Copie van een memorie, gemaect van ffrou Luttzie tuscken hoer ende ons in hoer leste. Druk: Friese brieven, nr 19. De datering is afgeleid uit de vermelding van Sint Maarten aanstaande in het jaar 1527. 15 20 119 1527 [na november 7] aangevuld na 1528 januari 16 Lutthie Harincxma 25 30 35 Disse naescreven articulen heeft my, broder Gisbertus van Bolzwaerdt van der prediker oerden, frouw Lutthie Harincxma montlick toegesecht, ende wolde dat ick die zolde schryven, ende woldtse nae huer doot geholden hebben ende follenbracht, hoewel die nyet staen in hoer testament princepael, noch in dat ondertestament, ende heft van my ernstelick begeert dat ick int verfolg trouw wolde wesen, alsoe oick van my dat ernstlick geeysscht heft. Item als ick, frouw Lutthie, gestorven ben, sal broder Gisbert joffer Ymcke seggen, mach zy komen toe Leeuwarden (anders Siouck Kammingha), dat in een cleyn confer zyn witte budelen, drye off fier, in welcke zyn soeveel penningen ende soefeel etc. Die som beloept fyf of seshondert g. Oick zyn noch renten te boren naet schuldboeck, als heer Peter weet, ende sal Ymcke mede boren van landzaten etc. Met dit gelt sal Ymcke myn legaten betaelen ende oick missen bescreven ende oick die seven jaeren langk bescreven up myn jaertyd in cloesteren, ende daernae noch gheven up myn jaertyt een g.g. VII jaren langk an wyn den predikebroders binnen Leeuwarden, ende a Ruimte voor één of twee woorden open gelaten. 232 5 10 15 20 25 30 35 40 45 oick ander artykelen bescreven betaelen, ende oick dat ick broder Gisbert bevolen heb, ende oick mede cleden hoer kinderen ende anders hem nootruftich is. Ende hiertoe machse ontfangen toeminste een jaer die steedrenten in Sneeck om disse lasten ende legaten te gheven. Item nae myn doot sal met haeste, eer myn lichaem wordt uut Leeuwarden brocht, met den pastoer aldaer overeenkomen van al dat jaer dat den preesteren mach boren, ende gheven hem een seker penningk, ende daermede zullen zy tevreden wesen. Ende dit heftze mennichwerff my, broder Gisbert, vermaent. Item ick wil, als ick gestorven ben, dat men zullen met haest gheven die sess golden g. den predikers ende mynrebroders bynnen Leeuwarden. Ende uut Sneeck sal men senden die ander penningen etc. als voers. is. Oick sal joffer Ymcke geven int jaer nae myn doot een last rog, die een quartier up myn jaerinfaert toe Sneeck, oick een quartier up myn maendstond, oick een quartier up myn jaerstond, oick een quartier toe die bollen die men brengen dat jaer over. Ende oick salse nemen van myn landzaten twee halven tonnen butters, die men zullen geven upten bollen. Item int testament staet van heer Peter, onse cappellaen etc. Ist dat heer Peter, onse capellaen, nu woenende toe Ysbrechten, wil achterlaten dat leen ende bedienen onse leen bynnen Sneeck, soe zal hy die twaliff g.g., besproken onse leen, leggende to Arum, foertan upboren. Men doet hy des nyet, soe sal de preester die onse leen bedient nae dit jaer 1527 die twaliff golden g. ontfangen. Men van dit jaer van 1527 sal heer Peter die twaliff golden g. ontfangen die nu verschenen zyn. Als heer Peter kompt toe Sneeck, zoe zal hy oick inmanen die schulden van Louw Doynga, ende crygen een huys als ick hem bevolen heb. Item int ondertestament staet van broeder Gisbertz cledinge, alsdat men hem zullen geven een habyt van wyt ende swart, ende wil dat men dat sullen geven soe gering als ick verscheyden ben. Item int ondertestament staen bescreven fyf personen die men penningen geven sal. Die fyff sal men mede toe rekenen Auck Wopkes, alzoe dat Wilcsch, myn nicht, sal men geven een henricusnobel ende een van myn hoeftdoecken, die ander fyff zal men geven een golden croen ende oeck een van myn hoeftdoecken. Ende disse sess persoenen zal men geven als voers. is met haeste, ende begeer dat sy voer my bidden willen. Item int testament <staet> van die kinderen die up malcanderen zolden erven, soe wie sonder kinderen sterft. Ist dat alle kinderen soe sterven, zoe zullen die voors. gueden alsus gaen ende komen in drie paerten. Die ene part sal komen an myn naetste vrunden, die ander paert, gecomen van Ziaerde, zal weder comen an Zyaerdema, die derde part, komen van Mennema, sal oick weder comen an Mynnama. Item int ondertestament zyn besproken Anna myn cleren van dagelicxe cleren, ende dat is te verstaen met dat sulver datter an is etc. Men to mey nu naestcomende anno 1528 sal men Anna geven foer hoer loen tien golden g. Ende duncket broder Ghisbert dat men hoer meer zullen gheven, dat mach men dan doen. Item foert sal men gheven myn moye te Groendyck soelangk alse levet een golden g. Item myn nicht to Nazareth by Sneeck een van myn cleene zolveren croesen, daer die susteren, alse gaen toe Sacrament, zullen wyn uut nuttigen. Item myn nicht toe Groendyck ende myn II nichten toe Aelsem elcx I philippusg. eens. Item die olde maecht toe Leeuwarden, Hylck by Galileen ende Gheert Willems van Boelswart begeer ick van Ymcke datze die sumtyts wat hulpelick wesen will. Dit het frouw andachtelick begeert up my, broder Gisbert, dattet soe mochte schien. 233 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Ende Douwe toe Leuwert, die Taytie wel kan, sal men gheven een lopen koorns, ende nae myn doot een penninck, macht bequamelick schien, ende wat fley<s>ck ende oick vaste geven den armen. Item ick wil dat men al myn lantzaten int toecomende jaer zal men suss doen. Die my jaers geven fiertich golden g. off daerboven, zal men eens corten twee golden g., die my geven twintich, een golden g., die my geven X of daerboven ende nyet leger, sal men corten een halven golden g., diewelcken sal men seggen datze voer my bidden. Item myns testaments executoren sullen renten, my toecomende, alst tyd is ontfangen ende leggen die int conffer, foert proffyt salige Sicko kinderen ende om hore nootruft, ende oick ander penningen alst betaempt. Item heer Tzaling zyn geleent overmits die pater van Thabor hondert philippusg., ende die was by frou Luttye int jaer 1527 in die herft om die penningen te betalen, mer sy was toevreed dat heer Tzaling noch binnen een jaer zolde betaelen. Item want frow noch schort van landen, huer ancomende van steden uut Swob gueden, ende want heer Tzalinge een is van die parten dat over toe geven, soeveel als heer Tzalincx daervan is sculdich te betaelen ende gheven, dat heft frouw Lutthie hem quytscholden foer zyn part, ende nyet die ander paerten. Disse naescreven heb ick gelt geleent. Item Sibrant Roerda vier goldtgulden. Item doctor Douwa leend ick eer hy uut Vrieslandt toch duer magister Buko raed acht ende twintich philippusg., ende Syouck Kammingha leend hem oick alsoe gelt. Oft men dat sal manen, sal men bespreken met Syouck Kamminga. Item Hylck Goodsfrients is my noch schuldich etc., ende sie secht my over dat ick een brieff van sculden my aengaende heb ick int vuer geworpen ende verbrant, men dat is nyet waer. Myn monden mogen dit besien ende onderfragen. Item Taettie Agges ende ick hebben rekenscap, ende hoet daermede is weet zy wel. Item een frou to Sneeck is my sculdich ende Ymke oeck, welcke frou Ymcke wel kan. Item Jettie toe Sneeck is my sculdich II keysersg. ende VI hoerntisg. Item Jan Reuwerts dochter toe Leeuwerdt heb ic geleendt III g.g. Item die pelser by Mennema huys heb ick geleent III philippusg. Item Aerntien Rutgers heb ick geleent III golden g., daer ick van heb toe pand een ketten. Item Anna Jelle goltsmitz heb ick geleent IIII gulden an IIII grote sulveren penningen, ende heb weder toe pant daervoer een sonnobel ende een gulden leeuw ende I ducaet, ende sie weet wel wat daervan overcompt. Item ick heb geleent een twintich keyserg. van 20 st., als broder Gisbert wel weet, ende heft bescheit van my hoe dat hy dat sall ontfangen off nyet. Item wat Gheryt Heringe is sculdich, weet myn biechtvader wel, ende is hem verclaert. Item van Hermen Quakenburch hadden wy haelt an waer by LX golden g., daer Sicko zyn handschrift op gheven hadde, welcke schulden sint al betaelt, mer Sicko conde nye zyn hantscrift weder crygen van Hermen, want hy seyde hy hadde Sicke brieff al gebrant. Item Barber, Cathryn myn olde maget suster, bleeff een bed toe Sneeck by my, welck is verloren by den Gelderske tyden, welck men die waert daerfoer sullen geven, als Janttyen, huer suster, wel weet. Item Simen Hendricx zoen to Herling heft een wyff had, ende in ons huys is komen een kussen van Seerp Hettis goet, ende der frou syn zoens sal broder Ghysbert eensen gheven XX st. Item Rumke faer toe Sneeck heft penningen gegeven Schelte Lyaukema van die vangenisse daer hem schiede foer Franiker etc. Zyn zoen Rumcke heft my moyt om 234 5 10 15 20 wederbetalinge. Hoe dat aldinck daermede is geschiet, heb ick heer Peter in tegenwirdicheit broer Gisbert ende broer Wybrant verclaert, ende seg, al ken ick my hem nyet sculdich te wesen, nochtans wil ickt wel gheven op gueden mannen wat sy seggen, als van heer Peter hem myn woorden heft verclaert ende gesecht by die gueden mannen. Item Eeff toe Sneeck heft toe my send broer Ghisbert om landen to crygen die ick boven XL jaer heb beseten, ende hoet daerom is, heb ick heer Peter verclaert, om dan van to geven tuychnisse als een notarius. Item Griet Hilles heft wat te doen met ons om een hoorn. Hoe men dat sal uutrechten, moech men met Ymck ende den vrunden om spreken. Item Mens Syurds binnen Sneeck heft vrou gelient VIII tonnen kalck, welcke kan die supprior to die crucebroren. Item een vrouw binnen Sneeck, genoempt Griet, welck Jetz wel kan, is gewont van salige Douwa Ziaerde, ende begeert beteringe. Item gelyck in myn testament bescreven staet, vermaen ick weder myn monden oft daer emant kompt die ick sculdich ben ende heft guet betuich, den sal men voldoen. Vergetet niet Simon Hendrix saeck toe Herlingen, die met my, frou Lutthie, heft uutstaende van landen ende achterstall, uutgecomen van salige heer Hendrik. Cristyn toe Leeuwarden heft geesket van my in myn dootbed sculden, ende daervan sal men hem vragen, ende dan daer men hem in sculdich zyn, voldoen. Onder stont gescreven: Ick, broder Gisbertus van Boelzwart, van der prediker oerde, beken met dit myn egen hantschrift dat disse articulen zyn my angeven van salige vrouw Luttye Harincxma, behalff drie of fier in end bescreven. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, hand van notaris Hero Abba zoen (vgl. nrs 116 en 117), naar A?). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 289, p. 20-28. Bij de datering: in de tekst is sprake van dit jaer van 1527. Verder wordt verwezen naar het testament (nr 116, 1527 oktober 25 en november 7) en het ondertestament (nr 117, 1527 november 4). Dit stuk moet dus dateren van 1527, en wel na november 7. Volgens het onderschrift van broeder Gisbertus was de testatrice al overleden toen hij het aanvulde. Zij overleed 1528 januari 16 (EHD 1528). 25 30 120 1528 januari 17 Roetger Mertyns 35 Jhesus Maria. Int jaer Ons Heren dusent wyff hondert ende XXVIII, op Sente Antonys dach, uasa Roetger Mertynsb cranck van lychem mer uys van verstant, ende soe heeft syn laeste uylle geuest dat hy syn testameent uolde laten maken op manieren alst een testament toebehoert. a 40 b Hierna doorgehaald: Merck. Verbeterd uit: Mercks. 235 5 10 15 20 25 30 Int aerst byfelt hy God almachtich syn eedele syele, ende syn lichaem toe rusten op Sinte Johannes kerckhoff toe Nyehaske. Ende heefft gemaeckt Merck, syn zoen, aerfgename van al datgeene daer is mi aeenbeaervet van myn vaeder ende moeder, als dat lant daer Merck, myn zoen, nu ter tyt op uoenaeftych is, ende dae ses roede landes, lydsende in Jobbegaee, daer nu ter tyt Claes uyelmaker op uoent ende Synte Katerina is naestleger aen dae beyde syden, dat Merck, myn zoen, dieselfte landen ende goeden mach bruken tot syn uille. Ende ick, Roetger, heb sommige uoerden gehadt mit die pastoer ende myt den fouden ende sommige van dae miente van Nyehaske, ende roepten mi tot hoer, ende seyden my: ’Uylt ghy aen ons gaen myt ju goedt?’. Doe seyde die pastoer dat hy my uolde geven op die hant dartich golden gulden ende een coeganc ende een coehoey ende een deeyp dolte int uyt ende een int suart, ende foert my ende myn uyf die cost toe bysorgen ende toe byuaren, nu int leven ende hiernaemaels in der doet, om dyt voorscrevendic lant, daer Marck, myn zoen, op uoenendic is. Ende omdat die pastoer ende foegeden noch niemant my heeft foeruerden holden, soe syn ick, Roetger, hoeren geen foeruerden ueder schuldich te holden. Soe maeke ick, Roetger, Maerck, myn zoen, aerfgenamen van al mine goeden. Ende Marck, myn zoen, scal my byuaren int leven ende hiernaemals in den doet, ende nyemandt anders scal eygendom hebben aen myn goedt offte disse voersc. landen dan Marck, myn zoen. Ende nu heeft Marck, myn zoen, eenen beer aangegaen mit Dowe Hoyttes ende Peer Sybes ende Jeyp Roukes, om syn vaeders uille, opdat ick die cost mochte hebben, ende hy heefse my gegeven, ende anders jemant dan hy. Ende hadden sy Merck, myn zoen, foeruerden halden, soe scholde Marck, myn zoen, hoeren oeck uel foruerden hebben geholden. Uant uat Merck dede met Ju Joucke die beer, dat diede hy om minen uille, uant mi die landen toequamen ende hem niet, soelange als ick int lievendic was. Hier hebben bygeuessen ende toegeroepen orckenen, als Eynske Claes zoen ende Sibolt Uolters ende Jan Franckes. Actum alst voersc. is. Ende ick, Eynske Claes zoen, heb dit testament gescreven om bede uille die pastoer, ende ick, Eynske Claes zoen, heb myn hant op spacie geset om bede uille. <Ondertekend, alle met dezelfde hand:> 35 40 Eynske Claes zoen. Sibolt Uolters belyt alst toefoeren. Jan Frankes belyt als toefoeren gescreven. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (uiterlijk 1552, naar A?). RAF, Archief Dekema-, Cuyck- en FoeytsVeencompagnie, inv. nr 274. In dorso, m.a.h.: 76. Testament van Rutger Mercks. <Haaks hierop:> N et U. Alle namen onder dit stuk zijn door dezelfde hand geschreven, waaruit blijkt dat het een afschrift is. Het is overgeleverd als retroactum bij een verkoopakte van 1552, en is dus vervaardigd tussen 1528 en 1552. 236 121 1528 oktober 11 Doctor Douwa 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In die naeme der Helligen Drevoldicheit bevele ick, doctor Douwa, myn ziell God dem almachtigen ende allen helligen. In den jaere Onsses Herenn Jhesu Christi geboerten dusent vyffhondert ende acht ende twintich, opten elliften dach octobris, omtrent twee uuren nae middage, der pontificatien onses alderhellichstenn vaders in Christo ende heeren herenn Clemens, nae der godlycker voersienicheit die soevende pauwes, in syn vyffte jaer, regnerende die alderdoerluchtistenn, groetmachtistenn, victorioestenn, glorioestenn furstenn ende herenn heeren Karolus, erwelter Roemscher coninck ende keyser, in syn negende jaer, ter eerster indictien. Naedem ick, doctor Douwa, met grooter kranckheit op desse maell beladen bin nae wille des almechtigen Godis, segghe eerstlycken myn meyninge dat ick der meyninge bin tot den predikers in den ommegannck ende niet in der kerckenn will begravenn zyn, ende will zy daeromme schenkenn acht goltguldens, die zy daeromme van myn executoren ontfangen sullen, in des alderoetmoedighst plaets die in den ommegannck mach zyn, ende gheenn hoechfaert dan slechtelyck met eerde toe beleggen, alst in den clooster gewoonlyck is, als een aerm leykebroeder ende niet ferer, ende my slaepen laeten biss optenn jonghsten dach, ende gheene toertsen noch keerssen voer my toe draegen op myn uutfaert uut den huyse oft in die kercke sonder slechtlycken, ende gheene beluydinge aldaer int cloester noch in die stadt, dan mit eenn misse vanwegenn der Helligenn Drievoldicheit singhen te laten, ende te offerenn soet int predykerclooster op den dach gewoonlycken is, ende op gheene andere dagen. Dat will ick, doctor Douwa, soe bovengescreven is, alsoe geholden hebben, ende niet anders. Ten anderenn dat ick tot eenn erff make in desenn testamente myn lichter broeder Idze dochter, genoemt Paerck, voer vyer ende twintich goltgulden eens, die zy van myn executoren sall ontfangen. Ten derden soe ordiniere ick, doctor Douwa, derdehalffdusennt golden gulden ende sess van myn beste rockenn myn executorenn naescreven, dat sy dat gellt mit dat silver sullen an sich nemen ende daeromme ewige renten koepen, tot hondert vyff ende twintich golden gulden jaerlycke renten. Eerstlicken alsoe dat ener uut myn broederlycke stam die leeren will, sestien jaren lannck dieselve renten bruycken mach. Ende sall wanneer die tytt vorscn uut is, eenn ander uut die broederlicke stam weder in synn voetstappen treedenn. Ten derden dat oeck ener uut myn susterlicke stam oeck sestienn jaren van die voerscn halve renten, als boven die broederlicke stam gescreven is, sullen oeck die nuttinge ende incoemen bruycken ende onntfanghen, mit wille ende weten der borgermeisteren der stadt Leuwaerden, tot ewigen daegen. Sullen oeck die executoren die hyrna benoemt sullen worden oft hoere nacomen, oeck mit wetenn ende wille borgermeisteren der stadt Leuwaerden, dieselve renten uut broederlicke ende susterlicke stam vant opgemelte gelt also enen uut denn broederlicke ende anderenn uut die susterlicke stam, gelyck als bovenn verclaert, deylen. Woe zy aver niet wilden leren ofte studeren, dat zy dan schuldich sullen wesenn dat geltt dat zy verteert hebben van die voorsc. renten, weder to geven denselven executorenn ofte hoere substituten ende borgermeisteren der stadt Leuwaerden. Hebben sy des niet, soe loepense uut die lanndt, hebben sytt aver, sullen die executoren ofte andere hoere substituten ende borgermeisteren der stadt Leuwerden van diesulffste studenten 237 5 10 15 20 25 30 35 40 45 gueden angrypen ende weder totter hooftsomme maken, ende dar nae gelegentheit der saken die hooftsommea verbeteren. Ten vierden ist myn meyninge dat van den broderlicken stam allewegen alsoe sal geholden worden, naemelick dat die geschickst, nae achtinge der geleerden, voer anderen sall voertoegen worden, ende dieselve geschickste ende geleerdste van myn broederlicke ende susterlicke stammen sal alle myn boecken hebben. Ende van die susterlicke stam, naedem in twivell mach staen welker soe voeregetogen wort, soe ist myn meyninge dat eerstlyck myn lieve suster Aucke kynderen voer andere, woe sy enen geschickten hebben, voergetogen sall worden. Ende isser gheene geschickten van Aucke kynderen den die geleerden voere geschickt moegen achtenn, alsdan sal op myner suster Wisck kynderen dieselve renten vallen. Woe aver Wisck oft hoere kyndiskynderen ghenen geschickten hadden, oft die niet leeren mocht, dat alsdan ten lesten Saekell, myn nichte, hoer kynderen hoere deell aen die voersc. renten sullen togelaten worden. Waert aver oirsaecke dat eene van myn vrunden nu ende ten ewygen daegenn tegens myn leste wille, anders wie bovengemellt, doende wort, die sall niet waerdich wesenn myn leste wille to genyeten, sonderlyck sall gannslyck daerfan beroefft synn, ende den Keyserlicken Majestaet Kamer ende procureur generael van Friesland achthondert karolusgulden vervallen ende toe verlyesen, myn testament also fastelick ende onvoerbreeckelycken geholden will hebben, als ick hoepe dat myn testament soe geholden sal worden. Ten vyfften soe besette ick doctor Joost een silver hess. Ten VIen besette ick Gala, myn neeff, myn harnasch mit de deghenn ende zydsweerden soet aldaer hanghet, ende daertoe dat swart boenet met paerlen, ende een gulden rinck van derthien ducaten, die ferwe heeft over blau. Ten seevenden besette ick myn lieve nichte Rints myn bassdonyen paternoster mit vergulte teykensteenen, ende daerto twee stenen kroesen mit silver beslagen, ende noch twe holten beekers mit silver beslagen, ende daerto een gulden rinck die is van robynn, niet groot ende niet breet. Ten achtsten besette ick myn lieve nichte, Aucka susters dochter, naemlyck Jay, myn grote gulden rinck mit vier ommegangen, ende myn corallen paternoster, dat sy hebben sall. Ten negensten besette ick myn nichte Yge een gulden rinck mit dyamants punt, ende myn conffer dat toe Venegien beslaegen is. Ten tienden bespreke ick myn lieve nichte Sackell een gouden rinck, twemaell omgaende. Ten elliften een tafelrinck van een dyamant, mit den zaphyer ende den groten robyn, die sullen beholden worden onder den executoeres handen biss eyner uut myn geslacht geleert wort, dieselve sal die dree golden ringen hebben. Ten twaliffsten soe ordiniere ick dat myn swager Hoyte myn roet boennet, myn roet wamboyss mit roet leer ende mit vergulte knoopen sal hebben. Ten dertiensten ordiniere ick dat men sal geven den grauwen rock, mit flauwiel belecht, Gala, myn neeff. Ten viertiensten so bespreke ick doctor Kempe myn brune rock, wie my Got gegeven heeft, mit die gulden ringhen. a De passage dar ... hooftsomme in de marge. 238 5 10 15 20 25 30 35 Ten vyfftiensten is myn meyninge ende wille dat doctor Joost ende myn lieve neeff Gala nae alle hoere wille sullen met myn wamboysen handelen ende tracteren wye zy willen. Ten sestienden besette ick Aucka, myn lieve vroeme waerdinne, over alles dat ick hebbe van torff ende holt, ende thien goltgulden, die zy wall aen my verdient heft. Item Syrck Synnama sallen myn executoeren hondert ende dertich goltgulden nae inholt myn handtschrift geven. Item, dat tinwerck ende alle dinck ende silver sal men opt hoeghst verkopen, ende alle inwendighe tot hulp van die derdehalffdusent golden gulden, opdatze moegen voersolt worden. Item Mathys, myn trouwe diener, sal hebben acht golden gulden eens. Daer ickt wil by blyven laeten, nae wille des almechtigen Godis, den ick groten danck segghe datter my dat vornuft gegeven heeft dat ick also myn bescrivinge, wie bovengemelt, nae synre godlicke wille volbracht hebbe. Ende soe stelle ende ordinere ick, doctor Douwa, voer executoren desses myns testamentis ende laeste wille doctor Joost ende Gala Galama, myn neeff, ende burgermeisteren der stadt Leuwerden. Dat sy tselve in allen manieren wie bovengescreven willen executeeren ende vorvorderen, is myn vruntlicke begeeren op denselfden. Desen allen tot orkonde heb ick, doctor Douwa, in presencie van doctor Joost, Wibe Gheryt zoen ende Jan goldsmedt, burgermeisteren der stadt Leuwerden, hyrtoe geropen voer getuygen naemlycken Lyuwe Lyuwe zoen, Henrick Henrick zoen, Tyaert Eelke zoen, Gercke Jorrert zoen, Jacob Jans zoen, Peter Rinthie zoen ende Mathys van Aeken, myn trouwe dienaer, ende denselfden allen om Godes willen gebeden als tuygen in desenn myn testamente toe wesenn. Ende oeck den borgermeisteren Wibe Gherryt zoen ende Jan goldsmidt gebeden ende consentiert myn testament mit stadtz secreetsegel to befastigen. Daer wy, borgermeisters, ter bede doctor Douwa ende alle soeven tuygen hebbenn gedaen ende befastiget mit stadtssecreet hyran gehangen. Ende wy, Lyuwe, Tyaert ende Gerke, hebben onse hantscriften hyr mede ondergescreven, als tuygen hyrto geroepen. Ende omme meerder sekerheit van desen testamente heb ick, doctor Douwa, gebeden Wilko Folkert zoen, der stadt Leuwerden secretarys ende notarys, dit myn testament to scriven ende onderscriven. Ende wy, tuygen bovengenoemt die niet scriven konden, hebben alle gebeden Wilko voornoemt voer onss mede to onderscriven. Des ick, Wilko, also ter bede doctor Douwa ende den tuygen voersc. hebbe gedaen. Actum Leuwerden, anno, mense, die, indictione quibus supra. <Ondertekend:> Lyuwa Lyuwa zoen. Gerko Jorret soen. Tyaerd Eelicks soen. 40 45 <n.m. 10> Ende want desen allenn alsoe als voirscreven in der waerheytt in tegenwoerdicheit der getuygenn bovengenoemt ende my, notario publico, geschiet zyn, ende denselfden tuygen tselfde testament nae wille des edelenn, erbaeren hoechgeleerden doctor Douwa van my, notario, toevoeren gelesen, heb ick, Wilko, notarius apostolicus, dit testament selfs gescreven ende mit myn naeme ende gewoenlicke teyken, hyronder geset, befestiget, hyrtoe specialicken geropen ende gebeden. 239 Clausulaque in margine scripta vera est et recta. Protestor hac scriptura manus proprie. Actum ut supra. <Ondertekend:> Wilko notarius subscripsit. 5 Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, Douwe Tietemaleen inv. nr 1 (Charterkast III, nr 9). Perkament. Met uithangend zegel: 73. In dorso: 1528, 11 octobris. Drie. <M.a.h., 16e eeuw:> Testament D. Douwe Tetema. <M.a.h., 16e eeuw:> 132 g.g. 3½ st. [...] jarlix. 185 k.g. min ½ st. Afschrift: B (1636, door T. Saeckma). Niet voorhanden. - C (1675, naar B). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2164. - D (1742 oktober 27, waarschijnlijk naar B). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 708/4. Druk: a. Analecta (1750), 43-48. Naar C of D. - b. GPCV II, 548-550. Naar A. 10 122 1528 november 11 Albert Ryoerdt zoen 15 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. En uygelick ende alle diejin dier dit beheert ende van nede is te wyten, syt kenlick ende epenbier dat in dat jier tusen ffyffhondert acht ende twintich, den alfte dey in november, in Albert Ryoerdt zoen huis toe Firdtgum, in bywessen heer Syuerdt, personne toe Firdtgum, her Foppe, wicarius thoe Tyemarum, heer Schelto, persinne toe Aesterbyrum, Tako Hibbema toe Aesterbierum ende Tyaerdt Jettye toe Firdtgum, tyoegen hiertoe roppen ende baeden, is wessen lyaeflick, by syn ayn vrye wille, mey foortochte sinnen, mey rype byried, sonder yemant bytwang oft foorharsingae, alser seyde, cloeck, starck ende wytlick van verstandt, hoewol syeck van lichaem, die voorsichtige Albert Ryoerdt zoen toe Firdtgum, wrtinszen dy brecklyckheyt der menschen, dat alle creaturen die libbe, eens stere motte naetuerlick, ende dy schyeld van uus vaeder Adam, dat is die daedt, naet wytende hoeneer smeyt[i]ende, bitellie motte, soe dan die daedt gans syker is ende dy wre des daedts onsycker, wierompt van nede is ney dy Godlicke vermoningae dat dy mensche altyt wacker is, nae sleepende, van des maester des huysgesins byfondena wirt dat hy tytlick, jitte syn verstandt ende vyff sinnen habbende, alsoe dae uraedtsche tingen, gueden ende bekeringe handlick ende schickb, datter dan van dy Heere in der tyd der wisitatien als een cloeck, wys, foorsichtich rentemaester pryse ende achte wirt, dat wrmits syn versuymelheyt oft traecheyt tuysken dae erven, legatarien oft ore lyoeden nin twist, hat, nyt off discentie comme oft ryse. Disse puncten anmarkende hat Albert Ryoerdt zoen voorsc., aerst nochtans Godt biddende om gratie in dyo eere Goodes ende dy benedydste maget Maria om dy thoern Goedts toe maetighien ende barmharticheydt toe voorcryen, mecket syn testament nuncupatyff, codicil, leste wille, off ist alderbest ney dae ryocht a b C: bysonder. Vergelijk voor handlick ende schick de aanhef van nr 138: handlye ende schicke. 240 5 10 15 20 25 30 35 40 45 staen mey. Byjeriende aeck, ist dat disse leste wille ende voorsc. Alberts byerte naet staen mey als een solempn testament troch breck van enigerhande solempniteyten van ryoecht, woll ende byeerret Albert dattet sil staen als een codicil, leste wille, off ist alderbest in alle manieren ende festlycxt mey ney dae ryocht, landts gewoente oft gemene styl staen ende effect habbe, onferbrecklick in alle syn puncten sel onderhaudt wirde. Ende toe meere festicheidt van disse ropt Albert voorsc. weer alle ore testamenten, codicillen oft donatien, hoe ende in hat manieren hy mocht sulcx in fortyden aeck mey derogatoriael clausulen mecket habbe, dier disse leste wille mochte schaedlyck oft hinderlick wesse, wil Albert voorsc. dat sulcx alles al van nin wirdt ende gansen naet sel wesse, maer disse leste allinne fest ende volstandich toe blyuwen int aeyn syns libbens, dit nimmermeer weer toe roppen, dan alle tyden toe dy daedt toe hierby toe blyuwen. Int aerst byfelt Albert voorsc. Godt almachtich, Maria, syn benedyde moer ende alle Goodes heyligen syn eedele ziel, alsoet bod Godes verfult hae, ende byerret syn legersteden toe Firdtgum opet tyarckhoff. Item hy byspreckt Sincte Niclaes, syn patroen, dy pondtsmete miedtlandt, capet van Sybe Lyuwe zin. Dierthoe als dy patroen in timmeringae is, thyen enckelgownen. Item hy byspreckt Gerbren, Tryne bernsberna, dier mey hen wennet, trye ky ende een bedt mey syn toebeheert, toe gaen uut dae gemene gueden, als Tryn, Alberts voorsc. wyff, in jenwirdicheyt wiesb, tyoegen ende orkenen voorsc., voer her paert joundt ende consenteret, ende toe euyge tyden toe duerien transporteret had. Item hat foerd toecomme schil heyligen ende heren ende dae arme lyoed, byfelt Albert voorsc. heer Syuerdt, syn persinne, Tryn, syn wyff, ende Ryoerdt, syn sin. Item Albert voorsc. hat naemdt ende mecket arven toe all syn gueden, hierboppe naet bynaemdt, als in landt, sandt, huys, hoeff, quick, till, goudt, silver, cleedt ende jeldt, uutschyelden ende inschyelden, Ryoerdt, syn sin, Cathryn, Syds ende Aecht, syn dochteren, ende Griete bern, in herre moers stadt toe staen, in manieren als neyscr. Item Ryoerdt sel habbe toe forndel ende farre uuyt dae thyen pondemete landts, lidsende toe weste Alberts huys, capet van sillige Doeke Hetto zoen, van welcke thyen pondemete voorsc. Cathryn, Alberts voorsc. wyff, die helft diervan joudt had Ryoerdt voorsc. in een meckbrieff mey sillige Gabbe Latgema dochter. Indien dat naet noegh, innoverit Tryn dyselffde jefte, ende joudt wermits disse dy helft van dae thyen pondemete voorsc. Ryoerdt voorsc. toe euige tyden, in jenwirdicheyt der tyoegen voorsc., ende swert dier nimmermeer jen toe dwaen. Item aeck sel Ryoerdt voorsc. toe forndel habbe ende farre uuyt dat hael huys, quick, til, goudt, jeldt, silver, inschyelden ende uuytschyelden, ende fordt alles alsoe ist Albert voorsc. toebyheerdt, dae landen uutnaemdt. Item aeck sel Ryoerdt voorsc. farra uut habbe dae haele landen, capet ine tyden Ryoerdt voorsc. een wyff handt had. Item Tryn, Alberts dochter, sil habbe ende halde soelangh isse lyoet, dae landen op Aestertarp, uuytseydt dae landen, capet als dier by Ryoerdts tyden als voorsc. Ende ney haer daedt sille her bern alsoe folle habbe als een van dae ora Alberts voorsc. bern. Ende aeck sel Ryoerdt voorsc. dan habbe dae staeten op Aesterterp ende dae vyff pondemete landes dier Tryn, syn suster, nuu hat, ende sil diervoor jaen by reed her Syurdt, syn persinne, her Foppe, her Schelte voorsc. ende Taecko Roorda. a b C: borns born. Lees: uus. 241 5 10 15 Ende alle ore landen, hierboppe naet bynaemdt ende oers specificeert, macket Albert voorsc. Ryoerdt, Catryn, Syds, Aecht ende Griete bern in harra moers steedt, gelyck eerven toe wessen. Ende oftset naet oereen koeden in deelen, wol Albert voorsc. datse selle toefreedt wesse het heer Syuerdt, her Foppe, her Schelto voorsc. ende Taecke Roorda toe baer brengen. Item aeck wol Albert voorsc. dat syn bern ende arven voorsc. hiermey sille toefreedt wesse. Ofter yemant nochtans der erven voorsc. hiermey naet woede toefreedt wesse ende dit testament etc. woede inbrecke, dy sel verfaeln wesse in dy pene des ryochts ende forndel dier hem uuyt dit testament mey comme, nochtans aeck ney dae verberde peenen voorsc. dit testament folstandich te blyuwen. Item ofter enich tyoesternisse oft twynferstandt vuel ofte voerriese tuescke dae arven, roerende dit testament, wol Albert voorsc. by lycke penen als voorsc. datse sille toefreedt wesse hat her Syuerdt, her Foppe, her Schelte ende Taecke Rorda diertoe sidtse als voersc. Orconde disse habbe wy, her Syurdt voorsc., om bede wille Alberts voor myselven dit testament etc. onderschryoundt mey myn selves handt. Ende her Foppe ende her Schelte voorsc. habbe dit testament etc. om bedes wille Alberts voorsc. mey uus selves sigelen voor uusselm ende om bedes wille Tyaerdt Jettge zoen ende Taecke Hibbema voorsc. byfestiget ende besygle. Anno, die, loco quibus supra. 20 Aldus ondergeteyckent: Sufridus Meynsme. Her Foppe. Sigillum domini Scholteti, curati in Aesterbirum. Tyert Jetse sin. Tacko Jacop zoen subscripsit. Onder stonde gesc.: Collationeert met syn principael, ende concorderde, bekenne ick, Dirck Heyn zoen, secretarius van der grietenie Barradeell, onder myn gewoontlyke handtschrift. Ende geteeckent: Dirck Heyn zoen. 25 Accordert mit den princepalen copie, gesc. ende geteeckent als vooren, by my, ondergesc. clercq der secretarie van Barradeell, op den XVen februar[ii] anno 1592, in kennisse myn handt, <ondertekend:> 30 35 subscripsit S. Breutsma. 15 2 1592. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door Dirck Heyn zoen, secretaris van Barradeel, naar A). Niet voorhanden. - C (1592 februari 15, door S. Breutsma, klerk ter secretarie van Barradeel, naar B). RAF, Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 17, p. 15-16 en 19-20. Opschrift: Copie copie. Druk: a. OFO IV, nr 255. De aanhef lijkt gebaseerd op hetzelfde formulier als die van nr 138 (1535). 242 123 1528 december 9 Katheryn, weduwe van Jw Dekema 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende acht en twintigh, den negende december, soo heb ick, Katheryn, salige Jw Dekema wedue, aendenckende de onseeckerheyt des menschelycken levens ende die onseecker eynde of uuere des doods, by gaen ende staen, gesondt ende machtigh van lichaem, wys ende verstandigh van sinnen ende memorie, met rype ende voorbedachte raedt, tot Godes eere ende om vreede van myn naecomelingen, schickt, maeckt ende ordineert myn leste wille. Ende will dat dit in form ende manier naescr. wesen ende staen sal voor myn testament ofte codicill, ofte anders voor alsulck alst best ende vormlyckst nae recht stal ende effect sal mogen hebben ende sorteren, wederroepende alle andere testamenten ofte laeste willen daer ick voor datum van desen mochte gemaeckt hebben. Int eersten soo beveel ick Godt almachtigh myn ziel, ende begeer dat myn lichaem sal begraven worden in Sint Martens kerck toe Franeker by myn man, salige Jw Dekema, ende byspreec die voorgenoemde kerck acht enckelguldens gangbaer geldt eens. Item alle altaren in deselve kerck een half pond was eens. Item in Franekeradeel elcke prochyekerck thien stuvers eens, ende desgelycken alle kercken in Baerderadeel elck eens thien stuvers, uytgeseyt de kerck van Hiellum, Weydum ende Baerd, die ick elck eens een enckelgulden gegeven hebben wil. Item die kerck van Deersum een enckelgulden. Item die kerck van Nyland een enckelgulden, ende de kerck van Witmaersum oock een enckelgulden. Item de cruicebroeren tot Franeker oock een enckelgulden eens als de kercken voors., ende myn bichtvader aldaer een enckelgulden eens. Item soo wil ick tot de armen binnen Franeker negenhondert enckelguldens eens, acht ende twintigh stuvers voor de gulden gereeckent. Ende voor dese negenhondert guldens voors. wil ick die armen binnen Franeker jaerlycks renten gekoft hebben, tensy dat ick dese negenhondert guldens vers. niet gans ende geheel by myn leven betael ende op landrenten besteed, soo sal Jarigh, myn soon, al myn renten van myn naegelaten goederen ontfangen, ter tydt toe dat betaelt sal zyn datgene dat aen dese vers. negenhondert enckelguldens gebreecken sal ende van my niet betaelt en is. Ende als Jarigh dat dan ontfangen heeft, sal hyt by raed van de rechte armevooghden aen renthen besteden. Item soo heb ick en myn man saliger gedachtenis te bewaren gehadt vyftigh enckel guldens eens van de kerck van Baerd, ende sestigh enckelguldens eens van Onse Lieve Vrouwe altaer daer staet binnen die kerck van Franeker, voor die banck daer ick, Kathryn Dekema, gemeenlyck in leg, welcke penningen tot dese tydt toe niet betaelt en zyn. Ende indien ickse voor myn doodt niet betael, soo salse Jarigh voors. oock van myn goederen int gemeen vooruyt aftrecken, ende de kerck ende altaer voors. betalen. Item voort soo institueer ick ende maeck erven tot myn goederen bynamen myn twee soonen, Sicke ende Jarigh, ende salige Hette myns soons kinderen, als Pieter, Aesche, Hette, Yd, Mary, ende Id, ende salighe Yde myn dochters kinderen, als Bocke, Douwe ende Barber, ende ick uytwys ende toelegh ygelyck syn part als hiernae volght. Int eersten soo sal Jarigh, myn soon, hebben ende behouden dat huys daer ick nu ter tydt bewoon, staende opt suyd van de kerck ende plaets der stadt van Franeker, met 243 5 10 15 20 25 30 35 40 dat hof, schuer ende huisraed datter in is, ende dat op maten ende conditien als icket hem by myn levene lyf gegeven ende overgedragen heb, ende hy willigh van my ontfangen heeft, alst blyckt door de brief daerop gemaeckt. Foort soo sal Jarigh noch hebben dat goed tot Tzaluert, daer nu ter tydt een hietende Sybe Sybe zoon op woont, geldende nu jaerlycx vyftigh enckelguldens. Item noch een goedt toe Tzaluert, daer Heyne Pieters zoon nu ter tydt bruyckt, geldende te huer jaerlycks twaelf enckelguldens. Item noch een goed toe Schalsum, daer nu ter tydt een op woondt hietende Reylef Claes zoon, geldende nu te huier twintich enckel guldens. Item noch een fenne, hietende de Hinxte fenne, daer leyt by de Westerpoort der stadt van Franeker over de Zylroed, daer nu geld acht enckelguldens. Item Jarigh voors. sal oock hebben ende inhouden die vier enckelguldens jaerlycx van die [***]a daer ick hem mede belast hadde, luyt het brief van de overdraginge van huys, huysraedt, hof, ende schuer vers. Item foort soo sal Jarich noch hebben magisterb Jacobs huyssteed, magisterc Willems huyssteed, Pieter Lieuwe zoons huyssteeed, Rienck metschers huyssteed, Freerck Claes zoons huyssteed, Barent malers huysstede, daer een ytlycke van disse nu ter tydt gelt toe huier een enckelgulden ende seven karolist. Item Baerent malers aftersteed, daer gelt toe huer een gemente enckelgulden. Item soo sinter noch binnen Franeker steden oppe Greyde van salige Zwob myn moers erffschip ongedeelt, daer my, Kathryn, twee van beuren magh, dewelcke Jarigh voors. oock hebben sal. Ende alle andere steden binnen Franeker ende oppe Ryp die my van myn salige moers erfschip noch toekomen mochten, die sal Jarigh ineyschen ende oock tot eygendom hebben. Des soo sal Jarigh tot een eeuwighe deel ende memorie, daer ick gedaen hebben wil voor myn man, my ende myn kinderen zielen, weder assinghneren ende uytwysen twee enckelguldens jaerlyckse renten aen landen ende steden daert hem believen sal, daer die vier princepaelste priesteren, coster, schoolmeester, voor drie memorien daerse jaerlycks houden sullen, geloont sullen worden, als naemelycken die ick gedaen hebben wil jaerlycks op den dagh dat men salige man, salige Anna, myn dochter, ende ick gestorven zyn. Ende noch sal Jarigh voors. twee st. jaerlycks uytwysen int goedt toe Scalsum voors. het jongerschip tot Schalsum. Item voort soo sal Jarigh voors. Popck, Scolte Roorda dochter, een stee uytwysen daer een enckelgulden jaerlycks gelt toe huer, ende desgelycken soo sal hy Hette syn broeders kinderen oock een enckelgulden jaerlycx geven ende uytwysen. Item Jarigh voors. sal oock vernoegen die cruicebroeren van de dried daer haer van myn salig moer besproocken is, voor alsoo veel nochtans ende niet meer dan my daervan kompt te geven. Ende met dese goeden ende renten sal Jarigh voors. ende syn naekomelingen tevreden zyn, ende geen saen noch spraeck te maecken tegen Sicke, syn broer, ofte salige Hette syn broers kinderen, ofte salige Yde syn susters kinderen om eenige bespreeckinge daer hem van myn salige moer gedaen mochte zyn, want ick wil ronduyt niet dat hy daer yet of eysche. Voort soo sal Sicke, myn soon, boven datgeen dat hy van Jarich, syn broer, voor het huys verschreven daer ick nu ter tydt bewoon, door myn ordinantie ende schickinge ontfangen heeft, hebbende dese naescr. goeden. Te weten Manninge goedt toe Hiellum, dat jaerlycx tot huer gelt twee en vyftich enckelguldens. Item int selfde dorp a b 45 c d B: ruimte open gelaten. B: mge met horizontale afkortingsstreep. B: mge met horizontale afkortingsstreep. Hierna ontbreken waarschijnlijk één of meer woorden. 244 5 10 15 20 25 30 35 40 45 een goed, daer Hermen Matthys zoon op woont, geldende te huer vier ende twintigh enckelgulden jaerlycx. Item noch in datselve dorp een goed, daer nu een op woont hietende Symon Jans zoon, dat nu jaerlycx gelt vyftien enckelguldens ende elf stuvers. Ende noch sal Sicke hebben negen enckelguldens jaerlycx by Franeker in Jan toe Lollums goedt. Ende met dese goeden soo sal Sicke voors. voor syn part tevreden zyn. Item voort salige Hette myn soons kinderen voorgenoemt sullen hebben dese naegeschreven goeden, boven die enckelgulden daer Jarich vers., haer oom, haer geven sal ende de vierdehalfhondert enckelguldens daer Jarigh voors. haer oock eens betalen sal voor het huys verschreven daer ick nu ter tydt bewoon. Int eerste een goedt tot Deersum, daer nu ter tydt een op woont geheten Barent Jans zoon, geldende nu jaerlycks vyftigh enckelguldens. Item noch sullense hebben tot Boesem een goed, hietende Mackum, daer nu ter tydt een op woont hietende Willem Tiercks zoon, geldende nu ter tyd jaerlycx te huer veertigh enckelguldens. Item een steed toe Deersum by de kerck, geldende jaerlycx te huer achthien karolyst. Item noch achthiendehalf enckelguldens jaerlycx toe Weydum, leggende opt Nieuland, in een goed daer Atthe Jucke zoon nu ter tydt op woont. Item noch een steedt toe Weydum by die kerck, die jaerlycks te huer gelt een enckelgulden. Hiermede sullen salige Hette myns soons kinderen mede toevreden wesen. Item voort salige Yed myn dochters kinderen vorengenoemt sullen hebben dese naegeschreven goederen. Int eerst toe Fylens int Witmaersumer gae een goed, daer nu ter tydt een op woont hetende Pieter, daer jaerlycx te huer gelt ses ende dertigh enckelgulden. Ende in ditselfde dorp een goedt, hietende toe Niestins, daer ick dat vierendeel van dat goedt hoogh, daer nu ter tydt een op woont hietende Pieter Claes zoon, geldende jaerlycx te huer acht enckelgulden. Item noch in dit selfde dorp in Olde Biestera goed jaerlycx twee enckelgulden renten te huer. Item in Jurwirde ga een goed hietende Yssens, daer nu ter tydt een op woont hietende Jacob Dircks zoon, geldende jaerlycx te huer twee ende twintich enckelguldens. Item in Jan Dircks zoons goedt toe Lollum by Franeker seventhien enckelgulden, daer Sicke voors. oock neegen in heeft, geldende jaerlycks toe huer ses ende twintigh enckelguldens, op alsulcke conditie alsdat Jarigh voors. syn keur hebben sal, dese ses en twintigh enckelgolde guldens by Franeker, leggende in Jan Dircks goed vers., Sicke ende Yde kinders vers. als boven toeassingneert sal mogen houden, ende Sicke ende Yde kinderen vers. ses ende twintigh enckelguldens jaerlycks renten daervoor wederom uytwysen in een ander goedt, ende sie Jarigh vers. dat niet toe weygeren, om dieswille datse by Franeker leggen ende Jarigh voors. geryflyck sinnen. Item voort sullen sy hebben thien golde guldens van Ayngweerdster clooster. Item noch ses gouden guldens toe Winsum in een goedt, hietende Horswird, daer nu ter tydt een op woondt hietende Pieter, ende dese voorbenoemde sesthien enckelgulden beurt nu ter tydt Barber, myn dochter, ende nae haer doodt sullense erven op Yde myn dochters kinderen, te weten de ses op Tryn ende de tien op Yde ander kinderen, ende nae Tryne vers. doodt die ses golde guldens op Yde andere kinderen. Item dese ses golde guldens sal Tryn hebben tot haer eygen verdeen, alsoo als Barber vers. die had heeft. Item foort sullen Bocke, Douwe, Barber, Yde myns dochters kinderen, hebben ende houden achtien pondt silvers daer Sicke Gratinge met Ydt, myn dochter, ontfingh, ende dat geen dochter meer was dan tweehondert loodt onthieten in haer berns. Item dese achtien pont dat is myn ende geef ick haer nae myn doodt, ende dat daerom of sy yet van salige Juw Dekema erfschip te luttick mochten ontfangen hebben. Ende van dese achtien pondt silvers vers. heeft Barber vers. seven pondt silvers ontfangen voor haer part, ende dat 245 5 10 15 20 25 30 35 40 ander sullen Bocke ende Douwe vers. toelycken deelen, ist saecke datse kinderen krygen, ende krygense geen kinderen, elck op anderen te erven, alsoo dattet niet uyt myn bloedt vallen sal soolangh als daer kinderen ofte kindtskinderen leven. Hiermede sullen sy tevreden syn van silver, tilber goedt ende ander erfschip, replyck ende onreplyck. Item van dat silverwerck daer ick nu heb, daer sal Jarigh voors. van hebben dat groote silveren kroes met de silveren lepelen. Item Hette myn soons kinderen sullen hebben drie sulveren kroesen, ende Sicke, myn soon, de andere drie. Ende voortaen dat ander silver datter blyft nae myn doodt, dat sal Sicke, myn soon, hebben. Item voort wil ick, Kathryn voors., dat myn kinderen ende kindtskinderen hare goeden niet sullen erven alheel in vreemde handen, maer de helft van die goeden sal altydt wederom vallen op myn sibste bloedt, soowel op de dochteren als op de soonen ofte hare kinderen ofte kindtskinderen. Item ofte yemandt waer van myne kinderen ofte kindtskinderen die dese schickinge ende ordonnantie myns tegenwoordigen testaments ofte eenige articule, kleyn ofte groot, des testaments wilden inbreecken, ende niet onderhouden als my belieft ende voors. is, die sal met die daet verbeurt hebben die helft van syn erfschap hem boven toegeleght, ende die dat houden, dat dan toelycke toe deelen. Ende ick wil ende begeer dat myn kinderen ende kindtskinderen dit testament, schickinge ende ordonnantie deuchdelyck ende eerbaerlyck willet onderhouden, als goede kinderen toestaet ende behoort, welcken ick beken ende hiet myn testament ende leste wille te wesen, ende dat by pene als boven exprimiert. Des toe orconde soo heb ick, Kathryn voors., hiertoe roepen ende beden tuygen, als den waerden ende aendachtigen heer Hero Hotnia, pastor in Franeker, heer Thiaerd Symons, vycarium aldaer, heer Aggho, pastor in Oostereynd, heer Johannem Wibodi, heer Tomam ende heer Petrum, in Franeker prebendaten, ende Johannem Rodolphi, uyt pauslycke macht notarium, dit tegenwoordige testament voor my te besegelen ende onderschrieven. Welck wy, Hero, Theodardus, Aggo, Joannes, Thomas, Petrus, ende Joannes vers., ter bede ende instantie Katharyns vers., hebben besegelt ende met onse gewoontlycke handen ondergeschreven. Int jaer, maendt, dagh als voors. Ende wanta ick, Johannes Rodolphi, uyt pauselycke macht openbaer notarius, alle dese voorgenoemde dingen een ygelyck besonder tesamen metten voorgenoemde tuigen ben tegenwoordigh geweest, daerom heb ick dit tegenwoordige testament met myn eygen handt trouwelyck geschreven, ende in dese vorm ende staltenisse geset, ende met myn handt, naem ende toenaem onderschreven, hiertoe requireert ende gebeden. <M.a.h.:> Onder stondt: Joannes Wybe zoen prebendarius subscripsit. Thomas prebendatus in Franiker subscripsit. Petrus Dodonis subscripsit. Heer Hero van Hottinga. Theodardus subscripsit. Aggo sigillavit ut infra. Met drie uythangende segels in groene uasse. Staende noch ter syden de subscriptie notarialis van Johannes Rodolphi, bestaende in eenige halen ende letteren, sonder daeruyt een volcomen naem te konnen formeren. a B: was. 246 Na gedane collatie met den principalen testament, gescreven in franchyn, is desen bevonden daermede te accorderen, in kennisse van my, den 8 junii 1646, <ondertekend:> T. Saeckma. 5 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1646 juni 8, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 394. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 10v): Copia. Testament van Catharyn Juw Decama weduwe, 9 dec. anno 1528. 124 10 15 20 25 30 35 40 1529 oktober 1 Douwe Jowsma In den namme Goedes, amen. Int jeer Uus Heren twsent fyffhondert ende nioegen en twyintich, up Sinte Remigius dei biscop ende confessoer, habba yck, Douwe Jowsma, oensioen datter naet syckerlycker is dan dy daed ende naet onsykerlycker is dan dye wra des daedes, ende habba mecka myn testament, codicil jefta lesta wylla, by gaen ende staen, sondt ende machtich fan lichaem ende wys fan sinnen ende foerstant, in manieren neyscrioun. Int aerst byfel yck God almachtich myn syel ende dy aerde myn lychaem. Ende ick byjerie myn legerstoel yn Warragae by myn patronen Sinte Fabiaen ende Sebastiaen in dye tzercka, by sillaga Hys, myn aefte wyff, ende byspreck dye patronen tzien g. florenen, ende Sinte Anna tzien jeer waexbrand. Ende soe mettzie yck een deel, ende wylt brocht habba fan Roerda goed ende fandt jen deer yck meer toe Roerda gued dwe dan daer principaelick toeheert, alsoe toe forstaen dat dae twa deelen dat tredde deel schil upnemen, ende wylt brocht habba up silliga Hiske jeerstond. Ende byjeria een blauwen steen fan myn eerfgenamen up uus grefven. Ende ick byieriet fan Hylck, myn wyff, een jeer een prester toe haelden, ende tweer fan uus presteren tritigh zielmissen toe dwaen, ist dat hya willa, ende jeft hyaes naet dwa, men wynse dan toe ora presteren, men ick wyl nin druge ziela myten habba. Ende dae fiouwer bidden oerden ellick een tonne keyt ofte een golden floreen. Byrghum een tonna hamburch. Int deel alst syd ende pliga is. Ende soe schil habbe uus tziercka yn Warragae een golden floreen renthe yn de Westerbuuren, deer kaepet is fan Gabba Taecke zoen, ende soe schil dy haele golden floreen fry wessa yn Jancka Hobbis zoen seeta toe Hinnaert. Ende Sinte Martin toe Wirddum schil habba een golden floreen eens. Ende ick meyts myn trya kynderen ghelyck eerwen, als Oenna, myn soen, ende Hys ende Kunier, myn twa dochteren, yn manieren hyrney scrioun. Int aerste Oenna schil habba Roerda gued, deer ick nu op wannye ende icket nu bruken byn, dier alsoo toe foerstaen is als Roerda op ende uut, men naet mey dae ponsmeten deer ick eroen kaepe ende wandla habba, mer Roerda deer ick hem jouwen hab yn een meckforwyrd, dier hia questie fan mettzie dat ick mer schoed onthieten habba aen Roerda dan principalick Roerda gued is, dier alsoe naet is, ende ick wilt hem naet ferra toe dan 247 5 10 15 myn silliga faer hat kaepet van Minne Kynska zoen. Meer ney myn daed wyl ick hem toe oen Roerda gued dyo lyttyck fenna deer yck wandela habba jenst Oenna Tzialingh zoen, by myn hoefgraft neyt Dyeep, by dae twa wieren aef, ende naet foerra. Ende foerd soe schil Oenna habba dae landen ende renten yn Warragae, uutseyt dae landen ende renthen dieer yn Hilka meckbrieef ende quitancie specificere ende bynaemdt synt, ende behaudelick Jancke Hobbis zoen gued up Deytzia terp, deer Hys habbe schil, ende uutseyd dae renthen yn Sipka Epe zoen gued, dier broer Watzia habb[a] schil, myn zyn toe Foswyrd. Ende soe schil Oenna meer hab[ba] dy faen tho Byrghum ende dyo pondesmeet by Jowsma. Ende soe schil Hys habba dat gued oppa Klamp, deer Baucka Hessel zoen nu ter tyt op wennet, mey dyo ponsmeet toe Tecchum, ende Jancke Hobbis zoen seeta yn Warragae op Hennaerderebuuren, ende Baucka Dow[is] seeta ynna Westerburen toe Wartena, ende dat toe Roerdehusem in Jancke butendycks gued, ende dat yn Hetta Hille zoen seeta, uutseyt dae tzien golden floreen renthen deer woerwandela sint oen Palmere gued,a Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen. Thans onvindbaar. Onvolledig: er ontbreken één of meer binnenbladen. In dorso: Een copye fen Dowe Jowsma testament. Druk: a. OFO II, nr 343 (naar B). - b. OFO III, nr 45 (naar B). Uitgegeven naar een fotokopie in het Fries Instituut te Groningen, gebruikt voor druk a en b, waarop de aantekening: R.A. Friesl., Eysinga-Vegelin, port. stukken uit archivariskamer. 20 125 Cornelys Alexander zoen 25 30 35 40 1530 maart 26 In die naeme Goedis, amen. In den jaer Onses Herenn Jhesu Christi geboerten dusennt vyfhondert ende dertich, opten sess ende twintichsten dach des maents martii, omtrent negen uuren voer middage, ter derder indictien, der pontificatien onsers aldenhellichsten vaeders in Christo ende heeren herenn Clemens, nae der godlicken voersienicheit die soevennde pawes, in syn achste jaer, regnierende die aldendoerluchtistenn, groetmachtichsten, victorioesten ende glorioestenn fursten ende heeren herenn Charles, erwelter Roemscher koeninck ende keyser, in syn twaelffte jaer, heeft die eersame Cornelys Alexander zoen, van Berghen opten Zoem geboren, crannck liggende binnen Leuwerden in des helligen vaeders Sancti Anthonii gasthuysse, angemerct datter nyet sekerer op disse werlt is dan die doott ende nyet onsekerer dan die uuree des doedes, soe dann allen kerstennmenschen van Goede almachtich ende allenn rechten toestaet ende geoerloeft is een testament, laeste wille, ordinancie oft schickinge synre gueden toe maeken, daeromme sulx allen overgemerckt, heeft vornoemde Cornelys gemaect, ordiniert ende disponiert, ende mits deesen maeckt, ordiniert ende disponiert in myns, a Hier breekt de tekst af. 248 5 10 15 20 notarii publici, ende tuygen hyrnae benoemt, syn testament, laeste wille oft schickinge van syn tytlicken gueden, hem van Goede almachtich verleent, ende dat in deeser manieren naevolgende. Item ten eersten beveelt Cornelys voirnoemd Goede almachtich zyn edele zyele, ende deer aerde syn lichaem, ende begeerde syn sepultuyr ofte begravinge binnen Leuwarden opt kerckhoff tot Oldehoeff. Vorder heeft voer een erfgenaeme gemaect, ordiniert ende gestellt dat goedeshuys van den pauperes Christi ende Sancti Anthonii gasthuyss binnen Leuwaerden, aldaer hy gegeven heeft alle syn gueden, hoedaenich die syn ende moegen wesenn, ende besunder mentie maekende van syn gueden, soe groot ende cleyn hy die hadde in Frieslant. Dairto syn schulden, hem comennde van enen Syurd Jans zoen tot Sneeck, omtrent hondert philippusgulden, ende begeerde dat men dieselfde sculden op Syurd mit besten ende scerpsten recht solden invorderenn. Ende dieselfde Cornelys Alexander zoen verclaerde oeck in my, notario, ende tuygen bywezen dat hy groote redenen ende recht hadde syn dochter, die noch mochte leven, te onterven, ende heftse alsoe in als niet gemaect. Ende tot desenn heeft Cornelys voersn geropen ende gebeden my, Wilko Folkert zoen, secretarium ende notarium publicum, in presencia van den erweerdigen heren Geert, prester, ende Mathys Jans zoen, als tuygen tot desenn gerequiriert. Actum anno, mense, die, indictione quibus supra. <n.m. 10> Ende wannt desen alle als voersn oprecht ende trouwelick in my, notario, ende tuygen voersn geschiet zyn, heb ick dit testament mit myn selfs hant gescreven ende mit myn gewoenlicke teycken roboreert, tot desen specialiter geroepen ende gebeeden. 25 Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 11. Perkament. In dorso, m.a.h.: Pro pauperibus Christi in Lewardia testamentum Cornelii filius Alexandri de Bergen. Druk: a. OSA, nr 125. 126 30 35 40 1531 april 20 Eda Jonghama Int jeer Uus Heren tusent fyfhondert ende een ende tritich, opten tweyntisten dei in april, hab ick, Eda Jonghama, myn testament ende lesta willa of codicil of alst alderbest ney da ryochten staen mey, selm mecka, oensyaende datter naet wissera is dan dyo daed ende naet onwissera dan dyo wra des daeds, soe hab ick dit mecka by sonda lyff ende guede byreed, ende wilt halden habba fan myn eerfnammen deer hyr neyscr. steet Int aerst byfel ick myn aerme siel God fan hemelryck, ende myn lichaem bygerye ick toe lidsen in Thabor by myn faer ende jelderen, ende byspreck dat claester aldeer fiouwer enckelgowna renten uut dat gued toe Geyns, deer Laes, myn mieg, nu ter tyt op wennet, ende een enkelg. rent oen jeld, als XX enkelg. eens, ende datse hyrfoer des jeers een pytancie hald op myn jeertyt als dat deer uoentlick is, ende haet deer wrcomt, 249 5 10 15 20 25 30 35 40 45 datma dat foer dio porta jow om Gods willa, foer my ende Ada, myn broer, ende uus jelderen, oft wy enyghe onryochtfirdighe gueden mochten bysetten habba, deer wy naet wyten, hweer ofte hwan dattet hemmen mey toe stade com. Item soe byspreck ick dae fyf biddende oerde elckum een hoernthysg. Item Aldaclaester ende Nyaclaester elkum een klinckert, ende Greenadyck een halen. Item toe Nazareth twene enckelg., toe Aelsem een klinckert, Aengwird een klinckert, toe Stenatziaerka een klinckert. Item dy patroen toe Raerd, Sancte Laurens, trie enckelgowna, of ick oft myn faer aet bytefta weer fan olybrand in der tzierka, ney inhald dat missael. Item soe wil ick dae riuchta schamela huuissitten ende da aerma deer hyare braed moeten bidda, dae renten toe Rauwert, deer Sibbel nuu ter tyt op wennet, ende datjen deer ick hab in dat gued op dyo Blintz, foer my ende myn jelderen, Bocka Harinxma ende Luttyae, syn moer, oft wy emmen tocort mochten deen habba, dattet hemmen mey toe stade com foer dyo misdeed. Ende dit wil ick dat Ada, myn soen, ende syn neycomlingen disse jelmissen alle jeren den schamela vors. schillet jaen, ende bytelye mey lecken, wollen ende linnen, schoen ende braed, in bywessen ende mey toe regeryen den personna toe Raerd. Ende oft hyr scortinghe in foel, dattet naet onderhalden waerd of dattet emmen wyeldlic bysitta wold, soe byspreck icket dae van Thabor vors. dat hya den aerma deer fol foer dwee, want ickt den aermen byspreck, ende dan schilla da fan Thabor vors. dae presteren toe Raerd ende coster lanya als neyscr. Item soe wil ick dat dae presteren toe Raerd alle jeren myn jeerweynghe schillet haelda ende foer Sack, myn wyff, jowns mey vigelien ende moerns mey missen. Hyrvoer schil elka prester habba tre stuweren ende dy coster trya buttyes, alsoe fier alsse dat dwaet, ende deer absens is schil naet habba. Ende dit schilles berra uut dat gued to Raerd vors., deer Sibbel op wennet. Item soe mettye ick toe eerva myns gueds Ada, myn soen, toe alla dae landen ende renten, huus ende hoeff, hlesten ende onlesten, ende alst in Raerdera gae leyt ende ick nuu ter tyt eech, uutseid dyo byspreckma ferra ende ney byscr. Item voert mettye ick toe eerwa Womke, myn dochter, mey hier kynden, Eelck Heringhe wyff, toe alle dae landen ende renten deer ick in Boesma Indyck hab lidzen, als dyo seet dier Melys Jan zoen nuu ter tyt op wennet, ende aeck deer Eepka in dae Buyngyerd nu ter tyt van my to heer hat, ende dae renten in Peter Buttis gued, dier ick van Laes wandela hab ney inhald dat wandelbrieff, ende dae renten deer toe Goltum by Lyowert lidzet in trym loghen. Aeck schil Womck habba Ydsingha gued toe Yrnsem mey al myn riochticheit der ick van Kempo, myn meegh, dierin hab capet, uutseid dae tyaen enckelg. renten dier Ghel, myn snaer, der jer<li>x uut haet als neyscr. Item soe schil Gheel, salighe Kempa wyff, myn snoer toe Gryns, habba toe Yrnsym in Ydsinghe gued vors. tyen enckelg. renten, deer Peter Jan zoen nuu ter tyt op wennet, ende dat gued toe Foutaburen, deer ick capet hab fan Roedmer molner, deer Gerryt nuu ter tyt op wennet. Hyrmey is hyo aefschaet fan my, ney uutwisinge uus briewen. Item voertoen byspreck ick Attem, myn wyff, fyouwer enckelg. renten, lidzende in Geynsera gued, deer Laes, myn mieg, nuu ter tyt op wennet, ende dat op aldulke meta dat Ath vors. toe her lyfstond alle jeren dat claester van Nazareth schil jaen een tonna gued koeyt int gemeen ende een hael enckelg. toe cruyd, toe behoeftichet myn broers dochteren ende Katrynen, myn stiefdochter, ende myn nyft, Agga Walta dochter, deerse my des jeers eens by bytensa. Ende of Ath vors. eer disse jonckfrouwen stoer, soe wil ick dat Laes, myn meech, ende Mary, syn wyff, of hyare neycommen foerdoen bywerye, alst Ath vors. deen hat. Hiervoer wil ick Laes ende 250 5 10 15 20 25 30 35 Mary vors. toe dae fyouwer enckelg. vors., sonder deelscap fan Atte oer kynden, ende dit schil duerye also lang alser enich fan dae juffers vors. libba, ende dierney oen Laes ende zyn erven toe blyven. Item soe hab ick vors. consentera dat Laes dae ora fiouwer enckelg. renten in Geynsera gued, deer ick da fan Thabor heb byspritzen, mey weer incaepie mey XVIII penningen een, ende dertoe schilma Laes vors. jaen alle dae briewen deer aldeertoe heret ende tyenyet. Aeck bespreck ick Atta, myn wyff, alle dat tilber gued der ick hab capet ende in hyar huys nuu is, hyoe der nimmen rekenscip van toe dwaen. Ende soe byspreck ick myn twene meghen, als Kempo ende Laes, elkum een golden croen eens, off dyo wird deerfoer. Ende soe byspreck ick Sibbel, myn alde huuysfrou, tien klinckerden eens, ende byierge dat Sibbel deer sitten blyw also lang alse lyuwet, om sex enckelg. jeers. Item soe wil ick, ofter emmen weer deer monna om schilden deer my toe camen, deer nowlick bewys heden ofte soe nowlicke lyoed weren datmese lyowe mochte by hyare were wirden, dat myn erven dat bytelye, elck hael ende hael. Item faers schilden, ney inhald faers register, schil Laes vors. bytellye, uutseyd trye reysen acht enckelg. deer Kempo mey syn susters bern comt toe bytellyen. Item oft ick enich oer brieff ofte codicil mettye ney dit testament, deer myn hand is off myn sygel op steet, dat hald ick lick machtich dit testament toe wessen. Ende want ick, Edo vors., hab dit testament als vors. is, macket by sonde lyff, ghaende ende staende, int jeer ende dey vors., ende wilt van myn eerwen ende fryonden voerbynaemd steed, fest ende onferbreclick halden habba, by vorbernisse syn eerfschip of bespreckne deert naet haelt, tot profyt denjeen deert halt. In wierheit disses soe hab ick, Edo vors., dit testament bysiglet mey myn selves syghel. Ende om mere festicheed soe hab ick hiertoe baden ende ropen da erbara heren ende mannen, als her Werp, prior in Thabor, her Aggo, personna toe Aestereynd, her Petrus, toe Ysbrechtum prebendarius et publicus notarius, als oerkenen hyertoe roepen ende baeden. Des toe oerkunde habbat wy, Werperus, her Aggo, dit testament bisigelet mey uus sigelen om Edo vors. bede wille, ende uus handen by onse sigelen onderscreun. Ende ick, Petrus, heb hier myn gewoentlicke hantscrift ende teiken onderscreun ende signieret. Op jeer, dey ende mone voerscreun. <Op de pliek, m.a.h.?:> <n.m. 6> Et quia ego, Petrus Nicolai, in Ysbrechtum prebendarius, sacrosancta auctoritate apostolica notarius publicus, una cum predictis fidedignis testibus per Edonem vocatus, rogatus et requisitus, huic ultime voluntati seu testamento adfui, omniaque et singula ut premittitur fieri vidi et audivi, propria manu et signo solito subscripsi et subsignavi. <Ondertekend:> P.N., notarius, subscripsit 40 <Op de pliek, bij de zegelstaarten:> Eda Jonghama subscripsit. Werperus, prior in Thabor, subscripsit. Aggo Oestrendus subscripsit. 251 Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 344. Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso: Edo Jonghama testament. Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). Ibidem. Onvolledig afschrift: C (z.d., door notaris Aggaeus Broersma, secretaris Sneek; merk: zie afb. 1). Ibidem. Betreft legaat Thabor; in dorso kwitantie Thabor (1544 mei 12). Hierbij consent van keizer Karel V voor Thabor om het legaat te aanvaarden (1536 juli 12). Druk: a. OFO II, nr 357 (naar A). 5 127 Aedae Eede zoen Jongghama 10 15 20 25 30 35 40 1532 januari 3 aangevuld 1534 januari 31 In nomine Domini Nostri Jesu Christi crucifixi, amen. Int jeer Uus Heren tusent vyffhundeert ende twae ende trittich, op den tredde dey in januario, soe hab ick, Aedae Eede zoen Jongghama, oenmerckt datter naet sykerer is dan dy daed ende naet onsikerer dan dy wra des daedts, ende haba mey vrie wille ende voortiochte zyn, sond ende machtich, gaende ende staende, by sonde lyff, myn testament, leste wille ofte codicill, soealst alderbest ney da riuchten mey staen, in maneeren alst hyrney sch. stiet. Int aerst soe jow ick weer wer Godt almachtich myn arme ellendighe seel, dyr hy salm scheppen ende maecket hat mey all zyn hemelsche heerschappie, ende dat snode lichaem dyo eerde, dyr dat van kommen is, ende byjerrye myn legerstoel by myn heilighe patroen Sinte Laurens, op dyo aerste graede voor dat koer, voor myn sillighe moers foeten. Ende dyrvoor bispreck ick myn patroen sex enkelg. renten in dat ewich uut die Buiere fenne, ende soe schill dy patroen anniversarium halde alle jeeren ende vigilia leete dwaen ende missam ende een requiemmissa in dat ewich, ende den patroen schil dae preesteren eelck en dubbelde st. jaen toe presentie ende dy koster I st., voor myn ende Ayle zeelen ende alle Jongghama gaesten int ewich duerryende, ende dyrvoor schille dae schilden twiscke den patroen ende my daed wessa. Foerdoen soe metzie ick II missen thoe wicken int dat ewich. Dyo ene schelme dwaen op Sinte Anna altoer, tho loff ende thot eere dyo hillighe moeder Sancte Anna sulffsderde ende met haer geslachte alle tysdegghen, ende dye oera schilme dwaen bynnen dyo wicke, hwanneer dattet den preester wall best geleeghen, in dat ewich tho durryen. Ende wanneer dae missen naet dien wirde, soe schilme dae preesteeren dat afftzyaen dyr dat versumme, want ick dyrvoor byspreeck tho disse twa missen te onderhalden nioegen enckelg. renten, die personna mey da twir preesteren toe habben uut dyo Buiere fenne, dyr dy patroen da VI in hadt. Ende soe schille dae foechden ende princepael myn erffgenaemen hyr tho Jongghama opsiocht toe habben dat disse missen een fordganck habbe, by verberdnisse hyarre presentie, ende dat schil dar arme schaemel huissetten mey toe help komme, dyr myn sillighe vaer dat littick gued byspretzien hadt. Ende want ick nu nen kinden by myn wifke afterleedt, soe byspreeck ick Ayl, myn goulden wyff, alle myn renten ende landen, soe lityck ende soe graet als ickse nu bruick, uutseyd dae renten dir boppe byspretzien sint, ende dirtho huis, hoff, quick a In deze zin ontbreekt een voltooid deelwoord, bij voorbeeld: macked. 252 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ende tilber gued, silverweerck, jeld, renghen ende clenodien, soeals wy dat thoe Jonghama huis bruickende sint, int dat ewich. Ende dyrvoor schilse alle schielden dyr hyo ende ick thoegaera opleyd habba, bytellie ende volduan, ende voor de begongnisse, monstondt ende en jeerwende presentatie, daertho dae preesteeren troch all uuss deel toe bytellien ende dae fiowa bedde oerda ende dae cruisbroers tho Snitzie elck I enckelg., als dat heerdt ende baerdt. Ende alst Ayll dan lyffs belet, soe schil myn suster Womck, Eelck Heringha wyff, ende hyaer bern, als Saeck nift, Ede, Lisck ende Gerloff, myn metta, dir men Aedae hiette schill, myn eerffgenaemen wesse, ende dat in aldusker maniere dat myn metta schill Aedae Jongghama hiete. Ende soe byspreeck ende schied der eerffgenaemen onder enechs als hyerney stiet, dat myn metta schill hebbe Jongghama staten, huis, hoff ende hoerenliegher, mey alle dae landen dir wy van uusselms weynne sint bruickende, mey de steden in dio buren. Ittem Saeck, myn moers naeme, schil habba dae renthen in Jan Willems gued uut dae Weel. Ende Edo Jongghama schil habba dae renten tho Opstrahuis ende oppe Wigera gued. Ende Lisck, myn swart nifke, dio schil habbe dae renten dio Smynga fen ende dyo Leege fenne, dyr nu XII g.fl. jeld. Ende fordoen soe bispreeck ick Sicke Kammingha, Wytzie Kammingha ende Haya Kammigha da vyff pondsmeta nielandes dir op Schirwyrstra landen ledtzie, voor en memorie dyrse my mey in hyarre gued wircken bytense mogghen, want hya myn liaeff meghen sinte. Ittem dat gued dio Buiere fenne, dir ick dyo patroen ende dae priesteren bespritzien habbe, ende dae tzien pondsmeta nyelandes op Raerdera land schil den erffgenamen tho Jongghama huis dyo macht habbe to verhieren, ende dy patroen mey dae preesteeren schille den hier van den landtsaete salm baerre. Item soe byspreeck ick dae riuchte huissetten armen in uus gae, thoe dat gued dyr myn sillighe faer hyarre byspretzien hat, dat mansmad dyr by Jonghama reydmer leit, mey thoe follost ende traest daer arme schaemel. Item foerdtoen soe bispreeck <ick> dat convent tho Tabar sextich enckelg. eens, dyr dat convent en memorie voor my ende myn sallighe jelderen schillet haeldae ende presenterie, dae hieren alle jeeren tho habben, toe XX jeeren toe. Item dat convent van Nazaret byspreeck ick hundert g. rynsg. eens, dyr hyae en ewich memorie voor my ende Ayll ende all Jonggama gaesten alle jeeren schillet haeldae. Item dat schaemel convent van Engwird byspreeck ick aeck hundert enckelg. om Goedes wille, datse aeck en ewich memorie voor my ende Ayl ende all Jongghama gaesten schillet haeldae, in dat ewich durryende. Item deese tria conventen voorschrieven schille myn erffgenaemen bytellia alst Ayl lieffs bilet, alleerse dat arfschip toe hiarre salm nemme, by verbernisse hiarre arfschip, ofte het wier seck dat Ayl selm uut guede vruntschap voor sommighe erffgenaemen wolde middelertydt folldwaen. Ende ofte myn erffgenaemen dat naet wilden dwaen, soe schille dae foegden toe Liouwerd ende Snidts van dae riouchte armen dat arfschip ontfaen, ende diele dae armen dirvan in dae steeden om Goedes wille. Item dae oera klaesteeren in Dongerdeel ende oera boeckingha, dae schill Ayl salm bywarrye toe hyaer eynne wille, als hio dat salm wall wyt hoe dattet heerdt ende baert. Item soe metzie ick tho dyt myn testament, leste wille ofte codicill executoer, als den eerweerdighen ghiestelicken heer her Woorp, paeter tho Tabar, ende schill weesse paeter ney paeter, ende den walgeleerden maester Menno, myn ayne personna toe Raerd, ende bed hyarre om Godes wille datse myn wyff Ayll willet bistandt dwaen dessen myn leste wille tho executoeren soealst thoeferre sch. stied, dyr Ayl, myn gouden wyff, hiarre foer thoeffred schill stelle, indam dat sie ayt byjerrye. 253 5 10 15 20 25 30 Ende want ick dyt aldusse schick voor myn testament, leste wille ofte codicil, soe wil ick dyt aldus onderhalden habbe van myn erffgenamen, by een pena van verbertenisse syn arfschip. Ende wil aeck off dat dit myn testament naet moch doeghe als een formlycke testament, soe will ick dattet doeghe schill als een codicill. Ende des tho orkonde soe hab ick roepen ende baeden den geleerden maester Menno, myn personna toe Raerd, heer Nanna, vicarius, ende heer Johannes, vicarius toe Raerd, heer Floris, paeter to Engwird, als een notarius hyertoe roepen, meyster Claes van Kampen, als een riuchter thoe Raerd, Gerbrant Gerryt zoen, Outger Jan zoen, dat hyae hyer tyochnisse wilden hyerin dwaen dat dyt myn leste wille is, ende dyt tho ondersch. voer hyarresalm ende aeck voer daejen dyr naet schruwe kannet. Ende um maera festicheyt soe habb ick dyt testament ofte codicill mey myn ayns hand schn ende mey myn gewontlicke hantteycken hyeronder set. Int jeer ende dey alss boppa voorsn is. Istud praesens testamentum subscripsi manu mea propria, et volo istud servari in omnibus suis articulis, excepto legato Wytzionis et Hayonis Kammigha, quod revoco propter eorum hereses. Sed Sicko Kammigha habebyt 2½ talentata op Schirwinstera land, cetera 2½ talentata, iacentia in confinis dat Schedum, manebunt ap<ud> domum Jongama. Acta in presentia testium subscriptoruma, ultima mensis january anno 34. Ondergeteickent: Adam Jonggama. Ick, maester Menno, persynna to Raerd, hab dit testament underschn voor myselm ende om beede wille Gerbe Geerryt zoen, Oultger Jan zoen ende Jiucka Symnen zoen, als Ada Jonggama op uus bierret haet, Menno subscripsit. Ick, Nanna, vicarius, heb dit testament onderschrieven met myn zelvis hant om beede wille van Adam voors. Ick, Claes Frans zoen, hab dit testament onderschrieven myt my selvis handt om beede wille van Adam voorschrieven. Ego, dominus Johannes, prebendarius, protestor manu mea propria ob rogatu Aede Jongema. <M.a.h.:> Gecollationeert tegens den prencipaell, ende bevonden metten selven in effectu te accorderen by my, der steede Dockum toegelaeten ende geswoeren secretarys, <ondertekend:> Leo A. Melle zoen. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, geauthentiseerd door Leo A. Melle zoen, secretaris van Dokkum, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 344. In dorso (= f. 4v): Copye testamentum Adamus Junghama Adamus Junghama. Druk: a. OFO II, nr 360. 35 a B: subscriptioe. 254 128 1533 mei 8 Anna Wattema 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den naeme Godis, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert drie ende dartich, den achtsten dach may, heeft Anna Wattema, gedenckende haer toe begeven in den godshuyse van Sigerswolde, gemaect haer testamente, leste wille, codicille, geschickenisse van gueden oft anders alst alderbeste nae rechte off usancie stat mach grypen, ende dat in naevolgende manieren. Item Anna voers. bespreect haer twee gesusters, naemelicken Sioelcke ende Jetz, elcx vier golden gulden renten in ende uut Wattema saete in Ee, doch indien deselve Sioelck off Jetz de voirs. renten souden willen vercoopen (twelck zy liever verhoet saege), dat in alsulcken gevalle Wythye Camminga ende Rydtsche Boelema off hueren erfgenamen, indient hen belieft, elcx voer deene heelft denselven renten den pinninck twintich sullen moegen innecoopen, voer welcke incoope in alsulcke gevalle den renten sullen wesen verobligeert. Vorder in allen huere anderen gueden ende actien, nyet uutgesondert, maect zy erfgenamen Wyttye Camminga voor deene heelft ende Rytsche Boelema voir dander heelft, beholden den naevolgende ende voors. legaeten off fideicommissen, alzoo dat voors. Witthie ende Rydtsche alle den prouffyten die commen moegen van hairen gueden off actien, nyet uutgesondert, sullen hebben ende weder alle lasten draegen. Item voirseyde Anna will dat Wyttye ende Rytsche vry sullen zyn van alsulcke ses gulden jairlycx, als zy tsaemen den convente van Sigerswolde tanderen tyden voir Anna off om haeren wille den convente hebben toegestanden, ende dat den brieven dairaff zynde, van dato XVc een en dartich, den zeventhyensten novembris, sullen doodt ende toenyete zyn. Des bespreect suster Anna den convente van Sigerswolde ses golden gulden jairlicx in Wattama guedt toe Ee. Ende daertoe bespreect Anna denselven convente eens de somme van tnegentich golden gulden, die Wyttye ende Ritsche voirs. sullen betaelen als Anna proffessyt is ende den convente eyntlycke wille heeft ende beghin off preparamenten maect om een nyeuwe kercke toe tymmeren, ende dat prouffyte van denselven bouwe. Item Anna wil dat Wytthye ende Ritsche metten eersten ende als henluyden guedtduncken sullen, vercoopen alsulcke renten off rechticheyt als hen alderoirbairlicxst duncken sal, ende dairmede den schuldenaers van wylen Anna olders ende Rytsche Wattema wylen betaelen. Ende want desen testamente off leste wille Anna wil gehouden hebben als een testament, codicil, leste wille, geschickenisse van gueden, off anders alst alderbest nae rechte stat mach grypen off usancie, soe heeft Anna hiertoe geroepen oerkenen ende gebeden den hoochgeleerden doctor Wpko van Bourmania, meester Pier Sirici, meester Doytias Wiaerda, meester Albert Ghysberts zoen ende schipper Stoffel, dat zy oirkenisse wilden draegen van desen leste wille, ende denselven, toe weeten doctor Wpko ende meester Aelbert met haeren signetten ende handen, meester Pier met zyn segel ende handt, meester Doytias met zyn handt, bevestigen, ende van denselven een off twee indient noode off meer principaelen maicken. Dwelck wy, Wpko, Pier, Doytias, Albert, hebben gedaen als oerkenen, ter beede van Anna ende schipper Stoffel. Actum in Sigerswolde, anno, die quibus supra. 255 <Ondertekend, door de eerste drie op de zegelstaart, door de laatste op de pliek:> 5 Wpko a Buurmania, doctor, subscripsit. Pet[rus Siri]ci subscripsit. Albertus Gisberts Aernsma subscripsit. Dothyas Wyarda subscripsit. Origineel: A. Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, inv. nr 111. Perkament. Met drie uithangende zegels, het derde in papier: 1 (121), 2 (94), 3 (4). In dorso, m.a.h.: Testament fan suster Anna Watama, professyt suster in Sygersualde. 129 Wytthie van Cammingha en zijn vrouw Remtz 10 15 20 25 30 35 40 1533 oktober 24 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent ffyfhuyndert drie ende dartich, op den fier ende twyntichsten dach octobris, zoe hebben wy, Wytthie ende Remtz van Cammingha, echteluyden, angemerct datter niet zeekers is dan die dood, ende omdat onsen kynderen ende naecomelinghen gheen oirsaeck sullen moeghen hebben om twist ende scortinghe myt malcanderen the cryghen om onse naegelaeten guederen nae onser beyder doot, hebben wy myt vorbidochten sinnen ende rypelycken deliberatien gemaecket onse laeste wille ende sceydinghe onder onsen kynderen van allen onsen guederen, ons van God almachtich voerleend, ende die wy naemaels moeghen cryghen, in maneer hyrnae s. Int ierst zoe byfeelen wy God almachtich onsen zielen, ende onsen lichhaemen the rusten in Sinte Dominicus kercke totten predicanten broeders, voir Onser Liever Vrowen oltaer by onsen salighen olders. Item wy committeren elcxander allen byspreeckinghe, affterdaeden ende andersins the betaelen nae older gewoenten ende costume van thuys van Cammingha. Item Wattzie, onse zoen, sal hebben een sulver vergult cruys myt een decksel, van salighe meister Bucho utgecomen ende hem toegelecht van salighe Syouck Cammingha, syn oldemoeder, myt twie sulveren soltfaeten ende een cleyn hoorn, mit sulver byslaeghen. Item Doed Cammingha, onsen dochter, sal hebben nae bygeerte salighe Syouck Cammingha, hoor oldemoeder, een golden ketten ende een golden rinck mit een dyamant, ende beth een halven golden oert, diewelcke hoir toe metgeld van hoor oldemoeder geven is. Haye Camminga, onse zoen, sal hebben nae bygeerte syn oldemoeder een golden rinck myt een torkoes, beth eenen cruys van sulver, groot synde een half pond, ende een golden nobel. Item allen onsen anderen kynderen, hyrboven niet benoemd, sullen elcx hebben een sulver cruys van een halff pond myt een golden nobel. Ende dyssen allen clenodien voirs. worden den kynderen voirs. in een gehoechenisse van salighe Syouck, hoormen oldemoder, gegeven. Item wy willen dat dygheen die van onser beyden den ander oewerleefft, sal in huys, hoff, land, sand ende in allen anderen guederen, roirlick ende onroirlick, sitten blyven, utgesloeten die staeten, landen, landrenten, feenen, actien ende heerlicheden diewelcken wy onse kynderen in hoorme berns utgeuesen hebben in presentie van 256 5 10 15 20 25 30 35 40 45 doctor Wpke Bwrmania, heer Dyttzie, ons pastoir, Sybrant Roerda ende Frans Mennama, diewelcke utwysinghe ende deylinghe van guederen onder ons kynderen, gemaeckit op den twientichsten dach octobris, anno ut supra, myt ons hebben ondergeteykent ende daerby meede oewer ende an hebben gewiest. Ende willen wy denselven divisie, alzoe onder ons kynderen gemaeckit, hoormen berns alleninghe beroirrende, fast, steedich ende onfoirbroeclicken tot ewyghen daghen sal worden geonderholden, by voirboertenisse des darden paerts hoirmen erffnisse. Ende indien iemant van onse kynderen hylckte alheel sonder vrienden raed, sullen zie alsdan voirboerd hebben den darden paert van hoirmen erffnisse. Oick geven wy elcxander macht dat dygheen die den ander oewerleeft, sal mogen die landen, den kynderen in hoirme berns toegelecht, aleer zie in echte getreede syn, tot den kynderen profyt verwandelen, behalven die staten van den zoenen ende het forndel van bysitter des huysis van Cammingha, in den divisie voirbynoemd toegescreven, doch altoes in plaetse van den voirwandele landen ander sufficiante landen wederomme in the keeren. Ende willen wy oick dat die joncste zoen van ons sal bysitter van Cammingha huys ende die landen in die divisie bygreepen wesen, ende hy sal tselffde huys ende landen voirs. op zynen olste zoen erwen. Oick indien onse joncxte zoen storff sonder echte zoenen achter toe laeten, zoe sal alsdan die joncxste zoen daernae, off in syn plaetse zyn olste zoen, bysitter van thuys van Cammingha ende landen voirs. wesen. Ende ist zaecke dan dat die joncxte zoen een dochter off meer achterlaetit, ende die oem van die dochter off dochteren ofte oick oems zoen thuys myt den forndel wil hebben, zoe sal hy den oldste dochter, aleer zie hem thuys ende landen oewerlevert, hoer ierst uutwysen by gueden vrienden raed ssestich florenen jaerlicxe renten. Ende ist dat allen onsen zoenen sonder echte zoenen achter te laten sterven, zoe sal het olste meysken van den joncxte zoen thuys ende landen bysitten. Ende oftit geboirden dat allen de zoenen sonder echte kynderen achter the laeten storven, zoe sal thuys ende foirndel op ons joncxte dochter voirfallen ende erwen, ende zoeferre eninghe van onsen dochteren bysitters van thuys ende forndel worden, zoe sal thuys voirs. ende forndeel altoes op den olsten zoene ende niet op den meyskens erwen, ende in gebriecke van zoenen altois op den olste van die meiskens. Item oick willen wy dat thuys ende landen, boeven gemencioneerd, tot geener tyt vaneen gedeylt worden dan byeen blyven, opdat tselffde huys the beter int wesen mach blyven, noch oick niet in friemden graedt noch in swaegeren ende snoerren verfallen ende erwen. Desgelyckes sullen onsen erwen ende naecomelinghen hetselffde huys ende landen niet moeghen voirsetten, voirwandelen noch alienieren, dan dy bysitter des huysses sal altois meede bysitter van den landen, foirndel ende heerlicheyt wesen. Ende offtet geboirden dat het voirs. huys by ongeluck offte van vianden offte anders gedestrueerd worde, zoe sal dy bysitter van dien nae gelegenheyt der zaecke ende synder macht hetselffde huys wederom laeten optimmeren, ende gheensins laeten legghen ende voirgaen zoeferre hem moegelick is ende hy bybrenghen mach. Ende insghelyckes offtet geboirden dat die joncxte zoen hyrin gebreeckelycken waere ende het huys liet voirgaen, zoe sal in alsulcke geval daernae die joncxte zoen offte zoenszoen die staete voirs. antasten uyt den foirndeel, zoefeer die bysitter van thuys binnen drie jaeren, ses weecken ende dach a dato van dat huys voirdorven ende voirfallen is, niet wederomme repaereerden ende optimmerden, nae ghele<ge>nheyt syn macht ende staet. Opdat die naem van thuys tot ewyghe daeghen int wesen mach blyven ende oick het geslachte, willen wy oick dat die drie staeten, als Oenama, 257 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Emynga ende Hommema, gheensins moghen voircocht, veruandelt worden, noch oick in vriemden graeden, tsy swaegeren ofte snoeren, vervallen ende erwen, dan in den graed daer sy utgecomen syn, wederom erwen, als wy in die divisie onser guederen oick utgedruyct hebben. Ende alzoe wy befynden ut die laeste wille van salighe Syouck Camminga, onse moeder, dat zie ons zoen Wattzie den staete toe Oenama, indiem niet meer dan ses van onse kynderen toe echte staet comen, toegelecht heeft, ende indiem meer dan ses van onse kynderen ten echte comen, zoe sal hy ffyf en twintich florenen jaerlicx men ut ons naegelaeten gueden hebben. Angemerct dan dat wy niet ziekerlicken cunnen weten hoefiel van onse kynderen totten echten staet sullen comen, zoe willen wy dat Wattzie voirs. sal toevreeden wesen in alle gefal mytten ffyff en twintich florenen jaerlicx, diewelcken hem ut Oenama staeten sint, nae luyt onser beyder divisie gemaeckit, toegelecht. Ende indiem hy daermeede niet thevreeden wil wesen, zoe sal hy van onser beyder naegelaeten guederen alzoe feel missen ende men hebben, als hy meent meer the cryghen nae luyt salighe Syouck, syn oldemoeder, laeste wille, werhoepenede nochtans dat hy myt denselven sceydinghe ende disse onse laeste wille, by ons gemaect, thevreeden sal wesen. Oick willen wy dat diegheen die den ander oewerleeft van ons beyden, niet geholden sal wesen onsen kynderen als zy tot hoirme rype jaeren gecomen sent, enyghe rekenscip of reliqua the doen van den gueden, hemluyden in berns gegeven. Item zoe maeken wy, Wytthie ende Remtz Camminga voirs., ende institueeren erfgenamen nae onser beyder doot Frans, Wattzie, Thete, Menne, Haye, Sytie, Renick, Tryn, Doid, Tyaemck, Mary ende Syouck, onsen kynderen, in allen onsen guederen, tsy land, sand, sulver, gold, roirlyken ende onroirlicken, boven niet uutwesen, noch oick in den sceydinghe ende divisie van den berns, by ons gemaeckit, niet toegedeylt sint, doch mit dusdanyghen ondersceyd, tho weten dat die zoenen in dien onroirlicke gueden sullen drie penninghen ende die dochteren twie penninghen hebben. Ende diegheen die den ander van ons beyden oewerleeft, die sal nae synen believen allen roirlicken gueden moeghen onder ons kynderen disponeren ende deylen, beholdelicken nochtans dat die bysitter des huyses van Cammingha sal hebben den twie parten van allen tilber gueden diewelcken nae onser beyden doot op den voirs. huyse sullen byfonden worden. Oick zoe willen wy dat onse kynderen ende erffgenaemen sullen dissen onsen laesten wille ende dysposicie onderholden, mits oick den twielegginge van zeecker landen, diewelcken wy onder ons kynderen hoirme berns beroerende op den twintichsten dach octobris anno ut supra gedaen, by voirboirtenisse den darden paert hoirme erffnisse, ende dat tot profyt onsen anderen kynderen die denselven onsen laesten wille onderholden. Ende willen wy dat disse laeste wille, alzoe onder ons kynderen gemaekit, sal stal hebben als een laeste wille onder kynderen van vaeder ende moeder gemaekit, ende alst alderbest nae den rechten ende andersins staen mach, ende clausula omni meliori modo. Forder zoe bygeren wy vriendlicken op Sybrand Roirda, Frans Mennama, Rytske Bolema ende Salvius Foppingha dat zie tbest meede willen helpen raeden toe nuut ende profyt onsen kynderen, thoe wat tyden zie daertoe by enyghe van ons beyden gerequireerd sullen worden. Ende oftit geboerde, dat God voirsee, dat wy beyden afflyvich worden, zoe setten ende maecken wy tutoren ende curatoeren alsdan tot onse kynderen naegelaeten: Sybrant, Frans, Rytske ende Salvius voirscreven, ende bygeren dat zie alsdan het beste willen doen, als guede tutoeren ende curatoeren nae den rechten toebestaedt, mitz oick meede hulpe van den kynderen die alsdan tot hoirme 258 5 10 rype jaeren gecomen syn. Oick begeeren wy op doctor Wpke van Bwrmania ende heer Dyttie, onse pastoir, dat zie altyt het beste tot requisie van ons meede willen doen ende helpe raeden. Ende om meerder fasticheyt ende bewys van diesen hebben wy hyrtoe oirckenen ende getuyghen beeden ende geroepen den welgeleerden doctor Wpke van Bwrmania, heer Dyttzie, pastoir tot Sint Katherine, Sybrant Roirda, Frans Mennama, Salvius Foppinghe, Rytske Bolema ende meister Doythie Wyarda, ende dat zie disse onse laeste wille myt hoeren gewoentlicken hanteyken willen byfestyghen, ende dat doctor Wpke voirs. denselven laeste wille oick myt synen signet voir my, Remtz Cammingha, ende voir hemselffs wil signeren. Twelck wy, Wpke ende oirckenen voirs., ter beede van Wytthie ende Remtz alzoe hebben gedaen. Ende hyrtoeboven heb ick, Wytthie voirs., disse laeste wille voir myselven myt mynen seghel byfestighet. Op den jaere ende dach als boven. <Ondertekend:> 15 20 Sibren van Roerda. Dyttzye Feykonis subscripsit. Frans Mennama. Salvius Foppingha subscripsit. Ritske Bolma. Dothyas Wyarda subscripsit. <Boven de zegels:> Wytie van Kamyngha. Wpka a Bwrmannia, woer mysulffs ende Ryns Kammingha, doctor, subscipsit. 25 30 Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv.nr. 4. Perkament. De twee uithangende zegels verloren. Volgens D bezegeld met een groen zegel ende groen signet. In dorso, m.a.h.: Testament Witzie ende Rynts Kamyngha. Afschriften: B (16de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, aanvulling 1992, nog geen inv. nr. - C (17de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 898. - D (17de eeuw, opnieuw gecollationeerd 1701 april 8 door Vitringa, naar A). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 108/18. - E (17de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv. nr 4. - F (18de eeuw, naar A?) Ibidem. - G (18de eeuw, naar F?). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 373. 130 35 1533 december 4 Ritsko Boelama Ick, Ritsko Boelama, betughe ende doe konde mits desen tegenwoirdigen openen brieff voer allen menschen die dit zullen sien ofte hoeren lesen, dat ick met behoirlicker instancie voer myn zielen zalicheyt ende daert my voer beliefft, twee ewighe missen ter weke begeer<t> hebbe, ende noch een misse van requiem, jaerlicxe 259 5 10 15 20 25 30 35 40 45 gesongen opten dach van myn jaerstont, alst gevoegelick mach geschyen van den mynrebroeders to Galileen bynnen Leeuwarden, twelck my van desen voers. broeders uuyt sonderlinge gratie, favoer ende liefte mynnelick gegunt is. Wetende dan dat dese voers. broeders ewangelische armen gedeclareert wordden van den stoel van Romen, ende nae allen rechten jaerlicxe renten geestimeert wordden ende geholden voer onreplicke goeden, welcke contrarye zyn den staet om die te besitten off te ontfangen deser voers. broeders, nae declaracie Clementis in hoc titulo: Exivi § De paupertatea, my behoert nochtant voersichtelicke te considereren die noedrufticheyt desen voers. broeders, ende duer competente provisie nae uuytwisinge hoers staets huer armoede te releveren, want dat wet der uutverkisinghe Paulus bewyst tot den Corinthianen claerlick mit ewangelichschen schriften, godtlicken rechten ende opentlicke redenen dat die in den tempel werkende zyn, die zullen van den profyten des tempels gespyst wordden ende onderholden.b Dit aengemerckt, hebbe ick een voersichtelick middel gevonden om desen voers. broeders in huer armoede by te staene, want zy in mynen dienst merckelick verbonden zyn, als dat myn loen voer God nyet verloeren en zal wesen, die voers. broeders nae puerheyt huerre regule versien sullen wordden duer een elemisse, welcke zy jaerlicx zullen ontfanghen voer huerren arbeyt zoelange zy den dienst willen doen boven geexpliceert, ende dit zal geschien in forme ende maniere hieronder gespecificeert. Int jaer Ons Heeren XVc ende XXXIII heb ick, Ritsko voers., duer die gracie Godts myn testament gemaickt ende declaracie myns uuyterste wille, bereydende myn huys, want ick moett sterven, ende dat gerechtelick nae den goedertierlicken rechten, in welcke ick desen voers. broeders versien hebbe nae forme alst boven geseght is, in deser maniere, van woerdt toe woerdt: Ten derden begheer ick dat desen voers. voeghden ende procuratoren, dat zy uuyt desen voers. goeden ende renten eerst ende voer all jaerlicxe zullen gheven den mynrebroeders to Galileen bynnen Leeuwarden een tonne botter, die beste die staet te koepen, want ick van huer begeert hebbe twee ewige missen ter weeck voer myn zielen zalicheyt ende daer ick dat voer begheere, die welcke zy my uuyt charitaten gegunt hebben. Noch wil ick dat men desen voers. broeders jaerlicx zal gheven een refectie, daer ick toe ordinere drye golden gulden, want ick hebbe van desen voers. broeders begheert jaerlicxe opten dach van myn jaerstont een singende misse van requiem, twelck my oick lieffelick gegunt is, ende hierom zal men hem die maeltyt gheven opten selven dach, ist zoe gelegen, ende hierop heb ick desen voers. broeders versekertheyt met brieven gegeven, want hoewel dat zy nae huer regule gheen renten hebben en moghen noch en willen, nochtans nae alle redenen ende rechten: die den altaer dient die behoert daervan te leven. Ende oft alzoe geviele dat desen voers. broeders desen voers. dienst nyet doen en wilden, zoe sullen dese voers. elemosine voer den rechten armen Christi comen alst boven geordiniert is. Finis. Want ick, Ritsko voers., dan in desen voers. testamente die armen Christi myn eerfgenamen gemaickt hebbe, ende die procuratoren ofte voeghden der broederschap van den Naeme Jhesu bynnen Leeuwarden evidentelick ende expresselick myn testamentoers ingeseth hebbe in zaicken aengaende den armen Christi, ende dat nae myn doot ende mynre huysvrouwe, zoe bevele ick desen voers. procuratoren ofte voechden, a b Zie Bullarium OFM V, nr 195 (1312 mei 6). Zie I Cor. 9 vers 13. 260 5 10 15 20 huer consciencien daerop belastende, dat zy gelyck in allen anderen artykelen myns testaments den armen Christi aengaende, zoe sullen zy oick dit artykel, desen voers. broeders aengaende, diligentelick exequeren nae declaracie myns uuytersten willes, opdat desen voers. dienst van desen voers. broeders tot ewigen tyden mach gedaen wordden ende onderholden. Ende waert byalzoe dat dese voers. procuratoren ofte voeghden int gheen des voers. is, onwillich waeren, difficil, ende myn uuyterste wille ofte disposicie myns testaments, voirsichtelick geordiniert, tempteerden te veranderen, zoe requirere ick, Ritsko voers., ende versoecke in alzulcken gevalle om tselve te exequeren die twee weerdige heeren die oltste pastoren van Oldehove bynnen Leeuwerden, diewelcke ick oick in myn testament overste curatoren gemaickt hebbe der exequutie myns uuyterste wille. Noch requirere ick tot ditzelfste die twee oltste burgemeisters, in der tyt die stadt van Leeuwarden regerende, dat zy met malcanderen sich willen verweerdigen met hulpe ende bystant, opdat in voers. zaicken myn uuyterste wille stedich ende onvariabel achtervolght mach wordden. In een teyken der waerheyt dat ick, voers. Ritsko, tghene des voers. is, stendich ende onverbrecklick onderholden wil hebben, zoe hebbe ick myn gewoentlicke signetsegel hieraen doen hangen ende met myn gewoentlicke hantschrift bevestiget. Actum Leeuwarden, int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert drye ende dertich, opten vierden dach decembris. <Ondertekend op de pliek:> Ritske Boelema. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 336. Perkament. Met uithangend zegel: 108. In dorso: Voer den mynrebroders to Galileen bynnen Leeuwarden. 25 131 1533 december 4 Ritsko Bolema 30 35 Ick, Ritsko Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden, kenne midts desen tegenwoirdigen openen brieve in den testamente, by my anno vyfthienhondert ende dry en dertich gemaickt, besproicken ende legatiert te hebben Sioelck, myn zuster, een zaete lants, leggende te Wierum in Dongerdeel westerzyde der Pasens, hetende to Poulsmaa, met alle zyn heerlicheyt ende gewalt, met zyn behoirlicke lasten, uuytgesondert tghene des die patroen ende priesters te Wierum daeruuyt hebben. Daerenboven noch dat halve goet met die halve gewalt, hetende Sellinga goet, to Minnertsgae, met zyn behoirlicke lasten. Ende insgelicx alle alsulcke gerechticheyt als my competeert in ende op Theerden goet te Hallum, twelck nu ter tyt doende is te huyer seven golden gulden. Doch alles opte naebescreven condicien ende voer- a In andere bronnen heet dit goed Poutsma (BB 177; RvdA I, 123). Zie ook nr 182. 261 5 10 15 waerden, alsdat voers. Sioelck, noch hueren erfven ende nacomelinghen, desen voers. goeden ende landen nyet sullen moghen versetten, bezwaeren noch verkoepen ofte eenichsins alieneren, dan alleenighe van den emolumenten ende vruchten daeraff comende leven ende huere nootrufticheyt nemen, opte pene indyen ter contrarye by den voers. Syoelck ende hueren erfven tegens die disposicie myns uuyterste wille gedaen wordt, van gepriveert ende versteken te zyn van den voers. besprekinge der landen ende goeden voers., dewelcke landen ende goeden in alsulcken gevalle die voeghden van den broederscap van den Name Jhesu bynnen Leeuwarden aentasten, holden, ewelicken ende erffelicken zullen gebruicken ende possideren, alles tot proffyt ende sustentacie der armen Christi, zoe tselve claerlicken in myn testament ofte disposicie myns uuyterste wille wordt uuytgedruckt. In kennisse der waerheyt hebbe ick, Ritscko voers., desen brieff met myn gewoentlicke signet ende hantteyken bevestiget. Actum Leeuwarden, anno vyfthienhondert drye ende dertich, den IIIIen dach decembris. <Ondertekend op de pliek:> Ritske Boellema. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 337. Perkament. Met uithangend zegel: 109. In dorso: Voer Syoelcke, myn zuster. 20 132 1533 december 4 Ritske Bolema 25 30 35 40 Ick, Ritske Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden, kenne midts desen by den testamente ende disposicie myns uuyterste wille, anno vyfthienhondert dry en dertich gemaickt, besproicken te hebben Jettien, myn halve zuster, een zaete landts te Wanswert, oppe Walle genoempt, haer leven langk te gebruycken ende nae huer doot huer kynderen tot huer lyfstondt, doch dat die voeghden van den Name Jhesu bynnen Leeuwarden dezelve saete nae der aflivicheyt van den voers. kynderen tot hen nemen zullen, ende deselve ewelicken ende erfflicken gebruycken tot noottruft der armen Christi. Ende waert dat hedt geviele datter kyntskynderen van den voers. Jettien, myn zuster, afterbleven ende naegelaten wordden, zullen alsdan die voers. voeghden dieselve kynderen, zoe zy van mynen bloede zyn, tracteren ende onderholden als ander armen Christi, naevolgende de verclaringhe myns uuyterste wille, in den voers. myn testamente naerder gespecificeert. Ende indyen die voers. Jettyen met die voers. besprekinge nyet wilden tevreden wesen, maer sich daertegens onderstonde te opposeren, privere ick, Ritsko voers., Jettyen alsdan van den voers. besprekinghe. In kennisse der waerheyt hebbe ick, Ritscko voers., desen brieff met myn gewoentlicke singnet ende hantteyken bevestiget. Actum Leeuwarden, den vierden dach decembris, anno vyfthienhondert drye ende dertich. 262 <Ondertekend op de pliek:> Ritske Boellema. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 338. Perkament. Met uithangend zegel: 110. In dorso: Voer Jettien, myn halve zuster. 5 133 1533 december 19 Alydt, weduwe van Jan Claes zoen 10 15 20 25 30 35 In den name Goedis, amen. In den jaere Onses Herenn Jhesu Christi geboerte dusent vyffhondert ende dre ende dertich, optenn negenthienden dach des maents decembris, ter negender uure voer middaege, ter vyfftena indictie. Ick, Alydt, salige Jan Claes zoens wedue, cranck wesennde van lichame, nochtans voerstandell van myn vyff sinnen, hebbe angemerct alle dinck op deser werlt vergancklycken ende nyet duyrachtich is, ende van deser werlt sonder testament niet will versceyden, hebbe daeromme mit rype byraet ende uut vrye wille gemaect myn testament ende leste wille, ende wil tselve stendich hebben geholden, soet nae forme van recht tobehoert, ende dat in presencia ende bywesen van oerkenen ende tuygen naescreven. In den eersten byvele ick, Alydt, Goede almachtich myn ziele ende der eerde myn lichaem, ende begere myn begraevinge te hebben opt predykerbroeder kerckhoff, ende bespreke aldaer vyff golden gulden. Item die minores in Leuwerden oeck vyff golden g. Item Onsse Lieve Vrouwe tot Nyehoeff, tot Sancte Katherine kercke, tot Sancta Anna ende dat nonnencloester ellicks enen golden g. Item tot Smalnee een goltg. Item tot Gernaerdt, Anna Peters, bespreecke ick twee gollden g., ende dat uuten gemeenen gueden. Item meyster Henrick, meyster Homme, pastoren, doctor Wpko, meyster Pyer, ellicks enen golden g. Item Sinte Vyt, myn patroen, ende Onse Lieve Vrouwe Presentatie, tot timmeragye van der kercke bespreke ick myn clenoeden, als een scheyd, mit banden van silveren byslagen, een golden rinck, een corallen paternoster, ende een gitten swaert paternoster mit silveren steenen, ende een agnusdei van silver. Item Meynss, myn dienstmaget, sal hebben die daechs rock, liggende opt bedde. Item Teeth Sasskers sal hebben vyff groete silveren steenen oft teyckenen als rukers. Item ick maecke erfgename Dirck Jans soen backer, myn broeders soen, ende soe will ick ende bevele Dirck voersn dat hy myn siele sall bewaren ende naedoen gelyck als salige Jan Claes tovoren naegedaen is. Item van schulden ende van gereeden gelde, dat heb ick laeten bescriven ende tsamen tellen, geschiet int bywesen van broeder Wybrant, Dirck Jans soen, Wilko Folker zoen, Teeth Sasskers, Clara Wilko dochter ende Meynss, die dienstmaget, ende syn dieselve sculden die ick bedocht hebbe in handen van Wilko voersn, alssoe ick op hem begeert hebbe sulcx in gueder bywaeringe to holden. a Lees: sesten. 263 5 10 Dit voersn iss myn testament ende leste wille, daermede bevele ick, Alydt voersn, in Goedis genade ende barmherticheit. Desen tot orkonde zyn hyrto geropen ende gebeden voer tuygen ende oerkenenn van my, Alyt vorsn, die eerbaere voirsichtige Dominicus Pybe zoen, borgermeyster, Wilko Folkert zoen, secretarius, Waele Tyerck zoen, Ritske Syerd, Tzalingh Aucke zoen, Adam Eme zoen, Thys Evert zoen ende meister Foppa, ende denselfen tuygen gebeden, denghenen die scriven kennen, dit myn testament ende leste wille to onderscriven, ende besonder den voernoemden borgermeyster Dominicus gebeden dit to besegelen om myn bede wille, in presencia alle der tuygen vors. Int jaere, maent, dach ende indictie als boven. <Ondertekend, door de laatste onder het zegel:> 15 Wilko quo supra subscripsit. Adam Enss. Wilko ter bede Tzaling, Ritske, Waele ende Thys subscripsit. Foppo Tyaerdt zoen, hyrtoe geropen ende gebeden, in tegenwerdicheit der tuygen voersn. Dominicus Pibonis in presensia testium rogatus sigillavit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 350. Met opgedrukt zegel onder papier: 19. In dorso: Testament Alydt Jan Claes zoens wedue. 20 134 1534 maart 18 voltooid oktober 29 Pieter Johan zoen 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyfhondert vier ende dertich, opten achtiendacha in martio, heeft Peter Johan zoen, borger tot Lewerden, geordineert syn tytlycke gueden, die hem God van hemelryck heeft voerleniget ende gegeven, off hy roekeloos met die doet worde beloepen, selven bescreven met syn selven handt, in tyt dat hy gesont was van lichaem ende syn verstant hadde, by gaen ende staen. Ende will voirall dat men det testament, codicill ofte leste wille sal men stellen ende maeken in een bequame forme off in een goede maniere, alst alderbest mach staen ende stall hebben nae alle rechten, gestelick ende waerlick, ende indienb van noeden syn solde, een ofte me[er] testamenten hieruut toe maeken. Ende will dat all[e] myn goeden, replyck ende onreplyck, sullen gaen ende co[men] tot denghenen die ick dat bespreke, gheve ofte [toe]legge. Int eerste alst geschiedt dat ick overmits die [doet] myn leven moet eynden, dat ick dan die godlycke b[armher]ticheyt mach befoelen worden, ende befeell myn arm[e a b D: XVIIIen dach. Hierna in D: zoe. 264 5 10 15 20 25 30 35 40 ziel] God almachtich, myn scepper, ende die eerde myn lichaem, daer ick van comen bin, ende begeere myn legerstede ende begraven toe worden [***]a. Item ick bespreeke Sinte Vyt, myn patroen, ende sal hebben hondert vyf ende twintich florenen r.b, daer men noch vertimmeren sall, ende Gerbren beelsnyders huyssteede ende 1 rinsgulden corrent uut dat huys, oeck toe timmert. Item toe verbeteringe toe die getyden toe singen die halve huysstede daer Mella cuyper nu op woent, bet XV st. jaers uut Lyuwe wevers wyfs huyssteede oppa Waerd, ende een koegars in Janthiema fenna toe die vyf koegars van myn salyge Katherina uutcomen ende besproeken, bet een davidsgulden jaers uut die stede oppa Waerd daer Rintie Aucka wyf op woendt. Ende offt gebuerde dat die pristers die getyden niet songen ende dat regement verginge, soealst schyndt, soe sall die raedt van Lewerden dese renten vers. ende salyge Katherina renten, voeroff besproeken, verkoepen ende gevent den armen alle dagen om Goedes wille, soelanghe alst gelt omdeelt is, ende lonen dengheenen die dat arbeyt doen daervan. Ick bespreecke dat cloester toe Galeyen hondert enckelgulden om Goeds willa eens. Daervoer begeere ick datse willen lesen twe siellmissen, een jaer lang, alle daghen. Ende hiervan sel men nemen twintich flor. r. om laeken toe koepen toec die broren nye cappen. Item bet salt cloester hebben die huysstede daer Tyaerdt Tyaerdt zoen oppa Kelner nu op woendt, ende gelt sess hoernthienspostelaten jaers, bet een kelck van veertich loed van myn silver, ende twe aemen romenye tot misswyn. Hiervan sullen die broeren vyf reysen recreatie hebben int reventer, tot elcke tyt drie ofte vier omkannen, tot discretie van den gardiaen ofte praesident. Ende des daegs daernae sullen die gemene broren memorie holden ende bidden voer Peter ende syn huysfrouwe ende vrinden zielen. Item ick bespreeke die arme huyssitten binnen Lewerden die huyssteede daer Reynsck, Claes Timen zoen wedua, op woendt met Jacob, ende gelt jaers vier flor. r. valueert. Bet twalef enckelgulden jaers uut Joeryt Feycke zoen goedt toe K[am]mingabuur, daer hy selven woendt, ende sestehalff flo[r]. r. jaers uut Lubbart scoemakers huys ende steed, bet sev[en] flor. jaers uut Ysbren kistemakers huys op die Hoeck, a[ll] losrenthen. Item hiertoe soe sullen die armen hebben se[steen] rinsgulden corrent jaerlycke renten, van salyge Sibbel Sybets, myn moye, besproeken uut Dew Gerbrens guedt oppet Nylandt. Ende daertoe die renthen die myn salyge vader Johan Sibrant zoen daertoe ordineert heeft, als elliff pondematen meden daer Aede toe Bilgaerd nu toe huyr heeft, ende geeft voer elcke pondemate een karolusgulden jaers. Bet acht flor. jaers uut Jacob Seldenrycks huys op die Nyestadt, daer ick coft heb voer dat gelt van doctor Pieter ontfangen, want dat losrenten waeren. Bet die huysstede daer cleyne Renicks huys op staet op die Nyestadt, gelt twe olde schylden jaers. Bet anderhalff postelaet jaerlycke renten uut Jella Tyesse zoen gued toe Wirdum. Voer<t> XX st. jaers, die ick vercoft hebbe uut Peter wevers steede. Bet uut Ariaen timmermans steede des jaers seven st. Bet een olde schilt jaers uut twe camerssteden affter dat gasthuys, daer Botta metselaer up woendt. Ende ick begeer ende will dat die armevoechden tbeste willen in doen, ende willen my ende myn eerfgenamen quyten off wy mochten in schuldt wesen van ons oldevaders testament, als wy doch niet a 45 b c Noch in B, noch in D ingevuld. In D steeds: ryns. Ontbreekt in D. 265 5 10 15 20 25 30 35 40 schuldich sinnen, want onse oldevaders executores syn testament hebben voldaen. Ende ist dat die voechden niet toevreden sint, soe sall myn suster ende huer kinderen all disse vers. renten den armen delen alle jaeren om Goedes willa, by hueren sielen salicheyt, ende weren hem met recht off yement ongelyck voernemen wolde, want onse oldevader meer erfgenamen heeft aftergelaten, ende ick om alle twist toe stillen dese legaten hebbe besproeken ende gheven, ende dese verscreven renten meer beloepen dan hondert postelaten jaers. Item die jacoppynen ses flor. eens. Item toe Oldehoeff vyf ende twyntich fflor. r. off die weerden daervoer, ende sall heer Wpkaa bestellen een bequaem prister, die sall lesen alle dagen een sielmisse voer myn ziell, ende die niet well steldt is, een ander in syn stede, ende die sall zyn volle loen hebben. Item suster Clara toe Voswerdt ses ellen louter fynb laeken tot een kappe, voer die drie flor. daer myn salyge vaer hadde besproeken suster Barbar, myn moeye. Item toe myn begangnisse, maenstond ende jaertyt sal men geven elck arme mensche twe weggen ende een halve st. an gelt op elcke tyt, ende die dat arbeyt doen, sullen elck vier st. hebben. Item Reinska langhe Simons dochter sall hebbe die halve steede van d[at] houdtsteck, ende myn deel van die drie kamers met die st[eden], ende XII flor. an gelt. Dit sall nu comen tot timmert [toe] Oldehoeff in Reynska steede. Ende fan salyge Katherina testament heb ick Reinska voldaen van alle die renten ende van alle datc silverwerck soeals dat Reynska [was] besproeken, ende heb huer voldaen soeals ick sculdich w[as] toe doen. Item elcke priester binnen Lewerden twe stuveren toe die vigilie, begangnisse, maenstont ende jaertyt op elcke tyt, ende die niet is present, dat sal men den armen gheven om Goedes willa, ende die op die dach gheen misse doet, sall niet hebben. Item meyster Harmen, meyster Henrick, doctor Upcka, meyster Pier, elck een flor. Item meister Frans toe Nyehoef twe flor. r., heer Wopka seven flor. Item de pater toe Santa Anna twe flor.d, ende die susteren een tonne hamborger bier. Item alle jaeren ben ick sculdich ewelick int eerst van salyge Sybbell moyka elck priester, toe Oldehoeff beneficiert, drie botthyes toe missen ende vigilien, ende van myn salyge vaers wegen een st. tot missen ende vigilien, ende voer myn oem, heer Jella Jwssma, elck priester een st. toe missen ende vigilien, ende een deelle. Item soe maecke ick voer myselven ewelick op myn jaertyt elcke priester toe Oldehoeff te missen ende vigilien een stuver. Dit voers. is voer die praesentes die coemen. Hiermede besuare ick ende gheve hiertoe om desen lasten toe onderhouden seven pondematen nylant by Merssema wech, daer Dirck Egbaert zoen in denf huer heeft, ende twe pondematen nylant in die Mager weyda, ende een philippusgulden jaers daer Janke toe Bilgaerdt my geeft. Ende dit sall heer Wopka bewaeren syn levent lang, ende nae syn doet die priester op ons salyge oem heer Jella leend. Ende wat daer over is, sall die priester halff hebben voer syn arbeyt, ende die armen die ander helffte. Item a b c d 45 e f D: Wopcka. In plaats van louter fyn in D: lotterfyn. In plaats van alle dat in D: dat halve. D: stuvers. D: adeel. B: in den verbeterd uit: toe. In D is toe gehandhaafd. 266 5 10 15 20 25 30 35 40 ick macke seven jaerdeell toe Oldehoeff ende toe Galeyen. Item ick bespreeck die witte nonnen, toe Mariagaerde, toe Gernaet, toe Bethelem, toe Foswert, toe Dockum, toe Claercamp, toe Smalenee, toe Bergem, tot Hasckerconwent, toe Nyecloester, toe Thaber, die barfoete broeren toe Boelswert, ende Aenwierd, elck een tonne hamburger bier, eende toe Aylsem een tonne hamborger bier met drie floreenen an gelt, ende toe Smaelenee drie floreenen an gelt. Item ick bespreck dat cloester toe Claercamp veertich floreenen an gelt ende vyftich loed silwer van myn croezen toe een nye kelck. Dit sel wesen voer een beterscip van die koep die ick eertyts daen hebbe met dat cloester. Item dat cloester in Sygerswolde sall hebben eewelick ende eerfflick dat goedt opper Meeden, daer Aeltze nu op woendt, behalven die renten die salyge Katherina d[aer]uut besproeken heeft tot die tyden, ende noch een h[allef] floereen jaers daer die jongerpriester in Gaeryp daer oeck in heeft, alsoe goed ende quaed als my dat toeho[ort]. Hiervoer sullense singen een sielmisse in huer conwent, ende lesen wigilie, die priesterena ende alle die susteren, alle jaeren op myn jaertyt ende op salyghe Katherina ende Beythya jaertyden int ewich. Item die pater in Sygerswollde een floreen, ende syn gesell sewen st., ende elcke suster IIII st., omdatse God voer myn ziell ende Katherina ziell willen bidden, ende een tonne hamburger bier. Ende hiertoe sall dat cloester hebben sestich loed silver van myn croesen tot een monstrancie, ende hiertoe ses floreenen jaers uut Hinnemab gued toe Hilsumc. Hiervoer sullen die susteren singen alle saterdaeghen een misse van Onsse Lieve Vrouwe met die sequentie Ave praeclara. Ende worden die ses floreenen renthen offkoft, soe sal men dat gelt weer besteeden om ander renthen. Ende off hier gebreck in quaeme ended die misse niet songhen, soe sullen myn naeste bloet die renthen holden tot huer profyt. Item voert soe maecke ick rechte eerfgenaemen toe myn goeden, behalven dat hiervoer offte hiernae niet wordt besproeken, myn suster Tiedt met huer kinderen ende myn susters soen Willem Canter met zyn echte zoen Lambert, ende dat int gheene dat ick huer elck besonder bespreecke ende toelegge, ende willt anders niet hebben, ende will datse daer elck mede toevre sullen wesen, elck by forlies van zyn deell ervenscip, ende dat toe Keys. Majesteyt profyt. Int erst sall Tyedt, myn suster, hebben myn deell uut Engelsche Symens goedt, als XXXIII fl. r. renthen ende een halve tonne butter jaers. Hier sall van gaen toe meyster Frans leen toe Nyehoeff een philippusgulden jaers. Item bet uut Simens goed in die Byla dertich floreenen ende een maerscip suwell met een vet vercken jaers, ende drie pondemaeten saedlandt by die Hoeghe dyck, daer Dirck Ysbren zoen in die huer heeft. Bet uut Sytthie gued X½ pondemaeten, ende gelt toe huer ellyf floerenen. Item uut Peter Staepels gued sueventien flo. jaers ende een ferndell butter. Bet uut Dirck Elbrich zoen goed sewentien floreenen ende twe tonnen roede butter met een vet ferckene. Hiervan is besproeken voer in dit testament seven pondemaeten, die sullen hieroff gaen. Item bet Diu Gerbrants zoen gued, ellyfftehalff flo. ende tue tonnen a b c d 45 e D: priester. D: Hemmema. D: Hielsum. Hierna in D: zee. Hierna in D: jaers. 267 5 10 15 20 25 30 35 roede butter jaers. Ende die armen hebben hier oeck uut sestien rinsguldena des jaers. Bet elliff pondemaeten ende twe cleyne fennen by Janthiema fenna, jaers XXV flo., hieruut toe meyster Piers leen een philippusb jaers. Item bet uut Albert Wiglisc goed toe Deynum XIIII flo. r.d losrenten. Item bet een fenne by Olde Galeyen, hiet die Honda bosck, jaers nu XV flo. r. Item bet negen flo.e jaers toe Mersum uuyt Gerloff Renick zoen gued, losrenthen. Bet drie koegars in die Galge fenne. Item Willem, myn susters zoen, sall hebben voer zyn deell ervenscip int eerst dat guedt op Nylandt, daer Jacob Ysbren zoen ende Jacob Abbes nu op woenen, ende gheven des jaers XXX florenen r. ende twe tonnen roede butter ende twe vette scaepen. Hier sall aff gaen twee florenen r. jaers die Sinte Vyt toecoemen, ende die jongerpriester toe Leckum een philippusgulden jaers, ende die priester in Eernawolde een hoernthiesgulden jaers. Item hiertoe sullen Jacob ende Jacob vers. selven betalen, sonder Willem toe korten, Onsse Lieve Vrouwe ses florenen r.f, toe heer Wopka leen vyf florenen jaers r.g, ende toe ons salyghe oems leen vyff pondemaeten. Bet seeven pondemaeten saedlant daer Claes Jan zoen toe huer heeft voer vierdehalff flo.h ende een ferndell roede butter. Dit heb ick van Willem bewandelt ende heb hem voldaen, ende heeft my myn wandellbrief ontholden tegens myn danck ende wille. Item bet dat guedt toe Hyelsum daer Teye op woent, ende geeft nu jaers negentien florenen r. ende een halff tonne roede butter. Item bet acht florenen r. jaers uut Jacob Jacob zoen gued toe Meedum, losrenten. Item bet ses ende vyftich gouden philippusguldens jaers van salyghe Wytthie Kamminga, losrenthen met negenhondert gouden philippus guldens. Bet XXIII florenen r. jaers uut Augustyn aptekers huysen, lossrenthen. Item Willem sall oeck hebben die gewalt van dat gued toe Meedum, met die profyten, daer Simon Dirck zoen op woendt, behalven dat Hylck huer deel daeruut sall hebben nae inholt myn scryften. Bet compt toe Onse Lieve Vrouwe toe die tyden thien florenen r. een oert jaers van salyghe Katherina wegen, ende Sinte Vyt II florenen r. VII st. uut dese saete vers. bytaele. Item bet sall Willem <hebben> ses florenen r. lossrenten, kofft van Sydts toe Britzem. Ende hiermede sall Willem toevreden wesen ende maecken nimmermeer bet enich ansprack op my ofte op myn suster Tyedt met huer kinderen van eenyghe eerffscip off van affterstall, het sy waervan dat Willem eet mochte bedencken, want hem all meer dan voll schiet. Ende oft gebuerde dat Willem sterft sonder echte kinderen off syn kinderen sonder echte kinderen, soe sullen dese vers. renthen weerom comen an Tyedt, myn suster, off an huer kinderen off kyndskinderen die dan int leven sinnen. Ende nae Tyete doet soe sullen all desse renthen hieri besproeckenj an mueghen coemen, erven op huer kinderen, ende elcke kint op ander toe erven, ende niet uut myn bloet ofte graede. a b c 40 d e f g h 45 i j Hierna in D: corrent. Hierna in D: gulden. Ontbreekt in D. Hierna in D: jaers. Hierna in D: ryns. D: ryns jaers. In plaats van jaers r. in D: ryns jaers. Hierna in D: ryns. D: hoer. Hierna in D: ende. 268 5 10 15 20 25 30 35 Item ick bespreeck Ansck, myn nifft, Tyette dochter, vier koegars in Hieenthiamaa fenna ende ses pondemaeten meeden op Huysema Nylant. Dit sal men niet verkoepen noch nietb versetten, off die voechden van Sinte Anthonis gasthuys sullent in eyghendom antasten ende holden. Ende een silveren beecker van dat doesyn ende twe groete sulveren lepelen ende XX flo. r. an gelt. Item Peter, myn mette, twehondert rinsg. corrent an gelt om doctoer toe worden off is hy doctoer. Ende wort hy gheen doctoer, tgelt tot die armen om Goedes wille toe deelen. Hiertoe sall Peter hebben twaleff flo. r. vier st. jaers uut die stadtswaeghe, ende een silveren beecker mit twee groete silveren lepelen. Item Ghysbert, Jan ende Dirck ende Aelka, Tyette kinderen, toetsaemen myn deel van Romnyac gued ewelick, ende elck een groete silver lepel. Item Lambert Willem zoen toe Groenyghen sall hebben twe florenen r. jaers toe Huysumd van Tyetthe weduwe, ende seven florenen r. in Tanyabueren daer Jan Jacob zoen nu op woendt. Bet drie huyssteden ende kamerssteden after Jacob Adams ende Reinska huys, eerflyck, daer Peter boede met zyn bueren op woent, ende vier silveren lepelen van die groete. Item myn salyghe vaer is sculdich sevendehalf f. r. jaers van feen dat personaetscip toe Tietzercka. Daertoe bespreecke ick achtehalff f. r. jaers uut sekere landrenthen daer Sybet Wybe zoen toe Waetene van my in die huer heeft, als vier stucken meeden toe Waetena ende XXVIIIf pondemaeten by Handere meer. Ick bespreck toe die Naeme Jhesus om die arme huyssitten jaers toe deelen om Goedes wille vier ende twyntich florenen r. renten, koft van Wytthie Oessmag toe Boxum, losrenthen. Ende wordense offcoft, soe sal men dat gelt altyt besteeden om ander renthen. Ende indien dat daer eemant voerarmet van myn bloet ofte vrinden, beghere ick dat men die meede will gheven aelmissen om Goedes wille. Item Hylck myn wyffs renthen, huer ontheeten, heb ick gaer screven in een brieff mit myn handt, soeals ick huer voersegelt hebbe, ende daertoe thuys soeals dat staet, sonder eenighe inboell, daerin toe bliven huer levent lang ende niet langher, ende dat salse in eeren houden, dat daer niet vorgaet. Ende offt Hylck meende thuys toe bewoenen mit dat huysraet dat daerin is, dat heeft myn daeghen mynh menyge nee geweest ende tis my myn daeghen niet toeleyd, ende heb dat nie docht dat toe onhieten ofte toe doen, ende will dat voer God voerantworden, want sy doch meer dan genoech van my sall hebben. Ende is Hylck deer menynge thuys ende hoff toe ruymen nae die maenstont ofte jaertyt, daervoer sal men huer geven ende betaelen anderhalffhondert karolusgulden ende dat beste bed met zyn toebehoeren. Item int gasthuys twee bedden met zyn toebehoeren voer den armen. Het ander huysraet sall Tyet, myn suster, hebben mit huer kynderen, hoe sy dat selven ordineert, voerbeholden dat Willem Canter mit syn soen sall twe die besten bedden hebben mit a 40 b c d e f 45 g h D: Henthiema. Ontbreekt in D. D: Ronya. Hierna in D: coft. D: Wartena. D: acht ende dartich. D: Oedssma. Ontbreekt in D. 269 5 10 15 20 25 30 35 40 huer toebehoer, tyen die groeste plaeteelen, twee groete wynkannen, vier groete kandelaers, ses pullen, ende ses cussens van die beste, ende myn beste trysoer. Item myn silver daer ick meer hebbe dan voer off nae wort besproecken, sall Tyedt ende Willem toelycke deelen halffa. Item vleysck ende speck ende brandinghe sal menb geven om Goedes wille. Item Janthienc Oeghe wyff mit huer kinderen twyntich floereenend an gelt voer een aelmisse. Item dese naescreven renthen will ick Hylck toe nae inholdt huer meckbrieff, indien dat ick sterve sonder kynderen by huer. Item Hermen backer oppa Tunen, drie flo. r. jaers voer tue grote koegars in Buyweerstera fenna. Item Hendrick Heyne zoen scoenmaker, een flo. jaers voer een koegars in Buweestera fenne. Item Eeska Sappe zoen oppa Vliet, negen flo. r. jaers voer een fenna ende meeden. Item Peter Broenen zoen toe Wlaedt, acht flo. r. jaers uut zyn gued ende voer en stuck meeden. Item Nanna toe Kammyngabuur, voer vyff pondematen meeden III florenen VI st. Item Douwa Claes zoen toe Leckum, sex flo. r. jaers uut syn goed. Claes Nanna zoen toe Leckum, voer IIII½ pondemaeten II florenen, meeden. Item die resten dat dese vers. renten gheen LX flo. r. jaers mueghen opbrenghen, dat sall Hylck boeren des jaers uut Simon Dircks gued toe Meedum.e Item Styn Douwes XII flor. r. an gelt. Item meyster Sibren, Wolter Zyger zoen, Auck Lyuwes, Jan ende Peter Kempe zoenen, Reynsk van Dockum, ellick een grote silver leepell offte die weerden daervoer. Heer Wopka, heer Frans, heer Jello, ellick een silver leepeel de maioribus, ende heer Frans van Alphen een grote silver lepell. Item offte daer eenyghe renthen offcoft worden die eement besproecken off toeleyd sint, daer sal men nemen in die stede van myn koffte renthen, toevoeren off nae niet besproecken off eement toeleyd. Item all myn anderen gueden ende renthen, hier niet in besproecken voer off nae, sullen comen an Tyedt ende Willem, ellick het derde deell, ende dat ander derde deellf aen Smalenee, Feencloester, Bouwenconvent, Aelsum, Aengenwird, Gronedyck ende Oegecloester toesaemen, datse God voer myn arme ziell willen bidden. Item myn huys ende hoff toe onsse salyghe oems leen, ewelick ende altyt een op dat leen toe nemen van myn naeste bloet, is hy guet van leven, ende is dat niet, een ander gued man van gueden leven die God sall dienen. Ende hy sall dat huys holden in eeren, dattet niet vergaet, off myn naeste vrinden sullen dat huys verkoepen ende koepen een cleyner huys toe dat leen, ende van die beterscip daer sal men renthen om koepen toe dat leen. Item all myn reedt gelt daer ick afterlaete, daer sal men van nemen myn begangnisse, maenstont, jaertyt ende all dat elck besproecken is geven, ende all dat ander sal men deelen ende ghevent der armen alle daeghen om Goedes wille, soelangh alst all omdeelt is. a b c d e 45 f Hierna in D: ende halff. Hierna in D: den armen. D: Hantzen. Hierna in D: ryns. Deze alinea ontbreekt in D. In B is voor deze passage een aparte pagina gebruikt (f. 8r), die aan de achterzijde blanco is gelaten. D: paert. 270 5 10 15 20 25 30 Item Jan kannemaeker een van myn suarte tabberts, ende Peter, myn mette, Simons zoen, myn bonte tabbart, ende all myn andere clederen om Goedes wille toe geven. Item Gerbrandus dochter Anna een tabbert. Item Frouck, myn maeghet, IIII flor. r. jaers lyffrenthen ende een cleyne silveren rieme, indien datse by my blyft mitterwoen offte met wille van my vaert. Ick maecke executores van myn laeste wille myn pastoer, meyster Henrick, heer Wopka, meyster Frans, syn broer. Item dit testament will Pieter Johan zoen vers. holden hebben nae alle rechten daer een testament ofte leste wille moegen foerfasten ende stercken, ende macht niet machtich wese als een testament, dattet sall machtich wesen als een codicill off een ander laeste wille. Item dit testament is gemaeckt int jaer ende dach vers., ende daer sint toe roepen ende beeden orkenen. Des toe orkonde ende vasticheyt soe heb ick, Peter Johan zoen, dit screven mit myn eyghena hant ende daertoe besegelt mit myn segell, ende voert gebeden den twe pastoeren, meyster Hermen, meyster Hendrick, meyster Pier, perpetuum vicarium tot Oldehoeff, bet meyster Frans toe Nyehoeff, heer Frans, praebendarium tot Oldehoeff, Henrick Heyne zoen, Jan kannemaeker, Hermen orgelmaeker, Michiel Jans soen, om hiervan ghetuychnisse toe gheven, mit huer handenb toe scrivenc, toe besegelen ende toe roborer. Datwelck wy alsoe gedaen hebben. Actum ut supra, iam testium praesentia. Anno 34d completum, altera Simonis et Judae. Die bescrivinge van salyghe Peter Johan zoen tytlycke gueden, by oerdinancie van zyn testamente, codicill ofte laeste wille, by hem selfs gescreven, behalven int eynde drie ofte vier regelkens by handen meyster Henrick, pastoer, ges. in thien blaeden papier, gecollationiert metten originaell, ende accordeert van worde toe worde, ende met vier grone segelen voersegelt, niet corrumpeert, daerop papier gedruckt. Ende by den segelen staet gescreven: Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius subscripsit. Ego, Hendricus Luce, pastoer, subscripsi pro Henrico Heyne zoen. Hermen orgelmaeker. Jan kanneghieter. Michiell Jan zoen. Pieter Jan zoen. Henricus Luce. Petrus Sirici. Franciscus subscripsit. Bij mij, <ondertekend:> Wilko Folkert zoen, der stadt Lewerden secretarius ende notarius publicus. Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk hierover nog D: Tprincipael van dit testament was gescreven in derdehalff blat papiers, ende was op dander zyde van tderde halff blat gescreven zeeckere codicille, bevesticht zynde tselve principael met vier opgedructe segelen van groenen wasse, daervan die drye eerste, overgedect met viercante papierkens, waeren noch geheel, ende den vierden, ongedeckt, was aen beyden zyden affgebroecken. 35 a 40 b c d D: selves. Hierna doorgehaald: soe scriven konnen. Hierna in D: zoe schryven connen. Hierna doorgehaald: ende segelen. Hierna in D: ende seghelen. Hierna in D: et. 271 5 10 15 Ende stondt onder den eersten zegel gescreven: Peter Johan zoen. Onder den tweeden: Henricus Luce subscripsit. Onder den derden: Petrus Syrici subscripsit. Ende onder den vierden: Franciscus subscripsit. Stondt noch onder gescreven: Harmannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius. Ego, Henricus Luce, pastor, subscribo pro Henrico Heyne zoen. Herman orgelmaecker. Jan kannegieter. Ende: Mychyel Jan zoen. Afschriften: B (16de eeuw, door Wilko Folkert zoen, notaris en secretaris van Leeuwarden, naar A). GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f. 1r10v. Beschadigd. Opschrift: Copia. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, ter presentie van Jan Simons zoen ende in absentie van Anscke Bouwe Wybrants weduwe ende die weduwe van meyster Pieter Symons zoen, die daertoe geroepen zynde, geconsenteert hebben dat tselve geschien zoude in hun affwesen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (16de eeuw, door P. Eemskerck, naar C). GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv.nr 13. Opschrift: Copia copie. In dorso: Copia van het testament van Pieter Johan zoon. Druk: a. OSA, nr 136, p. 260-277 (naar D). Uitgegeven naar B. Lacunes zoveel mogelijk aangevuld naar D, waaruit tevens de belangrijkste varianten zijn gegeven. Op de dag dat het testament werd voltooid (1534 oktober 29), maakte de testateur ook een codicil (zie nr 136). 135 1534 juni 4 Ryns Pieter zoen 20 25 30 35 40 In die naeme des Heren, amen. In den jaere Unsers Heeren duysent vyffhundert ende in dem vier ende dertigsten, den vierden dach des maents junii, heb ick, Ryns Pieter zoen, bekennende myner natueren gebrecklicheyt, hoewael kranck und swack van lichaem, nochtant van synnen ende verstand wal wetend ende verstandich genoech, anmerckende daer nyet wissers een is <dan> die doet ende nyet onwissers dan die ure desselver, mit rype raedt, walbedochte ende voersinde gemuet, myn leste wille in tyegenwoerdicheyt der geloeffweerdigen hierunder geschreven tuygen dartho gerequiriert, beschriven ende in der allerbeste form, so solichs nae den rechten te gescheen behoert, geordiniert ende in een form stellen laeten, in manieren als nae folgt. Int eerst beveele ick myn siele Gott dem almachtigen, ende dat lichaem deer aerde, waert dan den frunden geraeden sal syn. Ten anderen so instituier ick in al myn achtergelaeten gueden, replich ende onreplich, hoedanich sie syn, den rechten armen bynnen Liewerden myn erven, ende dat by gueder luyden raede den rechten armen te distribueren, behalven dat myns moeders suster Martyen erfflick sal hebben dat halve hus, staende op dat Fliet. Und ingefal so dit testament offt leste wil ymmers als een volckomen testament nyet staen mochte, offt anders in syn solemniteeten deficierde, so wil ick nochtans dat het als een codicill, leste wyl, offt andere gyfftung soe uut oersaecke des doets geschiet, offt alst anders allerbest nae den rechten staen offt crafft ende effect hebben mach, staen ende crafftich wesen sall, ende wil datselve van den legataria, by verboerniss des soe hoer in dit testament legiert, onverbrucklick achterfolget ende den armen binnen Lieweerden in dat mynste niet bekrenckt hebben. Hierby syn gewest die erbare mannen Eecke schroeder, Aerent schomaecker, Sicke Dirck zoen ende Wte scharyer, als tuygen daertho geroepen ende gefordert. 272 5 Und um merer disses leste willens vesticheyt heb ick gebeeden den weerdigen heeren Yvo Johannis, cappellaen te Oeldehoeff, dit testament mit syn eygen hant te onderteyken. Datwelck ick, Yvo Johannis vors., mit den anderen tuygen, so kennen schriven, doer bede wille des vors. Ryns Pier zoen testatoers, ende voer den anderen tuygen, soe nyet kunnende schriven, doer hoer beede wille heb gedaen. Int jaer, dach, maent als boveng. <Ondertekend:> Yvo Johannis subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 12. In dorso (= f. 2v): Ryns Pieters testament. Druk: a. OSA, nr 135. 10 136 1534 oktober 29 Peter Jan soen 15 20 25 30 35 In die name des Heren, amen. Int jaere Onses Heren duysent vyffhondert ende in den XXXIIIIten, altera Simonis et Judae, in crafft dieses voerg. testament, mit Peters Jan soens testatoris eygen hant gescreven, heeft hie nu noch, hoewall suack van lichaem, nochtans verstandich genoech van sinnen, een ordinantie ofte codicill ende dispositie in teghenwoerdicheyt undergescreven tuyghen gemaeckt, ende duer my, Henricus Ludolphi, pastor, bescriven laeten in manieren naeghescreven. Item dat depositum, soe by heer Wopke is verwaert, nae myn doet sullen hebben die helffte <die>a arme binnen Lewerden, by raet der executoren, meyster Henricus Ludophi, pastor, heer Wopko, meyster Frans toe Nyehoeff, te distribueren, ende die ander helffte tot dat bow Sinte Vyts kercke. Item ferer will die voerg. testator, Peter Jans soen, dat die executoren voerg. van datgeen soe Feencloester, Bouwecloester mit naestlegener cloesteren int testament, lest specificeert, toegelecht is, twyntich golden g. jaerlich sall nemen, ende daervan toe Oldehoeff weecks drie missen lesenb bestellen laeten int ewich. Vorderc die vers. renthen lossgecoft, sal men dat gelt tot dieselve dienst op andere uerdend anleggen. Item syn dienstmaghet sall hebben, soeveer hy in syn testament sulcx niet ordineert, sess goltgulden jaers, voer hondert gulden gecoft tot huer lyfstont, ende een cleyne silveren rieme, lecht in syn kiste, tot huer eyghendom. Item dat kisteken soe by syn bedde staet, sall hebben Sinte Vyt. Hierby syn geweest meyster Harmen, pastoer, meyster Pier, meyster Frans van a b c d Aangevuld uit D. Ontbreekt in D. D: worden. D: oerten. 273 5 10 Nyehoeff, heer Frans, praebendarius tot Oldehoeff, Henrick Heyne zoen, Harmen orgelmaecker, Jan kannemaker, Michiell Jans zoen, burgeren binnen Lewerden. Ende tot meerder vasticheyt mit myn eyghen seghel besegelt, ende ferer gebeden die voers. tuyghen, soe scriven kennen mit huer hant, ende segelen die segelen foeren, toe roeboreren ende bewaeren, desgelyx meyster Henrich oeck gebeden. Dat wy doen om syner bede wille hebben gedaen. Actum ut supra. Dat codicill, by handen meyster Henrick, pastoer, gescreven, gecollacioneert, ende accordeert van worde toe worde, ende met vier grone segelen voersegelt, niet corrumpeert, daerop papier gedruckt. Ende daerby staet screven: Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius subscripsit. Ego, Henricus Luce, pro Henrico Heyne zoen subscripsi. Jan kanneghieter. Hermen orgelmaeker. Michiel Jans soen. Pieter Johan zoen. Henricus Luce subscripsit. Petrus Sirici subscripsit. Franciscus subscripsit. By my, <ondertekend:> 15 Wilko Folkert zoen, der stat Leewaerden secretarius et notarius publicus. Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk hierover nog D: Tprincipael codicil, staende achterop tderde blatt vant voergaende testament, was bevesticht met driea opgedructe segelen van groenen wasse, daervan den eersten, ongedect zynde, was een weynich aen die rechterzyde affgebroecken. Ende stondt daeronder geschreven: Peter Johan zoen. De drye andere zegelen, bedect elcx met een viercant papiercken, waeren noch geheel, ende stondt onder den eersten gescreven: Henricus Luce subscripsit. Onder den tweeden: Petrus Syrici subscripsit. Ende onder den derden: Franciscus. Ende stondt noch onder gescreven: Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius subscripsit. Ego, Henricus Luce, pro Henrico Heyne zoen subscripsi. Jan kannegyter. Hermannus orgelmaeker. Ende: Michiel Jans zoen. Afschriften: B (16de eeuw, door Wilko Folkert zoen, notaris en secretaris van Leeuwarden, naar A). GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f. 11r-12r. Opschrift: Copia. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, ter presentie van Jan Symons zoen ende in absentie van Anscke, Bouwe Wybrants weduwe, ende die weduwe van meester Pieter Symons zoen, die daertoe geroepen zynde, geconsenteert hebben dat tzelve geschien zoude in hun affweesen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (16de eeuw, door P. Eemskerck, naar C). GA Leeuwarden, Archief SAG, inv.nr 13. Opschrift: Copia copie. In dorso: Copia van het testament van Pieter Johan zoon. Druk: a. OSA, nr 136, p. 277-279. Uitgegeven naar B, met de belangrijkste varianten uit D. Op de dag waarop dit codicil werd gemaakt, voltooide Pieter Johan zoen ook zijn testament (zie nr 134). 20 25 30 35 a Lees: vier. 274 137 1534 november 14 Auck Peters dochter, vrouw van Liewe Liewe son 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini Jhesu Christi, salvatoris nostri, etcetera. Anno Domini dusent vyfhunder<d> ende XXXIIII heb ick, Auck Peters dochter, Liewe Liewe sons echte ende ghetroude wyf, ghesont van lichaem ende vorstandt, owerleyt die crancheyt des lewens van der minschen ende onsekerheyt van der tyt des doots, niet sekerliker wesende dan die doot, heb willen myn utterste ende laeste vrie wille ende bigerte maken, so ick die na myn doot, na die tytlicheyt, wil onforborlick sunder mutzie gheholden hebben, ende te staen soeals die opt aldergunstichst nae eenighe manier off form in den rechten van een codicill ofte gyfte ut orsaeck van die doot off ex pie causa stan mach, sunder eenighe subtylheyt ofte cavillatie van eenighe ghebruicken van form die darthegen solden mogen ghesocht worden, want hit mit vrie wille sunder alle bidroch soe geschiet. Ende is dese: dat ick God almachtich synder barmharticheit myn siel bifele, ende myn licham die arde totten predicatoren in die kercke, in myn olders sepultur, die ick dan bispreke vyf goltguldens ofte myn croen, is syn anders nicht vorcoft, ende myn bigenkenisse ende manstondt also simpel als die alderaermste in dese staedt. Want ick byn vorsekert dat dat alderminste dropel bluet Jhesu Christi my ghenuch is om foldat tot myn siels profyt, darom wil ick ghen afterdaden gheholden hebben, want men brencht den ghemenen luden in grot oncost, want die priesters maken een eygen Gods schulden darut, dat nu ter tyt niemant straft noch kert, dat God betren muet. Ende soeals ick vormued dat die priesters mochten seggen dat myn liewe salighe mueder van willen was eenighe lofsanck fridachsavonts vor dat Heylighe Crus toe stichten, datwelke thohants ewen geschyt, ende sy eysken VI goltguldens jars darvan, soe consentier ick dar niet in, om die orsaeck uant ick gen formlick testament van die priesters ghesien en heb, mer sy seggen hit staet int doodbuck geteykent, dat my nicht genuch en is, want sy mochten alle myn liewe muers guden wel in hor dodbuck tekenen, want sy synt van groter gyricheyt, als men daglix wel siet. Item soe bispreck ick Liewe Liewe son, myn lieve man, twehundert goltguldens eens, ende sal darvor mogen nemen van myn loesrenten war hy wil, ende ses die beste silveren crusen ende ses die beste silveren lepelen. Item meister Sibrant, myn oem, ende syn kynderen seggen my alle wegen nae, owermits ingewen van Griete muie, uat groten ongelick dat ick hoer ghedan heb in myn deylinghe vant erfscop, dat nochtans contrari is, want ick biclage my ende myn liewe suster dat wy schandelick van ons liewe muers guden vorsteken sint ghewest owermits Pieter Jan sons quade raet, na luet myn oldemuders testament, dat sy ons nou bikenden vor hor kyntskynderen, als my ende Wolter Sigers toe Groningen, ende myn oem ende ick dar vack schortinghe om ghehat hebben, nochtans is dat by gude mannen nedergelecht na luet ons laesten baer. Item ick segge by mynder warheyt dat Pieter Jan son toe my ghesecht heft: ’Hadde ick weten dat meister Sibrant anders ghen bischop soelde worden hebben, ick soelder dyn oldemueder nymmermer toe raeden hebben’. Noch seg ick by mynder warheyt dat myn oem, meister Sibrant, tot my is gecomen en heft gesecht: ’Liewe nichte, nuuecht u nu ock?’, ende ick heb ’Ja’ gesecht. Doe seyde hy: ’Liewe nichte, ick bidde u dat gyt myn liewe mueder willen vorgheven om Godis wille, dat u owermits my tho chort gheschyt is’, dat ick garn doen wolde om Godis wille. So bispreck ick myn oem ende syn kinderen alle datgen dat hy my toecort 275 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ghedan heft, als dat silver dat toeleyen was, alle die landen ende gelt dat hy my ontdustert heft. Ick wil hem anders nicht toe van myn aerff, want ick van hem nicht ontfangen en heb, ende ick dat myt guder consientie wel doen mach, nae luet dar keysers rechten. Item ick byn van meyninghe dat ick sommighe gude frunden ende sommighe van myn bluetvrinden wil bispreken itlike cleynnot, als myn clederen, ringgen, riemen ende silveren crusen ofte gelt, dar ick hoer namen wil setten ofte setten laeten op een seddel buten dit testament ofte op spacium van dit testament. Ende dat wil ick onderholden hebben als dit tegenwordighe testament. Item vort is myn wille dat ick die twe husen mit schur ende hoef, also als ick die nu coft heb, dat men dar sael inholden aecht ofte tien, myn ofte mer, soevel als die bifelsluden gud dunket, arme weskynderen sunder vader ende mueder mit een biuarster in dulken manier: sullen die arme weskynderen syn vorall van myn bloet, ende na sullent borgerskynderen ut dese staedt wesen, ende ofter soevel van myn bloet ofte borgerskynderen niet en waren, soe sullent ander elendighe weskens dar vader noch mueder en hebben wesen. Item dese weskynderen sal men dar mit simpele portie onderholden: die buck vol ende mit warme dichte clederen, als mit eenen pels ende roeck, hoesen ende schun, gen costliker laken dan dempter. Item dese elendighe weskynderen sal men dar onderholden on ter tyt dat ze twalef off viertyn jar olt sint, ende binnen dese tyt sullen die bifelsluden darop sien dat dese weskynderen leren spinnen, lynnen ende wollen nayen, bancwerck ende breyden, wasken ende schuren, huetsticken ende toe schole gan om die geboden Godis, die Gelof ende dat Vader Onser toe leren, ende schriven die dartoe geschicket synt. Ende laetense doch niet over die strate lopen: holter een gude scarpe ruede by. Ende alsdan, totten eende van dese XII ofte XIII, hit alderhogeste viertien jaren, sullen die bifelsluden die kynderen utsetten ende laetense dienen ofte hoe sy dan die cost erlichst crigen connen. Ende die biuarders van desen weshus sullen die kinderen dan angewen, als die meyskens een pels, een roeck, hosen, scon ende mowen, ny noch olt, hoet toe werck compt, mar onbeschort, ende drie hemden, drie scorteldoeken, drie halsdoeken, een craeg ende een huff; ende die knechtkens desgelick in hosen, scoen, wamboes ende sloef, een huuet ende drie hemden, ende hiermede bifeltze God den hemelschen vader. Ende soe vro als er een starft ofte utgeset wort ofte wechloept, soe sult gi een ander wesken weder in die plaets setten. Ende ofter nu van dese kynderen weren die die cost binnen dese vors. jaren vordienen mochten, ende wolden die bifelsluden rebel wesen ende seggen: ’Wy willen hier bliwen ont tot XII ofte XIIII jaren’, die sal men mit gewelt wechjagen. Ende lopen si wech binnen dese vors. jaren buten consent van die bifelsluden, ende comen si nicht weder binnen acht dagen ende bringhen redlike orsaeck, die nempt niet weder in. Mer doenkt van kyntsheyt, soe nempze weder ende corrigiertze. Mer soe vro als sy langher wech bliven dan acht dagen, soe nimpt een ander weder op die plaets. Ende oftet die byfelsluden byliefde dar machden ofte knechten van toe holden totten eende van dese vorschreven jaren, soe sullen syse cost ende loen ghewen als ander machden ende knechten, ende doense ock niet toecort. Ende des soe wil ick datt men alle jaer op myn jarstond in alle kercken vercondigen sal van die precstoel ofter arme weskynder die sonder vader ende mueder sient van myn bluet, die sal men an dat weshus bringhen. Alst biuislick is datze van myn bluet sint, soe ontfanchtze. Ende des vort soe instituier ick ende mack rechte arwen van alle myn gueden die my God vorlient heft, husen ende huesraet, renten, clederen ende cleynnoet, bihalven dat ick bispreck tot een legaet, die alderelendichste weskynderen van myn bluet ende 276 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ut deser staedt, darna welca die byfelsluden bylieft. Wort dar meer guet toe gegewen, soe mogdy mer weskynderen ontfangen. Ende oftet quam dat Liewe Liewe son, myn man, tot armut quam overmits orloeg ofte seescade ofte crancheyt des lichaems (dar God vorsie, dat hy gebreck lyden moste ende hy dat by sinder warheyt seyt), soe sal hy die renten van dat lant boeren dar lecht by Olde Galegen, tot syn lewen lanck. Item als Liewe, myn man, na myn doot myn gueden sal overleveren, soe sal hem niemant scheydinghe affeysken van myn guet, dan na syn eygen consientie, off als dan wol bliken sael na myn ende syn wille. Ende ick wil dat die drie bifelsluden hem dan een quitansie gewen van myn guet, dar sal hy mede ongemoyt bliven van alle myn vrienden. Ende in dese manier geff ick die rechte arme weskynderen all myn guet als vorgheschreven is als erwen ende alst alderbest na recht ende ghewonte staen ende int ewich duren mach. Ende vort soe wil ick ende biger toe hebben tot executores van mynder desse leste wille ende bisorgersluden ower myn guet ende testament, als den eedelen herscop Eede Martna ende Liewe Liewe son, myn man, ende meister Tziepke, Allert Doedes son, ende Jacob Adams soen, myn neef. Ende off God my gratzie gaff dat ick weskes annam by myn lewen, die suldi bliven laten op die conditzy als vors. is. Item ick wil myn guet van die sted niet vorrucket hebben. Ende oftet ymant dar van vorrucken woude, als Arnt van Zwols guden ghedan synt, ende dat men dar gen weskynderen ontfanghen en wolde van myn bluet, soe sullen myn vrienden, als myn oem ende rechte susterlinghen, ende Tiet, Wolter Siegers dochter, ofte hoer kynderen als een rechte susterlinck myn gueden weder antasten als erwen van myn guet. Ende ock soe bid ick oetmoedelick myn testamentors dat gy vordachtich wilt wesen, als een van u vieren staerft, dat die drie alsdan een man weder tot u kiesen wilt, wel u bilieft, also man achter man, opdat myn guet tot Godis eere compt ende tot profyt van die arme weskynderen. Ende ofter welke van dese bifelsluden storwen by myn lewen, soe wil ick als een ander weder setten op spatzium van desen testament. Vindi ghen legaten byschrewen, soe holtet tot die weskynders profyt. Tot orkonde ende warheyt van desen dat dit myn leste vrye wille is, als by myn onbeduonghenne wille ende sonder bidroch, heb ick myn hant hier selven onder gheschreven ende myn name gheset, ende ick dartoe roepen ende beden heb als thughen, als den eedelen ende hoechghelerden heren docthor Kempo van Martena, K.M. raedt, Eede Martena, Pieter Kempis, Dominicus Pybe son, als borghemeister dar staedt Leuerden, ende Gercke Jorret son, als scepe dar stadt Leuerden, ende Tziard Elckes ende Dowe Elcks son, om hoer segel ende handt hierop toe setten. Welke sy ghedan hebben om myn bede wille. Te weten wy, Kempo van Martena, Dominicus Pebe son vorseyt, hebben dytselve mit onse ghewontlike segelen bysegelt ende onderteykent. Ende wy, Ede Martena, Pieter Cempis, Gercke Jorrets zoen, Tziard Elckes ende Dowe Elcs son, hebben onse ghewontlike handen hieronder gheset, also wy geen segel ende hebben. Ghedan den XIIII dach van november, int jar vors. a A: welt. 277 <Ondertekend, door de laatste twee onder de zegels:> 5 10 15 20 Ick, Auck Peters dochter. Edo Martena. Peter Kempe zoen Doenya. Gerko Jorret soen. Tyaerd Eelicks soen. Dowe Elcks son. Kempo van Martna. Dominicus Pibonis sigillavit. Origineel: A (hand van Dowe Elcks son). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 649. De twee opgedrukte zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Auck Lyouwes testament. M.a.h. (17de eeuw?): Den 13 november 1533. M.a.h.: 8 a 10 kinderen. Afschriften: B (1659, door Scherhagen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit CDE. C (1659-1661, naar B). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, inv. nr 860, f. 1r3r. - D (1677, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1211. - E (1734, naar B). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 602/11. - F (18de eeuw, naar B, C of D). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2060. - G (18de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 134, f. 1r-3r. - H (18de eeuw, naar G). Ibidem, inv. nr 135, f. 1r-3v. Druk: a. Boltjes, Testament Auck Petersdochter (naar A?). - b. SFA I, 32-33 (naar A). c. Eekhoff, Geschiedkundige beschrijving Leeuwarden, 384-387 (naar A). - d. Van Heemstra, Old Burger Weeshuis, 8-10 (naar A). 138 1535 april 16 Epo Lyauckema 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Een yegelic ende alle daejeen deer dit byheert ende van need is to wyten, siet kenlick ende epenbeer dat int jeer tusent vyffhondert vyf ende tritich, op den sextienste dey in april, op syn aeyn huuys to Lyauwkema in Sexberum, in byuessen heer Hitto ende heer Schelto, personnen to Sexberum ende Aesterberum, heer Anno ende heer Frerick, wicarius ende prebendaet to Sexberum, tyoghen hyrto roppen ende baden, is wessen lyaeflick by syn aeyn vrye wille, mey vortochtige sinnen ende mey rype byreed, sonders emmens bytuang oft vorharsinge, alser seyde, cloeck, sterck ende wytlic van vorstand, houol syeck van lichaem, dy vorsichtige Epo Lyawckema, wrtinsende dy brecklicheed der menschen, dat alle creaturen deer natuerlick libbe, eens steere motte, ende dy schuld van ons vaer Adam, dat is dy daed, naet wytende honeer smeytiende, bytellie motte, so dan dy daed gans sycker is ende dy wra dis dadis onsycker, weeromt van need is ney dy godlicke vormoninge dat dy mensche alle tyden wacker, naet slepende, van dy maester dis huisckesins byvonden wirt, dat hy tytlick, jette syn vorstand habbende ende vyf sinnen, also dy wradsche byckeringe, gueden ende hawen handlye ende schicke, datter van dy Here ine tyd der wisitatie als een cloeck, wys ende vorstandich rentemaester pryse ende achte wirt, dat wrmits syn vorsumelheed ende wanachtichheed tuiscke da erven, legatarien of ora lyoden nin 278 5 10 15 20 25 30 35 40 45 tuist, nyd, hat oft dissentie comme of vorryse, disse puncten vors. aenmerckende, hat Epo Lyauckema vorscrn, aerst nochtans God biddende om gracie, in dy ere Godis ende dy benedydste maeget Marie, om dy toern Godis to meetgien ende barmharticheed by God to voerkryen, mackit syn testament, codicil nuncupatyf, leste wille, simpel instrument of ist alderbest ney da ryocht, geuoenten dis landis of gemene styl staen mey, effect to habben. Wol aeck Epo vorscrn, ist dat dit naet staen mey als een solemn testament troch breck van enygerhanden solemniteiten van riocht, dattit sil staen in dy maneer ist alderbest stal hawde mey <ende> in al syn puncten onderhawden sil wirde. Ende to mare vesticheed van disse ropt Epo vorscrn weer alle ora testamenten, codicillen, leste willen of donatien, in hat maneer hy sulcks in vortyden mochte macke habbe, aeck mey derogatoriael clausulen, sulcks allis al van ninnir wird to wessen ende gans naet, mer disse leste wille allinne vest ende volstandich to blyewen int aeyn van syn libben. Int aerst byvelt Epo Lyauckema vors. God almachtich, Marie, syn benedide moer, ende alle heyligen Godis, isser dat bod Godis vorvold ha, syn edele siel, ende byvelt syn lichaem to resten in Sexberume tsyercke, in syn vaers greef. Item hy byspreckt Sancto Sixto, syn patroen, fyftheen enckelg. Item dat Heylige Sacrament, God almachtich, Marie, dyo moder Gods, ende alle lyawe heyligen Godis in Sexberume tsyercke to ere also volle waexbrand alst eerlick sil wesse. Item hy byspreckt syn personne en wicarius elck een gouden croen, heer Ewirt ende heer Frerick elck een philipsg., dy coster een hael g. Item hy mackit also volle delen alst eerlick sil wesse. Item hy ordineert ende byspreckt een euich eermisse to syongen op Sancte Catherine altaer in Sexberum, to dat leen deer heer Frerick op wannit, to dy eere Godis, dat Heylige Sacrament, op den tongersdey, byhlestyende deermey sex enckilg. renthen jeerlicks uuyt Saexla zeta to Sexberum. Item da bidden orden, bysonder da minderbroren to Bolswirt, alst eerlick is. Item da boeckinge troch <dy deel>a alst eerlick is, byhaldelick dat Lydlum sil habbe trye enckelg., Aesterberume tsyercke also volle, Anygum, Tyemarum ende Harnsere tsyercke elcks een enckelg. Item da meene arme lyoed also volle alst eerlic sil wesse. Item Gerrold Herama sil habbe syn beste claed. Item Taecke Herema, Doecke Renya ende Schelta Latzema elk een eerlick g. penning. Item Tryn Ryoerds wyf, syn nift, sil habbe also volle, of datjen hyo him Epo mochten schieldich wesse. Item hy byspreckt syn bastertsusters bern, als Ebele bern, fyower pondemate to Uynaldum, daer Hessel Sybren zoen to haele hat, ende aeck da twere pondemate deer Jelo Lolcke zoen to Pietersberum van him hat, of so lyts ende graet isse lidse, naet te vorcapien dan den possessoer van Lyauckema, inden irt habbe vol, dy pondismate naet hager to jaen dan vor vyftien enckilg. Aeck sillis habbe da renthen luud Epo vaers testament. Item Sicko Luttze soen to Wynaldum byspreckter of jouter om Godis wille dy usufruct of bruckema, so lang isser lyoet, van dy zeta deerb op wannit, ende deerto fyower pondemeten seedland in Foppema gued of so isse deer lidse, to euige tyden, naet te vorcapien dan dy possessoer van Lyauckema, indeent him byliavit, dy pondismeten naet hager to jaen dan vor vyfteen enckilg. Hyrmey sil Sicko voers. tovreed wesse, want Epo vors. voer een soen him naet bykent. a b dy deel aangevuld naar L. L: derir. 279 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Item Epo Lyauckema vors. mackit erven al syn gueden, landen ende oers hyrboppe naet bynaemd ende specificiert, Hylck, syn echte syde, Schelta, Sicko, Luttye ende Tryn, salige Sicko Lyauckema nelietene weeskynen, in maneren neyscrn, alsdat Hylck vors. sil habbe al Epo roerlicke gueden, als goud, silvir, jeld, quick ende til, cleed ende claed, inboel, bed ende bulster, ende sulcks al da crediten to berren ende da debiten to bytellien, mey alle afterdeden. Disse gueden vors. sil Hilck vors. habbe toe euyge tyden, byhalen da schinsvetten sil habbe ende haude dy possessoer ende bysitter van Lyauckema. Item hyrtoboppe sil Hylck vors. habbe dat usufruct of bruckema to her libben to Lyauckema huuys, husinge, staten, hoef, land ende sand, ist nu to Lyauckema bruckt wirt, dy mondle to Sexberum, dy zeta daer Claes Jancke zoen nu op wannit to Sexberum, Tyettie seta to Wynaldum, mey dy zeta deer Sicko vors. op wannit, nyoncke Sicko vorsteren vor Hylck, aeck dy swannejacht in Wynaldema reed, allis al als vors. to her libben to. Item aeck wol Epo vors. dat dyjen deer Sicko vors. zeta byuannit, to euyge tyden sil dy schieldich wesse da swannen vors. to weryen ende to wachtyen. Item Hylck vors. sil habbe voer her capelanden sawn pondemeten in Jongema zeta to Pietersberum, da landen to euyge tyden by dy zeta blyewe to leten, voer dy pondismeten also volle to heer to berren als da ora pondismeten in dy zeta vors. jeelde. Item aeck sil Hylck vors. habbe dy trimdeel van da landen to Wynaldum, uutcomd van Doecko Heslinge, ende nyn meer, wantse in een graet part mey Epo selver bytellet sint. Hyrmey wol Epo dat Hylck wr al sil tovreed wesse. Item Schelto, salige Sicko awdste soen, sil habbe to euyge tyden to durien in precipuum, prelegaet ende vorndel, in aeyndom ende possessie, ney Hylcke vors. wrlibben to apprehenderien ende aen to fettien, Lyauckema huuys, huuysinge, hornleger ende hoef, land ende sand, alst nu to Lyauckema bruckt wirt, dy mondle vors., dy zeta deer Claes <Jancke>a zoen voers. nu op wannit, Tyetze zeta vors. <to>b Wynaldum, aeck dy zeta deer Sicko vors. nu op wannit to Wynaldum, mey dy swannejacht in Wynaldema reed vors., wr als Hylck deervan toleyd is dy usufruct of bruckema als vors. Ende so wol Epo vors. dat da sponsalia oft contractschyn by Epo vors., salige Lwitze Haringsma ende Sicko Lyauckema der ena, Gerrold Herema ende Luttye, syn huuysvrou, der ora, tuiscke Schelta vors. ende Anna of een van Gerrolds ora dochteren, sille van stonden oen vordgong habbe mey den aersten. Indeent Schelto also naet bylaefde to dwaen ende so naet det, so siller deermey priverit wesse ende vervallen van dat precipuo ende vorndeel, allis al als vors. vorvallen to wesse ende to habben Sicko vors., syn broer. Indeent Sicko naet vervolgit ende effective det als vors., so silt vorvalle ende habbe in maneren vors. Luttye of Catherina vors. Item of nimmen van da bern vors. bylyaefde sulcks als vors. to vervolgien, so jowt Epo vors. allis al dy vorndeel als vors. in dy eere Godis ende syn siele sillicheed to dat catuser claester by Amsterdam, ter tyd is hyr int land een sticht wirt, alsdan hyr in dit claester to blyuwen. Item oft Schelto vors. vorstoer sonder echte bern, so sil dit vorndeel vors. habbe syn broer Sicko vors. Item of Sicko vorstoer sonder echte bern, so silt habbe Luttye of Tryn vors. in maneren als vors. Item to alle tyden Schelto, deerney Schelto bern deer awdst is, deerney syn awdste bernsbern ende so int euich in den delgaende graed, allinne to habben, sonder deelschap deervan to dwaen, of by wanvorstand van dat awdste bern, to alle tyden een van da ora bern derir byquaemst to is, dat vorndeel a b Aangevuld naar L. Aangevuld naar L. 280 5 10 15 20 25 30 35 als vors. to habben, ende dat by discretie van den abbit van Lydlum ende da personnen van Pietersberum ende Aesterberum. Item of Schelto vors. in syn posteriteit ende neycomlingen voerstoer, so sil dat precipuum, vorndeel ende prelegaet als vors. in maneren als vors. habbe ende vorvalle op Sicko neycomlingen, in maneren als vors. Ende in gebreck van Sicko vors. neycommen, op Luttyes of Catherines, in maneren to alle tyden als vors. Item aeck wol Epo vors. dat dy here vant vorndeel als forscrionda in persoen selven sil Lyauckema byuanye, in creft als vors. Item vord mackit Epo Lyauckema vors. gelyck erven to al syn gueden ende landen hyrboppe naet specificerit, Schelta, Sicko, Lutty ende Catherina, salige Sicko Lyauckema bern vors., tolycke to deelen. Ende so sil consoliderit ende tonate wesse dat jeeld, opberd van Ymck Lyauckema to reparatie van Lyauckema huuys, ende aeck to<nate>b hyrmey dat jeeld, opberd van Awdehuistera zeta, omdat Epo van syn broers daed aef lange tyd da renthen van Lyauckema aeck luyd syn vaers testament saliger gedachten mist ha, ende aeck nu aen den timringe to Liauckema al bystegit is. Item wol Epo vors. dat Schelto vors. mey Gerrolds dochter als vors., alse weninge begrype to Lyauckema, mey Hylck vors. sille wannye, om van her te leren ende heren. Hyermey wol Epo vors. dat syn erven, legatarii, donatarii ende alle lyoed sille tovreed wesse, by voerbernisse tjen deer een yegelic van hiere toleyd is, ende dat to vorvallen ende to wessen to profyt dat claester der cathusers vors. in maneren als vors., aeck by den pene dis ryochts. Relevierit ende absolvierit Epo vors. mits disse Hylck vors. om inventarium to meytien ende rekenscip to dwaen. Constituerit, ordinerit ende set Epo vors. executoren ende vorvolgers van disse syn leste willen ende testament den erentfesten Gerrold Herema, Taecko Herema, syn broer, ende Doecke Renya, heerschop toe Blessum, biddende hiere datsit him naet wolle weegrye. To orckonde van disse allen vors. habbe wy, tyogen vors. hyrto roppen ende baden, dit testament ende leste wille ter bede van Epo vors. vor onssellif mey ons aeyn handscriften in vim sigillorum nostrorum hyronder byvesticht. Ende om mare vesticheed van disse allen vors. habbe wy, heer Schelta, heer Anno ende heer Frerick vors., baden heer Hitto, personne to Sexberum vors., om syn sygil ter bede van Epo om ons bedis wille to setten oppit spacium van disse. Datwelcke ick, heer Hitto vors., also deen hab vor myselliff ende aeck om bedis wille als vors. Anno, loco et die ut supra. Onder stonde: Schelto, curatus in Aesterberum. Dominus Anna. Heer Frerck vors., met eenige streecken. Op de plique onder: Sigillum Hettonis, presbiteri, oock met eenige streecken, ende daeraen mede een uithangenden segel in groenen wasse. Op de rugge was gescreven: Epe Lyauckema testament. Dese copie is uyt den originale van woorde te woorde niet alleen, dan oock letter tot letter ende stip tot stip gescreven, ende by my bevonden taccorderen daermit, <ondertekend:> 40 1630. J. Saeckma subscripsit. a b d: foyrstionder. nate aangevuld naar L. 281 5 10 15 20 25 30 Origineel (A) niet voorhanden. Volgens BCDKLMOP met uithangend zegel in groene was. Volgens EFGHIJN met uithangend zegel in rode was. Afschriften: B (1584 januari 22, door notaris Nicolaas Ens, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C en D. - C (c. 1600, niet authentiek, naar B). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 232. - D (c. 1600, door twee handen, niet authentiek, naar B). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 226. Eerste folio ontbreekt. - E (1609 januari 10, door S. van Pruyssen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit F en G. - F (1613 september 3, geauthentiseerd door S. van Pruyssen, naar E). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 119. - G (1613 november 15, geauthentiseerd door S. van Pruyssen, naar E). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1711. - H en I (begin 17de eeuw, afschriften door dezelfde hand als G, naar E?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 69. - J (begin 17de eeuw, door dezelfde hand als nr 40 EFGH, met marginalia door Oversteech, naar E?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 69. - K (1630, door J. Saeckma, naar A). RAF, Collectie Aanwinsten, inv. nr 506. Naar A. - L (1630 februari 23, geauthentiseerd door Jongestall, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1711. - M (1642 november 2, door C. Buttinga, naar A). Niet voorhanden, bekend uit druk b. - N (1656 februari 22, geauthentiseerd door Scherhagen, naar G). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 1, f. 457r459r. Onvolledige afschriften: O (1596, door notaris Focke Epeus, naar A). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 234. - P (1596 juni 9, door notaris Focke Epeus, naar A). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 232. - QRST (begin 17de eeuw, vier afschriften door dezelfde hand, naar P). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 234. Vertaling in het Nederlands: U (uiterlijk 1737). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr 643/7 (procesdossier 1737). Naar een afschrift uit de groep EFGHIJN. Druk: a. Hero ab Inthiema, Disquisitio iuridica, 281-288 en 291-295 (naar afschriften uit de groep EFGHIJN). - b. [Zonder titel], 1642. RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1711 (naar M). - c. GPCV II, 668 (naar a). - d. OFO II, nr 366 (naar a). Uitgegeven naar K, met enkele aanvullingen uit L. Deze beide afschriften zijn de enige nog bestaande volledige versies die rechtstreeks teruggaan op het origineel. De aanhef lijkt gebaseerd op hetzelfde formulier als die van nr 122 (1528). 139 1535 juni 18 Jayts, weduwe van Jacop 35 40 45 In de name Godes, amen. Int jaer Ons Heren dusent fyfhondert ende five ende dartich, op den dach Marci ende Marcilliani martelaers, omtrent een ure nae middach, heb ick, Jayts Jacops uedue, gheuest cranck fan lichaem ende forstandich fan sinnen ende foerstant, ende ick heb anghemarcket datter niet sekerliker is dan die doet ende niet onsekerliker dan die ure des doets, ende daerom heb ick ghemaeckt myn testament, codecyl ofte laeste uille, in maten ende manieren naescreven. Int eerst soe befeel ick God almachtich myn arme siel, ende myn lichaem toe rusten ende toe begraven toe Galeyen by Jacob, myn salighe man, ende daerfoer bespreeck ick die minderbroren een enckel gulden. Foerdmeer soe bespreeck ick broer Jasper, myn soen, ende is een profeste prister int cloester fan Lidlum, toe syn lyfstond fyf golde gulden jaerlixe renten uut Eesck droechscheriers ende Jantien, syn uyf, uut hoer beider huus, ende is staende op die 282 5 10 15 20 25 30 Tunen, an die osterside fan Wlcke fiskers hus, dieuelcke renten Jacop ende ick toesamen ghecoft hebben. Ende nae heer Jaspers doot sullen disse renten voers. uederom eerven op dat naeste bloed. Item beet foerd soe bespreeck ick suster Tryn Jacops, myn dochter, ende is een profeste sustera toe Tyemmarum, drie golde gulden rent uut Syts Gerris huus int Eenhoern, daer staet an die sudersyde fan Botte cremers huus. Ende nae suster Tryn Jacop doot sullen fan disse drie guldens renten voers. die tuie gulde renten int euich bliven toe Tymmarum int cloester, ende die ena guldens rent sal uesen toe Soete Naeme Jhesus ghyld. Item foerdmeer soe bespreeck ick Sinte Fyt, myn heilighe patroen, totter timmeringhe een half golde gulden euighe rent uut dat huus daer ick nu selven in uoen, maer myn eerfghenaemen moghen die halve gulden rent ueer incopen mit tualyf golden guldens eens. Ende soe maeck ick eerfghenamen toe al myn ander goeden, roerlyck ende onroerlyck, toe ueten Crispiaen ende Jelle, Jacops ende myn kinders, ende Hisken, myn kyndskind. Ende ick, Jaits, uyl dat myn aer<f>ghenaemen dit myn testament ende laeste uille sullen onderholde. Ende ist saeck datter emant fan myn aerfghenaemen is die dit testament ende myn laeste uille niet uil holde, die beneme ick eerf ende seet Sinte Fyt, myn patroen, in syn steed. Orckenen hiertoe gheroft, als Hendrick Pieter zoen, Tiard Tiard zoen, Dirck Gerrid zoen, Uattie cremer ende Jan canghieter. Ende ick, Jaits, begheer om Goedes uille datse uillen hlyen ende orckenen uesen dat dit als voers. is myn laeste uille is, daer uy, orckenen, gheern die uaerheit altyt uillen segghen. In een tuch der uaerheit soe hebben uy, Tiard, Dirck ende Jan, ons selves hantscriften hieronder ghescreven. Ende ick, Jayts, heb ghebeden heer Wlcke, nu ter tyt capellaen ende myn testamentoer, dit testament foer my toe onderscriven. Ende uy, Hendrick ende Uattie voers., hebben heer Wlcken oeck ghebeden dit testament foer ons toe onderscriven als orckenen. Daer ick, heer Wlcke, gheonderscreven heb met myn selves hand, foer myselven als testamentoer ende om bede uille Jayties, Hendrixs ende Uatties voers. In den jaer, dach ende uure als voers. is. 35 Desen copy concordeert met syn princepael, in uelcke staet aldus onderscreven: Heer Wlcke Aepke soen fan Uorckum, nu ter tyt capellaen toe Leuerden, hlye met myn selves hantscrift foer myselves ende om bede uille als voers. is. Tyard Tiard zoen hlye ende bekenne met myn selvis hant als voers. is. Ick, Dirck Sluter. Jan canghieter. Datuelcke ick, heer Wlcke, capellaen, hlye met myn selves hantscrift. 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (gelijktijdig, door heer Wlcke Aepke soen fan Uorckum, kapelaan te Leeuwarden, die ook A ondertekende). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 348. In dorso (= f. 2v): Copia van testament van Jayts Jacobs wedue. <M.a.h.:> Jayts Jacobs. a Hierna doorgehaald: int cloester. 283 140 1535 december 22 Heer Wabbo 5 10 15 20 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heren dusent fyefhondert ende fyef en tryttich, den tuae tuin[tic]hste dey decembri, soe hab ick, her Wabbo, vicarius tho Le[ck]um, dyen [mac]ke myn testament ende myn leste wylle. In aerst soe byfel ick God almachtich myn edel kostel zeel, ende myn leggherstoel by Sancte Cecilie. Int aerst s[oe byspr]eck ick tho dy kamer dyer steet after maester Thys huys, dyer myselven thoeheert, tho III arme dyer yn dy kamer sullen uannye. Dae schille elck habbe fiower enckelgoelna renten. Ende dyt sch[il]la uessa arme u[ed]eners ende ueduen, dyer her kost nae langher moghen [*** i]sser [*** ge]slacht dyer yn dy kamer wyl uoenen, dye daer [***] ende dy syn kost nye langher kan uynnen, dy sal [***]at weer wan myn vrienden, soe sullen dye arme [***] sake dat tho weer en olde wedener ofte uedue dye [*** w]onen, dye mochte. Ende weert sake datter nyemant [***]d ende noch van Leckum, soe sullen daer trye [***] dyer [uu]t dye sted synne. Ende disse renten schelmen jeerlick berra, aerst yn tyaen enckel uut Jorryt Fecka zoen gued dyer hy nu op uennet, ende om dat oeer, als om dae trye enckelgoelna renten mey tho kapie, dat schilma nymma uut dye grate dose dyer gilt yn is, dyer mey bytellye mey. Ende yst seck dattet Jorryt uyl duae, soe kapye van hem. Ende ick bydde den eerueerdichen heerschy<p> Rytscha Bolama ende Tyaerd Eelckes, Dirck Sluter ende Pyer Hermens zoen dat ghy [i]nder wyeer myn laeste wylle s[u]ll[et volb]rengen om Godes ende om dye arme ellendighe [m]encho tho profyt. Origineel (A) niet voorhanden. Ontwerp (door de testateur): B. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 932. Zwaar beschadigd. In dorso: Item dyt <is> her Wabbo testament [***] tho Lioerd, ende al data [***] ys, hetsye gild ofte brieven [***]. Her Uabba, vicarius. <Ondertekend:> Uabbodus subscripsit. Druk: a. OSA, nr 140. - b. OFO II, nr 369. 25 30 141 1536 maart 6 Lutyen Gerbrandts dochter 35 In die name des Heeren, amen. Int jaer Unses Heren duysent vyffhundert und in dem ses und dertigsten, den sessten dach des monants martii etcetera, heb ick, Lutyen Gerbrandts dochter, hoewael swack und kranck van lichaem, nochtant van synnen, weeten ende verstandt vernunfftich ende verstandich genoech, aenmerckende daer nyet wissers is die doot ende nyet onwissers dan die ure desselven, mit rype raedt, waelbedochte ende vorsinde gemoet, a Hierna doorgehaald: yn grote d[***]. 284 5 10 15 20 25 30 35 40 45 myn leste wille oft testament, in tyegenwoerdicheyt der geloeffweerdige hierunder geschreven tuygen dartho gerequireert gemaeckt ende in der allerbeste form so solichs nae den rechten te gescheen sal moeghen behoeren, geordiniert, beschreven ende in een form stellen laeten in manieren als nae folget. Int eerst bevele ick myn siele Gott dem almechtigen, myn schepper ende verlosser, ende dat lichaem der aerde, te rusten by myn patron Sanct Vyt bynnen Liewerden. Ten anderen, angesien ick geen erven in opstigender noch delstigender graed, noch oock suster offt broeder noch derselviger kynder en hebbe, soe instituer ende maecke ick erven die armen der broederschap van die Suete Naeme Jesu bynnen Liewerden, myn man und echte syde Class, portier vant hus te Liewerden, ende die kerck van Sanct Vyt, in myn hus, ende dat in manieren als nae folgt. Int eerst sollen die vors. armen hebben dat halve hus vors. in eygendom, myn echte man Claes die ander helffte, ende dat alleen tot syn lyfstondt, te weeten syn leven lanck die gebruyckinge van die vors. helffte te hebben, ende nae syn doet sal die kercke van Sant Vyt in dieselvige helffte succederen und den eygendom darvan holden. Die voeghden van den vors. armen sollen myn nichte Tryn Beelis, sofer sie leefft und des behoeftich is, jaers tot hoer lyfstondt geven twe goltg. Desgelicke besprecke ick myn echte man Clas vors. een bed mit zyn toebehoer. Greet Symons bespreecke ick een swartte onderrock mit een groen syeltyen. Lamcke, Lutyen backers dochter, legier ick een klein sulveren remptyen. Die groete reem bespreeck ick tot een kelck in Sanct Vits kercke vors. Sanct Anne altaer te Oldehoeff twee dwaelen. Van myn ander achtergelaeten gueden sal man uutfaert, beganckenus etcetera holden, nae die alde christelicke gewonthe, ende den priesteren horer gerechticheyt vergenoegen. Wat darvan overblyft sollen die vors. armen hebben. Ende begeer zeer fruntlick dat Luttyen backer disse myn leste wille, mit hulpe eyns van myn naburen die hie dartho begeert, exequieren ende uutrichten wil, by rath doctor Wpko van Burmannya und des pastoers. Und ingefall off dit testament ymmers als een solenn testament nyet staen mochte offt anders in syn solenniteten deficierde, so wil ick nochtans dat het als een codicill, leste will off nuncupatyff testament offt anders gifftunge so uut orsacke des doots gesschiet, offt alst anders alderbest nae den rechten staen offt cracht ende effect hebben mach, staen ende crafftich wesen sal. Ende wil datselve van den institueerden ende legatarien, by verboernus desgeenen so hem uut dit testament komen mach, onverbrucklich achterfolgt ende geholden hebben. Hierby syn gewest die werdige erntfest und hochgelerde her Wpko van Burmannya, der rechten doctor, meyster Heinrich Ludolphs, pastor to Oldehoeff, Gillis Willem soen, Lutyen backer, meyster Johan barbier, als tuygen dartho geroepen ende gefordert. Und um merer disses testaments vesticheit heb ick gebeeden die voirs. hernn doctor Wpko und meyster Henrich umb disse myn leste wille mit hoer seegelen offt signeeten te roborieren ende te onderschriven. Datwelcker wy um hoer und der vors. tuygen bede wille, so selffs nyet schriven kennen, hebben gedaen. Int jaer, maent, dach als boven schr. Ende is tprincipael in een boge papier gescreven, waervan deerste halfboge an beyden zyden vol is gescreven ende daernae tdander blat aen een syde gescreven, ende mit twie segelen bevesticht, tdeene segel van gruenen wasse ende tdander segel van 285 rooden wasse. Ende onder tgruene segel stondt gescreven: Henricus Ludolphi. Ende onder troode segel stondt gescreven: Wpka van Buermania, doctor. Ende syn die segelen allebeyde mit papierkens overdeckt. Ende uuyt tdeen halffblat was uuyt een horne soe veel papier uuytgesneden dat men tdeen segel darmit overdeckt heeft. 5 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 353. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Copye van salyghe Luytzen Gerbren dochter testament. 142 Lyuck, weduwe van Taede Hopper 10 15 20 25 30 35 40 1537 april 6 In den naeme Godes, amen. Int jaer Ons Heren vyftienhondert seven ende dertich, den sesten dach aprilis, heeft Lyuck, salige Taede Hopper wedue, varstandich van sinnen, bedencken dye sekerheit des doets ende donsekerheit van die uure des doets, gemaeckt haer testament, codicil ofte laeste wille, een scheydinghe van gueden, gelyck sy nae hoer doet van haer arfgenamen wil onderholden hebben. Int eerste soe ordiniert ende instituert Lyuk voers. arfgenamen tot al haer tytlicke gueden dye sy by hoer versterven achterlaten sal, Syuert ende Galthye, hoer soenen, Hys ende Reynsck, Pieters kynderen, getoegen by salige Id Lyuck dochter, ende Id, Reyn ende Tade, salige Saeckle Lyucke zoons kynderen. Ende indyen Syeuert ende Galthye voers. voor Lyuck voers. verstorven, soe instituiert Lyuck denselven Syuerts ende Galthye kynderen in den plaetse van hoer olders voers. Ende want Lyuck wyl dat hoer voerseide arfgenamen nae hoer doet gheen schortinge myt malcander sullen hebben, soe divideert sy ende deelt al hoer gueden, myt oeck dye gueden by salige voerseide Tade achtergelaten, tusschen hoeren voers. arfgenamen in naevolgende manire. Item Syuert voers. sal hebben ende beholden dye browerye myt alle huysen daertoe behoerende, ende een huys daer enen Claes Jarich zoen nu ter tyt beuoent, myts landen, suaenen, terpen, steeden ende soe guedt ende quaet dye van salige Tade ende Lyuck voers. syn uutgecomen, leggende tot Hemelum, oeck alle haere andere landen, leggende toe Myrns ende Bachuysen, uutgesondert alleen dye twalyf hoefden landen, leggende in dye Westergrowen. Des soe sal Syuert voers. wederom keeren ende betaelen an gereet gelt Lyucke voerseide andere arffgenamen den summe van twehondert ende seventien carolusguldens, als te weeten voerseyde Ide kynderen hondert ende seventyen carolusgulden, Galthye voers. vyfftych, ende Saekle kynderen den restanden vyftych guldens. Ende noch soe sal Syuert voers. hebben twyntychstehalve pondemaet landen toe Hichtum in een saete lants daer Claes Pieters zoen plach te bewonen. Bet seven pondemaeten, gelegen in dye pastoers landen te Hichtum. Noch sestien pondemaeten, gelegen te Wytmaersum te Fyllens, int guedt daer Gerold Boumae plach te bewonen. Bet dye landen gelegen op Tyme torp, myt noch een pondemaet in Tyme fennen toe Wytmersum, dye nu worden gebruct by Pieter Foppe zoen. 286 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Item Galthye voers. sal hebben ende beholden thuys toe Staveren daer hy nu ter tyt in woont, twe koeganck in Galthye fennen, een hoefd land, gelegen in Jan Mathys fennen, ses hoefd landen, leggende in dye Westergrowen. Noch een saete lants, gelegen by Boelswaert, opte Clever ghenoemt, dye nu van Nanne Gerrolts wordt gebruct, myt twyntich pondemaeten, leggende toe Ymswold, dye Bae Tyaerds zoen nu beuoent. Noch tyendehalff golden gulden renten <in> Zerkwerd in Baebuieren in Ottinge guet. Noch derthyendehalff hornsgulden renten te Boelswert uut steden gelegen opt Sant an dye groet syede. Noch twentwyntich stuvers renten uut Oegecloester, myt dat huys, staende opt Sandt aldernaest Frouck Foppis huys, op welcke huys Galthye selfs heeft verleit in dye coep van het huys vyftich golden guldens ende Syuert tsestich golden gulden, welcke tsestich golden gulden Galthye Sywert weer betaelen sal. Item voerseide Id, Reyn ende Tade, salige Saeckle kynderen, sullen hebben ende beholden het huys te Staveren, staende op die suydersyede naest ant raedhuys, daer voers. Lyuck nu selfs beuoent, drye koeganck in dye luttike Hellen ende een hoefd landt op Camper horn, ses hoefden landts, gelegen in dye Westergrowen, dye voerfallen sullen tegen Galthye ses hoefden, boeven gemencioneert. Item een saete landts, gelegen te Wytmersum, genoemt Aenge guedt, dye nu van Synne Tyarcks zoen wert bewoent, myt noch een saete landts te Schettens alsoe dye nu by Hessel Gerrold zoen beuoent ende ghebruct wordt. Bet acht pondemaete, gelegen tot Wytmaersum, dye by voerseyde Lyuck gecoft syn van Harke toe Syl ende alsnoch by dye wedue van denselven Harke gebruct wort. Ende indien enige van Saeckle kynderen voers. in Goede voerstorven sonder echte kynderen achter te laeten, soe sal alsulke syn anpaert aerfschyps als van voerseyde Lyuck uutgecomen ys, alleen fallen ende comen opten anderen salige Saekle kynderen als dan int leven sullen befonden uoerden. Item voerseide Hys ende Reynsck, kynderen van Ide voers., sullen hebben ende beholden thuys toe Staveren, hyetende Oldenborch, daer Sybbel Alles wedue nu ter tyt in woent. Bet een saete landts, ghelegen te Hylaerdt, gheheeten Bernerde guedt, daer Sycke ende Claes nu ter tyt beuonen ende gebrucken, welcke guet ofte saete by Lyuck voers. is gecoft ende betaelt, nyettegenstaende dat dye coepbrief gemaeckt is op wylen Pieter Pieters zoen, ende daerom weesen sal een part ende erffschyp Pieters kynderen voers. Ende indien Pieters saliger kynderen voers. Lieuke voers. daerin gheen geloef wolden geven, soe wyl Lieuck voers. dat die kinderen voers. soevoel myn erfschyp sullen hebben van hoer gueden als dye voers. saete belopt, ende wyl ende instituiert dye andere arfgenamen in alles ghelyck hyer ghescreven ende instituiert syn, ende ytlick by syn deelschap hier gemencioniert te blieven ende beholden, ende Pieters kynderen dye saete voers. gerekent te wesen ende soevoel myn te hebben. Noch achtyen pondemaete landts, gelegen toe Blessum, in een saete lants dye nu gebruckt wort by Jan Claes zoen. Voerder alle andere gueden, boven niet gemencioniert ende uutgedruct, dye voers. Lyuck nae hoeren owerlyden sal achterlaeten, sullen hoer voers. vier arfgenamen gelyck onder malcanderen dividiren ende delen. Ende opdat dese laesten wylle ende scheydinge, soewel nevens Tade arfschyp als Lyucke eygen gueden ende erfschyp, sal onderholden worden, soe ordiniert ende wyl de voers. Lieuck dat indyen eemant van haere voers. arfgenamen desen laesten wylle ofte scheydinge in enige artikel niet een wilde onderholden, soe sal dyeselfste syn anpaert arfschyps van Lyucke voerboert hebben, ende datselfde te verfallen ende te comen tot profyt van den andere voerseide Lyucke arfgenamen dye dese dispositie sullen wyllen onderholden. 287 5 10 Des toe oerconden soe heeft den voerseyde Lyuck geroepen ende gebeden enigen om van desen hueren lesten wyl tuychgenisse te dragen ende met segelen te befestigen, als den weerdigen heer Paulum, pastoer toe Staveren, Reyner Hankis zoen ende Sybrant Poppe zoen, nu ter tyt schepenen in Staveren. Welck wy, frater Paulus ende Reyner voers., besegelt hebben myt ons selfs segelen ende onderteykent myt ons eygen handen, om bede wylle Lyuck voers. Ende ick, Sybrant Poppe zoen, heb dyt ondergeteykent myt myn eygen handt ende heb myn geuoentlycke handtteyken hyeronder geset, want yck nu gheen segel een brucke, om gelycke bede wylle van Lieuck voers. Int jaer Ons Heren ende dach als voers. is. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 436. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v): Copie van Lieucke Taedis testament. 143 Moy Sipkis 15 20 25 30 35 40 1537 juni 22 In den namma Goedes, amen. Anno XVc ende XXXVIItych, op Decem Milia Martirum dei, ben ick, Moy Sipkis, cranck in dae lichaeme ende wyttych in da verstand, ende hab wrleyd dae sykerheit des daedes ende oensykerheit dae wra ende stond des daedes, wyerom hab ick my bytocht to maeytthyen een scheckenysse ende deelscyp onder myn kynden, als Jellen ende Myntthyen, ende hab myn testament, leesta wylle off codicil off in haet manere dattet alderbeest mey God ende rocht staen mey, maka ende bescryue, in myn persona her Haryngs jenwerdycheit by orkenen neyscn baeden ende hyertoe roepen foralessen, der ick, Moey, dyt onferbreckelycken hoalden habbe neyd myn daed, alst herney scn steet. Int aerst soe maeytthye ick eerven myn tuae kynden toe myn gueden ende landen neyscn in manyer. Item soe lydse ick toe ende meytthye eerwe Jellen, myn sen, toe dat gued oppa Habergen der Jella, myn sen, nu waennet, meyt seedland hater in Meerdum is ende gerslant. Item Meyntthyen, myn dochter, lydse ick to ende maeytthyes eerve to al dat gued ende landen on seedlant ende geerslant dyer toe Sendel leyt, meyt meedlant dye toe Sendel leyt, ende hyer oerhael pondemeeten meeden toe toe Aeste fanna slaet. Ende soe solle Jella ende Meyntthye dae meeden oppa Cromma fyolda ytlyck den heelt deerfan habbe, welcke landen opa Cromma fiolde senta greet VII haen pondameta. Item dis een pondemeta opt Kukisheernna, fan my, Moeyen voirscn, utkommen, hlye ick dat Lauwa ten Allonna haet kappa mey syn aeyn gued. Item soe habbe ick, Moey, Meyntthyen dis meeden toe Zendeel toeleyd ende eerve toe maeke om dae ryochtverdycheit, trochdat Meyntthye ende Lauwa habbe wel uutleyd om dat pleyt tyenst Reyn Jaens sens eerven wol tuahondert golnen florenen, dat hlye ick, Moey, dattet soe is scyden, ende Jella naet. Better soe haet Jella nyeogen haed gerssen oppa Saendferde, ende Meyntthye haet naet meer dan twa haed oen da Eeckena Tzrodda tyd, omdattet seedlant by Lickla Lolkemma huusstoe soe gued naet is als Jella seedlant oppa Haebyergen leyt, om reeden voirscn jou ick Meyntthyen dys 288 5 10 15 meeden voirscn meer dan Jellen, ende soe seel Jella ien hael pondemeta in da Westra werren halde, dyer foer tree golnen fan my kappa haet, ende Lauwa joe pondemeta to halden op da Kuckheerna leyt, den hy ack fan my kappa haet. Item myn deedland Lauwa ende Meyntthye alheel toe steen, ende dat lydse ick opt greet fal, lydsende twysken Claes Jarychs ende Otta Taekes land. Item myn jeertyt to tritich jeer Meynthye toe bygeen, ende van dyt fal toe geen. Her hab ick, Moey voirscn, toe roepen ende baeden toe oerkenen als Cornelis Jacobs ende Jouka Jouka zoen. Ende jeen oerkenen hlye als voirscn is, ende habbet baeden mey Moeyen her Haryng, persona in Sendel, myn Moey testamentoer, om den sygel. Der ick, Haryngus Jetthyes, persona voirscn ende testamentoer Moeyes voirscn, hab deen mey myn sygele, om Moeye ende oerkenen voirscn beede wylle. Datum ut supra, anno XVc ende XXX<V>IItych voirscn. Extraheert ut enen principael, ende stond onder den principaele eenen groenen seegel, ende handen als: Item Cornelius Jacobis zoen liege ende bekenne als voirscn is. Ende oeck: Ick, Jouka Jouka sen, lye als voirscn is. Ende myt deesen byfonden te veraccorderen van woerd te woerd met den principael ende originael by my, <ondertekend:> Ulrichus Balck. 20 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Ulrichus Balck, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 47. Opschrift: Copia. 144 1538 mei 3 Doctor Kempo van Martena 25 30 35 In den name Godes, amen. In den jaere Ons Heren dusent vyfhondert ende acht ende dertich, opten derden dach mey, soe heeft myn heer doctor Kempo van Martena, in tegenwordicheyt der tuygen hyronder gesc. en my, Johan Rommers, imperiael notarys ende secretaris binnen Leuwaerden, een dispositie gemaect by manieren van testamente ende laetste wille, alst best nae recht effect ende cracht sortieren sal mogen, van syn tytlike gueden, in manieren naebesc. In den eersten soe heeft myn heer voersc. geinstitueert ende institueerde mits desen jufferen Syouck van Martena, syn dochter, universael erfgenaem van alle zyn guederen, roerlyck ende onroerlyck, zienlick ende onzienlick, niet uutgesloten. Ende zoeveer zyn dochter voersc. geraecte te sterven sonder kynderen achter te laeten, zoe sullen alle die voersc. zyn gueden weder vallen ende comen op syn naeste bloet van den stamme van Martena, ende sullen dieselve zyn gesubstitueerde in gevalle als voersc. is, sonder enige aftreckinge hebben ende holden den croezen, bekers ende clenodien totter tafel behorende. 289 5 10 15 20 25 30 35 Vorts zoe heeft myn heer voersc. <geinstitueert> Ede ende Epe van Martena, zyn broeders, wettelycke voermonden ende principale ower den voersc. zyn dochter, ordinerende voer adiuncte voermonden ower denselven zyn dochter Gese ende Ottye Luwens, zyn dochter groetmoeder ende moye, om tzamentlyck alle dingen opt profydts ende oerbaerlixt van zyn dochter te administreren ende ower te leggen. Ende zullen die voersc. voermonden tot hoer nemen myn heers rekenboeck ende tselve wel bewaren, den sculden daernae te kennen oft onkennen, alzoe hy niemandt anders bekendt sculdich toe wesen dan die luyt tselve rekenboeck besc. staen. Ende weet niet dat hy andersins van emanden wort gemaent dan van Ewolt scroers wyf om tien carolusg., ende van Sackele smidt om tien gelycker gs, die hy nochtans bekendt betaelt te hebben ende hem ontrekent worden. Vorts soe legatiert ende bespreckt myn heer voersc. Ede ende Epe voersc. elkerlyx een vergulden eeckel. Ende soeveer Anna, zyn natuerlycke dochter, huer eerlycken draecht, zo byspreckt hy densulfsten tweehondert carolusgulden, denwelcken zy nae verloop van den twee jaeren nae overlyden van myn here voersc. sal ontfangen. Des torconde zoe heeft myn heer voersc. desen zyn laeste wille mit zyn name ende hand geondersc. ende mit syn signet bevestiget, ende om meerder vasticheit van desen geroepen ende gebeden Ede van Martena om mit syn hand, Epe van Martena ende doctor Ambrosius voersc. mit huer signettena ende handen, heer Dirck, pastoer te Coergum, ende meesteren Johan Keerbergen ende Johan Rommers om mit huere handen desen zyn lesten wille ende testament te bevestigen. Twelck Epe ende doctor Ambrosius voersc. mit huere signetten, ter bede van myn heer den testatuer ende oeck ter bede van den anderen tuygen, ende dieselve Epe ende doctor Ambrosius mitten anderen tuygen ten huyse van doctor Kempo, des morgens voer den noen, op den dach, maendt ende jaer als voersc. is, alsoe hebben gedaen. Ende was den principael originael testament in pampyr gesc., daeronder twee signetten in rode wasse mit cleyne pampyrkens daerop waren gedruyckt. Ende onder tene signet stont gesc.: Kempo van Martena. Ende onder tandere signet stont gesc.: Ambrosius Riethamer. Ende noch een signet in gronen wasse mit een opgedructe pampyrken, daeronder stont gesc.: Epe van Martena. Ende waren alle drie signetten mit oeck den gehele testamente voersc. geheel ende ganslyck ongecorrumpeert. Onder denwelcke testamente voersc. oeck stondt gesc.: Edo Martena. Heer Dirck, pastoer, hlye ut supra. Johannes Keerbergen. Rommers. Onder stondt gesc.: Cristoffel Claes zoen, tuych tot dese collatie geroepen, bekenne als voersc. Hero Abbe zoen, notarius publicus a curia admissus. Gecollationeert ende excopieert bi my, Meinert Dode zoen, <ondertekend:> Meinert Dode zoen subscripsit. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Hero Abbe zoen, naar A). Niet voorhanden, 40 a Hierna doorgehaald: ter bede van myn heer. 290 bekend uit C. - C (16de eeuw, door Meinert Dode zoen, naar B). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nr 12. Opschrift: Copia copiae. In dorso (= f. 2v), m.a.h. (17de eeuw): Testament Kempe Martena. 145 Peer Epo zoen a Bosum 5 10 15 20 25 30 35 40 1538 juli 15 In nomine Domini, amen. Kenlick zy allen denghenen die dissen instrumente publyck zullen zien ofte horen lesen dat in den jaere van der geboorten Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert acht ende dertich, indictione undecima, den vyftiensten dach julii, omtrent vyff uuyren nae middach, pontificatu domini Pauli pape tercii anno quarto, imperii Karoli quinti anno vicesimo electionis, is in tegenwoirdicheit van my, notaris publyck, ende tugen nascreven in eygen persone geconstitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo zoen a Bosum, gesundt van lichaem ende well by zynen verstand, wyselick anmerckende dat alle menschen eens sterven moeten ende dat die uuyre des dodis onseker is, ende dat terwylen het lichaem gesundt is, tmenschelicke verstandt is clairder ende sterck, heeft daeromme by gesunde doen, opdat hy van alle tytlicke becommeringhe op zynen leste ontslagen mach zyn, begeert to maken zyn testament, codicill ofte leste wille, dwelcke hy mits desen ordineert ende gemaict heeft in forma nascr. In den yrsten bevelende hya God almachtich in zyn godtlicke gracie ende genade zyn edele ziele ende zyn lichaem dat aertryck, twelck hy begeert begraven to worden to Bosum in der kercken, by zynen olders, in den gewoonlicken legerstoel. Item vorder om enen van den stamme ende geslachte van Peer Bosum voirs. tot allen tyden in eeren toe houden, heeft hy ordineert ende will dat zyn vaders statten, huys ende woninghe toe Bosum, mit eer, feer, heerlicheit ende allen gerechticheit ende mit allen landen, renthen ende gueden nascr., altyt by melcanderen zullen bliven ende op een erfgenaem comen, in manieren als na verclairt sal worden. Ende die landen, renthen ende gueden die by den huyse voirs. bliven zullen, zyn dese, als to weten alle dat zaedlant dat totten huyse voirs. op desen tyt behoirt ende gebruyct wort, mit sess ende twintich pondemate fenlanden, leggende om dat huys voirs., mit Tyaerds fenne dairan leggende. Ende noch sess ende twintich pondemate maedlandis, Tyards sess pondemate nylandis dairinne medegerekent, streckende van den dyck an den Ry. Ende noch een stucke landen, heetende die Coot, omtrent ses ofte sooven pondemate groet. Ende noch omtrent sess pondemate, streckende an den somerdyck, die nu oick an den huyse gebruyct worden. Ende drie pondemate maeden, opt noortoest van die Zoelswall. Ende noch soeven pondemate landis die Wybren Lous zoen nu in huyringe heeft, uuytgeseyt een gouden gulden renthe dairuuyt gaende. Ende noch alle die gerechticheyt ende renthen die Peer Bosum voirs. heeft in Wlbetsma zate to Bosum, dair Dyrck Claes zoen nu ter tyt bewoont. Ende noch die derdepairt ofte die helft van Hoeckensera zate to Bosum, ofte also voel als hem dair inne boren mach, dair Fedd, sa. Aggo Walta zyn broders weduwe, nu op woont, uuytgeseyt tgene die kerck ende a Ontbreekt in A2. 291 5 10 15 20 25 30 35 40 priesters to Bosum dairinne hebben. Ende noch acht pondemate to Tzeyntgem in Jorwidera ghae, dair nu ene Ade genomet op wont. Ende gheeft Peer voirs. noch tot dat vorndeel voirs. allen zynen landen, mit eer, feer, zuannejacht ende alle gerechticheit die hy heeft in den halve zate to Mackum, dair Oltger Claes zoen ende Hairt Jans zoen nu gebruycken. Ende noch deygendom van elleff pondemate landis to Bosum in Clayterpstera guet, dair Jacob Hanckis op gewoont heeft. Ende die vyf flor. jairlixe renthe, die sa. Bauck, echte huysfrou van den testatoir, tot dat vorndeel voirs. gemaict heeft, will Peer voirs. dat gaen zullen uuyt Jan Peters zoens zate to Elairdt. Welcke landen ende gueden, gelecht to dat vorndeel voirs., nu ghelden ende by den testatoir voirs. geestimeert worden op tweehundert ende vyf gouden g. jairlix. Item noch zullen bliven by den huyse ende an dat vorndeel voirs. disse nascr. clenodien, als die golden draedt met allen den gesteenten, zo Bauck voirs. tselve voortyts oick gemaicta heeft, mit noch den golden signetringh van Peer Bosum voirs. ende den golden rinck mitten saffyr. Item noch soeven pondt koer ende fyn sulver an sulweren cruysen, soltfaten ende sess sulveren lepelen mit dat wapen van Peer Bosum voirs., tstuck wegende omtrent twee lood. Item sal oick by den huyse bliven dit huysraet nascr., als alle dat holtwerck van kisten, cassen, bedsteden, tafelen, stoelen, spyntzes, dat beeldt van den Heilighen Drievoudicheit ende dergelycken, zo dat nu opten huyse is, mit dat uurwerck ende vyf die beste bedden, mitten gardinen, allen tapetzerien mit hoeren tobehooren, een dosyn die beste stoelkussenen, twe dosyn tafelborden, twee dosyn van den besten servetten ende vier die beste tafellakenen, een half dosyn mesken candelaren mitten candelers an den schoorsteen, dat groot becken, tsoeventich pondt van dat beste engels tennewerck, dat tennen lampet mit zyn tobehoeren, ende den twee grote wyncannen mitten hoornen. ende dat broureetscap. Welcke huysraet voirs. altyt by den huyse onderhouden sal worden, soo guet als het nu is, sonder dat vergaen to laten, ofte men sall ander dergelycke zo guet weder in den stede stellen. Item Peer Bosum voirs. will oick dat dieghene die dit huys mit allen gueden <voirs.>b yrst sal ontfanghen, dat dselve het stins an den eenen eynd na den bueren sal vorder nedernemen ende doent verlanghen, zodattet sess ende dertich holtfoeten bennen den twee gevelen langh is, ende tselve mit tkoehuys, tgene noch ongemaict is, weder opmaken op zyn eygen costen, na redelicker wyse, indeen Peer voirs. voir syn versterven tselve nytt gedaen heeft. Ende dit huys, landen, renthen ende gueden, mit allen tobehoeren voirs., altyt to comen ende to erven opten naesten ende oltsten manspersoon van den kynden, nacomelinghen ende bloede van Peer Bosum voirs., ende is in den naesten grade van den testatoir ende zyn nacomelinghen voirs. geen manspersoon, so salt comen ende erven opten oltsten vroupersone van zynen naesten grade, also oick dat tot ghene tyden in vreemde handen of uuyten grade van den testatoir voirs. sall erven ofte versterven moghen. Ende will Peer Bosum voirs. dat alle dieghene die na inhouden desen ordinantie succederen zullen in den <huyse>c, landen, heerlicheiden ende gueden voirs., dselve persoonlick bewonen zullen, ten ware dat dselve anderweghes eerlicker ende profitelicker statten ofte woninghe hadden ofte vercreghen, opten welcken dselve a 45 b c A2: ordineert. Aangevuld naar A2. Aangevuld naar A2. 292 5 10 15 20 25 30 35 40 45 zullen wonen moghen, also nochtans dat hy dit huys met zyn tobehoeren voirs. effenwell in eeren sall houden, ende zo geringhe als dat mogelick is, zal hy zyn oltste zoon, ofte oltste dochter indien hy gheen zoen heeft, ofte een na den oltsten, die hy sal ordineren moghen dit huys mit allen tobehoeren voirs. to besitten, dairop mitterwone stellen. Ende nyemant sal dit huys ofte enich van den landen ende gueden voirs. moghen alieneren ofte brenghen in vreemde handen, dan een ygelick sal gehouden zyn tselve gaen to laten na inhouden desen ordinantie, ende sal dat altyt onderhouden, zo guet als hy dat ontfanghen heeft. Of het gebuerde dat dit huys <voirs.>a destrueert worde ofte die gueden voirs. beschadicht ofte verloren, sall dghene die alsdan dairvan in den besitte is, zo geringhe als het mogelick is dat huys ende den gueden voirs. weder repareren, zo guet alst toevoeren ware. Off dselve dairvan by zyn leven duer oirlochshalven in gebreke ware, sal men na zyn doet uuyt zyn guedt dat huys ende gueden voirs. in tyden des vredis, bennen twaleff jaren ten lancsten, weder repareren, tot profyte van denghenen opten welcken dat huys mit zyn tobehoeren voirs. comen sal, na inhouden desen ordinantie, ende zullen des dode gueden dairvoir tonderpandt staen. Ende of die golden draedt voirs. verloren worde, zo destimatie van dien onseker is, zo heeft die testatoir voirs. dselve estimeert op eenhundert ende tachtentich gouden g., ende will in dien gevalle dairvoir gemaict hebben by denghenen die alsdan in den besitte is van den gueden voirs., een golden oirdt an den hals van crone goldt, zo guedt dat dselve hundert ende tachtentich gouden g. wairdich zyn, buten dat maeckloon, twelck dieghene voirs. doen sall zo geringhe als hy dat vermach, ende dat bennen vyf jaren ten langsten. Ende wil Peer Bosum voirs. mede dat zyn nacomelinghen disse gueden ende vorndeel voirs. zullen succederen ende gaen laten na inhouden dissen ordinantie, also oick dat dieghene opten welcken disse gueden ende vorndeel voirs. comen zullen, dairtoboven van vader ende moeder gelyck erfgenaem sall zyn als zyn broders ende zusters ofte mede erfgenamen, ende die vader ende moeder dat anders by ghene testamenten, ghifte ofte anders in enighe manieren te moghen ontmaken, by pene van disse vorndeel ende gueden mit alle afterstal dairvan, by denselven ontfangen, to verboren, ende to comen opten ghenen die naest dairto waren geweest als sulcke vader ende moeder niet geweest waren. Zullen mede alle dieghene die dit vorndeel ende disse gueden voirs. ontfangen, voirdat zy in den gueden treden, geloven ende consenteren mit dat ontfanghen disse ordinantie in alles als voir ende na scr. is, tonderhouden ende na te gaen, ende daer niet tegens to doen in eenigerleye manieren. Doch of het ware dat sulcke persoon opten welcken disse gueden ende vorndeel voirs. na desen ordinantie behoeren to comen, prodigus, furioes ofte een geck ware, ofte anders onbequaem, ofte zeer oneerlicken hilicte, denselven sal dit vorndeel voirby gaen, ende sal comen opten naesten die alsdan bevonden sall worden na desen ordinantie. Item will ende ordineert Peer Bosum voirs. dat to alle tyden dieghene opten welcken disse gueden ende vorndeel voirs. vervallen sal ende dair naest to is, als hy opcomet ende hylickt, sal hebben den halve zate to Mackum, mit allen gerechticheit voirs., ende sal dairop moghen wonen, ende dairtoeboven sal hy noch jairlix hebben ende ontfanghen uuyt dat vorndeel voirs. vyf ende vyftich gouden gulden jairlix, mitten golden draedt ende dat halve silver voirs., zodat dselve dairmede sal moghen a Aangevuld naar A2. 293 5 10 15 20 25 30 35 40 45 vryen. Ende ist dat die olders van denselven selver den huyse ende statten voirs. niet beuonen, sal disse die dat vorndeel tocomen sall, tselve bewonen, ende dairvan zovoel profiten hebben als voirs., nochtans disse gueden altyt an dat forndeel to bliven. Ende disse gueden ende vorndeel voirs. na den dode van den testatoir voirs. yrst to comen op Werp, den zone van den testatoir, ende also altyt voirtgaen na inhouden dissen ordinantie. Item Peer Bosum voirs. institueert ende maict erfgenamen van allen zynen gueden, voeren niet specificeert, Werp, zyn zoon voirs., ende Jouck, zyn dochter, in gelycke porcien ofte deelen. Ende Jouck voirs. sal behouden tgeen zy meer dan hair helft van hair moeders gueden to berns ontfanghen heeft, angesien dat Werp voirs. nu dit vorndeel voiruuyt cryght. Ende Werp sall dandere gueden van zyn moeder voirs. voirt hebben die Jouck voirs. niet in berns gegeven zyn, ende Werp voirg. zyn koer to hebben van allen zaten die Jouck voirs. niet in bernsse gegeven zyn. Ende Jouck voirg. sall allenich hebben alle dat goudt ende silwerwerck tot een vrouwelyf behoerende, na inhouden hair bernsbrief. Ende dairtegens sall Werp voirs. weder hebben alle quick, huysraet, tilber guedt ende silverwerck, voeren niet specificeert. Oick mede ordineert ende will Peer voirs. dat indien enich van zyn kynden ofte kyntskynderen storve sonder echte kynderen, dat zyne gueden ende pairt erfscip comen sall opten ghenen die overblyft. Ende of beyde zyn kynderen sonder echte kynden ofte kyntskynden storven, will Peer voirs. dat dit vorndeel sal comen op Doeke Walta, zyn broders zoon, indien hy dan noch leefde. Ende oft Doeko voirs. oick sonder echte kynden storve, zo sal dit vorndeell voirs. gaen na inhouden disse ordinantie ofte testamente, also dat men alle gueden van Peer ende sa. Bauck voirs. die in den vorndeel voirs. niet begrepen zyn, an twee pairten sall leggen: dene helft op dat vorndeel ende to comen opten ghenen die totten voirs. vorndeel gerechtiget is, ende tander deell opten anderen kynderen van zyn broder, Agga Walte sa. g., ende hoere erfgenamen. Ende will noch die testatoir voirs. dat alle donatie ofte legaten die hy buten desen testamente by manieren van codicill, ofte anders by gescrifte, ofte by monde in presentie van tughen doen mochte, ofte voirdatter dyssen gedaen heeft, ofte oick in zyn registeren onder zyn handt gescreven bevonden worden, by zyn kynden ende erfgenamen voirs. voldaen ende onderhouden zullen worden. Item noch besprect Peer Bosum voirs. neghen ellen ossenbrughs schyr laken mit drie pair schonen jairlix, die hy begeert drie arme menschen to Bosum, ofte anders alle jaren omtrent Heilighe Misse om Godis wylle gegeven to worden. Item ordineert die testatoir voirs. een ewich memorie in der kercken to Bosum, ende een halve memorie van zyn moders weghen, ende noch sess st. jairlix op Harich voir den memorie van salighe Teth. Ende disse legaten ende memorien voirs. zullen gaen ende onderhouden worden uuyt dat voirs. vorndeel, ende sal dghene die dat vorndeel heeft, dselve jairlix betalen zo dat behoirt, ende will tot ghenen tyden tforndeel ende den gueden dairto gegeven mit meer lasten bezuaert hebben. Dit is dat testament ende die leste wille van Peer Bosum voirs., dwelcke hy will ende begeert machtich to zyn ende effect to sorteren als een testament, codicill, dispositie onder kynderen ofte enighe andere leste wille, <alst> alderbest stal mach hebben ende effect sorteren na den rechten, geestelick ofte wairlick ofte na gewoonte van desen landen. Ende will oick tselve by zyne kynderen, erfgenamen ende nacomelingen onderholden hebben in allen articulen als voirs., by pene zyn erfscip to verboeren die dat niet onderhouden wilde, tappliceren denghenen die tselve onderhoudet. 294 5 10 15 20 25 In kennisse ende thoon van desen heeft Peer Bosum voirs. my, notarium publyck onderscr., requireert ende gebeden hyrvan to maken een ofte meer instrument ofte instrumenten in behoirlicke forma. Ende zyn hyr mede specialick to geropen ende gebeden als tughen die eerwairdighe, hoichgeleerte, eersamighe, wyse ende voirsienighe heren meesteren Edo Walckema to Bosum, Henricus Luce to Leuwarden, ende Phocas Siblema to Boolsuert, pastoren, Petrus Cirici, perpetuus vicarius, ende Dominicus Pibe zoen, burgermeester in Leuwarden, Seerp Beyma ende Jan Rommerts, advocaten voir den Hove van Vrieslant. Ende Peer Bosum voirs. als testatoir, Edo Walckema, Henricus Luce, Phocas Siblema, Petrus Syrici, Dominicus Pibe zoen ende Jan Rommerts als tughen, hebben dissen testamente mit hoeren zegelen ofte signetten bevestiget, ende Seerp Beyma mit zyn hant onderscreven. Actum to Leuwarden, ten huyse van Dominicus Pibe zoen, burgermeester voirs. Anno, mense, die, indictione, pontificatu et imperio suprascriptis. <n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriaci de Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, per Consilium Phrysie specialiter admissus, quia ordinationi testamenti suprascripti, legatorum dispositioni, heredum institutioni, testium vocationi omnibusque et singulis aliis dum sicut premittitur, fierent et agerentur, una cum testibus prenominatis presens interfui, eaque sic fieri vidi, scivi et audivi ac in notam sumpsi, ideo de mandato dicti testatoris presens publicum instrumentum exinde confeci publicam et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi atque subscripsi et una cum testibus antedictis debite communivi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum, specialiter rogatus et debite requisitus. <Ondertekend, door de laatste zeven op de pliek bij hun zegel:> 30 35 40 45 Seerp Seerp zoen Beyma subscripsit. Pier Bossum subscripsit. Edo Walikama subscripsit. Henricus Luce zoen subscripsit. Phocas subscripsit. Petrus Syrici subscripsit. Dominicus Pibonis rogatus sigillavit. J. Rommarts subscripsit. Origineel: A1. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 29. Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Met zeven uithangende zegels: 1 (87), 2 (25), 3 (50), 4 (97), 5 (95), 6 (20), 7 (55). - A2. GA Leeuwarden, Archief Familie Battaerd, inv. nr 43. Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Met zeven uithangende zegels: 1 (88), 2 (51), 3 (26), 4 (98), 5 (96), 6 (21), 7 (56). In dorso, m.a.h.: Testament Pier Epo a Bozum. De zegels 2 en 3 zijn in A2 omgewisseld ten opzichte van A1; hetzelfde geldt voor de ondertekeningen boven deze zegels. Afschriften: B (c. 1600, niet authentiek, naar A?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 223. - C (1614, niet authentiek, naar A?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 352. - D (1619, door N. Nicolai, naar A). Niet voorhanden, bekend uit E. - E (1656, door 295 5 10 H. Scherhagen, naar D). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 1, f. 502v-505v. - F (1656, door H. Scherhagen, naar E). RA Groningen, Archief Huis Lulema, inv. nr 68. - G (1678, door H. Scherhagen, naar E). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 536/2 (procesdossier 1730). - H (1727 november 10, door notaris Hendrik Wilmers te Leiden, naar A). Niet voorhanden, bekend uit I. - I (1729, niet authentiek, naar H). Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, Inv. Jaarsma nr XXII. - J (1741, door Tjallingi, naar E). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 767/14 (procesdossier 1747). Uitgegeven naar A1. Afwijkingen in A2 zijn slechts weergegeven voor zover zij meer zijn dan spellingsvarianten. 146 1538 september 30 Catryn, weduwe van Juw Decama 15 20 25 30 35 40 In den naeme Godes, amen. Alsoo daer niet sekerer is dan de doodt, ende niet onsekerer is dan de ure dees doodts, soo heb ick, Catryn, wylen Juw Decama naegelaetene wedue, omme te versien alle twyst ende twedracht die tusschen myn kinderen, kindtskinderen ende erffgenaemen nae myner aflyvicheyt om myn tydlycke goederen solden mogen rysen, wys ende verstandich van myn sinnen wesende, gemaeckt dese myne leste wille, willende dat deselve ten alle tyden stal ende efect sal sorteeren, als tbest ende vordelyck nae recht sal mogen staen ofte subsisteeren, in maeten ende voegen naescreeven. In den eersten soo wil ick, Catryn voors., dat myn testament ofte laeste wille twelck ick voor datumme van desen gemaeckt heb, standich sal wesen ende in alle syn poynten blyeven, uuytgesondert in puncten ende articulen daert alhier ofte elderes bevonden worden sal swygelyck ofte expresselicken gerevoceert of verandert te syn. Voorts soo wil ick, Catryn voors., dat Sicke, myn zoon, boven tgeene des ick hem in myn testament ende laeste wille, voor datum van desen gemaeckt, toegelecht ende gegeeven heb, noch hebben ende volgen sal al hettgeene des ick tot Jellum heb ofte voor myn doot vercrygen sal, tsy reppelyck ofte onreppelyck, niet oock uutgesondert dan alleen tgeene des ick in myn leven ofte in myn doodt daervan wech mochte geven, alieneeren ofte vervreemden. Wil oock niet dat myn andere kinderen, kindskinderen ofte erfgenaemen van Sicke, myn soon voors., sullen mogen eyschen eenich penningenschult die hy van my te leen tot syn timmert ontfangen heeft, ofte ick hem verleyt ofte alnoch verleggen mochte, want tselve heb ick hem gegeven ende geve mits desen, uytgesondert dat hy van de vierhondert enckelguldens die ick hem tot syn timmeringe geleendt heb, betaelen sal de kercke van Baerdt van de principale somme ende achterstal van dien dat ick van de kercke tBaerdt van eenigen ontfangen hadde, ende daertoe hondert enckle guldens eens Ons Lieve Vrou altaer binnen Franeker voor aller tgeene des ick tselve schuldich mochte syn. Sal oock schuldich syn totte oncosten die in myn begangenisse vallen sullen, uuyt te reycken hondert enckelguldens eens, ende indien myn begangenisse ende afterdaden twintich enckele guldens eens meer bedroegen dan hondert guldens eens, die sal hy oock niet weygeren uuyt te reycken. Sal oock myn soon, Sicke voors., Douwe Graetinge, syn neef, tot huysraedt eens geven ende betaelen vyftyen enckele guldens. Item Schelte Roorda dochter, die ick in myn testament een huyssteed besproecken had, sal Sycke voors. van deselve huyssteed ofte in plaetse 296 5 10 15 20 25 30 35 40 45 van dien eens dertich enckele guldens betaelen. Die negenhondert enckle guldens eens die ick in myn testament de armen toelecht heb, waert dat ickse by myn leven niet en betaelde, verclaer ick mits desen dat ick verhoope dselve voldaen hebben, waeromme ontslae ick myn erfgenaemen van deselve last, welverstaende nochtans dat de renten die ick voor datum van desen tot profyt van de armen gecoft heb, hierdoor niet gedoodt syn sullen, dan sullen gaen ende besteedt worden tot profyt van de armen binnen Franeker. Verclaer oock voorts dat ick die substitutie die ick Sicke, myn zoon, in myn testament gemaeckt heb indien hy sonder kinderen sterft, myn andere kinderen ofte kindtskinderen ende heur kinderen restitueeren ende wederkeeren sal die goeden die ick hem tBaerdt aen syn vaderlycke erf uuytgewesen heb met tgoedt Winsumer gha, daer Willem Heercke zoon nu ter tyt op woondt, ende dat voor gelycke partye ofte aendeel daer myn kinderen, kindtskinderen ofte heur kinderen my succedeeren souden, waer dat ick sonder testament ofte leste wille aflievich worde. Item Yde myn dochters kinderen wil ick datse geen questie, saeninge ofte actie sullen maecken ter causa van eenige geloeftenisse, onthietinge ofte gifte die ick ofte myn salige man eenich van hen mochte gedaen hebben, dan nae luyt ende vermogen van myn testament ende codicillen ende leste willen. Ende sooverre sy contrarie van dien onderstaen tdoen, ende dese myne laeste wille ofte myn testament ofte leste wille, voor datum van desen gemaeckt, soecken tegens te comen in eenich van al heure puyncten ofte articulen, soo sullen sy ofte diegeen die van hem hetselve onderstaet te doen, metterdaedt van myn erfschip vervallen, al waerdt oock dat sy tot dien maer een supplicatie tegens myn andere erfgenaemen thore hadden overgeven. Ende tgeene des sy ofte eenich van hen alsoo mochten geraecken te verboren, dat sullen myn andere erfgenaemen die myn leste wille onderholden, tsaemen deelen ende int eeuwich beholden mogen, schoon al waert dat diegeen <die> verboert hadde, van syn ongehoorsaemheyt berou hadde, ende verclaerende dat hy syne praetensen actie aftrad, ende myn leste wille wilde onderholden. Desgelycken sal Hette myn echte soons kinderen mits desen belast ende bevolen syn tegens Jarich ende Sycke, myn soonen, geen actie aen te stellen ofte spraeck maecken ter causa van eenige goederen, by myn salige man ende my achterlaeten, dan nae vermogen van myn leste wille, ende dat by gelycke peen ende broeck als ick Yde kinderen dat bevolen heb. Item indien Sicke, myn soon, belyefft ende wanneer het hem belyefft, soo sullen Ide kinderen samptelycken ende elck besonder gehouwen syn in vryen eygendom Sycke voors. laeten volgen dardehalf pondemaete landts, gelege op Hyellummer kerckebuyren landt, daeraf Dirck Pyter zoon vanwegen de patroon van twest naestleger van es, ende daertoe noch een half pondemate, oock van kerckebuyren landt geleegen, daeraf de patroonslanden naestleger syn, daertegens de voornoemde Sicke hen wederom reycken ende geven sal drie pondematen van Heyllummer noordbuyren landt, gelegen aen int ooste by heer Sybe landt te loopen. Item dat ick, Catryn, in myn testament, vooren geroerdt, gedisponeert heb dat Sycke, myn soon, ende Yde myn kindts kinderen Jarich, myn soon, niet weygeren salden het goet toe Lollum by Franeker gelegen, daer Jan Tzaluert in syn huyer heeft, te wandelen, verstae ick ende verclaere mits desen tverstaen soo: ware Jarich, myn soon, hen op andere plaetsen sooveel pondematen weder wil reycken als dvoors. grundt groot is, ende niet anders. In waerheyt ende kennisse van desen allen soo heb ick gebeden heer Hoyte, myn pastoor, dit voor my willen met syn zegel ofte signet bevestigen ende met syn handen 297 te onderscrieven, in tegenwoordicheyt van Gerlof Aepcke zoon ende Dirck Pyter zoon, toeroepen orkenen, ende die om myn bede wille disse myne leste wille hebben onderschreven. In tjaer Ons Heeren 1538, den 30 septembris. 5 10 Onder stonde: <m.a.h.> Dominus Hoyte Bentsma subscripsit. Gerlyef Aepke zoon hlye als voors. is. Ick, Dierck Pier zoon, hly alst boven voorscreven met myn hant <h.m. 4>. Hebbende beneffens dien een cleyn segel, in groenen wasse gedruckt, uelkes met een wit papierke bedeckt ware. Accordeert met den principale, na gedane collatie, in kennisse van my, den 23 februarii 1646, <ondertekend:> T. Saeckma. 1646. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1646 februari 23, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 394. Opschrift: Copia. 147 1538 oktober 20 Tyaerdt van Herama 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende acht ende dertich, opten XXen dach octobris, zoe heeft Tyaerdt van Herama, cloeck, wys ende verstandich van sinnen, gaende ende staende, aenmerckende dat alle creaturen die leven ontfangen hebben, weder leven moeten verlaeten, oeck datter nyet sekerer is dan die doot ende nyet onsekerer dan die uure des doots, zynen lichamelycke cranckheyt prevenierende, omme God van hemelryck een goede zyele te offeren, ghemaeckt zyn testament, codicill ofte laeste wille, in wat form, recht ofte manieren dat alderformelixst nae rechte ofte gewoente des landts vasticheyt ende effect hebben ende sorteren mach. Int eerst zoe beveelt hy, testator, Tyaerdt van Herama voors., God van hemelryck zyn eedele zyele, ende tlichaem der aerden, te rusten in Sinte Martens kercke bynnen Franeker, by zyn lieve olders. Voorder zoe institueert hy tot zynen rechten erffgenamen zyn kynderen die hy by zyn lieve ende waerde huysvrouwe, jonckfrouwe Fouwel, sall moegen gecrigen. Ende ingefalle dat die kinderen sterven voor ende alleer datse te buyckweste gecommen zullen wesen, zoe substitueert hy, testator voors., in plaetz van zyn kynderen zyn erffgenamen te wesen den personen naegescreven. Int eerst substitueert die testator voors. Sicke Kamminga oldste zoon, Pieter Kamminga genaempt, in die saete toe Lollum, daer Rienick toe Lollum ofte zyn kynderen nu ter tyt op wonen. Ende off diezelve Pieter sturff eer hy te buyckweste gecommen sall wesen, zoe sall de voors. saet vallen op Tako van Herama, zynen oem, zoelange als hy leeft, ende nae zyn doot zall 298 5 10 15 20 25 30 35 40 45 hy dezelve saete toe Lollum mogen bespreken tot zynder discretie oft waert hem goedtduncken ende believen sall. Oeck zoe will hy, testator voors., dat nyemants int boeren weesen en sall van die voors. saete toe Lollum dan Take van Herama voors., zyn oem, sonder eenyge rekenscip daervan te doen. Ende als Pieter Kamminga voors. een jonge zoon ter vonte gehadt heeft, zoe sal Take van Herama voors. die saete geholden zyn over te dragen in handen van Pieter Kamminga voors. Voorder substitueert hy, testator voors., zyn twee joncxte zusteren, Lutz ende Hylck, in Lioule saete, daer nu ter tyt Claes de jonge buuer op woont. Ende ingefall die twee joncxte susteren sterven eer zy te buyckweste gecommen zullen weesen, zoe will de testator voors. dat Lioule saete voors. sall commen op Take Kamminga, Sicke Kamminga zoon. Oeck maeckt die testator voors. Take van Herama, zyn oem, als mede erffgenaem Syaerdema fenne, zoelange als hy leeft ende ist dat hy hylckt, eewelyck ende erfflyck. Doch sall hy gehouden zyn de fenne te verwandelen zoeveerre yemants Zyaerdema huys van de zwagers wil bewoenen. Voorder maeckt hy, testator voors., als mede erffgenamen Hector van Hocxwyers dochter, Lutz genoempt, Sicke Kamminga zoon, Take Kamminga genoempt, Aesgo van Hocxwiers zoon, Geroldt genoempt, Schelte Lyauckama zoen, oeck Geroldt genoempt, zyn twee joncxste susteren, Lutz ende Hylck genoempt, elcx in een seste part van den saete toe Tzaluert, daer Thomas nu ter tyt op woont. Voorder zoe wil hy, testator voors., dat zyn huysvrouwe, jonckfrouwe Fouwel, als legataria sall hebben dertich gouden flor. tot hoer lyffstondt. Ende ist dat zy met kindt is off kinderen heeft voor de doot van Tyaerdt van Herama, testator voors., zoe sall zy hebben vyfthien g.fl. eewelyck ende erfflyck, ende vyfthien g.fl. tot haer lyffstondt. Ende hetgeenige dat hoer tot hoer lyffstondt besproken is, sall nae hoer doot weder vallen op zyn twee joncxste zusteren voors. Oeck bespreeckt hy, testator voors., voer een legaet den rechten armen bynnen Franeker eens de somma van tweehondert gouden gs. In allen watter meer is ongedeelt, roerlyck off onroerlyck, substitueert hy, testator voors., zyn twee joncxste zusteren vorengenoempt. Hiermede beveelt hy, testator voors., God van hemelryck lyff ende zyel. Ende will voorder, indien dese schickinge als een goedt volcommen testament nae den rechten niet staen off cracht hebben mocht, dattet sulffste nochtans als een codicil ofte leste wille cracht ende macht ofte effect hebben ende sorteren sall, hoe dat ordentlixst ende crachtelixst nae den rechten staen mach. Tot oirconde der waerheyt zoe heb ick, Tyaerdt van Herama voors., testator, myn signet ende gewoontlick hantscrift hieronder opt spatium disses gedruckt ende gescreven. Ende hebbe noch tot meerder vasticheyt van desen hiertoe geroepen ende gebeden als tuygen den weerdigen welgeleerden ende zeer discreten heeren ende goeden mannen, als te weeten heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, heer Aeltzo Nicolai, beyde vicarien van Sinte Martens kercke in Franeker, heer Dirck, pastoer in Donigum, heer Johannes, pastoer toe Arum, heer Jan Wybe zoen, prebendarius in Franeker, ende Dirck van Delft, secretaris aldaer ende van pauselycker macht openbaer notaris, om desen over my met hoeren zegelen, signetten ofte hantscriften te willen roboreren ende bevestigen. Datwelcke wy, tuygen voors., alsoe gedaen hebben om Tyaerdt van Herama voors. bede wille. Int jaer, maent ende opten dach als voren. 299 5 Ende is toriginael testament van desen copie gescreven in papiere, ende onder opt spatium met twee zegels ende twee signetten van groenen wasse befestiget, daer onder ende by gescreven staet: Tyard van Herama. Aeltzo Nicolai, vicarius in Franiker, subscripsit. Johannes Folkert zoen. Dominus Sibrandus Rispens subscripsit. Dominus Theodoricus, in Doninghum pastor. Joannes Uibodi, prebendarius in Franiker. Delphus. Gecollationeert myttet originael testament, bevestiget als voren, ende concordeeret, by my, <ondertekend:> T. Delphus. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (gelijktijdig, door T. Delphus, naar A). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv.nr 187. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Tyard Herama testement. 148 Peer Epo van Bosum 15 20 25 30 35 1538 oktober 24 In nomine Domini, amen. In den jaere Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert acht ende dertich, indictione undecima, den XXIIIIen dach octobris, omtrent sess uuyren nae middach, pontificatus domini Pauli pape tercii anno quarto, imperii Karoli quinti anno vicesimo electionis, is in tegenwordicheit van my, notaris publyck, ende tughen ondersc. persoonlick constitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo van Bosum, noch gesunt van lichaem ende wel by zynen verstande. Om sekere articulen to adderen ende to verclaren by zynen testamente, voirtyts by hem gemaketh, heeft hy begeert to ordineren een codicill, twelck hy geordineert ende gemaket heeft in forma nascreven. In den yrsten heeft Peer Bosum voirs. dat testament van datum den XVena dach julii anno XVc acht ende dertich, by hem gemaket ende by hande van my, notaris publyck nagenomet, gescreven ende bevestiget, confirmeert, ende will tselve in allen articulen machtich zyn ende onderholden hebben. Item vorder inngevalle of het geboerde dat zyn broders kynden in toecomende tyden den bair in denwelcken Peer voirg. zyn vaders huys ende statten to Bosum togebairt zyn, toniet mochten maken, ordineert ende will Peer voirs. dat Wlbetsma statten to Bosum, dair Dirck Claes zoen nu op woont, dairvoer in den stede zullen staen, ende mit allen gueden tot dat forndeel in zyn testament ordineert bliven, allen in alsulcke forma als dat testament vermelt. Ende die penningen die alsdan comen zullen van dat huys voors., zullen mede gaen an dat forndeel, in zyn testament ordineert. Ende sall dghene die alsdan in den besitte van dat forndeel is, op Wlbetsma olde eester rondtom uuyt dat water opmaken een zael van twe woninghen hoogh, gelyck a A: XVIIIen. Vgl. echter nrs 145 en 154. 300 5 10 15 20 25 30 35 40 45 langh, wyd ende dick van mueren als zyn vaders zael is, dat Peer voirs. nu bewoont. Den nederste woninghe an drien to deelen, als in den middel een koeken, ende opten koeken in to gaen, ende tot elcke eyndt van dien een camer met een bedsteed, mit noch een cleyn slaepcamer, ende een bierkeller daironder, ende spyntges in den mueren, gelyck die alle zyn in den cleyne zael van den huyse des testatoors vader voirs. Ende die overste woninghe boven een groet zael ende een camer, mit een cleyn vertreckcamer an den ene zyde, opten maniere alst is int luttick zael voirs., ende all mit stienen middelmueren ende stenen solders. Ende in den gevalle voirs. dat zyn broders kynden tgeen dat voirs. is doen mochten, will Peer Bosum voirs. dat zy weder verliesen ende onweerdich zullen zyn tgene hy in zyn testament denselven gemaict heeft, ende meester Watze Roorda van Cubairdt, zyn neeff, mit zynen erfgenamen van den bloede van den testatoir voirs. neffens dien, in hoere stede to staen. Ende angaende den artikel in den testamente van Peer voirs. by denwelcken wert verboden alienatie van dat vorndeel voirs., will Peer Bosum voirs. dselve artikel onderhouden hebben, niettegenstaende brant, orloch, vangenscap ofte enighe nootsaken die denghenen overcomen moghe die dat vorndeel voirs. besittende is. Ende of dselve in enighe manieren dat forndeel voirs. ofte enighe guden dairto behoerende mochte onderwynden to alieneren ofte besuaren, sal sulcke contract nul ende van onwairden zyn, ende sal dselve van stonden an dat vorndeel voirs. verboort hebben, ende sal comen opten ghenen die daer naest to ware of sulcke persoon niet ware geweest. Item will Peer Bosum voirs. noch dat dghene die in den besitte is van dat forndeel voirs., den steden ende cloesteren die zynen testamenten, codicillen mit hoere tobehoeren in beuaringhe hebben, jairlix betalen sal na inhouden hoere brieven by Allerheiligen, Sinte Marten wel betaelt to zyn, by verboerte van dat forndeel, ende to comen opten naesten als voirs. Item of yemant van zyn erfgenamen ende nacomelingen ware die dairna arbeide om zyn testamente ende codicille voirs. uuyt hoere beuaringhe to cryghen oft andersins to vernielen ofte toniet to brenghen, ofte dairtegens doen mochten om dat vorndeel voirs. uuyt to breken in enigerleye manieren, will Peer Bosum voirs. dat dselve zo vaeck als dat geschiet, verboert sal hebben tegens Ro. Key. Mat ende Zyn Mat procureur fiscael in Vriesland dusent gouden gulden, ende sal dairtoboven verboert hebben al zyn gerechticheit die hy an den vorndeel heeft ofte cryghen mochte, met allen afterstal dat hy dairvan ontfangen mochte hebben, ende to comen opten naesten als vors. Item wil Peer Bosum voirs. dat zyn erfgenamen ofte nacomelinghen die zyn in den besitte van dat forndeel voirs., hoere olste zoon ofte olste dochter opten welcken dit vorndeel comen sal na inhouden zyn testament, zovoel to bernse zullen gheven an landen, renthen ende gueden, als hoere andere kynden, boven tgene zy van dat forndeel ontfangen zullen na inhouden den testamente voirs., alle by verboorte van dat forndeel voirs., ende to comen opten naesten als voirs. is, niettegenstaende oick al wilden dselve zoon of dochter mit mender bernse tovreden wesen. Item vorder maict Peer Bosum voirs. noch an dat forndeel to bliven in allen manieren alst ander huysraet, in den testamente specificeert, den twee mesken candelers die staen voir den beelde van den Heiligen Driefoldicheit, den twee beckenen die staen opt luttick saels spyntzen, mit een half dosyn tennen tafelkankens, tstuck omtrent een half mengelen, een half dosyn tennen coytcruysen, fier struvelysers, een wafelyser, een dosyn tennen schottelen, een dosyn sauzeren, een tennen omkan, een half tennen omkan ende een half tennen wynkan mitten pyp. 301 5 10 15 20 Dit is dat codicille van Peer Bosum voirs., twelck hy begeert ende wil by zyn erfgenamen onderhouden hebben, ende gelyck machtich zyn als dat principael testament voirs. In kennisse van desen heeft hy gebeden my, notaris publyck onderscreven, hyrvan to maken een ofte meer instrument ofte instrumenten in behoirlicke forma. Ende zyn hyr mede to gebeden als tughen die wairdighe welgeleerde eersame heren meester Edo Walckema, pastoir in Bosum, meester Foeke Sieblema, pastoir, Nanne Reynds zoen, burgemeester, meester Fungher Syrsma, scepen, ende Leo Hessels zoen Aeysma, Key. Mat excysmeester in Boolsuert. Ende Peer Bosum, Edo Walckema, Phocas Sieblema ende Nanne Reynds zoen voirs. hebben mit hoere zegelen, meester Funger Syrsma ende Leo Hessels zoen mit hoere hantscriften dissen codicille bevestiget. Actum Boolsuert, ten huyse van Cornelis Abbe zoen. Anno, indictione, mense, die, pontificatu et imperio praescriptis. <n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriacy Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, specialiter admissus, quia ordinationi huiusmodi codicillorum omnibusque et singulis aliis dum sicut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus presens interfui, eaque sic fieri vidi et audivi ac in notam sumpsi, ideo presens publicum instrumentum exinde confeci et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi atque subscripsi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum, specialiter requisitus atque rogatus. <Ondertekend:> 25 Funger Syrsma subscripsit. Lyuwe Aysma subscripsit. <Boven de zegels getekend, door de laatste drie op de pliek:> 30 35 Pier Bosum subscripsit. Edo Walikama subscripsit. Phocas subscripsit. Nanno Reyn zoen subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) inv. nr 31. Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (89), 3 (99), 4 (84). Afschrift: B (gelijktijdig, door de notaris die ook A vervaardigde, naar A). GA Leeuwarden, Archief Familie Battaerd, inv. nr 43. Perkament. Notarismerk ontbreekt. In dorso, m.a.h.: Codicil van Pier Epes in Bosum, anno XXXVIIIo. 302 149 1539 februari 24 Heer Ritske Jaersma 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert neghen en dertich, op den fier en twintichsten dach februarii, soe heb ick, heer Ritske Jaersma, cranck synde van lichaem, nochtans wel van verstant, leggende in myn huys op myn cranckbedde, overgeleyt ende bedacht hoe datter ghien dinck sekerer sy dan die doot, ghien dinck onsekerer die uure des dodes, waerdoer ist dat ick met guede ende voersigtige deliberatie ende vrye wille een dispositie gemaect ende geordineert heb twischen God ende myn ziele ende conscientie van myn tytelyke gueden ende vaderlyke eerf voer myn testament ende leste wille offte bygheerte, welcker dispositie ick onverbrekelyk wil geonderholden hebben, gelyck men een testament ofte laeste wille in allen maneren inter vivos ende nae die rechten behort te onderholden, ter eeren Gods ende myn ziele zalicheyt, te vermyden mede nae myn doot alle twist ofte onfrede welck by schult ende versumenisse myns oprysen mocht doer myn achtergelaten erven, in maneren naeghescreven. In den eersten bespreeck ick God almachtich myn siell, van hem ontfanghen, opdat die geest syn wederomganck mach hebben totten Heer, daerse van hem ghecomen is, ende myn lichaem tho rusten by myn patroon Sinte Willebrort op die gheweyde plaets, thoeleggende doer vrye wille hem uut myn gueden dree goltguldens, hierenboven dree buken, te bevestighen in die sacristye, als by naemen Jacobus Faber, Decretales met Summa Pisani. Item myn twee pastoren ytlyken een dicke penninck voer legaten, begherende zy my willen holden in die memorie. Item die jongherpriester in myn plaets comende, twintich stuvers. Item die vier bidden orden ytlyck XX st., die crucebroren desghelyx. Item die ghemeenen priesteren doer die grietenye westerzyde Pasens elckerlyck IIII stuvers. Item die cloesteren thoe Syon ende thoe Hweert elck een tonne groningher bier, ende een ort golts ter eeren Godes in die sacrestye. Item bukenen om in die grietenye voersn alst gewoentlyck is. Item heer Johannes thoe Metselwier myn beste tabbert, heer Gabba Dixtera enen silver lepel. Item ses goltgulden den armen om Godes wille, die dree thoe die beganckenisse ende die ander dree thoe maenstondt, elckerlyck drie bottyes als sy misse doen, ende desghelycx des vrydaghes tganse jaer doer. Item vermits die heilighe kerck erve sy van priestelyke gueden diewelcke sy op haren benefitien overwinnen, ende ick eet ofte niet daerop overghewonnen heb, soe legghe ick nochtans thoe die kercke, mits te vrien in die consciencie, die timmeringhe die ick ghedaen hebbe int huys angaende tbenefitie, behalven die steen ende XVI enckelgulden die my ghegheven syn te hulp, mits thuys verbrant sy geweest, als ick daerop quame ende ghien huys vonde. Voert legghe ick Margarete, myn suster thoe Syon, vier goltg. renthen toe die ses die zy heeft thaer lyffstondt, ende nae haer doot wederom thoe strecken tot die rechte erven. Voert legghe ick thoe Aeltyen, myn broers kint, thien goltgulden jaerlix, waerdoer ick begheer ende wil hy mede the schole sal gaen ende leeren. Item beth Rompk, myn broders dochter, thien goltg. renthen, Teth, myn broders dochter, ses goltgulden. Item disse voers. tho[***] en besproken renthen angaende personen, Margareta, myn suster, Aeltye, Rompk ende Tetz voers., sullen gaen uut dat guet thoe Medwert, doch dat Rompk en Tetz haer besproken renthe sullen strecken, nae doot myns broeders Syoerdt, thot ghelyke deelschap harer dree voers., te verstaen dat sy 303 5 10 15 20 25 30 dree alsdan sullen wesen ghelyke erven, te weten van sum ses en twintich goltgulden, haer beprekinghe voers. Desghelyx die vier thoegheleide gulden Margarete, myn suster voers., sampt mede haer ander renthen, nae haer doot ghelyck te deelen. Welck renthen ick, haer Ritska voers., nochtans niet thoestaen of machtich make eenich der personen voers. te boeren, ter tyt thoe voldaet geschyt sy luyt testament ofte leste wille tegenuoerdich, ende betaelt zyn schulden ende onschulden, doer my achtergelaeten. Voert soe hebbe ick een kynt, Margareta genoempt, twelck ick begheere ende wille hebben sal acht pondematen lands, van welck dree pondematen legghen op Holwarde meeden, gheheeten in Jellinghe marrhem, twee gras opt Meent worp, sampt die steed by Jebbema huys, daer nu ter tyt Hume op woent, twee pondematen zaedtlands welcke Claes Pieters hiervoertyts in syn bruykinghe ghehadt heeft, ende een gras op Topsma worp. Welck lant voors. ick toelegghe myn kint, Margrete voers., ter tyt toe sy thoe buckueste gecomen is ende haer wel regeert, ende dat puyr uut gratie ende om Gods wil, van welcken oeck voerbenoemde landen sy usufructum sal hebben terstondt nae myn doet. Ende alst kynt voers. thoe buckueste gecomen is als voers., disse voers. landen wederom thoe strecken thot ghelyke deelscip Aeltye, Rompk en Eet voers., als tot die rechten erven. Item oftet gheboerde dattet tkynt voers. off quaeme voer benoemde tyt voers., desghelyx allsoe [***]. Hierenboven legghe ick thoe tsulfst kint voers. fyftich goltgulden in reedt gelt, welcke peninghen my believet ghestelt te syn in Sybrant Idzes handen, ter tyt oeck thoe dat kint tot voerbenoemde tyt gecomen sy, alsoe dat ick dat Sybrant voers. betrouwe van harten mede thoe te sien mit dat kint voers. Ende als bequaemer tyt neven tkint voers. omghekomen zy, alsdat Sybrant voers. opbrenghen sal summa van ontfangen peninghen voers., en tkindeke voers. ytlyke profyt solde moeghen boeren van bruykinghe der peninghen voers., dat stelle ick tot moderatie ende redelyckheit Sybrants voers. Item desse vyftich goltgulden voers. sullen voeraff gaen, ende staen op te boren uut dat guet ofte renthe toe Medwert, eer Margareta, myn suster, Aeltye, Rompk ende Eet voers. haer besproken renthen hierboven machtich sullen wesen the [***] tkint voers. middelder tyt daeraff quaeme [***] penninghen voersz. mede te strecken in [***]. Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Onvolledig afschrift: B (19de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, Copiarium p. 150-151. 150 1539 maart 14 Lyeuwe Peters zoon en zij vrouw Saepke Rinthie dochter 35 40 In den naeme Godes, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende negen ende dertich, den vierthiensten dach in martio, onser alderglorioesten, doerluchtichsten ende onverwinlicxten heeren Caerle, doer godtlycker gratien ende voirsienicheyt van dier naeme die vyfte, gecoeren Romscher Keyser, altyt vermeerder des Rycxs, dat twintichste jaere zynre keyserycke, van Castilien ende allen anderen zyn rycken dat vier ende twintichste, der XIIer indictien, hebben wy, Lieuwe Peters zoon ende Saepke Rinthie dochter, echteluyden, nu ter tydt wonachtich in den dorpe van Oldekercke in Tyetzercksteradeell, 304 5 10 15 20 25 30 35 40 45 gesont van lychamen, gaende ende staende, verstandich van onsen vyff synnen, anmerckende nochtans nyet zekerder te wesen dan den doot ende nyet onsekerder dan die ure des doots, met vryen willen ende voirbedachten moeden gemaict ende geordineert in des notarys ende naebescreven tuyghen, specyalycken op eenmael hiertoe geroepen ende gebeeden, onsen reciproech testament, laeste wille ofte donatie causa mortis, willende ende begerende dat tselve gehouden ende in alle zyne punten ende articulen geobserveert sall wordden nae gedaente eens testaments, codicils oft eenighe anders maeniere des laestens willens, zoet nae de rechten ende gemeenen usantie van desen lande van Vrieslandt beste stal ende effect mach sorteren ende hebben, schoen dat in desen onsen testament reciproech, laeste wille oft donatie causa mortis al eenighe solemniteyte mochte ontbreecken, ende dat in manieren naebescreven. In den eersten bevelen wy, Lyeuwe ende Saepke voirs., onsen zielen, als die nae de wille Goedes van den lychaemen scheyden sullen, Godt almachtich, ende onse lychaemen des aerde, daer zy aff gecoemen zyn. Voirder ordineren, maicken ende bespreken wy, voirn. Lyeuwe ende Saepcke, elcxsandere van ons lancxtlevende dat gebruick, tocht oft usufructum van alle onse guederen, roerlycken ende onroerlycken, zynen leven lanck geduerende, alzoe dat den lancxtlevende van ons, Lyeuwe ende Saepck voirs., in den gemeende beyder guederen sall blyven sitten nae den afflivicheyt van den eersten van ons, Lyeuwe ende Saepck, tot zynen lyffstondt toe, omme eerlycken den lanckstelevende van ons zynen nootdrufticheyt daeraff te hebben, sonder tegenseggen, oppositie oft contradictie van eenighe van onsen vrienden, sonder dat oick die lancxtlevende van ons van deselve guederen eenighe inventarys sal behoven te doen maicken, oft daeraff rekenschap ende reliqua yemande te doen. Ende dat op conditien ende manieren dat indyen ick, voirn. Lyeuwe, nae de wille Goedes eerst geraicte te sterven ende Saepcke, myn huysvrouwe, haer eerlyck holt ende nyet weder hylckte. Ende indyen zy weder eenen anderen man naem, zoe sullen myn guederen, roerlyck ende onroerlyck, terstont coemen ende verfallen opte Soete Naeme Jesus gilde bynnen Leuwairden, tot profyt van de rechte armen, denwelcken ick, voirn. Lyeuwe, mits desen instituere ende maicke erffgenaemen nu als dan ende dan als nu. Ende oft ick, voirn. Saepke, geraicte te sterven voir myn man Lyeuwe voirs., zoe sal die voirgaende institutie stal hebben, ende sal voirn. Lyeuwe mette selve guederen moegen doen nae mynen overlyden ende doot, ende denselven laeten ende bespreecken daert hem gelieven ende goetduncken sal. Ende indyen by my, voirn. Lyeuwe, anders nae doot van Saepke, myn huysvrouwe, ghien testament, codicille ofte laeste wille gemaict wordde, soe ordineren, institueren ende maicken wy, Lyeuwe ende Saepke voirs., onsen erffgenaemen tvoirs. gilde van de Soete Naeme Jesus tot alle onse guederen, roerlycken ende onroerlycken, als die by de lancxtlevende van ons achtergelaeten sullen wordden, alzoe dat dolderman ende den gecommitteerden van denselven gilde dieselve onse guederen vry sullen moegen adieren ende anfaeren sonder yemants contradictie, welverstaende nochtans dat indyen yemant van onsen naeste vruenden ende geslachten verarmden ende groetlycken behoeftich wordden, dat men dyen voer eenighe andere armen nae den qualiteyt van onssen achterlaetene guederen behulpich sullen wesen. Ende want tselve des voirs. is, onsen testament, laeste wille oft donatie causa mortis is, twelck wy willen ende begeren in allen punten ende articulen onverbreckelycken onderholden hebben als voirs. is, soe hebben wy, Lyeuwe ende Saepke voirs., tsamentlycken ende elcxs besonder gebeeden Frans Sybe zoen Stans als een public, imperiael ende by den Hove van Vrieslant toegelaeten notarys, desen onsen testament, 305 5 10 15 20 laeste wille oft donatie causa mortis by gescrifte te stellen ende in een gemeen public forme te redigeren. Twelck ick, voirn. notarys, alzoe gedaen heb ter bede voirs. Ende om meerder vasticheyt disses hebben wy, Lyeuwe ende Saepk voirs., tsamentlyck ende elcxs besonder gebeeden op eenmael ende ernstlycken hiertoe versocht ende gerequereert als geloefflycke tuygen metten voirn. notarys meesteren Johan Wersteneren ende Stephen Vos, advocaten in den Hove van Vrieslant, Buwa Wybrants, magister Jan barbier, Berndt Jans zoen goltsmit, Jacop boeckebinder ende Johan Jans zoen schroer, alle woenachtich ende burghers bynnen Leuwairden, denwelcken wy, Lyeuwe ende Saepk voirs., tsamentlyck ende elcxs besonder gebeden hebben desen met haeren handen ende naemen tonderscryven. Twelck wy, magisteren Johan ende Stephen, advocaten, Buwa, magister Jan, Berndt, Jacop ende Johan voirs. gedaen hebben, ter beede van Lyeuwe ende Saepk voirs. Ende ick, voirn. Lyeuwe, heb desen met myn eygen handt mede ondergescreven. Actum Leuwarden, anno, mense, die, imperii et indictione quibus supra. Ende want ick, voirn. notarys, hier by, over ende aen ben geweest ende by voirn. Lyeuwe ende Saepk voirs. samelycken mette voirs. tuygen gebeeden, als tselve als voirseydt is geschiet is, soe heb ick tselve geprothocolleert ende by gescrifte gestelt, daeruuyt gemaict dit tegenwoirdighe public instrument, trouwelycken ende oprecht by myn eygen hant gescreven, met myn signet, naemen ende notariaetshant ondergescreven ende bevesticht. Anno, mense, die, imperii, indictione et loco quibus supra. <Ondertekend, door de laatste twee onder hun zegels:> 25 30 35 Steph. Vos. Buwa Buwama. Meester Jan Lammers. Wirstenneren. Bernt Jan zoen. Jacop Verbolt zoen. Ick, Jan Jan soen, belye alst voirscreven. Liewa Peter zoen. Phrisius, notarius admissus, subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 356. Van de twee opgedrukte zegels onder papier nog aanwezig: 2 (37). In dorso, m.a.h.: Lyuwe Peters zoens testament. <M.a.h., 17de eeuw:> Testament van Lyuwe Pyters ende Saepck Rintie dochter, echteluiden te Oldekerck. 1539. 306 151 1539 april 9 Hessell Abinga 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den name des Heeren, amen. In den jaere Onses Heeren duysent vyffhondert ende in den negen en dartighsten, den negenden dach des maents aprilis, heb ick, Hessell Abinga, bekennende der menselicker gebrecklickheydt ende der natueren cranchyedt, hoewael van lichaem noch reedlick starck, besorgende nochtans schier off morgen te bevellen, ende nu van sinnen ende verstandt wall wetende ende vernuftich genoech, aenmerckende daer niet wissers is <dan> die doodt ende niet onwissers dan die ure desselven, mit rype raedt, walbedochte ende versinde gemudt, myn leste wille, in tegenwoordigheydt der geloofweerdigen tuygen hyeronder geschreven, daertoe gherequireert ende gebeden, geordonneert, beschryven ende in een form stellen laeten, in manieren als naerfolget. In den eersten bevele ick, Hessel voers., myn arme siele Godt den almachtigen, ende dat lichaem der aerde, te rusten te Huysem voor dat Heyllich Cruys, ende bespreecke die kercken int Tremsuyrderdeell van Leeuwarden, die dan int getall vier off vyff syn, elck silver ende golt, ende die priesters derselviger kercken gewoontlicke boeckinghe. Ick bespreeck myn dochter Hylck, professide nonne toe Nyecloester, die halve zaete toe Leckum daer Claes Nannes op woont, ende ghelt jaers toe huyer acht ende halff goutgl., daer die ander helffte Hylck Laeckes van toecompt, ende dat tot haer lyfstondt, ende nae hoer doot op hoer twee susteren, Wick ende Tyetke, oft derselver echte kynderen weeder te erfven. Voert instituere ick voer erffgenaemen in myn affterlaetene goeden nae myn doot, replyck ende onreplyck, myn twee voors. dochteren Tietke ende Wyck, ende dat in nafolgende manieren. Int eerst will en ordinere ick dat soolanck als leefft myn huysfrow Jelck, dat Tietke ende Wick nae myn doot tesaemen sellen hebben ende gebruycken Aesgema state toe Cornium, buyten die veertien goltgl. die daeruut gaet, und dat der oersaecken halven want ick mits desen myn huysvrouwe Jelck voers. Abinga staete te Huysum nae myn doot tot haer lyffstont bespreecke, maer nae die doot van myn huysvrow voers. sall Tyetke, myn dochter voers., die voerg. Aesgema state erflycke alleen hebben, ende dan zoe sall myn dochter Wick voers. erflicken ende ewichlicken hebben Abinghae state te Huysum. Voert soe sellen die twye voors. dochteren iure institutionis nae myn doot hebben ende tesaemen delen all wat daer van renthen, goeden, replyck ende onreplyck, schulden, cleynodien overblyft ende dat niet besproocken is, erflicken ende eeuwichlicken, ende alsoe alle lasten ende onschulden dragen ende betalen. Ende hoewall ick grote oersaecke hebbe ende billick behoerde myn zoon Kempo Hessels gans verby te gaen ende te onterfven, want hy my ernstelicken mit zyn hylcken buyten myn wille ende raedt zeer vertoernt, ende daerenboven myn noch zwaerlicken iniurieert, gestuthet, verfolget, nae myn leven gestanden ende my myn leven solde hebben benomen, hadt ick niet gheflogen ende geweecken, so geve ick nochtans hem ende bespreecke uuyt bermharticheydt und op hope van beteringe tot walfaert syner kinder ende uit vaderlicke liefte voor zyn legitima iure institutionis nae myn doot een state, hietende te Coldehoel, leggende toe Ferwert, ende daermede sal hy uut voergeroerder oersaken ganslycken oft zyn ende niet meer hebben. Und ick will daerneffens ende ordineer dat hy noch yemants van zynentwegen toe eeuwigen tyden 307 5 10 15 20 25 30 35 40 die voers. state te versetten noch te verwisselen, te veranderen noch te vercoopen macht hebben zall, dan aen zyn kinderen te erfven. Und ingevale dat zyn kinderen storfven sonder echte kinderen, zoo wil ick dat die voors. state op niemants dan op myn voers. twee dochteren, Tietke ende Wick, off derselviger kinderen erfven sal, tot den eynde dat die voors. state in freemde handen niet fallen sal. Und ingevale zoe eene van myn twee voers. dochteren sonder echte kinderen storfve, zoe wil ick dat disse voers. landen ende goeden uut voergeroerder oersaecke nyet op myn zoon Kempo, dan op die suster soo in leven blyfft off derselver kinder vallen ende erfven sellen. Ick wil ende begeer dat men dysse myn leste uyterste wille als een doechdelick testament holden sal, und ingevale of dit testament als een solen volcomen testament nyet staen mochte oft anders in zyn solemniteyten deficieerde, zoe wil ick nochtans dattet als een codicil, leste wil ofte nuncupatyff testament ofte andere gyftynghen zoe uut oersaecke des doots geschiet, oft alst anders allerbest nae den rechten staen oft craft und effect hebben mach, staen ende craftich wesen sall. Ende will dat tselve van myn erfven ende legatarien by verboertnisse des rechts, prouffyten ende forndeels zoe hem uut dit testament compt, onverbruchlyck achterfolget ende geholden hebben, applicerende die helffte der voors. prouffytten off erffdeels den keyserlicke fiscael, ende die ander helfte die gehoersaeme institueerde erfven, in allen anderen punten nochtans dit testament even vast te blyven. Ick maecke tot executeurs van myn leste wille den erntvesten ende walgeleerden meester Hector van Hoexuier, Peter van Deeckema, des keyzers Hoffgerichts in Vrieslant raetsheeren, ende Taecke van Ryngae, biddende zeer vruntlicken denselvige zy doch dat om mynentwille doen ende den last der execution annemen willen. Hyrby zyn geweest die eerbaere mannen meester Henrick Ludolffs, pastoer van Oldehoef te Leuwarden, meester Geert van Campen, heer Jelt Thomas zoen, prebendarii aldaer, Dominicus Pybe zoen, burgemeester, Taco van Rynga, Henrick Pieters zoen ende Henrick schoenmaecker, als tuygen daertoe geroepen ende ghefordeert, diewelcke alle ick hebbe gebeden om dit myn testament met hoer handen te onderscryven. Twelck wy, voors. tuygen, alsoe doer bede des voerg. testatoers hebben gedaen. Und ick, Henrick Pieters zoon, alsoo ick zelfs niet scryven en kan, heb ick gebeden den voors. pastoor om dit voor my te onderscryven. Unde tot meerer diesses testaments vestichyydt heb ick, Hessel Abinga voors., meester Henrick, pastoer, ende Dominicus Pybe zoon, burgemeester, gebeden om dit voers. testament mit hoer gewoontlick segel te besegelen ende roborieren. Twelck wy, Henricus und Dominicus voers. alsoe, und ick, Henrick voers., doer bede van Henrick Pieters zoen hebben gedaen. Op jaer, dach, maent ende als bovengescreven. Onder stont gescreven: Christi sacerdos Gerardus Campensis subscripsit. Jelto Thome fabri subscripsit. Taecke Rynge subscripsit. Ick, Heynrick schoemaecker, lye ende ken als voers. Henricus Ludolphi ad petitionem Henrici Petri subscripsit, Henricus Ludolphi. Ende noch stont ondergescreven: Dominicus Pybonis rogatus sigillavit. Het principaele waer geschreven in pampier, met twye groene overgedeckte zegelen. 45 Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (17e eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te 308 Leeuwarden, Collectie Handschriften, Hs. Doys, II p. 137-138. Opschrift: Copie van Hessel Abbinga testament. - C (18e eeuw, waarschijnlijk naar B). RAF, Archief Familie Van Beyma thoe Kingma, inv. nr 2113, p. 137-138. In B is de lettercombinatie ck herhaaldelyk weergegeven als tk, hetgeen in de editie stilzwijgend is verbeterd. 5 152 1539 april 24 Sibbel, weduwe van Simon 10 15 20 25 30 35 40 In dnaeme Godes. Int jaer der saliger gheboerten Ons Heeren Jhesu Christi duysent vyffhondert ende negen ende dartich, opten XXIIII dach aprilis. Ick, Sibbel Simons weduwe, gesont van lichaem ende weetich van verstandt, bedenckende dat ons allen inghestaldt es te sterven, hoeual dtyt des stervens onseker, heb ghemaect ende make mitsa deesen myn testament, hetzy solem off nuncupatyff, off codicil ende dispocicie mynre goeden nae myn dood, uellende dat tselfde in sulcker voirs. manieren effe<c>t sal sorteren als alderbest nae recht ende gewoente deser landen int alderfavorabelt stal mach hebben. Int eerst bespreke ick God almachtich, Marie, die suyver moeder Ons Heeren Christi, ende alle Godes heylighen myn siel, ende myn lichaem te rusten in der aerden toe Baium, ende bespreeck myn heylighe patroon Sinte Vyt toe Leeuwarden toe tymmeringe al myn gherechticheyt wan dat halve huys dat myn salighe man Jacob aldaer besproken heeft, ende ick tot myn leven den huyer daeraff ontfanghe, zoe my principalick den meeste part toekompt. Ende bespreke toe Leeuwerden toe dSoete Naem Jhesus misse seventhiendehalve stuyvers renten uut die steden in Sint Jacobsstraet in dvoirs. stad daer Alydt, Hans Seuerts weduwe, ende Pieter, haer soen, op tymmert hebben. Item bespreeke worder Doed, myn wetlyke dochter, professydt non toe Munckebaium, twee goltguldens jaerlicxe renten tot haer noodtruft, duerende haer leven, uut Johan snyders stede, naest Joest Willems soens huys in dHoechstraet toe Lewerden. Ende nae haer dood sal tvoirs. convent van Bayum deselfde renten eeulyck ende erfghelyck hebben ende ghebruycken, ghelyck all myn andere goeden die int selve testament niet specificeert sent, soe ick tselfde cloester in crachte deesen erfgenaem make ende constituere wan alle myn naeghelatenb goeden, ter oersake dat Doed, myn voirs. eenighe dochter, neet wan haer vaeders noch myn goeden int voirs. cloester heeft ghebracht, ende tvoirs. convent my in alle lasten ende crancten hulp ende assistentie heeft ghedaen ende noch daechlix doet. Ende myn cleren sullen myn vrunden hebben, soeals ick in myn versterven ofte crancheyt sal ordonneeren. Ende zoe ick van huys ende camere noch uutstaende hebbe, bespreke ick deselfde penningen tvoirs. convent, indien ic aflivic uorde sonder daer eet anders aff te disponieren. Ende want ic dese myn testament, laeste uille ofte dispositie mynre goeden steed, fast ende onverbrekelic uel onderholden hebben, heb ick als tughen hiertoe gheroepen a b B: mist. In de marge. 309 5 10 15 20 ende ghebeden, dit woer my met hoere segelen ende hantscriften tbevestighen, twelck alsoe ter ernstigher bede ende versoecke wan my by meester Dirck, pastoer toe Oesterletens, meester Douwe, pastoer te Weelsryp, heer Johannes, pastoir toe Uensum, heer Pieter, pastoir te Baium, Dominicus Pybe zoen, grietman, Melle Uebe zoen, rechter van Baerdradeel, ende Feyke Heerke zoen is gheschied. Actum anno et die ut supra. Oick hebbe ick, Sibbel, ordineerd ende ordonnere mitsa desen dat het gelt, comende van dkamer by my verkoft, bedragende dartich goltguldens, sal imploieerd uerden tot tymmeringe van een nye stoelt in Baium opt nonnenchoer. Actum ende ter bede bevesticht als boeven. Ende es tprincipael bevesticht met een signet, ghedruct in groenen wasse, daeronder ghescreven staet: Theodoricus subscripsit. Noch met eenen opghedructen segel in groenen wasse, daeronder ghescreven staet: Dominicus Pibonis rogatus sigillavit. Ende met noch eenen segele in groenen ghedructen wasse, daeronder ghescreven staet: Meester Dominicus Petri. Ende es noch onderghescreven aldus: Johannes Doesborch, curatus in Winsum, protestor manu mea propria pro sigillo ut supra. Dominicus Pybe zoen, ter bede van voirs. Melle ende Feyke, heb dit oick verteykent. Petrus, curatus in Baium, protestor manu propria, pro sigillo subscripsit. Ghecollationeert metten principalen, ende accordeert van woerde te woerde metten selven, by notaris apostolyck ende imperiael, by den Hove van Vrieslant gheadmitteert, onderghescreven, <ondertekend:> J. de Keerberghen, notarius. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door notaris J. de Keerberghen, naar A). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 355. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copia van testament van Sibbel Symons weduwe. 25 153 1539 april 28 Douwo Wythyes en zijn vrouw Em 30 35 In nomine Domini, amen. Int jeer dusent vyffhundert nyoeghen <e>nde trytich, dsdeys voer den nestlesten aprilis, anmerkende ic, Douwo Wythyes, dat naet sykere is dan dy daedt, ende naet onsykere dan dyoe stondt, steed ende manier des daedis, weerom is van need hem te veruachtighien alle tyden in alle steeden, om dan te voerkommen alle impedimenten, beletzelen doer welck tverstandt ende reedlicheit behyndert ende vertyoesteret mocht werde, om te disponerien, tordinerien, te beschicken datjen deerma will ney syn daedt a B: mist. 310 5 10 15 20 25 30 35 40 45 schyden habba, soe hab ick, Douwo voorn., mey graeter nersticheit, vermoeghen ende wyten, by gesonde lyff, zinn, fry ende upsette wille ende voordachte reed mecket myn testament nuncupatyff, leste wille, schickenisse, ordineringhe ende twyleggher tusschen myn bern Wytthyen, Meylen, Merck, myn zennen, ende Eeuwen, myn dochter, om schort, gescheel tusschen hyarum mocht ryse ney afflywinghe myns, welck tot detriment ende schaedt hyare zieels, eere, lyffs off gueds mucht wessa, te verhoeden, als in maneren neyscn. Eerst myn ziel befell ic in Goedis handen, ende myn licham ter eerde, ney alle christelycke maneren, soet gewoentlyck is. Oerst ingevall ic, Douwo, eer Emme, myn echte zydt, tbodt Goeds vervolde, soe schill Emm dat huus ende steed ende fyouwer kwgers ende een acker boulant uuter zeta deer wy nu bywennie, habba ende bruuka her lyffsstond, mey den nordera nye eyndt van uus schura ende mey den solder int ny huus, sonder enighe heer myn erffg. deerfan te jaen, mer ney her daedt datjen dat my toekumpt, weer an myn erffg. D<e>sgelycx off ic, Em, eer Douwen storff, soe schill Douwo syns lyffsstondt berra jeerlix sex phs.g. uut dae zeta te [...]ste van myn [...]t dat jonghe Peter nu ter tyt bywennet off bruuckt, unde ney zyn daed weer an myn erffn. Myn erven meckye ic, Douwo, toe myn gueden, myn kynden Wytthyen, Meylen, Merck, myn zennen, ende Ewen, myn dochter, ytlyck in portie hyarum toedeeld van my als neyscn, alsdat Wytthye, myn jeldste zinn, schill habba teferra uuth tweer horn.g. rente uut dyoe zeta deer Claes Lamberts up plygha te wennyen, uuth Douwo camp, aldeer lidzende, ende dat vermits des off ic, Douwo, van Wytthye moers gueden, roerlyck off onroerlyck, dat ic nochtant naet wytt, mocht genoetet er ontfensen hebbe, ende deermey schill hee aff wessa off he van sulcx enighe riochticheyt muchte hebbe. Voertmeer schill Wytthye hebbe acht roeden waldlandt, lidzende toe Rothna, Claes Euwis nestlandet an die westerzyda, ende fyouwer jerden meeden, endae dat huus deer Jacop smitt Ytzuns in wennet, unde dat tredde part van dat huus deer Pieter pelser in wennet, an die weste igg deer ic, Douwo, nu wennye, oersaeck off Wytthe nu ter tyt in huusinghe ende holt soe folckommelyck naet deeld weer, want hy fulla holtis by myn wille ontfensen ende houwen het uuth myn holt. Item Wytthya schill jetta habba ffyouwer deymodt lants in Aestersinghera ffyeldt. Meyle schil habba dat nye huus buten tPadt, ende den helfft van dyoe zeeta landis deer ic, Douwo Ytzuns, bywennye, fan die faenschedinghe an die meedtschettinghe, ende den helff<t> van trya roeden landis min een fiaern in myns moers zeeta, ende den helfft van trya roeden min en fyarn deer Peter wever wennet, ende deertoe dat holt datter is an die zuderazyda buten den Heemslaet, mey den helfft van dat holt datter steet an die norderzyda buten den norder Heemslaet, ende jetta den helfft van tredteen roeden alder meeden buten dae Gaest, unde den helfft van vyff deymodt deer Jan Gerrits plyga te wennyen, ende een hael deymodt int Gerlanth, ende den helfft van oerhael roede wallandt, ende twae rooden alder meeden min en fiarn, affkommende van Bernke Tyebbis. Merck schil habbe dat huus, hoff, schuura, beyde bregghen, mey tholt binne dam, ende den helfft an die norderazyda den nordera Heemslaet, ende den helfft van myn zeta deer ick wenny, uuth dae faenschedinghe an die meedtschettinghe, ende den helff<t> van trya roeden lants min en fiarn in myn moers zeeta, ende helfft van trye roeden lants min een fiarn deer Pieter wever wenneth, ende den helfft van trettien roede lants buten der Gast, ende den helfft van vyff deymot lants der Jan Gerrits plygha te wennyen, ende een haelf mod int Garlanth, ende den helfft van oerhael roede 311 5 10 15 20 25 30 35 waldlandt, ende twae roeden alder meeden min en fyarn, affkommennde van Berncke Tyebbis. Eeuw, myn dochter, schil habba dat huus upper Gaest, ende dat land van die meedtschuttinghe mey dae Gaest an den zudera Gaestslaet, ende dat holt dat my toecompt up myn moers zeta, ende twae medt toe Santhuusim, ende oerhael deymodt up die Uuterdycken, unde dat huus deer Reynert wenneth, ende een roede lants nest her Meynen ney Emme daedt. Item soe hwae dat van uus, Douwen off Emm, oederen verlywet, de sal habbe toe gebruyck syn lyffsstondt dae caepede landen, te wyten een deymod in Aldagae int Garlandt, unde twae roeden alder meeden buten die Gaest by Emme XIIII roeden. Item myn patroen Sint Benedicts jou ic fyouwer phs.g., unde Hascherconvent tweer g., ende den aermen II phs.g. Item off der emmen mynre vorscn erffgenaemen dit als vorscn is, naet wolde neygaen ende effterfolgie, die schil toejenst den willighe mede erffg. miste ende verberdt hebbe den derde part zyns erffs. Item Marck, myn jonxte zen, die schill hoede myns ende Emmis jeerwanden. Item want Emm verleten hett in jenwirdicheydt der orkenen neyscn her geriochticheit fan dae fyouwer roeden alder meeden in Wyttthye Jaens uutganck, soe jou ic, Douwo, Wytthyen jetta, myn zin, daesulfste fyouwer jerden meeden toe dae oera fyouwer jerden, vallende up da acht roeden wallandt vorsc. Des schill Wytthya hoede Wytthye zyns aldfaeders jerwandt, ende schyll uuth ende aff wessa als vorscn, by pena vorscn. Ende jou Emmen weer en derfoer sulcx geriochticheit myn deel in de grondt van dae twae roeden alder meden, by Emme XIIII roeden gelegen. Ende aeck jou ic her myn deel van dyoe pondsmeta meeden in Haschera fyoldt ende dae roede by her Meynen, toe her lyffsstondt. Item Euw, myn dochter, schill hoede hers aldmoeders Euwis jeerwandt. Dit vorsc. is myns, Douwens vornoomdt, lesta wille ende dispositie off alst alderbest hete mey, ende will sulcx steedich ende fest halden habba, annulleriende, casseriende ende revoceriende all dat van my disponeret ende ordineret mocht wessa hyrfoermals. In weerheed dessis dus geschiet, heb ic hyrtoe roepen ende gebeeden orkenen her Joannem Arler, myn pastor toe Rothna, unde her Meynardum Meynis, pastoer up Rosterhaula ende decken in Scoeterlant, Otten Annis ende Joannem Feddis. Ende om meerder kennisse der weerheit dus schyden ende festicheit dissis, soe hab ic, Joannes Erler, myn signet, soe ic anders geen seghel gebruycke, ende ic, Meynardus als vorsc., myn sygel, ende ic, Joannes Feddis, myn gewoontlycke hant hyronder stelt voer uussellfs ytlyck ende uus mede orkene Otten vorscn, allis ter beede Douwens vorscn. D<e>s jeers ende deys ut supra. <Ondertekend, door de laatste twee bij de zegels:> 40 45 Johannes Feddonis ut supra subscripsit. Johannes Arler ut supra subscripsit. Meynardus Meynardi subscripsit. Origineel: A (hand van Johannes Feddonis). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 488. De twee opgedrukte zegels verloren. In dorso: Het testement van Dowe Wyettes. Druk: a. OFO II, nr 373. 312 154 1539 september 9 Peer Epo zoon a Bosum 5 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. In den jare Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert negen ende dertich, indictione duodecima, den negensten dach septembris, omtrent drie uuyren nae middach, pontificatus domini Pauli pape tertii anno quarto, imperii Karoli quinti anno vicesimo primo electionis, is in tegenwoirdicheit van my, notaris publyck, ende tughen onderscreven persoonlick constitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo zoon a Bosum, noch gesundt van lichame ende woll by zynen verstande. Om sekere articulen to adderen ende verclaren by zynen testamente ende codicille voirtyts by hem gemaket, heeft hy noch begeert to ordineren dissen tegenwoirdighen codicillen, ende heeft dselve ordineert in forma nascreven. In den yrsten heeft Peer Bosum voirs. dat testament van datum den XVen dach julii anno acht ende dertich ende den codicille van datum den XXIIIIen octobris in den jare acht ende dertich voirs., by hem ordineert ende gemaket, ende by hande van my, notaris nascreven, bevestighet, confirmeert ende van waerden geholden, willende noch dselve machtich to zyn in allen articulen, salf nascreven. Item vorder heeft Peer Bosum voirs. ordineert ende will ingevalle Werp, zyn zoon, sterven mochte sonder echte kynderen achter to laten, dat zyn erfscip van landen ende renthen, zo groot ende cleyn als hy van Peer, zyn vader voirs., ontfanghen sall na inhouden zyn leste wille ende oick den scheydinghe ende deelscap die hy tusschen zyn twee kynderen gemaict heeft, ende by zyn ende meyster Edo Walckema zyn pastoirs handen onderscreven is, sall geven ende erflick bliven by dat vorndeel, in zyn testament voirs. ordineert, ende altyt erven ende vervallen gelyck dat vorndeel voirs. zo tselve in zyn testament ende codicill voirs. breder verclairt is. Item angaende den artikel van den yrsten codicille voirs., begennende: ’Item vorder in gevalle of het gebuerde dat zyn broders kynden in tocomenden tyden den bair etc.’, verclairt Peer Bosum voirs. ende will dat dieghene die in den gevalle voirs. Wlbetsmaa ende dat forndeel voirs. yrst ontfangen sal, dat hy dat huys op Wlbetsma statten sal temmeren, allen na inhouden den codicille voirs. Ende indien die penningen, comende van Walte huys in den artikel mentioneert, niet genoich waren totten temmeringhe voirs., sal hy uuyt zyn eygen gueden vervollen, zoe dat thuys op Wlbetsma zo guet worde als Walte huys voirs., ende tselve oick to hieten Walte huys. Item heeft Peer Bosum voirs. noch ordineert ende will dat indien enich van zyn nacomelingen opten welcken dat forndeel voirs. comen sall, in den Hoghen Rade mochte gecoren worden, dselve een huys sal mogen huyren ende wonen dair zyn officium valt, zolanghe zyn officium duyrt. Nochtans sal hy dat huys ende forndeel voirs. effenwell in eren holden, na inhouden den testamente ende codicille voirs., ende sal oick zyn oltste kyndt opten welcken tforndeel behoirt to comen, in dat huys ende forndeel mitterwoon stellen, alles na ordinantie den testamente voirs. Ende sal dairtoboven geholden zyn dat forndeel voirs. to verbeteren mit twintich golden florenen renthen an gueden landen, ende dselve an dat forndeel erflick to bliven, na inhouden den ordinantie dairop gemaict, ende dat by verboorte van dat forndeel voirs. Ende a Hierna in B: statten. 313 5 10 15 20 25 30 35 40 45 tselve niet an zyn kynderen to comen dan uuyt zyn grade to gaen an denghenen die dair naest to ware geweest indien sulcke persoon niet geweest hadde. Ende consenteert Peer Bosum mede dat in tyden van oirloghe die besitter van dat forndeel voirs. in der stadt ofte anders tot zyn believen sal moghen wonen, zolanghe dat oirloch duyrt ende niet langher, om zyn huys ende guedt to berghen ende uuyter weer to maken dat ment niet barnen mach. Item heeft voirs. Peer Bosum noch gegeven ende ordineert an dat forndeel voirs. den grote coperen fysell ofte mortier mit zyn tobehoeren, dat warmbecken, ses tennen coppen, het lawoir, den uuytgesneden puyster mit zyn wapen, die mesken test ende alle mesken blakers, mitten sulweren furcktiens die men besicht totten gronen gincber, ende dergelyck den yseren capell, mitten yseren braetspitten ende braedpannen. Item angaende den twee golden ringhen mitten schonen saffier dair dat testament voirs. van vermelt, estimeert Peer Bosum voirs. op sess ende feertich gouden gulden buten dat maeckloen. Ende indien dselve verloren mochten worden, will Peer voirs. dairvoir weder gemaict hebben een signetryngh ende een ander schoon ringh, die wairdich zullen wesen sess ende feertich gouden gulden, ende dselve altyt by dat forndeel to bliven, na inhouden den testamente. Item angaende tgene dat Peer Bosum voirs. den armen besproken heeft, dat will hy verdubbelt ende noch eens zo groet zyn, omdattet vorndeel voirs. nu verbetert wordt. Ende wil dairtoboven uuyt dat forndeel voirs. gegeven hebben allen armen menschen die op Guede Vrydach zullen comen staen, sitten ofte leggen tusschen Sneker Noorderpoort ende Spitaler kerck, elck een scheysgeswegh jairlix om Godis wille, voir den zielen van Pier voirs. ende zyn salighe wyf ende allen nacomenden, ende disse artikel machtich to zyn, al wairt oick dat Werp voirs. kynderen creghe. Dit is noch codicille van Peer Bosum voirs., twelck hy begeert ende will by zyn erfgenamen onderholden hebben, ende gelyck machtich zyn als dat principael testament ende yrste codicille voirs. In kennisse van desen heeft Peer Bosum voirs. gebeden my, notaris publyck onderscreven, hyrvan to maken een ofte meer instrument ofte instrumenten in behoirlicke forma. Ende zyn hyr mede to gebeden als tughen die weerdighe welgeleerde heeren meester Edo Walckema, pastoir in Bosum, meester Funger Syrsma, burger in Boolsuert, meester Aggoa, secretarius, meester Chrysostomus ende Bruyn Hero zoon, burgers in Sneeck. Ende Peer Bosum voirs. als testatoir, meester Edo, meester Funger ende meester Aggo voirs. als tugen, hebben dit mit hoeren signetten bevestiget, ende meester Chrysostomus ende Bruyn voirs. mit hoere handen bevestiget. Actum Sneeck, ten huyse van Bruyn voirs., anno, die et mense, pontificatu en imperio prescriptis. <n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriaci Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, per Concilium Phrysie specialiter admissus, quia ordinationi huiusmodi codicillorum omnibusque et singulis aliis dum sicut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus presens interfui, eaque sic fieri scivi, vidi et audivi ac in notam sumpsi, ideo presens publicum instrumentum, manu mea propria conscriptum, exinde confeci et in hanc a Hierna in B: Broersma. 314 formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi atque subscripsi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum, specialiter requisitus atque rogatus. <Ondertekend:> 5 Meester Chrysostomus Meylama. Brun Heris zoen Aldzma subscripsit. <Boven de zegels:> 10 15 Pier Bosum subscripsit. Edo Walikama subscripsit. Funger Syrsma subscripsit. Aggo Broersma subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 32. Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (90), 3 (40), 4 (2). Volgens B was het origineel mit vier signetten verzegelt. Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). GA Leeuwarden, Archief Familie Battaerd, inv. nr 43. Perkament. In de aanhef zijn maand, dag en uur niet ingevuld. 155 1539 september 13 Gheert, vrouw van Anscke Renick zoen 20 25 30 35 In nomine Domini, amen. Anno duysent vyffhondert neghen en dartich, den dartiensten dach septembers, heb ick, Gheert, Anscke Renick zoen echte huysfrouw, overghedacht dat wy al versekeret sinnen omme toe sterwen, nochtans niet wetende wanneeret God believen sall, doere alsulcks heb ick, hoewal cranck ende swack van lichaem, meer ghesondt van sinnen ende verstandt, gheordineert ende laeten besc. myn testament, codicill ofte hlaeste wille, in allebeste form soe sulcks nae den rechten ofte ghewoente sold moeghen gheschien, om alle schortinghe ende twyst tuschen myn erffgenaemen toe verhoeden, in manieren als naesc. Int eerst bevele ick God almachtich myn arme ziell ende die aerde dat lichaem. Ende bespreeck den rechten huysarmen in Franiker om Gods wille in myn uutfaerdt, maenstondt ende alle jaerstonden, tot vyff jaeren, elcke tyt een halve tonne rogge, welcke Anscke ende myn kynderen tsaemen sullen hoeden. Voert bespreeck ick Anscke voers. tot lieffghifte thalve huys dat ick op nu bewoene, overmits dat Anscke den voers. huys seer heft verbetert in decken, solderen, mueren, wallen ende dierghelycken, ende meest met syn penningen is betaeldt. Ende des soe sall Anscke myn drie kynderen wederom keren elck tien goldtgl. Voert instituier ick ende maeck mitz desen Gheertzen, Aeff ende Pietrick, myn drie dochteren, ghelycke erffgenaemen in alle myn naeghelatenen gueden, roerlick ende 315 5 10 15 20 onroerlick, die in tyde van myn versterven by my bevonden sullen worden, uutgheseydt nochtans legaten ende forndelen voerbesc., ende oeck dat Pietrick, myn jonckste dochter, soevoel toevoeren uut sal hebben als Gheertzen ende Aeff van my in hoer bernsen hebben ontfanghen, ende alsdan myn ghuederen voers. ghelyck ende tsaemen toe deelen, by raed ende hulp van ghuede hluyden indien sie niet overeen consten draghen. Des alles torconde hebben wy, heer Aeltzo Nicolai, Cornelius Wattze zoen, Sander Doye zoen, Reyner Yds zoen, Lauken Epe zoen, als thuyghen hiertoe gheropen, ter begheerte ende consent van Gheert Anscks voers., onse ghewoentlicken hantschryften die schryven connen hieronder gestelt. Op jaer, maendt, dach soe voersc. is. Excopieeret ende compt overeen van uordt tot uordt met syn origenael, per Aeltzonen Nicolai, vicarium Franekerensem. Ende stondt aldus onderghesc.: Aeltzo Nicolai, vicarius in Franiker, voer my ende voer Reyner Yds zoen ende Lauken Epe zoen, die niet sc. connen, hlye ende bekenne soe voers. is. Item ick, Sander Doye zoen. Hitzum. Origineel (A) niet voorhanden. Was volgens B geschreven door Aeltzo Nicolai, vicaris in Franeker. Afschriften: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Franeker, inv. nr 44, f. 330r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 331v), m.a.h.: Geert ende Anske vergadering. - C (16de eeuw, door P. Buytendyck (?), naar B). Ibidem, f. 347. Opschrift: Copia copiae. 156 1539 december 3 Tiedt, weduwe van Simon Henrycks 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren vyfthienhondert ende negen ende dartich, den darden dach decembris, soe heb ick, Tiedt, salyghe Simon Henrycks afterlaten weduwe, hoewell cranck ende teeder van lichaem, nochtans sterck ende well begryppelyck van verstandt, owergheleyt de sekerheyt des doets ende die onseekerheyt die ure des doets, om te vermyden alle scortynghe, twyst ende twedracht die nae myn doet soude moeghen rysen twysken deerfgenaemen, als kinderen ende kinskinderen off anders, gemaeckt myn testament ende laeste wille. Ende will off dit teghenwoerdyghe testament nae strenheyt des rechts als een solemne testament niet mochte staen offe stall hebben, dattet nochtans stall sall hebben als een testament nuncupatyf off codycill off als anders alderbest nae die rechte staen mach, in manieren hiernae gescreven. Int eerste soe befeel ende bespreeck ick God almachtich myn naeckende siell in syn handen, ende myn lichaem te rusten by Sinte Michiell, myn patroen, toe Harlinghen in die kerck, by Simon, myn salyghe man, ende Aelke, myn salyghe dochter. Item vorwart voer myn legerstoell bespreeck ick myn patroen Sinte Michiell een golden lb. groet. Item ick bespreeck ende maeck die priesteren in Harlinghen voer myn afterdaden thien jaerdeell, toe deelen als toe Harlinghen in die kerck gewoentlick is. Soe sullen 316 5 10 15 20 25 30 35 40 45 sy my daervoer holden in de beede. Item ick bespreeck noch meer die pastoer, heer Johannes, ende heer Alle, vicarius, ende heer Reyner, praebendarius, elck een golden gulden eens, ende heer Wlke, junior vicarius, ende heer Taede, praebendarius, elck een halff goltgulden. Item ick bespreeck die arme ellendyghe huyssaeten binnen Harlinghen twee last rogge. Den eenen last sal men deelen in dat eerste ende selfde jaer terstondt nae myn doet, ende die ander last rogge sal men deelen dat jaer daernae volgende. Ende by eelcke last rogge een halff tonne butter. Item noch bespreeck ick die arme huyssaeten binnen Harlinghen twe grauwe lakenen tot cledinghe, elcken jaer een toe deelen terstondt nae myn doet. Ende ick will dat dese vers. aelmissen, als rogge, butter ende laeken, sal geadministriert ende uutgedeylt worden van Gysbert, myn olste soen, by raed syn ander broers, Jan ende Dirck, in manieren als voers. is. Item noch meer bespreeck ick all myn daghelyxe cleren die arme luyden binnen Harlinghen, met all dat linwerck daer toe myn lyff hoert, als hemden ende hoefdoeken, ende desen sal men geven die arme wyven, op die Kerckewech woenende ende daeromtrent. Item ick bespreeck die barfoete broers binnen Lewert een tonne hamburgher bier. Item ick bespreeck Sinte Anna c[loester] binnen Lewert oeck een tonne hamburgher bier. Item ick bespreeck die nye nonnen binnen Lewerden, daer broer Gysbert pater van is, een tonne hamburgher bier ende twe golde g. an gelt tot timmerynghe ende verbeterynghe haer cloester. Item ick bespreeck die susters toe Oeghecloester een tonne hamborgher bier ende elcke suster een paer wegghen. Item ick bespreeck die susters van Sygerswolde een tonne hamborgher bier. Item ick bespreeck myn suster Tryn, daer woent toe Beetleheem by Lewerden, drie goltgulden an gelt, daer sy huer een nye kap om coepen sall, ende [een]a tonne hamburgher bier toe vermakynghe der ghemeene susters in dat conwent. Item ick bespreeck ende maeck Gysbert, myn olste zoen, ende Ansck, myn olste dochter, elck hondert goltgulden an gelt. Ende dese twehondert goltgulden sullen Gysbert ende Ansck toevoeren uut hebben, buyten hoeren eerfschip ende deelscip, daerom dat sy alduslang gheen renten noch goeden van my hebben gehadt, anders dan hoer vaders goeden. Item ick bespreeck Jan ende Dirck, myn jonxte twe soenen, elck toe hebben twe van den besten bedden ende elck vier dekenen ende elck acht slaeplaeken, ende by dese bedden sullen sy hebben elck acht oercussens van die beste die in huys zyn. Item ick bespreeck noch meer Jan ende Dirck elck acht tinnen platielen, suaer ontrent tusken die ses ende acht pont, ende elckx ses mostervaeten ende elck tweb soltvaeten ende elck twe silver lepelen van die alderbeste, ende noch elck twe ketelen ende elck twe potten. Item all dese legaeten ende bespreekynghe daer ick, Tyedt vers., dien ick Jan ende Dirck gemaeckt heb, sullen Jan ende Dirck vers. salf ende heell hebben toevoeren uut, buyten hueren eerfschip ende deelscip, daerom dat sy noch onbegeven zyn ende niet gehylicht zyn. Item ick bespreeck noch Jan, myn middelste zoen, een golden rynck, daer een wyngaert in is, met een slechte boeghell, ende Dirck, myn joncxte zoen, een golden rynck die driemaell om gaet. Item ick bespreeck Ansck, myn dochter, een golden rinsck met een paerll, ende noch een cleyne rynck. Item ick bespreeck Neel, Gysberts a b Door afbrokkeling van het papier weggevallen aan het eind van de regel. Hierna nogmaals: mostervaeten ende elck twe. 317 5 10 15 20 25 wyff, een golden rynck <met> een slechte boeghell, noch met een cleyne rynck. Item vorwarts tot all myn goeden, hier niet specyficiert ende mentioneert, als land, huysen, sand, steeden, renthen off pachten, golt, silver, fluweell ende laeken, ende all in all alst nae myn doet befonden sall worden ende ick aefterlaete, instituer ick ende maeck erven myn kinderen, gelyck alst nae die successie ende recht toebehoert. Ende noch meer soe institueer ick ende set myn vier kintskinderen die overgebleven zyn van myn salyghe dochter Aelke, in die steed ende plaetze hoeren salyghe moeder Aelcke, dat sy alsoe veell eerffscip van myn goeden sullen hebben gelyck off huer moeder Aelke salyghe ghedachtenisse leefde, dat is onder huer vieren een paert, alsoe als een van myn anderen kinderen. Dit is myn testament ende laeste wille, ende will dat dit tzewoerdyghe testament ofte laeste wille aldus stall sall hebben ende onferbreecklicka van myn kinderen ofte kinskinderen dese myn laaste wille niet onderholden will, die sal syn eerfscip verfallen zyn, ende syn eerff van zyn deell ende eerfscip will ick dan dat sullen hebben die rechte armen binnen Harlinghen Des te orkunde heb ick, Tyedt, salyghe Simon Hendricks aftergelaeten weduwe voers., geroepen ende gebeden tuyghen ende orkunden dese myn laeste wille den eerwaerdyghen heer Johannes, pastoer toe Harlinghen, Inte Janke zoen, scepen der stadt Harlinghen, dese myn testament ende leste wille over my toe besegelen ende met hueren hant toe befestyghen. Daer wy, heer Johannes, pastoer, ende Inte voers., besegelt ende ondergescreven hebben om beede wille Tyedt verscreven. Ende noch om meerder vesticheyt soe heb ick noch geroepen ende <gebeden> heer Alle, vicarius in Harlinghen, Sibren Waling zoen, binnen Harlinghen burghemeester, Goslick Schelte zoen ende Lyuwe Borryt zoen dese myn testament ende leste wille met hueren handt onder toe scriven. Dier wy, heer Allert, Sibren ende Lyuwe vers., alsoe <hebben> gedaen om beede wille Tyedt vers. Ende soe ick, Goslick vers., selfs niet ken scriven, heb ick gebeeden heer Allert voer my tonderscriven. Dier ick, Allert, alsoe gedaen heb voer myselfs ende om beede wille Goslick vers. Int jaer ende dach als vers. 30 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 134 B en 136 B, naar A). GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f. 15r-16r. a Hier lijkt bij het afschrijven een en ander overgeslagen, waarschijnlijk iets in de trant van: onderholden sall worden. Ende wie. 318 157 1540 februari 25 Syds Tziarda 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer, maent ende dach hyrnae int eynde van desen gescreven, heb ick, meister Syds Tziarda, starck ende gesont synde van lichame, w[y]s ende wal wetende myn verstant ende mynre fyf synnen, overleggende datter nyet sekerder is dan dye doet ende onsekerder dan dye ure des doets, foer my genomen te maken ende ordineren onder myn kynderen een schickinge mynre tytlycke goeden, dye ick nu hebbe ofte hebben sal ter tyt mynre aflivichheit, opdat myn huusfroue ende kynderen dye ick hebbe, ende een ygelyck van hen allen dye my overleeft, mach weten wat hy van myn goeden hebben sal, ende alsoe nyet van noede en sal wesen enighe schortinge, twyst ofte pleyte met malcanderen sullen hebben ofte maken, mer sal een ygelyck toefreden wesen metgene daer hem hyrin toegesecht wort, en dat by [verb]oertenisse van tgene daer hem hyrin gelecht ofte gesecht wort, tsy dan als syn legittima ofte syn arf ofte legaet, twelcke erf, legittima ofte legaet dat alsoe verboert wort, wil ick dat toecoemen ende anfallen sal denghenen dye dyt testament ofte dese myn leste wille sullen holden. Ende ick byn nyet in meyninge dat dyt testament sal geholden ofte geacht worden als een solempne testament, maer alleenlyck als een testament onder dye kynderen gemaeckt by hoeren vader, ende daeromme soe heb ick dyt met myn sulfs hant gescr. van tbeginsel tottet eynde ende myn segel daeran gehangen. Ofte macht alsoe gheen stal grypen, soe wyl ick dattet stal sal grypen als een minus solemne testament, codicil ofte andere leste wille, soet best nae den rechten ofte gewoente stal mach gripen, ende daeromme heb ickter meer laeten scriven van een ander, dye al alleens syn als dyt, ende heb daer myn segel an gehangen ende met myn hant onderscr. Insgelycks hebben gedaen dye tuy[ge]n, aldaertoe geroepen ofte gebeden ende int eynde van dyen gespecificeert, ende wyl daeromme dat dyt ende dye foer gelycke principale testamenten geacht sullen worden. In den eersten bevele ick Goede van hemelryck myn edele siele, dye sye van nyet gescapen ende gemaeckt heft, ende bydde syn godlycke barmhar[tic]heit dat hy my myn sonden wyl vergeven, ende myn edele syele wyl ontfangen in syn ewyge rycke, daerse toe gescapen ende gemaeckt is. Ende bidde oeck Maria, dye moeder Goeds, ende allen lieven helligen dat sy God almachtich voer my wyllen bydden dat hy my wyl verlyenen een salich scheydinge, ende nae dye scheydinge myns lyfs ende syels, dye syele dat ewyge leven. Dat lychaem bevele ick der aerden, ende dat begere ick begraven te worden opt kerckhof van Rensmageest, buuten dye kercke, an het oesteynd van dye suderkercke, ende tselfte lichaem aldaer te rusten ter tyt dat God dat metter syele ten jonxsten daege weder sal verenigen, daer ick niet an en twyfele, ende dat onder een van dye sercken dye aldaer liggen, onder dyewelcke dat dye meeste deel mynre forvaederen van Tyarda huus alle begraven syn. Ende foer die legerstoel ende boeckinge bespreke ick myn patroen tgene dat hy my schuldich is van Onse Lieve Frouwe tafel, want ick wel dertych g.fl. meer uutgelecht hebbe dan ick van dye gemeente ontfanghen heb. Ende daertoe myn beste cleed tot ornamenten, ofte dat te lossen met ghelt, te weten met twalef fl., daer sullen myn huusfrouwe ofte [mombars] hoer koer an hebben, ende tsulfte te appliceren tot des patroens tymmeringhe. Item int deel priesters ende kercken alst van olds gewoentlycke is. Noch begere ick dat myn huusfrouwe ofte dyegene die my overleven sullen oft dye dye administratie 319 5 10 15 20 25 30 35 40 45 van myne goeden hebben s[ullen na myne o]verlydene, tsy dan myn erfgenamen, myn huusfrou ofte foermombers, dat sy myn lichaem met gheender pompe ter aerden willen bringen, noch oeck jaertyt ofte enige maeltyt bereyden ofte andere oncosten doen, dan allene foer dye vryenden dye van buten ofte van feers coemen, [ende die arme lu]yden gheven alst van olts gewoentlyck is, opdat daer nyemant in scandaliseert en worde. Myn pastoer, her Yle, indyen hy my overleeft, bespreke ick tgene hy my schuldich is, ende daertoe drye fl. foer syn boeckinge. Leeft hy niet langer dan ick, soe sal hebben [diegeene die alsd]an pastoer op Rinsmageest is, twe fl., dye prebendarius aldaer een fl. fyertyen st., ende den cappellaen, indyen alsdan daer een is, sal hebben een fl. Toe Hyannum den patroen bespreke ick een carolusgulden, ende anders gheen boeckinge. Item thoe Claercamp [tconvent] een tonne hamborger beers. Item tho Foswert ende thoe Thabor elck een tonne hamborger byeers. Toe jacopinen ofte prekeren toe Lewerden een tonne hamborger byeers, ende daertoe een fl., ende dye andere drye bidden oerden ygelyck een fl. Insgelycks die crucebroders toe Franiker een [fl.], ende daermede hen allen dye boekynge betaelt te syn. Noch bespreke ick dye susterkes in Sinte Anna cloester een tonne hamborger byeer int reventer te dryncken, ende myn moeye dochter Wyck, aldaer wonende, bespreke ick hoer leven lanck een fl. jaerlix uuth dat goed toe Boxum, daer my ancoemen is van Auck Scheltema, myn moye, ende na huer doet sal dye floreen fallen an denghenen dye dat goet toe deel falt, ende soelange sal dye dysse floreen missen. Moede fyer susters toe Foswert, naemtlyck Eets, Bauck, Tyets ende Foekel, legere ofte bespreke ick elck een half fl. jaers, ende dye sullense boeren uuth her Juu Botnye sate, liggende to Hallum, daer Gosse met dye noes nu ter tyt op woent. Ende als enich van hoer sterft, soe sal dye halve fl. fallen op Moed indyen sy levet, ende indyen sy nyet levet, op dyeghene van myn kynderen dye Tyarda huus ende dat forndeel cryget, ende dye sal dysse twe fl. mede hebben tottet forndeel, ewelyck ende erflyck. Iyd moye to Foswert, indyen sy my overleeft, bespreke ick twee karolusgulden eens. Tyarda state heft geen ewyge delen, soe wyl ickt met gheen delen belastigen, mer die Tyarda state toe deel falt, dye sal my bedelen oft jaertyt over my holden als dat ghewoentlyck is. Item soe wyl ick dat gheen van myn erfgenamen het eerste jaer nae myn doet eet van myn renthen ofte van tgene dat hen doer cracht van dyt testament mach comen, sal boeren, uuthseyd tgene dat Mary mede uutgegeven is, dat sal sy boeren gelyck sy altyd gedaen heft. Mer wat hoer parceel beter is dan fyftych fl. naecte renthe, wyl ick dat Moed dat eerste jaer met alle myn andere rhenten na myn doet (indyen sy my overlevet) sal boeren. Ende dat sal sy bestedygen an dye forscr. legaten, ende Kynsch haer ghelt geven, forder ons schulden daermede betaelen. Ick make erfgenamen mynre goeden myn acht kynderen dye ick nu hebbe, namentlyck Mary, Kynsch, Womck, Syts, Schelte, Syds, Anna ende Werp, ende dat in hoere legittima, te weten in dye helfte mynre goeden. Insgelycks oft ick enich ander kynden creeg, tsy dan by dese ofte by een ander huusfrowe, dye stelle ick mede erfgenamen in dyesulfte helfte, ende wylle dat sy dyesulfte helfte onder malcanderen sullen deylen, hoefoel datter hoer oeck synt. Ende dye ander helfte sullen myn kynden dye huer eerlyck holden (ende nyet onder dye foet en hylcken, tsy dan an huusluuden, coepluyden ofte anders), onder malcandere deylen ende holden als hyrna specificeert wort. Mer Kynsch, myn dochter, ende oeck alle andere van myne kynderen dye doen als Kynsch gedaen heft, ofte oeck dyeghene dye hen oneerlyck ofte ondoechdelyck 320 5 10 15 20 25 30 35 40 45 regeren, dye en sullen nyet mede daeran deylen, mer alleenlyck met hoer legittima thovrede syn. Oftet geboerde dat enige van myne kynderen storven foer my ende achterlyeten wettyge ofte echte kynderen, soe stelle ick alsulcke kynderen erfgenamen int sulfte deel daerin hoer olders nu geinstitueert worden, twelck een ygelyck hyrnae claerlyck toegescr. wort, want ick vermoedende byn dat ick gheen meer kynders crygen sal, ende verhoepende byn dat sy hen eerlyck regeren sullen, ende verhopende byn dat sy nyet an huuysluyden ofte andere onedele persoenen hylcken sullen, mer doen by hoer moeders, foermombers ende vryenden raet. Item ofte nae dese tyt een van myn kynderen eer ick sterve eet dede daerom dat een vader syn kynt nae den rechten mach onterven, dye wil ick myts desen expresselyck onterft hebben, soeferre als dye andere kynderen hem sulx overwysen kunnen, ende dat aldaerom, want ick denghenen dye nae dye rechten niet behoert te hebben, nyet toe en wyl. Insgelycks wyl ick hen opt scharpst toe tgene daer hem van rechte competeert, foerbeholden tgene dat hyernae declareert wort. Ende sullen myn kynderen ende alle luyden weten dat ick myn landen ende goeden nyet en rekene, noch onder myn kynderen uuth en deyle als sy nu ghelden, mer alsoe als ickse in myn vaders register hebbe gevonden ende aldaer gescr., ende dye daer nyet in syn, dye stelle ick alsse in dye anbring staen, ende dye ick sulfs gecoft hebbe, stelle ick foer alsoe als ickse gecoft hebbe. Ende dat daerom, want nyet feel van myn landen opgehaelt syn, mer ghelden tmeestedeel als sy van olds plegen. Nochtans synter sommige opgehaelt, solde ick dan daernae uuthdeylinge onder myn kynderen doen, soe solde dye uuthdeylinge seer ongelyck wesen. Mer ter contrarie, als ickse stelle ende onder hen uuthdeyle alse van olds gegolden hebben, soe is dye delinge gelyck. Ende opdat myn kynderen nae myn doet nyet en sullen kyven om dye deylinge der goederen, soe heb ick foer my genoemen een ygelyck tsyne toe te scryven als naefolget. Kynsch, myn dochter, dye teghen myn wille getrout heft Frans Sysma, myn knecht, ende daer ick niet an en twyfele met hem in haer lichaem gesondicht hadde aleer sy hem troude, ende dat noch arger ende sekerlyck is, soe heft sy tsulfte perpetreert ende gedaen bynnen myn huus, alsoe dat ick daerdoer wel reden hadde om hoer toe onterven, nochtans soe instituere ick hoer mede erfgenaem in hoer legittima, ende sal foer hoer legittima hebben ofte holden disse nabescr. goeden. Int eerst een goet ofte sate, liggende toe Dresum, hetende Ophuustre goed, ende noch twee pondemate meedland, liggende by Dresere syl, hetende in dye Dobben, gecoft van Hylcke Lyobbema, uuthgecomen van Foppe Gerrytsma, welcke twe pondemate nyet tot dat goet van olts en hoeren, mer nu daertoe gebruuickt worden. Dyt goet is buten dysse twe pondemate by my gecoft voer hundert ende sestich guldens, welck beloept negen fl. renthe, ende dye forscr. twe pondemate nyet hoger dan een fl., alsoe dat dyt goet is thyn fl., mer ick rekent huer nyet hoger dan op acht fl., want Lyop Omme zoen heft ofte boert hyr jaerlix uuth twe fl. Noch sal sy hebben sesthyn pondemate, liggende op Dresere meers wal, welverstaende wat die sestyn pondemate beter syn dan drye floreen jaerlyx dye Aesge Aesgens kynderen daeruuth hebben, ende worden daerom hyr nyet hoeger gestelt dan op fyf fl. renthe, hoewel dat sy veel beter syn ende my veel meer cost hebben. Noch sal sy hebben Jebbema sate toe Dresum, welck van olds plach toe gelden fyerdehalff fl., ende daer worden noch toe gebruuickt drye pondemate, mede liggende oppe Dense, die daer van olds nyet toe gehoert hebben, mer altyt verhuurt syn gewest, alleen totdat ickser nu thoe gedaen hebbe, alsoe dat Jebbema sate met dese drye pondemate forscr. hoer toegedeylt wort foer fyf fl. renthe. Noch sal sy hebben omtrent fyerdehalf pondemate mede, liggende in Wolterse hemryck, dye ick van her 321 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Magnus gecoft hebbe. Alle dese forscr. landen bruuckt nu een man geheten suarte Macke, ende worden dese leste fyerdehalf pondemate hyr gerekent op anderhalf fl. renthe. Noch sal sy hebben uuth Wobbe Deytyame state een half fl. renthe jaerlyx. Noch sal sy hebben die saete toe Dresum daer Gerbe Focke zoen nu ter tyt op woent, foer ellef fl. jaerlix. Noch sal sy hebben uuth al myn oem Sytye goed jaerlix frye renthen fyftyn hornkesgulden, welke maken ses fl. XII st. Noch sal sy hebben uuth Gottema state in dye Feenwolden twee fl. jaerlix. Ende belopen alle dysse forscr. landen ende renthen in summa negen ende dartich g.fl. ende XII st. Daertoe sal sy noch hebben foer hoer legittima van dat tymmert op Tyarda stathe, datter nu getymmert is oft naemaels getimmert sal worden by my, dye summa van hundert seven ende tachtich fl. ende fyerthyn st. eens, onder welcke tymmert mede begrepen is al datghene dat eerdfast ende naegelfast is. Insgelycks ysser onder begrepen alle datghene dat op Tyaerda state gepotet ende geplantet is, ofte alsnoch geplantet sal worden. Noch sal sy hebben foer hoer legittima van dye leyen dye ick liggen heb op Noerdemerre feen, twee fl. eens, want dye leyen hoer tot gheen profyt connen comen. Noch sal sy hebben foer hoer legittima van myn roerlycke goeden, tsy dan levende have, beesten, huusraet, golt, sulver, muntet ofte onghemuntet, clenodien, alles als tsy hoe datet tsy, een ende dertich fl. eens ende seven st., alsoe dattet rede ghelt dat men hoer sal gheven, beloept in alles twe hundert twyntich fl. een ende twyntich st. eens. Ende dyt ghelt sal Moede ofte der kynderen foermombers hoer schuldich wesen toe betalen bynnen twe jaeren nae myn doet. Ende hyrmede, te weten met dese forscr. negen ende dartich fl. ende twalef st. renthe, ende met dese twehundert twyntich fl. ende een ende twyntich st. eens, sal sy afscheyden ende afgedeylt wesen van alle myn goeden, soe dyt meerder is dan hoer achtende paert van dye helfte mynre goeden, welcke achtende paert nyet hoger extendeert dan tot acht ende dertich fl. ende een ende twyntich st. renthe, twehundert twyntich fl. een ende twyntich stuver eens, want die masse alle mynre goeden is groet seshundert negenthyn fl. achtyn stuver renthe, ende driedusent fyfhunder twe ende dartich fl. eens. Dyt hebbe ick alles by parcelen verclaert in een rekeninge daeraff gemaeckt, dyewelcke ick met myn sulfs hant onderscr. heb, dyewelcke warachtich is, ende in diesulfte rekeninge heb ick myn acht kynderen, tfoeren verclaert, toegelecht foer hoer legittima, ende alsnoch hyrin toelegge foer hoer legittima, drehundert negen fl. ende twyntich st. ende een blanck renthe, ende een dusent soevenhundert ses ende sestich fl. eens, alsoe dat hoer helfte thyn st. renthe groeter is dan dye ander helfte, want dye ander helft niet groeter is dan driehundert negen fl. seventyn st. een blanc renthe, alst claer genoech blyckt by dyesulfte rekeninge. Ende oft by enige rechten mochte bevonden worden dat hoer meer foer hoer legittima (by avontuer, by erroer van rekenscap ofte anders) solde mogen competeren, twelck ick nyet gelove dat emmermeer bevonden sal worden, soe wyl ick dat dye legittima suppleert sal worden van dye ander helft mynre goeden, ende dye schaede van dyen sal een yeglyck hebben nae dat hee profyt daeraf solde hebben. Algelyck wyl ickt van dye ander kynderen hebben, doen sy gelyck als Kynsch gedaen heft, mer ick wyl nyemant in syn legittima vercort hebben, soeferre als sy daer gheen oersake toe en gheven. Mari, myn dochter, sal hebben foer haer part, sonder regart te nemen op die semysse, want ick hoer dit naescr. toe wyl ende nyet meer, int eerst dat goed toe Deersum daer Claes Olfert zoen nu ter tyt op woent, uuthgesecht andere luyden hoere renthen, mer dye gewalt sal Mari hebben ende holden, ende is nu hyr by my gestelt op fyf ende twyntich fl. dre ende twyntichstehal st. renthe, ende dat ter cause in dye 322 5 10 15 20 25 30 35 40 45 foergementioneerde rekeninge breder verclaert. Noch sal sy hebben Aede Egbert zoens goed toe Deersum, welck hyr gestelt wort op fyer ende twyntich fl. renthe, salf een yder syn renthen daeruuth, mer dye gewalt sal sy hebben ende holden. Ende uuth dese twe goeden ofte saten hadde sy hoer fyftich guldens dye ick hoer in dotem hadde assigneert, ende dye ghewalt met tgene daer sy beter waren, hadde ick an mysulfs geholden, mer na myn doet sal syse alheel hebben. Noch sal sy hebben uuth dye sate, liggende toe Brytsum, daer Jacop Camper op woent, twalef floreen jaerlix, sunder gewalt, ende dat om reden als in dye foergemelte rekeninge verclaert wort. Noch sal sy hebben uuth dat deel van Popkema state toe Weydum daer Frouck Rennerts wedue nu op woent, ffyf fl. renth, sonder ghewalt, als dat breder verclaert wert in dye mentioneerde rekeninge, mer dysse sal sy niet eer boeren eer dye dochters al bestedet syn, om reden nabescr. Noch sal sy hebben seven koegang, liggende in Ynye fenne, ende nu in Wolterswold gebruuct worden van Renick Lyopkema lantsate, myt ytlyck saetlant, als dat breder in dye forscr. rekenscap verclaert wort, tselfte tsamen hyr gestelt op een fl. VII st. renthe. Noch sal sy hebben fyr ende twyntich st. jaerlixe renthen uut dye stede daer Eynthe vaer nu op woent, liggende tuschen des mollenaers stede ende dat cleyne goed dat onse pastoer daer heft. Ende disse renthe sal sy hebben sonder enige gewalt, want tgewalt sal blyven an dat forndeel van Tyaerda huus, des sal Tyarda huus hoer caveren foer dye renthen. In gelycker mate sal sy hebben uuth dye stede daer Saepe fysscher nu op woent, (liggende int westeind van dye buuren, tusschen des vicarius steed ende Olfert ende Anna steed), fyer ende twyntich stuver renthe. Alsoe dat dye forscr. summa van Marys parceel beloept soeventich fl. myn sevendehalf st. renthe. Mary sal anders nyet hebben dan forscr. is, want ick hoer an rede ghelt mede uutghegeven hebbe tweehundert fl. an rede ghelt, behalven hoer cleren, juwelen ende brulocht, dye my costen tusschen twee ende dreehundert guldens, alst claerlyck blyct by goede rekeninge, (by Johannes Wopke zoen, dye dye goeden van Antwerpen haelde,) gescr. ende by my onderscr. Item oft sy nae Jous doet an een onedel man hylcte, soe sal sy dyt parceel nyet hebben alheel, mer sal alleen hebben fyftych fl. naecte renthe dye haer mede uutghegeven syn, want sy dan meer heft dan hoer legittima, als foer verclaert is. Ende wat dyt parceel beter is, dat sullen myn andere kynderen dye by vrienden raet hylcken, gelyck deylen. Womck, myn dochter, sal hebben foer hoer deel jonge Dircks saete toe Deersum, alheel soealsse daer is, ende wort hyr steld op ses ende dartich fl. rente, salfs nochtans alle andere luyden hoer renthen. Hyrin syn forcoft fyf fl. rhente tcloester van Thabor, ende dat syn losbare renthen, ende ick hoepse af te lossen eer ick sterve. Losse ickse nyet af, sal Womck ende myn ander erfgenamen hoer reguleren nae den artikel dye daeraf gestelt wort hyrna. Noch sal sy hebben Sas Peter zoen goedt, liggende in dat dorp Steens, in dye buurte genoemt te Swaerd, te weten soealst my van myn olders angeerft is, twelck hyr gestelt wort op derthyn fl. Mer tgene dat Moed ende ick hyran gecoft hebben van One Sytyema ende gewandelt van Haring Heringa, dat sal Moed beholden hoer leven lanck, om reden breder in dye mentioneerde rekeninge verclaert wort. Noch sal sy hebben Meynert toe Hempens goed, daer hy nu op woent, ende wort hyr gestelt op acht fl. Noch sal sy hebben dye gewalt van Ynye goed toe Dresum ende al tgene dat ickker in hebbe, ende wort hyr gerekent op negen fl. renthe. Noch sal sy hebben uuth Yds goedt bute Weel twee fl. naecte renthe, sonder gewalt, ende uuth Harings goed bute Weel twee fl. renthe, sonder gewalt. Hyrmede sal sy van myn goeden ende renthen afgedeylt syn ende blyven, doch hoe ickt om hoer ende der anderen dochteren cledinge ende beredinge wyl hebben, sal ick hyrnae in een artikel 323 5 10 15 20 25 30 35 40 45 verclaren. Ende nu is dyt parceel groet soeventich fl. Ende oft Womck nyet hylckte an edelingen ofte buuten vryenden raet, soe sal sy nyet meer hebben dan jonge Dyrcks goed toe Deersum ende dye fyeer floreen nacte renthen opper Gheest uuth Yds ende Harings saeten, ende dat andere sal comen an dye kynderen dye an edelingen ende by vryenden raet hylcken. Syts, myn dochter, sal hebben foer hoer deel, int eerst sal sy hebben dye saete, liggende toe Deersum, daer Aede Peter zoen op woent, ende wort hyr gestelt op acht ende twyntich fl. renthe. Noch sal sy hebben dye sate toe Ferwert, geheten Syama, daer nu ter tyt op woent Rynthie Siama, ende wort hyr gerekent op negenthyn fl. ende fyertyn st. renthe. Van disse beyde saten sal sy hebben dye gewalt ende eygendom, salf een ygelyc syn renthen, soeverre ende indyen daer enige uuthgaen, welcke ick nochtans nyet en weet datter enige uuthgaen. Noch sal sy hebben (uuth een goed, hetende toe Meedeind, liggende in dye jurisdictie van Dongerdeel westersyde Paesens, ende hoert toe Dockum toe kercken) een maerscip suvels ende fyf fl. jaerlixe, ende word hyr tsamen gerekent op soeventhyn fl. renthe. Noch sal sy hebben uuth dye sate, liggende in dat dorp van Rensmageest bute Weel, daer Yds Sybe zoen op woent, jaerlycx sonder enich ghewalt fyf fl. ende fyertyn st. Also dat Syts parceel is groet soeventich fl. jaerlyxe renthen, ende hyermede sal sy afgescheyden ende afgedeylt syn van alle myn goeden ende renthen. Hoe dattet om hoer boedel ende beredinge sal wesen, sal ick hyrnae verclaren. Ende indyen dat sy an een onedel persoen hylct ofte oeck buten hoer moeders ende vryenden raet doet, soe sal sy Aede Peter zoen goed toe Deersum nyet hebben, want in sulcken ghevalle en wyl ick hoer nyet meer dan hoer legittima toe, ende dye ander goeden bedragen meer dan hoer legittima, alsoe dat sy in alsulcken gevalle meer dan genoech heft an Syama ende dat uuth Meedende ende uuth Yds goed. Anna, myn jongste dochter, dye sal hebben foer hoer deel van myne goeden int eerste een saete, hetende Bouschots goed, liggende in Walterswald in Dantummadeel, ende tsulfte wort hyer gestelt op acht ende twyntich fl. renthe. Noch sal sy hebben dye saete toe Brytsum daer nu bewoent wort van een ghenoemt Benthe, ende wordt hyr gestelt op negenthyn fl. ende fyertyn st. renthe. Hoefoel ende wat ick daer in hebbe, wort breder verclaert in dye foergementioneerde rekeninge, daer sy ende alle myn kynderen recurs toe sullen hebben, sonder allene Kynsch ende dye alsoe doen als sy gedaen heeft, want ick wil nyet toelaeten dat men hoer dye sal lathen syen ofte copie daeruuth geven. Noch sal sy hebben twalef fl. renthe uuth dye twe goeden toe Dresum dye Feye ende Syds Roerde, gebroeders, ende Liwe Hette zoen, hoer swager, daer hebben, dyewelcke twe goeden voertyts een sate is gewest, ende doe ter tyt genoemt worde Halbaede ende van den sommigen Wobme, ende daeraf soe wortet een goed genoemt in Wobme weyde, als breder in dye forscr. rekeninge verclaert wort. Uuth dat goed toe Dreser terp daer Feye Goslinge van wegen syn huusfrowe met Dreser patroen te mande hebben, sal sy hebben drie fl. renthe, sonder gewalt. Noch sal sy hebben uuth tgoet, liggende in dye Swarte wolde op Rensmageest, daer Syte nu ter tyt op woent, fyerdehalf fl., sonder gewalt, want tgewalt hyrvan by Tyarda huus sal blyven. Noch sal sy hebben uuth Juusma state op Rensmageest fyer fl. naecte renthe. Ende hyrmede sal sy afgedeylt wesen van myne goeden ende renthen, gelyckermate als dy andere dochteren. Om hoer cledinge ende beredinge sal hyrnae verclaert worden. Doch ist sake dat sy an een onedel man hylckt ofte buten hoer moders ende vrienden raet doet, hylckende an hoer ongelycke, soe sal sy nyet hebben dan Bouschots sate ende dye twalef fl. renthe uuth dat forscr. Halbade ofte Wobbema toe Dresum, ende daermede 324 5 10 15 20 25 30 35 40 45 heft sy alwillich hoer legittima, dat ander sullen dye andere kynderen dye wel hylcken, gelyck deylen. Soe ick dan nu dye dochters dye ick hebbe, een ygelyck hoer dele geassigneert hebbe, eer ick nu myn drye soens hoere parcelen wil assigneren, soe heb ick foer my genomen eerst ende foeral een declaracie van ytlycke losbar renthen te doen, soewel dye ick ontfange, als dye ick uuthgeve. Ende soe sullen myn kynderen weten dat ick to Bilgaert by Lewerden noch hebbe uuth een sate, dye Anna Broersma toecompt, twalef fl. naecte renthe. Daeraf heb ick Reynsch Canters dye thyen forset foer fyftynn penningen een, mer ick machse tot allen tyden weder lossen. Dye twe fl. syn hoer nyet forset, nochtans soe boert syse mede, ende brengtse my toe rekenschap. Ende disse twalef fl. renthe wyl ick mede hebben ant forndeel van Tyarda huus, ick losse oft losses nyet. Ende losse ick dysse thyen fl. nyet weder by myn leven, soe sal mense nae myn doet uuth dye gemene goeden lossen. Noch geve ick hoer acht ofte negen fl. jaers, mer ick ofte myn erfgenamen moegen dyt forscr. tot alle tyden weder lossen wanneert ons gelyeft. Ende ick verhoepse toe lossen eer ick sterve, gelyck ick oeck verhoepe af te lossen dye fyf ofte ses fl. renthe dye dye van Thabor uuth jonge Dyrcks goed hebben, ende dye twalef fl. renthen dye dye olde proest van Feencloester jaerlix van my boert, ende dye ses fl. renthe dye Willem Canter van my boert, welcke alle syn losbaer renthen. Ende daerom maecke ick hyer geen mentie van dye losbar renthen dye ick boere, soe sy dat een jaer meerder ende dat ander jaer mynder syn, waeraf hen dye brieven ende myn rekenboeck wal instructie sullen geven nae myn doet, mer ick hoepe dye ene met dye andere af te lossen. Dan oftet geboerde dat ickse foer myn doet nyet af en losse, soe sullen myn kynderen ofte hoere foermombers dat alsoe doen. Ende ofte dye ene meerder ware dan dye andere, soe sullen myn kynderen int ontfangen ende uuthgeven der losbare renthen oft dye penningen daervoer even nae daertoe syn, ende dat te computeren nae dye helft, toe weten dye legittima. Dye ander helft sullen uuthleggen, ontfangen ende genyeten ofte te schade hebben dye nyet en hylcken an sulcke personen als foeren geseyt is. Mer ofttet geboerde dat ick ende Moede nae dysse tyt enige rhenten coften, tsy dan losbaer ofte anders, daeraf sal Moede dye ene helft staen, tsy toe scade ofte bate. Dye andere helfte, welck is myn, sal worden gedeelt in twee delen. Dye ene helft sullen delen ende genyten dye acht kynderen forscr., dye ander helfte sal to bate syn dergheenre dye nyet an hoere ongelyck en huwen, ofte dye hen eerlycke holden ende nyet misbruucken als foeren verclaert is. Naedat ick myn dochteren hoere goeden geassigneert hebbe, soe wil ick nu eerst ende foeral maken een parceel twelcke gheen van dryeen sal togereekent worden in hoer broederlycke legittima ofte deel, mer sal tsulfte parceel een van hen hebben toe forndeel ofte foeruuth, sonder tegenseggen van syn broeders ende susters. Soe ick dan myn ene soen nyet lyever hebbe dan myn ander soene, mer opdat ick alle drye solde geven een oersake om te studeren ende geleerde mannen te worden, soe heb ick een ordinancie gemaect als naevolget. Te weten soe wye van dye drye gebroeders, naemtlyck Schelte, Syds ende Werp, dye dye geleertste wort, dye sal hebben dyt nabescr. forndeel, doch dat hyt van dye ander susters ende broeders in een leen sal ontfangen, ende dat op alsulcke condicien als breder in den leenbrief verclaert wort. Doch soe en wille ick nyet dat dye forscr. Kynsch, myn dochter, ofte dyeghene dye van hoer geboren sullen worden enige seggen, enige mangelinge ofte enige onderwyndinge sullen mede hebben an Tyaerda huus ofte an dye beleninge van tsulfte. Insgelycks salt wesen van myn andere kynderen oft sy an onedele personen hylckten, het waer dan an huusluyden, coepluyden oft andere dergelycke. Ende oft dyeghene dye dyt forndeel 325 5 10 15 20 25 30 35 40 45 doer syn geleertheyt vercryget ende toegekent wort, hylckte buten syn state, te weten an een onedel mans dochter, dye nyet van edelen stam afgecomen is, tsy butenslants oft bynnenslants, sy sy dan rycke ofte arme, soe sal hy nyet mogen hebben oft genyeten, hy noch syn nacomelingen, by alsulcken frowe genereert, dyt nabescr. forndeel, noch hen nyet mede van der beleninge van Tyarda huus mogen onderwynden, mer daeraf secludeert wesen totter tyt toe dat hy weder an edel frouwe hylckt, alsdan sal hy mede een van dye leenheren mogen wesen, mer hy salt selfs quyt blyven. Ende in alsucken gevalle salt dye geleertste naest hem hebben. Ende oft dye dan algelyck dede, soe salt dye derde soen hebben, al waer hy oeck gans ongeleert. Ende oft dye van gelycke dede, soe salt fallen op Womck, ende alsoe foert tot dye jongste toe, so[eve]rre als dye oltste alle an onedelen personen hylcken. Ende oft alle dye kynderen dye yck by Moed hebbe, van gelycke deden ende alle an onedele persoenen hylckten, soe wyl ick dattet Mary, myn dochter, ofte hoer kynderen sullen hebben. Ende oft sy gheen kynderen achterlyet ofte hoer kynderen tot gheen [buy]kweste en quamen, so wil ick dat Keyserlycke Maiestaet tsulfte neme, met oeck al tgene datter meer is dan dye forscr. kynderen legittima, doch dat Syn Maiestaet tot ghenen tyden alsulcke myne kynderen, oft dye van hem genereert sulen worden, daermede sal be[lieven begyfftigen, besch]incken ofte ock vercoepen, want ickt alsulcke myne kynderen nyet gunne, ende wolde feel liever dattet helsch fuuyr daer in stack ende tsulfte forndeel met land ende sant versoncke. Dan ick hope ende vertrowe an den almachtigen God dat hy myn kynderen v[an alsulcke sal behoeden] ende beter synnen verlenigen. Ende in alsucken betrowen staende, opdat myn drye soens nyet en derven onderlinge kyven om dyt forndeel, soe ordinere ick myts desen dat dye doctores iuris dye tot dyer tyt sullen wesen membra facultatis iuris ofte de facultate iuris [universitatis Lovaniens]is, sullen wesen iudices tusschen dese drye gebroeders, doch dat by dye forscr. doctoren gefoeget sullen worden dye drye lectores Colegii Trilinguis, want enige van hen mochte in tribus linguis ende ander goede consten soe wel geleert syn, dat hy den anderen dye in iure [studiert ha]dde mochte gelycken ofte te boven gaen, dyewelcke een ygelycke in dese sake een stemme gelyck een ygelyck doctoer sullen hebben, opdat dye rechte const te bat mach liquideren, ende dyt alles tot coste der drye gebroederen. Ende alsoe dye forscr. broeders by den forscr. [heeren genoch]sam ondersocht synde, sullen sy een van drye dye gebroeders dyt nabescr. forndeel allene toekennen. Doch oftet sake ware dat sy gelyck geleert waren, alsoe dat dye forscr. heren nyet lichtelyck ofte bequaemlyck sullen kunnen iudiceren ende discerneren, soe byn ick tevreden dat dye foer[benoembde heeren] hen alsulcken certificatie ende kenninge gheven in gescrifte, ende dyesulfte broeders daermede seynden an dye vryenden, dye daerin sullen weten te handelen nae tenoer ende inholt des leenbryefs van Tyarda huus. Dan soeferre het moegelyck is te discerneren wye dye geleertste is, soe begere ick dat sy een van dye drye gebroeders dye dye geleertste is, ipsorum iudicio willen assigneren den prys ende tforndeel nascr. Ende begere otmoedelick an dye foergenoemde heren dat sy willen anmercken dye groete lyefte dye ick hebbe tot dye konsten, ende hoe gheere dat ick s[aech] dat myn kynderen wat leerden, ende daerom wyl gelyeven an te nemen dese laste ende folbrengen dyt iudicium, tot costen der kynderen. Item oftet geboerde dat dese drye gebroeders onder malcanderen conden verdragen ende dye twee kennen wilden syne iudicio doctorum den derden dye geleertste te syne, dat sullen sy mogen doen, soeverre ende indyen tsulfte geschyet sine fraude ende 326 5 10 15 20 25 30 35 40 45 cullusie, te weten dat sy dat forndeel nyet en deylen oft dye ene den anderen nyet af en coept. Want ick geenderleye wys dyt forndeel wyl gedeelt hebben, mer sal dyt forndeel tot ewygen tyden [by den] ander blyven, sonder te mogen worden geschoert, ende alsoe den enen nae den anderen worden confereert, als dat opt langste in den leenbrief wordt verclaert, denwelcken in alle syn articulen ick wil onderholden hebben als dyt testament. Ende oft dye gebroeders sonder te experieren dyt iudicium dyt forndeel deylden, t[sy dan] aperte ofte collusive, so sullen dye susters dit forndeel een van hen susters moegen geven, doch nyet deylen noch afcoepen ofte collusie maken. Ende oft sy hyerin versuymlick waren ofte ter contrarie deden, soe wil ick dat K.M. tsulfte sal hebben, op condicien als foeren. Item dyt iudicium en sal gheen van dy drye geb[roeder]s mogen versoecken ofte begeren eer dat dye jongste, te weten Werp, fyf ende twyntich jaeren olt is, dyewelcke geboren is int jaer Ons Heren dusent ffyfhondert fyf ende dertich, den fyerden dach februarii, ende dye ander twee syn van eender drachte ende syn drie jaren older. Ende alsdan ofte daernae s[ullen sy] ofte een ygelyck van hen an den forscr. heren versoeken het iudicium, dye dye ander daertoe sullen verwyttigen ofte citeren. Ende indyen enich van hoer drye gebroders nae dye derde verwyttinge uuthblyft, sal dyesulfte daermede versteken wesen van dat forndeel, ende gerekent worden foer ee[n] dye nyet en kan, ende sullen dye ander twe daeromme contenderen. Ende bleve dye twede oeck uuth, soe sal dyeghen dyet iudicium versocht heft, tforndeel sonder enige tegenseggen hebben. Item oft dese dye dye geleertste declareert wort, gheen kynderen en crege, so begere ick dat hyt fornde[el] wyl vermeerderen, ende also syns broders kynderen verwecken ofte bewegen te studeren, als ick nu doe. Ick wyl dat dit forndeel tot gheender tyt sal mogen vervallen uuth dye graede van my descenderende. Ende soeferre alsser syn manspersoenen, descendenten van dye soens, dye sullen den d[es]cendenten van dye dochters altyt prefereert worden. Mer <alsser>a alsulcke descendenten van mans persoenen (te weten van enich van dese drie sonen descenderende) nyet en syn, oft dat sys onwerdich syn doer enige redenen, in den leefbryef oft hyer specificeert, so salt mogen worden confereert enige van dye descendenten der dochteren forscr. Item ofte dese drye soens hylckten an edele personen, ende storve enich van hen eer dye jongste fyf ende twyntich jaren olt wort ende eer dat iudicium ghynck, soe wyl ick dat dye ander sonen dye toe lyf blyven, dat iudicium sullen experieren ofte laten gaen. Ende storff daer dan noch een van beyden eer dat iudicium ghinck, ofte eer dye ene den anderen cedeerde, soe wyl ick dat dyeghene dye dan laetst toe lyf blyft, tsulfte forndeel sal hebben. Ende oft sy alle drie eer dye tyt storven, ende mansoer achterlyeten, by edele frowen in echte genereert, so sullen dye daerom studeren als hoer vaders gedaen hebben, ende wil dyesulfte ordinancie onderholden hebben onder hen, myne neven, als hoer vaders, myn soens, in alsulcke gevalle. Ende indyen disse drie soens alle drye sterven sonder mansoer, getogen als forscr., eer dyt iudicium gegaen is, ende Womck, myn dochter, leeft, soe wil ick dat sy dit forndeel sal hebben, ende alsoevoerts tot dye jongste toe, doch als ick foer gesecht hebbe, thoe weten in gevalle oft dye soens ende Wompck an onedele personen hylckten. Mer is dat iudicium gegaen, soe sal dyeghene dyet doer tiudicium vercregen heft, soeferre als hy ofte syne broders gheen echte soens hebben, synder dochter mogen erven, dyewelcke alle a Aangevuld naar BC, ontbreekt in A. 327 5 10 15 20 25 30 35 40 45 tyt sal moten onderholden den leenbryef, gelyck oeck alle andere personen sullen moten doen daer dyt leen an vervallen sal. Mer hebben syn broders soens ende hy gheen, soe salt nae syn doet op een synder broders soen vallen, dyent dye vryenden dan sullen mogen confereren nae hore gelyeven, onderholdende nochtans alle tyt den leenbryef in alle syne puncten. Item int euwich en sal nyemant Tyarde huus ofte dyt forscr. forndeel mogen gebruucken, besitten, ghenyeten enige proprieteyt, eygendom ofte onderwynt van dyen hebben, anders dan dye van my comen in descendenti linea, van edele mannen ende frouwen in echtlycke staet gegenereert. Dyt naebescr. ist forndeel daeraf mentioneert wort. Ten eersten Tyarda huus ofte slot, schure, langhuus, sampt alle datghene datter eerdfast ofte nagelfast is, sowel tgene dat by Moed ende my ofte by enich van ons noch getymmert sal worden, als tgene dat nu getimmert is, daertoe dat hoff met al tgene dat op Tyaerda state op Rensmageest by my geplantet is ofte alsnoch geplant sal worden, ende oeck mede al dat land daertoe behoerende, welck ick hyr om der cortheyts wylle overslae, want ickt breder in dye rekeninge verclaert hebbe, met eer, feer, heerlicheyt, swaenejacht, hornleger, eygendom, ghewalt, dick, wick, ende alle profyten ende lasten daerop hoerende, met dye tenye in dye buren, dyewelcke alle tyt tot Tyaerda huus gehoert heft, ende daerom oeck nu daeran blyven sal. Item noch sal hy hebben tot forndeel dye gewalt van dye cappellanerie dye nu corts opper Gheest fundeert is, daer her Douwe dye eerste cappellaen op is ghewest, her Sybrant dye twede. Want dat goet daer Wopke Jan zoen nu op woent, liggende in Dantumwold, my toe compt, toe weten wattet beter is dan drye fl. jaerlyx, dyewelcke drye fl. onse patroen t<o>ecomen, ende dat corpus van dyesulfte cappellanerie plach onse pastoer toe toe comen, welck Wyts Jongema assigneert hadde densulften, als dat brief daeraf gemaeckt, breder vermelt, also dat wy dysse cappellaenscap nyet conden funderen sonder consent van heer Gotschalck Jongema, ritter, een sone van Wyts Jongema, dye my toe wille daerin consenteerde ende in my alle syne gerechticheit transporteerde, luyt den brief daeraf synde. Ende doe verordineerden wy dat hyr toe ewige tyden een cappellaen solde op geholden worden, mer het solde gheen beneficium wesen dan een officium, ende dat dyeghene dye Tyarda huus toequame, hem solde mogen afstellen ende een ander in syn stede setten, soe dyckwyls alst hem geliefde. Ende dysse cappellaen solde onse olde pastoer, heer Ylo, lhasten verwaren, soelange als dye leefde ende nyet langer, want nae syn doet soldet Tyaerda cappellaen heten. Nyettemyn oft dyt in toecomende tyden emant solde willen wederroepen ende dat nyet toelaeten, ofte dat dy heren hen hyrvan solden willen onderwynden met presentacie ofte placet, ofte dye gheestlycke here met institucie ofte anders toe geven, soe sal dye pastoer syn renthe weder nemen, dye patroen syn drye fl. renthe, Tyarda huus oft dyeghene dye dat besittet, weder nemen tgene daer dat forscr. goet beter is dan dye bovenmentioneerde drye fl., ende dat foert holden ende gebruucken tot synen wille ende gelyeven, ende sal alsoevoerts mede blyven an dat forndeel. Dan is dye kercke behoeftich toe tymmert, ende dye heerscappen met den pastoer geraden dochten een tyt van jaeren ledich ende onbedyent te laten, ende also dye rhenten een tyt van jaren tot des patroens profyt op te boeren, consentere ick aldaerin om dye kercke daermede op te tymmeren, soeferre ende indyen dat foernoemde cappellaenscap also alheel appliceert wort, ende dye dan Tyarda huus besyt om alsulcx requireert wordt, dyewelck tsulffte nyet sal mogen weygeren, mer sal nerstich opsicht daerop hebben dat dye rhenten nyet ondergesteken worden, ende dat sy emmers moegen comen tot des patroens profyt, ende daernae salt weder een cappellaenscap wesen. 328 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Noch sal hy hebben dye ghewalt ende opsicht opt gasthuus op Rensmageest, dat dye arme luuden daer gheen oneerlick regiment in holden, ende den gasthuusmester op ende af te setten soe dyckwyl alst hem goed duncken sal, want myn forvaders tsulfte fundeert ende tlandt daertoe gegeven hebben, ende ick dat huus daer nyes op getymmert hebbe, alsoe dat daer nyemant anders seggen toe en heft. Noch sal hy hebben toe forndeel dat lytyck goed bute Weel, daer Wybe Doeckle zoen nu op woent, welc lecht naest dye forscr. cappellaenscap, ende nu somwylen mede an Juusma gebruuckt wort, ende daertoe dye cleyne sate, liggende bute Weel, opt noerd van dat terp op dye Sandbrecken wal, daer Lolcke Feycke zoen nu ter tyt op woent, met alsulcke landen als daer an ofte toe gescr. syn in dye foermentioneerde rekenscap. Des sal hy jaerlyx weder betalen fyf golden fl., te weten den pastoer in dye Feenwolden jaerlix fyerdehalff fl., ende dye foegden van Sint Johanneswolde anderhalf fl., dyewelcke oeck plaegen te boeren fyerdehalf fl., mer van hen hebbe ick twe fl. afgecoft. Noch sal hy hebben tot forndeel wat Juussma state, soe sy in dye reekenscap stelt is, beter is dan fyer fl. renthe dye Anna daeruuth boeren sal. Insgelycks sal hy hebben wat dye sate daer Yds bute Weel op woent, beter is dan sestehalf fl. dye Syts ende twe fl. dye Womck daeruuth boeren sullen. Noch sal hy hebben toe forndeel wat Haryngs goed buute Weel beter is dan twe flor. dye Womck daeruuth boeren sal jaerlyx. Noch sal hy hebben Jan wevers stede, liggende naest opt oest an dye prebendariusstede. Noch dye stede daer Take ende Anna nu bewonen, liggende naest ant gasthuus. Noch Arent tappers stede. Noch Doeckle Loukefoeys stede. Noch des barbyers stede ende huus, indyen ickt nyet vercope foer myn doet. Noch een cleyn sate, geheten dye Borch, daer nu ter tyt een op woent genoemt Peter. Noch Jans goed op dye Horne. Item hy sal oeck hebben wat dye cleyne sate (daer Jan Reyn zoen nu ter tyt op woent) beter is dan drye fl. twyntich st., dyewelcke drye fl. ende twyntich st. ene van dye andere broeders jaerlix daeruuth sal boeren. Item hy sal hebben lyttye Luwe steed, ende [Si]wrd kystemakers stede, daernaest opt oest, ende lytke Siwrd Wopke mans stede, daernaest liggende. Noch dye stede daernaest, daer Ayl moer ende Jancke, hoer soen, op wonen. Oeck sal hy hebben Merten faers stede, insgelycks dat lant ende dye stede dye Olfert ende Anna gebruucken. Hy sal oeck hebben dye stede daernaest liggende, daer Sape fysscher nu op woent, te weten wat dye beter is dan fyer ende twyntich st. naecte renthe, sonder gewalt, dye Mary jaerlix daeruuth boeren sal, alsoe dat hy de gewalt hebben sal. Noch sal hy hebben dye stede daer Albert smyd nu op woent, ende dye stede daer Buwe fisscher nu op woent, ende insgelycks dye westerschen hoeckstede by dye brugge, op dyewelcke Take tapper nu woent. Insgelycks sal hy hebben Gaytyen backers ende Wopke cupers steden, soedaene als dye nu synt. Hy sal oeck hebben dye stede daer Peter scoemaker op woent heft, dyewelck Wopcke cuper in dye huyr heft, ende hy ofte syn soen dyt naeste jaer behuusen sullen. Hy sal oeck hebben dye fyer steden daer aldernaest liggende opt oest, te weten Andries Sytye zoen, Syds Kuukens, Ede Eynte zoen ende Peter wevers steden, soedanich als dye nu synt. Noch sal hy hebben dye gewalt van dye stede daer Frans ende Neel op plagen te wonen, ende nu Jan Lenart zoen ende Lenart, syn soen, op woenen, myt tgene daer hy beter is dan fyfthyn st. renthe, dyewelcke fyftyn st. rhenten een van dye andere soens jaerlix daeruuth hebben sal. Noch sal hy hebben dye stede daer Peter Symons zoen ofte Peter Schernebroer nu op woent. Hy sal oeck mede hebben dye gewalt van dye stede myt dat lant daer Eynthe faer ende Rynts moer bruuycken, welcke stede gelegen is tusschen des molenars huusstede ende des pastoers cleyne sate daer Jan scomaker nu op woent, te weten wat hy beter is dan fyer ende 329 5 10 15 20 25 30 35 40 45 twyntich st. renthe dye Mary daer[uuth] boeren sal. Hy sal oeck mede hebben int forndeel des molenars huusstede. Hy sal oeck hebben dye gewalt van dye drye goeden in dye Swarte wolde daer Peke, Sywck ende Syte nu bewoenen, salf dat een van dye ander twe broders jaerlix uuth Peke saete sal boeren acht fl. ende sestyn st. renthe, ende dye ander van dye twe broeders uuth Siwcks sate (daer Bocke, Siwck swager, nu op woent) sal boeren alle jaren drye fl. twyntich st., gelyck dyesulfte uuth Jan Reyn zoen sate oeck drye fl. twyntich st. sal ontfangen als voeren verclaert is. Ende uuth Syte goed in dye Swarte wolde sal Anna, myn dochter, ontfangen jaerlix drye fl. ende fyerthyn st. Ende al wat disse forscr. goeden ofte saeten myt tlandt dat daer toe gescr. is in dye rekeninge, beter syn dan dysse forscr. renthe, dat sal syn forndeel wesen. Des sal hy dye andere susters ende broeders goet syn voer dye rhenten dye sy daeruuth sullen jaerlyx boeren, opdat sy hoer rhenthen nyet byster worden ende Tyarda huus dye gewalt mach holden. Noch sal hy mede tot forndeel hebben myn nacht, welck is dye anderde nacht van dye fyer tenyen, te weten dye Galghetenye, dye Herntenye, dye Boschtenye ende dye Haltenye bute Weel. Noch sal hy hebben twaleff fl. renthe, liggende toe Bilgaert, ende hoert mede onder dye clocke van Lewerden, waeraf dye tyn fl. forsettet syn ende dye twe fl. nyet, ende dye forsette renthe sullen weder ingelost worden als foeren verclaert is. Item hy sal oeck hebben, indyen ickse nyet vercope, alle dye leyen liggende op Noerdermerder fenen in Tyetyercksteradeel, met tgene datter op gepotet is ofte noch gepotet sal worden, soewel Moede deel als myn deel, want sy niet allene in dese artikel consenteert, mer sy consenteert hem oeck hoer andeel van dat tymmert, beplantynge ende verbeteringe van Tyarda huus, soe groet ende cleyn als dat is ende breder in dye rekeninge uutgedruct wort. Insgelycks heft sy consenteert dat hy tot forndeel sal hebben alle den huusraed dye op Tyarda huus ys ofte syn sal ter tyt vant overlidene desgheens dye van ons beyden langst leeft. Want wye van ons beyden langst leeft, dye sal dat gebruucken moegen soelange als hy leeft, mer nae ons beyder doet sal hyt mede holden ant forndeel myts oeck alle dat sulverwerck daer wy nu hebben ofte hyrnaemaels sullen doen maken, welverstaende drinckvaten, hantvaten, soltvaten, lepelen ende dergelyck dat tot dye tafel ende huusraet behoert, mer gheen sulver rhyemen, ketenen, sulveren ofte gouden, dyewelcke Moed ende myn dochteren sullen genyeten, soeferre als daeraf nyet disponeert wort by Moede ofte by my. Ende dysse roerlycke goeden sullen hem overlevert worden by inventarys, ende salse hebben, holden ende gebruucken op alsulcke condicien als dat leenbrief, daerop gemaeckt, breder vermelt. Item hy sal oeck mede hebben tot dat forndeel nae Moede ende hoer susteren doet dye twe fl. renthe uuth dye sate toe Hallum daer Gosse op woent ende her Ju Botnye erwen toecompt. Hy sal oeck mede hebben toe forndeel dat tychelwerck, staende by Dockum, met alle dye gerechticheyt dye wy daertoe hebben tot dat land te delven ofte gebruucken, alles als welcke land dye van Claercamp toecompt, dan wy op sekere contracten in dye huur hebben, als dye bryeven dat breder vermelden. Mer hyraf sal hy nyet genyeten eer syn moeders doet, ende daernae sal hy gheven twemael hundertdusent steen, van dyer groete als dye syn, dye wye geven tdusent foer twe goltfl., te weten een ygelyck van dye andere twe soens hundertdusent steen. Ende indyen dye ene soen Sytyema sate kryget, soe sal hy nyet meer dan fyf ende twyntichdusent steen hebben, ende dye Ydsinge kryget, dye sal hundert ende fyf ende tseventichdusent steen hebben. Ende sterft dye ene van beyde soens ende dye andere soene Sytyema kryget, soe sal dye hebben fyftychdusent om van hemsulfs vertymmert te worden, mer hy noch oeck die ander broeder en sullen hoer steen nyet mogen vercopen. Kryget hy 330 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Sytyema nyet ende dye ander broeder doet is, soe sal hy hebben twemael hundertdusent steen om daermede te tymmeren, soealst hem gelieven sal. Mer wat hy sulfst nyet vertymmert, dat ende sal dye broeder hem nyet schuldich wesen toe geven, want sy beyde van dysse forscr. steen gheen sullen moegen vercopen. Ende hyrmede sullen myn kynderen afgescheyden syn van dat tichilwerck, ende of dat lant op dat tychilwerck soelange nyet geduurde om steen daeruuth te mogen backen ofte dat wyt nyet behylden, soe sal hy dye ander broeders van dye forscr. steen nyet schuldich zyn. Hy sal al dysse forscr. steden, saten ende tforndeel hebben met alle tlant dat hen toe ofte angescr. is in dye rekeninge, met alle dye grasinge in Suarte woldeme ende der buren meenschar, ofter enich meer mochten wesen dan den goeden oft saten forscr. in dye mentioneerde rekeninghe toe ofte angescr. syn. Item dyeghene dye dyt forndeel toegekent wort, sal tsulfte in toto nec in parte, om gheenderleye oersake, hoe groet datse oeck sy, vercopen, versetten, verwisselen noch gheenderleye syns alieneren, noch oeck transporteren ofte cederen mogen in enige freembde handen, by verboerte vant forndeel forscr., mer hy salt syn broders wel mogen cederen. Insgelycks sal hy wel ytlycke landen van tforscr. forndeel mogen verwysselen tegen dye andere lantheren op Rensmageest, dat elcke sate hoer landen foegelick by eenander cryget, dat sal hy mogen doen soeferre als hy nyet toe en ontfanckt, doch dat hyt den vrienden op dye vergaderinge foeralle ende eerst toe kennen gheve om by hen consenteert te worden, want sonder tconsent van hen wyl yck dat alsulcke alienacie gheen stal sal grypen, als dat leenbryef dat breder vermelt. Want oft hy dye dit forndeel tot enige tyden besittet, dyt alheel ofte een deel daeraff solde willen verwysselen tegen enige landen, rhenten ofte heerlicheyden in andere landen, gretenien oft dorpen gelegen, dat en sal hy nyet mogen doen, by pene als foren. Want dye reden waerom dat ick dyt forndeel aldus ordinere, is dese, dat ick dye eerlicke stamme van Tyarda wyl hebben geholden in eere, ende dat Tyarda huus sal hebben op Rensmageest ghewalt ende gebyet (foerbeholden Keyselycke Maiestaet syn overheyt ende heerlicheyt), twelck doer ghene andere middelen kan geschyen dan als forscr., te weten dat hy op ende vant lant mach setten ende stellen wye dattet hem gelieft. Dye van dye drye gebroders dyt forscr. forndeel toeiudiceert wort ofte kryget, dye sal dyt naebescr. parceel hebben foer syn deel van myne goeden. Int eerst sal hy hebben Aeltye goed toe Hyannum, welcke is jaerlyx sestyn golden fl. Noch sal hi hebben Renger wevers goed toe Hyannum, fyftyn gollden fl. Kempe Swetye zoens state hoeren my in toe thyn pondematen, to weten dat terp ende wat leyt bynnen dye terpsloet, twelck hyr gestelt wort op fyer fl. renthe. Noch sal hy hebben dye saete, oeck liggende toe Hyannum, daer Aucke ende Gaults op woenen, welck hyr gestelt wort op negen fl. Noch sal hy hebben dye moelen op Rensmageest, welck hyr gerekent wort op thyn fl. rhente. Noch sal hy hebben myn deel van dye landen in den Westenfelde, te weten dye in dye mentioneerde rekeninge maken dye fyerde masse, dyewelcke massa alheel groet is aldaer fyertyn fl. soeven st. rhente, ende alsoe wort sy alhyr gestelt, want hyse alheel hebben sal, alsoe dat dye summe van dyt syne parceel sonder tforndeel groet is acht ende sestich fl. ende seven st. rhente. Ende oft hy hylckt an een onedel frouwe ofte buten syn moders ende vryenden raet, soe en sal hy van dyt forscr. forndeel nyet hebben als foeren verclaert is, ende van dyt parceel en sal hy niet meer hebben dan Aeltye goed, Ryngers goed ende Aucke goed, want hy met dese drye goden meer dan syn legittima wech heft. Wat dit parceel meerder is, wyl ick dat dyeghene dye nae hem hebben sal dat forndeel, tsy dan by het iudicium der doctoren ofte by belyvinge der vrienden. 331 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Ende gemaeckt synde het een broders deel myt tforndeel, soe folgen nu hyrnae dye ander twe broders deelen. Item int eerste Scheltema oft Ydsinge state toe Husum, myt dat tymmert ende beplantinge datter nu is oft noch by my ende Moed getimmert sal worden, alsodaen als Merten dat nu ter tyt bruuckt ende bewoent, ende wort hyr gestelt op twee ende dertich fl. renthe. Noch die saete achter Scheltema ofte Ydsinge boesdoer, daer Claes Wolter zoen nu ter tyt op woent, welck hyr gestelt word op een ende twyntich fl. Noch dat cleyne goed toe Husum, daer Hobbe op woent, liggende tegen Ydsinge hoff over tDyep, ende wort tsulfte hyr gestelt op drye fl. ende een ende twyntich st. rhente. Noch sal hy hebben dye stede, liggende toe Husum by dat kerckhof, tegen des vicarius huus over, ende dye wort hyr gestelt op achtyn st. rhente. Noch sal hy hebben dye gerechtichheyt van dye fisschenien in dye Eesne wey, liggende tusschen Rensmageest ende dye Feenwolden, dyewelcke ick gecoft hebbe van Romke Rynthye zoen ende Auck, syn moer, ende wort dyesulfte fysschenie hyr gestelt op fyertyn st. rhente. Noch sal hy hebben uuth dat goed daer Poepe Obbema erwen toecompt (gelegen op Rensmageest in dye Wynige horne), fyerthyn st. rhente. Noch sal hy hebben fyerdehalf pondemate mede, liggende op Rensmageest, opt ost in een stuck lants, hetende dye op dye Hoege fenne, naestlegeren als in dye rekeninge specificeert worden. Noch sal hy hebben uuth dat goedt, liggende op Rensmageest in dye Swarte wolde, daer Peke nu ter tyt op woent, acht fl. sestyn st. naecte rhente, sonder gewalt. Insgelycks sal hy fyftyn st. naecte rhenten hebben uuth dye stede, liggende op Rensmageest, daer Jan Lenart zoen ende Lenart, syn soen, nu ter tyt op wonen. Van dysse leste twe perceelkes sal Tyarda huus ofte dyeghene dye dat kryget dye gewalt hebben, ende wat si beter syn dan dysse forscr. renthe, des sal hy alle tyt staen foer dye betaelinge ingevalle oft dye meyer qualyck ofte nyet en betaelde, alsoe dat dyt parceel, gelyckt hyr gestelt is, groet is acht ende sestich fl. Twede broeders deel van dyeghene dye dat forndeel nyet en forcryget, wort hyrna nu gestelt. Int eerst dat goed thoe Rheysum daer Aesge op woent, ende wort hyr gestelt op derthyn fl. rhente, nyettegenstaende dat ick Kempe Bleckne daer fyer mansmad van vercoft hebbe. Ende dat goet, oeck gelegen toe Rheysum, daer Sipke nu op woent, ende wort hyr gestelt op soevendehalf fl. renthe. Noch sal hy hebben dat goed toe Baerd, in dat dorp Jeslum gelegen, daer Oege Haye zoens wedwe op woent, ende wort hyr gestelt op seventhyn fl. ende fyertyn st. Noch sal hy hebben dat goed daer Jeppe Gerroltsma nu ter tyt op woent, soefeel als ick daerin hebbe, waeraf breder declaracie in dye mentioneerde rekeninge gedaen wort, twelck hyr wort gestelt op elliff floreen twe ende twyntich st. rhente. Noch sal hy hebben dye helfte van dye sate toe Boxum daer Jan Olfert zoen nu ter tyt op woent, dyewelcke halve sate myn van Auck, myn moye, besproken is, ende wort hyr gestelt op twalef fl. rhente. Des sal uuth dese myne helfte jaerlyx boeren Wyck (myna nichte, wonende in Sinte Anna cloester toe Lewerden, soelang als sy leeft ende nyet langer) een fl., dyewelcke ick hoer hyrtefoeren in dytsulfte testament besproken hebbe, ende nae hoer doet salt fallen op denghenen dye dyt parceel cryget. Noch sal hy hebben uuth dye cleyne sate, liggende op Rensmageest in dye Swarte wolde, daer Bocke nu ter tyt op woent, drye fl. twyntich st. naecte rhente. Insgelycks sal hy hebben uuth dye cleyne sate, liggende op Rensmageest in dye buuren, daer Jan Reyn zoen nu ter tyt op woent, drye fl. ende twyntich st. naecte rhente. Want van beyde dysse cleyne saten is dye gewalt gescr. an a In plaats van: Wick (myn in A: (Wick myn. 332 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dat forndeel van Tyaerda huus, ende sal toe ewighe daerby blyven, des sal Tyarda huus hem goet syn voer syn rhenten. Item oft enige van disse twee broeders mishylckte an alsulcke personen als foeren van dye andere kynderen geseyt is, dye sal nyet meer hebben van dyt parceel dan Oege goed, Jeppe Gerroltsma sate toe Ferwert ende Jan Olfert zoens goed toe Boxum, ende daermede heft hy meer dan syn legittima. Wat dit parceel groeter is, dat sullen dye ander kynderen dye nyet mishylcken, onder malcanderen deylen, ende in sulcken gevalle sal dye andere broeder hebben Ydsinge parceel. Ende soet nu foerhants schynt, soe en sal Haring Sytyema, myns wyfs broeder, gheen kynderen krygen. Also verhoepen myn huusfrowe ende ick dat hy dye state, te weten dat tymmert, bespreken sal een van onse soens. Ende indyen enich van onse soens Sytyema state cryget, tsy by testament ofte anders, dye sal dyt parceel hebben, ende den anderen broeder Idsinge parceel laten. Ende oftet ghefyel dat dyeghene dye Sytyema state van Haring toegelecht worde, by den doctoren declareert worde dye geleertste te syne, soe sal hy ene van beyde dye broeders, welck dattet hem gelyeft, Sytyema state gratis ende om nyet overdragen, ende in sulcken gevalle sal dye derde Ydsinge state to Husum hebben. Ende wyl hy dat nyet doen, soe sal hy Tyarda state noch dat forndeel nyet ghenyeten moge, mer sal hebben dyeghene dye de geleertste naest hem is. Hyr sal dye geleertste koer an hebben welcker dat hy wyl holden ofte nyet. Item oft Sytyema state an ons soens nyet quam doer enigerleye middele, soe sullen dye twe broers dye Tyarda state nyet crygen, om dysse twe laetste parcelen loeten, ende wye dat Ydsinge toe deel valt, dye sal nae Moede syn moeders doet hebben dye ene sate van dye twee dye ick Moede, myn huusfrouwe, hyrnae bespreke tot hoere lyfstont, welcke sate gelegen is toe Teerns ende nu van een bewoent wort, genoempt Pouwels Tryne soen. Ende dye dat ander parceel cryget, toe weten dat parceel van Reysum, dye sal hebben nae Moede doet dat andere goet dat ick hoer tot hoer lyffstond bespreke, welcke gelegen is toe Hallum ende wort genoempt Ael[i]kema, ende wort nu bewoent van Albert Jancke zoen. Ende van dysse goeden en sullen sy hen nyet mogen onderwynden soelange als hoer moeder leeft, mer daerna sullen sy daermede mogen doen als hen gelyeft, sonder tegenseggen van hoer broders ende susters, soeferre als sy nyet en myshylcken als foeren verclaert is. Mer wye nu mishylckt van hen beyden, dye sal hyr nyet aff hebben, mer toefreden wesen met syn legittima, dye hem hyrfoer toegescr. ende assigneert is. Ende in sulken gevalle sal dye een van disse saten fallen mede an dat forndeel tot Tyarda huus ende daeran blyven tot ewygen dagen. Item nae dat eerste jaer myns doets soe sal Kynsch hoer parceel antasten ende orbaren tot hoer belyeven. Insgelycks sal oeck doen mogen Mary, behalven dye ffyf fl. renthe in Popkema state toe Weydum, dye sal sy nyet boeren soelange dye ander dochters nyet gehylckt zyn ofte anders bestedet, mer sal Moed ofte dye mombars boeren van dye andere dochters daermede te cleden ende uuth the geven. Mer der ander kyndere goeden wyl ick dat byeen sullen blyven in een masse, soewel tforndeel als het andere, ende dat Moed daeraf dye administracie sal hebben indyen sy nyet weder hylckt. Insgelyck sal sy bewonen Tyaerda huus ende onse roerlycke goeden gebruucken hoer leven lanck, ofte tenmynsten totdat het iudicium tusschen dye broeders gegaen is. Ende van dysse rhenten ende goeden sal sy dye dochteren mettertyt beraden, cleren, clenodien ende huusraed geven als syse sal besteden, tsy in echte state ofte anders, soe foel ende weynich als hoer sal gelyeven ende dye tyt eysschen sal. 333 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Ende oeck sal sy dye soens te schole holden hyraf, ende sy sal oeck macht hebben in te holden van een ygelyck van onser beyde dochters parcelen thyn fl. jaers om dye andere dochters mede uuth the geven als foeren ende dye soens te bat tho onderholden, twelck sy alles sal moegen doen nae dat sy die kynderen kan besteden. Ende en wyl oeck nyet dat dye dochteren sullen clagen oft sy dye eene tghele parceel geeft ende dye ander nyet. Ende als dye dochteren alle uuthgehylckt syn, soe wyl ick dat dye drie parcelen der sonen met dat forndeel sullen bliven een massa, een got ende een pot, totter tyt dat dye jongste fyf ende twyntich jaren olt is, ende alsdan, het iudicium gegaen synde, sal een ygelyck van hen mogen nemen syn parceel, ende nyet eer. Ende wyl ick oeck dat Moed, myn huusfrowe, op Tyarda huus sal blyven wonende hoer leven lanck, indyen sy nyet weder hylckt. Mach sy met denghenen dyet toe dele falt overeen, soe ist goet, mach sy nyet met hem overeen, soe sal sy dye doere van dat sale mogen sluten ende holden foer hoer dye grote camers, dat stens, dye coeken, onse slaepkamer, dye camer daerby, dat brouhuus, met dye uuthganck tot der brugge, aldaer uuth ende in gaende. Ende nae hoer doet salt hebben dyeghene dye Tyaerda huus kryget. Item oftet geboerde dat enige van dese soens soe quaetwyllich ware dat hy ymers gheenderleye wys wilde leren, mer hem begaf in kryg ofte enich joncker te dyenen, ende daerdoer ofte enige andere oersaken dye schole verlyeten, ende alsoe middelertyt troude eens goet edelmans dochter aleer dit iudicium gaet, dye en sal van dyt forndeel hangende dese tyt van het studium nyet mogen genyeten, noch van dye parcelen der sonen en sal hy bynnen dyen forscr. tyt nyet meer genyeten dan fyftich fl. naecte rhente, ende wattet beter is, sal te bate comen dyeghene dye in studio syn, ende dat totter foerbenoemde tyt. Ende in sulcken gevalle sal hy nyet mogen loten om dye koes, mer sal dye ander dye koer hebben dye mede studeert, mer tforndeel nyet vercregen heft, alsoe dat hy sal moten nemen tgene dat dye ander broeders nyet en wyllen. Hy en sal oeck nae Moede doet gheen van dye forscr. twee saten hebben, mer sal dye ene dye hy solde gehadt hebben, onder dye twe broeders dye studeert ende het iudicium experieert hebben, gelyck gedeylt werden, soeferre als sy nyet mishylcken. Ende mishylckt dye ene ende dye ander nyet, soe sal dye dysulfte sate mede tottet forndel hebben, mer heft hy mede studeert, al is hy nyet recht geleert, soe salt blyven alst eerst gestelt is. Item ick wil dat Moed, myn huusfrowe, sal hebben hoer leven lanck ende nyet langer dye helfte van dye gecofte landen ende rhenten, soeals hoer dye in dye mentioneerde rekeninge by my togelecht ende toegescr. syn foer hoer deel, mer salse nyet mogen vercopen ofte alieneren, dan nae hoer doet sal syse weder erwen op onse beyde kynderen, ende dat daerom want sy gheen schade sal hebben van dye landen dye ick forcoft hebbe. Ende sy heft my alsulcks geloeft ende is aldaermede tefreden. Sy is oeck tofreden van hoer deel van Tyaerda huus, van hoer deel van dye leyen, mytsgaders oeck hoer deel van dye roerlycke goeden, gelyck dat hyrfoer by my disponeert is. Item ick heb begeert an myn huusfrowe dat sy nae myn doet, indyent hoer mogelyck is, nyet weder wyl hylcken, dyewelcke my tsulfte heft toegesecht, indyen hoer God almachtich alsulcke gracie wyl verlienen, om dyewelcke gracie sy ende ick den almachtigen God hertelyck wyllen bydden. Ende ofte dye almachtige God hoer dye gratie nyet wilde geven, soe mach sy hylcken in den name des Herens. Ende sy hylcke ofte hylcke nyet, sy sal evenfoel thoe lyefgifte hebben van myn goeden (hoer leven lanck gebruucken ende genieten), te weten Aelikema goed toe Hallum, also dat Albert Jancke zoen nu bruuckt, ende daertoe Pouwels Tryne soens goed toe Teerns, soeda334 5 10 15 20 25 30 35 40 45 nich als hy dat nu bruuckt, doch soeferre als sy een edelman neempt. Mer neemt sy een onedel man oft dergelycke andere, soe sal sy dese lyefghyfte nyet hebben, noch oeck alle het ander dat forscr. is, dan alleenlyck hebben ende holden tgene dat sy medegebrocht heft, tsy dan landt, rhenten, huusraed ofte anders, ende daertoe tgene dat tot hoer lyf behort. Ende in sulcken gevalle sullen dye soens ende kynderen ofte dye foermombers mogen antasten alle tgene des forscr. is, ofte des sy van mynentwegen solde hebben genyetet. Noch sal Moed hebben twee fl. rhente uuth dye saete daer Gosse toe Hallum op woent. Des sal sy weder missen dye twe fl. rhente uuth Gottema state in dye Feenwolden, dyewelcke ick Kynsch toegelecht hebbe. Nochtans sal sy dysse twe fl. rhente soelange als hoer susters leven, hoer fyer susters te Foswert jaerlix geven ofte laten boeren van dye lantsate, in forme ende maniere als forscr. is. Ende nae hoer ende der susteren doet so sullen dysse twee fl. rhente fallen ende erwen als foren verclaert is. Item soe gesecht word in dye rekeninge dat ick dye fenen eeth ofte nyet estimere, want ick vermoede dat sy all opgedolven sullen worden by Moed ende my, oftet dan nochtans geboerde dat sy nyet al opgedolven worden, so wil ick dat dye drye gebroeders (indyen sy hen regeren als foren verclaert wort) dye feen by Kempe Wyrd soens huus ende dye negen roeden toe weste by Wopke cupers feen ende oeck mede Ockema feen ghelyck sullen delen, by raed der foermombars dye dan leeft, ende indyen dye alle doet syn, by raedt der vrienden, sonder rechten ende kyven, mer en wyl nyet dat sy dye gelyck sullen delven, dan een ygelyck tsyne. Een igelyck van myn erfgenamen sal dye goeden dye hy van my cryget, hebben ende holden met alsulcke lhasten ende profyten als daerop hoeren, tsy kercklast, syllhast ofte anders, sonder dat dyeghene dye mer naecte rhenten uuth dye goeden hebben, sullen daerop enige lhasten dragen, mer dyeghene dye dye gewalt hebben, sullen dye lhasten daeraf moeten dragen. Oftet geboerde dat enich van disse forscr. kynderen storve foer my, ende daer van by my anders nyet disponeert worde, so wil ick dat tgene daer hem toegescr. is foer syn legittima, dat tselfte sal gedeelt worden onder dye kynderen alle gelyck, mer wat boven dye legittima is, sal alleen gedeelt worden onder dye kynderen dye hylcken an hoer gelycken, want daer en wyl ick Kynsch, noch dyeghene dye doen als sy gedaen heft, nyet van toe. Item besluutende myn testament ende leste wille, soe wille ick, oftet geboerde dat ick corts sterve, opdat myn kynderen dan nyet sonder duanck en syn, ende gotlyck ende eerlyck regeert mogen worden, soe stelle ick tot myn kynderen dye ick by Moede heb (want dye andere al ghehylckt syn ende uuth mynder macht syn) foermombers int eerst myn lieve wyf Moed, soelange als sy nyet weder huwet. Ende daertoe stelle ick foermombers myn lyeve oem Sytye Aylwa, Haring Syttyema, myn huusfrouwe broeder, ende Frans Roerda, myn lyeve neef, betrouwende fastelyck an hoer drye dat syt best om myne wylle sullen doen, tenmynsten dyeghene dye van hem drye my overleven. Ende soelange als myn lieve huusfrowe leeft ofte nyet weder en hylckt, soe sullen sy drye ende een ygelyck van hen onbelastet syn van opboeren ende uuthgeven, dyewelcke laste ick wyl dat myn huusfrowe allene sal hebben. Ende in sulcken ghevalle en sullen myn kynderen hen hyrnamaels nyet moegen afeysschen enige rekenscap ende inventarium, want ickt alsoe wyl hebben. Dan oftet geboerde dat myn huusfrouwe storve, nae ofte foer my, aleer dat onse kynderen beraden ofte tot hoere folcomen jaren syn, ofte dat Moed nae myn doet weder hylckt, soe sullen sy gehouden syn inventarium te maken, ende den ontfang ende uuthgaef te hebben, ende daeraf 335 5 10 15 20 25 30 rekenscap ende reliqua te hebben ende doen als dat behoert, altyt hen regulerende nae dyt testament. Ende beghere an hen dat sy scharpe opsycht daerop wyllen hebben dattet onderholden worde, ende dat sy den kynderen noch nyemants daertegens laeten doen, het coste wattet mach, ende wyl oeck dat sy dese costen van myn goeden sullen nemen sonder teghenseggen ofte becronige van eemant. Oeck beghere ick an Haring, broer, ende Frans, neef forscr., dat sy myn oem Sytye soe weynich willen belasten met reysen alst moegelyck is, het en waer sake dattet groetelyck van noede ware, ende dat sy dyenangaende het arbeyt wyllen annemen ende doen, radende ende consulerende alleenlyck met hem, want hy altehants een olt man is. Ende oeck vermane ick mits desen meester Pieter Rewerd zoen dye fruntscap dye ick by hem gedaen hebbe, ende begere dat hy tbeste by myn huusfrouwe ende kynderen weder wyl doen, ende dye foermombers mynder kynderen trouwelycken dyenen in mynder kynderen saken, ende wyl oeck dat sy hem eerlyck sullen lonen syn dyensten. Desses alles tot orkunde heb ick, Syds Tziarda, testator, myn gewontlycke hanscryft hyronder gescr. ende myn segel an dyt testament gehangen. Ende tot meerder festichheyt van desen soe heb ick gebeden als tuygen desses testaments, van my specialyck daertoe geroepen ende gebeden, den erbaren ende erentvhesten Sytyye Aylwa, Haring Sytyema, heer Johan Roerda, Frans Roerda, Feye Eysinga, Botte Hollinga ende Johannes Wopke zoen, dat sy dit testament om myne wille als tuuygen met hoere segelen ofte signetten wilden besegelen ende met hoere gewoentlycke hantscryften onderscriven. Twelck dye forscr. Sytye, Haring, Frans, Feye ende Joannes Wopke zoen also gedaen hebben. Dan her Johan Roerda ende Botte Hollinga, soe sy gheen segelen bruuckende syn, hebben sy hoer hantscryft hyronder gestelt. Ende dyt testament hebben sy alle tsamen, gelycklyck, op eender tyt, al besloten gesegelt ende onderscr. als foeren, alsoe dat dysse segelinge ende onderscrivinge hen gelyck ofte elck besonder in hoeren rechten onscadelyck sal wesen. Actum Rensmageest, bynnen myn eygen huus, int jaer Ons Heren doe men screeff nae dye styl des Hoofs van Fryeslant dusent fyfhundert ende fyertich, op Sinte Mathias des apostels dach in dye faste, welck is dye fyf ende twyntichste dach des maents februarii gewest doe der tyt. <Ondertekend:> 35 40 45 Meester Syds Tziarda subscripsit. Sytthia Aylwa subscripsit. Haringa Sythiema subscripsit. Frans Roerda subscripsit. Feie Eysengha. Joannes Wopke zoen subscripsit. Heer Johan Roerda subscripsit. Botte van Holdingha. Origineel: A. RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 3. Perkament, beschadigd op de vouwen. Van de zes uithangende zegels onder papier nog aanwezig: 3 (34), 4 (32), 5 (67). Zie over de bezegeling ook B, vervaardigd toen alle zegels nog voorhanden waren: Die principale testament van dese copie is gescreven by de hant van wylen meester Sydts Tzyaerda in twie grote felle francyn, mit blaw gaere an mackanderen gehecht ende genayet, ende daeronder stondt getekent: Meester Syds Tzyaerda. Waeronder hinck een segel, 336 gedruct in groene was, overgedect mit papier. Noch stondt daeronder opte spatie getekent: Sythia Aylwa subscripsit. Waeronder hinck een segel, oeck in groene was gedruct, insgelyck mit een papier overgedect. Noch stondt daeronder getekent: Haring Sythiema subscripsit. Ende hinc daeronder zyn segel in gruene was gedruct. Voorts stondt daeronder getekent: Frans Roorda. Feye Eysinga. Ende: Johannes Wopke zoen. Ende daeronder hingen heur segelen, gedruct in groene was ende overgedect als dandere. Ende noch stondt daeronder opte spatie getekent: Heer Johan Roorda. Botte van Holdynga. In dorso: Testament van salige meister Syds van Tziaerda. Afschriften: B (1569 juli 23, door notaris Peter Rieuwerdts zoen, in presentie van meester Worp van Tziarda). Ibidem. Opschrift: Copia van meester Syds van Tzyaerda testament, myn bestefeder. - C (16de eeuw, naar A). Ibidem. Uitgegeven naar A. Beschadigingen zijn aangevuld naar B. Bij de datering: Sint Matthiasdag viel normaliter op 24 februari, maar verschoof in een schrikkeljaar naar 25 februari. 5 10 15 158 1540 juni 22 Gattzie Abbe zoen 20 25 30 35 40 In den name Godes, amen. Int jaer Ons Heeren XVc ende XL, den XXII dach junii, heeft Gattzie Abbe zoen, cranck zynde van lichame, nochtans guet van verstande, overdenckende den seeckerheyt des doots ende dye onseeckerheyt des tyts van dyen, begeert toe ordineren zyne testament, codicill ofte laeste wille ende dispositie over zyne kynderen, welcke hy geordineert ende gemaeckt heeft in forma ende manyeren naescreven. In den yersten befelende God almachtich in zyne godtlicke gratie ende genaede zyne eedele zyele, ende zyn lichame, naedat de zyele gescheyden zall zyn, der eerden, daer van gemaeckt is. Item vorder legateert ende bespreeckt Gaettzie Abbe zoen vors. Tzallingh, zyn halve broeder, (hic recensenda bona). Item voert institueert Gattzie vors. erffgenamen tot allen zynen andere gueden Sybille, zyn soen, Thryncke ende Teth, zyn dochteren, ende maecket vorder een scheydinghe onder denselve kynderen alzoe dat Sybille vors. sall hebben etc. Ende voert in alle zyne andere gueden gemaeckt Gattzie vors. zynen kynderen vors. gelick erffgenamen, ende ordineert mombers totten selven kynderen heer Jelmer Broersma, pastooer in Oldegae, oldoem, Focke ende Tyaerdt Sybolts zoenen, susterlingen, over den kynderen vors., ghevende denselven vrye ende volcomen macht om denselven kynderen gueden ende persoenen te regeren ende administreren als guede mombers toestaet nae rechte, ende biddende hem om Goedes wille dat zy het best willen doen, als hy op hem betrout, willende ende begeerende dissen zynen testamentea effect toe sorteren ende machtich toe zyn als enich testament, codicill oft dispositie onder zyne kynderen alderbest effect sorteren ende machtich mach zyn nae den rechten, geestelick, waerlick ofte gewoente van desen landen. Orckonde myn selffs handt onderscr. a Hierna het overbodige: ende. 337 Origineel noch afschriften voorhanden. Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, Hs. 1382 (notarieel formulierboek vanaf f. 330), f. 387r-388r. Opschrift: Testamentum. 5 159 1540 augustus 21 Jelle Syricks zoen Harinxma 10 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren dusent vyfhondert unde viertich, opten XXIten dach augusti, heb ick, Jelle Syricks zoen Harinxma te Lyongum, overgedocht die sekerheyt des doots ende die onsekerheyt wanner, cranck zynde in den lichaem, nochtans cloeck ende gesont van mynre sinnen ende memorie, ende heb gemaeckt ende ordinert myn testament, codicil ofte laeste wylle ab intestato, als datselve nae recht ofte gewoente ons landis alderbest stall grypen ende effect sorteren mach. In den eersten zoe beger ick begraven toe worden in die kercke tho Lyongum, ende byspreek Sincte Nicolaes, aldaer patroen, een guedt koe voer myn legerstedt. Item ick instituere ende maeke eerffgenamen tot myn gueden (beholdelycken die legaten ende tgene daer ick ytelycke van myn kynderen tot vorndele voeruuyt geve, als hyernae bescreven sal worden) Kempo ende Syrick, myn twe sonen, ende Foekel, myn dochter. Ende wort my een soene ofte dochter ofte allebeyde geboren nae myn doodt ofte nae datum van desen, dieselve maeke ick mede eerffgenamen tot myn gueden. Item ick substituere myn kynderen ende eerffgenamen elx den ander die sonder echte geborte vorsterven. Ende sterven zy alle tsamen sonder echte kynderen, zoe substituere ick hoerme ofte den lesten die versterft, Syttie Harinxma, myn broeder, ende Mary ende Auck, myn twe susteren, ende bespreck alsdan Teet, myn wyff, twyntich gouden guldens jaers tot haer lyfstondt, ende sal die opboeren uuyt myn staten ende sate toe Lyongum. Item oft Syttie ende myn susters storven sonder echte kynderen, nae de doodt van myn kynderen ofte oeck tevoeren, zoe wyll ick dat myn gueden alsdan sullen comen opt naeste van myn bloedt, ende in den graet blywen van my, ende daer nyet uuyt te sterven. Item ick bespreeke ende geve Syrick, myn zoene, tevoeren uuyt ende tot vorndele myn huuys ende heem, met hoff ende graft, daer ick nu selver bewoene, met die drie reetmeren daer ick ant huuys brucke, als tweten die daer after myn terp lecht, ende by Syttie Hessels zoen huuys ende Claeske heer Gosslyks landsaete huuys an de dyck, hetende Kyck in, ende de steedt met heem ende tuyn daer Syttie Hessels zoen huuys op staet. Item myn landen, behoerende tot myn huuys toe Lyongum, zoe ick deselve daer nu hebbe, sullen tot ewige tyden an die statten ofte huuys voers. toe huyr blyven ende gaen, ende toe huyr gelden gelyck de naestlegers doen, ende dat tot vorndele van Syrck, myn soene voers., ende zyn echte kynderen, ende geen landen tmogen van die saete breken ofte bruycken noch enichsins gealienert te worden, die dese pachtinge solde mogen prejudiceren. Item ick geve ende byspreek tot vorndel Kempen, myn zoen, die renten ofte landen daer ick hebbe leggen toe Oppenhuysen, in die saete daer Gerryt Syrcks nu op woent. 338 5 10 15 20 25 30 35 Item ick bespreke myn lyeuwe moeder tot haer lyfstondt vier koeganck in die saete daer ick nu op woenne, in ende uut, tot hoy ende gras, voer de tien gouden guldens daer zy jaerlix van my boeren solde tot haer lyfstondt, ende daertoe myn opcaemer in toe woenen. Item ick wyll dat Teet, myn wyff, sal mitteruoen blyven int huuys ende op die staten mit myn kynderen, ter tyt ende soelanghe zee wederomme haer in echte begeeft, ende sal bruyken de landen tot vorndel van myn kynderen. Ende als zy weder gehylickt is, soe sal zie die staten ende landen ontruymen, ende die kynderen sullen dan by myn moeder woenen. Ende nae daflywicheyt van myn moeder zoe beger ick ende bid ick Syttien, myn broeder, Mary ende Auck, myn susters, dat zy alsdan myn kynden wyllen ontfangen ende dat beste daermede doen. Item myn erfgenamen sullen dree jaer langh op myn jaerstondt geven dat convent van Nazaret, Nyecloster ende Gennaerd elx een tonne koyts des jaers, opdat zy trouwelyck voer myn ziel wyllet bidden. Item myn eerffgenamen sullen in Lyongum sewen jaer langh delen over my twe weytene broden, alsoe groot als die behoeren toe wesen, ende twe stucken butters. Item ick statuer ende wyll dat zoe wie van myn eerffgenamen disse myn testament ofte laeste wylle nyet onderholt ende voldoet in alle zynen articulen, dat dieselve zyn paert sal vorboeren, ende tsal commen opt closter in der Ylst, ende in dien gefalle sal dat cloester een scaemele proevenaer hebben van onse blodt ofte een arme huyssitten met onderholden ende voeden. Item ick make monden ende tutoers tot myn kynden Syttie Harinxma, myn broder, ende Laes Jongama, myn swager, Doeko Walta ende meester Aggo Broersma toe Sneek, ende bid hoerme om Gods wylle dat zy dat best wyllen doen met myn kynderen, alse ick op hoerme bytrouwe. In kennisse der waerheyt dat dit myn laeste wylle is, zoe heb ick, Jello, myn handt hyeronder geset, ende tot desen als tuygen ende orkenen geroepen ende gebeden den eerentvesthen Laes Jongama, Sipko Abema, Joest Gerryts zoen, Galo Poppe zoen, Claes Nanne zoen, schepenen, Pouwels Reyner zoen, raedtsman, ende Aggo Broersma, secretarius in Sneek, dat zy desen mynen laeste wylle befestiget hebben met hoere handtscryften ende segelen ofte signeten diese bruyckende waeren. Actum anno et die quibus supra. Onder stondt gescreven: Jelle Syricks zoen Harinxma. Laes Jongama. Ick, Claes Nanna zoen, lye als voers. is. Pouwels Reiner soen. Sipko Abema subscripsit onder syn segel. Galo Poppa zoen subscripsit onder syn segel. Joest Gerryts zoen subscripsit onder syn segel. Aggo Broersma subscripsit onder syn segel. De andere vier, als Jelle sulfs, Laes Jongama, Claes Nannes, Pouwels Reiner soen, hoer handt. Ende disse voers. copie concordert met syn principael van worde tot wordt, by my, <ondertekend:> 40 Syttie Harinxma subscripsit. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Syttie Harinxma, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 290. In dorso (= f. 2v): Copie van Jelle Harinxma testament. <M.a.h., 18de eeuw:> Copiele testament van Jelle Harinxma. 339 160 1540 september 12 Heer Hero van Hottinga 5 10 15 20 25 30 35 40 In die naem des [Her]en, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhond[er]t ende veertich, op den twaleffden dach septembris, hebb[e] ick, heer Hero van Hottinga, pastoer binnen Franiker, aengemerckt die sekerheyt des doodts, niet wetende wanneert Godt almachtich nevens my geliven zall, is hyeromme dat ick met rype deliberatie ende voorberaden muede gemaeckt hebbe ende mids desen maeke myn testament, codicille ofte laeste wille in den vuegen als dat nae recht ofte gewoonte des landts alderbest stall ende plaets gripen mach, in manieren als hier nae volcht. In den eersten beveel ick Godt almachtich myn edele zyel, ende myn lichaem der aerden, te rusten binnen Sinte Martens kercke in Franiker. Wider ordineer ick ende maeke dispositie van myn roerende ende onroerende goeden als hiernae geschreven staet. Te weten ick bespreke den heiligen patroon Sinte Marten in Franiker alle myn buecken, groot ende cleyn, zodanich alsse zyn. Vorder bespreke ick Tryn, myn huysvrouwe, eens driehondert enckelgs., dewelcke nae hoer versterven weder op myn kinders sullen vallen. Doch oftet gebuerde dat Tryn hoer tot een man in den echtelicken staet begaff, hoer man ende zie alsdan cautie te stellen tot versueck van myn testaments executoers ende myn kinderen monden, soe dat behoiren zall. Item ick besprecke myn kinderen elcx besundere driehondert enckelgs. eens, ende myn goldt, zilver ende alle myn replicke goeden samentlyck toe delen, uuytgesondert myn buecken, voren besproken, ende uuytgesondert oock twee bedden met hoeren toebehoiren ende ses banckwercks kussens, daer Tryn genieten sall. Item myn kynders elck op ander toe erven bygevall dat yemant van hoer sterfft sonder lyff erven. Ende ick will dat de voors. besprekinghen effect sorteren zullen, in alsulcke gefoeg alsse nae gueder equiteyt ende rechten alderbest plaetz mogen hebben. Wider institueer ick, testator, heer Hero van Hottinga voors., ende maeke erffgenamen tot myn onroerlike goeden, landen, renten, steedpachten, mytsampt tottet geen dat my in onroerlike goeden [***]na myn neeff Haringh Douwe zoen Harinxma sa[ligher] gedachten, myn broeders kynderen, Haringh myn zuste[rs] kynderen, ende Jel, myn zuster, in stirpes ofte by gr[a]edt, doch dat myn erffgenamen voren benoempt myn schulden uprecht zullen betaelen, ende hierteboven myn legaten ende besprekinghen voors. den patroon, Tryn ende myn kinderen gedaen, ende dat van stonden aen in reden gelde, voor ende aleer dat zy treden in de possessie ende gebruyck van myn landen, renten ende pachten voors., ofte anders myn legaten voldoen ende den creditoers conten ter en by provisie, daer myn executoers haer bevoegen in hebben. Ende maeke executoers van myn testament ende voormonden tot myn kinderen dem weerdigen ende welgeleerden heeren Sybren Sipke zoen, prebendaet in Franiker, ende meester Winandt Willems zoen, advocaet in den Hove van Vrieslandt, ende geve denselven meester Winandt in een gratuiteyt van desen acht ellen fluweell, begerende aen hoer dat sy tbeste willen doen om minent willen. a Twee of drie woorden weggevallen door beschadiging. Mogelijk aan te vullen tot: [is aangekomen va]n. 340 5 10 15 20 Ende oftet geboerde dattet my belieffde nae desen tydt enige codicillen te maeken onder myn handt ofte onder handen van enige tuygen, zoe will ick mids desen datse macht ende effect sullen hebben gelyck dit myn originael testament. Desen allen te oorconde zoe heb ick, heer Here van Hottinga, testator voors., myn segel ofte signet myt myn gewoontlike handtschrift hier onder opt spatium disses gedruckt ende gescreven. Ende hebbe noch tot meerder vasticheyt van desen hier toe geroepen ende gebeden als tuygen dem weerdigen, welgeleerden, eerbaren, vhesten ende discreten heer Dirck, pastoer in Dongum, meester Jan Sarius, pastoer toe Tzum, heer Pieter Anthonis zoen, vicaris, heer Sybren Sipke zoen, heer Douwe Hette zoen, prebendaten in Franiker, joncker Rodolphus van Bunaw ende Dirck van Delpht, secretaris der stede van Franeker, om dit myn testament over my ende om myn bede wille met hoeren segelen, signetten ofte handschriften te willen roboreren ende bevestigen. [***]a voorbenoemde zeven personen, als [doer] begeerte ende bede van heer Here van Hotti[nga] voors., gaerne gedaen hebben. Opten dach, m[a]ent ende jaer als voors. is. Den principale [va]n desen waer geschreven in pampier. Onder stond[t]: Here van Hottinga, met een segell in groen was ged[r]uckt. Dominus Theodoricus, pastor te Dongum, mit zyn segell in groen was gedruckt. Zarius subscripsit. Peter Anthonis zoen, priester. Dominus Sibrandus subscripsit. Dominicus Hectoris, presbiter, prebendarius in Franiker. R. van Bunauwel. Ende: Delphus, mit zyn gewoontlike streken, sampt oock mitten signette van voors. Bunauwel, synde dselve segelen ende signetten oock gedeckt met viercante pampierkes. <M.a.h.:> Gecollationeert tegens den principale voors., ende is daermede bevonden te accorderen by my, der stadt Fraeneker secretaris, <ondertekend:> 25 Si. Richeus. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Si. Richeus, secretaris van Franeker, naar A) RAF, Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 36-37. Beschadigd. In dorso: Heer Hero Hottinga testament. Tutores liberorum des wylen m. Gautze repudiaverunt hereditatem. Actum 5 julii anno 57. 30 161 1540 september 23 Jets, weduwe van Tzumma 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende viertich, daghes nae Sinte Mauricius met syn gesellen dach, heb ick, Jets Tzummis achterghelaten weduwe, angesien ende a Twee of drie woorden weggevallen. Mogelijk aan te vullen tot: Twelcke wy. 341 5 10 15 20 25 30 35 40 45 overlecht met rypen sinnen ende met myn beste verstandt nae mynre conscientien ende salicheit mynre zielen, soe sie ick datter op dese werelt niet sekerder is dan die doot ende niet onsekerder dan die ure des doots, ende alle dinghen op dese werelt bennen verghanckelick, hierom heb ick, Jets, <gemaeckt> myn testament oft leste wille ende codecil, als alderbest staen mach nae allen rechten, gheestelick ende werlick, nae mynre conscientie, als ick dat denck te verantwoerden voer dat strenghe ordel Gods. Soe bespreeck ick myn siel God, myn heer ende myn scepper, ende Marie, zyn lieve moeder, ende myn sterflick lichaem die aerde, by myn patroen binnen Sneeck, Sinte Martyn. Item ick maeck aerfgenamen tot myn tytelicke gueden, luttick ende groot als sy bennen, als Wyba Tzummis, Hera Tzummis, Rimmert Tzummis kinderen ghelyck, beholdelick dat hier nae myn conscientie besproken is. Ende wil dit testament ende leste wille oft codicil onderholden hebben, by verboernisse een yeghelick syn aerf oft syn paert gueds, ende datselve aerff of paert guedts sal vervallen wesen an onse patroen, Sinte Marten, ende die armefoegden binnen Sneeck. Item ick bespreeck Sinte Merten ende dat Heylighe Cruys elck een enckelg. Item dat Heylighe Cruys altaer een nye alft of een nye gzaer. Item ick bespreeck seven jaerdelen als ick myn salyghe [T]zumma heb naedaen, nae seed ende plieg. Item aen ytelick van die ander priesteren daer op den jaerstond, als haer vercondicht is, misse doit, een dubbel st. Item desen lasten voersc. leg ick, Jets voersc., op myn gueden ende renten toe Offenwier, daer legghen in Sicka Oghes saet ende daer Sicka nu ter tyt op woont. Ende als dese seven jaren bennen omcomen, soe sullen dese renten ghaen aen die aerfghenamen. Item ick bespreeck te Gau Sinte Nicholaus ende Onse Lieve Vrou elck een enkelgulden. Item ick bespreeck die broeren tot Sneeck myn beste tabbert ende eenen halven enckelgulden aen ghelt voer my ende myn vrinden om sielmissen. Item myn beste huyck bespreeck ick Sas, myn snoor. Item myn middelstea tabbaert bespreeck ick Tzumma Wyba zoen. Item ick bespreeck een lopen weyten an broot om Gods wille. Item ick bespreeck ende gheef toe forndeel Tzumma Wyba zoen een enkelgulden jaerlixe renten. Item ick bespreeck toe forndeel Rynnert Tzummis kinderen elck een enckelgulden jaerlixe renten, ende begheer ende ordineer dat ene kindt op den anderen toe aerfven. Ende ist saeck dat Ryners kinderen voersc. sterven sonder kinderen, dese renten weer toe ghaen an die rechte aerven. Item dese drie enckelgulden voersc. legghe ick op dat guedt ende myn renten dier ick heb legghen ter Zoil in Wygherma guedt. Item ick bespreeck Here myn soens dochter X st. jaerlixe renten, dier ick legghen heb toe Poppenwier. Soe begheer ick, Jets voers., om Gods wille an myn kinderen dat men dit myn testament, leste wille oft codicil wil onderholde, ende wilt oeck vast ende stedich onderholden hebben. Tot orconde van desen voersc. een meerder vasticheyt heb ick beden ende toeroepen orkenen, als heer Johannes Baernts zoen, heer Pieter Claes zoen, heer Nammo Arys zoen, desghelycx heer Siurdt ende heer Dirck, myn naeburen, ende Hemka, ons coster, ende bid dat sy haere hantteykenen als orkenen voersc. willen hieronder a B: mildelste. 342 teykenen ende scryven. Dat wy, orkenen, ghedaen hebben toe bede van Jets voersc. Ende ick, Jets voersc., begheer ende bid heer Merten, ons cappellaen, dat hy dit voersc. testament als een van dese ander orkenen wil onderscryven met syn ghewoontelycke hantteyken. 10 Johannes Bernardi, ob rogatum Jetze. Dominus Theodricus, altarista ad altare Sancte Marie in Snekis, subscripsit. Ego, Suffridus Johannis, protestor manu propria quibus supra. Nammo Arys, altarista Sancti Jacobi, ob rogatum Jeth subscripsit. Hemko Hauke zoen protestor manu propria quibus supra. Dominus Martinus, capellanus, protestor manu pro<p>ria ut supra. Dominus Petrus Nicholai, vocatus et rogatus, protestor manu propria. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 66. In dorso, m.a.h.: Mores testament. Alle namen onderaan het stuk zijn geschreven door dezelfde hand, hetgeen er op wijst dat het een afschrift is. 5 162 1540 oktober 29 Wytz Aebyngha 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Ick, Wytz Aebyngha, nu cranck van lichaem, nochtans wal wyten van verstant, bekenne ende certificere myt dese myn gesegelde breve, welck ick in plaets van een testament, codicil, laeste wille off donatio causa mortis ofte oick divisio inter liberos hebbe gemaecket, in voegen ende maniere zoe na volgen zal. Ten eersten zoe bevele ick Godt almachtich myn ziele, die nae zyn godtlycke beelde gescapen ys, myn lichaem te rusten by Sinte Nicolaes, waer dattet Adzert, myn man, dan gelieven zal, op een gewyde plaetse. Ende ick, Wytz, belaste Adzert, myn leve man, alle legaten ad pias causas aen helligen, heeren, armen ende oorden te betalen ende vol te doen nae zyn discretie, gelyck hee gewilt solde hebben dat ick nae hem solde gedaen hebben off hee voer my afflivich worde. Oeck bespreke ick tot een vercieringhe van den helligen godsdienst myn beste tabbert, die met camelot gevoert is, toe een caesel aent hoegaltaer. Ende ist saecke dat myn kynderen den tabbert niet willen onbeeren, soe zullen zy die kercke alzoe veel camelot geven ende floeweel, dat men daer een goet caesel van maecken moegen. Ten anderen soe maecke ick, Wytz, aerffgenaem van myn tytlycke goeden ende landen Adzaert, myn leve man, met myn jongste kynderen, Johannes ende Werp ende Fraw, myn oltste kynderen, die ick getogen hebbe by wylen Wybe Saeckles, doch by maniere ende voeghen soe na volgen zal. Ten eersten zoe sal Adzert, myn leve man, nae myn afflivicheyt hebben ende beholden alle myn roerlycke gueden ende huysraet met alle het quick, met syn kynderen die wy tsamen hebben. Oick bespreke ick, Wytz, Adzert met die jongste kynderen alle edificien ende melioratien soedanich als die nu ter tyt sint staende toe Aebynghe. Ende off geboerde dat Adzert dieselffde edificien voer zyn doet niet uut sonderlinge swaere 343 5 10 15 20 25 30 35 40 noetsaecke vercochte, zal alsdan dieselffde edificien vervallen alleen op Wybe ende Andleff, zyn soenen, ende it sal staen tot discretie van Adzert we van dese twee zonen die edificien bewonen zal, datwelcke Adzert selven mede heft ratificeert ende bevestiget hyronder myt zyn eygen handt. Ende dese selffde edificien ende melioratie sullen nummermeer moegen vallen in vreemde handen, dan blyven an Adzart ofte Wythie kynderen. Oeck soe ist myn uuterste wille dat Adzert met die joncste kynderen zal hebben ende beholden die saete toe Bonrehusum, daer nu eenre Wytie bewoent, ende noch een guet off zaete, leggende in Dantumawolde, daer eenre Gyelt bewoent, met alle die feenen die daertoe hoeren ofte hyrnaemaels mochten aencomen. Ten anderen soe maecke ick erffgenaem Johannem ende Werp ende Fraw, myn oltste kynderen, toe myn anpaert welcke ick hebbe in een guet toe Hantumhusum, genoempt Baungehuus. Noch bet in gelycker forme een goet offte saete, genoempt toe Bosma, uut welcke guet Teetke, myn dochter, die tot Betleheem professyt is, jaerlycx uut ontfanghen anderhalff golden g. Noch in gelycker forme een goet toe Dreesum, daer dat eenre Focke bewoent, alles met eer, feer ende heerlicheeden ende feenen soe die lantsaeten dat nu gebruycken. Ten darden soe hebbe ick suslange geboert toe Englum twaleff goltg. jaerlicx, dieselffde sullen Johannes ende Werp, myn oltste zonen, terstont nae myn afflivicheyt moegen opboeren, ende Adzart zal zyn hant daeraff holden. Dyt is myn testament, codicil off laeste wille etc., ende ick wil ende beghere aen myn kynderen datse dyt myn testament onverbroeckelyck willen holden, ende dat zy Adzart in eeren, zoe dat behoert, willen holden. Ende oftet mochte dat myn kynderen eenige duysterheeden oft tweenverstant in dyt myn testament mochten crygen, zoe wille ende begere ick dat zy dat willen laeten verlycken by verclaringe van heer Gyelt, pastoer toe Bly, ende Douwa van Burmania, ende by gebreken andere twee in plaetz van haer. In kennisse des waerheytz van dese myn testament, soe heb ick dyt testament uut myn mont laten schryven, ende naedattet gescn is geweest, ist my tevoren gelesen. Ende hebbe als tughen hyrtoe geroepen heeren Gielt, myn pastoor ende biechtvaer, ende Douwa van Burmania, myn swager, biddende haer beyde dat zy dit myn testament myt hoer segelen willen besegelen. Ende tot meerer vasticheyt soe hebbe ick, Wytz, oick benoedicht Jancke Wnama, heer Joost, Johan van Heynsborgen, dat zy willen betughen ende die waerheyt daer in hoeden dat dit testament in myn tegenuoerdicheyt gelesen ende gesegelt is. Actum Bly, anno veertich, den negen ende twintichsten octobris. Ende wy, heer Gielt ende Douwe van Burmania, hebben onse segelen hyronder gedruct, ende onse naemen ondert segel geset. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (uiterlijk 1547 juli 19, door Haring Sythiema, naar A?). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1784. Het afschrift is een transfix bij een uitspraak van 1547 juli 19 door de zoenlieden Douwa van Burmania en Haring van Sythiama over dit testament en het codicil van 1544 (zie 185). Hieruit kan de datering worden afgeleid. Het codicil is geschreven door dezelfde hand, blijkens de ondertekening die van Haring Sythiema. 344 163 1540 december 1 Haebel, vrouw van Taecke Glins 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert ende viertich, opten eersten decembris, hebb ick, Haebel, Taecke Glins wyf op Dronryep, aenmerckende die zeekerheit des doets ende donsekerheit van die uure des doets, alhoewel cranck van lychaem, nochtans cloeck ende verstandich van synnen ende verstandt, om alle twyst ende tweedracht tuyschen myn erfgenaemen ende successoeren te vermyden, gemaeckt myn testament, codicil, dispositie onder den kinderen ofte ander laeste wille, in der vuegen ende maenieren hiernae volgende. In den eersten bevele ic Goede van hemelryck myn eedele ziele, ende tlychaem der aerden, daert van gecoemen is. Ende bespreeck voerts gewoentlycke aefterdaeden ende boeuckenge opten Dronryp. Forder maeck ic, testatrix voirs., voiruuyt Harinck, myn oldste zoen, hondert gouden gulden tot behelp ende tymmerynge wanneer hy een nyeu huys seth op onse staeten in der Ylst. Ende desgelicxs bespreeck ic voeruuyt Trincke, myn oldste dochter, hondert golden gulden tot timmeringe als zy toe Herbayum een nyeu huys maeckt. Ende Botke, myn dochter, maeck ic voeruuyt thien gouden gulden des jaers erflycke renten, indien zy by vrinde raedt nae heuren staet wel ten hylcke coemt; indien niet, salse niet meer begaeft weesen dan andere naescn erfgenaemen. Ende Laes, myn soen, die sonderlinge van syn vader versien is mit birnze, instituere ick in legittima ofte quarta, die hem nae rechter naetueren coemt ofte tenminste coemen mach, willende hem daermeede af syn van myn gueden. Ende institueer vorder myn ander kinderen erfgenaemen tot myn ander gueden, hierboeven niet besproecken ende die onder die legittime van Laes voirs. niet en zyn gecomprehendiert, willende datse dieselve mitten anderen gelickelic zullen deylen. Ende oft gebuerde dat dselve kinderen, heure kintskinderen oft andere descendenten aflyvych worden in toecomende tyden sonder nae te laeten echte kinderen ofte geboerte, wil ic, testatrix, ende denselven mynen erfgenaemen ende heure descendenten daermeede belasten dat in sulcken gevalle die gueden, hier in deessen mynen laeste wille denselven gelaeten, tzy deur institutie ofte legaet, sullen weeder vallen opten anderen voirgen. myn kinderen ofte heure descendenten, alsdan in leevene synde, onder welcke myne dispositie ic, testatrix, niet en verstae Laes, myn zoen, die ic alleenlic in legittima geinstitueert hebbe, dan myn anderen kinderen, te weeten dat dieselve oft heure descendenten, verstervende sonder echte kinderen ofte wettyge geboerte, opten anderen succedieren sullen die voirs. gueden, ofte op heure descendenten, in tleven synde. Ende vorder wil ic dat Harinck by die landen in der Ylst, ende Trincke by die landen toe Herbayum, daerse nu hebben, in minderinge van heure portie sullen bliven. Ende wil ic, testatrix, desen mynen testamente ofte andere laeste wille vast ende onverbreeckelic onderholden hebben. Ende oft niet mocht staen als een solempniel testament, wil nochtans dattet staen sal als een codicil ofte dispositie daer moeder tuysken haer kinderen of als een ander laeste wille, als tselve best nae rechte ofte usantie van desen lande staen ende subsistieren mach. Ende boven tgene voirs. is, wil ick, testatrix voirs., dat myn erfgenaemen voir indivys sullen laeten leggen vyf gouden gulden sjaers tot negen jaeren, tot behoef ende 345 5 10 15 profyt van schamel luyden ofte heuren kinderen, om heure ambachten meede te leeren ofte ander noetruftycheeden, by raedt van den besitter van Hobbemma staeten ende een van dolste broeders ofte suaeger, daermede toe stoppen, ende sy dieselve te disponieren. Des torconde hebben wy, Taecke Glins ende Guillielmus Johannis, scriver van den Zeedycken, dit testament ter beede van Haebel, testatrix voirs., desen met onsen hantscriften onderschreven. Ende noch om meerder vasticheit wille heb ick, testatrix voirs., op ee<n>mael by den anderen vergaedert synde, toegeroepen ende gebeeden als tuygen van denselven mynen lae<s>ten wille, Guillielmum Johannis voirs., Montze Haye zoen, Gerrydt Folckert zoen, Pieter Heert zoen, om desen tonderteyckenen. Ende soe Montze, Gerryt ende Pieter voirs. niet scriven en connen, soe heb ic, Guillielmus voirs., als tuych voir myselfs ende ter beede van Montze, Gerryt ende Pieter voirs., dit testament onderteyckent. Ende desgelycxs heb ic, Andries Waltinga, ter beeden van den voirs. tuygen ditselve testament oeck onderscn. Opten jaere, dach als voirs. iss. <Ondertekend:> Thecke Glins ly alls voirs. ys. Guillielmus Johannis subscripsit. Andreas Waltyngha. 20 Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, Supplement, inv. nr 25. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Testament van Haebel, Taecke Glins wyf. <M.a.h., 18de eeuw:> Testament van Haebel, Taecke Glins wyff, 1o decembris 1540. 164 1541 januari 9 Heer Tiaerdt van Burmanya 25 30 35 40 Alsoe eenen igelicken nae alle rechten gegunt wordt dat hy van zyn tydtlicke gueden daer hem God verleent heeft, by zyn testament ofte leste wille, nae denwelcken hy geen meer wille en heeft, tot zyne believen ende guetbeduncken mach disponeren, soe hebbe ick, heer Tiaerdt van Burmanya, noch gaende ende staende, ende wys ende verstandich van sinnen zynde, overleggende datter nyet zeeckerer is dan die doot ende nyet onseeckerer dan die uuyre des doots, gemaect myn testament ofte leste wille, willende dat tzelve geacht ofte gereputeert zal worden voor een testament, codicil ofte andere leste wille, alst talle tyden best standich zal moegen wesen ende effect sorteren, in maten ende manieren hiernae volgende. In den eersten zoe maeck ick, heer Tiaert voors., Joest ende Ryenick, myn twie zoenen, op maten naescreven erffgenamen van myn naelaten gueden, als te weten dat Joest voors. voor zyn andeel zal hebben die seste part van myn nalaten gueden, dat is zyn legittimam zonder meer, daervoor ick hem in de plaetzen alzoe myns register, mit myn signet ende gewoentlicke hantteycken bevesticht ende onders., uuytwys ende assignere hondert car.gls naecte jaerlicxe renthen uuyt alle myn leeghlanden in Smallingerlant, Tietzerckeradeel ende Idaerderadeel. Ende want ick beduchtende ben 346 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dat hy diezelve tot zyn kinderen ende erffgenamen nut ende profyt qualicken zal connen voorwaren, zoe ordonnere ick ende wil dat hy diezelve in zynen leven nyet zal moegen verwisselen, vercopen ofte eenichsins alieneren, dan diezelve tot behouff van zyn kinderen ende erffgenamen zal bewaeren. Sal oick die voorn. Joest hebben ende beholden den gront daer zyn huys als te Leeuwaerden op staet, met den gront opt zuyden ende west tot aen den dyck ende opt noorden tot aen tkerckhoff, ende alle tgeene aen zyn huysinge by my ende myn eerste huysfrouwe, zyn moeder milder gedachtenisse, aen steen, kalck, iserwerck, holt, leyen ende arbeytsloon verlecht is. Dem Joest voors. ende diegeen die zyn huys in toecoemende tyden als eygen zullen besitten, wesen ende blyven patroen ende vergevers van heer Holcke leen te Oldenhoeff. Uelverstaende dattet zelve huys ende gerechticheit mit die voorscreven hondert carolusgulden renthen alletoes by zyn voors. huys blyven zal, ende tvoors. huys met toebehoiren voors. in zyn leven noch in zyn doot, swygelick ofte expresselicken, doer eenich contracten, misbruyck ofte anders, hoe ende in wat manieren dat tzelve geschien mochte, nyet zal moegen vervreemden ofte alieneren uuyt myn agnatie, dan zal altoes ende nu ende int eeuwich deene knape, kindt ofte mansoer opten anderen succederen, soeverre diegeen die eygendom van tgeene des voors. in zyn leven ofte doot door eenich maniere verlaet eenich mansoer, hem te minste in de derde ofte vier graet bestaende, achterlaet, jae al waerent oeck zyn descendenten niet dan van zyn transversael lieve ofte sibdeel, alzoe dat diegheenen den dochteren ofte vrouwepersoonen zal worden prefereert, ende die naeste van hem diegeen die zoe nae dander int bloet bestaet. Zyn oick een ofte meer in een graet ende all even nae in den bloede, zoe zal dolste die jonger altyt prefereert worden. Voorts zoe zal Rienck voors. succederen in alle myn andere goeden, Joest voors. hiervoeren nyet toegelecht, ofte die hiernae ofte hiernamaels van my nyet worden besproecken ofte gelegateert, ende benaemen hebben die gerechticheit te moegen vergeven olde Burmanya leen. Welverstaende oeck dat die voorn. Rienick diezelve gueden ende gerechticheit in zyn leven ofte doot, swygelick ofte expresselicken, door contracten, misbruycken ofte anders, nyet zal moegen alieneren noch vervreemden, dan tzelve zal laten ende erven zyn kinderen, ofte indien hy geenen heeft, een van broers zoenen, ende alzoe voortaen van deene mansoor totten anderen gaen ende vallen, zoelange daer enich is die denghenena die de voors. myne guederen besitten zal, ten minsten in den derden ofte vierden graet bestaet, alzoe dat den naesten dandere geprefereert worden zal, ende in gelycke gradt die olste die joncxste. Ende en zal nyemant in desen myne guederen deduceren moegen eenige quartam dan mit dat myn guederen van den lesten besitter zoudenb worden door eenich middel verfremt ofte alieneert, zoe zoude nu als dan danderen naesten bloede, alst voren verhaelt is, zuver toecoemen, ende die possessie van dien uuyt zyn eygen autoriteyt aenfaerden. Voorts zoe wil ick dat Rienick voors. myn achterdaeden ende schulden die onbetaelt moegen zyn, schuldich ende gehouden zal wesen te voldoen. Ick wil oick dat die donatiebrieff, tusschen my ende myn lieve huysfrouwe Graets gemaect, ende by dewelcke elcxandere die van ons beyden langest leeft, hondert carolusgulden toegelecht uorden, van myn erffgenaemen naegegaen ende onderhouden zal worden. Desgelycken dat zy tot haer lyffstont beholden zal olde Bourmanya huys, a b Hierna het overbodige: is. Hierna doorgehaald: moegen. 347 5 10 15 20 25 30 35 40 45 daer ick ende zy nu ter tyt in woenen, mit alle zyn toebehoeren, ofte in plaetze van dien vyftich car.g. lyffrenten, vrou Graets heur wille ende keur daerin thebben. Voorder zoe wil ick dat heur volgen zal dat tichelwerck met die landen daer ick leggende hebbe gehadt te Suwemeer, want zy my diezelve betaelt heeft tot mynen believen. Item die feenen, gelegen by Frouweneconvent an den Letze, streckende nae Tremunt toe ende Groningerlant feenen, wil ick nyet dat myn erffgenaemen tegens myn huysfrouwe eenich questie zullen maecken, noch oick om tbetael van dien, want zy my diezelve oick na hluyt den brieven daervan zynde, my daervan vernoucht heeft. Desgelycken zoe bekenne ick, heeren Tiaert, dat die landen ende renthen daeraff die coopbrieven vermelden dat zy dzelve gecoft heeft, heur toecomende, ende deurdien dat staende techt tusschen ons beyden vercregen mochten zyn, geen actie ofte gerechticheit op pretendeer, noch by myn erffgenaemen wil pretendeert hebben, als zy oick nyet en pretendeert op tgene des ick staende techt tusschen ons beyden vercregen heb. Nopende oick die roerlicke gueden, ons beyden toecoemende, als gelt, golt, silver, huysraet etc., soe ben ick met myn huysfrouwe veraccordeert dat die langestlevende van ons beyden daerinn by zyne simpele woorden zal zyn gelooft wat elck van ons ofte onsen erffgenamen daervan toecompt. Item oeck wil ick dat alle die puncten ende in myn register onder myn handt ges. ende myn signet daerby geset, hier aengehecht, sullen alle tezaemen ende een yder besonder gelyck myn testament geholden worden, op poene verbeurt te hebben zoet nae recht mach gescheen, ende die poene te coemen tot profyt diegeene diet onderholt. Hierenboven wil ick dat int weeshuys tot profyt van dien zullen coemen ende geemployeert worden twaelff roeden feens toe Oestermeer naest Teercke feen, diewelcke ick die wesen mits desen bespreeck ende legatere. Ende alzoe tgene voors. is, myn testament, leste wille ofte codicil is, ende in teycken der waerheit zoe hebbe ick, heer Tiaert van Burmania, voor myn tuygen, hieronder gescreven, daertoe geroepen ende gebeden, eerst ende voorall bekent dat register, waervan hiervoeren mentie gemaect wort, noch mit myn handt ende signet nyet is bevesticht, nyettemin willende des voors. is, in alles voor myn testament, codicil ofte leste wille, zoealst alderbest nae den rechten mach, standich wil onderholden. Welverstaende dat die schulden <die> zedert wylen vrou Tyets, myn huysfrouwe, opgelecht zyn, by Rienck alleen betaelt worden, ende die schulden die by my ende vrou Tiets tezaemen opgelecht zyn, zullen Joest ende Rienick gelyck betalen, ende die inschulden zedert wylen vrou Tyets doot zal Renick alleen opbeuren. Soe hebbe ick gebeden ende daertoe geroepen den eerbaeren ende discreten meister Henrick Ludolphi, nu ter tyt myn pastoer tOldehoeff, dat hy dit testament mit zyn zegel bevestigen ende mit zyn handt onder te schryven, ende oick gebeden doctor Hector, raedt der Keye Mat, van Hoxwier, heeren Jelte Thomas zoen, prebendarius toe Oldehoeff, Wilcke Holdinga, Jasper Herman zoen, Harpert Jans zoen, Arent Jans zoen, Goslick Harman zoen, tuygen hiertoe geroepen ende gebeden, om ditzelve testament, codicil ofte laeste wille om myn bede wille mit hoeren gewoentlicke hantteyckenen onder te schryven. Dwelck wy, meister Henrick Ludolphi, Hector van Hocxwier, heer Jelte, prebendarius, Wilcko Holdinga, Jasper ende Goslick Harman zoen, ter bede van heer Tiaerdt alzoe gedaen hebben. Ende want wy, Harpert Jans zoen, Arent Jans zoen, geen zegelen voerende zyn ende nyet schryven connen, hebben wy gebeden den voorscreven meyster Henrick Ludolphi, onsen pastoer, om dit testament, codicil ofte leste wille om onsen bede wille vorder tonderschryven ende zyn 348 zegel daervoor te setten. Dwelck ick, meister Henrick Ludolphi, voor myzelven ende ter bede voors. alzoe geerne gedaen hebbe. Actum op den negende dach januarii, anno XVc ende een ende veertich. 5 10 15 20 25 Ende stont onder tprincipael ges.: Ego, Henricus Ludolphi, ad petitionem Harperti Johannis et Arnoldi Johannis, testium prescriptorum, subscripsi. Hoxwier. Jelto Thome fabri subscripsit. Henricus Ludolphi subscripsit. Wilcko Holdinga. Jasper Harmen zoen. Goslick Harman zoen. Gecollationeert ende ausculteert is desen autentycquen copie tegens zynen principale, in francyn gescreven ende onder mit een uuythangende zegel in groenen was bezegelt, geheel ende ongecorrumpeert, by my, Mathys Jans zoen, openbaer ende toegelaten by den Hove van Vrieslant notarys, ende accordeert metten zelven van woorde tot woorde, dwelck ick onder myn notariaet teycken betuyge. Ondertekent: Mathias Johannes, notarius, subscripsit. Origineel (A) niet voorhanden. Volgens D met uithangend zegel in groene was onder papier. Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Mathys Jans zoen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, naar B). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania, inv. nr 1. Opschrift: Copia copie. In dorso: Dit is een autentycqen copie uuyt heer Tziaert van Burmania principael testament. - D (1551 november 28, door notaris D. Wyngie, naar A). Niet voorhanden, bekend uit E en F. Onvolledige afschriften: E (1583, voor collatie getekend door Heeres, naar D). RAF, Collectie Fries Genootschap, inv. nr 623. Betreft bepalingen aangaande Graets. - F (16de eeuw, door zelfde hand als C, naar D). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania, inv. nr 1. Betreft legaat aan het weeshuis. Het formulier vertoont grote gelijkenis met dat van nr 168. 165 1541 februari 15 Laes van Jonghama 30 35 40 In nomine Domini, amen. In den jaere van den geboerte Ons Heren Jhesu Christi duysent fyffhundert een ende fyertich, den fyftienden dach des maen[ts] februarii, is in tyegenwoerdicheyt van de tuygen ondergescreven in persoene geweest de vheste ende froeme Laes van Jongama, woenachtich in Sneeck, gesont van lychaem ende seer wel by synen voerstaende, wyselyck anmerckende dat alle menschen eens sterven moeten ende gepresenteert woerden voer den stoele Goedis almachtich, ende dat de tyt onseker is wanneer de Here coemen sal cloppen, omdat hy dan bereyt ende van alle tytlycke dinghen ende bycommeringhen onslaegen mach syn, revocerende speciaelick ende expresse allen testamenten, codicillen ofte laeste willen, voer datum dissis by hem in enighe maneren ordiniert ende gemaeketh, bysunder den testamenten van dato den tweeden marcii anno XXXVIo ende opten sesteenden dach des maents februuarii anno XXXVIIo, heft in der alderbeste maneren ende forma, soe hy best conde ende mochte by tgesonde doen, bygeert toe ordineren ende toe maeken syn testament, codicil, laeste wille ofte dispositien van syne gueden, dwelcke hy ordiniert ende gemaeckt heeft in 349 5 10 15 20 25 30 35 40 maneren naescreven. In den eersten ende voerall byveelt hy Goede almachtich in syne godlycke genaede ende barmharticheyt synen edelen ziele, ende dat lichaem dat aertryck, bygerende toe Wommels ofte toe Naezaereth bygraeven toe woerden, ende byspreeckt de kercke toe Wommels ses gouden gulden eens. Item den rechte arme huyssaeten binnen Wommels byspreeckt Laes voers. ses gouden gulden eensa an laecken, mit syn clederen, soe guedt ende quaet als hy de afterlaeten sal. Ende int deel gewoentlicke boekinge. Ende noch fyer gulden jaerlix uut den saete toe Geyns daer hy op plecht toe woenen, om rogge ende om laeken ewelick ende erflick alle jaeren toe bytaelen opten jaerstond van Laes voers. ofte Foekel, syn dochter, toe distribueren, by raede van Docke Waltta ende syn nedergaende erwen dengheenen de dat best byhoeftich sint. Item den convente van Thabor fyftich gouden gulden eens, ende de crucebroeren binnen Sneeck fyer gouden guldens eens. Item den conventen van Gennaerdt, Groenedick, Ylst, Nyecloester, de menderbroeders binnen Boelswert, elck een gouden gulden eens. Ende de kercke toe Rauwert ses gouden gulden, daer Aeel, Aeede Jongama weduwe, my sculdich is van Aeede voers. wegen. Item noch byspreeckt Laes voers. Foekel, Jelle Harinxma dochter, syn moeders selver reem, de hem van Doed, syn suster, angeerweth is. Item heft noch bysproeken Sente Martens kercke binnen Sneeck tyen gouden gulden. Item Laes voers. byspreeckt den convente van Naezaereth ter eren Goedis ende totten temmeringhe van eenen nyen kercke off sieckhuys tweehundert gouden guldens eens, tot ewich memorie voer Laes ende Mari, syn huysfrouwen, ende Foekel, haere dochter, op syn jarstont toe houden mit missen ende vigilien soe dat gewoentlyck is. Ende hyrmede sal dat convent aff weesen van tgheene Foekel off dat convent van Foekele wegen meer van erff boeren mach. Item hundert gouden gulden byspreeckt Laes voers. een, nae hluyt een seker hantteyken daer Laes voers. syn bichtvaeder gegeven ende gedain heft. Item noch heft Laes voers. <bysproeken>b Wyts, Oefcke Hessel zoen dochter, de saete toe Boxum daer Claes Evert zoen nuu op woent, soefoel hy daerinne heft, ewelick ende erflick, nae den doet van Mari, syn huysfrouwe voers. Item Hessel ende Wulcke Douwe zoenen ende Syouck, Syerck Donnye huysfrouwe, byspreeckt Laes de saete daer Dyerck Gerryt zoen nuuc op woent, toe wieten Syouck deene helft ende Hessel ende Wulcke dander helft. Indeen Syouck sterft sonder kinderen, soe sullen disse twee broeders voers. Syoucke helft oick hebben ende gelick deelen, soefoel Laes voers. daerinne heft, ende dat nae den doede van Mari voers. Item noch byspreeckt Laes voers. Foekel, Jelle Harinxma <dochter>d, een enkelgulden ende seven stuveren jerlixe renten in Sickinghe guedt toe Goyngum, daer een Olffert Sickinghe genoem[pt] nuu op woent, ende dat nae dat voersterven van Mari voers. It[em] noch byspreeckt Laes voers. Foekel, Jelle Harinxma dochter, syn rent[en] ende syne rechticheyt die hy heft toe Jorwerdt in den saete toe Heesens daer a b c 45 d e Ontbreekt in C. Aangevuld naar C en D. Ontbreekt in C. Aangevuld naar C en D. Ontbreekt in C en D. 350 5 10 15 20 25 30 35 40 Jacop Olffert zoen op plech toe woenen, alles nae den doede vana Mari, syn echte huysfrouwe. Item noch heft Laes voers. bysproeken Marie, Syerck Harinxma dochter, syn lieve huysfrouwe, alle de gecofte renten die sy tzaemen gecoft hebben, ewelick ende erflick toe holden. Item daertoe sal Mari noch hebben alle de roerlicke gueden van golt, selver ende gelt, mit de clenoedien ende huysraeth, soe datselve by my, Laes voers., sal woerden aftergelaeten, ende de losbaere renten, uutseydt datgheene daer toefoerenb bysproeken is. Item noch sal Mari voers. hebben de renten ende de landen daer Laes voers. heft in Buwe Melius zoen guedt toe Geyns, ende syn renten in Sickinghe guedt toe Goyngum, ende toe Jorwerdt in de saete toe Heesens, ende in de saete toe Boxum ende toe Boesum voers., tot hoer lyffstondt, nae den doet van Mari soe dat voers. is. Item ende des wil Laes Jongama dat Mari voers. hoer paert, als den helft van acht gouden gulden renten de sy tzaemen gecoft hebben in de saete totc Geyns, wil folgye laeten dengheenen de Geynssera guedt voers. in dese laeste wille toegelecht woerdt, voer den helft ende den rechticheyt de Laes voers. heeft in dat guedt toe Wyuerdt opten meerswael. Ende wee Geynssera guedt toegelecht woerdt, wil Laes voers. dat hy sal moegen weder innecoepen de fyer fl. renten voers. wanner hem des bylieft, als mit hundert gouden gulden eens. Ende des soe sal Mari voers. noch hebben ende holden ewelick ende erflick de twee huysen de wy nuu tzaemen gecoft hebben, mit de eene steed daer dat luttick huys nuu op staet, indeen wy deselve tzaemen inwandelen van de van Thabor. Item soe byspreeckt Laes voers. noch Syttye Harinxma, syn wyfs broeder, een golden croen eens. Item noch byspreeckt Laes voers. den rechten armen in Sneeck de twee camerssteeden, leggen op de Oesterdick, daer ald Aeff woent op deene ende Wulck Dyerck pelsers camer staet op de ander steed, ewelick ende erflick. Item noch byspreeckt Laes voers. nae voersterven van Mari Womck, syn nift, indeen sy in dat lieven is, nae de doet van Laes voers. tyen enkelgulden jaerlixe renten, gaende uut de saete toe Geyns daer Buwe Melius zoen nuu ter tyt op woent, ewelick ende erflick, salff dat degeene de Geynssera staeten toegelecht woerdt, sal dese renten moegen tot syn bylieven weder innecoepen mit twentich penningen een, ende des soed sal daermede quiteert syn de dartich fl. de Laes Womck sculdich is van hoer vaeders wegen, ende hyrmede van hoer erfscip aff toe weesen van Laes voers., ende dat durch redelicke oirsaeck Laes daertoe byuegende. Item heft Laes Jongama voers. instituiert ende erfgenaem gemaeckt Docke Agge zoen Waltte, syn zwaeger, in den gueden naescreven, als in dat guedt ende saete toe Geyns, mit eer, feer, gewalt ende alle gerechticheyt ende toebyhoeren, soee groet ende cleyn als Laes voers. mit Mari, syn wyff, deselve gebruyckt hebben, ewelick ende erflick. Ende nae voersterven van Mari voers. sal Docke voers. oick hebben tot synen vryen eygen alle landen, renten ende gerechticheyt van de saete toe Geyns daer Buwe Melius zoen nuu bywoent, mitten byhoerlycke laesten, leggen op de saete voers., ende a b c 45 d e Ontbreekt in C. C en D: foeren. Ontbreekt in C. Ontbreekt in C. C: allsoe. 351 5 10 15 20 25 30 35 40 mit den beterscap ende gerechticheyt van fyer gouden gulden renten de tconvent van Thabor heft uut de saete toe Geyns voers., staende op wedercoep achteen penninghen een. Ende als Docke voers. compt int bysith van denselven gueden, soe sal hy bytaelen uut syn eygen guedt ende eens uutrechten hundert gouden gulden eens deselve voeren mentioniert is van dat hantteyken. Ende sullen mitz desen oick doet syn alle saeken ende gerechticheyt daer Docke voers. op hem ende Mari hoere mochte hebben ter cause van den lyffgiften van salige Foekel neffe hoere ofte anders in enighe maniren, alzoe nochtans indeen Docke voers. geen echte kinderen afterlaet, dat dese gueden voers. nae syn voersterven weder sullen coemen op een alleenich vana den naeste bloet van Laes voers. van syn vaeders wegen, als toe wieten opten jonxte zoen van Womck Jongama, echte huysfrouwe van Eelck Heringha, indeen sy dan enich zoen heft, indeen des niet, op Hessel Douwe zoen, syn neeff, ist dat hy int lieven is, off op Wulcke Douwe zoen, syn broeder, indeen Hessel alsdan afflivich waere. Ende ist dat niemant van de voernoemineerde persoenen in tyden van voersterven van Docke Walta voers. sonder echte kinderen in lievende lyve waere, soe sullen dese gueden voers. opten oltsten manspersoene, naest synde van den bloede van Laes Jongama voers. van syn vaeders wegen erwen. Ende sal deselve gehouden syn in den gevalle voers. toe bytaelen den naesten erfgenaemen van Docke voers. dat huys toe Geyns toecoemende tot seghen van guede mannen. Ende sal deselve oick bytaelen den naeste erfgenaemen voers. alsulck[en] penninghen nae inhouden een hantscrift daer Laes voers. Docken voers. daervan gegeven heft. Ende heft Laes voers. mede bygeert ende wil, indeen Docke voers. een echte zoen crygeth, dat hy deselve naemen sal nae Laes voers., ende indeen hy geen zoen dan een dochter crygeth, dat hy de sal noemen nae salige Foekel voers. Ende tselve kindt sal hebben den gueden voers. tot foerndeel, ende ewenwalb succederen in syn vaeders ende moeders gueden. Ende degheene de den saete voers. crygeth, sal op deselve syn woensteede holden als hy tot synen rype jaeren is, by voerboerte van denselven gueden, ende de toe vervallen opten naesten bloede, soe dat toevoeren voerclaert is. Ende sal deselve oick gehouden syn byhoerlicke jaerstonden van Laes ende Foekel mit syn vrenden voers. toe onderholden toe Wommels nae older gewoente. Ende noch geft Laes Docke voers. syn paert van dat huys toe Geyns, indeen hy dat niet bytaelt heft voer dat voersterven van Laes voers. Item noch byspreeckt Laes Jongama voers. Hessel Douwe zoen alle synen boeken, soe guedt ende quaet hy deselvec afterlaeten sal. Item Laes voers. heftd instituiert ende erfgenaemen gemaeckt Hessel ende Wulcke voers. van de eene helft tzaemen, ende Syouck, jonge Syerck Donnye wyffe, dander helft in den naescreven gueden. In den eersten in alle steeden ende steedpachten de Laes voers. heft binnen Sneeck, salff datgheene hyrvoeren bysproeken is. Ende nae voersterven van Mari, Laes echte huysfrouwe, soe sullen Hessel, Wulcke ende Syouck voers. hebben den staeten ende saete landen mit alle toebyhoeren, leggende toe Boesum, soe dat hyrboeven specificiert is, tot hoeren vryen eygen, salff ses gouden gulden renten daer dat convent van Naezaereth daer ewelick uut holden sal. Des sullen a b c 45 d e C: op. Hierna in C: toe. C: die. Hierna in C en D: noch. Hierna in C: van. 352 5 10 15 20 25 30 35 40 Hessel, Wulcke ende Syouck den rechten armen huyssaeten binnen Boesum geven om Goedis willen tyen gouden guldens eens als sy coemen int bysithen van de saete voers., by voerboerte hoere erfschip ende den gueden voers., toe appliceren den persoenen ende naeste bloede van Laes voers., by ordine als voeren voerclaert is. Ende de landsaeten de daer nuu op woenen, als Dyerck ende Jacop voers., sullen op de saeten blyven tot hoere lyffstondt voer soedaene huer sy nuu geven, indeen sy den huer bytaelen. Ende heft mede bygeert ende wil dat alle synen landen ende renten voers. by mencanderen sullen blyven, ende niemant van de legatarisen ofte erfgenaemen voers. deselve an toe tasten endea toe genieten voerdat syn legaten ende alle sculden bytaelt sint, by voerborte een ygelyck den legate ofte erfscip hem in desen laesten wille achtergelaeten, ende tselve te vervallen deene helft den rechte armen binnen Sneeck ende dander helft an den executoeren naescreven, als den pater van Thabor, toe wieten pater nae pater, ende Tzaelinck Docke zoen, welcke Laes Jongama voers. tzaemen ende elck bysunder alheel ordiniert executoeren van desen synen laeste wille nae syn voersterven mitten aldereersten neerstelicken toe executeren ende toe achtervolgyen in maneren voers., gevende hoere vrye ende volcoemen machte alle toe doin ende toe laeten tgeen guede executoeren van testamenten nae rechte toestaet. Ende wil dat de executoeren voers. tzaemen sullen hebben voer hoere arbeyt den twentichsten pennynck van allesoe foele als sy uutreyken ende bytaelen sullen an gelt ter cause van den testamente voers. Ende wil oick dat alle syn landtsaeten, sittende op syne saeten, deselve sullen in huere hueringhe byhouden, soe lanck sy lieven, in gelick huer als sy de nuu hebben, nae inhouden den register van Laes voers., ten waere dat de principael heren daer selver op woenen wolden. Dit is den laeste wille van Laes Jongama voers., dwelcke hy bygeert machtich toe syn ende effect toe sort[e]ren als een testament, codicil, dispositie van gueden, off enich laeste wille alderbest staen mach nae den rechten, geestelicken ofte waerlicken, ofte gewoente van dese landen. Ende wil Laes Jongama voers. dese synen laeste wille onderhouden hebben in alle synb articulen voers. van alle synen vrinden, by voerboerte dat een ygelicken hyrinne naegelaeten is, toe appliceren soe dat voers. is. Sonder alle argelist. Des toe orkunde heft Laes Jongama voers. gebeden, ende sint hyr mede speciaelick toegeroepen als tuygen den ersaemen ende walgeleerdenc meister Doytye, heren Pieter, prebendarii, den vhesten Frans Roerda, Keyserlicke May. grietman over Weymbritseradiel, Sipke Abbema, Gyaele Poppe zoen, burgameisters, Wybe Tzumme zoen ende Kempo Jelle zoen, burgeren in Sneeck. Ende Laes Jongama heft dit mit syn eygen hant ondergescreven, ende [heer] Pieter voers. heft dit mit syn notarius publicus hant <ondergescreven>, in byuesen desse orkenen. Ende wy, meister Doyttye, Frans Roerda, Sipke Abbema, Gyaele Poppe zoen, Wybe Tzumme zoen ende Kempo Jelle zoen, hebben onsse segelen hyr onderan hangen ter bede van Laes Jongama voers. Actum Sneeck, in den jaere, maent ende dach voers. a b 45 c C en D: ofte. Ontbreekt in C en D. Hierna in C en D: heeren. 353 5 10 Onder staet gescreven: Laes Jongama subscripsit. Ego, Pietrus Nycolay, in Sneca prebendarius, sacrosanctea sedis auctoritate notarius publicus, per Laes Jongama preassertum una cum ceteris hic adscriptis testibus vocatus et rogatus, hec protestor scriptura et signo meis propriis. P.N. Boeven de segelen staet gescreven: Dyonisius Doyttyo Albada subscripsit. Frans Roerda subscripsit. Sipko Abbema subscripsit. Gyaele Poppe zoen subscripsit. Wybe Tzumme zoen subscripsit. Kempo Jelle zoen subscripsit. Excopiert uut syn voersegelde ende ondergeteykende principael testament, mit Laes Jongama eygen hant ondergescreven ende heer Pieter notarius hant, ende mit ses hangende segelen in groene was, ende concordeert, by my, <ondertekend:> Kempo Jelle zoen subscripsit. Origineel (A) niet voorhanden. Volgens C geschreven op perkament, volgens B en C voorzien van zes hangende zegels in groene was. Afschriften: B (16de eeuw, door Kempo Jelle zoen, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 345. - C (16de eeuw, door Syttie Harinxma, naar A). Ibidem. - D (17de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 900. Tot en met de datumregel, dus zonder weergave van de ondertekening. Uitgegeven naar B, vervaardigd door één van de getuigen, met de belangrijkste varianten uit C en D. 15 20 166 1541 februari 27 Heer Here van Hottinga 25 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert ende een en veertich, opten XXVIIen dach februarii, heb ick, heer Here van Hottinga, noch bedacht zeeckere dispositie te maicken by maniere van codicille neffens ytlycke saicken ende goeden die ick nae datum van myn testament anbedocht hebbe, ende datt in manieren hyrnae verclaert. Te weten datt ick nochtans myn voors. testament in allen zynen puncten ende inholden geobserveert ende onderholden will hebben, mytsgaders oick dattgeen datt ick by maniere van codicille hiernae verclaert ende uuytgedruct hebbe. Te weten datt ick in de plaets van meester Wynandt Willems zoen, die in Goede verstorven is, geordonneert hebbe Dominicus van Boetnya tot executoer van myn testament, met heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, prebendaet in Franeker, ende tutoer ende voormondt van alle myn kynderen, begerende aen hem datt hy datt beste dairinne will doen, als ick my op hem oick wel betrouwe. Voorder oft geboerde datt myn erwen, vermyts groete legaten, aen myn erfscip nyett en wolden tasten, soe will ick datt die voors. executores myn goeden ende a Hierna in C: apostolice. 354 5 10 15 20 afterlaten erfscip, in myn testament nyett besproecken, by den bernende keerse zullen vercoepen, ende datt tot proffyt van alle myn kynderen als legaten. Noch bespreeck ick Tryn, myn huysvrouwe, tot hoer lyffstondt dat huys dair ick gecoft hebbe van de lynslagers weduwe, met thienduysent steen ende zesduysent pannen, die Dominicus van Botnya daertoe leveren zall, ende nae hoer doot tselve huys weder te commen up alle myn kynderen gelyck. Noch bespreeck ick Tryn een dosyn zilvere lepelen van XXVII½ loodt, oick tot hoer lyffstondt, ende nae hoer doot te commen als voeren. Ende oft geboerde datt Tryn voors. hoer nyett eerlycken en regeerde, het zy myt droncken drincken ofte by quaet geselscap te converseren, soe auctoriseer ick den voors. tutoers omme hoer te moegen besnyden neffens die legaten hoer toegelecht, tot hoerluyder wille ende discretie. Hiermede bevele ick, heer Here van Hottinga voors., Godt van hemelryck lyff ende ziel. Tot oirconde der waerheyt zoe hebbe ick, heer Here van Hottinga voors., myn gewoentlyck hantscrift hyronder gescr., ende hebbe voorder gebeden dem weerdigen heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, prebendaris, heer Pieter Anthonis zoen, vicaris, ende Dirck van Delft, secretaris in Franeker, om desen over my oick te onderscren. Opten dach, jaer ende maent als voors. is. Excopieert ende gecollationeert myt soedanen principale, gescr. in pampier, waironder stonde gescr.: Dominus Sibrandus Sipkis subscripsit. Delphus. Here van Hottinga. Pieter Anthonis, priester. Ende concordeert mytten selven van woirde tot woirde, by ons onderscr., <ondertekend:> 25 Delphus. Gaathye. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Delphus en Gaathye, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 38. Opschrift: Copia. In dorso: H.H. van H. codicill. 167 1541 maart 22 30 Wytzs heer Godschalcks Jungummae dochter 35 In nomine Domini, amen. In den jaere Ons Heren Jesu Christi duysent vyffhondert een ende veertich, den twe ende twintichsten martii, heb ick, Wytzs heer Godschalcks Jungummae dochter, achterlatene wedwe van s. Frans Mennummae den jonge, overgedacht dat ons sterfflycke menschen op deser werlt nyet sekerer en is dan den tytlicke doodt ende nyet onsekerer dan den uuyre desselffden doodts, dairomme heb ick, Wytzs voirs., by gesonde lyve, gaende ende staende ende verstandich van zynnen, mynen testament, laeste wille offte dispositie van myn tytlicke gueden, om twyst ende schortinge nae myn doodt tuyschen myn vrynden toe schuywen, in tegenwoirdicheyt van den orkenen ende tuygen nae355 5 10 15 20 25 30 35 40 45 bescr., hyrtoe van my bysonderlinge gebeden ende geroepen, gemaeckt in manieren naebescr., dwelcke testament offte laeste wille ick, Wytzs voirs., van myn vrynden ende erffgenamen nae myn doodt onderholden will hebben. Ende indyen dat denselffden nyet als een testament, vermyts gebrecke van eenyge solempniteyten, nae rechte dairtoe gerequireert, solde moegen subsisteren ende stall grypen, soe will ick, Wytzs testatrix voirs., dat hetselffde nochtans stall sall grypen als een codicil ofte andere laeste wille ofte scheydinge ende schyckinge van mynen gueden nae myn doodt, alst alderbest nae recht ende dusantie van desen landen stall sall mogen grypen, sal subsisteren, stadt grypen ende zynen voertganck ende effect sorteren ende hebben. In den yrsten byfeele ick, Wytzs testatrix voirs., myn edele ziel God almachtich, mynen heere, schaeper ende salichmaeker, ende myn lichaem der aerden, begraven te werden tot den mynrebroeders binnen Leuwerden, int koer voir dat hoegaltaer, by s. Frans Mennumae voirs., myn lieffve man, ten waire dat ick an ander wege storffve ende voir myn versterven myn legersteed ende bygravynge op enen tot ander plaetze bygeerde thebben. Vorder soe maeke ende instituere ick, Wytzs voirs., voir universale erffgenamen tot mynen gueden, roerlick ende onroerlick, soeals ick denselffden nae myn doodt affterlaeten sal (uuytgenomen den legaten, hyrnae by my in dese testamente gedaen ende gelegert, ende ick hyrnaemals in andere testamenten ofte codicillen, dwelcke ick tot desen solde mogen maeken, legeren ende doen sall moegen) myn twe dochteren, getoegen by Frans voirs., genoempt Fransche ende Luytzs, beholdelick dat ick den voirs. Fransche, myn dochter, prelegere ende voiruuyt byspreke myn sulverwerck, behorende tot mynen vrysche paer clederen, myt denselffde vrysche paer clederen. Ende indyen deene van myn voirs. dochteren geraeckte toe sterven sonder kynderen ende wetlicke geboerte, soe will ick, testatrix voirs., dat den portie ende deele van myn erffschyppe ende gueden van dengeenen die sonder kyndren ende wetlicke geboerte tot eenyge tyden (tzie wanneer ende tot wat tyden tselffde geboren mochte) geraeckte toe sterven, sall comen ende fallen an dengeenen die in tleven blyfft. Ende indyen dat beyde myn voirs. dochteren voir my versterven ofte andersins my geen erffgenamen een mochten werden, soe substituere ick hen in mynen erffschyppe ende gueden juyffer Sytzs van Jungummae, myn suyster, echte wyff van Johan Herummae, ende heur kyndren. Ende soefeere den voirs. myn twe dochteren mynen doodt byleven ende my erffgenamen werden (als zie myt den hulpe Gods sullen doen) ende dairnae beyde tot eenyge tyden, het zie wanneer ende tot wat tyden tselffde geschien ende vallen mochte, deser werldt mochten overlyden sonder kyndren ende wetlicke geboerte, soe will ick, Wytzs voirs. testatrix, dat all eerven well den gueden dwelcke hen van my ancomen ende angeerfft sullen werden, sullen comen ende vallen an myn voirseyde suyster, juyffer Sytzs, ende heur kyndren, voirbyholden nochtans dat in alle gebeyde gefallen voirs., het wair dat myn voirs. dochteren my geen erffenamen werden, offte naedat zie my erffgenamen gewerden waeren, deser werlt sonder kyndren ende wetlicke geboerte mochten overlyden, ende myn voirs. suyster my alsoe deur enyge van den voirs. substitutien erffgenaem mochte werden, den erbare ende doechsamyge vrou Idsck, dochter van Harinxmae ende wedwe van Jungummae, mynen lyewen vrowe moeder, tgebruyck van denselffden mynen ende mynens dochterens gueden ende erffschippe respective tot heur leven lang sall hebben ende genyeten, indyen zie my ende myn voirs. twe dochteren overleeft, in welcke gefalle ick myn voirs. vrou moder in denselffde gebruycke ende usufructu vor heur legittima instituere, ende bygere an heur lyefflick ende vriendelick dat zie dairmede toevreden wesen ende dese 356 5 10 15 20 25 30 35 40 45 mynen testamente ende uuyterste wille approberen will. Ende will ick, Wytzs testatrix voirs, ymmers nyet dat mynen gueden ende erffschyppe tot eenyge tyden in vreempde handen ende buyten den grade sullen mogen comen ende gerfft werden, om welcken te verhoeden ick den voirs. substitutien an mynen lieffve suyster ende heur kyndren gedaen hebbe. Item vorder byspreck ick, Wytzs testatrix voirs., vrow Idsck voirs., mynen lieven moder, myn drye koyena ende myn gouden ryng myt den camu dair ick van s. Frans, myn voirseyde man, op trouwe ontfangen hebbe. Item ick legere ende byspreke Tyaerdt van Jungummae, myn broeder, een van den voirs. Franse myn mans goudene heemden, ende desgelycks Johan van Herummae, myn swager, een van den beeste van Franse voirs. goudene hemden. Item myn voirseyde suyster, juyffer Sytzs, legere ende byspreke ick myn draecke gouden ryng, ende juyffer Tet, myn suyster, legere ende byspreke ick myn gouden ryng myt den dyamant. Juyffer Tryn Jungummae, myn broeders wyff, byspreecke ick myn gouden ryng myt die robyn. Juyffer Luytzs, Johan Herummae ende juyffer Sytze voirs. dochter, byspreke ick myn damaschen tabbert ende myn zwarten camelotten onderrock. Item den mynrebroeders toe Galileen bynnen Leuwerden byspreck ick mynen vlouele tabbert tot een kersoffel, myt manyere dat den voirs. mynrebroeders van denselffden vlouelene tabbert den kersoffel bynnens jaers naedat zie den tabbert ontfangen sullen hebben, myt myn wapenen sullen doen maeken ende bereyden, onder pene dat denselffde tabbert by gebreke van dyen weder an myn voirs. suyster, juyffer Sytzs, ende heur erffgenamen sall vallen ende comen. Ende dairtoe byspreke ick, voirs. testatrix, noch den voirs. mynrebroders twyntich g.gens eens voir myn legersteedt, ende bygere an denselffden dat zie truwelick voir myn ende alle gelovyge zielen willen bidden. Item vorder byspreke ick, voirs. testatrix, den rechte arme huysgesetenen dwelcke noch heure kyndren by den doeren nyet omme loepen beedelen, op den dach van myn byganckenysse, maenstondt ende jaertyt telcke reys twintich golden guldens, den voirs. arme huysgesetenen elcx nae zynen armoede, laste ende byhoeffticheyt uuytgedyelt ende gegeven te werden, ende dat tot ende by den huysen dair alsulcke arme huysgesetenen woenachtich synt. Ende will nyet dat dieselffde penningen noch eenyge van dyen ofte van myn andere gueden om mynentwille nae myn doodt int openbair nae older gewoente gedeelt sullen werden. Item ick ordinere ende maeke van desen myn testament ende laeste wille, ende van myn kyndren ende dochteren voirs. tot myn gueden ende erffschippe, om die toe administreren ende regeren, exequutor ende momboir Johan van Herummae voirs., myn lieve swager, ende bygere an hem vriendelick dat hy den voirs. exequutoerschaepe ende mondtschaepe will annemen, anveerden ende dairynne tbeste doen, als hy solde willen dat men by ende in den zynen solde doen, ende hy des voir Godt verantwerden sall willen ende koenen. Ende hyrvoir soe byspreke ick hem soelange den laste, administratie ende bewindt van mondschape van myn voirs. twe dochteren sall duyren ende by hem blyven, voir zynen arbeyt ende moyte tyen g.gens jaers, dat is van ygelicke van myn voirs. dochteren vyff golden gens jaers, uuyt den landen ende renten diewelcke horum van my angeerfft sullen werden, welverstaende dat hy, wanneer hy den mondtschape van eenyge van myn voirs. dochteren sall verlaeten ende a In dit woord is geknoeid; lezing onzeker. 357 5 10 15 20 25 30 dairaff ontlastygt werden, tzie doir wat reden ende manieren dattet sall mogen geschieden, alsdan oick nae advenant den legate van den voirs. tyen g.gens jaerlixs ende tprofyte van dyen sall myssen ende ontbeeren. Item ick, voirs. testatrix, byspreke ende legere mynen dienstboeden dwelcke myt my in tyden ende ten dato van myender versterven sullen dyenen, elcx een golden g. eens, het zie mans ofte vrowepersoenen. Item Wybrich, s. her vaders ende vrou moeders olde meydt, byspreke ick myn dagelixe swarte onderrock. Desen tot orkunde ende tot seker waerheyt dat ick desen mynen testament ende laeste wille nae myn doodt iure testamenti, ofte iure codicillorum indyen het nyet en solde mogen subsisteren iure testamenti, by gebreke van eenyge solempniteyten nae strengheyt van rechte dairtoe requireert, will onderhouden hebben, want ymmers een laeste wille van eenyge verstandige mensche behoert onderholden te werden, alst alderbest sall moegen stall grypen, soe heb ick, testatrix voirs., desen myt myn eygen handt onderscreven, ende tot meerder fasticheyt voir ende tot orkenen hyrtoe sonderlinge gebeden ende geroepen heeren Tyaerck, prebendarys, Nanno Reyn zoen, Peter Abbe zoen, schepenen, Hessel Godsfrundt zoen, Fungor Syrsme, meyster Sicke Herennium ende Taekele Tyaerdt zoen, borgers bynnen Bolszwert, ende dairteboven denselffden getuygen gebeden om desen voir my ende voir heure selffs als getuygen myt heure segelen ofte signetten onder heure handtscryfften, ofte myt heure hantscryfften allenich in gebreke van heure segelen ofte signetten, to willen byfestigen. Twelck wy, tuygen, als heeren Tyaerck, Nanno Reyn zoen, Peter Abbe zoen, Hyssel Godtsfryondt zoen, Fungor Syrsme, Sicke Herennius ende Taekele Tyaerdt zoen voirs., alsoe tot bede van Wytzs, testatrice voirs., ende vor onsselffs als tuygen gedaen hebben. Ende tot meerder vasticheyt heb ick, vrou Idsck voirs., want ick Wytzs, myn voirs. dochter, aldus te testeren geconsenteert hebbe ende desen testamente approbere, soe heb ick dit oick myt myn handt onderscreven, ende den voirs. tuygen gebeden om insgelicks van mynentwegen toe byfestigen, in gelicke manieren als zie om tselffde toe byfestigen van myn voirs. dochter gebeden ende versocht synt. Twelck wy, tuygen, insgelicx alsoe tot bede van vrou Idsck voirs. gedaen hebben. Gedaen ende geschiet bynnen Bolszwert, in den jaere, maent ende dach voirs. <Ondertekend, door de laatste drie op de pliek boven hun zegels:> 35 40 Wyst Yongama. Idsck Jongma. Heer Tjerck Backer subscripsit. Pieter Abbe zoen subscripsit. Tackle Tyaert zoen. Sixtus Herennius subscripsit. Nanno Reyn zoen subscripsit. Hessel Goedsfrithi subscripsit. Fungor Syrsme subscripsit. Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1042. Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (85), 2 (52), 3 (41). 358 168 1541 april 11 Eede van Martena 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Int jaer van der saliger geboerten Onses Lieves Heren Jesu Christi duyssent vyfhondert een ende veertich, den elfsten dach in aprili, omtrent twee uuren nae middage, ten vierthiensten indictien, den pontificatien onsses alderheilichsten in Christo vaeders ende heren, heren Pauli, uuyt den godtliken voersienicheit van dien name die darde pauwest, in zyn seste jaer, regnierende die alderdoerluchtichste, groetmachtichste, onforwinlyckste, hoeggeboeren furste ende heren heren Kaerle, van derselver godtlicker ordonantien ende gracien Goedes van dien name die vyfte keyser, altydt vormeerder des Heiligen Roemschen Ryckes, dat een ende twintichste jaer synder rycken, dat thiende jaer synder croeninghe. Alzoe een yegelyck mensche nae tenoer van allen rechten wort gegunt dat hy van zyn tytlike gueden daer hem Godt vorlient heeft, by zyn testamente ofte leste wille, na denwelcken hy gheen meer wille en heeft, tot zyne believen ende guetbedencken mach disponieren, zoe hebbe ick, Eede van Martena, hoewel cranck van lichaem, nochtans wyss ende vorstandich van sinnen, overliggende datter niet sekerer is dan die doedt ende niet onsekerer dan die uure des doets, gemaect myn testament ofte leste wille, willende dattet selve geacht ofte reputiert sal wordden voer een testament, codicil ofte andere leste wille, alst tot allen tyden best standich sal moegen wesen ende effect sortieren, in maten ende manieren hyrnae volgende. In den eersten Goede van hemelryck, mynen schepper ende vorlosser, myn sondige ziele bevelende, my ganslyken op zynen ongrondelose barmharticheit betruuende, ende myn lichaem der aerden, ende tzelve te rusten tot die minrebroeders in der kercken voer Sinte Franciscus altaer. Item ick byspreke dat convent van denselven minrebroeders voer myn legersteedt ende om Goedes wille voer een legaet eens hondert golden gulden aen geldt. Item die predikaerbroeders binnen Lewarden bespreke ick insgelyck voer een legaet om Goedes wille eens hondert golden gulden aen geldt. Item dat nye nonnencloester by Nyehoeff binnen Lewarden bespreke ick om Goedes willen voer een legaet eens vyftich golden gulden. Item die kercke toe Nyenhoeffe bespreke ick om Goedes wille oeck voer een legaet soewen karolusguldens. Item tot Aelzum desgelycks bespreke ick voer een legaet eens vyftich golden guldens. Item tot Smallenee bespreke ick om Goedes wille voer een legaet eens hondert golden gulden. Item Scholastica, myn salige huysfrow[en] dochter, bespreke ick eens vier golden guldens. Item die priorinne aldaer eens twee golden guldens. Item toe Garnaerdt ende toe Betlahem bespreke ick elcx eens thien golden guldens. Item myn broeders wyffs suster toe Garnaerdt bespreke ick eens vier golden guldens. Item Anna goldsmids aldaer twee goltguldens. Item die priorinne toe Bethlaem mit huer susteren bespreeck ick elcx twee golden guldens eens. Item Andries, myn lichter zoen, bespreke ick puir om Goedes willen tot sustentatie voer een aelmis moy Rinthie huyss, mitten cameren daertoe behoerende, staende by den Puth. Item Lysbet, myn dienstmaget die nuu mit my woent, bespreke ick eens vyfthien golden guldens. Item Eesck, myn lieve broeders wyff, bespreke ick voer een legaet ende gehoechnisse dree sulveren cruissen, elck een halff pondt wegende. Item Anna, wilen doctor Kempo myn lieve broeders lichter dochter, Syurdt Wopke zoen 359 5 10 15 20 25 30 35 40 45 in Garyp toe echte hebbende, bespreke ick eens voer een legaet driehondert karolusguldens, die men hoer sal gewen als alle andere legaten betaelt zyn. Item Anna Claes van Luxenburch bespreke ick voer een legaet om Goedes wille, omme daermede ter eeren to comen, tsestich golden guldens eens. Item ick bespreke eens vyftich golden guldens die Eesck, myn huysfrowe, sal gewen ende beschicken daer zy wal weet waer myn wille is omme dieselwe toe gewen. Item Ath, die moer int weeshuy[s], bespreke ick eens voer een legaet soewen golden guldens. Item Juicke, Atthe broeder, bespreke ick eens voer een legaet twee goltguldens. Daertoe, zoelange hy in myn camer woent, gewe ick hem des jaers een goltgulden quyt van den huyr. Item Hiss, myn salige wyfs dochter, bespreke ick voer een legaet een van den platten sulveren croessen, ende daertoe noch vyff ende twintich golden guldens eens an gelt, ende Griet, huer dochter, bespreke ick twee silveren lepelen. Item Baucktien, myn salige broeders wyff, bespreke ick desgelycx voer een legaeta van denselven silveren platte cruissen, mit oeck eens vyff ende twintich golden guldens aen geldt, ende hoer dochter oeck twee silveren lepelen. Item vrouw Sytzs van Grombach bespreke ick voer een legaet die nooth, mit silver beslagen. Item Foeckel, myn nichte, Hans van Oesten huysfrowe, bespreke ick voer een legaet een plat silveren cruyss, wegende een halff pondt, daertoe noch thien goltguldens aen gelt. Item Cuneer, myn nichte, joncker Bunaus huysfrowe, bespreke ick voer een legaet myn cleine hoern, mit sulver beslagen ende vorgult. Item die weeskynderen int weeshuyss daer Auck Liewes eerst heft begonnen te stichten tot onderholdinge derselver armer weeskynderen, tot den hondert golden guldens die zy van my ontfangen hebben, bespreke ick denselven noch eens driehondert goltguldens. Diewelcke alle legaten gelyck voerscreven is, zullen ontfangen wordden uuyt handen van myn nabescreven aerffen ende besonder executoer van dit myn testament. Item Doecke, mynen broeders zoen, bespreke ick voeruuyt alle myn gerechticheit die ick hebbe ende my mach competieren opt huyss daer ick nuu in woene, mitten steedt, hoff ende cameren, staende opt noerden van Galileen nae den Tuynen, mit oeck alle die steeden die ick opten Vliet hebbe, ende oeck die cleine fenne die Alydt Arents nuu in huyre hewet. Item ick instituiere ende maecke erfgenamen in ende tot allen mynen anderen gueden, hyrbowen niet besproken ofte gelegatiert, zy syn roerlyck ofte onroerlick, golt, gelt, sulver, gemuntet off ongemuntet, alle cleinodien, beyde van goldt ende van sulver, myn lieve broeder Epe van Martena, Doecke, myns broeders zoen, ende Siouck, wilen doctor Kempo van Martena myn lieve salige broeders dochter, dieselve myne voers. erwen alle mynen guederen nae myn doedt, als voers. is, in vrientscap mit malcanderen toe deilen. Item indien Doecke, myns broeders zoen, geraeckte toe sterven eer hy tot buyckueste ware gecomen, ende daerenboven oeck sonder wetlyke geboerte storve, zullen alsdan ditselve huyss mitten steedt, hoff, cameren, steden ende cleine fenne, Doecke bowen voeruuyt besproeken, weder op myn graedt vorvallen, ende niet op Doeckes moeder ofte hueren vrunden graedt. Oeck indien Doecke tot buyckueste quame ende alsdan Sioucke oldemoeder ende hueren vrienden wilden consentieren dat Doecke mochte besitten ende bewonen Martena state toe Coernyum, zoe sal men huer alzoe voel pondsmaten nylandt voere den pondsmate oldlandt (tot Martena state toebehorende) gewen, pondsmate voer ponsmate, zoevoel dieselve state uuytbrengen mach. Indien die oldemoeder ende vrienden van voers. Sioucke tselve a Hier lijkt het aantal weggevallen. 360 5 10 15 20 25 30 35 40 45 niet solden willen consentieren, soe wil ick dat Doecke sall hebben ende opheffen twee parten ofte deelen tot erwenscap uuyt allen mynen gueden, gelyck voers. is, ende Siouck tiegens hem, Doecke, die darde paert. Item ick, Ede van Martena, wil ditselve myn testament, codicil ofte laetste wille in allen zynen puncten ende articulen van myn erwen ende vrienden geholden ende onderholden hebben, by pena ende vorboertenisse van desghenen erfscap die tzelve solde willen infringieren ende mit zyn aenpart erwenscap, hem van my besproken, niet toefreden wesen. Ick, Ede, wil oeck dat dit myn testament ofte laetste wille sal stendich wesen ende effect sortieren tegens allen anderen testamenten, een ofte meer, hyrvoermaels by my gemaect ofte die ick noch namaels nae date van desen mochte maecken, dieselve van geender weerden te wesen, mer in crachte van dessen dieselve cassierende ende teniette doende, het waer saecke dat in denselven van jare, maendt ende dach expreslick mentie wordde gemaecket. Item ick ordoniere ende constituiere executoer tot dit myn testament ende laetste wille myn lieve broeder Epo van Martena, biddende ende begerende van hem dat hy alle tghene in dit myn testament specificiert ende begrepen, alst aldernutst ende profitelixt behoert te wesen <volbrengt>, ter eeren Goedes ende mynder zielen salicheit. Hyr zyn op eenmael toe geroepen ende gebeden tuighen als Jan Jan zoen timmerman, Obbe Dirck zoen, Harmen scroer, Rewert Obbe zoen scroer, Jan Goert zoen scroer, Epe Jan zoen ende Mathys Jan zoen, openbaer ende toegelaten by den Hoewe van Vrieslandt notarys, om ditselve myn testament ende laetste wille mit hueren gewoentlycken handscriften willen bevestigen ende onderscriven. Twelck wy, tuighen voers., ter bede ende tot vorsueck van voerscreven Ede alzoe gaerne hebben gedaen. Tot meerder sekerheit van dessen allen hebben ick, Eede van Martena, gebeden den eersamen, wysen ende voersienigen meester Tiepko Allerdi Syrcksma, burgemeester der stadt Lewarden, omme ditselve myn testament ende laeste wille mit des stats Lewarden segell ende secreet te willen bezegelen ende onderscriven. Twelck ick, meester Tiepko Allardi, ter beede voers. alsoe geerne hebbe gedaen, besonderlinges daertoe van voers. Ede ende den voers. tuighena <gebeden>, anno, mense, die, hora, pontificatu etc. quibus supra. In meerder sekerheit van dessen allen hebbe ick, Eede van Martena, dit myn testament mit myn gewoentlycke handt ende myns broeders Eepe van Martena zyn gewoentlike signet onderteykent. Op jaer, maendt, dach, uure, indictione, pontificatu etc. quibus supra. Ende was tprincipael ende originael testament in pergameno ofte stoff gescreven, mit twee uuythangende zegelen ofte signetten, daerbowen stonde gescreven: Tiepke Schyrcxma. Epe van Martena. Ende onder den testamente stondt gesubscribiert: Rewert Obbe zoen. Jan Geert zoen. Epo Jan zoen, voer my ende Harmen Jan zoen scroer. Jan Jan zoen timmerman. Mathys Jan zoen, notarys, ter beede van Obbe Dirck zoen, zoe hy niet scriven kan. Auscultiert, collationiert ende naerstliken overgelesen is desse tiegenwoerdige copie by my, Hero Abba zoen, uuyt pauslyke autoriteit ende oeck by den Howe van Vrieslandt openbare togelaten notaris, ende accordiert mitten principael originael a Hierna nogmaals: hebbe gedaen. 361 testament voers. van woerdt toe woerdt. Twelck ick, Hero voers., alzoe bekenne onder myn naeme ende notariaetteyken hyronder gestelt, <ondertekend:> 5 10 Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus. Cristoffell Claes zoen tuiche als voirs., tot desse collatie geropen. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoen, naar A). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nr 19. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Copie van Ede van Martna testament. <M.a.h.:> Testament Edo van Martena. Het formulier vertoont grote gelijkenis met dat van nr 164. 169 1541 juli 10 Idtsck, Sythie Haerinxema dochter, weduwe van heer Godschalck van Jungummae, ridder 15 20 25 30 35 40 In den naeme Godts, amen. In den jaere Ons Heeren duysent vyffhondert een ende veertich, den thienden dach julii, heb ick, vrow Idtsck, Sythie Haerinxema dochter, achterlatene wedwe van den gestrengen, erntfesten ende vromen heer Godschalck van Jungummae, ritter etc. s.g., gesundt van lyve ende cloeck van vorstande, gaende ende staende, overgedacht dat ons sterfflicke menschen op deser ellendige werlt ende dall der tranen nyet sekerer en is dan die doodt ende nyet onsekerer dan die uyre des doodts, ende daeromme ende om nae myn doodt tuyschen myn kyndren ende erffgenamen twyst, schortinge ende schelinge toe schuyuen, soe heb ick myn testament ende laeste wille gemaeckt ende ordinert, ordinere ende make in tegenwoirdicheyt van den naebyscreven tuygen, hiertoe van my bysonderlinghe geroepen ende gebeden, in maeten ende manieren naebyscreven, ende will dat hetselffde (indyen het by gebreke van enyge solempniteyten, nae rechte tot dyen gerequirert, nyet als een testament stall solde mogen grypen ende hebben) als een codicill offte andere manyere van laeste wille, alst alderbest nae recht ende dusantie van desen landen in alderbeste manieren stadt ende effect sall mogen sorteren ende hebben, zynen effect ende vortganck sall nemen ende crygen, soe ymmers nae rechte billixs den laeste wille van een vorstandige mensche effect behoert te sorteren ende onderhouden te werden. In den yrsten byfeele ick Godt van hemelryck myn armen ellendige ziel, ende myn lichaem der aerden, bygraven te werden tot den myndrebroders binnen Bolszwert, by ende an den zyde van heer Godschalck, myn man voirs. s.g., ende byspreke denselffden mynrebroders voir myn legersteedt trye pondt groet vlaems. Item vorts prelegere ick, vrow Idtsck voirs., juyffer Sytzs, echte wyff van Johan van Herumae, myn dochter, een saete landts, leggende toe Goenyum, dair nu eenen Tryn Jans wedwe genoempt op woent, ende dairtoe noch een saete landts, leggende by Aebbaerdt, dair eenen Feyke Hoertze zoen genoempt op woont. Ende bygeer ende will an ende van juyffer Sytzs, myn voirs. dochter, dat zie denselffden zate dair Feyke 362 5 10 15 20 25 30 35 40 45 voirs. op woent, Goslick, heur zoen, ende noch een van heur zoenen, geboeren offte noch to geboerene, dair ick will ende bygere dat zye nae Dowe Jungummae, myn zoen ende heur broder, sall noemen offte onformen laeten, sall laeten genyeten ende volgen, voir een hoogenisse ende memorie van my, vrow Idsck voirs., sonder denselffden alsulcke heur twee zoenen in heure part erffschippens dye hen van heur anfallen ende ancoemen sullen, toe moghen rekenen, want ick heur denselffde zate intuitua ende tot profyte van heur voirsc. twe zoenen, omdat dieselffde nae myn mans ende zoens s.g. naemen genoempt synt ende zullen zyn, prelegiert hebbe. Item vorder prelegere ick, vrow Idtsck voirs., denselffden juyffer Sytzs, myn dochter, myn part van thuys, staende op den Groten Dylaker binnen Bolszwert, dair ick nu selffs inne woene, myt alle mynen huysraedt ende tilber gueden dair ick achterlaeten sall, welverstainde nochtans dat dieselffde juyffer Syts tvoirsc. huyss deur s. heer Godschalcks voirs. heur vaders testamente ende desen mynen testamente nyet meer dan eensse ende bovendyen gheen estimatie van dyen sall mogen eysschen ende vercrygen van myn andere kyndren ende erffgenamen. Item ick, vrow Idtsck voirs., byspreke ende prelegere juyffer Wytzs, achterlatene wedwe van Frans van Mennemae den jonge s.g., myn dochter, een saete landts, leggende toe Goenyum, dair nu eenen Claes Claes zoen genoempt op woent, ende dairtoe noch een saete landts, leggende toe Huyns, dair nu eenen Renyck genoempt op woent. Item ick, vrow Idsck voirs., byspreke ende legere den armen huyssgesetenen binnen Bolszwert dwelcke by den doeren nyet omloepen to bedelen, tsestich gouden guldens eens in dat yrste jaer dar ick in Goede versterven werde, als twintich op myn uuytfaerte, twintich op mynen maenstonde ende twintich op myn jaerstonde, by den huysen dairt bystaedt sall wesen, een yder nae zynen behoeffticheyt, ommegedeelt te werden. Ende will nyet dat mynen kynderen ende erffgenamen den voirs. tsestich gouden guldens in topenbair nae ouder gewoente sullen uuytdeelen, overmyts dattet in dyen gefalle solde comen an alsulcke personen wairanne het nyet bystaedt en solde zyn. Item vorder instituere ende maeke ick, vrow Idsck voirs., voir erffgenamen myn vier kyndren, als Tyaerdt Jungummae, myn zoen, juyfferen Sytzs ende Wytzs voirs., ende juyffer Tet, echte wyff van Stoffel van Roerda, myn dochteren. Yrst elcx in tgene dat van my uuytgecomen is ende my boeren ende competeren mach voir myn part van overwynste van tgene dat zie ende elcx van hen van s. heer Godtschalck ende my, by tleven van heer Godtschalck voirs. in bernse ofte andersins, ende nae her Godtschalcks voirs. doodt in reden gelde, goudt ende sulver, ontfangen hebben. Ende vorts tzamenderhandt in alle andere gueden, dwelcke ick ten tyde van mynder afflivicheit affterlaeten sall, hyrtoevoeren ende nae in dese testamente offte enyge codicille dye ick tot desen solde moegen maeken, nyet prelegert offte bysproken offte nyet bysproken ende prelegiert werden, zie denselffden tzamen ende gelyck, vryendelick ende lyefflick myt melcanderen toe deelen, als broder ende suysteren toestaet to deelen. Ende indyen een offte meer van myn voirs. kyndren deser werlt voir my overlieden ende in Goede verstorven, offte andersins my gheen erffgenamen en mochten werden, so substituere ick denselffden die van hen voir my in Goede solden moegen versterven ofte andersins my gheen erffgenamen en mochten werden, een yder van hen an denwelcken tselffde solde mogen geboren (des nochtans Godt verhoeden a Waarschijnlijk Latijn, met als betekenis: met het oog op. 363 5 10 15 20 25 30 35 moet), in heure plaetze alsulcke kyndren als zie achterlaeten sullen, zoewel noch te geboerene als nu alreede gebooren, ende dat zowel in tgene dat ick hen ende een yder van hen prelegeert, als in tgene waerinne ick hen ende een yder van hen geinstituert ende erffgenamen gemaeckt hebbe, sulcx dat den affterlatene kyndren van denghenen dyewelcke van myn voirs. kyndren voir my deser werlt overlyden offte andersins my gheen erffgenamen een werden mochten, in dien plaetse van alsulcke heure ouders, zoewel neffens den prelegaten als neffens den hereditarie institutie, sullen staen. Ende indyen juyffer Tet voirs. ofte heur kynderen ende kyntskynderen tot enyge tyde geraeckten in Goede te versterven sonder echte kynderen achter toe latene, soe will ick, testatrix voirs., dat alle die gueden ende erffschippe die heur offte heur kynderen ende kyndtskyndren van my anerwen ende ancomen zullen, mogen verfallen ende comen sullen an mynen andere kyndren voirs., offte heure kyndtskyndren, offte andere mynen graede, alsoe dat ick will dat dieselffde gueden, van my uuytgecomen, tot eenyge tyden uuyt mynen grade nyet en sullen mogen versterven ende vallen. Ende dese mynen testamente ofte laeste wille will ick, testatrix voirs., onderhouden hebben van myn voirs. kyndren ende erffgenamen, by pene van te ve[rbeuren] tgene dat een yder van hen by my in desen (tzy iure prelegati ofte iure institutionis) gemaeckt ende afftergelaeten wert, ende dat te verfallen ende comen tot profyte van dandere kyndren ende erffgenaemen dwelcke desen mynen testamente ofte laeste wille onderhouden. Torkunde van desen testamente heb ick, testatrix voirs., desen myt myn eygen handt onderscr., ende tot meerder vasticheyt bysonderlinghe geroepen ende gebeden tot ende voer orkenen ende tuygen van desen mynen testamente offte laeste wille toe zyn her Tyaerck Jan zoen, prebendarys, Nanne Reyn zoen, borgermeyster, Peter Abbe zoen, schepen, Wilhelmum Ciriaci Buwalden, secretarium, Fungor Syrssemme, Takele Tyaerdt zoen, borgers, ende meyster Sicke Heris, schoelmeyster binnen Bolszwert, om in desen mynen testamente offte laeste wille tuygen to willen zyn, ende denselffden mynen testamente ofte laeste wille voir my ende voir hoerumselffs als tuygen myt heure segelen offte signetten onder heure hantscryfften, ofte in gebreke van heure segelen ofte signetten myt huere hantscryfften allenich, to willen bevestigen. Twelck wy, heer Tyaerck, Nanno, Peter, Wilhelmus, Fungor, Taekele ende Sicke voirs., alsoe tot bede van vrow Idsck, testatrice voirs., ende voir onsselffs als tuygen, unico contextu myt den testatrice op een tyt ende plaetze vergadert gewest zynde ende gebleven solange tselffde testamente ofte laeste wille by den testatricem ende ons tuygen voirs. ende elcx van ons bysonder byvestigt is gewest, naedattet den testatrici ende ons voirs. gerecitert ende tovoren gelesen waire, gedaen hebben. Anno, mense et die quibus supra. <Ondertekend, door de laatste drie boven hun zegels:> 40 45 Idsck Iwynghewe. Her Tierck Backer subscripsit. Pieter Abbe zoen subscripsit. Tackle Tyaert zoen. Sixtus Herennius subscripsit. Nanno Reyn zoen subscripsit. Fungor Syersma subscripsit. W.C. Buwalden subscripsit. 364 Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1041. Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Frouw Ydscke testament 1541. 170 Fed, weduwe van Wierd Metzies 5 10 15 20 25 30 35 40 1541 juli 15 In den name Ons Heren, amen. Allen denghenen die dessen tegenwoirdighen brieff sullen zien offte horen lesen, zy cond ende openbaer dat in den jaere van der saligher geboirten Onses Lieves Heren Jesu Christi dusent vyffhondert een ende veertich, opten vyfftiensten julii, omtrent acht uuren voir noene, in teghenwoirdicheit van my, Mathys Jan zoen, openbaer ende toegelaten by den Hove van Vrieslandt notarys, ende getuyghen hieronder gescreven, daertoe sonderlinghe geroepen ende gebeden, erschenen is die eerbare Fed, naegelaten weduwe van wylen Wierd Metzies, nu ter tydt woonachtich int convent tot Aelzum, by gesonde, gaende ende staende lichaeme, heel witlycken in hoir verstandt, by goeden reden ende bescheit wel ende volcomende gebruyckende, aenmerckende die sekerheit des doodts ende die onsekerheit der uuren des doots, oick datter gheen dinck op desser eerden is durachtich, mer alle mitter doodt wort verwonnen ende teniete gedaen, opdat zy niet buten ordeninghe ende dispositie hoirder nagelaten guederen uut deser werlt mochte worden uutruckt, by die beste maniere, weghe, style ende rechte, zoe zy best solde, conde ende mochte, niet uut bedroch, bedwanck offte by enighe sinistre weghen daertoe gebrocht offte geinduceert zynde, maer uut haren eigen vryen wille, gerechte wetenscap ende mit walbedachten moede hoir testamement ende uuterste wille gemaeckt, geordonneert ende gedisponeert, maeckt, ordonneert ende disponeert vermits desen, in manieren naevolghende. In den eersten Gode van hemelryck, horen schepper ende verlosser, oren sondighen ziele bevelende, ende tlichaem der aerden, ende tselve te rusten opten gewyden kerckhoff int convent van Aelsum. Voirt zoe heefft zy tot Godes eren ende hoirder zielen salicheit gelegateert, besproken, gegeven ende gemaeckt, geefft, maeckt, legateert ende bespreeckt tconvent tot Aelzum nae myn versterven voir een legaet ende ewighe memorie, jaerlix op myn jaerstont voir myn verstorven vrunden ende my hartelycken te bidden, vier mannemed meedlant, legghende toe Zuwold op die Eewall by Duymsloot, diewelcke hoira landzaten Sipke Sytzie zoen ende Aemcke, zyn broeder, aldaer totten sate nu bruyckende zyn ende mede in huer hebben. Welcke vier mannemed tvoirseide convent nae hoira doodt sullen hebben ende gebruycken, mit alsulck bescheit dat hoira lantsaten voirscr. dieselve in huer sullen holden, nochtans jaerlyckes dat voirseide convent daer een redelyck huer van te gheven, ende solanghe als myn swagher ende dochter Jetzs tselve voirseide convent eens ghevet ende betaelt hondert golden guldens gangbaer gelt, ende niet langher. Ende wil dat die conventualen hoira swagher ende dochter off horen erven alsdan niet weigeren sullen dieselve landen te laten volghen, by pena van restitucie van denselven hondert golden gulden, hen a A: verbeterd uit: myn. 365 5 10 15 20 25 30 35 40 gelegateert ende besproken, in cas van negatie. Item hoira olde patroon, Sinte Marten toe Barghum convent, besprekt zyb eens voir een legaet een goltgulden. Item Sinte Anna toe Aelsum oick desgelycks een goltgulden. Item zy bespreecktc die minrebroeders binnen Lieuwarden een schute swart torff uut hoira eighen ffeen, die men hem terstondt nae hoira doodt sal beschicken ende gheven. Item myn dochter Agneet, begheven ende geproffessyt suster toe Aelzum, naedemael zy genoech besorght is in cost unde clederen hoir leven lanck, besprekt zyb twie golden guldens jaerlyckes, leggende toe Wanswert, waeraff zy dat gebruyck sal hebben jaerlycx solanghe zy levet tot hoir eighen verdoen, ende niet langher, maer sullen dieselve twie goltguldens renthen terstondt nae hoir doot vry wesen ende keren weder tot hoira rechte erven. Item alle tilber goet, mit oick alle gelt, golt, silver, gemunt ende ongemunt, mit oick alle clenodien, niet uutgesloten, sullen hoira twie dochters, als Jetzs ende Agneet, tesamen ende toegelycke deylen in vruntscap, ende wil dat Agneet daermede hoir sal laten genoeghen voir hoir anpaert ervenscap, om reden wille voirscr., ende sal daermede uutgesloten wesen van allen horend anderen gueden, soedanich zye dieselve nae hoira doodt sal achterlaten, by pena ende verbuertenisse tgene hoir besproken is. Item die eerste twie jaeren nae hoira doodt sal hoira swagher elcke jaer een goltgulden den behoefftighen armen om schoen geven om Godes willen. Item zy instituertf ende maeckt erffgenaem in ende tot allen horend anderen guederen, hiertevoren niet besproken ende gelegateert, zy zyn roerlyck offte onroerlyck, sodanich zy dieselve nae horen versterven sal achterlaten, het zy gelt, golt, silver, gemuntet ende ongemuntet, clenodien van golt offte van silver, hoir lieve dochter Jetzs mit hoir kinderen. Item zy wil ditselve hoir testament ende uuterste wille in allen zynen puncten ende articulen onderholden hebben van horen twie dochteren, Jetzs ende Agneet, by pena te verbueren zyn anpaert ervenscap ende besprekinghe. Item wilde zy oick dat ditselve hoir testament ende uuterste wille cracht ende effect sal sorteren tegens allen anderen testamenten, een offte meer, hiervoirmaels by hoir gemaeckt offte die zy noch naemaels voir hoir versterven solde moghen maecken, dieselve van gheender weerden te wesen dan in cracht van desen dieselve casserende ende teniete doende, het waer sake dat in denselffden van jaer, maendt ende dach expresselycken mentie worde gemaect. Hier zyn op eenmael toegeroepen ende gebeden tughen als heer Jelto Thomas zoen, prebendarius in Sinte Vyts kercke binnen Lieuwarden, meester Cornelys, schoelmeister, jonghe Hans Cruys, Frans Jan zoen, tenoryt, Crystophorus van Campen, hoichsangher, Peter Henrick zoen, bas, ende Mathys Jan zoen, openbaer ende toegelaten by den Hove van Vrieslandt notarys, om dit hoir testament ende laeste wille mit horen gewoontlycken handtteickenen te willen onderscriven. Twelck wy, voirscreven tughen, ter bede van hoir, testatrice, hebben gedaen. Tot meerder sekerheit van dessen allen hevet zy, testatrix, gebeden den eersamen, wysen ende seer discreten Peter Peter zoen, scepenn in Lieuwarden, om oick dit hoir a b c d 45 e f A: A: A: A: A: A: 366 verbeterd uit: myn. besprekt zy verbeterd uit: besprek ick. zy bespreeckt verbeterd uit: ick bespreeck. verbeterd uit: mynen. verbeterd uit: ick. zy instituert verbeterd uit: ick instituer. testament mit zyn selvis seghel ende handt daeronder te willen bevestigen. Twelck ick, Peter, uut bede van voirscr. Fed, testatrice, ende den tughen also hebbe gedaen. Op jaer, maendt, dach etc. als boven. <Ondertekend, door de laatste onder zijn zegel:> Frans Jans zoen. Cristoffel Claesen. Peter Hendrick zoen. Hanss Kruuss. Cornelius Johanns subscripsit. Mathias Johannis, notarius, subscripsit. Pitter Pitter zoen Golt subscripsit. 5 10 Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 49. Met opgedrukt zegel onder papier: 92. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Fedde Wyrdts testament. Druk: a. GPCV II, 827-828. 15 171 1541 oktober 25 Wythie van Camminga 20 25 30 35 In den naeme Ons Heeren Jesu Christi, amen. Anno nae der geboerte desselffs Ons Heren Jesu Christi vyftienhundert een ende viertich, den XXVen dach des maents octobris, heb ick, Wythie van Camminga, nu ter tyt heerschop van Amlandt, noch guedt van verstant, hoewel cranck van lichaem, nochtans gaende, staende ende reysende, aengemerct dat wy nyet sekers hebben dan die doet ende nyet onsekers dan die uure des doets, ende hebbe daeromme een dispositie, testament ofte laeste wille gemaeckt van myne tytlicke guederen, ende wil dat geholden hebben als een testament ofte ander laeste wille, als dat best nae recht stall mach grypen, ende dat in manieren naebescreven. In den eersten bevele ick Godt almachtich myn edele ziele, ende der aerde myn lichaem, ende begere myne legersteedt op Amlandt toe Hollum, by myn salige moeder Fouwel Camminga. Ende ist dat ick sterve binnen Vrieslant ende men myn lichaem overmits onweder nyet op Amlandt zoude moegen brengen, soe begere ick in sulcker geval te rusten toe Sincte Katharina binnen Leuwarden, by myn susters ende broeders. Ende ick geve ende bespreke die voirs. kercke toe Hollum op Amlandt euwichlyck ende erflyck een stucke landts, gelegen opt noordt van die voirs. kercke aen die kerckemuyre, dat ick gecoft hebbe van eender genoempt Mesena. Ende Sincte Katharina kercke binnen Leuwarden, diewelcke van Camminga geslacht gefundeert is, bespreke ick euwichlyck ende erflyck twee steeden, liggende binnen Leuwarden by Coert Meyers, daerop van den eenen stede nu ter tyt Frerick schoemaecker ende in voortyden Tyaerdt wasdrayer op plach te woenen, ende dander die wedue van Eelcke a C: Meson. 367 5 10 15 20 25 30 35 40 45 kistemaker nu ter tyt op woent ende eertyt Laurens backer op plach te woenen, ende daertoe noch die onbetimmerde Swanebosch buten Leuwarden by Oude Galileyen, waervan die kerckvoechden jaerlycx sullen geholden wessen alsoe voel olye voer twerdige Hillige Sacrament binen Sincte Katharina kercke te besorgen ende laeten barnen in Goedes ere, als myn salige olders hiervoermaels daertoe besproken hebben, ende gelecht op sekere stede te Cammingahorne daer Douwo timmerman op plach te woenen, ende nu by de kerckvoechden vercoft is. Ende watter meer overblyft van den voirs. twee steeden ende Swanebosch dan die olye jaerlix beloept, dat zullen die kerckvoechden anders tot reparatien ende versieringe van de voirs. kercke moegen brucken. Ende wil dat die voors. steden ende swanebosch nyet van der kercke zullen verbrocht ende vervremdt worden. Indien sulcx geschiedt, sullen dieselvige weder vallen aen myn graedt. Item voerts soo bespreke ick Graets Kamminga, myn suster, hondert golden gulden aen gelt eens, ende schelde haer oick quyte ende remittere haer alle het ongelyck, onrecht, schaede, moytzele ende verdriet dwelcke zy my aengedaen heeft, ende dat om haer conscientie te vryen. Item Tzyaerdt Hollinge, myn mette, ende Fouwel Camminga, myn lieve moeders naeme, bespreke ick elck een dobbel ducaet, ende dandere kinderen van Graets, myn suster, elck een angeloth, welcke voors. penningen sullen betaelt worden van joncfrouwe Kathrina, myn lieve broeders huysfrouwe, wylen Sicko Camminga myn lieve broeders naegelaetene wedue, ende dat vanwegen haer kinderen, uuyt myn goedt. Ende ist dat myn suster Graets, naedat haer die hondert golden gulden gepresenteert zyn van myn lieve snaer voors., dieselve nyet ontfanct, soe sullen myn snaer ende haer kinderen naederhants nyet geholden wesen dat voors. legaet te betaelen. Vorder soe begere ick dat die staeten ende heerlyckheyt mit die landen daer myn salige vader Pieter Camminga daertoe gelaeten heeft op Amlandt, sullen gaen nae dispositie van myn lieve vaders testamente ofte laeste wille. Ende zoe die staeten ende heerlyckheyta nae myn doot sullen vallen op Hayo Camminga, myn broeder, nae wylen Pieter Camminga, myn lieve vaders laeste wille, soe bespreke ick, Wythie Camminga, Hayo Camminga, myn broeder voors., tot onderholdinge van die staten ende heerlyckheyt voors. alle landen die my op Amlandt angearvet zyn, ende die ick met coop ende wandel nae myn salige vaders doet op Amlandt vercregen hebbe ende noch vercrygen mach, uuytgesondert dat stuck landts, die kercke toe Hollum tevoeren besproeken, ende daertoe dat huys, staende op die nyeuwe sluyss, mit die roerlycke guederen op Amlandt, uuytgenomen daervan een silveren halsbant, gelt, golt, silver clenodien ende golden ringen, dat Pieter Camminga, myn lieve vaders naeme, ende Taecko Camminga, myn mette, ende wylen Sicko Camminga myn lieve broeders kinderen (gelyck naebescreven is) sullen hebben, te weten Pieter Camminga myn golden rinck mitte torkoys, ende Tako Camminga die silveren halsbant om een schinckvath van te maecken, ende tander zullen zy gelyck delen, als te weten ringen, gelt, golt ende silver clenodien ende alles anders. Ende sullen Hayo, myn broeder, noch zyn naecomelingen die voirs. landen ende huysen nyet moegen vercopen, verwisselen, versetten noch alieneren, dan zullen altyt aen dat huys ende heerlyckheyt van Amlandt blyven. Ende wie die staeten ende heerlyckheyt voors. holdt, die sal die landen oick hebben, a In B hierna nogmaals: mit die landen daer myn salige vader Pieter Camminga daertoe gelaeten heeft. Deze doublure ontbreekt in C. 368 5 10 15 20 25 30 35 40 alzoe dat zy nyet gescheyden noch genomen sullen worden van dat huyss op Amlandt. Ende zoeverre mit die daede contrarye muchte gedaen worden, soe wil ick dat die eygendom nyet zal gaen aen dieghene die de landen mit die daede tegenst myn laeste wille alzoe cryget (als nae dispositie van recht oick toebehoirt), ende zal dieghene die dat huys ende heerlyckheyt op Amlandt cryget als voors. is, oick mede bewaeren ende voldoen nae myn doot die kerckelasten, als dat nae older chrystelycker gewoente op Amlandt gewoontlycken is ende mit eere toebehoort. Vorder zoe maecke ick erffgenamen myn lieve broeders Sicko Camminga naegelaten twee kinderen, namentlycken Pieter Camminga ende Tako Camminga, ende elck in den naebescreven guederen, daermit zy in mynen guederen gescheyden sullen wesen. Te verstaen Pieter Camminga in dat halve guedt, liggende tot Rauwerdt, genoempt die Berntsa, daer ene Tako Baucke zoen op woent. Item noch een saete te Rauwert, daer ene Ryoerdt op woent, genoempt op die Blintzyeb. Item noch een saete liggende by Lieuwerden toe Leckum, genoempt Tziarda goet, ende noch een sate toe Leckum daer ene Claes Pieter zoen op woent, ende daertoe die helfte van dartien koegras landt, liggende by Lieuwerden op dat oldtlandt, die nu by de burgers van Lieuwerden gebruct worden. Item zal daertoe noch hebben die helfte van die steden ende renten die ick hebbe binnen der stadt Lieuwerden, uutgenomen daervan die twee steden voors., Sincte Kathrina kercke besproken, ende daertoe die tenye off vischenye liggende achter Cambuyr, ende een strenge landts liggende toe Minnertsgae by Hermanna poorte. Alhiertegens zal Tako Camminga voors. voor zyn deel erffc hebben ten eersten dat guedt op die Meden achter Kambuyr, daer ene Gerrit op woent, met die helft van seven ende vier pondematen die jaerlycx wandelen off werven tegens die van Cambuyr, welcke dandre helfte daervan toecompt. Ende ist saecke dat Camminge huyss ende staeten Pieter voors. eerst van hoer beyden toe deel muchte vallen, soe sal Tako dat voirs. guedt op die Meden Pieter verwandelen tot gueder luyden seggen, sonder zyn schade, indien Pieter sulcx versuect. Item ende sal Tako vors. noch hebben een guedt toe Medum, daer Lolck, die wedue van Anna, op woent, ende daertoe die ander helft van die grasingen, steden ende renten vors. tegenst Pieter vors. Item sullen Pieter ende Tako vors. vorder hebben alle myn onroerlycke guederen, tevoeren in dit testament nyet benoempt. Item voorts begeer ick ende wil dat myn lieve snaer, joncfrouwe Kathrina, weduwe van wylen Sicko Camminga, myn lieve broeder, die voirs. clenodien, gelt, golt, silver, haer kinderen tevoeren gemaeckt, zal tot haer nemen, ende in toecomende tyden haer twee kinderen vors. daervan rekenschap doen, ende dat onder haerluden delen want zy gehilct zyn ofte tot hoere behoirlycke jaeren comen. Ende ist dat die kinderen sonder wettelycke kinderen <s>terven, soe wil ick dat my<n> lieve snaer vors. die clenodien, golt, gelt, als vors. is, sal holden, sonder emandt daervan rekenschap te doene. Vorder wil ick dat joncfrouwe Kathrina die onroerlycke goederen sal regieren ende die kinderen daer eerlyck myt onderholden zoelange zy hilckt zyn, zonder daer rekenschap van te doene. Item ist dat beyde die kinderen sterven sonder echte kinderen, soe sal myn snaer vors. tot haer lyffstondt hebben ende holden een saete landts, gelegen op die Meden acht<er> Cambuyr. Ende wil oeck dat het eene kindt van myn a 45 b c In C is de naam niet ingevuld. C: Writzie. C: aff. 369 5 10 15 20 25 30 35 40 lieve broeders Sicko kinderen op dat ander sal erven, soeverre het geboerde dat eene van hoerluden sonder wettige kinderen sterve, ende dat voer soeveel dese guederen aengaet. Ende in geval beyde kinderen sterven sonder echte kinderen, soe wil ick dat die onroerlycke guederen, by my hoer achtergelaeten, sullen weder vallen ende gaen in ende aen myn graedt, opt naeste bloedt van my, behalven die saete achter Cambuyr op die Meden, die blyvena sall by jonffrouwe Kathrina, myn lieve snaer, tot haer lyffstondt, ende nae haer doet voorts vallen tot ende aen Sincte Kathrine kercke binnen Lieuwerden, doch byalsoe datze tot euwige dagen by de vors. kercke blyven sal ende daervan nyet vervremdt zal worden, ende indien contrarie geschiede, datze weder sal vallen ende aengetast worden by myn naeste bloet. Ende soe tselfde voors. is myn laetste wille, die ick, Wythio van Camminga vors., mit guede deliberatie, wetenschap ende verstandt hebbe gemaeckt, soe wil ick dese myn laeste wille in alle manieren ende forma onderholden hebben van myn erffgenamen vors. ende andere personen die daertegens souden willen doen. Ende in orckonde ende craft van dien heb ick, Wythio van Camminga, dit myn testament ofte laeste wille, als dat best stal mach hebben, in tegenwoirdicheyt der naegescreven eerwerdigen, eersamen, geleerden ende geloofflycken mannen, als tuygen hiertoe bezunderlinge ende op een tyt tsamen van my geroepen ende gebeden, mit myn eygen signet ende hantscrift hieronder bevestiget. Ende hebbe tot merer sekerheyt ende vasticheyt gebeden ende bewilliget den naebescreven tuygen, als naementlyck meester Marten, pastoer tOldehove binnen Lieuwerden, heer Dythio, pastoer toe Sincte Kathrina kercke, heer Joannes, pastoer toe Cornium, heer Yvo, pastoir toe Hielssum, doctor Seerp Hanye, Tako Ringie, heerschap woenachtich binnen Lieuwerden, ende Jacop Jelisb zoen, burgemeister der stadt Lieuwerden, dat zy die van hen segelen voeren ende wiens segelen ende hantscriften hieronder zyn, voer my, henselven ende elckanderc dit myn testament ende laeste wille mit huere segelen ende hantscriften mede hebben bevestiget. Actum Lieuwarden, anno, die et mense quibus supra, ten huyse van meester Marten, pastoer tOldehove, in tegenwoirdicheyt der voorgescreven tuygen ende Pieter Rieuwerdt zoen, advocaet in den Hove van Vrieslandt ende notarius publicus, die dese myn laeste wille alsoe als voors. is, uuyt myn monde ende om myn bede wille gescreven, ende mede als een tuygh, metten anderen vors. tuygen gelyck geroepen ende gebeden, mit zyn signet ende hantteycken bevestiget heeft. Het principael, gescreven in franchyne, was bevesticht met twee opgedructe signetten ende twee segels, staende tuschen dieselve signetten, alle in groenen wasse, met papier becleedt, ende ondergescreven: Wytzie Kammigha bekenne dyt toe wessen myn testament. Ick, heer Marten Henrici, ter bede van Wytzie Kammighe, beken als voorscr. ys. Ick, heer Yvo Joannis, ter bede van Wytzie Kammingha, bekenne als voors. is. Petrus Refridius Doccumd, apostolica authoritate notarius publicus, in presentia testium predictorum rogatu Wythionis Camminga subscripsit. Dyttzyo a b c d C: C: C: C: 370 selve. Gelis. ick onder. Docu. 5 Feykonisa subscripsit. Joannes Joannis in Cornium, ter bede van Uytzo Kammingha, bekenne als voors. Seerp Hanya, doctor. Taeke Rynghe subscripsit. Ick, Jacop Gelys soen, borgemeyster. Gecollationeert metten principaele, gescreven, bevesticht ende ondergescreven als boven, is bevonden concorderende, by my, Wouter Coquillan, openbaer ende by den Hove van Vrieslandt geadmitteerde notaris. Actum den XVIen octobris, anno XVc acht ende vyftich. <Ondertekend:> W. Coquillan. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk over de bezegeling nog C: Onder den principale deses, in franchyn geschreven, stonden vier segils, in groenen wasse, op wit viercante papierkes gedruckt. Afschriften: B (1558 oktober 16, door notaris W. Coquillan, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 357. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 8v), m.a.h.: Copie van Wytze van Cammingha, heer van Amlandt, testament, in dato 1541, onder de handt van Coquillan. C (1661, voor collatie getekend door Scherhagen, naar A). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 314r-317r. - D (17de eeuw, naar C). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 357. - E (uiterlijk 1770). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, Aanhangsel (= lijst van stukken die wel voorkomen in de inventaris van Nic. Tholen (+1770), maar thans ontbreken in het archief), nr 3. Omschreven als: 1541, 25 october. Testament van Wytthie van Camminga, heer van Ameland (copia auth.). Niet voorhanden. - F (19de eeuw, naar E?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 901. De legger moet een ander afschrift zijn geweest dan B, C of D, want de collatieformule luidt anders. Druk: a. Analecta, 49-55. Naar een niet nader te bepalen afschrift. - b. De Haan Hettema, ’Eiland Ameland’, 66-73. 15 20 25 172 1541 november 21 Lieuwo Pieters zoen 30 35 In den name Godis, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyfhondert ende een ende vyertych, den een ende twyntichsten dach novembris, onsen aldergloriosten, voersinichtychsten, eerweerdychsten, heylychsten ende geestelycksten vader ende heeren heeren Paulus, den derden van dier name, dat seste jare zynre pauslycker rycke ende pausdom, der XIIIIsten indictien. Ick, Lieuwe Pieters zoen, nu ter tyt wonachtych in den dorpe van Oeldekercke in Tzietzarcksteradiell des bisdom van Utrecht, ende des daghs Praesentationis Dive Virginis Marie, cranck wesende van lychaem, mer cloeck ende wys van verstant, net ongedachtych wesende mynder ziel ende salycheit, overleverende God almachtych myn edele costelycke zyel, ende myn lychaem die aerde, daer see van ys ghecomen, a C: Feytzema. 371 5 10 15 20 25 30 35 40 45 <heb> in praesentia myns pastoris, heer Wthionis, publici apostolica sanctione tabellionis, ende naebyscreven tuygen, specialycken <daertoe geroepen>, met eenen vryen wille ende voerbydachten moede gemaeckt ende geordineert, doen maecken ende ordineren van my, Lieuwo Pieters zoen voirs., een codicill. In welcke codicill myn principaell testament, doer die hant des notarys, toegelaeten by den Hove van Vrieslant, genoemt Stans Sybitzs zoen, wonende to Lewerden, wyl ende bygeer, confirmerende ende gebiedt dat tselve gehouden ende in allen punten ende articulen geobserveert sall woerden na gedaente eens testaments oft eenyge anders manieren des laestens wyllen, zoet nae den rechten ende gemeen usantie van desen landen van Vrieslandt beste stall ende effeeckt mach sortieren ende hebben, myn echte natuerlycke wyff, Saepck Renthzie dochter, to hebben ende sall hebben, ende noch geeff ende byspreeck in dyt praesente codicill, tot hoeren lyfstondt alle mynen aefterlaetene goeden, replycken ende onreplycken, hluyt dat principaele testament. Daernae, alst Saepck voirsc. ys verlatende doer den natuerlycken doet, zoe sullen die voirsc. godenen succedieren daer sye bysprocken synt by ons, Lieuwo ende Saepck voirsc., hluyt dat testament, uutgesecht zoe geeff ende byspreeck ick, Lieuwo voirs., Jucko ende Syds, myn twe neven, ytlycken vier pondematen meedlandt, alst Saepck voirsc. ys verlaetende doer den doet, dat sy twe, als Jucko ende Sydzs voirscreven, dyssen voirsc. landen moegen brucken ende besygen waert hoeren bylievet, ende to erven op hoeren aerfgenamen altyt in der eewycheit, sonder eenyge contradictien ende opspraeck versus rechtshalven toe hebben. Die vier van diesen voirsc. landen synt leggende op die Crayweren, ende die ander vier synt leggende by Syucks huys opter fyn. Haeck, myn nychte, woenende to Oldekercke in die Trynwolden, sal hebben ende geeff ende byspreeck ick, Lieuwo voirsc., na den doet van Saepck voirsc. den derden paert van die sestien ensen lants die ick, Lieuwo voirsc., heb coft van Taecko, horen broder. Bet geeff ende byspreeck ick, Lieuwo voirsc., na den doet van Saepck voirsc. die luytcke fyn, leggende by Eelcke Jarychs zoens fynne, myn paert dier my, Lieuwo voirsc., tocoemende ys, die patroen to Oldekerck, Synt Pauls, tot eenen eewygen memorie. Ende voer dyt voirsc. fynlandt sullen die fouden altyt holden tot eewyge tyden toe een barnende lampe voer dat Heylige Eerwerdyge Sacramentshuys. Ende ick, Lieuwo voirsc., wyl hebben dat dyt voirsc. fynlandt net sall vercoft noch verset worden, by verboert dat voirsc. fynlandt. Ende indien dat allsulcxs geschiet, zoe sall dat voirsc. fynlandt wederom vervallen wesen op die aerfgenamen, hluyt dat testament. Ende twelck ick, Lieuwo voirsc., bygeer ende wyll hebben dat dyt praesente codicill in die voirsc. punten ende articulen onverbroecklyck sullen woerden geholden. Hierto byd ick, Lieuwo voirsc., ende heb gebeden mynen eerwerdygen pastoer, heer Wthzio, om dyt praesente codicill toe scriven ende in een public forme toe redigieren. Twelck ick, heer Wthzio prenomineert, heb gedaen om bede als voirsc. Orckunden dysses ter waerheit ende tot merer roboratie ende byvesticheit heb ick, Lieuwo voirsc., ende eernstlycken hierto versocht ende requireert tuygen met mynen pastoer, heer Wthzio voirsc., als Peter Claes zoen, Lolcko Taecke zoen, Eelcko Jarychs zoen ende Merten Mertens zoen. Ende noch tot meerder onderholdynge zoe heb ick, Lieuwo voirsc., oeck gebeden mynen eerbaren pastoer, heer Wthzio praenomineert, om synen notabilycken ende publicken notaryshant ende signet op spacium dyssis wolde setten, etc. Twelck ick, heer Wthzio voirsc., oeck heb gedaen om bede alles voirsc. Actum anno, mense, die, pontificatu et indictione quibus supra. 372 Et ego, Wthzio Gerardi praenominatus de Blida alias Blia, summi sanctissimique prefate ac apostolica auctoritate publicus tabellio ad hoc requisitus ac rogatus, manu et signo consueto publicoque subscribo. <n.m. 11> Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 357. 5 173 1542 april 16 Jacob Frercx zoen en zijn vrouw Tyets Doytze dochter 10 15 20 25 30 35 40 In den name Godis, amen. In den jare Ons Heren XVc twe ende feertich, den sestiensten dach des maents aprilis, hebben Jacob Frercx zoen, burgher in Bolswart, ende Tyets Doytze dochter, echteluden, anmerckende den sekerheyt des doots ende corticheyt des tyts, begeert to ordineren ende to maken hoer testament, codicill ofte leste wille, ende een scheydinghe tuschen hen ende hoer kynderen van hoer tytlicke guden, twelcke zy ordineert ende gemaict hebben in maniren nascr. In den yrsten bevelen zy Gode almachtich in zynen godtlicke gracie ende genade hair eedele zielen, ende hoer lichamen dat aertryck. Vorder ordineren ende willen zy dat hoer kynderen, als die by hoer raidt hilcken zo dat behoert, elck to bernse zullen hebben den summa van anderhalvehundert gouden gulden eens, ende sal men hen dairom uuyten genoechsame gueden, in ruerlick ofte onruerlick, nae dat Jacob ende Tiets ofte lanxtlevende van hen tselve profitelixt duncken sal. Ende zullen die kynderen voirss. elck den anderhalvehundert gouden g. voirss. hebben voir hoere pairt erffschip van denghenen die yrst van Jacob ende Tyets voirss. in Gode verstervet, instituerende hem dairinne erffgenamen van den yrsten verstervende voirss. Ende willen voerder dat alle andere guden, ruerlick ende onruerlick, die zy tsamen besitten, in tyden van den yrsten verstervende in vryen eygendom zullen bliven by denghenen die lanxt in levende lyve blyft, also alsdat hy den kynderen die dan den voirss. anderhalvehundert gouden gulden niet ontfangen hebben, dselve sal uuytrechten als voirss., ende by hen doen als guede olders by guden kynderen behoeren to doen. Oick indien enich van huere kynderen voirss. onruerlicke gueden om hoere birns voirss. geuuytet worden, dselve sullen zy behouden opten pryse als hen dye geuuytet wordena, niettegenstaende of sulcke gueden in tyden van den lesten deelschip meer ofte men bevonden mochten worden wairdich to zyn. Doch indien yemant van den kynderen voirss. meer dan anderhalvehundert gouden gulden in berns gegeven worde, datsulven in den lesten deelscip compenseren zo dat behoert. Instituerende hoeren kynderen voirss. na den leste verstervende gelick erffgenamen, ten waere dat die lanxtelevende andere testamente achterliete. Dat is dat testament, codicille ofte leste wille ende dispositie van den guden van Jacob ende Tyets voirss., twelck zy willen ende begeren standich ende machtich to zyn als enich testament, codicil ofte leste wille ende dispositie onder kynderen alderbest stall mach gripen na den rechten, geestlick ofte wairlick oft na gewoente van desen a De passage dselve ... worden staat in de marge. 373 5 10 15 landen. Sunder allen argelist. Des toirkonde zyn hyrto geroepen ende geboden als tugen heren Cornelis Jans zoen, prebendaet, Nanne Reyns zoen, scepen, Suyrdt Wpke zoen ende Sixtus Herenius, burgeren, ende Wilhelmus Cyricks zoen, secretarius in Boolswart, om disse leste wille to bevestighen, Nanne Reyns zoen ende Syurdt Wpke zoen mit hoere zegelen ende hantscriften, heren Cornelis, Sixtus ende Wilhelmus voirg. mit hoere hantscriften. Twelcke also is geschiet ter sunderlinghe bede van Jacob ende Tyets voirss. Ende Jacob voirg. heeft dit mede mit zyn selffs zegel verzegelt. Actum ut supra. Gecollationeert mit zyn principale, in papyr gescr., mit drie zegelen in groenen wasse verzegelt, daeronder gescreven stonde: Jacob Frericks zoen. Nanne Reyn zoen subscripsit. Watnyanus subscripsit. Ende was noch mit verscheiden handen onderscr. aldus: Dominus Cornelius Johannis subscripsit. Sixtus Herennius subscripsit. W.C. Buwalden subscripsit. Ende waeren die woerden hier opten ander syde opten cante gescreven, in den regelen ende niet in margine gescreven, toe weeten luydende aldus: dselve sullen sy behouden opten pryse als hen dye geuuytet worden. Ende concordeert, by my, <ondertekend:> 20 Johan Knossens. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Johan Knossens, naar A). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 745. Opschrift: Copie. Op folio 2r: Jorgann. Item uutleyt VII½ gl. corrent wan costen Tyetthe faers wyef. In dorso (= f. 2v): Gerryt Jurrans zoen. 25 174 1542 mei 26 Zuster Agnes Wierts 30 35 In nomine Domini, amen. Anno Domini incarnationis millesimo quingentesimo quadragesimo secundo, imperii victoriosissimi Karoli imperatoris anno vicesimo tertio, indictione quintadecima, mensis maii die vicesima sexta, hora tertia post meridiem, heb ick, suster Agnes Wierts toe Aelsum, kranck van lichaem, mer kloeck ende wetende van verstande, overdocht ende aengemerct dat wy nyet sekers hebben dan den doot ende nyet onsekers dan die ure des doots, ende heb gemact dit testament, codicill off laetste will ofte legaet van die gueden, van mynen vader, Wiert Metgen zoen saligher gedachten, op my verstorven, om vrede to laten ende to maken tuschen myn convent Aelsum ende myn suster Jetge myt oren man, mynen swagher Gottert, in tegenwoirdicheit brueder Peter van Well, mynen pastoir ende biechtvader, heer Leuwe, capellaen in onse convent, Botto Hette zoen, van wegen Rr Kr Mt richter to Irnsum, ende Jaeckle Epe zoen schuytmaker, tuyghen van my hierto geropen, in maniere hienae bescreven. 374 5 10 15 Myn siele bevele ick mynen salichmaker Christo, myn lichaem der erden, to rusten by myn lieve susteren to Aelsum opt hoff. Van myn tytlicken gueden, die ick achtergelaten hebbe om Godes will, mach ick gheen testament maken, behaltlick ende uutgeseit die gueden die myn vader Wiert Metges, over een jaer in God verstorven, op my gheerft heft. Die gheve ick myn arme convent om Godes wil tAelsum, ende beghere ende will dat myn suster Jetge myt oren man Gottert dieselfte den convent voirg. sullen laten onbekommert ende onbecroent volgen. In een oirkonde des heb ick, Agnes voirg., gebeden dese voirbenoemde tugen, hierto gebeden ende geropen, in teghenwoirdicheit brueder Peter van Wel, myn pastoir ende bichtvader, dat sy desen mynen laetsten wille, die ick wil onverbrecklick geholden hebben, wolden onderteikenen een ytlick van hemselve. Twelck wy, heer Lew ende Botto, om Agnes bede gheerne gedaen hebben ende myt onss selves handen onderteikent. Ende dessgelycks heb ick, Jaeckla Epe zoen, om Agnes bede oick gedaen. Actum anno, mense, die quibus supra. <Ondertekend:> Ick, broeder Leo, bikenne als voirsc. Jacla Epen soen <h.m.>. Botte Hette zoen, rechter toe Yrsem, subscripsit. 20 Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 49. In dorso: Suster Agnes Wierts testament. 175 1542 augustus 23 Sytse Harincxma 25 30 35 40 In den naeme Godes, amen. Doe als men schreven duysent vyfhondert ende twee ende veertich, op den drie ende twintichsten dach augustis, waer ick, Sytse Harincxma, hoewel kranck van lichaem, nochtans volcomen van verstande, overdenckende niet seeckerder te zyn dan die doott ende niet onseeckerder te wesen dan die uuyre des doots, heb daeromme gedacht te maecken myn testament, codicill ofte slechte laeste wille, als dat alderbest nae rechte mach staen en nae costume ende gewoente van dese landen mach staen, ende mits desen oock doen maecken, in alle myne goeden, op manieren ende forme naes. In den eersten beveel ick lyff ende zyel Godt almachtich, ende dat lichaem te rusten hier binnen den stede Ilst in Sint Martens kercke, ende bespreecke ende legatere die kercke voor de legerstoel twaleff golde guldens eens. Ende daertoeboven oock dat clooster aldaer twaleff golde guldens eens. Ende die arme aldaer voor nuu, oft ik overlevendige mochte worden ofte hiernamaels mochte sterven zonder kinderen, vier golde guldens jaerlixe renten tot laecken ende schoen, uuyt die helfte van die fenne daer Rinck Hermens weduwe ende my tesaemen toekomende is, omtrent groot wesende negen koegang, maer myn erven voor nu dese vier gulden renten jaerlycx op myn 375 5 10 15 20 25 30 35 40 45 jaerstond in dat ewich aen dhanden van die armen te distribueren ende om te deilen, sonder enige tegenseggenge van de armevoochden, ende dvoochden drenten voorschreven in dat euich niet te vercopen, tverwisselen ofte tverwandelen. Ende myn pastoir, heer Gerrit, voor nu ofte ick mochte sterven, bespreeck ick alleene tot syn lyfstond die steed daer Haye Jancke zoon nu op woont. Ende Wlcke, myn swager, sall hebben myn klederen tvoeruuyt, ende Mary, myn suster, te boren uyt drie pondematen landts daer Agge Piters soon nu bruyckt ende in dhuyer heeft, overmits oorsaecken van goedwillige dienste ende bistant. Ende allen op conditie dat ick nu ofte hiernamaels sonder echte kinderen mochte sterven. Ende ick oock ende disponiere ende begere dat myn erven desen gementioneerde vier golde gulden, darme besproocken in de qualiteit voorschreven, sullen altyt mogen inlossen ofte incopen voor vyftien penningen een, dat is tot somma van sestich golde guldens, tot hoirme gelieven, ende die armevoochden die penningen dan weer te beleggen aen andere euige renten daer sy, myn erven, jaerlycx sullen van uuytdeylen als van die vier gulden jaerlycx is geschreven, sonder die voochden tegensegginge. Item ick maecke erfnamen voor nu ende wanneer ick oock anders mochte sterven sonder echte kinderen, ende institueren myn lieve moeder At ende myn broeders kinderen Jelle in Gode overlevende ende myn suster Mary, Laes Jongama weduwe, ende oock myn suster Auck, Wlcke Oennema huysvrouwe, tot gelycke portyen ofte deylen, uuytgesondert tgene daer van Mary ende Wlcke is gesc. van de prelegatie, dan dat myn lieve moeder hoirnne aenpart alleen sall hebben tot hoirnne lyfstonde, nae vermogen van recht, wesende allene een fruchtgebruyckstera, overmits dandere gelyckb, behalven dat myn alderliefste huysvrouwe Jyts Hania sall mogen aftrecken van dat gehele erfschap, nu ofte wanneer ick storff sonder echte kinderen, voor een lyfgifte, nae vermogen dat bernsbriefs, in den eersten twintich golde guldens jaerlycx tot hoyrnne lyfstont. Maer het en waere dat ick overlevende worde, achterlatende echte kinderen by myn huysvrouwe Jyts Hania voorschreven, soe maeck ick ende instituere hoyrm, myn kinderen, allene tot myn goeden, mit die clausel, dan als nu ende nu als dan, maer myn kinderen dan ende oock een yder besonderlingh van hoirren ende oock Jyts die moeder, in plaetse ofte erfname van hoirren sal gehowen worde ende gecondenneert, by poene ende verbeurte tgenen allen daer mach draegen over hoirnen natuirlycke part ofte legitime, Mary, myn suster, ofte hoir kinderen te fryen ende tlibereren van die cautie in dat maecksbrieffe des hylcx voorschreven gedaen, ende dat uuyt name van my, roerende de landen daer Jacob Jacobs soon toe Middum nu bruyckt ende bewoont, groot synde veertich pondemate, daer in een huyringe tot zynen Jacobs lyfstonde, mit oock vercopinge van itelicke renten sint ende oock al waren belast, ende oock hoirne tfryen van alle andere belastinge daer in voirn mocht gehatt hebben gecaveert. Off in gefal ende gebreecke van dien dat zy, Mary, ofte heur kinderen mochte worden molesteert aengaende desen cautie, soo bespreeck ick en begeer hoir, Mary, ofte hoir kinderen over alle myne achterlatene goederen dartich golde guldens jaerlycxe renten eerst van dat erfschip te deduceren en af te trecken, ende gelyck nochtans tverboren off yemant van myn erfnamen mochten doen ofte laten tgene daer boven hoirne legitime dan mochte komen, ende dat tot proufyte oock van Mary voorschreven. a b B: fruchtgebruyckstech. In dit woord is geknoeid. Het lijkt verbeterd uit: gehylkt. 376 5 10 15 20 25 Ende begere desen myn laeste wille te onderholden van alle myne erfnamen, van diversche manieren opt enerleye als bovensc., als een testament, codicil ofte simpele laeste wille, nae dat alderbest nae recht ende costume van desen landen mach staen, ende ick ordonnere Wlckea Oennama, myn swaeger, met myn suster Auck, syn huysvrouwe, wesende myn suster, nae kracht ende vermogen deerste institutie op hoirre broeders ende susters gedaen, waert dat ick storve sonder echte kinderen, om dan in te brengen dat huys hier in Ilst daer ick nu selfs in woon, daer ick hem all onthieten mochte hebben ende een brieff van heb patiert, by versteekende ende verbeurte syn erff, om mit hoirren te erffen alle eerst boven dat huys mit allen zynen aencleeff gelyck te deilen. Ende will ende belooff oock anders geen testament immers tsyne te maecken ofte codicillen ofte laeste willen daer desen in enige clausel ofte articule solde doen derogeren, het en waer dat dese worden daerin werden befonden opt Latyn ende oock Duytsch: quicquid agis, prudenter agas et respice finem; wat gy doet, <doet> maer wysselycken ende besi<e>t dat eynde, welcke worden ick holde mit desen voor alleene een clausel derogativus tsyn by expressen. Orconde desen onder myn Sytse Harincxma segel ende hant. Ende tot meerder vasticheyt heb ick oock gebeden ende mits desen doe ick oock bidden tuigen eheerwaerdighen heer Gerrit, myn pastoor voorschreven, ende den eersaemen vesten Thonis Galama, Haringh Glints, heer Hottie Fons, pastoir tot Jorwert, Myrcke Evarts zoon ende oock anderen, welcke handen ende segelen opt spacium deses worden befonden, naedien yder den is bruyckende, alle tbede van my sall werden betoont. Anno en datum als is boven. Onder stont een naeme, op welcke een segel in den groene wasse doer een viercanten pampiercken was gedruckt, oversulcx denselven naeme onleesbaer. Noch leger stont <m.a.h.:> doch scheene te syn Hottio Fons. Accordeert met den principale na gedane collatie, in kennisse van my, den 10 juny 1646, <ondertekend:> T. Saeckma. 1646. 30 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1646 juni 10, voor collatie getekend door T. Saeckma, naar A) RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 421, f. 1r-5r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 8v), m.a.h.: Copia. Testament van Sytse van Harinxma toe Ylst. <M.a.h.:> Van 23 augustus 1542. 35 a B: Wtske. 377 176 1542 augustus 25 Joncker Roeliff van Bunau 5 10 15 20 25 30 35 40 In die naeme des Heren, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyfhundert twie ende viertich, op den vyf ende twentichste augusti, heb ick, joncker Roeliff van Bunau, hoewel cranck van lichaem, ghesunt nochtans van voerstandt, angemerckt die sekerheit des doets, niet wetende wanneert God almachtich gelywen wil, ist hierom dat ick myt vrye wille ende rype voerbiraed maeckt heb ende myts desen maeck myn testament, codicil oft laeste wille, soe dat nae recht off gewoente des landts alderbest effectt sortieren mach, in manier als nascrewen. Ten eerste bifeel ick God almachtich myn edele ziel ende lichaem, d[ie hy] gheschapen heft, ende myn lichaem te ruesten in Sinte Martens kerck bennen Franiker. Voerdir om toe coemen tot dispositie ende uutdeylynghe van myn goederen, roerlyck ende onroerlyck, clenoeden, gold, sulwir, daer God almachtich my voerliendt heft, soe will ick dat myn drie kynders of dochters, toe weten joffer Agniete, joffer Margarieta ende joffer Helena, als erfgenamen sullen geniete ende tot vrye eghen hebbe eelcks duysent enckelg. eens nae myn voersterwen. Ende voerdir maeck ick ende constitueer hoern myts desen erfgenamen tot all myn goederen, roerlyck ende onroerlyck, waer datse gelegen syn, in Duytslant ofte in Vrieslant, voerbiholden nochtans dat joffer Cuner, myn eechte husfrou, diesulfste sall hebbe ende bruycke tot hoer lyfstond, sonder tyegenspraeck van myn kynders voernoemd, uutgesundert dat myn drie kynders of dochters eelcks duysent enckelg. eens sullen gheniete nae myn voersterwen als voers. Ende bigeer en will dat myn broeders ende naeste bloed, mytsampt joffer Cuner, myn husfrou, hiermeed willen toevreed wese ende myn drie dochters tottit ghien dat voerscrewen is, int beste vervordre, als ick op hoern wel voertrou, ende wider dat myn dispositie, eertyts in Duytslant gemaeckt, dit myn testament ende laeste wille niet sal contrary diene, soe wyd alst myn drie dochters voernoemd findicael mocht syn. Dit is myn testament ende laeste wille, daer ick wil stedich ende onforbraecklyk onderholden hebbe. Desen allen toe orkonde heb ick, joncker Roeliff van Bunau, dit myn testament voersegeld myt myn erfsegel, ende heb hierteboewen roepen ende beden den vhesten, welgeleerden ende seer discreten meistir Jarich Dekama, olderman der stadt Franiker, ende joncker Jan van Egmondt, drost toe Harlynghen, heer Pietir Antony ende heer Sibren Sipke zoen, beyde priestirs bennen Franiker, als tuygen dit myn testament ende laeste wille toe voerseglien, signeren myt hoere erfsignetten, ofte myt hoere handen toe onderteecknen. Daer wy, samentlyck ende ider besunder, ter bigeerte ende om beda van joncker Roeliff van Bunaw voernoemd alsoo gedaen hebbe. Op jaer, maent, dach als voers. <Ondertekend:> Jarich Dekama subscripsit. Johan van Egmondt. Dominus Sibrandus Rispens subscripsit. Peter Anthonis zoen, priester. 378 Origineel: A (hand van heer Sibrandus Rispens). RAF, Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten, inv. nr 137. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso (= f. 2v): Joncker Roeliff van Bunaw testament. 177 Epo van Martena 5 10 15 20 25 30 35 40 1542 oktober 29 In den name Ons Heren Jesu Christi, amen. Kenlycken ende openbaer zy eenen ygelyck hoe dat ick, Epo van Martena, in den jaer Ons Heren Jesu Christi duissent vyfhundert ende twee ende viertich, opten XXIXten dach octobris, wesende cranck van lichame, nochtans wel wetende ende vorstandich van sinnen, hebbe aengemerct datter niet sekerer is dan die doet ende niet onsekerer dan die uure des doets, begerende ende willende daeromme ordinieren ende disponieren van myn tytlike gueden, die my van Godt almachtich vorlient zyn, opdat deshalven nae myn doet tuischen myn huysfrowe ende myn erfgenamen gheen schortinge sall vallen, daeromme in tiegenwoerdicheit der nabescreven geloeflycke mannen, als tuyghen daertoe van my geropen ende gebeden, hebbe ordiniert ende gemaect dit myn nuncupatyff testament ende laetste wille in manieren nabescreven, willende ende ordinierende, indien tzelve niet staen mach als een nuncupatyff testament, dattet nochtans andersins onforbreclyken sal gehouden wordden als een laetste wille, codicil ofte donatie, alzoet nae den rechten aequiteit ende maniere van onsse lande van Vrieslandt alderbest sal moegen staen ende onderholden wordden. In den eersten bevele ick Godt almachtich myn siele ende myn lichaem den aerden, begerende myn legersteedt in der predicaren kercke binnen Lewarden, omtrent myn stoel, ende bispreke, geve ende legatiere dwors. predicarencloester daervoer, ende voerts voer anderen godsdiensten die zy voer my sullen ende moegen doen, dartich golden gulden eens, mit een tonne hoemburger bier ende een eerlyke maeltyt op myn beganckenisse ende die jaerstondt eens. Item voerts bispreke ende geve ick den minrebroederen binnen Lewarden om Gots wille twintich goltg. eens, mit een tonne hoemburger bier ende een eerlyke maeltyt op myn beganckenisse ende jaerstondt. Item dat cloester van Gernawert vier golden g. eens. Item suster Auck Gerckes, myn huysfrowe suster, twee golden gulden eens, ende suster Gauts toe Gernawart een goltg. eens. Item suster Anne Gerckes, priorinne toe Cuusmer, twee golden g. eens, ende dat cloester te Cuusmer vyff golden g. eens.a Item dat cloester toe Bethlehem ses gouden g. eens, ende sustere Anske, priorinne, Intzs ende Anna Hothnye, myn nichten, itlycke twee golden g. eens. Item Sancte Anna cloester binnen Lewarden tien golden g. eens, ende dat nye nonnencloesterb binnen Lewarden soeven golden g. eens. Item die kercke toe Kornyum vier golden g. eens, den pastoer aldaer drie golden g., ende die vicaris twee golden g. eens. Item die kercke tOldehoeff binnen Lewerden tien golden g. eens, die kercke toe Nyehoeff binnen Lewarden seven golden g. eens, tot behulp der timmerage. Item meester Peter, meester a b In C staat de passage ende dat ... eens in de marge. In B hierna doorgehaald: vier golden g. eens. 379 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Marten ende heer Frans, myn pastoren tOldehoeff, elck een golden g., ende doctor Wpko van Buirmanya drie karolusgulden eens. Item Onse Lieve Vrowe broeders in der Ylst een golden g. eens, den crucebroeders te Sneeck oeck een goltg. eens. Item den patronen toe Britzum ende Hielsum elck een oert golts, die pastoren aldaer elck twintich st. ende die vicarisen acht st. eens. Item voerts byspreke ick den armen huyssitten dartich golden g. eens, die Eesck, myn huysfrowe, het eerste jaer nae myn doet zall gewen daert haer aldernoetdruftich[ste] dunct te wesen. Item dat armenweeshuyss binnen Lewerden, gefundiert by salige Auck Liewes, geve ende bespreke ick vierdehalve golden g. renthe jaerlix, euwichlyck ende erflyck, te weten die twee golden g. jaerlix gaende uuyt Romke Bullants steedt, ende die anderhalff g. jaerlix uuyt Jacob Seldenrycks steeden, waervan die overdrachte al is geschiet. Item Anna, salige doctor Kempo myn broeders natuyrlike dochter ende myn nichte, geve ende bispreke ick driehundert carolusg. eens, die zy niet sal moegen manen eer dat alle myn andere legaten ende schulden betaelt zyn, ende dat van den verschenen renthen mach betaelt word[en] sonder enige landen ofte renthen daeromme te belastigen, ende waermede alle andere onthietinge, Anna eertyts van my gedaen, doedt ende teniette zullen wesen. Item Anna, Claes van Lutzeburg kintskint, bispreke ende geve ick om Goets wille twintich golden g. eens. Item meester Peter Rioerdt zoen van Doccum een tabberts laken voer zyn diensten ende arbeit, my gedaen voer ende nae. Item noch soe geve ende bespreeke ick tot Gods eere ende om Gods wille sestich golden g., ofte zoevoel meer als doctor Wpko van Buirmanya ende Eesck, myn huysfrowe, befynden zullen te behoren, om te copen te Oldehove tot twee roede fluuelen dienrocken, mit Martena wapen daerop gemaect, tot een memorie voer my, Epo voers. Item Eesck, myn lieve huysfrowe, sal hebben ende beholden hoer lewen lanck dat huyss, hoff, schuire ende cameren daeraen staende, alzodanich als wy dat tsamen vorcregen hebben, mettet huysraet daerinne wesende ende ons tocomende, erflyck, uuytgesondert myn sulverwerck. Welvorstaende dat Eesck tgene des wy noch van den voers. huyssinge schuldich zyn, mede sal helpen betalen, ende den eene helfte van dat huysse nae Eescke doot wederomme sall vallen op myn naeste bloedt van Martena geslachte, ende den andere helfte daer ende alzoe Eesck dat sal believen. Daerenboven sal Eesck noch hebben ende boeren uuyt myn goedt toe Cornyum, daer Baucke Gosse zoen op woent, viertich golden g. jaerlix tot haer lyfstondt. Item ick, Epo voers., instituere ende make erfgenaem tot alle mynen anderen naegelaten guederen Doecke Martena, salige meester Tiebbe Martena myn broeders zoen, ende jonckfrowe Sioucktien Martena, salige doctor Kempo Martena myn broeders dochter, mit alsulker manieren dat zy twee gelyck myn erfgenamen zullen wesen, doch dat die voers. jonckfrowe Sioucktien ende heur erfgenamen geholden zullen wesen Doecke Martena, als hy tot buickuestinge compt, Martena staten te Cornium, mit huyss, hoff, hoernleger, eer ende feer, vry ende te vorndeel voeruuth over te geven, ende voerts die andere landen, old ende nye, alzoe als die tot Martena state behoeren ende nu gebruickt wordden, te vorwandelen, mits ontfangende daervoer van voers. Doecke Martena voer itlycke pondamate oltlandt een pondamate nylandt. Ende indien zy zulcx niet doen wil, zal Doecke voers. mit twee handen, ende Syouck mit een handt toetasten, ende halff zoevoel hebben als Doecke voers. Ende ick wil oeck, indien voers. Doecke Martena ende Sioucktien aflivich wordden sonder enige echte kynderen achter te laetten, dat in sulcker geval tgene des zy van my mochten hebben ontfangen, weder sall vallen opt naeste bloedt van Martena geslachte. 380 5 10 15 20 25 30 35 Item voerts zoe geve ende bespreke ick Sioucktien, myn nichte vors., den sulveren acker mit ses sulveren croosen ende decksel, alzodanich als my die van wilen doctor Kempo, myn broeder, besproken zyn gewest. Ende opdat dit myn testament ende laetste wille effect zoude sortieren ende volbracht wordden, zoe hebbe ick, Epo voers., daertoe bewilliget ende geordoniert den eerbaeren, ernvhesten ende hoeggeleerden heren doctor Wpko van Buirmanya, myn guede vrunth, ende Eesck, myn lieve huysfrowe, dat zy tsamentlyck off bezonderling, ende mit hulpe ende assistentie van dengenen die zy daertoe zullen off moegen bewilligen, dit myn testament ende laetste wille zullen exequieren ende volbrengen, myn legaten, schulden, costen van exequien ende anders, alzoe dat nae myn staet eerlycken toebehoert, op costen ende lasten van myner erfgenamen betalen ende doen betalen. Desen allen tot orkonde zoe hebbe ick, Epo van Martena voers., omdat ick sulfs overmits myn cranckheit niet scriven en konde, dit myn testament ende laetste wille alzoe als voers. is, van meester Pieter Rioerd zoen van Dockum, advocaet in den Howe van Vrieslandt ende mede als notarius publicus, laetten scriven ende onderscriven. Ende hebbe tot meerer vasticheit ende sekerheit daerby doen roepen ende bidden den hoeggeleerden heren doctor Wpko van Buirmanya, dat hy als een tuyge, hyr mede over ende aen, by den anderen nabescreven tuigen wiens namen ende handteikenen hyronder gescreven staen, dit myn testament mit zyn segel ende handteiken heft bevestiget. Ende hebben die voergenoemde ende naevolgende tuigen, alle tsamen gelyck daertoe van my geroepen ende gebeden, mit namen heer Ghielt Dowe zoen, vicaris toe Cornium, meester Hero Abba zoen, procuroer in den Howe van Vrieslandt, meester Sibrandt Tatinga, Liewa Mellema, Gercke Jorryt zoen ende Adriaen Warner zoen, huir hantteikenen hyr mede om myn bede wille opgescreven. Actum Lewerden, op dach, jaere ende maent als voers. is. Ende was dat principael testament, in pampyr gescreven, ongecorrumpiert, daeronder gedruckt een segel van roeden wasse, daeronder gescreven stont: Wpka a Burmanya. Peter Rioerdt zoen. Gielthetus. Sibrandus Douonis Thatinga. Hero Abba zoon, tuich, van Epo gebeden, bekenne als vors. is. Gercke Jorrit zoen hlyge als vors. is. Arian Warner zoen. Liewa Menna zoen Mellema hlye als voers. is. Auscultiert, collationiert ende naerstlycken overgelesen is desse tiegenwoerdige copie, in presentie van heren doctor Wpko voers., ende accordiert mitten principael ofte originael testament van woerdt toe woerdta, twelck ick, Hero Abba zoen, uuyt pauslycke autoriteit ende van den Howe van Vrieslandt togelaten openbare notaris, alzoe bekenne onder myn naem ende notariaetteiken hyronder geseth. <Ondertekend:> Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus. Upka a Burmannia subscripsit.b 40 a b Hierna in C: mitten twee regelen in de marge gescreven. Het vervolg ontbreekt in C. 381 Sydzs Bothnia heft my betaelt voer desse copie vierthien st., den IIten decembris anno XVc twee en veertich. <Ondertekend:> Hero. 5 10 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoon, naar A). GA Leeuwarden, Archief Familie van Martena, inv. nr 23. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Epo Mertna testament. - C (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoen, naar A). Ibidem. Perkament, beschadigd. - D (16de eeuw, door P. Duvenee, naar B). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 902. Opschrift: Copia copiae. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Copie vant testament van Epo van Martena. Uitgegeven naar B. C is geschreven op perkament, en heeft dus eigenlijk een plechtiger karakter, maar is beschadigd. 178 1542 november 5 Hessel Tyercks zoen 20 25 30 35 40 In den name Goedes, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert twe ende veertich, den vyfften dach novembris, heb ick, Hessel Tyercks zoen, borger binnen Leeuwarden, synde cranck van lychaem, nochtans ryp, cloeck ende vernufftich van verstande ende mynder vyff sinnen, overgelooft dattet den mensche geconstituiert is eens te starven, ende daeromme niet sekerder ware dan die doet ende niet onsekerer dan die huyre van dien, willende daeromme, terwyle myn verstandt vigierende ende claer ware, maken myn testament ende laeste wile, soe heb ick tselve in manieren nabys. doen exarieren ende bescriven. In den eersten bevele ick God almachtich myn edele siele ende tlychaem der eerden, daert aff gecoomen is, begeerende myn legerstede tOldehove opt tkerckhoff. Voerts legatier ende bespreeck ick Anna, myn lieve huysfrouwe, myn besten tabbart, ende Syuwerdt, myn oltsten broder, drie van myn hemden, teene ombydragen ende dander sulcx zy syn, met den somma van vyftich carolusg. eens. Noch maeck, bespreeck ende legatier ick Gaetse, myn jonxsten broder, drie van myn hemden als boven, myn beste paltrock, hosen, wamboys ende benett, met den somma van vyftich carolusg. eens. Ende Sydts, myn halven sustere, maeck ende bespreecke ick den somma van vyff ende twintich carolusguldens eens, met welcken voors. besprekinge myn broders ende suster voors. elckerlicx int syne tevreden sullen wesen, sonder yeet meer van myn nagelatene arffnisse ofte goederen, sulcx ende hoe groet die mogen bevonden worden, te mogen heyschen. Ende sullen die voors. myn twe gebroders den sommen hun besproken elckerlyck op twe termynen ontfangen, sulcx dat binnents jaers nae myn afflivicheyt zy hoer betalinge sullen hebben. Ende Sydts, myn suster, sal tgene ick hoer toegelecht hebbe, opboeren ende alfool ontfangen als zie selffs compt ende alhier in persone compariert. 382 5 10 15 20 25 Voerts soe instituier ende maeke ick, Hessel, midts desen tot alle myn andere goederen, roerlick ende onroerlick, niet uuytgesondert, sulcx die bevonden sullen worden by my nagelaten te wesen, arffgenaem myn voors. lieve huysfrouwe, Anna Claes dochter, alsdat zy daermede gelyck een yder met syn vry eygen sal mogen doen ende laten geschien. Ende soe tgene voors. is die uterste ende laeste wille van my, Hessel vors., is, soe wil ick dat dieselve als een testament sal stall grypen ende effect sortieren ofte, indien tselve soe niet soude mogen staen, dattet alsdan gelyck een codicill, donatie causa mortis ofte andere laeste wille sal staen, alst alderbest nae den rechten ende usantie deser landen sal mogen, willende tselffde van den voors. myn broders suster ende huysfrouwe stendich, vast ende onverbreeklycken naegegaen ende onderholden hebben. Ende wie van myn broders ofte suster enyge wyder versoeck sal willen doen, ende met tgene hem by my gemaeckt is, niet tevreden wesen, dieselffde allenich ende alle met hem consentierende, sal ofte sullen verboeren metterdaet tgene by my hem ofte hun besproken is, tot profyt van den armen. Voerts ingevalle myn lieve huysfrouwe nae vermogen dessen myn wille myn broders ofte suster niet wilde voldoen, soe sullen dieselffde op hun gerechticheyt ab intestato mogen staen. In een tuychnisse van desen allen heb ick, Hessel, testatoer voors., op een tydt hier als tuygen geropen ende gebeden den eersamen Peter Peter zoen, scepen der stadt Leeuwarden, Willem Ariaen zoen, Reeuwardt Obbe zoen, Claes Jan zoen, Andries Jan zoen scomaker ende Mathys Rommarts, secretarys der voors. stede, om dessen myn laesten wille met hun segelen ende handen, diewelcke segel voerden ende die scriven konden, te bevestygen. Dwelck ick, Peter, ter bede van den testatoer ende oeck voer dander tuygen, met myn segel ende handt, ende wy, Willem, Reeuwardt, Andries, Claes ende Matthys, met onse handen ende namen hieronder stellende, alsoe hebben op een tydt, tsamentlycken present synde ten dage, maendt ende jaere voors., hebben gedaen. <Ondertekend, door de laatste onder het zegel:> 30 35 Clas Johansen. Willem Aerygen zoen. Ruwert Obbe zoen. M. Rommarts, ter bede van den testatoer ende Andries Jan zoen. Pieter Pieter zoen Golt subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 655. Het opgedrukte zegel verloren. 179 1543 februari 28 Frauw, vrouw van Hero Buirmanye 40 In den name Goedes, amen. Int jaer der saliger geboerte Ons Liefs Heren Jhesu Christi duysent vyfhondert ende dree en veertich, den laesten dach in februario, onszen alderheilichsten vader in 383 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Christo die paus Paulus, doer die gotlyke gracie ende voersienicheit van die name den darde, het negende jare zynder pontificaetschat, der eerste indictie, ende doer dieselvige gotlyke gratie ende voersienicheit onsen alderglorioesten, doerluchtichsten ende onforwinlicksten heren here Kaerle, van die name den vyfsten gecoren Roemser keyser, het vier ende twintichste jaer zynder keyserrycke, ende van Castilien ende anderen rycken het negen en twintichsten, heft die eerbare ende doegsamige joffer Frauw, de huysfrowe van Hero Buirmanye, ten huysse van den hoeggeleerden ende ernvhesten heren Wpko van Buirmanye, voer in den zael, in myn, nabescreven notarys, ende tuygen tiegenwoerdicheit, gemaect ende geordoniert hoer testament ende laetste wille, mit rype vrye moet ende voerbedachte sinnen, besondere zoe zy nuu gesont ende machtich van lichaem ende vorstandich van sinnen is, hoewel zwangber van kynde, ende dat in manieren hyrnae volgende. In den eersten bevelt zy Godt almachtich huer edele ziele, ende huer lichaem der aerde, te rusten by hoer patroen in der kercke aldaer zy afliwich mach wordden, ende bespreect den patroen ofte kercke aldaer huer swartten camelotten tabbert tot een kasel. Ende alzoe joffer Frauw, testatrix, nuu swangber mit kynde ofte kynden gaet, zoe heft zy denselve kynde ofte kynden geinstitueert ende gemaeckt erffgenaem, institueert ende maeckt erfgenaem mits ende in cracht desses, in ende tot allen hueren goeden, roerlyck ende onroerlyck, clenodien, golt, sulver, gelt, gemuntet ende ongemuntet, daer huer van hueren vader, Gerbrandt Stenstra, ende Eetthie Stenstra, huer oldemoder, angecomen zyn, mit allen actien ende rechticheit, niet allenich dien huer nuu tegenwoirdich competieren ende aengecomen zyn, maer oeck dien huer namaels doer ende mits successie oft enigen anderen zaecken aenvallen ende aencomen moegen, welforstaende dat zoeverre tkyndt ofte kynden daer zy testatrix nuu mede gaet, in der geboerte ofte na der geboerte aflivich mochte wordden sonder enige wettige kyndt ofte kynden achter toe laetten, dat zy in alzulcken gevalle heft geinstitueert ende mits <desses> institueert ende maeckt erfgenaem Hero van Buirmanye, hueren liewen man, in allen den bowengementionierde goeden, roerlyck ende onroerlyck, cleinodien, gelt, golt, sulver, gemuntet ende ongemuntet, samt den goeden staende sechts overgewonnen, mit allen actien ende rechticheeden die huer, testatrice, nuu competieren ende angecomen zyn ende oeck namaels aencomen ende aenvallen moegen, hoe ende in wat manieren sulcx geschien ende gebueren mochte, uuytgesloten nochtant den legaten hyrnae volgende. Te weten Fed, huer liewe suster, heft zy, testatrix voers., besproken ende gegewen, bespreeckt ende gift mits dessen huer golden geschaecte ketten, mit alle huer golden ringgen, mitten besten sulweren riem, ende daertoe tcleinste sulveren vyftich. Item Jouck, huer suster, bespreeck zy, testatrix, huer golden clennet helgengel rieme, tgroet sulveren vyftich, ende daertoe noch huer beste tabbert ende onderrock. Item Atke, huer suster, gift ende byspreeckt zy all huer clenodien dien tot huer hoefdt behoeren, mitten besten mouwen, ende daertoe huer zyden camelotten tabbert, mitten camelotten onderrock. Item Gemma, huer broeder, bespreckt ende gift zy huer beste ende oeck huer cleinste golden kettens. Item Beitzs, huer natuirlike suster, in Sint Anna cloester binnen Lewerden, bespreck zy twee gouden gulden eens, ende Thietke, huer nichte toe Betlahem int cloester, bespreckt zy een gouden gulden eens. Orconde der waerheit zoe heft voerseyde joffer Frauw, testatrix, huer eigen naem onder dessen hueren testament ende laetste wille gescreven. Ende daerenbowen om meerder vasticheit zyn van huer ende den nabescreven notarius op eenmael gebeden 384 5 10 15 20 ende requireert als tughen namelyck heren meester Marten, pastoer van Sinte Witus kercke tOldehoeff binnen Lewarden, heren Frans, perpetuus vicaris aldaer, meester Frans Simonis, prebendaris, meester Pieter van Groningen, Funger kannegieter, Adriaen Waerner zoen ende Hero Abba zoen, notaris, van den Howe toegelaten, allen geloeflycke tuighen, dewelcken allen van den voerseyden joffer Frauw, testatrice, zyn gebeden, besonder meester Marten, heer Frans ende meester Frans, dat zy hueren segelen hyronder willen hangen, ende meester Pieter, Funger ende Adriaen voers., dat zy hueren gewoentliken handteikenen hyronder willen scriven ende stellen. Twelck wy, meester Marten, heer Frans, meester Frans, meester Pieter, Fonger ende Adriaen voers., alzoe ter beede van den voers. joffer Frauw hebben gedaen. Int jaer, maendt, dach ende plaetzs als bowen. Ende want ick, Hero Abba zoen, uuyt pauslike autoriteit ende by den Howe van Vrieslandt togelaten openbaer notarys, mitten voergenoemden geloeflike tuighen op eenmael hyrtoe van den voerseyden joffer Frauw testatrice specialick bin geropen ende gebeden gewest, daer by, ower ende aen bin gewest als dessen allen ende yder bezonder alzoe als bowen gescreven is, geschieden, hebbe ick daeromme dit instrument ofte testament mit myn eygen handt gesceven ende daerenbowen mit myn eygen naem ende gewoentlike notariaetteiken bevesticht, in volcommen geloef ende waerheit, daertoe als gezecht is, van den testatrice geroepen, gebeden ende gerequiriert. <Ondertekend, door de laatste drie op de pliek boven hun zegels:> 25 30 Pieter van Groningen. Funger Uylbe zoen. Aryan Warner zoen. Fraw Burmania. Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus. Franciscus, vicarius. Martinus Henrici subscripsit. Franciscus subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania, inv. nr 9. Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (33), 2 (79), 3 (35). In dorso, m.a.h.: Testament van Fraw Stenstera, huysvrouwe van Hero van Burmania, in dato 1543. 180 1543 oktober 30 Salvius Foppinga 35 In den name Godes, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert drye ende feertich, op den dartichsten dach des maents octobris, heb ick, Salvius Foppinga, wonende op Dronryp, overtocht den seeckerheyt des doots ende den onseeckerheyt van de uyre van dien, overleggende oock om alle schurtinge ende schelinge te vermyden die tuysschen myn vrunden ende 385 5 10 15 20 25 30 35 40 erffgenamen in toecomende tyden souden moghen vallen, ende daeromme enena dispositie ende ordonnantie van alle myn goederen gemaeckt, denwelcken ick als een testament, codicil endeb laeste wille, alst nae rechte ofte costume van dese landen alderbest effect sal sorteren, onverbreeckelyckc geonderholden ende enagecomen will hebben. In den eersten bevele ick, Salvius voors., God almachtich ende syn grontlose barmherticheyt myn ziele, ende dat lichaem den aarde, begerende myn legerstede ende begravinge op Dronryp, in Sinte Salvius myn patroons kercke, voor aen die trappen voor dat Heylige Cruys, nevens Foppinga banck. Ende ick bespreeck denselven myn patroon voor myn legerstede vier goude guldens eens, ended belast Aelcke Hermana, myn lieve huyssvrouwe, nae haer goetbeduncken een eerlycken blauwen steen te coopen, ende denselven, naedat myn name ende tyt van myn versterven daerop gehouwen zy, op myn graff te doen leggen. Oock belast ick Aeltien voors. om den voors. myn patroon te betalen tgene ick van Syoerdt tapper in voortyden hebbe geleent van Sinte Anthonis gild, nae uytwysinge van myn eygen handtteken. Item ick bespreeck Rints Camminga, myn lieve nichte, geduyrende haer leven den molenstede, met oock den stede waerop des meullenaers huys staet, verlatende ende quyterende haer van alsulcke achterstallige pacht als zy my schuldich es. Des soo sal doot ende tenyet wesene alsulcke reeckenschap als twiske Rints voors. ende my alsnoch soude moghen openstaen, ende sollen die voors. mollen ende huysteden na den doot van Rins alleen vervallen ende blyven by Foppinga staten. Voorts bespreeck ick ende legatere ick Rienck Camminga, die jongste zoon van Wyttie ende Rienck Camminga, een golden dubbelden spaenschen ducaete eens. Etc. Volcht nu voorts van den acht ende dartichsten regel int darde lateris in de seste regel aldus: Voorts soo institueere ick, Salvius, ende maeck erffgenamen tot alle myn goederen, landen, renthen ende huysinge den kinderen van Wfko Foppingha, in tyden myn broeder, behalven Trynke voors., die met haer legaet tevreden sal wesen. Institueer oock erffgenamen de kinderen van Anna Foppinga, in tyden myn suster, ende dat in manieren naebesc. In den eersten soo wil ick dat de kinderen van Anna, in tyden myn suster, voor hoor aendeel erffenisse sullen hebben den eygendum ende gewalt, met eer ende feer, van Foppinga staten, met de huysinge ende bomen daerop staende, ende alle die landen daertoe behoorende, sulcx als ick dselve nu gebruyckende ben, behalven acht gouden g. des jaars naecktenf renthen, die Wfke Foppinga kinderen daeruyt jaerlycx sullen boeren. Ende soo Foppinga staten nit en mogen connende van alle die voors. kinderen bewoont worden, soo is myn wille ende dispositie, soo eeng Hessel Meckema, myn voors. susters zoon, hem van den krych neerslacht ende eerlycken draget, dat dieselve Hessel Foppinga staten met de landen, in voegen als voors. is, sal besitten ende daeraff den gewalt hebben. Des sal hy dan den lasten met oock den a b c d e 45 f g CD: ende. C: ofte. C: omme verbrekelyck. Hierna in C: ick. Hierna in C: alle. D: marckten; C: maeckten. C: van. 386 5 10 15 20 25 30 35 kerckgerechten, daerop vallende, betalen ende dragen. Sal voorts dselve Hessel syn vier susters alle jaren daeruyt eerlyck voor haer prompt betalen vyftien goude guldens des jaers, waeraff Hessel voors. den gulden met dartich gelycke guldens sal moghen innelossen ende redonnerena. Sal oock Hessel voors. den kinderen van Wfke den voors. acht goude guldens des jaers betalen. Ende sullen derffgenamen voors. int gemene geen genyet hebben van Foppinga voor ende alleer de legaten waermede Foppinga is belast, syn betaelt. Etc. Volcht nu voorts van den acht ende twintichsten regel int 3de lateris van den vyftichsten regel int 4e lateris soo volcht: Voorts soo begeer ick ende, voor sooveel in my is, soo ordonnere ick tot executoren van dit myn tegenwoorige testamente Kempo Doynga, Eelck Heringe tMarssum ende meester Johan Rommerts, gevende denselven last ende bewint omme tinhout van dit testament ter executie te stellen, ende myn erffgenamen, een ofte meer, die bevonden worden onwillich te zyn om tselve nae te gaen, met alle maniere van justitie te compelleren myn laeste wille te [..]llenb connen. Des toirconde soo heb ick, Salvius Foppinga, desen myn laeste wille met myn name ende handt geonderges. Ende om meerder vasticheyt van desen soo heb ick op een tyt geroepen ende oock gebeden den aendachtigen, hoochgeleerden ende discreten meester Wybren Albada, pastoor, meester Henricus, vicarius op Dronryp, doctor Seerp Hannia, medicynmeesterc, Johan Rommerts, Claas Johans zoen schroor, Jancke Rieuwerts zoen ende Aarent Pieters zoen om dit tegenwoordich myn testament te hooren lesen ende te sien verclaren dat die uytstrickinge ofte dilatie, gedaen in den sesten, sevenden ende achsten regule in de twede zyde vand teerste blat, ende tgene daer aldaer twischen den regulen is ges., dat oock den uytstrickinge, gedaen in den vierden zyde vant twede blat, ende waerenboven geschreven es op den eene plaetse ’Wfke’ ende op den ander plaetze ’broers’, by myn wille ende voor donderschryvinghe van deser is gescreven, om voorts haer te dragen als tuygen van dit myn tegenwoordich testament, ende in denselven qualiteyt tselve oock te bevestigen. Dwelcke by dengenigen die schryven connen ende geen signet gebruycken, met haer handen ende namen, ende die signet vouren, met hoir zignetten ende handen alsoo is gedaen. Ende soo Aarnt Pieters nyet schryven can, heeft hy gebeden meester Wybren, syn pastoor, om doore bede syn handt ende name hieronder toe stellen. Dwelck insgelycx alsoo is gedaen. Op den dach, maent ende jaer voors. Stondt onder de principaelf, bevesticht ende geondertekent met hen namen ende zegelen als ante in prooemio begint, met hen gewoontlycke streecken. Onder welcke extract noch stonde soo volchtg: Gecollationeert met die principaele, met overroepinge van Camstra ende consent van doctore Joanne Lensio, als advocaet ende vanwegen dselve Campstra gecompareert, ende dprincipael gesien hebbende, is a 40 b c d e f 45 g C: redimeren. Aan het begin één of twee letters onleesbaar door geknoei. C: vollen. C: mede syn meyster. D: voor. C: voir. Hierna in C: syn. Hierna in C: deses. In plaats van: Onder ... volcht in C: Leger stondt. 387 daermede bevonden taccorderen. In kennisse van my, den 9 november 1612. Ondertekent: Ernst van Harinxma. Accordeert met gelyckluydende extract. <M.a.h.:> In kennisse van my, den XXVIIIen novembris 1614, ter ordonnantie van den Hove, 5 <ondertekend:> S. van Pruyssen 1614. 10 15 20 Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Zie over de ondertekening en de bezegeling van A nog het opschrift van C en D. Onvolledige afschriften: B (1612 november 9, door Ernst van Harinxma, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C en D. - C (1613 mei 19, door B. Hoppers, naar B). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 348. Opschrift: zie D. In dorso: Copia vant testament van Selvius Foppinga van Dronryp. - D (1614 november 28, door S. van Pruyssen, naar B). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 343. Opschrift: Copia. Extract uyt het testament van Salvius Foppinga van Dronryp, waeronder staen dese naevolgende namen getekent: Wybrandus Leonis Albada, voor myselffs ende door bede Aerien Pieters zoen, bekenne hieronder ges. te hebben. Salvius Foppinga. Meester Henricus Hero. Seerp Hannia, waerboven stont gedruyckt een zegel van groenen wasse, verdeckt met een wit aangespelt papierke. J. Rommarts, met gelycke zegel als vooren. Jan Rieurts. Ende: Claas Jans. Alle met hun gewoonelycke streken. In dorso (= f. 4v): Extract vant testament van Salvius Foppinga van Dronryp. Uitgegeven naar D, dat op enkele punten een betere lezing biedt dan C. 181 1544 februari 27 Zettie Lickle zoen 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Anno Domini tuysen fyfhondert ende XLIIII, den XXVII dey in februario, haet Zettie Lickle zoen, sondt van verstandt, mer cranck in dae lichaem, mey frya wille ende een gued voerbyreedt maeka syn testament, codicil ofte lesta willa, alst alderbest ney dae riochten standich mey wessa, in myn, her Sipkis, vicarii in Sendel, syn testamentoers, hoewol onwerdich, ende der tiogen neyscn jenwerdicheit, in manyeren neyscn. Int arst byfelt hy Goede almachtich ende Marie, syn lyaewe moer, mey Sente Johan, syn hillige patroen, syn edele ziel, ende het lichaem den eerde, deert van kommen is. Ende so youter dae tzerka in Rugehuysen een greeth lepen rogh. Item dae fyf bidden oerden ytlick een hael lepen rogh. Item so youter Yesken, syn wyf, to her lyfstond huys ende steed, terpen ende tuynen mey dae baemen, also fulla alser hem van tocompt. Ende ney Yeske daedt salt Tyerck to een forndiel halda, in manyeren alst dae moer voersc. yowen is. Item aeck youter Yesken voers. dat gyld dyer Holla Zytie zoen op renthen ontfensen haet, mey dat gyld dier hya gytta togara in bewaringe hebbet, om her netreft diervan to nymen solangh hio lyvet. Ende haetter ney her daedt diervan wrblyft, det schella dae kynden tolyka diella, to wyten dat Tyerck, syn zen, dy ena helft, ende Jacob, syn zen, mey Pier 388 5 10 15 20 25 30 35 Yesken zoen den ora schellet hebba. Item so haetter toollif scyold wrdlands van Yeska landen to Myrnls vercaepa, ende mey dae sex h.g. haetter her sciolden bytaella, dan dae ora sex h.g. schelse foerra uut nyma vant manda gyld. Item so hee zalige Tyerck, syn broer, ytlike landen zeedlanden van zalige Youka Taeke zoen caepa, ende naet meer dan XXX h.g. yn bytaella, daewelcke landen hebbet Zettie ende Yesck voerd bytaella mey Wlken, syn suster, als fyower snees h.g., van welken Wlck dy trodda paert, ende Zettie mey Yesken dae twae diellen, als omtrent LIIIIa h.g. hebbet bytaella. Disse voersc. zeedlanden, mey alle ora caepa landen dier Yesck ende hy tgara caepa hebbet, schel Yesck voersc. yn dae bruyckma halda her lyfstondt, ende ney her daedt schellet dae erwen voersc. diella alst ney riucht tobyhert. Item so ysser Aucken, Tyercks lichter dochter, scioldich fyower sneesen sciolden van twae holtfaallen dier Tyerck voers. her yowen hee ende van Lolcken Sybren zoen bileend hee to Myrnls, ende Zettie dierney mey een frya caep haet caepa van Lolcken, voer welke paeningen hy Aucken voers. theer yout jeerlix tree h.g. men fyower st., daewelka heer schel Tyerck, syn zen, Aucken voers. bytaelie. Ende yst secke hyo kynden cryget, ney hluyt zalige Tyercks testament so scheller dy principael somma vors. her bytaelye, ende schel dae landen diervoer yn frya ayna byhalda. Item so youter Pier, syn styapzoen, een stalt kuen uuta manda gueden, ende een ny bod mey syn tobyheren, ende een kista dier hemsolm tokompt. Item twae ald scheepen mey een yongh, ende tweyntich h.g. uuta manda van vertyaene laen, ende VI½ graeth lepenen roggha. Ende dissa somma van rogga, als VI½ lepenen, ende twae ky, mey een ny bod ofte IIII jochendaeleren dierfoer, haet Jacob, syn zen, ontfensen, ende diermey isser aefdield van alle replicke gueden, ende scheller naet van hebba, dan Yesck ende Tyerck schellet tolyka diella, oers dan Jacob schel hebba een zyda speck mey een lepen rogh, yndien hy tfreden is. Foerd so makketter erwen to syn efterleten gueden syn tweer zennen, als Jacob ende Tyerck. Ende wil dat dit syn lesta willa onverbrecklick van syn erwen voers. schel werde halden, by verbernis eerfschyps desjennis diert naet wil halda, ende dyjenne diert wil halda to tcommen dy ena helft, ende dy ora helft Sente Johannes, syn patroen. Item syn jeertidt ende dae Yeskis syn wyfs, ney her daedt, leyter op een stuck zeedlands nesta dae Laen, byhaelen een stuck ofte ecker, to XXX jeren tbegaen. Item so haetter her Anna, Renke Sipkis, Agga Jarichs ende Symon Mathys zoen monden maka to Yescken ende Tyerck, syn yonchste zen. Orkonde der weerheit so haetter hyrto roept ende baeden orkenen, als Sempka Zyncke zoen, Agga Folkerts zoen ende Eda Hemte zoen, in myn, her Sipkis testamentoers bywessen. Daewelcke orkenen hebbet dit ondersc. mey hyara handen ende naemen, anno ende dey ut supra, exempt Eda Henne zoen, voer welcke ick, her Sipka voers., hebt onderscn. Een weerheftich copi uutet principael. 40 <Ondertekend:> Sipko, presbiter, subscripsit. a Lijkt verbeterd uit: VIIII. 389 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door heer Sipko, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Gaasterland, inv. nr 35, f. 281. In dorso: Een copia uut zalige Zettie Likle zoen testament. Druk: a. OFO III, nr 54. 5 182 1544 april 6 Ritzske Bolama 10 15 20 25 30 35 40 In den name Goedes, amen. Int jaer van der saliger geboerte Ons Liefs Heren Jhesu Christi duysent vyfhundert veer en veertich, den VI dach aprilis, der tweeder indictie, onszen heilighen vader in Christo die paus Paulus, doer die gotlike gracie ende voersienicheit van die name den darde, thiende jaer zynder pontificaetscap, ende doer dieselvige gotlike gracie ende voersienicheit onsen alderglorioesten, doerluchtichsten, victorioesten ende onforwinlicsten prince ende here heren Kaerle die vyfte, gecoren Roemsche keyser, het vyff en twintichste jaer synder keiserrycke, ende van Castilien ende anderen zynen rycken tdartichste, in myn, openbare notaris, ende ondergescreven tuigen tiegenwoerdicheit, ten huysse van den hoeggeleerden ende ernvhesten heren heer Wpco van Buirmanya, omtrent twee uuren nae den noene, binnen der stadt Lewerden, heft de eerbare ende discrete man Ritzske Bolama, gesont van licham ende verstandich van sinnen, mit rypen vryen wille ende voerberaden moedt gemaect ende geordiniert zyn testament ende laetste wille van allen zyn tytlike gueden, roerlick ende onroerlick, ende dat in manieren hyrnae volgende. Eerstmael ende voerall heft hy terstont wederroepen, cassiert ende teniette gedaen, wederroept, cassiert ende doet teniette mits dessen allen den testamenten, codicillen, laetste willen ende dispositien, mit allen hueren vasticheeden daerinne begrepen, by hem voertyts gemaect, van denwelcken hy den daten nuu niet recordiert, willende dat ghene van dien cracht, macht noch effect sal hebben noch sortieren, dan allenich dit tiegenwoerdich testament, dispositie ende laetste wille, zoeals hetsulfst alderbest nae usantie van desen lande van Phrieslandt ende den goedertieren rechten daerop gemaect, stal zal moegen gripen ende effect sortieren. In den eersten, volcommentlyck betruuende opter barmharticheit Goedes almachtich, zoe bevelt hy, testatoer, zyn edele ziele, nuu ende wanneer die van den licham sal scheiden, in den handen Goedes almachtich, daerse van geschapen ende gecomen is, ende tlicham der aerde, daerse van uuytgecomen is, te begraven aldaert hy namaels sal begeren. Item hy, testator vors., heft Syrdt, zyn echte huysfrowe, besproken ende legatiert, bespreckt ende legatiert mits dessen alle tghene des tot huer licham behoert, tzelve te moegen erwen aldaert huer beliewen sall. Ende hyrenbowen bispreckt hy, testator, denselven Syrdt, zyn huysfrowe, omdat zoeverre ende indien hy geen kyndt ofte kynderen by huer procreert, ofte zoeverre hy al enige kynt ofte kynderen by huer procreerde, maer denselve ofte selven afliwich wordde ofte wordden sonder echte kyndt ofte kynderen achter te laetten, een zate lands, Jelkama staten genoemt, gelegen in den dorpe Tonnaerdt in Dongerdeel, ende dat tot huer lyfstondt, welcke zate landt zy, Syrdt, sal moegen tot hueren wille besitten, gebruicken den fruchten ende emolumen390 5 10 15 20 25 30 35 40 45 ten tot hueren overlyden toe ontfangen ende sublevieren, sonder eemants contradictie. Noch hyrenbowen sal Syrdt hebben ende holden thuyss twelck hy, testator, nae date desses alhyr binnen desser stadt mochte geraken te copen, mit allen bedt, bedclederen ende inboel. Welforstaende dat zy den vors. zate ende huysse sal hebben ende houden tot huer lyfstondt, zoeverre zy tot huer overlyden toe blyft ende huer eerliken draecht in der wedwelycken staet. Maer ist saecke dat zy hylckte ofte tottet anderde bedde ginge, sal zy in sulcken gevalle hebben tweehondert golden gulden eens, mittet huysraet, het zy hy, testator, kyndt ofte kynderen by huer kreegh off niet. Hoe oeck zy kyndt ofte kynderen by vors. Ritzske testatoer procreerde, ende zy nae den overliden van hen, testatoer, in den wedweliken staette bleeff sitten, ende eerlyck huer daerinne dragende, zoe wil hy, testator vorsc., dat zy, Syrdt voirgenoemt, in alsulcken gevalle dadministratie ende gebruick van den kyndt ofte kynderen goeden sal hebben, hent deselve tot buickweste is off zyn gecomen. Item Siolck, zyn suster, bispreckt hy Poulsmaa zate, liggende toe Wierum in Dongerdeel, mit allen heerlicheit ende gewalt, behalven tghene den patroen ende priesters toe Wierum daeruuyt tocomt. Noch bispreckt hy denselven Syoelck, zyn suster, thalve goedt mit de halve gewalt van Sellinga zate toe Mennertsgae mitten behoerlike lasten, ende noch daertoe zyn gerechticheit die hy heft tot ende op Tziarda goedt toe Hallum, geldende nuu jaerlicx voer zyn part soewen gouden gulden. By ende mit alzoe dat zy, Sioelck vors., dessen allen legaten voergenoemt, huer concernerende, niet sal moegen in ofte mit enige manieren vorsetten, beswaeren noch alieneren, dan allenigen van den fruchten ende emolumenten, daeraff comende, lewen ende huer onderholden. Hoe ende indien zy tcontrarie mochte doen, zullen dexecutoeren van dessen zyn testament denselven voerseiden landen ende renthen moegen aentasten ende ewelyck holden, tot sustentatie van den armen Christi binnen Lewerden, ende dessen allen zoeverre ende indien hy, testator, deser warld overlede sonder wettige geboerte achter te laeten. Item hyrnae heft Ritzske, testator, zoeverre hy sonder echte kyndt ofte kynderen achter te laetten in Goede vorstorve, geordoniert ende geinstituiert, ordoniert ende instituiert in cracht desses erfgenamen den rechten armen Christi alhyr binnen desse stede Lewerden, in allen zyn goeden, roerlyck ende onroerlyck, mit allen actien ende rechticheit die hy nuu heft ende namaels crygen mach, uuytgesondert den goeden boewen besproken, uuytgesondert oeck tghene hy namaels oeck in een brieff, by zyn eygen ofte een notaryshandt gescreven ende onderteikent, gewen ende bespreken sal moegen. Welcke voers. goeden in denwelcken hy, testator, den voerseiden armen geinstituiert heft, zullen denselven armen sonder uuytneminge van personen, nae den noedtrufticheit ende armoede derselwer armen personen, by ende doer den nabescreven testamentoers ende executoers mildelyck uitgedeilt ende gedistribuiert wordden, in manieren hyrnae breder verclaert. Ende teneynde dat alle dingen desses testaments, ter eeren Goedes almachtich, synder testatoeris zielen salicheit ende providentie der armen Christi, te beter voertganck zullen moegen hebben ende effect sortieren, zoe heft de voorgenoemde testatoer geordoniert ende mits dessen ordoniert voer ende tot testamentoers ende executoers desses zyns testaments ofte laetste wille den voegden van den Suette Name Jhesus gilde, in tyde zynde, denselven by huere conscientie belastende ende otmoede- a In andere bronnen heet dit goed Poutsma (BB 177; RvdA I, 123). Zie ook nr 131. 391 5 10 15 20 25 30 35 40 45 lyck om Goeds wille biddende dat zy in allen dingen tbeste willen doen, ende dat in nafolgende forme ende maniere. In den eersten zullen de vors. voegden ofte executuers van den vors. Suete Name Jhesus gilde nae zyn testatoers overlyden allen zynen landen, rhenten ende goeden, uuytgesondert tghene bowen besproken ende verclaert is, alle ontfangen, inneforderen ende vlitelick den armen Christi vors. distribuieren, te weten dat zy twee osenbrugxe lakenen alle jaeren zullen copen, ende oeck lenen laken, daeraff zy tabberts ende heenden voer mannen, ende rocken ende heemden voer vrouwen, zoevoel sulcx vorstrecken mach, maken ende bereiden laetten, ende denselven gemaect ende bereit zynde, zullen zy denselven den rechten armen omdeilen ende distribuieren. Insgelycx een sekere tall van schoenen, dewelcke oeck, gelyck van den clederen ende heenden gezecht is, zullen omgedeilt wordden. Totten welcken allen hy, testator, ten minste jaerlix twintich gouden gulden bispreckt, maer wanneer Syrdt vors. sonder wettige geboerte by hem te achterlaten in Goede sal verstorven zyn, zoe sullen de vors. voegden van Jelkama zate noch vyfthien gouden gulden jaerlix nemen, omme denselven tot vormeerdringe van den vors. clederen, heemden ende schoenen den armen templogieren ende ommedeilen. Ende wes daer dan meer is ofte overblyft, datselven den armen Christi in spyse mildelyck deilen ende uuytrichten, aldaert meest van noeden sall wesen. Noch wil hy, testator, dat de voers. voegden alle jaeren acht ofte negen gouden gulden uuyt zynen goederen willen nemen, ende daermede den armen craemvrowen in hueren noetdrufticheit ende armoede subvenieren, want hy denselven besonder wil geholpen ende vorsien hebben. Item hy wil oeck dat de voerseide voegden zullen den drie cameren, staende in de Spoelmans straet an wilen Wythie Camminge schuere, by hem, testatoer, ende Geel, zyn eerste huusfrowe, mit oeck den gasthuysse daer recht ower, naest Gerryt beeltsnyder huyss, by hem alles tot onderholdinge ende habitatie van arme olde vrouwen gefundiert, in raeck ende daeck onderholden, laetende denselven personen de daer nuu inne wonen, hent hueren overlyden blyven, ende denselven in hueren noetdrufticheit vorsien ende onderholden, welcke voegden vors. deselve testator mits desen in collatores daeraff te wesen nae zynen overlyden heft geordoniert. Item voerseide Ritzske, testator, versueckt ende begeert zeer otmoedelyck aen den eerwaerdigen heren den pastoeren van Sinte Vitus kerck tOldehoeff sampt den prior der predicerbroeders binnen Lewerden, in ofte pro tempore zynde, denselven doer die liefte Christi ende der armen vermanende, dat zy den vors. voegden, dewelcke mit meer aldusdanige zaecken geoccupiert mogen zyn, help ende assistentie in alles willen doen, teneinde dat in alle tghene vors. is, de eere Goedes almachtich ende den noettruft ende onderholdinge der armen Christi noch gesacht ende geprovidiert wordden, totten welcken allen dessen zynen uuytterste wille tendiert ende ter cause van dien ende oeck zynder zielen salicheit gemaect is. Item Syrd, zyn huysfrowe, indien hy voer huer afliwich wordde, sal uuyt zyn goeden nae goeder olde gewoente zyn achterdaden uuytrichten ende voldoen, ende wil dat zy daerinne van niemant belet sal werden. Item noch wil hy, testator, ende oeck begeert hy aen zyn vors. suster, samt allen denghenen dewelcke enige legate ofte geniet uuyt dessen zullen hebben, dat zy dessen zyne testamente ofte uuytterste wille zullen in alles als voers. onderholden ende nagaen, ende dat by pene als vorboert ende gepriveert te zyne, mits hyrtiegens ter contrarie te doene ofte cronen, van den legate ofte profite dewelcke de ofte denselven 392 5 10 15 20 25 uuyt dessen testamente zoude mogen bueren ofte andersins competieren ofte verwachtende wesen. Item by geliker pene wil ende ordiniert hy, testator, dat onforbreckliken onderholden ende fidem geadhibiert sal wesen tghene des namaels onder zyn eygen handtscrift ofte notaryshandt onder dessen testament ofte een ander brieff uuyt zyn monde ofte duer zyn begeerte gescreven te zyne befonden sal wordden. In kennisse der waerheit ende fortificatie van dessen allen zoe heft voergenoemde Ritzske, testator, dessen testament in presentie der eerbaeren mannen, namelick heer Wpco van Buyrmanye, doctor, meester Marten, pastoer, ende meester Pieter, oeck pastoer van Sinte Vitus kerck binnen Lewerden, meester Frans Simons, prebendaet aldaer, ende heer Jelth, oeck prebendaet tOldehoeff, Renick van Buirmanye, licentiaet, ende Frans Jan zoen, tenorista, mit zyn eygen handteiken ende name onderscreven ende bevestiget, ende omme meerder vasticheit van desen noch denselven tuigen allen die zegelen fuerende zyn, gebeden hueren segelen hyronder te druicken of doen hangen, ende dieghene die ghene segelen gebruicken, omme dessen mit hueren gewoentlike handteikenen ende eygen namen te subscribieren. Twelck zy allen ende yder besondere als tuigen, van den vorsc. testatoer ende my, ondergescreven notarys, op eenmael hyrtoe geroepen, gerequiriert ende gebeden alzoe hebben gedaen. Anno, die, mense, indictione, pontificatu et anno quibus supra. Ende want ick, Hero Abba zoen, uuyt pauslike autoriteit ende by den Howe van Vrieslandt openbaer togelaten notarius, hyrby als dessen vors. allen ende yder besunder geschieden mitten voergenoemden tuygen present bin gewest, tselve in consideratie genomen, hebbe ick daeromme dessen instrument mit myn eygen handt gescreven ende mit myn eygen notariaetteiken ende name gesubscribiert, in tuichenisse ende geloeff van allen ende yder besonder, specialick hyrtoe van den voers. testatoer geroepen, gerequiriert ende gebeden. <Ondertekend, door de laatste vier op de pliek boven hun zegels:> 30 35 Hero <n.m. 3> Abba zoen. Ick, Ritska Bolma, bykenne als boven voers. Jelto Thome fabri subscripsit. Renick a Burmania. Frans Jans soen subscripsit. Martinus Henrici subscripsit. Upka Buyrmania subscripsit. Petrus Herus a Wouda subscripsit. Franciscus subscripsit. Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 339. Perkament. Met vier uithangende zegels: 1 (80), 2 (122), 3 (102), 4 (36). 393 183 1544 mei 1 Syercktzien Donie 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den naeme Goedes, amen. Anno XVc ende XLIIII, op maie dey, dae hab ick, Syercktzien Donie, gesondt ende staerck fan lichaem ende uoell uyttende myn wyff sennen, anmerckt ende woerthocht datter naet sykers is dan den daed ende naet onsykers dan den woere des daedes, soe hab ick by ghesonde duaen myn testament, leste uylle ofte codicil van alle myne gueden macket ende ordineeret, op maneeren als hyerney scrn. Item int aerst soe byfeel ick God almachtich myn aerme eelendighe zeel, ende myn lichaem den aerde, uantse fan der aerde koemen is, ende bygherge toe resten in der eerde toe de mynnebroeren toe Lyoewrdt, by myn saelighe zoen Gosse, omtrent Jemma Heerjuesma graeff, ende byspreck alder eens foer myn leegherstoel fyften enckelgolden ff. Ende jette hiertoe soe bispreck ick dae broeren vorsn dae aerste fyff jeer terstondt ney myn daed ende op myn jerstondt toe een meeltyd jers fyff golden ff. Item Hys Aernts dochter, myn trou ende oprioecht tienstfaemen, der langhe tyd mey my hat uennet ende nu jette mey my uennet, dioe bispreck ick toe hyaer lyfstondt alsoe langh alse liwet, oppendatse hyaer nedroeft in koest ende claen mey haebbe, thyen enckelgolden ff. frye schaedloesse jerlixe renten, derse syll baerre uut een seette landes, lydzende toe Steens, hettende hit Nyuirck. Item jette soe syll Hys vorsn fry huesvestinge habbe alsoe langh alse liwet, ende jette soe syll Hys vorsn myn beest beed mey syn toebyheer habbe, mey aeck alsoe folle fan myn hueshreed als hyaer fan needen syll uesse toe brucken ende toe bysghien. Item ick uoell dat myn landhrenten fyff jeer langh ney myn daed dae uaerachtighe aerme om Goedes uylle sylme jaen, by Feddo Haerda myn broers zens hreed, indeen datter my foerlivet. Ende indeen Feddo vorsn ferre my steert, soe set ick in syn plaetse tuae fan myn neste fryoenden, als suaegheren fan Feddo vorsne bern, indeen datse hyaerre eerlicken ende doeghelicken regeerghie. Ende indeen datse der naet bequaem toe ueeren, soe silme fan myn neste fryoenden dertoe ordineerie der alsdan der aebel ende bequaem toe sent. Item onder disse vyff jeeren renten derme om Goedes uylle jaen sylme als vorsn, der sylle dae fyff golden floerenen jers der de mennebroeren als ferre bispritsen sint, mey als eelemosinen reckne ende achte uyrde, ende desgelicke soe sylle Hysse Aernts dochter vorsne tyeen golden floerenen jers, derse toe hyaer lyfstond habbe syll als vors., dae sylle aeck mey als eelemosinen in de aerste fyff jeren renten ney myn daed hyaer recknet uyrde. Item ick meyts eerfghenaem toe alle myn gueden, replick ende onreplick, Feddo Haerda, myn broers zoen, in maeneeren dat myn onreplicke gueden sylle eervie ende werfaelle op Feddo vorsn ende op syn kynden, ende voerts van kyndt op kyndt, ende naet op emment oers, toe uitten ofter een fan Feddo kynden stoeren sonder kynden ende kyntskynden, soe sylle dae onroerlicke gueden eervie op dae oere kynden ende kyntskynderen, ende naet op faer nochte moer. Item dit vorsn testament, codicil ofte leste uylle uyll ick, Syercktzien Donie, onwoerbrecklicken halden habbe. In een weerheyt disses soe hab ick, Syercktzien Donie vorsn, baeden Feddo Haerda, myn broers zen ende myn eerfghenaem, om dit ienuirdighe myn testament, codicil ende uille toe scrn ende mey syn geuoentlicke handt toe onderteknien. Der ick, Feddo 394 Haerda, om Syercktziens, myn moytze, beede uylle alsoe hab deen. Scrn int jeer ende dey als vorsn. <Ondertekend:> Feddo Haerda subscripsit. 5 Origineel: A. RAF, Collectie Aanwinsten, inv. nr 42. In dorso: Syercktzen Donie testament. Druk: a. OFO II, nr 377. 184 1544 mei 2 Heer Foppe 10 15 20 25 30 35 40 In den naem des Heeren, amen. In den jaere der geboerten desselven Onse Heeren XVc e[nde] XLIIII, ter tueder indictien, op den tueden dach in mayo, omtrent middach, in domo habitationis suae, spaeusdoms onsen heylichsten vaders in Christo heeren Paulus, die derd[en] van dier name, in den X jare, imperante vero Karolo Romanorum Imperatore semper augusto, imperii sui anno XXIX, is geweest heer Foppe, vicarius toe Tzemarum, kranck van lichaem, nochtans kloeck, wys ende syn verstant volcomelicke gebruykende, diewelcke overmerkende die sekerheit des doets ende donsekerheyt der uren van dyen, begerende dien toe voercomen mit syn testamentelike dispositi van der goede, hem van God die Hee[r] almachtich verleent, tot Godes ere ende synder zyele salicheit te disponeren, ende alle twist ende geschille die tusschen syn erfgenamen soude moege comen, toe verhoed[en], heft mit beteren maniren, weghe, rechte, stile ende forme hy dat best ende vastelickxts doen mocht, soude of konde, mit voergaende rype deliberatie, uuyt syn sel[fs] voernemen ende vrien wille geordeniert ende gemaect syn testament ende van zyn voerschreven goeden gedisponeert, ordeneert, maket ende disponeert bi desen, in tegenwoerdicheit tuygen daertoe geropen ende gebeden, to weten den eerbaren heer Govert Doeys, abt to Lidlum, testamentoer, executoer ende getuych van denselven, heer Johannes, pastoer in Tymarum, heer Henrick, prebendarius aldaer, den eerbaren andachtigen Taecke Roerde ende den andachtigen Ripper Eelsma, Peter Eenke zoen, Hermen op dye Meden, Taecke Hotye zoen. In den eersten bevelende God van hemelryck ende in syn genade syn edele kostelicke ziele, geschapen na dat beelde Godes nae Heilige Drievoldicheit, ende dat licha[em] dat eertryck tot een spys der wormen. Ende hi heeft begeert syn gravinge op die gewide plaetze to Tzemarum in die kercke, by syn hillige patroen Sinte Marten, bi Sinte Katarinen altaer tomidde in die kercke, voer welcker grovinge ende oec totter eere Goeds soe besprect hi die kercke van Tzemarum tot eewige tyden, nummermeer saen noch spraeck van syn erfgenamen op toe maken, noch nummermeer toe versetten, drye pondematen landes, liggende an Bange fenne an die noerdersydt, hetende Hoxne land. Item dat Hillige Eerweerdige Sacrament aldaer twe waskeersen, een igelick van een pont. Item Onse Lieve Vrouwe tue waskeersen, een igelick van een half pont. Item Sinte Kathryn, syn hillige joffer, oeck twe waskeersen, een iegelick 395 5 10 15 20 25 30 35 40 45 van een half pont. Item syn patroon, Sinte Marten, tue keersen van een pont. Item syn hillige apostol Sinte Thomas ende alle Goedes hilligen tue ponts keersen. Item noch soe besprect hi om Goedes wille die arme menschen die daer sullen commen op syn lee, XXV golde gulden, ende die toe distribueren na raet der executoren. Item noch so besprect hi XXV golde gulden die rechte arme huyssittende luyden toe Tzemarum, toe discreti der executoren. Item vorder soe besprect hi puerlick om Goedes wille die rechte armen, bisonderling ende voer yemant altyt die naeste armen van syn bloet, dye landen op die Meden, daer nu ter tyt Lambert op woent, groet wesende in den eersten XV pondematen, ende noch drie pondematen, liggende an Lidlummer landen, ende noch drie pondematen meedlant, leggende achter salge Atze huys an Kosters wer, beholdelick dat heer Foppe twe jonxste kinderen, als Marten ende Cornelis, sullen om Gods willen die landen besitten ende in die huyer hebben, die ponsmaet voer XIIII st., indyen dat syse selven willen bewoenen, ende indiens niet, so sullen die pastoer ende die voechden van Tzemarum die landen verhuyren ende oeck huer daervan opburen, ende distribueren die naeste armen van syn bloet diet toe doen hebben. Item vorder want hi Bertelt, Atze, Anne ende Frans, syn kynderen, ytlicke goeden bi syn levendige lieve heeft gegeven, ende die jongeste kinderen niet hebben gehadt aldaervan, soe besprect hi om Gods wille syn tue jongeste kinderen, Marten ende Cornelis, tuehondert golden gulden, diewelcken hi hoer by syn levendige lieve, lange voer syn doetsiecte, al hadde gegheven om Gods wil, nae luet die brief die sy daerop hebben. Item voert so besprect hi om Gods wille syn seven kinderen allegader, in geliker graet to staen, to weten Atze kinden sullen staen in hoer vaders stede, maer die goeden van Atze wegen sullen die executoren van dit testament ontfangen ende bewaren tot die wesen profyt, totdat si comen tot haer rype jaren, als Bartelt, Atze kinden, Anna, Frans, Jurgen, Marten ende Cornelis, dye landen to Oesterbirum, groet wesende sex pondematen, mit die huysstede ende die gewalde, daer nu ter tyt Alef op woent, ende noch vyf pondematen, liggende buyten die Olde dyck an Johan Take zoen landen ende an Lolke fenne, die nu Wibe in syn huer heeft. Welcker voerschreven ellef pondematen landen die voerschreven kinderen sullen mogen versetten, versellen, verwisselen ende vercopen wannee[r] dattet hoer van node is ende wanneer dattet hoer belieft. Item noch besprect hi syn seven voerschreven schamel kinderen om Gods wil al syn reppelike goeden, hoedanich si synt, quick, til, bedden ende bulster, tinnen, linnen, wollen, copperwerck, kisten, trisoren, tafelen, stolen en al datter int huys is, ende dieselve gelden dye daer overbliven als syn testament voldaen is. Item Peterick, syn huysvrou, besprect hi vyftich golde gl., want si dat wel verdient heeft, want si hem XII jaren seer trouwelick gedient heeft in syn siecte ende olde dagen. Item vorder soe wil hi dat die executoren sullen copen mit syn ghelden tue callef rieren, diewelcken sullen bliven yseren koeyen, ende indyen syn nacomelinck die niet wil ontfangen in sulken manier, soe sal datselfde hebben die hillige kerck. Item voert soe maect hi erven in alle syn andere, ongedisponeerde landen, hierboven niet gementioneert noch beschreven, die landen hem geervet van syn salige vader ende moeder, to weten syn broeder Baucke kinden die helleft, ende syn suster Rixt kinden die ande[r] helft, alsoe to verstaen dat Jarich, syn broeders kint, sal mit twe handen toetasten, ende Jarich broeders ende suster kinderen mit een hant, ende in die 396 5 10 15 20 25 ander helft syn suster Rixte tryea kinderen, toe weten Rints, Frans ende Atze, in geliker graet to staen. Willende niettomin, indien syn erfgenamen mit dese syn testamentelike dispositie niet tovreden waren of daertegens eenichsyns poechden te doen, alsdan dieghene die sulcks attempteerde van horen erfenisse versteken te syn, ende die portie, den onwilligen bi desen makinge of uuyt horen erffenisse toecomende, gegeven soude worden die hellefte K.M. Hoegen Raet toe Lewerden, die ander hellefteb die kerck Tzema[rum ***] die voerschreven t[***] ende uterste wille [***] ende volbracht te [***] bi maniren van tes[tament ***] cause des doots [***] subsisteren ende volco[***] voerschreven test[tament ***] onderhouden ende [***] ende desen letteren [***] of weerlicke recht [***] codicille, gifte ter [***] vastelixt geschied[en ***] solemniteiten daer [***] oetmodelike beger[ende ***] Oerkunde van desen [***] codicille of leste [wille ***] schryft ende dat [***] Heren, maent, dac[h ***] Onder tprincipa[el ***] abt to [Lidlum ***] Heer Henricus, preb[endarius ***] Taeke Roerda [***] Ick, Peter, ic [***] Harmen Herm[***] Godef[ridus ***] belyd ende [***] concordert [***] woert tot [woert ***] c 30 35 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (waarschijnlijk gelijktijdig, door Govert Doeys, opsteller van A, naar A?). RAF, Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 66. Beschadigd: f. 2 is verticaal afgescheurd op een vouw. Opschrift: Copie. 40 a b c Verbeterd uit: twe. Hier begint f. 2, dat verticaal is afgescheurd op een vouw. Hiervóór doorgehaald: Doys. 397 185 1544 september 14 Wytz Aebbinge 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Opten XIIIIden dach septembris anno XVc XLIIII. Alzoe ick, Wytz Aebbinge, cranck van lichaem ben, ende nochtans cloeck ende wys van sinnen ende perfect van verstande, ende ick in eertytz, als opten XXIXten octobris anno XL lestleden, gemaecket heb myn testament, codicil, leste wille oft donationem causa mortis, waeraff die copie per transfixum hyraen gehangen is, soe ist dat ick, Wytz voers., tselffde myne testament, leste wille etc. by desen confirmere, approbere, ratificere ende van weerden holde, ende wil dat myn kynderen, kyndeskynderen ende erffgenamen tselve testament ende leste wille etc. onverbroecklyck in alle zyne puncten ende articulen zullen onderholden, uuytgesondert tghene navolget, twelck ick nochtans oick in gelycke manieren als voers. is, van myn kynderen, kyndeskynderen ende erffgenamen wil onderholden hebben. In den eersten alzoe twee van myn joncste kynderen, namentlyck Wybe ende Andleff, by Adzert, myn echte man, getogen, in Goede verstorven zyn nae makinge myn voers. testament, soe ordinere ende wil ick dat Adzert voers. allene zal hebben met Tyemck, tot profyt van voers. Tyemck, alle die gueden die ick, Wytz, Adzart int voers. testament met myn drie joncste kynderen besproken hadde, alles nae tenoer tselve testament. Ten anderen soe sette ick, Wytz, myn kyndeskynderen in plaetse van Fraw, haere moeder, myn dochter. Ten darden want ick beduchte dat myn kynderen ende kyndeskynderen die erwenissen die zy uuyt naeme van my nae myn doot sullen ontfanghen, niet wel sullen konnen beholden, regeren ende bewaeren, soe ordinere ende wil ick, Wytz, dat zy dselve gueden die doer tversterven van my op haer sullen succederen, niet sullen moegen verwisselen, vercoepen, belasten oft eenichsins alieneren, dan zy dselve gueden tot behoeff van haer ende haer kynderen sullen holden ende bewaeren, ende dat dselve gueden ende ander gueden die op haer hyrnamaels mochten uuyt mynen graede ende van mynenweghen erwen ende toevallen, niet sullen in vreemde handen vervallen oft erwen, ende tselve te verstaen zoewel van Tyemck, myn dochter by Adzert getogen, als van myn eerste kynderen, byalsoe nochtans indien voers. Tyemck nae my ende voer Adzert afflivich worde sonder wetlycke geboerte ofte kynderen nae te laeten, dat alsdan Tyemcke gueden op Adzert zullen vervallen, tot zyn lyffstondt ende niet langer, daer Adzert oick in geconsenteert heeft. Ten vierden soe bespreeck ick, Wytz, Teetke, myn dochter, die tot Betlehem professyt is, vyff golden g. jaerlixe renten tot haer lyffstondt, die Adzert ende Tyemck haer alle jaeren sullen betalen. Ende indyen eemant van haer beyden voer Teetke afflivich worde, zoe sal die lestlevende tselve voorts voldoen. Des tot oerkonde heb ick, Wytz voers. tot tugen gebeden, geroepen ende geeyschet den eerwerdighen heeren Occo, pastoer in Ferwert, ende Douwa van Burmania aldaer, Wbble Hero zoen ende Willem Gielis zoen, secretarys over Ferwerderdeell, ende haer elcx besunder gebeden dat zy dese myn confirmatie, approbatie ende bevestinge van myn eerste testament ende myne andere besprekinge, mytz aenhangende haere segelen ende ondersettende haer hantschrifften, willen roboreren ende bevestighen. Twelck wy, heer Occo ende Douwa van Burmania, myt onse segelen ende hantschrifften, ende 398 wy, Wbble ende Willem, want wy gheen segelen foeren, met onse hantschriften doer bede van voers. Wytz alzoe gedaen hebben. Actum anno, mense et die quibus supra. <Ondertekend:> 5 10 Haring Sythiema subscripsit. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (uiterlijk 1547 juli 19, door Haring Sythiema, naar A?). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1784. Het afschrift is een transfix bij een uitspraak van 1547 juli 19 door de zoenlieden Douwa van Burmania en Haring van Sythiama over dit codicil en het testament van 1540 (zie 162). Hieruit kan de datering worden afgeleid. 186 1544 oktober 28 Reynsk Camstra, weduwe van Hette van Dekama 15 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert vier ende veertich, opten acht ende twyntichsten dach der maendt octobrys, soe heb ick, Reynsck Camstra, wylen Hette van Dekama naegelaetene weduwe, aenmerckende die onzeeckerheyt des mensschelycken levens, noch gesont ende machtich van lichaem, wys ende verstandich van myn sinnen ende memorie, met rype ende voerbedochte moede ende raedt, tot Godts eeren ende omme te verzien ende verhoeden alle twist ende tweedracht die tusschen myn kynderen ende erffgenaemen nae myn afflivicheyt om myn tyttelicke goederen zouden moegen rysen ende coemen, dese myn leste wille ende testament gemaeckt ende geordonneert, willende ende begeerende dat dieselve tallen tyden in der formen ende maniere naebeschreven stall ende effect zall sortieren voer myn testament, codicill oft andere laeste wille, alst best ende voirdeellicxt nae rechte ende goeder equiteyt sall moegen staen ende subsistieren, wederroepende alle anderen testamenten, codichillen offte anderen laesten willen die ick voir datum van desen gemaeckt mochte hebben. In den eersten beveele ick Godt almachtich myn edele ziele, ende begere dat myn lichaem begraeven mach worden binnen Leeuwerden, in de kercke van den minderbroeders aldaer, by myn zalige man, wylen Hette van Dekama. Ende wil dat myn begancknisse tot coste van alle myn erffgenaemen zonder groete pomposicheyt geschien zall, zoedat nyemandt met reden hem dienaengaende zall moegen beclaegen. Voerder zoe legatiere ende bespreecke ick Edewaer, myn dochter, geprofessydt binnen den convente van Thyemarum, dertich gouden guldens sjaers lyffrenten, diewelcke zy tot heur lyffstondt sall moegen gebruycken, alzoe dat die thien gouden guldens van dien zullen betaelt worden den voers. convente voer heur costen, ende dandere twintich zall myn voerben. dochter opbueren ende ontfangen om heur daermede te moegen cleeden ende andere noetrufticheyt coepen des heur van noeden weesen zall, waermeede myn dochter voers. voer heur aendeel erffschip geheel ende all tevreden wesen zall, zonder dat zy myn anderen erffgenaemen yedt meer zall 399 5 10 15 20 25 30 35 40 45 moegen heysschen uuyt crachte van eenyghe van de voergaende donatie die heur by my, ten tyde als zy geprofessydt worde, gedaen is geweest, oft anders dan zullen alle anderen voergaende donatien ende geloftenissen daermede doet ende tenyet weesen ende blyven, by pene, indien zy oft yemandt van heurentwegen contrarie attenteerde, van tvoers. legaet gepriveert te wesen. Ende nae heur doet zoe sullen dieselve renthen comen tot profyte van heur broeders ende zusters offte heure kynderen. Item Pieter van Dekama, myn oudtste zoen, heb ick, Reynsck voers., tot voerendeel in een prelegaet euwich ende erffelyck toegelecht, besproecken ende geprelegeert myn huys toe Jelssum, daer ick nuu ter tyt inne woene, met zyn koehuys ende alle die beesten die ick nae myn doet achterlaeten zall, met het hoff, graff, singel ende singelsloet, ende noch daerenboven een zaete landts, genoempt Eeckeme goedt, mette landen die nuu ter tyt daertoe behoeren ende nuu by eenen Symon Claes zoen met Wael, zyn huysfrouwe, gebruyckt worden, leggende opt noerdt van myn hoff. Welverstaende nochtans dat hy deselve goederen schuldich ende gehouden zall weesen, indien hy zonder kynderen geraeckte te sterven, op zyn broeders offte zusters dient hem gelieft te erven, zonder dat dieselve goederen teenighe tyde in vreemder handt by testamente oft anders zullen moegen vervallen offt gealieneert worden. Dan wil dat in alsulcken gevallen die voers. goederen, mette fennen daerontrent gelegen, opten naesten graedt van de bloede zullen succederen, ende binnen myne familie blyven. Noch zoe legatiere ende besprecke ick Pieter, myn voers. zoen, uuyt zonderlinge affectie die ick tot hem draege, euelyck ende eerfflyck myn huys, staende binnen Leeuweerden, daer hy selfs nuu ter tyt inne woent, mettet hoff ende huys daerby gelegen. Ende Hette, myn jonxte zoen, geve ende besprecke ick in een prelegaet toe voerendeel duysent carolusguldens van twintich stuvers stuck, diewelcke Pieter, myn zoen, alleen gehouden zall weesen ter cause van den bovengementionneerde huyse hem op te leggen ende betaelen op redelycke termynen, zoe wanneer hy hem by vrunden raedt totten huwelycken staete begeven zall hebben, omme daermede een nyeuwe huys daert hem gelieven zall, te moegen maecken ende tymmeren, ten waer zaecke dattet voers. huys by de brandt vernielt ende vergaen waere voer ende alleer Hette totten voers. staet was gecoemen, in welcken gevalle Pieter, myn zoen, nyet gehouden en zall weesen tvoers. legaet te voldoen ende betaelen. Ende daerenboeven zoe bespreecke ende geve ick Hette, myn zoen, in een prelegaet twaelff gouden guldens sjaers uuyt ende in een zaete landts, gelegen binnen Jellum, die nuu by eenen Dirck Jans zoen gebruyckt wordt. Dese voers. prelegaeten, salff ende onvercort, dien ick myn voers. twee zoenen in der maeniere voers. toegelecht ende besproecken hebbe ende uuyt crachte van desen testament offte andere leste wille, begeere, wil ende bevele dat heur int euwich zall volgen. Soe maecke ende instituere ick, Reynsck voers., tot myne goederen gelycke erffgenaemen Pieter, Aesghe ende Hette, mynen zoenen, Yde, Marie ende Jel, myn dochteren. Alzoe nochtans dat Pieter, myn zoen, zyn aendeel erffschips, zoeverde deselve zall moegen strecken, voerts sall moegen nemen van myne goeden ende landen, gelegen binnen Jelssum, uuyte welcken ick hem de prelegaeten voers. besproecken hebbe, mette naestgelegen goeden ende landen van dien, diewelcken ick myn zoen voers. om die gerieffelickheyt van zyn medeerffgenaemen niet te hoeger ter handen geset ende geestimeert wil hebben, noch oeck omdat ick hem tvoers. voerendeel toegelecht 400 30 hebbe, maer wil ende begeere zeer ernstelycka dat myn anderen kynderen myn twee zoenen voers. dieselve prelegaeten puyr ende zuyver, in maeten ende voegen als die by my besproecken zyn, willen rustelyck ende vredelyck laeten volgen ende behouden. Ende zoeverde ymandt van mynen kynderen offte erffgenaemen contrarie onderstonde te doene, ende dese mynen laeste wille poeghde timpugnieren, zoe zall diegeenen die tselve sochte te doene, metterdaet van myn erffschip vervallen ende gepriveert weesen ende bliven, ende tgenen des zy oft enich van heur alzoe mochte verbueren, dat zullen myn anderen erffgenaemen die dese myne laeste wille goetwillich achtervolgen ende onderhouden, tsaemen gelyckelyck deylen, ende int eeuwich moegen behouden. Ende opdat tgenen des voers. is nuu ende ten euwighen daeghen te bedt stall ende effect sall moegen hebben ende sortieren, zoe wil ick, Reynsck voers., dat indien dit voer gheen solemneel testament standich zoude moegen weesen, dat in alsulcke gevalle tselve geacht ende gehouden worde voir een codicill oft andere laeste wille, alst best nae forme ende style van rechte zoude moegen staen ofte subsisteeren. In teycken der waerheyt ende getuychgenisse van allen tgeenen des voers. is, zoe hebbe ick, Reynsck voers., gebeeden ende tsaementlyck op een tyt daertoe geroepen den vhesten, wysen ende hoechgeleerden heer meester Sicke van Dekama, raedt van den Keyser in zynen Hove van Vriesland, myn saelige mans broeder, ende den waerdighen, godtsvruchtigen ende welgeleerden heere meester Pieter Heres, pastoer binnen Leeuwerden ende publicus notarius, by den Hove van Vrieslandt geadmitteert, heeren Vincent Jans zoen, mynen pastoer van Jelssum, ende Hendrick de Pauwe, Keyr Mat excysmeester binnen Mackum, dat zy ter bede van my ende van mynentwegen, zoe ick niet schryven en can, desen mynen testamente, codichil oft andere laeste wille met heure gewoentlycke handen ende handteyckenen willen onderschryven ende bevestighen. Twelck wy, Sicke van Dekama, heer Pieter, heere Vincent ende Hendrick die Pauw voers., by de voerbenoemde Reynsck tsaementlyck op een tyt daertoe geroepen ende gebeden zynde, alzoe gedaen hebben. Opten dach eende jaer als voeren. 35 Ende stondt ondergeschreven: Sicke van Dekama signavi. Petrus Herus a Wouda, pastoer et notarius, quo supra. Vincentius Johannis, pastoer in Jelzum. H. Martens zoen de Pauw. Gecollationeert jegens tprincipael, gescreven in franchyn ende onderteyckent als boven, es bevonden taccorderen by my, 5 10 15 20 25 <ondertekend:> J. Duvenee. Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door J. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1409. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Reinsck Kampstra testament. <Doorgehaald:> Myn husfrowe moders testament. Anno 1544. Celo. - C (16de eeuw, door 40 a In B verbeterd uit: nerstelyck. 401 notaris W.L. Jacobi te Leeuwarden, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (1596, door J. Harderwijk, dorprechter te Weydum, naar C). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 397. - E (17de eeuw, naar D). Ibidem. - F (18de eeuw, naar E?). Ibidem. 187 Fedde Wyrs 5 10 15 20 25 30 35 1545 januari 12 In den name des almachtigen Godes, amen. Alle diegene die dyt tegenuordige instrument sullen zyen of horen lesen, sy kennelick ende openbaer hoe dat in den jare van der geborte Ons Leven Here Jesu Christi XVc ende XLV, den XII dach januarii, hefft Fedde Wyrs, wonende thoe Beets, nyet al sont van licham, mer cloeck ende wys van voerstande ende machtich hoer vif synnen, nyet dorch enige sinistre interpretatie of onderwys, mer walbydacht ende byraden ende ut vrie wille, angesien datter niet sekerder is dan die doet ende niet onsekerer dan die ure des doets, heft Fedde voirs. ordinert ende gemaket hoer testament ofte laeste wille navolgende, in den alderbeste styl ende manere alsse alderbest conde ende mochte, nae welkese wil dat hoer goeden gaen sullen ende gedistribuert woerden. Int eerste bivelt Fedde voirs. God almachtich haer edele siele. Voert soe ordinertse ende geven Joachum Teye zoen ende Wythe Gotters dochter dat bysit toe Noerdermeer, hiel ende al, met lanckte ende brete, saetelant, graeslant, hoylant, soese dat voirs. gebruket heeft, ende Joachum ende Wythie dat nu bruken. Bet geft Fedde voirs. VI roden landes in Alsme leyen die armen, daer torf tho graven wat hoer van noden is, twe mannen daerthoe tho ordineren dat dyt voirs. feen nae profyt wort gegraven. I enkelgulden den armen om schoen. Bet tho Aelsem een tonne hamborger bier, in Sigerswolt I enkelgulden. Item soe sal Joachum dat lutke sytten hebben ende hoer beste pels ende XIII elle reyl. Item Sinte Anna thoe Bergum I enkelgulden. Myt diese verclaert Fedde voirs. haer laeste wille thoe wesen, ende bygert dat menste myt dat meeste geholden hebben, als alderbeest na rocht ende goede equiteyt effect sortyren mach. Alle dinck sonder falicant, argulist ende nye invindige. Hyer hebben an ende over geuest wetighe tuughen ende geloeflicke personen, hyrover geropen ende gebeden van Fedde voirs., thoe wetene her Wibe, pastoer toe Beets, Johan Sapis, Syrt Buuis, wonende thoe Beets. Durum patientia frango. <Ondertekend, m.a.h.:> Wibrandus Renoldi, pastor in Beets, protestor ut supra. 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (gelijktijdig, door pastoor Wibrandus Renoldi, naar A). RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 49. In dorso: Copy Fedde Wyrdts laetste testaments. <M.a.h.:> Copia testamenti. 402 188 1545 juni 21 Take van Herama 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den name Goedes, amen. Aengesien nyett zeeckerer is dan die doot ende nyett onzeeckerer dan de ure van dien, ende dairomme een yder mensche behoirt te dencken hem alle tyt den laesten daghe geschenen te zyn ende alsoe die doot altyt voor ooghen thebben, soe heb ick, Take van Herama, gaende ende staende, alnoch cloeck ende verstandich van sinnen, tgene des voors. is considererende ende overleggende, begerende voor mynen versterven zeeckere dispositie te maken van den tytlycken goederen, die my Godt almachtich verleent heeft, den een ende twentichsten junii, anno vyftienhondert vyff ende veertich, in presentie ende tegenwoordicheyt goede luyden, hyrnae genoempt, dairtoe specialycken geroepen ende gebeden zynde, gemaict een dispositie, testamente, codicille ofte laeste wille in manieren als hyrna volcht, begerende dselve myne dispositie ende laeste wille onverbreckelycken onderholden ende nagegaen twordden ende craft thebben ende effect sorteren van een guedt testament, codicill ofte andere laeste wille, als dselve alderbeste nae rechte ende landts gewoonte staen mach. In den eersten beveel ick, Take van Herama voors., Godt almachtich myn edele ziel, ende tlichaem der aerden, toe rusten in Sincte Martens kerck bynnen Franeker. Omme dan voorts tcomen tot dispositie ende uuytdeylinghe van mynen roerlycke ende onroerlycke goederen, soe bespreeck ick, testator voors., Sincte Martens kercke voors. tien gouden guldens eens, soeverre ick in Vrieslandt sterve. Vorder legeer ende bespreeck ick, testator voors., den rechten armen bynnen Franeker thuys dair ick nu ter tyt inne woen, staende opte Nyestraet, opten grondt van Minne Cammingha. Item myn boucken ende doctoren in sacra scriptura legeer ende bespreeck ick heeren Bocke Donya, pastoor toe Arum, soelanghe als hy leeft, ende nae wiens overlyden ende versterven dselve zullen coomen ende vallen opten patroen toe Tzum. Item ick legeer ende bespreeck Pieter Cammingha myn boucken in politioribus literis, ende Goffe Roorda Titum Livium, die hy my geschoncken heeft, met alle die boucken die ick heb in medicinis ende in jure. Item ick legeer Schelte van Lyauckama myn golden ringhen mytten pictuyr van Holophernes, ende dairtoe den summa van dryehondert gouden guldens eens. Item ick bespreeck Sybrant Roorda een van myn beste golden penninghen. Item Goffe Roorda, zyn zoen voors., twe dobbelde ducaten. Item Georgen Roorda, myn mette, hondert gouden guldens eens. Item ick legeer ende bespreeck meester Wattie Roorda, myn neeff, vyftich golden floreen eens. Item Johan Walta, myn neeff, vyftich golden floreen eens. Item Bocke Herama vyftich golden floreen eens. Item Haeye Cammingha een rosennobel. Item die twee priesteren toe Tzum elcx drye gouden guldens, ende voor denwelcken dvoorseyde priesters gehouden zullen wesen memorie van my thouden een jaer lanck. Item die coster toe Tzum bespreeck ick insgelycx een golden floreen. Vorder legeer ende bespreeck ick, testator voors., juffrow Luts Cammingha, myn broeders dochter, ende juffrow Cathryn Ryngie, myn zusters dochter, myn inboel ende huysraedt. Item ick bespreeck Neel Jacobs dochter, myn dienstmaecht, datt huys by den Groete Kerck, dair eenen Jacob schoemaicker nu bewoont, staende opten grondt van meester Jarich Dekama, ende bovendien noch den summa van hondert gouden guldens eens, ende noch twaleff gouden guldens jaerlycxe vrye renten tot hair lyfstondt, ende dwelcke twaleff gulden jaerlycxe renten voors. Wiggle Herama toe 403 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Sweyns dvoorg. Neel geduyrende den tyde voors. jaerlycx zall voldoen ende betalen. Item juffrow Luts, doctor Hector van Hocxwiers dochter, myn zalighe broers kyntskynt, legeer ende bespreeck ick, testatuer voors., tien gouden guldens jaerlycxe renten uuyt Lamminghe zate toe Tyemmarum. Tott alle myn andere roerende ende onroerende guederen, voren by legaten nyet uuytgedeylt, ordonneer ende institueer ick, testator voorg., erfgenamen myn zalige broers ende zusters kynderen ende Wiggle Herama voors., alles tot porceelen naebescreven. Ten eersten institueer ende maick ick, testator voors., juffrow Cathryn Cammingha erff van die zate toe Fautum, dair eenen Jan Pieters zoen althans op woont ende gebruyct. Item juffrow Eedwer van Hocxwier, myn zalige broers dochter, institueer ick tot den landen die Tyerck Epe zoen nu ter tyt in huyre heeft, met die landen leggende opt oost van die kerck, beclemdt zynde in den pastoors landt, ende insgelycx den landen leggende opt oest van den buyren, dwe<l>cke hyrvoermaels een reidmeer geueest hebben. Item ick institueer ende maeck erff jonckfrow Luts Cammingha, myn broers dochter, tot myn zate leggende toe Fautum, dwelcke nu ter tyt van Andries Sybren zoen wort bewoont ende gebruyct. Item tgene Lamminghe zate voors. beter is dan die renten dair ick ende myn zalighe zuster, Hylck Herama, dairuuyt besproecken hebben, geeff ick deur tytel ende by maniere van institutie myn zusters kynderen, met eer ende veer dairtoe behoerende. Vorder institueer ick, testatuer voors., dvoorg. Wiggle Herama erfgenaem van Herama zate, stins ende staten toe Tzum, dair nu eenen Syba Frans zoen op woont, mytt oock eer ende veer, jus patronatus ende alle alsulcke vorder gerechticheyt als van oldts tot Herama staten behoirt hebben, doch datt Wiggle voors. nyemant in zyn recht zall vercorten deur trescript by my van den bisscop vercreghen, mair soevoel moegelyck is, in alle vrunscap met Tied Herama, myn nichte, oft hueren erven te verdraghen. Hierenboven institueer ick Wiggle Herama voors. ende maick hem erfgenaem tot die landen die Andries Faes zoen ende Meynert Symon zoen in huyre hebben, myt de steden leggende in die buyren toe Tzum, my toecomende. Ende oftet gebuerde datt dvoorseyde Wiggle Herama geen masculam prolem by achter en liet, soe substitueer ick in alsulcken gevalle Take, zalighe Sicke Cammingha joncxte zoon. Item oock will ick datt die landen, Wiggle voors. voren besproecken, zullen erven ende succederen nae versterven van den voorg. Wiggle op zynen oudtste zone ofte, in cas van zynen versterven, opte voorseyde Wiggles oudtste zone dairaen volgende. Ende will insgelycx datt dvoorg. Wiggle nae die doot van my, testatuer voors., ter plaetse zall resideren ende Herama staten voors. selver bewonen. Ende ist byalsoe datt iemant van myn erfgenamen ofte legatarien voors. myt zyn aenpaert erfscaps ofte legaet, by my gegundt, nyet tevreden en is, ende eenighe actie intenteert op Herama staten ende landen voors., soe zall in alsulcken gevalle terfscap ofte legaet van dengeenen <die> sulcx attenteert, devolveren ende vervallen op Wiggle Herama voors. Ditt is myn, Take van Herama, testament, codicill ofte laeste wille, ende dwelcke ick van myn erfgenamen ende legatarien steed, vast ende onverbrecklyck onderholden will hebben, by pena als voors. Des allen toirconde heb ick, Take van Herama voors., desen myt mynen signet ende gewoontlycken handtscrift bevesticht, ende bovendien dairtoe ende over roepen 404 10 ende gebeden den eersamen ende voersienighen Poppa van Doyum, Rolandt excysmeester, Otte Baucke zoen, Claes Claes zoen, Gerryt Pieter zoen, Menck Mencx zoen ende Gaathye Pieter zoen, datt zy hyrvan in toecomende tyden getuychnisse wilden geven, ende desen myt hairen zegelen ofte signetten, die sulcx voerende zyn, bevestigen, ende dandere desen myt horen handtscriften ende tekenen onderscryven. Twelck wy, voors. personen, alsoe hebben gedaen. Ende wy, Poppa, Rolandt ende Otte, desen myt onse zegelen ende signetten gesigneert ende onderscreven, ende wy, Claes, Gerryt, Meynck ende Gaathye voors., desen myt onse gewoontlycken handen roboreert ende befestiget. Op jaer, maent ende dach voors. 15 Gaathye Pieters zoen, secretaris in Hennaerderadeel, bekenne tinhouden van desen tzyn den testament ende laeste wille van Take Herama, die tselve in bywesen van den tuygen voors. ende my onderscr. selfs gesigneert ende onderscr. heeft, op jaer, maent ende dach voors., ende twelcke oock de tuygen insgelycx op den tyt ende plae<t>s hebben gedaen, 5 <Ondertekend, door de laatste vier boven hun zegels:> 20 25 Gaathye. Gerardus Petri subscripsit. Claes Claes zoen. Meynck Meyncken zoen subscripsit. Take van Herema beken tinhouden van desen tsyn myn laeste wille, onder myn hantscryft ende segel, Take van Herema. Poppa fan Doyem. R. Niste subscripsit. Otto Baucke zoen subscripsit. Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1048. Perkament. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 4 (86). 189 1545 november 11 Rynts Minnema 30 35 In den naem Godes, amen. Int jaer Ons Heeren dusent vyffhondert vyff ende tfyrtich, op den elffsten dach novembris, hefft juffrow Rynts Minnema, hoewel cranck ende syck van lichaem, nochtans goedt ende cloeck van verstandt, uuyt oersaken haer moverende dit tegenwoerdyge codicill doen bescriven, waerinne zie eensdeels alteriert ende limitiert dat reciproche testament, dwelck by Wytie Camminga, haer salyge man, ende by haer int jaer XVc drie ende dertich, op den XXIIIIen dach octobris is gemaeckt, ratificerende ende confirmierende nochtans tselve testament in alle zyn andere puncten. In den eersten zoe gheeft ende prelegatiert juffrou Rynts Renick, haer jonckste zoen, off dengenen die nae vermogen dat bovengementionierde testament geraeckt 405 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Camminga huys te besitten, tot vordendeel dat ius patronatus, met den profyten ende opcomsten daerthoe staende, van dat vryleen toe Goutum by Leuwarden, nae vermoegen ende inholdt der briewen daerop vercregen, zonder dat dander broers offte susters hem sulcx in enyge manieren sullen spyten, ende daertoe in eygendom hebben den drie pondematen, gelegen op Camminga tarp, vercregen van den priestere ende voegden van Sinte Caterynen kercke, die by enen Michiel gebruyckt worden, ende waeraff int reciproche testament denselven Renick die stedyge pachtinge toegelecht was. Sal boven deesen die besitter van Camminga huys hebben ende in eygendom beholden alle den huysraedt, niet uuytgesondert, mit den sulveren croesen ende sulveren lepelen, sulcx alst ten overlyden van haer, testatrix, opt huys toe Camminga bevonden sal worden, behalven den sulveren clenodien, haer kynderen elcx bysondere int voerseide testament toe gelecht. Voerts zoe prelegiert ende geefft juffrow Rynts haer drie dochteren gelyck alle haer clederen, golden ende sulveren clenodien, tot haren lyve behoerende. Is voerts juffrow Rynts laeste wille dat Frans van Camminga, haer zoen, ontfangen sal den renten ende jaerlixsche opcomsten van Haye Camminga, zyn broeder, totdat hy toe manne compt offte hylckt, ende daermede hem ter scholen te holden, ende ten eynde van zyn administratien denselven daeraff behoerlicke rekenschap te doen. Voerts soe sal juffrow Trynke, haer dochter, nae haer niemen juffrow Ympken, haer suster, ende eerlicken onderholden totdat zie geraeckt te hylcken, mits ontfangende van Wattien Camminga, haer broeder, die den administratie van denselve juffrow Ymke goed sal hebben ende oick rekenschap doen, voer den onderholdinge behoerlicke betalinge. Sullen voerts Georgien van Roorda ende juffrow Doed Camminga huys bewonen, hen ende ter tydt toe dat Renick van Camminga, off diegeene waerop Camminga huys vervaldt, geraeckt datselve huys selves te bewonen. Ende om den eere van tselve huys te onderholden, zoe is haer wille dat Georgien ende juffrow Doed geduyrende denselven tydt sullen hebben ende genieten den profyten ende vordendeel, den besitter van Camminga huys toegelecht, zonder daeraff rekenschap te doen. Des zoe sullen zy Renick, hoer broeder, aen hoer niemen, denselven ter schoelen ende tot eeren holden, zyn andere goeden adminestreren, ende van denselve administratie oeck rekenschap doen. Dan zoeveer Renick geraeckte meer te verteeren dan die jaerlixsche opcomsten van zyn goeden bydragen, tselve sullen Georgien ende Doed van den incompsten van den landen die tot Camminga huys te vordendeel gegeven zyn, in redelicke wys betalen, zonder tselve Renick in toecomenden tyden aen te reykenen. Wil voerts juffrow Rynts dat Georgien van Roorda ende juffrow Doedt sullen hebben ende beholden alle alsulcke tsestich golden guldens des jaers, als Heero van Roorda, in tyden haer man, haer by zyn testamente hefft besproken, want Sybren Roorda op alsulcke conditien haer, testatrice, denselve rente hefft toegestanden, te weten dat Georgien ende Doed denselven solden hebben. Des zoe sullen Georgien ende Doed uuyt hoer goedt weder conferieren ende in massam brengen twintich gelycke guldens des jaers, waeraff zy een kyndes gedeelte mede geneten sullen. Sullen voerts haer kynderen ende haer kyndtskyndt, by namen Luts, die dochter van Frans Humalda, by juffrow Tyemck getogen, alle den landen ende goeden, sulx als zie hoer by testamente van Wytie Camminga ende van haer, testatrice, toegelecht zyn, beholden ende alle den andere landen waeraff int selve testament in specie gheen dispositie gemaeckt is, met oeck den landen ende goeden die op salyger gedachtenisse Sipke Camminga ende Mary Camminga van haer vader ende moder gesuccediert mo406 5 10 15 20 25 30 gen wesen, tesamen in gelycke porcien delen ende geneten. Welverstaende dat soeveer Luts, die dochter van Frans voers., geraecte te sterven zonder nae te laten enyge neergaende arfgenamen, als kynderen offte kyndtskynderen, een offte meer, dat alsdan die voers. goeden ende landen zonder distinctie ende enyge aftochte weder opt naeste bloet van haer moder wegen sullen vervallen. Voerts zoe byspreckt juffrow Rynts haer kyndtskynderen die zie als mette over tfonte geheven hefft, elckerlyck twentich golden guldens tot volste van een golden ketten. Oick byspreeckt zie den predekaers binnen Leuwerden voer haer legerstedea tien golden guldens eens. Item in Sinte Cateryne kercke tot timmeringe twintich gelycker guldens. Wil voerts juffrow Rynts dat haer sonen niet sullen eyschen tgene dat hoer ontheten mach wesen in donationem propter nuptias boven tgene dat eenyder by testamente van Wytie toegelecht is, dat oeck dienaengaende gheen questie gemoveert sal worden. Sullen oeck diegene die van denselve onthetinge yeedt ontfangen hebben, tselve weder inbrengen onder den goeden die zy met dander arfgenamen tesamen sullen delen. Welcker dispositie ende laeste wille juffrow Rynts van haer kynderen ende kyndtskynde als haer arfgenamen onverbrecklicken geonderholden wilden hebben, by pene dat diegene die daertegens doet, van haer goedt niet meer sal hebben dan legittimam, te weten haer natuerlicke ende wetlick deel. Oeck zoe byspreeckt juffrow Rynts den armen drie last rogge, diewelcke met oeck dander legaten van haer arffgenamen betaelt sullen worden voer ende alleer dat zy den possessie van den arffnisse aentasten sullen. Deesen allen te oercunde ende om meerder festicheyt van deesen, zoe hefft juffrow Rynts deese haer laeste wille met haer handt ende naem geonderscreven, ende om meerder festicheyt van deesen op een tydt geropen ende gebeden den hoechgeleerden doctor Seerp Hanye, meyster Johan van Arum, advocaet, ende meyster Johan Rommarts, om met hoer signetten, die signetten hebben, ende met hoer handen deese dispositie oeck te onderscriven. Dwelck by doctor Seerp ende Rommarts met hoer signetten ende handen, ende Arum met zyn naem ende handt, op dach, maent ende jaer voirs. alsoe is gedaen. <Ondertekend, door de laatste twee onder hun zegels:> Rents Mennema. Meester Jan van Arum. Seerp Hanya subscripsit. Rommarts subscripsit. 35 Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv. nr 6. Met twee opgedrukte zegels onder papier: 1 (111), 2 (57). Op f. 2v - 3r middenonder getekend: Rommarts. Arum. Hanya. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (16de eeuw): Ryntz Kammingha codicil. 40 a Hierna doorgehaald: twintich golden gulden. 407 190 1545 december 2 aangevuld 1547 juli 2 Ritske Bolema 5 10 15 20 25 30 35 40 Memorie voer jufferen Syerdt van den legaten, by Ritske Bolema besproken, ende in dusdaniger manieren ten bevele van denselffden by my, Mathys Rommarts, secretarys der stede Leeuwarden, den IIen decembris anno XLV bescreven. Ten eersten bespreeckt ende legatiert hy den kercke Oldenhove binnen Leeuwarden twyntich golden gulden eens. Den kercke Nyenhoeff ende Onsen Lieven Vrouwen, patronerssen aldaer, oick twintich golden g. Den predicaeren ende minrebroederen binnen Leeuwarden elkerlicx twyntich golden g. eens. Den nieuwen nonnen ende Sinte Annen clooster binnen Leeuwarden elkerlicx twintich golden g. eens. Den convente Sigerswold twintich golden g. eens. Suster Annen, zynen suster aldaer, bespreeckt hy twee g.g. eens tot profyt van haerselven. Suster Alyt Syolken dochter aldaer een golden croen tot haeren profyte. Suster Annen Gerloffs dochter tot haeren profyte eenen golden gulden. Den patroen Sinte Vyt ende den weerdighen moder Sinte Annen toe Steens legatiert hy twintich golden g. eens, temploierene tot het aldernuttichste getimmerte binnen derselver kercken. Bespreeckt ende maeckt voerts den vermogenden hoochgeleerden heeren Keyr Mt raedt ordinarys in Vrieslandt doctor Wpko a Bourmania jaerlicx tot synen levene twyntich golden g. eens, in recompense dat deselve heere in allen synen voorgenoemde huysfrouwe behulpich sal wesen ende deuchdelyck voorstandt doen. Noch bespreeckt hy den twee joncxste sonen van synen halffzuster Jets elkerlicx vyff ende dartich gouden g. eens. Noch bespreeckt hy Anske ende Aucke, Jetzes dochteren, elkerlicks vyfthien golden g. eens. Alsoe ick, Ritske Bolema, weder overgelecht ende gehoert hebbende de legaten, in den voorgaenden memorie by my den personen daerinne begrepen legatiert ende besproken, soe heb ick denselven legaten daerinne begrepen van nieus geconfirmeert ende vesticht, confirmere ende vestige by desen, willende dat deselve in manieren voors. voldaen zullen worden. Voerts soe bespreeck ende legatiere ick den eerntfesten, wysen ende voorsenigen Frans van Camminga mynen camp, gelegen toe Steens, in Eeke Syts zoens goet, ende dat in recompensse ende teneynde deselve myn voorgenoemde huysfrouwe in alles met den voorgenoemden heeren doctor Wpko behulpich sal wesen ende voortstandt doen, teneynde myn testament ende laeste wille tot deuchdelycken effecte zullen mogen geraken. In kennisse van desen allen heb ick, Ritske Bolema, dessen onders., ende gebeden ende roepen Mathys Romarts, secretarys binnen Leeuwarden, om dessen mede tonderschriven. Gelyck by denselven es gedaen. Alles den II julii anno XLVII. Ende stondt onderges.: Ritska Boelma. Ende: M. Rommarts, mit zyn gewoentlycken streck daerbe<ne>vens. <M.a.h.:> Gecollationiert ende bevonden taccordieren by my, <ondertekend:> M. Rommarts. 408 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door M. Rommarts, naar A). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 340. Opschrift: Copie. In dorso, m.a.h.: Copie van den legaten, by wylen Ritsko Boelema besproeken, onder Rommaers handt. 5 191 1546 februari 1 Juffrouw Luts van Ockema 10 15 20 25 30 35 40 In die name Godes, amen. Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert ende XLVI, den eersten februarii, heb ick, juffrouw Luts van Ockema, aenmerckende den sekerheyt des doodts ende der tyt onsekerheyt, hoewel kranck van lichaem, nochtans gesont van verstande, niet willende sonder testament, schickingh ende scheydinghe myner tydlycke goeden van dese werelt verscheyden, om tuist ende onvrede onder myn erffgenamen te vermyden ende beletten, tot salicheyt mynder zielen, uut mynen vryen wille, met rype ende weetlycke deliberatie, in prima beden ende voceert den weerdighen heer Fedde, vicarius binnen Franeker, ende tuyghen onderges., dit myn tegenwoordighe testament, laeste wille off scheydinghe myner goeden, niet in forma eens solemneels testament, maer gelyck ad pias causas, sulcx als simpelest cracht ende stall hebben mach, gemaeckt ende laten beschryven ende in cracht deses maecke in manieren naebeschreven. Int eerst beveell ick Godt van hemelryck myn edele ziele, ende myn lichaem der eerden, tbegraven toe Burchwert in onse gewoontlycke legerstede. Ten anderen heb ick constitueert in ende tot een fundament desen myn laeste wille, ende in cracht desen constituere ende maecke erffgenamen gerechtelycken tot alle myne goeden, replycke ende onreplycke, alsoo groot ende cleyn als zy by my naegelaten sullen worden, myn tuee kinderen, Hero ende Rixt, in parcelen naebeschreven. Alsoo dat Hero voors. sal hebben voor zyn parth int eerst de saete by Leuwarden buyten de Cruyse pype, nu te huyr bruycken Jacob Claesen metsampt Freerck, zyn swager, soo groot ende cleyn die is, met eer ende feer ende alle lasten ende profyten daertoe competerende, behalven dat Teetke, myn suster, sulcx van de bruycker ende bewoner die voors. saete tot haer lyffsstond sall inmanen ende ontfangen jaerlycx tgeene haer breeff derhalven vermelt. Ten anderen buten deselfste pype opt Fliet tuee parthen van die fenne, van dewelcke Schelto Liauckema die darde parth competeert, in alles groot ontrent achtien koegangh, metsamp de thien steden voort buyten de Cruyse pyp aen de zuyderzydt, streckende aen de voors. fenne. Ten darden drie f. renthen toe Wirdum in Aucke Tyaerdes goedt. Item Rixt voors. sall hebben voor haer parth int eerst die weyde buyten Wirdumer poorte, nu te bruickt Jacob Jans wever, soe groot ende cleyn die is, met lasten ende profyten. Ten anderen alle steden, my competerende binnen die stadt Leuwarden, met alle achterstallighe renthen. Ten darden alle myn replycke goeden, soo groot ende cleyn desulffte by my naegelaten sullen worden, uytgesondert ses silveren croesen, diewelcke Hero voors. sall hebben. Item met desen voors. parchelen sall een yegelyck parth toe vreden wesen, ende ofter enige suaricheyt van aensprake, actie ofte anders geschiede, sall diegene op wiens parcheell dat valt, sulcx vervorderen ende uytdragen sonder den anderen daer409 5 10 15 20 25 30 35 mede te besuaren. Ende vorder will ick, testatrice voors., dat desen voors. goeden nimmermeer sullen versterven uyt die graedt, dan altyt aent naeste bloet van myn graed vervallen ende erven. Item dit alles als voors., is myn testament ende laeste wille, twelcke ick, voors. testatrix, in allen zyn articulen vast ende onverbrekelycken will holden hebben, sonder imant van myn erven ofte anders enichsins tegen te doen off laten doen. Ende ofte hier enige subtylheyt contrarie in bevonden worde, dattet niet genoechsaem waer testament te heten, will ick dattet cracht ende macht hebben sall als een nuncupatyff testament, codicill, donatio causa mortis ofte inter vivos, leste wille off ordonnantie van myn tydlycke goeden. Ende opdat dese myn leste wille voors. tbeter effect sorteren sall, heb ick, testatrix, in alderbeste forma soot enichsins mach geschien nae recht ofte usantie, geconstitueert ende geordineert, ende in cracht deses constituere ende ordonnere executoren van dien den gestrengen ende hoochgeleerden heren meyster Sicke van Dekama ende den festen Schelto van Liauckema, om myn erven voors. ende yegelyck in syn parcheell nae vermogen myn testament te vervorderen, densulfsten in allen lasten heur mochten overkomen handtholden, biddende hierboven densulfsten om Godes wille om Rixt voors., myn dochter, soo zy een wedwe ende troosteloos is, in alles betamelyck is te beschermen, met adsistentie, raedt ende daedt behulpelyck zynde. Sonder arglist deses twarer erkennende, heb ick, testatrix voors., sulffs myn eygen handt hieronder gestelt, ende tot meerder fasticheyt desen eerstelyck beden ende voceert die weerdige ende voorsichtige meyster Johan Sergium, pastoor, heer Pieter ende heer Fedde, vicarios binnen Franeker, meyster Claes van Dockum, Otto Baukes, Bocko van Herema ende Roelant excysmeester, dese myn laeste wille met hare signetten ofte handteekenen te bevestigen. Dewelcke wy, meyster Johan, heer Peter ende heer Feddo, meyster Claes, Otto Bauckes, Bocke van Heerma ende Roelant excysmeester voors., te bede des testatricis voors. alsoo gedaen hebben. Actum anno et die ut supra. Onder den principale deses stonde getekent: Johannes Zarius. Bocko van Heerma. Claes Hansen van Dockum. Otto Bauckes. Pyter Anthonis, priester. Luts Ockema. Fedde Galenus. Ende: R. Nysten. Met hare respective hantteekenen ende signetten, in wasse gedruckt, hieronder gestelt. <M.a.h.:> Na gedane collatie tegens den principale, geteyckendt ende versegeld als voren, is desen bevonden daermede te accorderen, in kennisse van my, den 8 junii 1646, <ondertekend:> T. Saeckma. 1646. 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1646 juni 8, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 228. Opschrift: Copia. 410 192 1546 juni 1 Symon Hoeyte zoen en zijn vrouw Barber Tymens dochter 5 10 15 20 25 30 35 40 In den name Godes, amen. Int jaer Ons Heeren XVc ses ende viertich, den eersten dach des maents junii, hebben dye eersaeme Symon Hoeyte zoen ende Barber Tymens dochter, echteluyden, gesont van licham ende wel by heuren verstande, anmerckende nochtans datt alle menschen sterfflick zyn ende dye uuere des doets onseecker is, begeert toe maecken heuren testamente, codicill ofte leste wille, opdatt zy in hoeren kranckheyt niet behoeven daermede becommert toe wesen, ende by gebrecke van dien tussena heuren erffgenamen gene schortinghe soude vallen, dwelcke zy ordineert ende gemaeckt hebben in forma ende manyeren naescreven. In den yersten hebben zy befoelen God almachtich in zyn godtlicke gratie ende genaeden haere eedele syele als dye van de lichaeme sullen scheyden. Vorder hebben zy verclaert dat Symon vors. aen gelde innegebrocht heeft dryehondert ende tzeventich, ende Barber vors. anderhalffhondert gouden gulden, ende dat zy dzelve penningen een paert op losrenthen hebben gestelt, ende een paert noch voerhanden hebben, ende dat zy die renthen van hoer gueden int gemeyn hebben, ende soe alle overwinst ofte onderteringhe die staende echte geboeren mochten, gelyck sullen genieten. Ende Symon Hoyte zoen vors. bespreckt ende legateert Barber, myn lieve huysvrouwe vors., indien hy voer haer versterven mochte, vyftien gouden gulden jaerlixe vrye renthen tot haer lyffstondt uuyt zyne gereedtste achtergelaetene gueden, die Barber daervoer sall willen kyesen. Item vorder heeft Zymon Hoyte zoen institueert erffgenamen tot allen zynen gueden Fueck ende Neel, zyn dochteren, ofte heuren kynderen in heure plaetze indyen enich voer Simon versterven ende kynderen achterlaeten mochte, doch alzoe dat Fueck vors. als eygen sall hebben ende behouden dat gehele huys opten dyck, met zeckere lasten daerop zynde, waertegens Neel vors. sall hebben vierhondert gouden guldens eens, ende daertoeboven noch doot toe zyn die dartich gouden gulden van een jaer kosten, die Symon vors. Neel vors. ende Sipcke Syuerdts zoen, haer man, betaelt heeft. Ende heeft Simon vors. vorder verclaert dat Fueck vors. in beerns ontfangen heeft vyffhondert gouden gulden, waerinne mede gereckent zyn derdehalff gouden gulden renthe, innegecoft van Anna Dircks zoen toe Staveren, ende dat Neel vors. in beerns ontfangen heeft vyffhondert dertich gouden gulden, waerfan die twiehondert g.g. noch staen in handen van Simon vors., ende daer Neel den renthen jaerlicx van ontfangen heeft. Ende will Simon vors. dat zynen kynderen vors. hoeren bernsgueden sullen verlycken, ende daermede allen hoeren olders andere gueden mede deelen. Item Barber vors. legateert ende bespreckt Simon, haer lieve man vors., tot zyn lyffstondt, indien zy voer hem sterwen mochte, een halff huys, staende binnen Leuwarden neffens den Fischmerckt over, Maegdelena apteeckster ter noerden ende Bauck Cornelis ten suyden naestgehuyst, met noch vier gouden g. jaerlicxe renthen uuyt Jemme Wigle zoen saete toe Hennaerdt, oeck tot zyn lyffstondt als vors. Item noch heeft Barber vors. besproecken Simon, hoer man vors., soeverre hy haer over- a B: ende. 411 5 10 leven mochte, tot vryen eygen alle huysraedt, soe groet ende cleyn, guet ende quaet, als zy achterlaeten zyn, doch alsoe dat Simon vors. haer erffgenamen ter causa van dyen uuytreecken ende betaelen sall tzestich gouden gulden eensa boven haer innegebrachte penningen vors. Item angesien die naeste vrienden van Barber vors. mennichfuldich ende uutterlyck in graede zyn, ende onseecker is wat persoenen haer overleven sullen van denselven, heeft zy erffgenamen geinstitueert dengenen die in tyden van haer versterven befonden sullen worden haer naeste van bloet toe zyn, soedat dzelve haer erffschip ende achterlaetene gueden met vrientschap sullen deelen, gelyck dat nae recht behoert. Dit is die laeste wille van Simon ende Barber vors., dwelcke zy begeeren effecte toe sorteren ende machtich mach zyn nae den rechten, geestelick ofte waerlick oft nae gewoentlick van desen landen, etc. Origineel noch afschriften voorhanden. Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, hs 1382 (notarieel formulierboek vanaf f. 330), f. 388r-389v. Opschrift: Testamentum recyprocum mariti et uxoris. 15 193 1546 november 20 Schelta Andla Latzema 20 25 30 35 40 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren dusent vyfhondert ses ende feertich, den twintichsten dach in november, heb ick, Schelta Andla Latzema, doer die gratie Gods overgeleyt hoe datter nyet zeeckerder is dan die doet ende niet onseeckerder dan die uure des doets, daerom soe heb ick, Schelte voirs., gesont weesende van lychaem, gaende, staende, etende, drinckende, gemaict myn testament nuncupatyf, codicil, leste wille of alst alderbest nae die rechten ende gewoente des landts sal stal moegen hebben, welcke testament nuncupatyf, codicil ofte laeste wille ick, Schelte voirs., wil onforbroecklyck nae myn doet onderholden hebben, in manieren ende formen hyernae gescreven. Int ierst soe bevel ick God almachtich myn arme ellendighe ziel, ende myn lychaem in der aerden toe Sexbierum in die tzercke, by saelige Jel, myn wyf. Item ick bespreeck Sinte Sixtus, myn patroen, eens tien enckelguldens. Item ick bespreeck alle Godis heyligen vyf pond was. Item ick ordiniere ende bespreecke tien jaerendeelen, ende die tien jaeren omgecoemen zynde, zoe ordiniere ende bespreecke ick een eewich deel tot profyt de pastorie, vicarie ende costerie in Sexbierum, dat om my ende myn vader ende moeder ende Jel, myn wyff, in die beede te houden, belastigende daermede Latzema staten. Item ick ordiniere ende geeve Feyke Heercke zoen nae luyt saelige Rints haer testament die helft van die zaete, leggende in Goyngeryp, ende Jets, syn zusters dochter, die ander helft, alzoe die my aengecoemen is van zaelige Rints, huere moeye. Item ick bespreeck Feycke voirs. die twintich enckelguldens daer ick zynen vader heb gelient a B: eenen. 412 5 10 15 20 25 30 35 40 45 in zyn vangenschap, als gescreven is in saelige Rints haer testament, ende dat guedt te Campen, daer synen vader gecregen heeft, daer oeck bescreven is in saelige Rentze testament. Ende noch soe zal Feycke voirs. hebben uuyt die zaete te Jorwirt, aleer dat erffgenaemen ofte yemant van die legatarien daer yet uut sal hebben, hercomende van een obligatie daer Feycke voirs. van my, Schelte voirs., heeft, als de somma van hundert enckelgulden. Item voert soe bespreeck ick, Schelte voirs., uuyt myn eygen gueden Tryn, myn nichte, Pybe Hette soens dochter, hondert enckelgulden, waermede ick beswaer fyff gulden rente uut myn zaete, leggende te Jorwirt. Item voirts zoe bespreeck ick Jelte Jorryt zoens twie zoenen, als Hette ende Andla, hondert enckelgulden, mit een onderscheyt alzoe dat Andla die zal hebben sestich enckelgulden ende Hette ffiertich, ende beswaer daer oeck mede fyf gulden renten in die zaete te Jorwirt. Item voirt zoe bespreeck ick Sicke Dye zoen hondert enckelgulden, ende beswaer daer oeck mede ffyf gulden renten in die zaete te Jorwirt. Item voirt zoe bespreeck <ick> Jeets, Sicke zuster, fyftich enckelgulden, ende beswaer daermede derdehalf enckelgulden renten in die zaete te Jorwirt. Ende ist saeck dat Sicke voirs. die voirn. zaete toe Jorwirt wil bewoenen, hy tot zynen leeven ende nae syn doet syn oldtste kindt oeck toe syn leeven, soe sal hy die zaete tyen enckelgulden min in de huyr hebben dan zy nuu te huyr gelt. Item disse voirs. renten in die saete te Jorwirt zullen myn erffgenaemen wederom moegen incoepen wanneer dattet huyre gelieft nae myn doet. Item foert bespreeck ick Hans Hans zoen, myn neef, eens vyftich enckelgulden aen gelt. Item voirt zoe bespreeck ick Atte Opnehuysen, myn neef, myn golden buygel ende fyftich enckelgulden aen gelt. Item foert soe bespreeck ick Atte Fedghea myn beste tabbert ende myn messen mit silveren teppelen, diesulfte daer dan nae myn doet present syn, ende vyftich enckelgulden aen gelt. Item voert zoe bespreeck ick die rechte armen binnen Sexbierum int eewich jaerlycx fyff gulden renten uut Latzema zaete, constituerende daertoe executoeren ende distributoren int eewich die pastoir ende vicarius in Sexbierum, met meederaedt ende consent van de bewoener van Latzema staten. Item foirt zoe bespreeck ick om Gods wille die rechte armen binnen Jorwirt uuyt de zaete te Jorwirt voir my ende voir diegheene daer ick dat voir begerende byn, drie gulden jaerlycxe renten int eewich, constituerende daer executoren ende distributoren int ewich die pastoir te Jorwirt mit de possessor van de zaete toe Jorwirt. Item foert zoe instituere ick, Schelte voirs., ende maicke erffgenaem tot alle myne gueden, roerlyck ende onroerlyck, mit lasten ende profyten, te wetene al datgeene dat hyertevoeren nyet legeert ende bysproecken is, Jets Abbe Gerloffs zoens dochter, mynen nichte, op alsulcken conditie: ist datse hilckt <by> myn leeven by myn raedt, ende wert zaecke datse niet hilckt by myn leeven, datse alsdan zal hilcken nae myn leeven by raedt van Schelte Lyaeuckema. Item in geval dat Jets voirs. sterft sonder wettelycke kynderen, zoe zal dat voirs. erffschap in gelycke formen revolveren ende erven de helft tot profyt die kercke toe Sexbierum ende die ander helft tot profyt van die rechte armen bynnen Sexbierum voirs. Ende ist secke dat Yets voirs. wettelycke kinderen procriert, ende diesulfste kynderen noch sterven sonder wetlycke kynderen, zoe zal dat erffschap voirs. noch oick revolveren ende erven tot profyt die kercke ende rechte armen binnen Sexbierum voirs. Ende ist dat sulcx mochte gevallen, als van dat a B: boven de d een afkortingsteken. Mogelijk op te lossen als: Fendghe of Feddinghe. 413 5 10 15 20 25 sterven van Jeets voirs. ofte haer kinderen sonder wettelycke kinderen als voirs., zoe wil ick dat Atte Opemehuysen ofte syn kinderen zullen bewoenen Latzema staten, met de gebruyck die daer nuu toe gebruyct wort, als te weeten die somma van sestich pondematen landts mit huys ende hoff, ende sal daervan geeven te huyr jaerlycx die somma van dertich enckelguldens. Item hyermede wil Schelte voirs. dat myn erven, legataryen, vrunden ende alle luyden zullen tevreden weesen. Nochtans oft daer yemandt waer die deesen mynen laeste wille ende mynen voirs. Schelta dispositie nyet worden onderholden, daervan doende by clachten int recht, die zal verbuert hebben ende vervallen weesen in die peene des rechts ende in datgeene dat hem uut dit testament ende laeste wille of ab intestato mochte coemen, nochtans nae die verbuerde peenen als voirs. dit testament al eevenwel volstandich te blyven. In eenen tuych der waerheyt van dit myn, Schelte voirs., testament nuncupatyf, codicil ofte laeste wille, soe heb ick, Schelte voirs., dit myn testament nuncupatyf, codicil ofte laeste wille mit myn singnet syngnyert ende mit myn handt onderscreven. Ende in een tuych van meerder festicheyt soe heb ick, Schelte voirs., hyer orkenen toe geboeden daer scryve konnen, om dat dit myn testament nuncupatyff, codicil ende laeste wille onder te scryven, als Lolcke Sybolts zoen, Sicke Foppe zoen, Syurdt Tzaelingh zoen, Jw coster, Thomas Bouwen zoen, Hessel Reyn zoen, Dirck Bouwen zoen. Daer wy, Lolcke, Sicke, Syurdt, Jw, Thomas, Hessel ende Dirck voirs., hebben gedaen ter bede van Schelte voirs. Anno et die ut supra. Onder stondt gescreven: Dit is myn testament, ende hab het signeirt mey myn eyn sinnet ende mey myn eyn hand onders., Schelta Latzma. Ick, Lolcke Sybolt zoen, ley als voirs. Ick, Hessel Reyns zoen. Dirck Bouwens zoen subscripsit. Jw Romke zoen, nuu ter <tyt> coster in Sexbierum, hly als voirs. ys. Syurdt Tzyalingh zoen. Sicke Foppe zoen. Thomas Bouwen zoen. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446. Opschrift: Copie. 30 194 1547 februari 19 Siouck van Martena 35 In nomine Domini, amen. Condich ende wetich sy alle menschen die dit horen ofte van noden is te weeten, hoe dat int jaar XVc en XLVII, den XIX februarii, in Sexbierum, in bywesen heer Ysbrandt van Harderwyk, pastoor, Schelto Latzama, doctor Peter van Franeker, Lollo Sibolts zoen, [Tac]oa Renzo, Hessel Renzo, Dirckx Bowen zoen, alle inwoonders a Het begin van de naam is onleesbaar door geknoei, maar kan worden aangevuld naar de ondertekening. 414 5 10 15 20 25 30 35 40 binnen Sexbierum, als tuigen hiertoe geroepen ende gebeden van de eerbare edele Siouck van Martena, Schelto Liauckema echte huisvrouw, alsoo sy by haar heeft overgedocht de menschelike kranckheit, wetende dat alle leven ontfangen hebbende eens moet sterven, soo heeft sy overdocht niet sekerder te syn als de doot ende niet onsekerder als de uure des doots, heeft met vryen wille, vry moets ende met voorbedachten sinnen, ryp beraet, cloeck ende wetelick van verstandt, hoewell inwendich cranck in de lichaem, heeft gemaeckt haar testament nuncupatyff, codicill ofte laetste wille, alst alderbest naar landts gewoonte ofte gemeine styll des landts staen mach. Int erste betuight sy dat sy is een christen gelovich ende uit deser tydt scheiden will als dat een goet christen behoort, ende beveelt sy haer siele nu en tot allen tyden als zy van haar lichaem scheiden sal, in de handen des almachtigen Godts, principael in de uire des doots, diese met syn bloet heeft gecoft. Voort bespreeckt sy haar lichaem die aerde, daar het van gemaeckt is, en begeert haar legerstoel tot Sexbierum by haar patroon Sint Sixt, waervoor sy de kercke bespreeckt twintich g.gl. Ende soo tusschen haer man Schelto en haer een seker contrackt in hylickxvoerwaerden gemaeckt is, wil sy dat men in alle manieren dat onderhouden sall, en daerenboven bespreeckt sy Schelto, haer man, twehondert golden gl. jaerlixe renten, eewichlick en erfflick, uit al haer goederen die haer syn aengeerfft van haer salige vader. Noch daerenboven bespreeckt sy Schelto, haar man, al haer cleinodien, goldt, silver, clederen en al wat roerlick is, in allen ende niet uitgesondert, welverstaende nochtans dat haar swarte rock sall hebben haar dienstmaecht Anna Jorrets dochter. Noch bespreeckt sy Anna, haar halve suster, vierhonder<t> caroligl. eens. Noch bespreeckt sy Isbrant, haar pastoer, een rosenobell. Noch bespreeckt <sy> Jelbet, haar praebendarius, een ducaet. Noch bespreeckt sy haar drieen diestmaeghden elck seven loot silver tot haeken tot haar mouwen. Voert maeket sy, Syouck, erffgenaem van al haer goederen die niet besproeken syn, haar oldemoeder Gees, woonachtich tot Groningen, ende will dat haer erffgenamen geen goederen sullen aentasten aleer de legatarien ofte de besprekinge is voldaen. Hiermede will Siouck dat haar erffgenamen ende legatarien mede sullen tevreden syn, by poene de erven haer erffschap ende de legatarisen haar besprekinge, en diegene die dat holdt, de helft te hebben van de verbuerde goederen, en de ander helft te vervallen aen C.M. taffel, niettegenstaende eenige minoriteit ofte jonckheit, want sy dit alles will gehouden hebben by poene als voors. is, ende will dat dit instrument ofte testament standich blyve tot allen tyden, want dit is alleen haar laetste wille. Oirconde desen soo hebben wy, heeren Isbrandt en Schelto Latzama voors., om de bedes wille van Siouck voors. onse signetten ende handen hieronder geset. Ende tot meerder bevestinge soo hebben wy, voornoemde tuigen, om bedes wille van Syouck voors. dit testament of laetste will met onse eigen handen bevesticht. Actum die, loco ut supra. Onder stondt: Subscripsit Isbrant Ha[rderwyk]a. Subscripsit Schelto. Met eenige halen en letteren, met haere segels overdeckt. Ego, Petrus Tiaerd zoen van Worcum. Ick, Lollo Sibo<l>ts zoen, beken als voors. Schelto Latzama. Taco Sixtibirum sub- a 45 Het eind van de naam is onleesbaar door geknoei, maar kan worden aangevuld naar de aanhef. 415 scripsit. Ick Hessell Rentzen. Dirck Bouwens zoen. Met verscheiden andere streeken en letteren, onleesbaer door die opgedruckte sigillen. Accordeert desen naar gedaene collatie in alles met het principael. <Ondertekend: onleesbaar>. 5 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (17de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 111. Opschrift: Copia. In dorso: Testament van zallige Siouck Martena. 195 1547 februari 22 Bauck Kamstera, vrouw van Syds van Bottinga 10 15 20 25 30 35 In den name Gods, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert seven ende viertich, den XXIIten dach februarii, heb ick, joffer Bauck Kamstera, Syds van Bottinga echte huysvrowe ende wyf, myn testament of codicil of laeste wille gemaect, soe dat alderbest staen mach, in manieren naesc. Int eerst befeel ick God almachtich myn edele ziele in syner genade ende barmherticheit. Forder om een scickinge toe maeken tusken myn kynderen van myn tytlycke gueden, soe wil ick dat Doeke Martena, myn soen, sal hebben myn paert huys, staende toe Lewerden, by tyden van salige Edo van Martena ende myn salige moeder gecoft, mit die renthen, oeck gecoft staende het echt tusken salige Edo ende myn moeder. Mede sal Doeke hebben myn feen, doch dat Syds van Bottinga, myn man, sal hebben diea opcomst ende vruchten vant voersc. feen, ter tyt Doeke toe buyckweste compt. Forder sal Syds van Bottinga sculdich wesen Doeke toe betaelen eens die summa van vyfhondert g.f., elkers syaers hondert, ter tyd betaeld is die renthen, gecoft by Edo van Martena toe Jorwirt, toe Cornium, in Pieter Willems zaete ende toe Steens, daer laet ick Doeke ende Scelte Lyaukama mede betrecken. Hiermede Doeke van syn susteren ende broeren aefgedeyld ende sceyden toe wesen. Ende eysck hem op myn sieckbed aef dat hy my die beloeften hold, daer hy my beloefde doen hy laestmael van my sceyde. Fordan is myn wille dat myn twee soenen, geprocreerd by Syds van Bottinga, myn anpaert huysinge, hier staende, gelyck sullen hebben. Soe wie nochtans sitter blyft van beyden van voersc. huys, die ander dat toe verlycken, by raed van guede luyden. Isset oeck dat die jonxte soen storf eer dat hy toe buyckweste compt, soe byspreeck ick Jel, myn dochter, die hornleger of staeten mit die stien voeruuyt toe Roordahuysum. Ende alsdan fordan myn kynderen, by Syds van Bottinga procreerd, myn landen gelyck toe delen. Orkonde van dien heb ick geroepen ende beden als orkenen meester Wattya, myn pastoer op Nyland, om dit helpen te tuygen ende mit syn signet ende handscrift te a In B verbeterd uit: myn. 416 5 10 bevestigen. Heb oeck geroepen ende beden heer Kempo, vicarius op Nyland, om dit helpen tuygen ende onder toe sc. Heb mede geroepen ende beden Ane Doyttye zoen ende Dowe Sinne zoen als tuygen om dit helpen te hlyen. Twelcken allen wy, meester Wattya, heer Kempo, Ane ende Dowe, alsoe gedaen hebben ter bede joffer Bauck. Ende omdat wy, Ane ende Dowe, selfs niet scriven kennen, soe hebben wy gebeden meester Wattyaa, ons pastoer, om dit voer ons ende om onsentwille onder toe sc. Twelcke ick, Wattya voersc., alsoe gedaen heb ter bede van Ane ende Douue. Actum int jaer Ons Heren ende dach als voersc. Onder stont gesc.: Wattya Herama, pastoer op Nyland. Ende: Heer Kempo, vicarius op Nyland. Gecollationeert tegens sodane principael, van word toe word concorderende, by my, Meinert Dode zoen, <ondertekend:> Meinert Dode zoen subscripsit. 15 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Meinert Dode zoen, naar A). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nr 21. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Juffrow Bauck Bottnia testament. 196 Moey Sipkis 20 25 30 35 1547 maart 12 Anno Domini XVc ende XLVII, op den XII dey marcio, haet Moey Sipkis, gesont van lichaeme ney ghelegentheyt haeris alderdoemis, ende eeck gesont van verstant, haer voergaende testament, codicil ofte lesta wolla, eertyts by zal. her Haryng, her persona, maeka, in alles ratificere ende guedkend, ende wilt onwerbreckelyck halden habbe van heer eerffghenaemen, ende soe haetse ney getta dysse additie dyertoe maeka in myn, her Sipka Pyers zoen, vicarius in Sendel, ende der tyogen neyscn jenwerdycheit. Item soe joettze Tyerck Lauwe zoen, her kyndskynd, dat fal toe Westa, dyer leyt twyska Claes Jarychs zoen land ende Taeke Otte zoen land, in frya aeynna, mey den leest van jeer jeertyd, ney luyt het testament voirscn. Ende Sypken ende Myercku, Lawe dochteren, her kyndskynderen, joeutse yclycke een ponsmeta meeden in dae Aestra waerren toe een lyeaeffgeefta, omdatse alletyt mey Tyerck heer hetb beeste habbet dyen in hoer cranckheit, ende jetta soelang joe liewet dwaen scellet, soe yo gansselycken op jeerm verhoepet voirscn. Ende ofter eennen van jeerm tryen voirscn in God verstoerff, dye op dae ora toe lawygen ende naet dae oere erffghenaemen mey a b B: pastoer. Hierna doorgehaald: aller. 417 5 10 15 deele dysse voirscn lyaeffjeften. Ende soe scella Sipke ende Myerckw joerre moers jeertyd bygaen eerlyck, toe trytych jeerren toe. Item her paerth fant reeplyck gued, soe lytych ende greet alst Moeyen berre mey, sal Lawa mey syn kynden habbe ende halda sonder Jollen, her zen, dyer reckenscyp van toe dwaen, het sy in quyck, rogge ofte hae etc. alles al. Oerconde des wyerheit soe haetse hyertoe roept ende baeden oerkenen, als Henna Jans zoen, Myerck Wbble zoen ende Weessel Roeliffs zoen, in myn, heer Sipke, testamentoers voirscn, jenwerdycheit. Ende toe maerra veestycheit soe habba wy, her Sypka, Henna ende Myerck voirscn, dit uut beede Moeyes, testatricis voirscn, ende voer uussolve ytlyck onderscn ende ut beede Wessels voirscn. Anno ende dey voirscn. Sipko presbiter subscripsit. Ick, Henna Jans zoen, hlye als voirscn. Ick, Myerck Wbbeles, hlye als voirscn ys. Dyt ys een wyerheftych copia ex copia, ende bewonden te accorderen van woerd te woerd met den voirscn copia, by my, <ondertekend:> Ulrichus Balck. 20 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door Ulrichus Balck, naar B). RAF, Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 47v-48r. Opschrift: Copia ex copia. In dorso, m.a.h.: Anscke Anscke zoen testament. 197 1547 mei 14 Frederick en Julius van Botnya 25 30 35 Uy tue gebroeders, Frederick van Botnya ende Julius van Botnya, lyen ende bekennen met deesen onsen contrackt ende legaetbrief, legateert ende contrahert toe hebben ende legateeren ende contraheeren met deesen tegenuoerdige contrackt ende legaetbrief, in maniren hyr gededuceert ende naebescreven. Ende dat aldus: indien dat enige van ons beide foerscreven gebroeders foer den ander geraeckte toe sterven, ende die levendige broeder beleefde dat daer geen kinderen uaren levendich van den foersturven broeder, soe sal die levendige broeder ende syn erven hebben Botnya state, liggende toe Merrem in Ferueredeel, in een legaet ende bisprekinge, erflick ende euelick, gree ende gront, ende geheelen eigendum met het besit, sonder in deling van erfscap toe laten gaen. Deuelcke foerbenoemde state uy tue gebroeders, toesamen van den foermonden van ons salige heer broeder Dominicus van Botnya achtergelaten ueeskint gecoeft hebben, nae luit onse copbrief, by myn heeren den oversten raet vanuegen K.M. coninck van Spangen, hertog van Burgungen, raet in den Hove van Frislant geautoriseert ende passeert. Ende oftet gebeurde dat die foersturven broeder dochteren achterliet, soe sal die levendich broeder die dochteren soefeul ponsmaten 418 5 10 15 in een ander vech uederom uytreicken, als Botnya halve state groet ende belopende is, soe goed ende quaed als uyse daer tot Merrem liggende hebben, ende dat in een stuck ende sate ofte in een ander veg, soe goed ende quaed nochtans ueesende als die uy toe Merrem liggende hebben, uelfoerstande nochtans ofte die levendich broeder beleefde dat daer geen dochteren van syn foersturven broeder levendich uaren, sullen alsulke landen uederom op die levendich broeder foersterven ende syn erven, als foer int generael genoch gespecificeert staet, soeuel van den dochteren als van den zoenen. Deese foerscreven contrackt ende legaet hebben uy tue gebroeders malcander aldus toegestanden, onthieten ende geallieert, ende uillense fast ende onfoerbrecklick gehouden hebben van ons ende onsen erven ende naecomelingen, ende daer generleie uys met enigerleie maniren tegens te doen, noch foer date deses gedaen toe hebben, noch foerdan laten doen met enige legaten, codicillen, testamenten ofte dergelicken, nyt uytgesondert. Al ding sonder erg ende list, oprecht, sonder bedroch. In een uarheit desses hebben uy tue foerscreven gebroeders ons geuoentlicke hantscrift hyronder gescreven, ende met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet befesticht. Actum anno Domini 1547, den 14 mertii. <Boven de zegels:> 20 Frederick van Botnya. Julius van Bottnya. <Handtekeningen onleesbaar.> 25 Origineel: A (hand van Frederick van Botnya). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 903. Met twee opgedrukte zegels onder papier: 1 (38), 2 (69). In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Seckere bespreckinge tuschen my ende Frecke broer. Druk: a. Analecta, 39-41. Uit de dorsale aantekening kan worden afgeleid dat die is geschreven door Julius. De oorkonde zelf zal dus van de hand van Frederick zijn. 198 30 35 40 1547 september 28 Wytthie Camstra en zijn vrouw Rema Hermana In nomyne Domyny, amen. Int jaer Ons Heren XVc ende XLVII, den XXVIIIden septemberys, hebben Wytthie Camstra ende Rema Hermana, echteluden, nu ter tyt beyde woonhafftych te Wyrdom op Kamstra saeten, anmerckende dat alle menschen gheordenyert is van den almachtyghen God eensze te sterven, ende wanneer zeer onzeker, dat oock toewylen het lychaem gheson[t i]s het verstaent claerder ende stercker, hebben [da]erom by ghesonden doen, opdat zy van alle tydelyck becommrenge yn haer laetste ontslaeghen moghen wesen, begheert toe maecken eenen dysposity offte schedynghe hoerder tytlycker naegelaten ghueden, twelck zy met desem gheordenyert ende ghemact hebben, yn manyren naescreven. 419 5 10 15 20 25 30 35 40 In den eersten befelen zy God almachtych hoeren zyelen, ende dlycham daerde, daer zy van ghecomen zyn. Item zoe hebben Wytthe ende Reema voorscreven elkander, dengeenen dye lancxt van hem in levende lyve is, gemact ende besproocken alle hoere mande goeden, zoe groot ende cleyn als dye bevonden zullen worden yn der tyt der eersten sterffdach, te weten dye ruerlycke eerwelycke ende dye onroerlycke tot zyne lyffstonde dye lancxt int leven blyt, alzoe dat dyegeene dye van hem beyden lancxt leeft, yn denselven goeden zal blyven sytten, ende dye gebruycken als zyn eygen, zyn leven lanck. Alzoe ooeck yndyen eenich van den goeden voerscreven by oorlooch, brant ofte andere ongelucken vergaen ofte verloren mochten worden, zulcx zal dyegene dy lancxt leefft niet gehelden zyn weder op te rech[te]n, voorbeholden nochtans dat Reema voors. haer moeder, Wyck Hermana, indyen zy haer overleefft, ynstytueert yn hoer yusta legytuma, maer sterfft zy eer Reema voors., zoe zal dye legytuma oock gaen gelyck van dye anderen gueden verclaert is. Item offte Reema voors. storff voor Wyck Hermana, haer moeder, zoe zal zy hebben dye grote ketten ende dye grote reme. Item Ryeema clenodyen zal weder comen op haer naeste bloet, zoeverre Wytthye voors. geracte te sterven zonder wettelycke kinderen. Item ofte Wytthye voors. nae Reema doot echte kynderen creech, zoe zal hy eewelyck ende erfflyck hebben en zaete lants, lyggende ter Capple, daer nu eenen Oene Claus zoon op wooent, ende al dat gete[ment] ende gebou daer zy tsamen alsdan gemact sullen hebben. In gelycke forme ende fueghe salt w<e>derom weesen, alzoe dat Reema zoe gued en saete landts zal hebben als Oene zaete, ende zoefera als dat getement ende gebou dan uerdych is. Item ofte Wytthye kynderen zonder echte kynderen storven, zoe sal Rema clenoedyen ende sulverwerck weer an her naeste bloot comen. Item oft tsamen geracten enyghe schulden by hoer leven op te lleggen, dye zullen mettertyt uuyt dye maende renten betaelt voerden. Item offter eenyghe laenden ofte renten vercofft worden by hoeren beyden tyden, daer zal dyegeen dye lancxt leeft geen reeckenschap van doen. Item Wytthye wyl dat nae zyn doodt, zoeveer hy geen kynderen affterlaet, al zyn gueden tot gener tyt zullen versterven in vremde graeden ofte haenden, dan zullen altyt an Camstra ende an Ockne het naeste bloet weder vallen. Dyt is testament ende laeste wylle van Wytthye ende Rema voors., ende ingeval hetselve nyet mochte stael grypen, doer gebreke vaen eenyge solempnitey[ten] daertoe van noeden zynden, als en solen testament, zoe salt staen ende effect soerteren als een codecyl oft andere sympele laeste wylle ofte andersyns, alst alderbest naer der keysers rechten ofte landes gewoonten emmermer zal staen mogen. Hyertoe hebben Wytthye ende Reema voors. geroepen ende gebeden om tuychnysse te draeghen ons, Meynert Maertens zoon, Allbert Jans zoon, Jan Gerbren zoon, Hernen schroer, alles burgers bennen Leuwerdt, ende heer Hayo Hoyte zoon toe Wommelsb, verclaerende in onser allen tegenwordycheyt dat dyt hoer scheydynghe ende leste wylle is, [be]gernde mede van ons dat wy, personen voors. dye s[c]ryven coenen, voor onsselven ende oock ter bede derghener dye nyet scryven kynnen, dyt wylden myt ons handen roboreren ende bevestygen. Twelck wy, Meynert, Albert ende a 45 b B: zoeferf? B: Wmees met een streep boven de eerste letter. Zie BB, 386-387, waar in 1543 als pastoor van Wommels wordt genoemd heer Haeye Hoyte zoen. 420 5 heer Hayo voors., alzoe hebben gedaen voor onsselven, ooeck foer Jan ende Herman voors., ter versock ende e[n] instantye van Wytthe ende Reema voors. Ende om merder festycheyt hebben wy, Wyttyhe ende Rema voors., dyt ooeck myt ons gewoontlycke haenden onderghescreven, alles op een tyt, ende ten huyse van Jan Gerbren zoon voors. Datum ut supra. Onder stont ghescreven ende geteekent: M. Druyst. Heer Hayo Hoyte zoon voors. Albert Jaens soen. Wyttye Kamstra. Rema Hermana. 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1097. Beschadigd. Opschrift: Copya. In dorso: Copye van Uytthye Kamstra testament. 199 1548 februari 7 Reintzen Douwe dochter, vrouw van Pier Sytzema 15 20 25 30 35 40 In den name Godes, amen. In den jare ons heren XVc acht ende feertich, den VIIten dach februarii, heeft Reintzen Douwe dochter, echte huysfrouwe van Pier Sytzema, wyselicken bedacht datt alle mensschen sterflicken zyn, ende dat die tyt des doots onseker is, besunder voir vroupersonen die op uuyterste dragende zyn, gelyck zy nu is, begerende dairomme mit vryen wille ende voirberaden moede, in der alderbester manieren als sy conde ende mochte, to ordeniren ende to maken haren testamente ende lesten wille, dwelcke zy ordiniret ende gemaket heeft in forma nascr. In den yrsten bevelende Godt almachtich in zynen godtlicken gratie ende genaden haren edelen ziele, tot allen tyden ende besunder als die van den lichame sal scheyden, ende hair lichaem dat aertryck, begerende hair sepultuere op Sinte Lamberts kerckhove to Arum, ende besprect den patroen aldair een gouden g. eens voir hair legerstede, ende den priesteren gewoonlicke afterdaden, den armen in den dorpe voirs. vier lopen rogghe om broet uuyt te delen op hair maenstondt. Renick, hair moeye toe Groenedyck, een lopen weyt. Den vier bidden oerden elck een lopen garst. Jelcke ende Barber, hair nichten, wonende to Sneeck, tsamen hair zonnendaeghs clederen ende hair dagelixe clederen om Gods wille. Item vorder institueret Rentze voirn. erfgenaem den fruchte zy nu ter tyt dragende is, als Godt duer zyne godtlicke gratie ende genade hair dselve verleent sal hebben, sampt allen anderen kynderen die zy noch meer mochte cryghen, in allen haren gueden, zo cleyn ende groet zy dselve achterlaten zal. Item ingevalle dat geboeren mocht dat die frucht <die> zy nu ter tyt dragende is als voirs., voir hair mochte versterven, oft dat zy deser werelt mochte overlyden zonder kynderen achter to laten, zo besprect zy Pier Sytzema, hair lieve man voirs., den vyftehalvehundert gouden g. die hair in sekere scheydinghe, gehat mit Rioerdt Alberts zoon ende Anna, zyne huysfrouwe, hair zuagher ende zuster, mitten anderen erfgenamen van sa. Kempo van Juuynghema, hair oem, togesecht zyn na inhouden den scheydinghe dairvan gemaket, van date den XXIIIten novembris anno XXXVIIIo, 421 5 10 15 20 25 30 35 40 45 mit noch alle hair landen, renthen ende gerechticheit, hair competerende in Elingh Hotze zoons zate to Goenge, oick hair huys mit alle toebehoeren, staende to Sneeck by dat raethuys, also dat hare collaterale erfgenamen nascrn, indien zy zonder kynden sterft, tselve zullen moghen innelossen mit tweehundert gouden gulden eens indien hen gelieft, bennen twee jaren na hair versterven ende niet langher. Item noch besprect Rentzen voirs. in gelycke gevalle als voirscr. Pier Sytzema voirn. quick, till, gelt ende alle ruerlicke gueden, zo groet ende cleyn zy die achterlatet, uuytgeseit hair clederen ende clenodien, tot hair lyf behoerende. Item noch besprect Renthzen voirn., indien zy zonder kynderen versterven mochte, Wlcke Douwe zoon, hair enighe broeder, tot een prelegaet alle hair landen ende gerechticheiden in Graelde zate to Bosum, mit oick alle hair gerechticheit die hair competeret oft competeren sal moghen in Syurde zate in den dorpe voirs., hair van sa. Hessel Jonghema, hair broder, angeerft. Item vorder institueret Rentze voirs., indien zy zonder kynderen achter to laten versterven mochte als voirs., Wlcke, hair broeder voirs., Gerlant, Anna ende Syouck, hair zusteren, erfgenamen in allen haeren anderen gueden, ende indien hair broeder oft zusters voirn. voir hair versterven mochten, hoere kynderen die sy achterlaten mochten, in hoeren plaetze, by graden to rekenen. Item indien Rentzen voirn. in Gode versterven mochte, een kyndt oft meer achterlatende, getogen by Pier Sytzema voirn., ende dat dselve zonder kynderen mochten versterven by tleven van Pier Sytzema voirg., ofte zyne echte kynderen die hy na hair doet cryghen mochte, zo wille Rentzen voirg. dat dselve haire kynderen gueden comen ende erwen zullen zo dat na rechte behoert, uuytgeseyt dat op hare broder ende zusters, oft hoere kynderen in hoeren plaetze, by graden to rekenen als voirs., vervallen zullen dese nascr. gueden, als op Wlcke voirn. zyne voirscr. legaten, ende dairtoeboven op Wlcke voirs. mit Syouck ende Gerlant, zyn zusteren, tsamen, elck voir een derde pairt, hair landen ende renthen ter Caple, mit hair steedpachten bennen Sneeck. Dit is dat testamente oft leste wille van Rentzen voirn., twelck zy will machtich to zyn ende effect sorteren alls enich testamente, codicill oft leste wille alderbest stall mach hebben na den rechten, geestelick oft wairlick, oft gewoonte van desen landen. Ende indien yemant van hair erfgenamen voirn. tselve mochte innebreken oft in weygeringhe zyn to onderholden, die sal zyn pairt, hem duer crachte van desen leste wille tocomende, verbuert hebben, to vervallen opte ghenen die desen leste wille onderholden ende achtervolgen. Allen in behoirlicke forma ende zonder argelist. Des toirkonde zyn hyrto geroepen ende gebeden specialicken Dirck Adams zoon, burgermeester, Jacob Frericks zoon, Dirick Jans zoon ende Wybe Claes zoon, burgers in Boolswart, als tughen ende om hyrvan tuychnisse to draghen, ende Wilhelmus Cyricks, secretaris der stede voirs., om dit voir hair to scriven ende onder to scriven. Twelck ick also gedaen hebbe ter bede voirs. Ende Dirck Adams zoon ende Jacob Frericks zoon voirn. hebben dit mit hoere zegelen ende hantscriften bevestighet. Ende Dirck Jans mit Wybe Claes zoon hebben dit mede onderscr. Ende Rentzen voirn. heeft dit mede mit hair selfs handt onderscreven. Actum ten huyse van my, Wilhelmus voirs., anno, mense, die quibus supra. Was ondertekent en besegelt: Rientzen Dowes. (Locus Sigilli) Dyrck Adams zoon. (Locus Sigilli) Jacob Frerick zoon. Dirck Jan zoon. Wybe Claes zoon. W.C. Buwalden. Ieder met syne gewoonlyke streken en halen. 422 <M.a.h.:> Na gedane collatie met den originelen is desen daermede bevonden te accorderen, in kennisse van my, notarius publicus, <ondertekend:> 5 10 G. Radys. 1724. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1724, door notaris G. Radys, naar A). Familiearchief Sirtema van Grovestins te Bloemendaal, Documenten ofte bewysstucken, gehorende tot het genealogische register des geslachts Van Sytzama, f. 22r-23r. (Een fotokopie van dit zogenaamde ’Documentboek van P.W. van Sytzama’ berust in RAF, Collectie Copieën elders, inv. nr 6324). Opschrift: Testament van Rientjen van Douma (huisvrouw van Pier van Sytzama), opgerecht ten tyde van haer swanger gaen, den 7 februarii anno 1548. 200 1548 oktober 3 Tryn Alberts 15 20 25 30 35 40 In den name Goedts, amen. Int jair Ons Heeren duysent vyfhondert acht ende veertich, den III dach octobris, heb ick, Tryn Alberts, moder in den weeshuisse binnen Leeuwarden, hoewel cranck van lychame, nochtans cloeck ende vernufftich van verstande, overgelecht de sekerheit des doets ende die onsekere huyre van dien. Ende begerende sekeren dispositie van den goederen, by my nae te laten, te maken, heb ick denselven in manieren navolgende doen bescriven, willende dat dselve myn laeste ende uterste wille by enen ygelyken nagegaen ende onderholden sal worden als een testament ofte laeste wille die men een codicill ofte donatie doir oirsake des doets geboerende noeminiert, ofte dattet in den alderbester manieren zoet stall sal mogen gripen, onderholden sal worden. In den eersten bevele ick God almachtich myn edele ziele, ende tlychaem der aerden, dairt aff gecoemen es. Ende nopende myn tytlyke goederen, zoe ist dat ick in den eersten bespreeck Onsen Lieve Vrouwe tOldehove myn besten tabbart. Den weeskens ofte weeshuyse binnen Leeuwarden voirs. int eerst alsulken renthe, met den brieve van dien, als meester Stephen, pastoir, my jairlicx geholden es, ende ick van denselffden met de somme van XLIII carolusg. gecoeft ende vercregen hebbe. Noch maeck ende bespreck ick denselven weeskens ofte weeshuyse alsulken huyre als my Haye Sirts zoen sculdich es, ende ongeveerlyken bedraecht ter sommen van twintich ofte XXI hoerntiesguldens. Noch wil ick dat niemande van myn arven sullen van den vaders ende patronen des voirs. weeshuyses enichsints mogen heyschen ofte ontfangen enich loen dat ick in den weeshuyse verdient mochte hebben ofte ten achteren waere, dan tselve met oick alle myne andere goederen, in den weeshuyse voirs. synde, dairinne blyven, beholdelyken dat dolste weeskynt van den meyskens myn dagelicx rock, ende tjonxste weeskynt een vyftich met myn riemken sullen hebben ende genieten. Sal hierenboven noch tcleynste ende jonxste meysken myn dagelicxe hoyke hebben ende genieten. 423 5 10 Ende nopende myn andere goederen, wairaff voeren niet gedisponiert es, wil ick dat dieselve sullen arven ende comen tot denghenen die myn arffgenamen van bloets wegen syn. In kennisse van desen allen heb ick, Tryn voirs., op enen tyt hiertoe geroepen ende gebeden den eersamen ende discreten mannen Tjerck Jan zoen, scepen, Sebastiaen Jan zoen, meester Gysbert Willems, Jan Femmes, Harmen Dircx zoen, Peter Symon zoen, burgers, ende Matthys Rommarts, secretarys der stede Leeuwarden, om desen voer my in kennisse der wairheit te bevestigen ende onderscriven. Twelck by denselffden ter bede ende versoeke van my op enen tyt met hun namen, handen ende merken, alsoe is gedaen ende vollenbracht, ten dage ende tyde voirs., welverstaende dat de vaders by my mits desen belast worden myn achterdaden, zoe behoirt, te doen ende vollenbrengen. <Ondertekend:> 15 20 Bi mi, Bastian. Tjerck Jan zoen subscripsit. Ghysbert Willem zoen. Jan Jan zoen Femmis. <h.m. 8>. <h.m. 19>. M. Rommarts Origineel: A (hand van Matthys Rommarts). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 650. In dorso, m.a.h. (17de eeuw): Een olt testament van Catryn Halbe dochter, zynde yn date den III octobris anno 1548. 201 Dirck Adems zoen en zijn vrouw Thrin Arents dochter 25 30 35 40 1548 december 27 In den name Goedes, amen. Int jaer Ons Heeren XVc acht ende veertich, den XXVII decembris, hebben die eersame Dirck Adems zoen, schepen in Bolswart, ende Thrin Arents dochter, echteluiden, wyselick aengemerct dat alle menschen sterfflicken zyn, ende dat die tyt des doets onsekerer is, waeromme zy bi sonde doen ende met rippe deliberatie ende volcomen verstande, in der alderbester forma als zy conden ende mochten, begeert hebben te maken ende toe ordineeren haer testament, codicil ofte laeste wille, twelck zy gemaket ende geordineert hebben in forma ende manieren naeschreven. In den iersten bevelende Goede almachtich in zyne godtlicke gratie ende genade hun eedelen zyelen als die van den lichamen zullen scheyden, ende begerende hun sepultiren zoe dat gewoenlick is. Item voerder heeft Dirck voergenoemd legateert ende besproken zyn susters kinderen, by hoefden ende niet by graden toe deelen, zyn huisinge mit alle toebehoren, van voeren op Mercstrate tot achter opten Hoechstrate, opten hueck by den stienen pype, waerin hy mit Thrin voersn van voeren nu woenachtich is, salff dat Tryn voer424 5 10 15 20 25 30 35 40 45 genoemd haer leven lanck daeran sal hebben usumfructum als naeschreven. Item noch bespreeckt Dirck voergenoemd sin susters kinderen voersn alle zynen clederen die hy by sin versterven achterlaten zall, te deelen by hoefden als voersn. Ende ordineert ende will Dirck voergenoemd dat dit huis met alle toebehoeren voersn tot geene tyden sal moegen versterven ofte vervallen in vreemde handen, maer altyt comen ende blieven by den naeste van zynen bluede. Oick mede will Dirck voersn dat niemant van zynen bluede zyn part in den voersn huisinge zall moegen alieneren an vreemde handen, by poene om dselve te vervallen aen zynen naesten bloede in der tyt zinde, doch zullen dye van synen naesten bloede voirsn elxanders part daerinne well moegen copen ende vercopen, omme alzoe tot allen tyden in zynen grade ende bluede te blyven als voersn. Item voerder heeft Dirck voergenoemd erffgename institueert ende gemaeckt Thrin Arens dochter, zyne lieve huisvrouwe voergenoemd, indien hy voir hair verstervet, in allen zynen anderen gueden, ruerlick ende onroerlick, golt, silver, huisraedt ende cleinodien, zoe groet ende clein hy dselve achterlaten sall, zampt oic in den usufruct van zynen huysinge voersn, haer leven langs, releverende haer van allen cautien ofte satisdatie die zy dienaengaende nae rechte gehouden mochte zyn te doen. Ten anderen heeft Trin voersn etc. Item Dirck ende Tryn voersn willen noch dat diegeene die van hem beyden leste blyft in levende lyve, alle inschulden ontfangen, ende uuitschulden sampt oick uuitvaert ende doetschulden betalen sall, ende dselve oic vry tmaicken allen lasten van losrenten ofte anders waermede hun gueden ten tyde van den yersten verstervenden beswaert mochten zyn, dwelcke, indien enich bevonden worden, zy mede als uuitschulden geacht willen hebben. Dit is dleste wille van Dirck ende Thryn voergenoemd, duelcke zy willen ende begeeren standich ende machtich to zyn als enich testament, codicil ofte leste wille alderbest effect sorteren mach na den rechten, geestelick ofte waerlick, oft gewoente van desen landen. Ende willen tzelve onderholden hebben van hun legatarissen ende erffgenamen, by pene van zyne legate ofte part erffschip voersn die hiertegens attenteren mochte toe doen, in recht ofte buiten recht, te verboren, ende dzelve legate ofte part erffschip te vervallen opten geenen die van Dirck ende Thryn voersn lanxt in levende lieve blieven sullen, ende dese pene committeert to zyn mitten alderierste citatie, die tegen tinhouden van desen beleyt mochte worden tegens den lancxtelevende ofte erffgenamen van dien. Ende wil Dirck voergenoemd oeck mede specialick dat, indien hy versterven mochte voir Thryn voersn, dat zyne susters kinderen ende legatarissen voergenoemd gheene questie zullen moeghen maicken ter cause van den achtergelatene guederen van sa. Jelle Adems zoen ende Agge Jelle zoens kinderen, die in Goede verstorven zyn, oic by gelicke pene te vervallen ende committeert toe worden als voersn. Des torcunde heeft Dirck voersn dese zynen leste wille mit zyn selff segel ende handtschrift bevesticht, ende Trin voersn heeft haer leste wille mit haer selffs handt ende naeme onderschreven. Ende tot meerder vasticheit zyn hiertoe specialick geroepen ende gebeden den eersamen heren Marten Foppe zoen, medepastoir, heren Abba ende Thierck Jans zoenen, prebendaten, Enne Jarich zoen, schepen, Intie Tabbe zoen, burger, ende Wilhelmus Cyricks zoen, secretaris in Bolswart, om disse leste wille als tuygen te bevestigen ende ondertsn. Ende hebben die voirsn tuygen, alzoe gebeden zynde als voersn, onder een context praesent haer handtschrift hieronder gestelt, tot een getuygenisse van desen lesten wille voersn. Actum ten huise van heren Marten voirsn, anno, mense et die quibus supra. 425 5 10 15 Ende was den princepael van desen gesn in pampier, ende bevesticht met een groen opgedruickt zegel, waeronder geteikend stonde: Dirck Adams zoen subscripsit. Tryn Aerns dochter. Martinus Foppius subscripsit. Dominus Abba ende Tierck Backer subscripsunt. Inne Jarich zoen. Inthie Tabbe zoen subscripsit. Wilhelmus Buwalda subscripsit. Waeronder stont aldus geteikent: Gecollationeert tegens den princepale van desen, exempt den laeste wille van Thrin, besegelt ende ondergeteikent als boven, ende is daermede van woerde te woerde befonden taccorderen by my, ondergesn notarius publicus etc., verteikent: Kleutinc, notarius, met sekere streken ende toegen. Onder den copie waeruuit desen is gecopieert, stonde soe volcht: Gecollationeert tegens soedanigen copie, gesn ende verteickent als voeren, ende is daermede befonden taccorderen by my, ende verteickent: Hoyte Hoytema, met eenige streken circunscribeert. Daermede desen concordeert, by my, notarius publicus, <ondertekend:> <n.m. 4> Jans, notarius publicus. 41 93 1 6. 20 25 Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Onvolledige afschriften: B (16de eeuw, door notaris Kleutinc, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door Hoyte Hoytema, naar B). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (16de eeuw, door notaris Jans, naar C). RAF, Archief Nedergerecht Bolsward, inv. nr 121. Opschrift: Copia copiarum van den testamente gemaeckt by wilen Dirck Adems zoen, in levende schepen in Bolswart, ende Thrin Arents dochter, in tyden echteluyden, ende dat alles allienlick voer soevele angaet den dispositie ende laeste wille van wylen Dirck voersn. In dorso, m.a.h.: Voir Dodt Janss dochter. 202 1549 januari 13 Juffer Teth Jongema 30 35 40 In de naeme Godes almachtich. Op huyden den derthienden januarii anno XVc ende XLIX, omtrent vier huyren achtermiddach, heft juffer Teth Jongema, hoeual cranck van lichaem, nochtans zeer verstandich ende uys van sinnen, met voerberaeden moede, vrye wille, rype verstandt, gemaeckt hoer uuyterste uille, testament ofte codicill nuncupatyff, alst nae recht best mach heeten ende stal hebben, om leste ende salicheyt tvermeeren, in manieren hiernae gescreven. Int eerst befelt soe Godt almachtich hoer edele ziel, ende daerde het lichaem, daert thoe geschapen is. Foerdt ordineertse ende geft in crachte desen Christophel Roorda, hoer echte man, uuyt goeden vrye uille, voerberaeden moede, deur redelicke oersaecken, huyer tot alsulcx moverdende, voer een lyffgeft in der dode, alles alsulcken landen als heur zynt aengearvet van heur olders, gelegen bynnen den dorpe Weydum, zoe luttyck ende zoe groet alsse daer leggen, in een saete daer Kempo Donye dander helft tbehoert, met alle 426 5 10 15 20 25 ander vercofte landen, van mynentweygen vercoft, ofte penningen daervan by ons beyden staende teecht opgenoomen, zonder dat hy, Cristoffel voers., daer yet aff uuyt zyn goet zal resarceeren ofte restitueren, dat hy, Cristoffel voers., de landen voer zyn vry eygen zal beholden ende hoegen, hy oeck dselfte landen tvercoepen, tverwisselen, tverwandelen, talieneren, alsdat hem dat zal passen ende gelieven, ende daermede tdoene als een man met zyn vry eygen zal uillen doende, zonder myn kinder als erffgenamen, ofte heur mombers, ofte oick anders myn frunden daer yet op tletten ofte opspraeck op tmaecken, recht oft ick zelffs by levendige lyve alsulcke alienatie hadde gedaen, zulcks dat hy iemant daeraff gehouden zal syn enige rekenschip ende reliqua tdoene. Voerts institueert soe erffgenamen hoer tue kinden algelick tot alle heur ander gueden, roerlick ende onroerlyck, hem, Cristoffel Roorda, biddende als heur lyeve man ende vader van de tue kinderen vers., dat hy dezelfte kinden met alle goede zeden ende manieren in Goidts vrese uil opvoeden ende beuaren. Dat is myn, juffer Teth Jongema laeste wil ende testament, uaermede ick alle ander testamenten, voer datum van desen gemaickt, cassere ende annihileere. Ende noch tot meerder uaerheyt ende vasticheyt heb ick hier oick tuygen thoe gebeden ende geroepen, uant ick zelffs nyet scryven kan, heer Reyn, pastoer van Reedt, heer Baucke Sieurdts zoen, vicarius bynnen Berlicum, Feycke Wobbe zoen, Sybe Diericx zoen ende Sybe Breoutix om desen voer my ende voer heurzelven als gebeden tuygen tbevestigen. Twelcke wy, bovengesn tuygen, alzoe bekennen elcks onder ons gewoentlycke handen, hieronder gestelt, beholden Sybe Diericx zoen, de zelve nyet schryven kan, uaerom deesen deur bede by Feycke Wlbe zoen voer hem, Sybe, mede is verteyckent. Orkunde ons handen hieronder gestelt, op dach, jaer, ende maent als voers. Onderteyckent: Reynerus Ammonius. Dominus Baucke Suffridi, prebendarius in Berlicum. Sybe Breuoticx zoen. Ende: Feycke Uobbe zoen, foer my ende doer bede van Sybe Diericx zoen. Gecollationeert ende accordeert myt tprincipael, onderscreven als boven, by my, <ondertekend:> 30 35 40 G. Duvenee. <M.a.h.:> Alzoe wy, Feycke Wobbe zoen, Sybe Dirck zoen ende Sybe Bryoutick zoen, allen woenende toe Berlckum, gerequereert ende oeck geciteert bennen, ter instancie van Andries Waltinghe, omme te kennen oft ontkennen oft wy den princepael testament van wylen juffer Teth Jonghema, dhuysvrouw by haer leven van Crystophel Roorda, als medetuygen van den voers. juffer Teth daertoe geroepen, hadden ondersc. ofte nyet, soe ist dat wy, tversueck ende citacie van den voirn. Andries Waltinge naegaende, gesien hebben den voers. princepael testament, dat gehoerdt lesen, ende oeck wy, Feycke Wobbes ende Sybe Bryouticks, zelver gelesen ende onsen handscriften daeronder gesien, ende voirdt bykendt ende verclaerdt ter presentie van Cornelius Wattie zoen, secretaris in Mannaldumadeel, dat wy alzulcke onderscrivinge ter bede van juffer Teth Jongema voers. ondersc. hebben, ende voir ons als tuygen, van haer requireert. Uuyt welcke princepael die voirgaende copia gesc. is, ende oeck wy byvonden hebben ende byvinden noch dat dese copia met voers. princepael accordeert. Twelck wy, Feycke Wobbes ende Sybe Bryoutick zoen, voir onszelfs, ende ick, 427 5 Feycke Wobbes voers., mede ter bede van Sybe Dirck zoen voers., betuygen ende certificeren onder onsen gewoenlicken handscriften, in maeten gelyck wy dat onder den voirsn princepael gedaen hebben. Actum den XXVIIIen julii anno XVc ende een en vyftich, ter presentie van myn, Cornelis Wattie zoen voirn., dwelcke in meerder zekerheyt ende om bede der tuygen myn hanteycken hyer mede heb ondersc. Actum ut supra. <Ondertekend:> 10 15 20 Corn. We. Tzum. Sybe Bryoutick zoen. Feyke Uobbe zoen, foer my ende doer bede van Sybe Dyrck zoen. Insgelycx hebben wy, heer Reyn, pastoer in Riedt, ende heer Baucke, vicarius in Berlckum, gesien den princepael testament van wylen juffer Teth Jonghema, twelck wy als tuygen mede hebben byvestighet, bykennende ende certificerende tot versueck van Andries Waltinge voers. dat desen voirgaende copia van testament accordeert met zyn princepael, by wylen juffer Teth voers. gemaect ende by ons onderteyckent, mede gelyck desen. Actum toe Riedt, onder onsen handen, ter presentie van Cornelius Wattie zoen, secretaris in Mennaldumadeel, ter instancie van den voers. Andries Waltinge, hyer by ende over geschickt, den IIIIen septembris anno XVc ende een en vyftich. <Ondertekend:> Dominus Reynerus Ammonius. Dominus Bauco Suffridi, prebendarius in Berlckum. Corn. We. Tzum. 25 30 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (uiterlijk 1551 juli 28, door G. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, Supplement, inv. nr 25. In dorso (= f. 2v), m.a.h. (18de eeuw): Copia testament van Juff. Tet van Jongema, huysvr. van jr. Christoffel van Roorda. Jan. 1549. 203 1549 februari 8 Tjepck Tjepcke dochter 35 In die naeme Goedis, amen. Int jaer Ons Herenn dusent vyfhondert negen ende fiertich, op huiden den achtenn februarii, is cranck vann lichaeme gheweest Tjepck Tjepcke dochter vann Litthiewier, nochtans verstandich ende hoer wel bywetende, heeft angemerckt hoe datter niet seecker is dann die doodt ende niet ontseeckere dan die uure des doodis, heeft daeromme willenn maeckenn ende ordinerenn eenn testament van hoer teytlicke guede428 5 10 15 20 25 30 35 40 45 renn. Ende ist saeck dattet gheen stal ofte effect sorteren mach als een solemne testament on syn byhoerlycke solemniteytenn die thot sulckenn testament requireert wordenn, wyl Tyepck voers. dat hetselffte sal effect sorterenn ende stal hebbenn als een codicil ofte anders, soals dat alderbest nae de rechten gheschien ende wesenn mach. Maeckt ende ordineert daeromme by desenn hoer testament, codicyl ofte uuterste wille, ende will datselffte ferm, fast ende onverbroeclyckenn vann hoeren eerwenn na haer, Tjepcke voers., aeffliwicheyt onderholden hebbenn in alle syn articulenn. Tenn eerstenn byfelt Tjepck voers. God aelmachtich hoer edel siele, ende dat lichaem de aerde. Tenn andere legeert ende byspreect Tyepck voers. denn pastoer ende den patroenn in Dantummawolde tesaemen een huissteed, gelegen in Dantummawolde, diehwelck nu een Broer Syds zoen bywoenet, ende dat voer wylen Jaspar Aesgama, hoer man, ende voer wylen Baet, hoer dochter, ende voer hoer eygen delinghe, ende daermede ander delinghe voers. ontlastende. Tenn derden byspreect Tyepck voers. die huusarmen in Dantummadeel dertienn enckelg. eens om Goedis wille, diehwelckenn men bestedigen sal in buter, schoenn ende laeckenn, ende daerboewen noch sewen loepen rogge. Tenn vierden byspreeckt Tjepck voers. hoer twe broers kynderenn den derden part van Herpta saete, gelegen op die Schylp tho Nes, soe lutick ende soe groetse hoer datselfte competeert. Desenn artikel nochtans tho verstaen soefeer ende indenich myn broeders kynderen voers. myn dochter Wyck ende hoer erwen niet molesteren, het sie rechtlicken ofte andersyns, ter cause vann nye delinghe ofte ander actie, hoewel wy nochtans wel ende oprecht ghescheydenn synt. Ende indenich sie actie intenterenn tegens Wyck voers. ofte hoeren erffgenaemen, alsdan dist legaet nul, machteloes ende van onwaerdenn tho wesenn. Tenn vyften byspreect Tjepck voers. haer halffsusters kyntskynderen elcks de weerdinghe vann een milbaer koe. Tenn sestenn hwyl Tyepck voers. dat vann hoer naeghelatene goederenn wederkeert ende restitueert sal woerden Gerrilf tho Lytycwier al hetgene dat hy opgehaelt is ende meer tho huir gegewen heeft soelanghe als Tzalingh ende Wyck met malkanderen in echte gestanden hebbenn, willenn daerbyneffens dat Gerliff voers. die huringhe ende jaertaelen sal ghenietenn in alsulker foeghenn als ick hem dieselffte verhuirt hadde. Tenn sewende wil Tyepck voers. dat Wyck, haer dochter, sal restitueren den huusfrouwe ende kynderen van wilen Jann Mathys zoen in summa vann vier ende twintich goude g., hwelcke wylen Jaspar, myn man, thot een geschenck ontfangen hadde. Tenn achten ende ten laestenn soe institueert Tyepck voers. iure institutionis erffgenaem tot allenn hoeren anderen nagelaeten goederen, so roerende ende onrorende, actien ende gerechtigheeden, haer dochter Wyck voers., willende ende bygerende dat sie disse voers. legatenn in allis terstont na haeren versterwen exequeren ende volbrenghen sal. Dyt voers. is myn testament nuncupatyff ofte codicyl ofte een ander simpel manier vann laeste wille, hetwelck ick in al syn lidmaeten onderholden wil hebben. Tot oerkonde der waerheyt ende byfestinghe disses testaments, codicil ofte uuterste ende laeste wille heeft Tjepck voers. geroepen ende gebedenn her Douwo Wysma, pastoer tho Wyrdoem, om desen tho schrywen ende tho verteyckenen, in tegenwoerdicheyt tuigen, hiertho geroepen ende gebedenn, Matheus Saepe zoen Mersma, 429 5 gheswoeren rechter binnen Wirdoem, ende Jancke Haert zoen, woenende oeck binnen Wirdoem. Dennwelcken Matheus voers. thot merer byfestinghe disses doer bede vann Tjepck voers., voer hemselffs ende mede voer Jancke voers., terwylenn hy niet schrywen kann, met syn gewoentlicke hanteyckenn ende naem heeft verteyckent ende byfestiget. Actum anno et die quibus supra. <Ondertekend:> Douwo Wysma subscripsit. Mathaeus Saepe zoen Mertsma subscripsit, M.S.M. subscripsit. 10 15 20 Die post op denselwe jaere ende dach als voers., noepende den artikel van den derden part vann Herpte saete, denhwelckenn Tjepck legaeteert heeft in dessen voers. testamente haeren broeders kynderen, van denhwelckenn een, Ebel genoempt, tot Syon int cloester is, heeft Tjepck voers. gewilt ende bygeert dat Ebel van tgene hoer in desenn testamente gelegateert is, den fruchtgebruck sal hebben geduerende haeren lewen lanck, ende sal weders na haer versterven accesseren ende devolwert worden op Ricla, hoeren suster. Thot werificatie van tselffde heeft Tjepck voers. ghebeden ons, her Douwo Wysma ende Matheus Saepe zoen Mersma, dat wy desenn ter bede van hoer hebben verteyckent. Anno et die quibus supra. <Ondertekend:> Douwo Wysma subscripsit. Matheus Saepe zoen Mertsma subscripsit, M.S.M. subscripsit. 25 Origineel: A (hand van heer Douwo Wysma). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1368. In dorso (= f. 2v): Tyepck Jaspar Aesgama weduwe testament. Negen. 204 1549 april 11 Nanne Reyns zoen 30 35 In nomine Domini, amen. In den jare Ons Heren XVc negen ende feertich, den XIen dach aprilis, heefft die eerbare Nanne Reyns zoen, scepen in Boelswart, cranck to bedde leggende, nochtans zo het scheen redelick zynde by zynen verstande, angemerct den sekerheit des doedes ende onsekerheit des tyts van dien, wairomme hy begeert heefft to ordineren ende to maken zyn testament, codicill oft leste wille, twelck hy geordineert ende gemaket heefft in forma ende manieren nascr. In den yrsten heefft hy bevolen Gode van hemelryck zyne edele ziele als die van den lichame sal scheiden, begerende zynen sepulture totten menrebroeders in der kercken, in den grave van den vader van Hid, zyn lieve huysfrouw, ende besprect 430 5 10 15 20 25 30 35 40 45 aldair voir zyn legerstoele ende memorie hondert golden eens, om dairmede den dacke van hoere kercke ende convente to repareren. Item bysprect noch to Ooldehoff zyn patroen Sinte Marten vyftich gouden g. eens tot reparatie van den toorn, nu onderhanden zynde. Item heefft Nanne voirs. noch besproken der armen in Boelswart, by den armefoechden toe administreren, zyn pairt van den renthen ofte landen mit alle gerechticheit zo hy dselve van Key. Mat gecoft ende vercreghen heefft op dat Bill, met noch vierdehalve pondemate landes, leggende in den Maerninck, in den armelanden, die Baucke Syricks zoen nu ter tyt gebruyct, ende zo dit mandelanden zyn, wil Nanne voirs. dat Hid, zyn lieve huysfrouw, dairtegens weder sal hebben vyf pondematen by Schelte cruys, staende techt gecoft. Item heren Marten, zyn byechtvader, besprect hy een gouden g. eens. Item Nanne voirn. ordineert ende wil dat die landen ende renthen die hy vercreghen heefft van salige heren Aggo to Sneeck, zullen comen opten erfgenamen oft naeste vrunden ende grade van heren Aggo voirs., na inhouden den testamente van heren Aggo voirn. Item vorder heefft Nanne Reyn zoen erfgenamen institueert ende gemaket in allen zynen anderen gueden zyne zusterlingen, in gelycke portien, doch alzo dat zy gehouden zullen zyn uuyt to reyken ende to betalen elcke grade van zyn susterlinghs kynden wairvan die olders gesturven zyn, eenhundert gouden g. eens. Ende heefft dairtoboven remitteert ende quytgelaten tott proffyt van Jell Peter Abbes alle alsulcke renthen die hy voir datum disses gecoft heefft gehat van Peter Abbes ende Jell voirs. Dit is dat testament van Nanne Reyns zoen voirn., twelck hy begeert ende wil machtich to zyn ende effect to sorteren, als enich testament, codicill ofte enighe andere leste wille best stadt mach grypen na den rechten, gestelick ofte wairlick, ofte na gewoonte van desen landen, allen in behoirlicke forma. Des toirkonde zyn hyrto geropen ende specialicken gebeden die wairdighe ende eersame heren Hobbe Sytze zoen ende Marten Foppe zoen, pastoren, Gerit Symons zoen, Bernardus Romcke zoen ende Peter Gysberts zoen, raetsluden, Jan Ruerts zoen ende Frans Jacobs zoen, burgers, mit Wilhelmus Cyricks zoen, secretarius in Boelswart, om desen lesten wille to betuyghen ende mit hoeren hantscriften to bevestighen. Twelk also unico contextu ende op een tyt geschiet is ter bede voirs. Ende heefft Nanne Reyns zoen voirn. dit mede met zyn zegel verzegelt ende met zyn hant onderscreven. Actum ut supra. Gecollationeert mitten principale, in pampiere gescr., met enen zegel in groenen wasse verzegelt, ende met diversche handen ondergescr. aldus: Nane Reyns subscripsit. Obbo Syttzys, pastor, subscripsit. Martinus Foppius subscripsit. Gerrit Simen zoen. Pieter Gysberts zoen ende Bernardus Romko zoen subscripsit. Jan Ruert zoen. Frans Jacob zoen. W.C. Buwalden subscripsit. Ende ware noch an den anderen zyde van den voirs. testamente gescr. als hyrna volghet. <Volgt nr 205>. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door W.C. Buwalden, naar A). GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 78, f. 1r-1v. Zie voor de collatieverklaring nr 205. Opschrift: Copia. In dorso: Het testament van sa. Nanne Reyn zoen. Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 217-218. 431 205 1549 april 13 Nanne Reyn zoen 5 10 15 Op datum van huden heft Nanne Reyn zoen voirges. gheordyneert (confirmerende syn testament voirges.), in een manyer van codycylle dat Hyd, syn echte husvrou, sal hebben ende holden alle reppelycke guederen, goud, sylver, koe ende quyck, met het staende hus, sonder enyghe delenghe nevens syn erfgenamen te maken van dyen voirges. Foerder besprect Nanne voirges. den susteren toe Ughecloester feertich gouden g. ende den susteren bennen Bolsuert tuentych gouden g. ens ut syn guederen, dyen den erfgenamen sullen betalen. Item besprect het gasthus van Synte Antonis fyertich gouden g. Torkunde voirges. heft Nanne voirges. selver gebeden heer Obbo Syttzys, pastoor, Holle Syurd zoen, scepen, Jan Evert zoen ende Frans Jacob zoen desen synen codycille voor ende over hem met haren geuoentlycke hant te bevestyghen. Twelk uy, heer Obbo, Hollo, Jan ende Frans, also ter bede voirges. gedaen hebben. Anno XVc negen ende feertich, den dartyende dach aprylis, twelk ys geuest synen sterfdach. Ondergescr.: Obbo Syttsys, pastor, subscripsit. Holle Sywrd zoen. Jan Evert zoen. Frans Jacob zoen. Ende concordeert, by onss, 20 25 30 <ondertekend:> W.C. Buwalden subscripsit. Wybo Poppyngha certificere myts deesen als voirsn is, subscripsit. Ick, Lyolff Hoyte zoen, lyet alss voirsn is. Taecke Hoeyte zoen hlye als voirsn is. Reyn Hoyte zoen subscripsit. Horeus. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door W.C. Buwalden, naar A). GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 78, f. 1v-2r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Het testament van sa. Nanne Reyn zoen. Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 218-219. 206 1549 december 21 Schelte Andla Latzema 35 In nomine Domini, amen. Int jeer Uus Heeren vyfhondert ende negen ende viertich, den een ende twinticste dach van december, zoe heb ick, Schelte Andla Latzema, cranck wesende van lychaem, ende sterck ende verstandich wesende van zynnen, gemaeckt een codicil, 432 5 10 15 20 25 30 35 40 45 instrument ofte laetste wille, zoeals dat alderbest nae die rechten ende gewoenten des landts zal moegen stal hebben, welcke codicil op eenen versterkinghe van mynen testament, by my, Schelte voirsc., gemaeckt int jaer van ses ende viertygen, den twintychsten dach van november, ende verandere yegelycke artyclen in dit codicil, instrument ofte laetste wille, by my, Schelte voirsc., yn dat voirsc. testament gemaeckt, welke articulen hiernae in zullen worden verclaert. Ende ick, Schelte voirsc., wil dese naebescreven articulen onverbreclyck nae myn doot onderhouden hebben, in formen en manieren hiernae bescreven. Item die artykel aengaende dat ick Jets, Sicke Dye zoens zuster, byspreeck in dat testament vyftich enckelgulden, dat ick die artikel uut doe, ende dat doer dat versterven van Jets voirsc., dat zy al in God is verstorven. Item Schelte voirsc. doe desgelycx oeck uut die artikel van Atte Opnehuysen, ende dat oeck doer dat versterven van Atte voirsc. Item ick voirsc. verhael oeck in dit codicil, instrument ofte laetste wille dat Sicke Dye zoen zal hebben die zaete toe Jorwirt, voir zyn moeders landen, leggende toe Sexbierum, wel te verstaen dat dvoern. Sicke Dye zoen zal hoeden die lasten, by my, Schelte voirsc., in dat testament gemaect ende besproecken. Item aengaende die artikel aengaende dat Jets ofte hoere ergenaemen sterven sonder wettelycke kynderen, dat alle die profyten daer Jets van my, Schelte voirsc., sal genyeten, dat alzulcke profyten zullen wesen toe profyt van die arme in Sexbierum, ende ordinere daertoe distributoers die byewoner van Lyauckema, met die kerckfoechden in Sexbierum, met die pastoer aldaer. Item hiermeede bysluyt ick, Schelte voirsc., dit codicil, instrument ende laetste wille, byhalven desen artikel daer ick hiernae wel verclaeren zal, alzoe dat ick institueer nae geluyt van dat testament voirsc. ergenaem van alle myne gueden, in dat testament voirs. nyet besproeken, ende verclaer in dit codicil dat die voirsc. Jets daer zal moegen in die possessie treden sonder eenyghe soleniteit van recht ofte tegensseggen van yemant daer dat testament niet en vermochte. Item ick, Schelte voirsc., byspreeck om Gods wille Anna Tryne doechter toe Lewaerden, tot een onderhoudinghe van hoer ende hoer kynderen, acht gulden vry jaerlyxe renten uut die landen daer, nae luyt dit codicil, zullen afcomen van Sicke Dye zoen, genoemt Jeldera Tyaerde lant, dat zy noch huer erven zullen moegen vercoepen. Item dat Tryn Pybe dochter wolde seggen ende alligeren dat sy een lidt mochte naeder wesen dan Jets Abbe dochter, dat verclaer ick, Schelte voirsc., met dit codicil, instrument ende laetste wille dat ick dat doe duer guede redenen, daer ick hier in dit codicil, instrument ende laetste wille niet wil ende behoeff te openbaeren, ende ick een heer van myn eygen gueden ben om die te geven of te laeten. In een tuygh der waerheit van dit myn, Schelte voirsc., codicil, instrument ofte laetste wille zoe heb ick, Schelte voirsc., dit codicil, instrument ofte laetste wille met myn signet signiert ende met myn naem onderscreven. Ende in een tuygh van meerder vastycheit soe heb yck, Schelte voirsc., hyer orkenen toe gebeden, die scrive koennen, om dit codicil, instrument ofte laetste wille onder te scryven, als Sywrdt Tzaling zoen, Sicke Foppe zoen, Hessel Rens zoen, Thomas Bouwen zoen, Dirck Bouwen zoen. Daer wy, Sywrdt, Sicke, Hessel, Thomas ende Dirck voirsc., alzoe hebben gedaen, ter vruntlycke bede ende versueck van Schelte voirsc. Op jaer ende daech als voirsc. 433 Dit principael was in pappier ghescreven ende met een signet in groen was met een pappier oever op gedruickt. Ende daer stond by: Schelta Latzma. Sywrdt Tzalingh zoen. Thomas Bowen zoen. Sicke Foppe zoen subscripsit. Ick, Hessel Rens zoen. Dirck Bowens zoen. 5 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie van Schelte Latzma erste codicil. 207 1550 januari 22 Schelte Latzma 10 15 20 25 30 35 Dit is Schelte Latzma leste wille, datuelke hy gemaket heft boven syn testament unde codicil dat van datum van desa, daerenboven dat testament unde codicil in syn macht te blyven als dat is. Int erst soe byspreke yck myn patroen Sanctus Sixtus dye summa van fiftyen enckelguldens, soefeer als dat het testament nyet ien vermach. Voert byspreke yck totter ere Goeds ende dye heylige karke tyen pont uas. Voert byspreke yck heer Egbertus, dye myn bychtvader uesen is, een golden croen, heer Claes, vicarius, een enckelg., dye dyener van dye tue lenen een half gulden, unde dye koster twyntich st. Voert alle karken in den dele een scrickenborger. Voert alle persynnen een scrickenborger. Voert alle jongeprysteren drye st. Voert soe wil yck, Zchelte, toe unde bysprecke dye armen bynnen Sexbirum tyen enckelguldens ens, voer alle dyegene dye hyt voer begerende is, als voer hemself unde foer zyn salige husvrou. Vorder boven dye tyen gulden bespreke yck, Schelte voirsc., noch eens voer den armen op ditselve jaer een half last rogge. Voert wil hi, Schelte voirsc., toe den armen tyen jaer een cortyer rogge ende fif enckelgulden an ghelt, ende voert nae dye tyen jaer sullen holden den armen nae luyt het testament ofte codicil. Soe uil yck, Schelte, ende byspreke Anne Jelte wyf, uoenachtich toe Leuarden, dye summa van eenhondert enckelgolden guldens ens, ende dat sal een hoden ende betalen Sicke Dye zoen van dye landen dye hy hebben sal te Yoruert, ende dat sal Sicke hoer geven by tiden dattet nyet kompt in haer mans handen, ende dat toe haer ende haer bernen profyt. Dat sal Sicke haer geven boven alle dye lasten dye Schelte maeckt heft yn syn codicil. Voert uil yck Hessel toe, myn myech, boven datghen dat hy bovenscreven heft, tuyntich enckelgolden guldens. Voert uil hy Anna, syn husvrou, toe dye kyste daer haer goetyen in leyt, ende vebeteren dat ghelt dat tevoeren bescreven is, fif enckelgolden guldens. Vorder soe uil yck, Schelte voirsc., toe unde byspreke Humma Peter Harsma zoen myn beste zuarte tabbert met zyden foer. Vorder byspreke yck Ryns Derck zoen myn zuarte tabbert met lammeren foer. Vort byspreke yck Dowe Goslyx zoen myn paltrock, met bont foert, met syn slymste hasen. Voert sal hebbenb a 40 b In deze kennelijk corrupte passage ontbreken de data. Het testament dateert van 20 november 1546, het eerste codicil van 21 december 1549. Hierna: habben of: habiben? 434 5 10 15 20 25 Hans glaesmaker myn beste mantel met dye hasen ende beste benet. Nu voer alle cledere dye boven nyet gheschreven syn, daer sal men mede cleden Goslick Lyeues, uonende hyer ynt hus. Voert soe uil Schelte voirsc. toe Froucke tue dochter unde Joeryen Frouck zoen elck drye gulden. Voert soe uil Schelte unde is myn uil dat al dyegene dye landen van my in dye hure hebben buten dick, ende dye schattynge geven van dye landen, dye sal van een yder pondemate geven een golden gulden te hure. Nu in summa al datgene dat ick, Schelte Latzma, in spatie dese heft beschryven laten ende dat ick voeren schryven laten hebbin doerch testament ofte codicil ofte enich instrument van breven daer myn hant ofte signet staet, dat uil ick, Schelte voirsc., onderholden hebben van dyegene dye uesen sal myn erf, by pene syn erf, ende dat vervallen te wesen an den keyser. Ende dat yn een teyken des uaerheits dat yck, Schelte voirsc., dit aldus bovenscreven onderholden uil hebben sonder enich tegenseggen, soe hebbe yck, Schelte Latzma, my geuoe<n>tlyken hant hyronder set. Ende om merder vesticheit soe heb yck, Schelte voirsc., gebeden heer Egbertus, den cappellaen bynnen Sexbirum, unde Hessel Ryn zoen om ditzelve uillen te onderschryven. Datuelke uy alsoe gedaen hebbin, doerch bede ofte uille van Schelte Latzma voirsc. Den tuen ende tuyntichsten januarius, anno fiftyenhonder<d> unde fiftich. Het principael was ghescreven in pappier, ende onder stond ghescreven een heel quaede hant: Schelte Latzme. Egbertus Vollenhoe. Ick, Hessel Rens zoen. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie van noch een appendix ofte laeste wille van salighe Schelte Latzma, 1550. 208 1550 april 2 Obbe Dircx zoen 30 35 In nomine Domini, amen. Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende vyftich, opten tweeden dach aprilis, heb ick, Obbe Dircx zoen, burger binnen der stadt Leeuwarden, aengemerct die zekerheyt des doots ende die onsekerheyt des ures van dier, ende daerom ende teneynde dat ick nyet intestaet zoude worden begrepen, heb ick myt rype deliberatie ende voerberaeden moede, wesende noch cloeck ende weetelick van verstandt, al gaende ende staende, gemaecket ende geordineert, ordinere ende maecke midts deesen myn testament, codicill ofte andere simpele laeste wille, alst nae rechte ende usancie van deesen landen alderbest zal moegen subsisteren ende stal houden, ende dat in een forma ende maniere hiernae geschreven. 435 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In den eersten bespreecke ick myn arme siele God almachtich, ende myn lichaem deerde, ende begeer myn legerstoel tot Oldehove in den kercke, waervoir ick dea kercke bespreecke twintich golden gulden eens. Ende zoe ick gheen meer dan een eenige dochter heb, hietende Thiets Obbes, een proffesside jouffrouwe des convents Bayum, bespreeck ick haer ende wil datse het gebruyck, nuttinge ende usumfructum van alle myn onroerlycke ende erffgoederen sal hebben ende houden, nyet uuytgesondert, zoelange als zy leeft, sulcx dat zy die jaerlicxe incompsten zal geven ende distribueren, het zy den armen om Godis wille, ofte daert ende alsoe als haer tzelve, in alder voegen oft zy waerlyck waer, gelieven zall, alsoe dat nae myn versterven tot myn goederen nyemant zal moegen tasten noch eenichsins gerechticht zal zyn dan myn dochter alleen, zoelange als zy leeft. Des zoe sal myn dochter myn graff een jaer oepen houden, myn uuytvaert ende kerckedienst laeten bewaeren, achterdaeden als dat een gewoente is, betaelen, een steen op myn graff coopen, als dat behoiren zal. Des sal zy al myn inschulden weder ontfangen, off waer ick eenichsins toe gerechticht mochte zyn, zalse alleene staen te scaede ende te baete. Noch bespreeck ick myn dochter al myn tilbaer goedt, te weeten golt, sulver, gemunt ende ongemunt, lynnen, tinnen ende nyet uuytgesondert, alzoe datse dat zal moegen gebruycken off om Godis wille geven als haerselffs dat gelieven zal. Ende nae dafflivicheyt van die voirn. Thiets, myn dochter, zal Aets Dircx tot Bayum, myn eenige suster, hebben myn huys, staende te noerden naest Frans Minnema huys, tot haer lyffstondt, ende nae haer doot zal tselve wederomme commen op myn erffgenamen, hiernae genoempt. Noch bespreecke ick het convent van Bayum een zaete landts om Goidts wille, hetende ter Herna, in den dorpe van Gietskerck gelegen, ende die nae het versterven van myn dochter te ontfangen. Des zalt convent gehouden zyn den derden priester te houden, diewelcke het convent zal geven den cost, ende myn dochter by haer leven zal loenen jaerlicxs myt acht gouden gulden. Des zal die voirs. priester des weecks leesen twee missen, ende wanneer hy moet draegen dlast van den hogemisse, zal de ander priester die twee missen leesen, waervoor myn dochter hem sal loenen jaerlixs met twee gouden gulden. Ende nae het versterven van myn dochter salt convent voirs. de zaete int eeuwich behouden, midts datse de priesters die voirs. thien gouden gulden daeruuyt sullen uuytreycken, ende de restante penningen van de huere salt convent behouden voir de costen van den voirs. priester. Noch bespreecke ick het voirs. convent tachtich gouden gulden die het voirs. convent myn schuldich is, waervoer zy my tot een expres hypoteeck hebben gestelt vyff pondematen landts, nae luyt myn brieff. Ende dit all opte naevolgende conditie, zoeverre het convent by raedt van den prelaet daertoe wil verstaen ende absolveren myn dochter vant choergaen, vermits zy weeckelyk ende cranck es, ende het choer qualycken mach volgen. Ende off het convent metten voirs. prelaet van Lidlum hiertoe sich nyet wilden verstaen, zullen myn erffgenamen, hiernae geinstitueert, nae die doot van de voirs. myn dochter moegen aentasten ende tot haer nemen alsoewel die saete landts ter Herna, als die tachtich gouden gulden, off de vyff pondematen daervoer, mits dat myn erffgenamen het voirs. convent alsdan eens zullen betaelen ende geven tweehondert gouden gulden. Ende ingevalle die voirs. conventualen volcommen tgeene voirs. is, ende myn dochter van te chore te gaen ontlasten, zoe sullen hen die voirs. tachtich gouden gulden a Hierna doorgehaald: selve. 436 5 10 15 20 25 30 35 40 45 terstondt nae myn doot volgen, ende de vyff pondematen landts van stonden aen zelver moegen verhueren naer huer beduncken. Noch bespreeck ick myn naeste bloet, te weeten heer Frans te Foswert, Ruerdt schroer ende zyn broeder ende suster, Neel Jans, Jan Jans zoen te Goutum, Haye ende Herdis Buwe zoenen broederen, Jel tot Bolzwaert, Ane Jans tot Franicker, Douwe Claes zoen toe Leckum, Aleff Lolle zoen, elck van hem ende een yder besonder, thien gouden gulden eens, die haer myn dochter nae myn doot zal betaelen ende geven, op tyden ende stonden als zy mach ende can. Noch maecke ick een eeuwige memorie ende deel tot Oudehove den priesters, hetwelcke myn dochter by haer leven ende myn erffgenaemen daernae int eeuwich zullen betaelen myt vyff gouden gulden. Des sullen die priesters alle jaer op myn jaertyden misse ende vigelie leesen. Voerts maecke ende instituere ick erffgename tot alle myn goederen die nyet besproecken binnen, het weesenhuys binnen der stadt Leeuwaerden, welverstaende nochtans dat het voirs. weesehuys gheen gebruyck noch proffyt van geen goet zal hebben zoelange myn dochter leeft, ende het huys naest salige Frans Minnema myn suster sullen laeten volgen, zoeverre zy myn dochter overleeft, als voirs. is. Des sal het weesehuys off de regenten van dien gehouden zyn terstondt nae myn doot in den stadtsboeck laeten scryven dat myn dochter, zoelange zy leeft, vier weesen int voirs. huys zal altyt moegen brengen, deen nae den andere. Ende nae myn dochters doot sullen die weesmeesters sculdich wesen int eeuwich vier weesen van myn bloet ofte myns dochters bloet te houden, zoelange zy bloet konnen bewysen. Ende sullen die regenten van den weeshuyse voirs., in der tyt wesende, goet regardt nemen opte onderhoudinge van den voirs. huyse, twelck ick myn voirn. suster in voegen als voeren besproecken hebbe, ende dandere die ick geraecken zal achter te laeten, diewelcke zy, mede by raedt van den executueren van deesen mynen testamente, indien zy oft yemandt van hen alsdan in levene zyn, ende indien nyet, by hunselven, zullen moegen alieneren ende vercoopen, ende die penningen beleggen ende wederom bekeeren tot goede renten, tot profyte van den voirs. weeshuyse, sonder dat van noode zal zyn daerop decreet van den Hove ofte andere rechters daertoe te versoucken. Welck myn testament, codicil oft andere simpele laeste wille will ende begere ick, Obbe Dircx zoen, van myn erffgenaemen ende legatarien vast ende onverbreeckelick onderhouden hebben, by pene derffgenamen van haer erffschip ende die legatarien haer bespreeckinge, ende die verboerde goederen te vervallen tot proffyt van Keye Mat. In kennisse vant welcke ende teneynde hetselve myn testament, codicill ofte laeste wille te bet soude moegen subsisteren, hebbe ick gebeden den vhesten ende eersaemen Georgen van Roorda, soe ickselver nyet scryven en kan, tselve myt zyn signet te besegelen ende hantscrift onderscryven. Twelck ick, Georgen voern., ter begeerte van den voorn. Obbe Dircx zoen, testateur, in presentie ende byweesen van den eersamen ende voirsienigen Christolpher van Roerda, woenende tot Berlicum, Govaert van Duvenee, greffier sHoofs van Vrieslant, meester Jacob Pastow, Benedictus Franchet, deurwaerder van den voirs. Hove, Frans van Houten, Wouter Rysermans, clercken van den voirs. greffier, woenende binnen Leuwairden, ende Lubbert Gerloffs zoen, secretaris der stede van Staveren, als getuygen by den voirn. testateur daertoe gebeden ende geroepen om tselve mede te onderscriven ende mit huer handtscriften te bevestigen. Twelck wy, persoonen bovengenoempt, alsoe gedaen hebben, ter begeerte van den voirn. Obbe D[ir]cx zoen, testateur, die in onse presentie ende bywesen verclaerde 437 dat hy tot executeurs van tvoirs. testament gestelt, gemaect ende geordonneert hadde, stelde, maecte ende ordonneerde by deesen den voern. Georgen Roerda ende Govaert van Duvenee, greffier. Aldus gedaen te Leeuwarden, in der cancelryen, ten daege ende jaere als boven. 5 10 15 Het principael, gescreven in franchyne, was bevesticht met een signet, opgedruct in rooden wasse, met een viercantich pampier becleedt, ende mit verscheyden handen ondergescreven als hiernae volght: Georgen van Roerda signavit, approberende den voorges. correctie. Cristophorus a Roerda, approberende die voirs. correctie. G. Duvenee. Pastow. B. Franchet. F. Houdt. W. Rysermans. Ende: L. Gerloffs zoen subscripsit. Gecollationeert mit den principale, gescreven in franchyne, bevesticht ende ondergescreven als voors., ende is bevonden dairmit accorderende. Actum den VIIen septembris, anno XVc twee ende vyftich, by my, onders. apostolyck ende by den Hove van Vrieslandt geapprobeerde notaris, <ondertekend:> W. Coquillan, notaris. 20 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (1552 september 7, door notaris W. Coquillan, naar A). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 651. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v): Copie van Obbe Dircx zoens testament, zynde in date den II aprilis anno 1550. 209 1550 september 7 Jeye Sickingha, vrouw van Haring Sythiema 25 30 35 In den naeme Goeds, amen. Int jaer Ons Heren dusent vyffhondert ende vyfftich, den sevenden dach in septembri, heb ick, Jeye Sickingha, echte huysfrouw van Haring Sythiema thoe Hallum, overgelecht ende angemercket datter nyet sekerder en is dan die doot, ende nyet onsekerder dan die uure des doots, willende daeromme, toewyle Godt almachtich my tydt verleent, dispositie ende ordonnantie mynder gueden maecken, omdat nae myn doot tusschen myn arffghenamen gheen schortinge en valle, hebbe ick dit testament ende leste wille met rypen voerbedochten sinnen ende moede, by gesonden lychaeme, gaende ende staende, cloeck ende wys van verstande ende wetenscap, uut eygen vrie wille gemaecket, ende uut mynen monde doen beschryven, willende dattet selve gelyck een solempne testament, codicill, donatie causa mortis oft eenigerleye andere dispositie, macht ende effect sall sorteren, ende in alle zyne puncten ende articulen zoe dat alderbest nae keyserlycke rechten ende ordonnantie van desen lande van Vrieslant sall mogen stall grypen, onderholden ende onverbroeckelycken nagegaen worden. In den eersten beveell ick, Jeye, Godt almachtich myn eedele siele, ende myn lichaem der aerden, daert van gescapen is, begerende myn legerstoell ende begravinge toe Hallum. Ende bespreke den patroen aldaer eens twintich golden guldens tot een 438 5 10 15 20 25 30 35 40 45 nye hoegaltaer. Item den rechten huysarmen in Hallum bespreeck ick drie jaeren lang syaers achteen golden gulden tot cleedinge ende schoen, ende ick maecke twintich jaeren deelinge. Item Haring, myn echte man, bespreke ende legere ick, Jeye, tot een lyeffgifte oft donatie causa mortis alle myn anpaert van Sythiema husingen ende tymmeringe, structuren ende edificien, groot ende cleyn, sampt hoff, plantinge van bomen, opgraving[e] van grafften ende dergelycke, met oick alle levende beesten, alles eewelyck ende erfflyck, met allen actien, heerlicheyden, dominie, gerechticheyden ende ghewalt, ende alsoedanich als my die in alles mochten competeren oft toecomen, zoeveer hy echte kynderen mochte naelaten. Indyen hy gheen echte kynderen mochte achterlaeten, begere ick dat hy deselve myne anpaert husingen, tymmeringhe, hoff, plantinge van bomen ende opgravinge van grafften voorts will legeren ende bespreken een van wylen mester Syds Tyarda kynderen, by juffrow Moede Sythiama, Harings suster, getogen. Noch bespreke ick, Jeye, den voergenoemden Haring myne anpaert van den huysraet ende tilbare gueden, hoedanich die mochten wesen, met oick alle golt, silver, munt, ongemunt (utgenoemen tghene na volgen zall), eewelyck ende erfflyck, zoe veer hy echte kynderen achterlatet. Indyen niet, zal deselve myne anpaert voirs., alzoedanich als Haring die alsdan zall nalaten, erwen ende vallen op juffrow Griete ende juffrow Johanna, myn nichten ende rechte erffgenamen, ende in gebreke van haer op haer kynderen, willende dat myn nichten voirs. in alsulcken gevalle alsdan voeruut sullen hebben die vier silveren croessen, wegende omtrent ses ende vyfftich loot, van myn silver gemaket. Item noch bespreke ick, Jeye, denselven Haring, myn echte man, myn anpaert van landen ende renten die wy staende echtes tsamen angecoft hebben ende noch aencopen moegen, met oick die renten, opcomende van den pennigen die my, Jeye, uut Groningerlandt zynt angecomen ende op renten gegeven, ende dit alles tot zyn lyffstondt. Ende des soe will ick dat Haring sall weder voldoen ende uutrichten myne exequien ende affterdaden zoe des behoert, met oick myn besprekinge aen helligen ende heren enden den armen gedaen, boven verclaert, ende op myn graff bestellen een eerlycke blauwe steen. Daervoer sall hy wederom boeren ende ontfangen een jaers renten van myne renten, utgenomen die renten die nae myn doot in vreemde handen sullen vervallen. Ende indyen Haring cortelyck nae my oick mochte versterven, alleer myne affterdaeden ende legaten aen helligen, heren ende armen voldaen waeren, soe wil ick dat myn nichte Johan zal deselve in alles voorts uutrichten ende betalen als bovengescrn, waervoir ende oick om andere sonderlinge diensten ende weldaeden die sy my gethoont ende gedaen heeft, ick haer by desen bespreke, ewelyck ende erfflyck, myn anpaert van den zate lants, leggende toe Nykerck in Ferwerderadeel, daer nu eenen Peter toe Westhe op woent ende gebruyct, met oick myne anpaert van den twee huyssteden, leggende toe Hallum aen dat kerkhoff, zoe groot ende cleyn als wy die van Frow heer Tzalings van Botnya gecoft hebben. Ende ist saecke dat myn nichte Johan hyr versumelyck mochte wesen, soe will ick dat die patroen toe Hallum deselve halve zaete ende halve twee huyssteeden ten eewygen dagen sall hebben, zoe groot ende cleyn als die synt, voer zyn twintich golden gulden tot een nye hoegaltaer, mytz betalende voerts myn legaten van helligen, heren, ende den armen, met oick die deelinghen die noch onbetaelt mochten wesen. Begerende ende willende, indyen myne voirs. legaten ende besprekinge, aen Haring gedaen, vermytz procreatie oft teelinge van echte kynderen, aen hem mochten blyven, dat hy alsdan myn nichte Johan een eerlycke credentie oft memoriaell will schencken, zoe hem des zall belyeven. 439 5 10 15 20 25 30 35 40 Item tot alle myne andre nagelatene goeden, roerlyck ende onroerlyck, tsy landt, sant, golt, silver, munt ende ongemunt, sampt clederen ende alle golden ende silveren cleynodien, tot myn lyff behorende (uutgenomen nochtans ende voerbeholden myne legaten ende besprekinge, voeren gedaen, ende salff ende onvercort Haring te blyven angaende dat hylcxforwerdebrieff tusschen my, Jeye, ende Haring gemaecket, op alle die articulen deses testaments die contrarie mochten vermelden ende inholden), maecke, instituere ende sette ick, Jeye, erffgenamen als juffrouw Griete, Jans ten Holten echte wyff, ende Johan, Dirck van Ballens echte wyff, myn nichten, ende in gebreke van haer, haere kynderen in haer steede ende plaetse. Item soe will ick dat alle actien, schortingen ende questien, hoedanich die mochten wesen, die namaels tusschen voirs. Haring ende myne voergenoemde erffgenaemen ter eenre, ende juffrouwe Saepke van Burmania met haer suster ende susters kynderen ter andere zyden, mochten rysen angaende wylen Douwa Donya, in tyden myn echte mans, ende Johan Donya, myn soens, nagelatene guederen ende erffnissen, sullen in der eewicheyt ten beyden syden doot ende tenyete wesen. Ende want tghene voirs. myns, Jeyes, uutterste wille is, zoe will ick tselve in alle zyne puncten ende articulen van myn erffgenamen vast ende stendich onderholden ende naegegaen hebben, by verbuerte zyn andeells ervenschap die contrarie solde willen doen, oft met dese myne ordonnantie niet tevreden wesen, deselve andeell te vervallen opten gheenen die tselve sullen onderholden. Des tot oirkonde soe heb ick, Jey, op eenmael tot tugen hiertoe geroepen ende gebeden als den eerwerdigen, eerentvhesten ende eerbaeren heren Tiebbo Edes zoen, pastoer in Ferwert, Douwa van Burmania, Jemmo van Burmania, zyn zoen, Willem Gielis zoen, schryver over Ferwerderdeell, Feycke Ritsche zoen, dorprechter in Marrum ende Nykerck, Ocke Focke zoen ende Roeloff Syoelle zoen, om dese myn leste wille ende testament met huer ghewoentlycke segelen, signetten ende hantschriften te willen besegelen ende ondertekenen, sonder nochtans den inholt van desen te weten. Twelck ick, Douwa, met een anhangende segel ende myn hantschrift, ende wy, heer Tjebbo, pastoer, Jemmo van Burmania, Willem Gielissoen, Feycke Ritsche zoen, Ocke Focke zoen ende Roeloff Syoelle zoen, met onse hantschrift, op een tyt by malcander zynde ten huysse van voersn Douwa van Burmania toe Ferwert, om beede van haer, testatrice, gedaen hebben. Op jaer, maent ende dach als boven. <M.a.h.:> Ende was onderscreven: Tjebbo, in Ferwert pastoer. Gemma van Burmannia. Willem Gillis zoen. Feycke Ritscke zoen. Ocke Focke zoen. Roeloff Zoele zoen. Ende opte pleye: D. v. Burmannia. Ende was besegelt mit een uuythangenden zegel in groenen wasse. Gecollationeert jegen toriginale, onderteyckent ende bezegelt als boven, is bevonden dairmede te concorderen, by my, <ondertekend:> G. Duvenee. Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door G. Duvenee, naar A). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 904. Opschrift: Copie. 440 210 1550 september 17 Sybrandt van Roorda 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Domini, amen. Ick, Sybrandt van Roorda, doe kondt ende kennelicken eenen yegelicken die desen tegenwordighen gethont sall worden, dat ick op huyden, dato van desen, aenmerckende ende overleggende nyet zeckerder toe wesen dan die doedt ende nyet onseckerder dan die uyre van dier, ende myn lange sueckte ende cranckte van lichaeme, wyllende van myn tytlicke goeden, die my van God dy Heere verlent syn, disponieren ende om, zoeveele moegelick mach wesen, versien dat ter cause van dien tusschen myne kynderen hiernamals ghen questie en valle, zoe hebbe ick in der voegen ende manieren hyrnae beschreven gemackt ende macke ende ordiniere mydts desen voer myn uterste wylle ende testament tgene hierna volcht. Te wyetene in den eersten zoe instituere ende maecke <ick> arffgenaeme tot alle myne onroerende goeden myn soenen ende kynderen, naementlicken Goffe van Roorda, Georgen van Roorda ende Hero van Roorda, myn dochters sone, geprocreert by Bocke Gratinga, wylllende dat dieselve die vors. myne onroerende guederen sullen dielen ende hebben in dier voegen hyrna beschreven. Te wyetene dat Goffe van Roorda, myn ouste zoene, zaell hebben ende vor syn diel erffschyp ontfangen die Weeren by Franicker, myt die gerechticheyt vant ius patronatus, gelick myn zalighe huysfrouwe ende ick dat gehadt hebben tot Syaerdema vryleen bynnen der kercken van Franicker. Noch derthien koeganck, geleghen buyten der stede van Franicker, alsoe myn salighe huysfrouwe die zyn angearft, ende ghelick wy die reste daertoe van wylen her Hero, myn kynders oom, gecoft hebben. Die helft van der saete toe Riedt daer Sioucke ende Jan tzaemen op wonen. Noch derthien enckellgulden tsjaers an stedepachten binnen Franicker, als myn huysfrouwe deselve heft achtergelaten, myt die derde paert van die stedepachten die de voornoemde heer Hero van Hottinga, myn kynders oom, bynnen Franicker heft achtergelaeten. Een enckellgulden ende twaeleff stuvers tsjaers uuyt lutke Reyner saete tot Koe in Franicker uuytbueren. Noch die zaete op die Dronryp daer Cornelys Andres zoen nu ter tyt op woendt. Noch in Renick Renick zoens goet tot Huyns vyff pondematen. Noch een zaete toe Huyns daer Oene Ypcke zoen op woent. Noch in Rompcke Foeck zoens goet toe Huyns twyntich pondematen. In Joucke goet toe Huyns acht pondematen ende twe enckelgulden ende vier stuver tsjaers naeckte renten, myt noch twee enckellgulden myn vyff st. in tselve goet, by my onlancx gecoft. Item noch in Aucke Liewe zoens goet toe Huyns, op twelcke Reynick woendt, twyntich pondematen ofte zoeveel min ofte meer als my na rechte daer inne toebehoert, myt noch twee enckelgulden rhente tsjaers, die ick nu onlancx int zelve goet hebbe gecocht, nae uuytwysen van den breven daeraff zynde. Ende dat met alsulcke conditie dat meester Marten van Naerden, lueutennant tot Gronningen, gehouden sall syn jonckfrouwe Mechtelt, zyn dochter, huysfrouwe van den voern. Goffe, myn soene, gelicke veele godts mede te geven. Ende ingevalle die voorn. meester Marthen tzelve nyet en doedt, soe wyll ende verclaer ick, Sybrant vors., myn meninge toe wesen, ende wylt ock alsoe onderhouden hebben, dat diezelve jonckfrouwe Mechtelt, indien de vors. myn soen voer haer quame afflivich tworden, van ofte uuyt die goeden die denzelven mynen zoen toegevocht ende toegeleyt hebbe voer zyn deel aerffschyp, nyet en sall directilicken ofte indirectelicken, twar by testamente ofte donatio inter vivos oft causa mortis ofte by 441 5 10 15 20 25 30 35 40 45 contracte van huwelycke, gemackt ofte noch tmaecken, enich proufffyt hebben off genyeten. Eende die vors. Georgen, myn zoene, sall hebben voer zyn diel aerffschip tgoedt genoempt Doenterp, gelegen to Spannum, gelick ende alsoe ick tselve myt wyllen myn salighe huysfrouwe bewont ende gebruyckt hebbe. Ende daertoe noch Feycke Rommerts zaete opte Dronrip, gelick dieselve Feycke die nu gebruyckt ende in huyre heft, myt twe en dertich pondematen. Ende die saeten te Huyckens bynnen den doerpe van Oestereyndt, die by eenen Heer Jeelte zoen gebruyckt worden. Ende noch die vierde paert van zekere zaete landts, tot Gheens geleghen bynnen die doerpe Wommels, daer eener genoempt Gerrolt toe Ghens op woendt, ende soeweel meer als myn daerinne met recht beschermen kaen, myt een halve enckelgouden g. rente, die ick daer inne ende uuyt, over hoch ende lech, gecocht hebbe. Item die landen te Cubaerdt die Jan Welmoets in syn huyre heft, myt die vyff pondematen die Reyn Bottes in huer huyr heft, ende noch drie pondematen te Cubaert daer Jelle Haerts erffgenamen in huyr hebben, myt noch drie pondematen in tpatroens goedt tot Wommels daer salige Jelte Minne zoen in huyr heft gehadt. Noch die saete opte Dronryp opper Wrd daer Leuwe Renix zoen plachte op te woenen, ende nu Joannes ende Lysbeth op wonen. Ende daertoe twyntich enckelgulden renthen myt alsulcke gerechticheyt als my coempt ende competert in de zaete toe Oestryp, ter cause van denwelcke ick tegens den erffgenaemen van Gerbrant Jeldert zoen voer den Hove in processe staen. Noch soven enckelgulden tsjaers myn een oerdt uyth die zaete opte Dronryp daer Feddrick opper Wrd op plach twoenen. Noch elft ende een halff enckelgulden tsjaers naecte renthe uuyte zaete daer Atte Jancke zoen te Weydum nu ter tyt op woendt. Eende die voern. Hero Roorda, myn dochters zoen, sall hebben ende besytten voer syn erfenisse Hollenga saeten tot Arum, daer nu ter tyt eenen Vyncent Sierndts zoen ende Siucke thuere hebben. Daertoe noch het goet opte Dyck in Tzummegae daer Thomas ende Georgen Abbe zoonen op woenen ende in huyre hebben. Noch drie en twyntich pondematen tot Donghum daer Lambert Ysbrants zoen op woendt. Noch die heele saete toe Buyr in Franickerdeel daer jonge Symon op woendt, in alder voeghen ende manieren die my nu toebehoerdt ende van joncfrouwe Poepke die helft gecocht hebbe. Noch die vierde paert van een zaete in Heech daer eene Rinse genoempt op woendt. Ende daertoe noch achthyen enckelgulden naecte renthe uuyt Rioerdt Wpcke zoens zaete te Huyns. Ende noch een coffer met alle tgene datter inne is, tzy goudt, sulver, clenodien ende andere juwelen, by syn moeder achtergelaten. Ende thuys te Hitzum, gecocht van jonckfrouwe Popcke Gratinga, met een stuck van de werff aen thuys geleghen, naer uuytwysen van den breven daeraff synde, ende alle die reppelicke goeden, zoeweel de myn, als hem van syn vader ende moeder toecoemen, zoe goet ende quaet als die syn ende bynnen den huyse te Hitsum staen. Myt welcke zyne cavelinge die voorn. Hero Roorda tevreden wesen sall, ende van myn arffgenaemen geen voerder reckeninge van der administratie die ick van syn vaeders goeden gehadt hebbe, en sall moegen eyschen ofte versueken. Des schencke ick hem quite alsulcke penningen als ick, testatuer, wylen Boecke, syn vaeder, ende Impcke, syn moeder, geleent hebbe. Ende sal vorts dieselve Hero Roorda voertaen hyeten Hero van Roorda ende nyet Gratinga, ende voorn het waepen van my, testatuer, waertoe hy van Key. Mat sall versuecken breven van confirmacie. Alle welcke voers. parchelen, by my mynen kynderen ende kynskyndt, in der voegen boven gespecificeert, toegeleyt, ick wyl ende op hen begere te wyllen besitten ende die gebruycken, myt alsucke laesten als daerop staen ende leggende syn, zonder 442 5 10 15 20 25 30 35 40 45 dat yemandt gehouden sall syn den anderen daeraff te garanderen. Ende indien iemandt van denzelven arffgenaemen myt die vors. dielinge ende cavelinge, by my ghedaen, ende anpaerthen, hem toegelecht, nyet toevreden en wyll syn, soe verclar ick ende wyl ick, testatuer voorn., dat diezelve die alsulcke delinge, by my gemackt, nyet en wyll onderhouden, daen andere scheydinge hebben, nyet mer van mynen goeden hebben ofte genyeten zall dan syn behoerlicke legittima, die hem van rechtsweghen zall moegen competeeren. Ende ingevalle oftet gebuerde dat enighe van de voergenoempde myne kynderen ofte kynskyndt quamen te sterven ende afflivich te worden zonder wettige oer ofte geboertenisse achter te laeten, dat in dien gevalle tgoedt van denzelven, dat ick achter gelaeten hebbe ende boven gespecificiert staet, wederommekeeren ende succedieren zall op myne arffgenaemen ende huere successoren ab intestato. Ende opdat tzelve goedt in geen vremde handen en soude koemen, zoe en wyll ick nyet hebben dat yemandt van myne arffgenaemen tzelve sall moegen alieneren, versetten, vercopen, noch geven by testamente ofte anderssyns, ofte in eniger manieren, hoe dat het sy, vervremden. Ende indien tzelve gebuerde, zoe wyll ick dat myn arffgenaemen tzelve een dardepaert myn dan daert voer gealienert mochte worden, sullen moegen weder innelossen ende coepen. Item ick, testatuer bovenbenoempt, besprecke, geve ende legatiere in den ersten Harmck van Roorda, Georgen myn zoens dochtercken, die somme van twaleffhondert gouden gulden eens, wyllende dat haer die tot genen tyden in huer vaderlicke ofte moederlicke erffenisse zullen aengereckent worden. Ende voerts besprecke ende legatier ick uuyt vryer herten, goede gunste ende affectie Schelte myn broeders kinderen gesaementlick, onder hun vyffven toe dielen, alsulcke penningen als mynentweghen in rechte geconsignert syn om toe moegen gecrygen het nyaer van dertich goude gulden sjaers, by Crystoffel Roorda, myn neve, ende Siucke, meester Tiepckes weduwe, vercocht uuyt het goet te Cubaert. Ende ingevalle die voern. myn broeders kynderen ofte yemant van hun tegens myn arffgenaemen bovengenoempt eenige questie ofte querelen mackte, soe sullen zy tselve legaet oft aenpaert van dien wederomme gehouden syn denselven mynen arffgenaemen te restitueren. Item noch besprecke ende legatier ick, testatuer voern., Johan van Roorda myn broers zoene, Frans Roorda genoempt, ende Rints deszelffs Frans susters kynderen tgene my ende Fedde Sietthie zoen te Roordahuysen rest ende ten achteren is. Noch geve ende besprecke Baue Roorda hondert carolusgulden ens, die kynderen van Jel Roorda ock hondert ende insgelicx die kynderen van Rynts Roorda hondert carolusgulden ens, die zy uuyt handen van Georgen van Roorda ontfangen sullen, welverstaende indien eenige van den vors. kynderen van Jell ende Rints afflivich worden sonder wettige gebuerte achter te laeten, salt tzelve dat hem gelegatiert is, weder comen op Baue Roorda ofte syn arffgenaemen. Item derffgenaemen van Jarich Hottinga myn salige huysfrouwe broeder kynderen ende kyntskynderen besprecke ende gheve <ick> mydts desen hondert gouden gulden eens, die zy tsamen equaliter deelen sullen, welcke hondert guldens een Focke Rompcke zoen te Huyns my schuldich is. Item noch bespreck ick der kercken Spannum ende Berlicum elcks twaleff gouden guldens ens. Item den rechten armen tot Bolswart hondert gouden gulden eens, die my eenen Diemoet Otte cuypers wedue schuldich is, welcke hondert gulden Georgen, myn zoen, by advys ende raedt van heeren Tyarck ende jonge heer Abbe, wonende toe Bolswart, uuytdeelen sall. Ende die rechten aermen toe Franicker hondert goude guldens, die heer Wybrant, pastor toe Rauwert, my schuldich is. Item noch bespreck ick, testatuer, tot behoeff van den rechten aermen drie huyssteden, staende bynnen 443 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Berlicum, myt den sten, daer noch op wesende, die by Georgen, myn soen, tot profyte van denselven aermen vercocht ende myt die penningen daeraff coemende drie caemers aldaer bynnen Berlicum getymmert zall worden, tot woeninge van drie schamele vrouwen ofte personen, daeraff Georgen, myn zoen, ende syn erven die dispositie sullen hebben. Ende den rechten aermen bynnen Herlingen ende Berlicum voers. sullen tsamen hebben tgene my die staedt Herlingen vors. schuldich is van thuys twelke Ympke, myn dochter, toebehoert heft, ende tot profyte van den aermen huyssitten gegeven hebbe, alsoe zy in huer uyterste aen my begeerde dat men vierhondert gouden g. den aermen dielen zoude. Item Georgen, myn zoene, gheve ende bespreck ick het rentbreff van Foppe Philippus zoen, daeraff die hoftsomme bedragende is zeshondert goude gulden, om daermeede toe betalen myn achterdaeden ende tgene ick den aermen bynnen Leuwerden besproeken hebbe ende tot zynder discretien gedeelt ende uuytgereyckt worden. Ende daerenboven allet tgene my van den achterstallige renthe van Gerbrant Jelderts zoen arffgenaemen competert, ende tot desen daege toe verschenen is ende ten overlyden van my, testatuer, verschenen sall wesen, myt ock dachterstallige rente van Gercke Feyke zoen te Huyns, alle welcke vorschreven achterstallige renten die vorn. Georgen zall invorden, opbueren, employeren ende besteden daer ick hem dat mundelick belast hebbe ende hy my dat onthieten heft tdoene, zonder dat hy gehouden sall syn daeraff rekeninge, bewys ende reliqua tdoene, want ick tzelve voer secret gehouden wyll hebben. Ende aengaende alle andere onroerende goederen, boven nyet gespecificiert, myt ock alle die roerende goeden daer insgelycx boven gen mentie aff gemackt en is, als goudt, zylver ende clennodien, tzy in gelde oft anderssyns, in wadt specie dat die zyn, myt alle die losbaere renten ende alle achterstal van dien ende wes men my anderssins schuldich is, die wyl ick dat zall hebben ende geeff by deesen den voorn. Georgen, myne zoene, in rekonpense van zynen denst die hy my gedaen ende bewesen heft, ende om des wylle dat hy gehouden wordt die vrunden ende onse maechschap die op thuys te Doenterpe to Spannum coemen ende converseeren, sullen eerlicken tontfangen ende ttracteeren, zonder dat hy gehouden sall wesen yemande daeraff rekeninge oft andere specificatie te doene ofte inventaris tgeven, want ick daeraff ghen gemackt en wyl hebben. Ende sullen tot dien eyndt in syn handen bliven ende by hem bewaert worden alle myn breven ende munimenten van renten ende landen, sulcke als die syn, welverstaende dat hy gehouden sall wesen den voorn. Goffe ende Hero, indien ende soe dickuyls als zyt begeren ende van doene hebben zullen om hem daer mede tdefenderen, te doen autenticken copie van den breven ofte munimenten, huer deel arffschyps concernerende, ende dat tot huere redelicke costen. Welcke breven ende munimenten nae des voorn. Georgens doedt ofte overlyden sullen bewaert worden in een kyste totte gemene arffgenaemen profyte opt huys toe Doenterpe toe Spannum. Noch soe maecke ende stelle tot curatuers van den vorz. Hero van Roorda, myn dochters zoene, den waelgelerden heer meester Jaen Rommerts, raedt ordinaris in den Hove van Vrieslandt, ende Georgen van Roorda, myn zoene, begherende ende versueckende mydts desen dat zy dieselve curatele wylden aenverden, ende den voorn. Hero Roorda daertoe holden ende instrueren dat hy hem voertan zall schryven Hero van Roorda als boeven ende die vors. confirmatie opt waepen van my, testatuer, aen Key. Mat solliciteeren ende verwarffen. Alle twelcke dat vors. is, ick, Sybrant van Roorda, testatuer voorn., verclaer toe wesen myn testament ende uuyterste wylle, begerende tzelve van den voorn. myne kynderen ende arffgenaemen van werden gehouden te worden als solempneel testa444 5 10 15 20 25 30 ment ende uuterste meninge, zoe ick naer deer nyet meer van myne tyttelicke goeden en kan disponieren, in al den voegen, maeten ende manieren zoe men yemandts afflivige testament ofte uuyterste wylle nae gescreven gestelicke, waerlicke ofte andere rechten ende goede gewoenten alderbest van werden gehouden, cracht ende macht sorteeren ende onderhouden zoude moegen, begerende ende versueckende op denselven myne arffgenaemen myn begravinge toe wyllen doen int convent tAengum, by myn ouders ende huysfrou saliger gedachtenisse. Deesen toerconde hebbe ick, Sybrant van Roorda voorn., dyt myn testament ende uuyterste dispositie zonder yemandts instructie zelffs by gescriften doen stellen. Ende in versterckynge ende vasticheyt van dien, alzoe ick selffs vermydts die suarheyt van myn leeden ende bevende handt nyet schriven en mach, hebbe ick gebeden den erbaren heer Frans Rembolts zoen, pastor tot Sunte Catharinen bynnen Leuwerden, myn biechtvader, tzelve voer my, testatuer, te wyllen onderschriven. Ende tot merder vasticheyt ende confir<ma>tie van deesen hebbe ick noch daertoe geroepen als getuygen den erwerdighen, vhesten, eersamen heer Ysbrant Herderwyck, pastoer tot Spannum, Frans van Camminga, Govaert van Duvenee, greffier tHoeffs van Vrieslant, Jelle Jacops zoen, Freryck Hydde zoen, Benedictus Franchet, duerwaerder van den vors. Hove, ende Wouter Coquillaen, ende hunlhuyden gebeden tzelve van mynreweghen mede te onderscriven. Twelck wy, heer Frans Rembolts zoen, heer Ysbrant van Herderwyck, Frans van Camminga, Govaert van Duvenee, Jelle Jacops zoen, Frerick Hydde zoen, Benedictus Franchet ende Wouter Coquilaen, getuygen bovengenoempt, naedat wy tgene vors. is, well perfectelicken hebben hoeren lesen vant tbegynsel totten eynde toe uuyte, ende die voorn. testatuer verclaerde tzelve dat ons gelesen was, te wesen syn uuyterste wylle, meninge ende begerte, wyllende dieselve in den voegen als voeren onderhouden ende naegegaen thebben ende worden, tot zynder bede onse naemen ende hantschryften hyeronder gestelt. Opten zeventienden septembris, anno duysent vyffhondert ende vyfftich. Onderteykent: Franciscus Rembolts, pastor quo supra, pro meipso atque etiam nomine eiusdem testatoris, ad hoc ab eodem rogatus, subscripsi mea manu. Isbrandus Herderwyk, pastor in Spannum. Frans van Camminga. G. Duvenee. Jelle Jacops zoen. Frerick Hydde zoen. B. Franchet. Ende: W. Coquillaen. Gecollationeert ende accordiert met het principael, onderteykent als boven, by my, <ondertekend:> G. Duvenee. 35 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschriften: B (16de eeuw, door G. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 883. Opschrift (m.a.h.): Copie. De posten betreffende Georg van Roorda onderstreept. In de marge rubrieken met andere hand. Op f. 7 een acte van 1550 november 1, waarbij Georg van Roorda en de voogden van Hero van Roorda het testament approberen, en beloven zich eraan te houden. In dorso (= f. 8v), m.a.h.: Sybren Roorda testament. <M.a.h.:> Sybren Roorda testament. <M.a.h.?:> 1552 den 4 november uaart toe [...]ers als die landtziten daer uaeren. - C (16de eeuw, niet authentiek, naar A?). Ibidem. - D (16de eeuw, niet authentiek, naar A?). Ibidem. Onvolledig afschrift: E (1590, door notaris Harderwyck, naar A?). Ibidem. 445 211 1550 december 6 Hessel Boytiema 5 10 15 20 25 30 35 40 45 In nomine Sanctissime Trinitatis, amen. Anno domini vyftienhondert ende vyftich, opten sesten dach des maents decembris, heb ick, Hessel Boytiema, cranck wesende van lichaeme, nochtans gaende ende staende ende well zynde by myn verstandt ende vyff sinnen, bedenckende dat upter aerden niet sekerder es dan die doet ende niet onsekerder dan die ure des doets, geordineert ende gemaect een dispositie tusken God almachtich ende myn eedele zyele, ende een scheidinghe in myn tytlicke guederen ende oeck mede in de nalaetene guederen van Hisse, mynre zalighe huysfrouw, tuysken myn kinderen by dese, myn testament, codicil ofte laeste wille, soeals dat alderformelicx nae beyden, geestlick ende waerlicke, rechten ende gueder usantien van onsen lande van Vrieslandt cracht sortieren ende stall hebben mach, in maneren als nabes. Eerst ende voerall bevele ick God myn eedele zyele, ende myn lichaem der aerden. Ende soe instituere ick, Hessel, myn ses kinderen, namelicken Syerck, Abbe, Douwo, Hayo, Eepo ende Geele, universale arfgenamen, te weten eenyder in zyn porcheel, als hiernae volgen sall. In den eersten sall Syerck, myn eerste zoene, hebben ende arflick beholden die saete upten Uutterdyck by Lyoel Phaesma huys, daer hy heeft op gewoent ende die huyre nu daer oeck aff boert. Noch sall voirs. Syerck hebben nae myn verstarwen die soewen pondemate landts, geleghen upten Bey, die Johan Rosema plach toe gebrueken. Item hiertoe sall voirs. Cyerck hebben ende arflick beholden die gehele saete, geleghen in de Willich by Dockum, daer nu eenen Cornelis genoempt gebruct ende in de huyre heeft, met oeck die elleff pondematen die nu eenen Theuws genoempt van my in de huyr heeft, oeck in de Willich genoempt. Ende met desse voirbenoemde porcheel will ick, Hessel voirs., dat Cyerck, myn zoen, sall tevreden zyn in alles, soewol van zyn zalighe moeders voirs. anpaert arfnisse als van myn anpaert, sonder daertegenst te doen ofte laeten doen, met woerden oft warcken, in ofte buyten geestlick oft waerlick rechten, by pena hierna bes. Item Abbe, myn tweede zoene, sall hebben ende arflick beholden die saete toe Rodehuysom daer hy nu up woent ende gebruct. Bet thien pondematenn, oeck toe Rodehuysom gelegen, in Alberts saete, welcke principaele saete zalighe Sydts Bottinghe kynderen toecompt. Hyertoe vyftien pondematen, leggende oeck toe Rodehuyssom, legelandt, ende bet ses enckelgulden airflicke renthen, geleghen tot Blessum, ende dat alles nae vermeldinghe zyn hilicxbrieff. Item hierenboewen sall Abbe voirs. noch hebben nae myn verstarwen die halwe saete, toe Eernsom geleghen, Rytzarde genoempt, daer nu eenen Ferick up woent, daer Sydts Bottinghe kynderen die ander helfte aff toecompt, beholdelicken een golden g. renthe daeruuth jaerlicx, die suster Sasker toe Smalgeree, zyn moye, hebben sall hoer lyfstondt, ende nae hoer aflivicheyt wederom te arwen up voirs. Abbe ende zyn arfgenamen. Hiertoe sall voirs. Abbe hebben het vierde paert van heth huys te Leuwarden daer zalighe Eedo Martena ende Jel Mencke toesamen gecoft hebben, daer nu Johan Borst ende Luystken bewoenen. Bet sall Abbe hebben dhelfte van ses philippusg. arflicke renthe, van Lyeuwe Bocke zoen gecoft nae luyt myn coepbrieff, met oeck dye helfte van een halff enckelgulden renthe die ons toecompt van sekere veenen, geleghen tot Burgom. Hiermet sall 446 5 10 15 20 25 30 35 40 45 voirs. Abbo tevreden zyn voer zyn porcheel, ende dat soewel van zyn zalighe moeders arfnisse als van myn arfnisse, by pena als nabes. Item Douwo, myn derde zoen, sall hebben ende arflick beholden Garbaede saete tOesterwyerum, daer nu Douwo, myn zoen, up woent, met heth huys datter up staet, met graft, heem, stins ende steen die aent voirs. huys es, nae vermeldinghe syns hylicxbrieffa, mettet gene als ick met Mary, myn huysfrow, daeraen vertimmert ende te coste gedaen hebben. Hiertoe alle die landen die Douwo Maerten zoen pleech te gebrucken ende van ons in zyn huyre thebben. Ende nae myn verstarwen sall Douwo voirs. noch hebben die cleyne saete, daer Hero nu ter tydt up woent, oeck tOesterwyerom geleghen, die ick met zalighe Hisse bewandelt hebbe van Jorrydt Jan zoen. Ende oeck sall Douwo voirs. hebben nae myn verstarwen myn anpaert van de fenne die ick ende Mary te samen gecoft hebben van convente Monickebayum. Hierenboewen sall voirs. Douwo beth hebben die cleyne halwe saete, gelegen toe Ernsom, upt west, niet verde van Aelsom, daer Sydts Bottinge kynderen die ander helfte van thoecompt. Item noch sall Douwo voirs. hebben die helfte tegenst Abbe, zyn broeder, van die ses philippusg. arflicke renthen van Lyeuwe Bocko zoen, als voirs. is, met oeck dhelfte van een halff enckelg. renthe van feenen, in Abbe porcheel gementioneert. Soe sall suster Sasker, zyn moye te Smalgeree, hebben hoer lyfstondt drie enckelgolden g., acht ende twintich stuwers stuck gereekent myn een oerdt, die my jaerlicx koemen van Eepo ende Goffo Douwema, heercomende van wederomvallende renten ofte landen van suster Katrina Douwema te Smalgeree ende van suster Gauts Douma tot Aelsom, ende nae verstarwen van hoer sullen desse voirs. renten wederomvallen op voirs. Douwo ende zyn arfgenamen. Ende hiermede sall Douwo voirs. tevreden zyn, soewel van myn arfnisse als van zyn zalighe moeders arfnisse, by pena hier verclaert. Item Hayo, myn vierde soen, sall hebben voer zyn porcheel ten eersten myn anpaert in die saete toe Dychuysum daer nu eenen Jacob Lyoell zoen up woent, met hetgene dat ick daerin gecoft hebbe, ende oeck myn anpaert van tgene dat ick met Mary daeran gecoft hebben, daer nu een wedue, Waiff genoempt, een cleyn campken gebruickt ende bewoent, daer my Jacob voirs. eenen uuytwech heeft laeten afgrawen. Hiertoe sall Hayo voirs. hebben myn anpaert in de saete in Augustinusgae daer nu Geess Mynthie wedue up woent, met oeck myn anpaert van de landen, gelegen in Focko Jensma heerdt, daer Focko voirs. van ons in zyn huyer heeft. Item ende oeck sall voirs. Haye hebben myn anpaert in de saete daer nu Rynts Wbles up woent, met oeck myn anpaert in de saete upt oest naest Rynts Ubles voirs., daer nu een Roloff up woent ende in zyn huyr heeft. Noch bet myn anpaert in een saete toe Suyrhuysum daer nu Aeffe Sickema woent met Buwo, zyn zoen. Nochtans welverstaende dat Hayo, myn zoen voirs., desse voirbenoemde landen in Augustinus, met oeck dat in Affe Sickema guet toe Suyrhuysom is, sall moeghen verlaeten nae den doet van Mary, myn uyff voirs., ende alsoe wederomme in plaetse moeghen kiesen ende nemen die gehele saete by Collummerzyl toe Wiel, daer nu Wopke Folckert zoen op woent, ende sall evenwel die saete toe Dychuysom beholden, daer voirs. Jacob up woent. Ende dan sullen myn kinderen die voirs. landen in Augustinus, met oeck tgene my toecompt in Affe Sickema guet te Zuyrhuysom, tegelycke deelen, behalwen Rynthie Ubles saete voirs. sall voirsechte Douwo allenich ende voeruuth hebben. Item noch sall Haye, myn zoen, a Hierna het overbodige: ende ick. 447 5 10 15 20 25 30 35 40 45 hebben myn anpaert in die saete toe Collum up die Cluften, daer nu Else, zalige Bronger Tyaerdts zoen wedue, up woent. Hierenboewen sall voirs. Haye noch hebben myn anpaert in die saete te Butenpost, daer nu Wythie Maggema uup woent, met oeck myn anpaert in de saete die nu Wthie Eels zoen bruckt in Uptwisel, ende oeck mede myn anpaert in die saete te Buytenpost daer nu Geert Goien zoen up woent. Hiermede sal Haye voirs. tevreden zyn voir syn anpaert, soewel van zyn moeders arfnisse als van myn arfnisse, ende dat by pena hierna bes. Item Eepo, myn vyfte zoen, sall hebben voer zyn porcheel Boythiema staete toe Collum, daer ick nu selfs up woene, met oeck alle die landen die ick daertoe hebbe ende gebruicke oft verhuyre upt noerden van de wech die voer ons achterdoer heen gaet, sonder drie pondemate in die Galgefenne, sullen zalighe Canters ende Katrina myn natuerlicke dochters kinderen hebben ewelick ende arflick, met oeck twee pondemate, gelegen buyten up die oesterzydt van Poppe Mockema landt, ende onse vicaris is die naestlegert opte oesterzydt, welcke twee pondematen zalighe Catrina, myn stieffmoeder, hoer in testament besproecken heeft. Noch sall Eepe voirs. hebben alle dye huysinge, schuyer ende bachuys, sodanich Eepo heth dan wort finden, met oeck het heem daer die voirs. huysinge up staen. Ende oeck mede sall Epo voirs. hebben het hiem aldernaest, upt oest aen Kempo Tadema thuynen ende steden, met oeck die steden daer nu Wibet schroer, Gerrydt slotemaecker zalighe gedachten, Maerten schroer ende Daniel steenmetseler up woenen, met oeck den twee cleyne thuynen daer Eethie den eenen nu bewoent, met oeck het hoff met onsen groeten warmoestuyn. Item ende oeck sall Eepe voirs. hebben die twee fennen upt zuydt van onse hoff, streckende zuytwerdt aen onse smalle camp, welcker voirs. twee fennen Idse Meynt zoen nu van my in zyn huyr heeft. Item noch sall voirs. Epo hebben Aellme heem, metten cleynen vieercampt daer naest aen leyt upt zyzuydt, met oeck twee ofte derdehalff pondemate forder int zuyt in Hedts fenne, dat ick ende Hed voirs. tsamen hebben afgepaelt int jaer van acht ende viertich, ende Hedt heeftet van my in zyn huyr tot myn revocatie. Ende noch sall Eepo hebben die drie ackers in Aebema guedt, die wy nu selfft gebruicken. Ende met desse porcheel will ick dat Eepo, myn zoen voirs., tevreden wesen sall, zoewel van zyn zalighe moeders arfnisse als van myn arfnisse, ende dat by gelycke pena nabes. Item Geel, myn enighe dochter, sall hebben desse nabes. guederen. In den eersten alle hoer zalighe moeders sylwer, ende daertoe dye twee golden ketten, met oeck allet sylverwerck dat my van zalighe Griet, myn volle suster, angeerft is. Hiertoe sall sye hebben allet landt dat Idse Meynt zoen in de huyer heeft, beholdelicken tgeen dat ick Epo, myn jongste zoen, hiervoer in zyn porcheel besproecken hebbe, als te weten vyftehalff pondemate die my toecomen in Idse landt, die bewandelt zyn van Eesko Allema, daer Frathye, zalighe Sydt Allema moeder, naest by gelandet, nae vermeldinge van onse wandelbrieff, twelck vermelt van ses pondemate groot myn een halff ansen, ende hier is Metsche halwe stede mede in dese ses pondemate gerekent, sus sullen daer omtrent twee pondemate van leggen ower den wech upt noerdten, datwelcke mede compt in voirs. Eepo porcheel, te weten het halwe voirs. heem met die twee pondematen voirs. Ende voer desse vyftehalwe pondemate voirs. plegen wy ander landt te gebrucken, dat Idse ende tevoeren Idse vader hadden in Syordema landt, ende dit duer een manier van een notwandel, soe Idse oeck woll kundich is. Hyertoe sall Geele voirs. hebben die gehele saete daer Sibe Douwe zoen nu ter tydt up woent, gelegen toe Collum, up Uutterdyck genoempt, met noch twee pondemate niet verde van daer, die gecoft sinnen van Lyulloff Conarders, eertyts burgemeester in 448 5 10 15 20 25 30 35 40 45 Groninghen, die dit verleden jaer een Hollander gebruict heeft. Hiertoe sall Geel, myn dochter, noch hebben twaloffa gelegen, ter Horne genoempt, ende streckt aen tUytlandt, die nu Lyeuwe Rompt zoen wedue van my in de huyr heeft. Bet sall Geel voirs. hebben noch thyen pondematen, gelegen by der tuynen, upten Apelen genoempt, daer nu eenen Jacob Hollander up woent ende van my in zyn huyr heeft, met oeck omtrent een pondemate, gelegen upt oest aldernaest den Santwielen, die nu Hendrick weeffer upt Nyelandt van my in zyn huyr heeft. Item noch sall Geel, myn dochter, hebben drie pondemate te Steenharst die eenen Gerloff te Steenharst plach toe gebrucken ende van my in syn huyr hebben. Item noch <sall> Geele, myn dochter, hebben die drie steden up Collummerzyl daer nu Wabbe met Roloff ende Gelcke up woenen. Item hierenboewen sall Geel voirs. noch hebben myn anpaert mettet gene dat ick daerin gecoft hebbe in de saete toe Luttickepost die Claes toe Luttickepost van my in zyn huyr heeft. Hiermet Geele, myn dochter, tevreden te wesen, soewell van haer moeders guederen als van myn guederen. Nochtans hiertoe doende alsdat Geele voirs. meer hebben sall met Haye ende Eepo, als myn drie jongste kynderen, sullen tegelycke deelen myn tylber guederen, sondert offte hoff, sonder oeck die groete spynde mettet cleyn tresoer dat in onse coecken staet, sall Epe voirs. buyten deelschap allenich hebben. Ende met desse sall voirs. Geel voir hoer porcheel vredelick wesen, by pena nabes. Item Mary, myn echte huysfrouw voirs., sall hebben dye gehele saete by Collummerzyl, te Wiel genoempt, daer nu Wopke Folckert zoen bruckt ende van my in de huyr heeft, soelanghe als sye leeft, nae vermeldinghe van ons hilicxbrieff. Ende hiertoeboewen noch alle onse angecofte landen ende renthen dye wy tsamen gecoft hebben ofte noch souden moegen coepen, tselwe gedurende hoer lyfstondt, ende nae hoer aflivicheit te arwen als nae desen rechten behoert. Ende noch will ick dat indien ick voer Mary starwe, dat sye alhier in dese huysinghe Boythiema sall blyven woenen, mets oeck hebbende tgebruck van onse appelhoff, met oeck vier koyengrasinck in onse fenne toe Boythiema, met oeck een heem, mettet oester hoochheem tot aen Kempo Tadema tuynen ofte steden, met oeck een fenne tot meedlandt van ses pondemate groot, daer die vicaris in Collum upt west ende moers fenne upt oost ende myn eygen landen upt zuyt naestlegert sinnen, ende dit voirs. geduyrende tot vyff jaeren nae myn verstarwen, sonder eenighe huyre hiervoer te gewen. Ende soe dan dit voirs. uuth voirbenoemde Epo porcheel gaet ende updat hy middelertydt nyet vercort wordt, soe ordinere ende will ick dat Epo, myn zoen vurs., sall desse voirsechte vyff jaeren hebben ende bueren alle tgene dat hier in desse voirgaende porchelen niet benoempt, ongedeelt ende overgeblewen es, tsye whoe ende waer tselwe geleghen is. Ende nae die vyff jaeren nu voirs. sullen alle myn ende myn zalighe huysfrouw voirsechte guederen, rorende ende onrorende, sye sinnen geleghen tot wat plaetsen dselwe bevonden moeghen worden, oeck woedanich dye syn, ende nu hiervoer nu niet gespecificeert ende benoempt, by myn voirs. kynderen ende arfgenamen, hooft voer hofft, gelyck gedeelt ende gescheyden worden. Des sall Mary voirs., indien ick voir hoer aflivich worde ende in Goede verstarwe, myn uutynghe, beganckenise nae landts gewoente becostigen ende voldoen, sonder myn kynderen ende arfgenamen daervan an te rekenen. Des sall sye daervoer arflicken ende euelicken hebben ende beholden all onse rede gelt, golt ende sylwer gemuntet, sonder myn kinderen voirs. daeraff rekenschap ende deelschap te doen ende te bewysen. a Hierna ontbreekt de maat (waarschijnlijk: pondemate) en een plaatsbepaling. 449 5 10 15 20 25 30 35 Vorder ordinere ick, Hessel Boythiema voirs., ende will hebben dat, indien dese myn laeste wille gene stadt en mochte hebben nae den rechten als een guedt testament toebehoert, soe begeer ick nochtans dat dit testament cracht sortieren sall ende in esse blyven, ende will hebben dat desse myn scheydinghe by myn voirs. kinderen ende arfgenamen steede, vast ende onverbroeclicken onderholden ende nagegaen sall worden. Ende oftet geboerde dat yemant van myn voirsechte kinderen ende arfgenamen soude willen ter contrarie doen ende hem hiertegenst opposieren, soe ordinere ick mets desen ende will hebben dat dselwe ende elcx besonder die sulcx attempteerde te doen, verbuert sall hebben die twee delen van tgene dat hy van myn guederen, hiervoir in zyn porcheel benoempt, hebben sall, welcke twee paerten geappliceert ende gekeert sullen worden tot profyt van diegene die dese mynne dispositie ende laeste wille sullen onderholden. Ende want myn dre jongste kinderen noch jonck ende mynder van jaeren zyn, alsoe dat sye nyet genoechsaem zyn om eenyder zyn selfs guederen te regieren ende te beschermen, soe ist dat ick, Hessel voirs., met myn supplice bede constituere ende nominere in dese myn testament ende laeste wille den welgeleerden erntvhesten onse lyewe myech Syuck Mollema voirmondt over myn drie jongste kinderen, noemtlicken Hayo, Epo ende Geel, ende dat alleenlicken in den onroerlicke guederen, dwelcke Syuck voirs. nae toverlyden van my, Hessel, uuth myn dispositie ende testament bevinden sall den voirsechten drie jongste kynderen toebehoerende. Torconde ende uuith crachte van desen heb ick, Hessel Boythiema, desse myn dispositie ende testamenta ende bevestiget met myn eygen signet ende hantschrifte, ende hebbe hiertoe geroepen guede mannen, geestlicken ende waerlick, omme desse myn dispositie ende laeste wille vermits zegelatie, signatie ende onderschri<vin>ge te roboren, als te weten heer Reynar, pastoer toe Collum, heer Gerryt Jan zoen, prebendaet opten waerden Heilighen Sacraments leen toe Collum, Tyepke Hessel zoen, substituyt der grietenye van Collummerlandt, Rynthie Folckert zoen, Hendrick Syeuwerdt zoen, Cornelis Jan, Gerardus Egbert zoen, Jacob Pieter zoen cuyper. Welcker wy, voirs. Regnerus, pastoer, heer Gerrydt, Tyepke, substituyt, alsoe duer bede als voer met onse zegelen, signet ende handen, ende wy, Rynthie, Hendrick, Cornelis, Gerardus ende Jacob voirs., duer gelycker bede als voirs. met onsen hanteeckenen beneden op desen geset ende geschrewen hebben. Up dach ende datum als voer verhaelt es. Dye principael was ges. in pappier, gebonden in capitorie ende after gesegelt met vier zegelen. Onder stondt: Hessel Boyckema. Reynerus Meinardi, pastor van Collum, subschripsit. Dominus Gerardus, prebendarius in Collum, subscripsit. Tyepke Hessel subscripsit. Renthie Folckert zoen subscripsit. Hendrick Syewerdt zoen. Cornelis Jan zoen. Gerardus Egbert zoen. Ende: Jacob Pieter zoen. Gecollacioneert ende bevonden taccorderen by my, <ondertekend:> 40 Renicks. a Hier is een woord weggevallen, of het hierna volgende ende moet vervallen. 450 5 10 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door Renicks, naar A). RAF, Archief Familie Van EysingaVegelin van Claerbergen, Supplement, inv. nr 25, f. 2r-5r. Opschrift: Copia. Op de voorzijde (= f. 1r), m.a.h.: Authenticke copie van salige Hessel Boetyema testament. Op f. 5v, met de teksthand: Copia testamenti van Hessel Boyckema. <M.a.h.:> 14 dbred, 65 dlenckte. <Gespiegeld:> Twalff yn dbreete, XX yn dlanckte roden. Onvolledig afschrift: C (16de eeuw, zelfde hand als B, naar A?). Ibidem. Opschrift: Copia van salige Douwe Boytsma porcelen ende erff, uut salige Hessel Boytsma testament ende laeste wille geextraheert. 212 1550 december 29 Rippert Reyner zoen 15 20 25 30 35 40 In den naeme Ons Heeren Jhesu Christi, amen. In den jaere desselfs Ons Heeren Jesu Christi nae zyner menschewordinge duysent vyffhondert ende vyftich, opten XXIXen dach decembris, heb ick, Rippert Reyner zoen, geboeren van Amsterdam, burger ende inwoender der stede Leeuwaerden, wesende cranck van lichaem, nochtans cloeck van verstant, overgedacht ende bekent dat wy menschen nyet sekers en hebben dan die natuyrlycke doot ende nyet onsekers dan die ure ofte stondt van denselven doot, ende begerende nyet van deser werelt te verscheyden sonder eerst van myne tytlicke gueden, die my God almachtich verleent heeft, te maecken een dispositie, testament ofte schickinge, opdat nae myn tytlycke doot ter cause van dien gheen questie zoude vallen tusschen myn vrienden ende huysfrouwe, hebbe daeromme nae myn beste verstandt ende vrye wille, in manieren als naebescreven is, gemaeckt ende geordineert myn testament ende laeste wille, twelck ick nae myn doot wil ende begere als een nuncupatyff testament, codicil, laeste wille, donatie causa mortis ofte anders laeste wille, soe ende alst nae den rechten ende gewoente van dese lande alderbest zal moegen staen, onverbreeckelicken van myn vrunden ende voerts van allen menschen onderholden hebben in alle zyne puncten ende articulen naebescreven. In den eersten zoe verclaere ick in presentie van den gelooflycke mannen, als tuygen op eene tyt daerby tsaemen van my geroepen ende gebeden, hoe dat ick begere te leven ende te sterven als een goet oprecht christenmensche nae de leeringe Goods apostelen ende heylige christenkercke behoert te leven ende te sterven, ende mitte selve verclaeringe zoe bevele ick Gode almachtich myn ziele, die hy geschapen ende gemaeckt heeft, ende nae myn ziele uuyt myn lichaem verscheyden zal wesen, bevele ick myn lichaem der heyliger gewyder aerden opt kerckhoff van den predicaren binnen Leeuwaerden, by myn zalighe twee overledene huysfrouwen, stellende myn exequien ende achterdaden tot discretie ende moderatie van mynen naebescreven executeurs. Voerts institueer ick, Rippert Reyners zoen voers., Hillegont Reyners dochter, myn volle suster, erffgenaeme in zeven golden croonen jaerlicx, die croone gerekent op acht ende dertich stuvers, tontfangen als hiernae volcht haer leven lanck, ende daertoe haer leven lanck vrye woeninge in de camer daer zy nu ter tyt inne woent. Welverstaende dat Hillegont die voers. zeven golden croonen jaerlicx van Dieuw Luytziens dochter, myn huysfrouwe, by handen van myne naegescreven executeurs ende cura451 5 10 15 20 25 30 35 40 45 teurs over der voers. Hillegondt, mittertyt zall ontfangen tot haer noodtdurfticheyt ende onderholdinge. Voorts bespreke ick der voers. Dieuwe Luytziens dochter, myn echte huysfrouwe, myn huys, schuyre ende cameren, daerachter staende, met alle tghene des daerinne is van huysraedt, van gelt, van coopenschap van waeren, alsoedanich als ick dat mitter doot sal ontruymen ende naelaeten, ende dat eeuwelicken ende erfflicken. Welverstaende dat Dieuw alle uuytschulden zal betaelen ende alle inschulden tot haer proffyt ontfangen, ende dat die voers. Dieuwe ende haere erffgenaemen schuldich ende gehouden sullen wesen Hillegondt, myn suster, die zeven golden croonen jaerlicx, haer leven lanck geduerende ende nyet langer, te voldoen ende betaelen ende toelaeten die woeninge in de camer voers. haer leven lanck. Ende dat oick nae den doot van Hillegondt de voers. camer ende terstont nae myne doot de ander camer beneden, zoeals die nu staet, eeuwelicken ende erfflicken omme Goods wille van arme luyden bewoent sullen worden, tot discretie van myn curateurs, al ist dat myn huys mette schuyr in toecoemende tyden mochte worden vercoft, ende dat die solder met het bovenste aen thuys ende schuyre zall blyven ende gebruyckt worden, ende dat hierenboven Dieuw ende haer erffgenaemen gehouden sullen wesen Hendrick Frericx zoen ende Tryn Frericx dochter elcx haer leven lanck geduerende te betaelen seven hoerntziensgulden, dien ick, Rippert voers., den voers. Hendrick ende Tryne bespreecke. Welverstaende oick dat Dieuwe myn huysfrouwe erffgenamen nae haer doot, zoeverre zy geen echte kynderen cryget, myn executoers sullen voldoen ende betaelen die summa van twee ende twintichhondert golden gulden eens, acht ende twintich stuvers voer den gulden te rekenen. Ende zoeverre ende indien Dieuwe, myn huysfrouwe, nae myn doot een ander man weder kryget ende daer een ofte meer kynderen by gecryget, dat in alsulcker gevalle die erffgenaemen van Dieuwe nae haer doot mynen naebescreven executeurs sullen voldoen ende betaelen die summe van seventhienhondert gouden gulden eens, voer dewelcke voers. summen van penningen het voerseyde huys met alle zyne toebehoeren in sulcker gevalle gehypothiceert, verobligeert ende tot een onderpant zal staen blyven, sulcx dat myn executeurs die voers. penningen daervan sullen moegen doen executeren. Welcke voers. penningen ick, Rippert, testator voers., wil ende begere dat myn executeurs nae den doot van Dieuwe sullen op renthen leggen op genoechsaeme panden, soe geringe als zy sullen moegen, ende dat zy die renthen, daervan comende, alle jaeren den arme ellendigen schamelen huyssitten trouwelycken om Gods wille geven sullen, onder welcken ick oick wil ende begere sonderlinge mede begavet te worden den armen van myn bloede ende van mynen huysfrouwen bloede, indien daer eenyge mochten bevonden worden die sulcx van noeden waere ende daert aen besteet mochte wesen, diet om Goods wille begeren. Ende opdat dit myn testament ende ordinantie onderholden ende nae myn doot geexecuteert ende vollenbracht mach worden, zoe ordinere, bidde ende begere ick mits desen zeer vriendelycken ende om Goods wille van den eerbaeren Frans Jans zoen ende Jan Jans zoen, beyde burgers in Leeuwaerden, dat zy willen wesen executeurs van dit myn testament. Ende begere oick zoe wanneer yemandt van hen beyden aflyvich wordt, dat die lancxstlevende van hen binnen zeven dagen wederomme eenen ander guede man tot zynen hulpe wille nemen, ende dat voerts daernae die lancxstlevende altyt soe voertaen wil doen, zoelange ende ter tyt toe dat myn testament in alle zyn puncten geexecuteert ende volbracht sal wesen. Ordinere ende begere oick dat myn voers. executeurs jaerlicx eens voer den overste pastoer van Oldehove ende eenen uuytten raide, die van den borgemeesters daertoe gecommitteert zall worden, 452 5 10 15 20 25 30 35 rekenschap, reliqua ende bewys sullen doen van haere ontfanck, uuytgave ende administratie dien zy gehadt sullen hebben, ende begeer oetmoedelick ende om Goods wille van den pastoer ende burgemeesters in dier tyt wesende, dat zy om Goods wille tbeste willen doen omme te ordineren dat die rekenschap wel ende trauwelycken als voers. is, jaerlicx eens gedaen ende ontfangen wordt. Ende opdat myne executeurs ende die pastoer met zyn adiunct uuytten raide nyet tevergeefs met myne ordinantie ende laeste wille tachtervolgen geoccupeert sullen worden, soe wil ick ende ordinere dat myn executeurs zoe lange als Dieuwe, myn huysfrouwe, leeft, elcx jaerlicx voer haere salarys sullen hebben een golden gulden van acht ende twintich stuvers, ende dat dieselve executeurs nae den doot van Dieuwe jaerlicx elcx sullen hebben voer hoere salarys zeven hoerntziensgulden vry schadeloes gelt, ende dat alsdan die pastoer ende zyn adiunct, die de rekeninge hoeren sullen, elcker jaers dat zy die rekeninge hoeren, elcx sullen hebben veerthien stuvers. Ende teneynde dat dit myn jegenwoerdige testament effect mach sorteren, soe heb ick, Rippert Reyners zoen, testatoer voers., myn eygen hantscrift hieronder gescreven, ende tot meerder vasticheyt ende orkondschip van desen gebeden ende als tuygen op eenen tyt tsamentlicken by my doen roepen ende coemen den eerbaeren, wysen ende den hoochgeleerden doctor Seerp Hanye, burgemeester der stede Leeuwaerden, Anthonius Colibrant, substituyt van den procureur generael, Thomas kuyper, Jochum Willems zoen, Luytzien Pieters zoen, burgers der stede Leeuwaerden, meester Pieter Rieuwerdt zoen, advocaet, ende Nicolaus Joest zoen Clueting, dat zy, voergescreven persoenen, dese myn laeste wille mit heuren hantscriften hebben ondergescreven ende bevesticht, ende dat die voers. doctor Seerp zyn zegel ende Pieter Rieuwert zoen zyn signet hieronder an hebben doen hangen. Op dach, maent ende jaere als boven. Ende was den principaele gescrn in franzyn, bevesticht met een zegel ende een signet, beyde uuythangende, van groene wasse. Ende stont ondergetekent: Seerp Hanye, doctor. Ick, Ripper Renner zoen. A. Colibrant. Tomas kupper. Yochhum Willem soen. N. Clueting. Peter Rieuwerdt zoen subscripsit. Ende: Luytzen Peeter zoen. Jegenwoirdige copie gecollationeert tegens den originale testament, in franschyn gescreven, mit een groene segele ende een signet, beyde uuthangende bevestiget, ende ondergetekent als boven, noch geheel vasth, ongecorrumpeert ende ongemutert, is bevonden daermede te concorderen by my, ondergescreven authoritate apostolica ende by den Hove van Vrieslant geadmitteert notarius publicus, <ondertekend:> Peter Riewerdt zoen subscripsit. 40 Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Peter Riewerdt zoen, naar A). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 360. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Copie. Het testament van Rippert Reyners zoen. 453 Bijlagen 1. Zegels Aenka Yska zoen 1. 66/3 (1504) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling Aenka Yska zoen groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd A _ V_ schildhouder met wapenschild Aggo Broersma, meester, stadssecretaris te Sneek 2. 154/4 (1539) Aankondiging meester Aggo, secretarius, (...), burgers in Sneeck, mit hoeren signetten Ondertekening Aggo Broersma Staat groen, achthoekig, 13x9 mm Randschrift geen Voorstelling wapenschild (monogram A B), erboven een haan Aggo Peers, prebendaris te Sneek 3. 44/4 (1483) Aankondiging her Aggo Peers, prebendarium in Sneeck op Sinte Katherinen altaer Staat groen, nagenoeg rond, 22x19 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren Voorstelling heilige (Catharina, met zwaard en rad) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links gestengelde bloem) Albert Ghysberts zoen Aernsma, meester 4. 128/3 (1533) Aankondiging meester Albert Ghysberts zoen ... met haeren signetten Ondertekening Albertus Gisberts Aernsma Staat groen, ovaal, 14x10 mm, beschadigd Randschrift A _GA _ Voorstelling wapenschild (vleugel) Albert Laus zon (Albart Laus soen), burgemeester te Sneek 5. 32/3 (1473) Aankondiging Albert Laus zon ende ..., als burghermeisteren van Sneeck Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) ALBART LAVS SOEN Voorstelling schildhouder (wildeman) met wapenschild (balk, vergezeld van boven twee rozen naast elkaar, onder een klaver) Albertus, pastoor te Wolsum 6. 21 (1459) Aankondiging ic, Albartus fors.; eerder: voer mi, Albertum, cureit in Wylsem Staat groen, rond, 7x8 mm, fragment Randschrift verloren Voorstelling wapenschild (boven (twee?) lelies, onder roos) 455 Arent (frater Arnoldus de Huet), pastoor te Sneek 7. 32/2 (1473) Aankondiging her Arent, myn persoen van Sneeck; Arnoldus Staat groen, rond, 29 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) FR(ATR)IS ARNOLDI _ DE HVET P(RES)B(ITE)RI Voorstelling schildhouder (engel) met wapenschild (zuil) Commentaar vergelijk het wapenschild van Johannes Goeswin van Swolle (nr 66), waarop de zuil echter wat slanker is uitgevoerd Bernardus Anebath, priester en notaris, verbonden aan A-kerk (Groningen) 8. 94 (1518) Aankondiging so hebbe ick myn hantteken unde signet up spacium des breves gheseth; eerder: Bernardus Anebath, prester unde notarius; Heer Berndt Anebath ter Ae Ondertekening Bernardus Anebath, notarius publicus Staat groen, rond, 17 mm, beschadigd Randschrift BA Voorstelling latwerk (?) Bocka Poppen zon (Bocka Poppa son), burgemeester te Sneek 9. 32/4 (1473) Aankondiging ... ende Bocka Poppen zon, als burghermeisteren van Sneeck Staat groen, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) BOCKA POPPA S_ON _ Voorstelling schildhouder (adelaar) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links hoofdletter B en roos) Boetha Houwengha 10. 50/5 (1486) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling Boetha voers.; eerder: Boetha Houwengha groen, rond, 25 mm, fragmenten S(IGILLVM) _O_ _ O _ W_ _ I (_ N)G _ H_ _A verloren Boyn (Balduinus Falzonis), pastoor te Harlingen 11. 74/2 (1507) Aankondiging her Boyn, personer ... toe Harlinghen Staat groen, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift BALD<V>INI _ FALZO(N)IS P(RES)B(ITE)RI Voorstelling Maria, gekroond (?), met Christuskind, staande op een wassenaar, temidden van golven Claes, pastoor te Tjerkgaast 12. 111/2 (1525) Aankondiging heer Claes; eerder: ... heer Claes up Tzarckgheest, pastoren Staat groen, rond, 12 mm, beschadigd Randschrift DL Voorstelling lelie boven klaver Dirck (Theodricus), pastoor te Nijehaske 13. 56 (1496) Aankondiging ick, heer Dirck fors.; eerder: heer Dirck, personer toe Nyehasck 456 Staat Randschrift Voorstelling groen, rond, 27 mm, zwaar beschadigd DO<MINI> TH<EODRI>CI P<RES>B(ITE)R<I> schildhouder (heilige?) met wapenschild (kelk en hostie) Dokkum, abt Bonifatiusabdij 14. 70/1 (1505) Aankondiging heer Johannes, abt in Dockum Staat groen, spitsovaal, 30x29 mm, fragment Randschrift [S(IGILLVM) ABBATIS S]AN(C)TI BONIFACI[I IN DOCKVM] Voorstelling (nog zichtbaar:) in nis heilige (Bonifatius, met staf en mijter), (verloren:) daaronder knielende abt Commentaar aanvullingen naar GA Groningen, Register Feith 1494.16 Dominicanenklooster Leeuwarden, prior 15. 37/3 (1476) Aankondiging broeder Peter, prior toe dae jacopinen toe Liouwerd ... myn amptissigel Staat rood, spitsovaal, 42x24 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) PRIORIS LI]WARDENSIS _ [OR]DINIS FR(ATRU)M _ [PREDICATORV(M)] Voorstelling in nis Maria, met Christuskind, uitkomend, daaronder biddende monnik 16. 57/3 (1499) Aankondiging broer Jan fan Tirns ... mey dat sighel myns prioerscip Staat rood, spitsovaal, 44x26 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) PRIORIS LIWARDENSIS] FR(ATRV)M PREDICAT[ORV(M)] Voorstelling zie nr 15 17. 70/2 (1505) Aankondiging heer Gerardus van Graeff, prior ... des conventis predicatorum Staat rood, spitsovaal, 18x22 mm, fragment Randschrift verloren: zie nr 15 Voorstelling zie nr 15 18. 105 (1524) Aankondiging pater broer Wilhelmum Smit, licentiatum in die godheit, prior van die prekebroers bynnen Leuerden Ondertekening Ego, frater Wilhelmus, prior quo supra Staat rood, spitsovaal, 45x26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) P _R _ _IO_ _ R_I_S LIWARDENSIS [ORDINIS FR(ATRV)]M _ P_ R[E]D_IC _A _T _O_ _ RV(M) Voorstelling zie nr 15 Commentaar een bijna gaaf exemplaar van dit zegel in GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 36 (1481) Dominicus Pybe zoen (Dominicus Pibo soen), burgemeester te Leeuwarden 19. 133 (1533) Aankondiging Dominicus Pybe zoen, borgermeyster Ondertekening Dominicus Pibonis Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift DOMINIC_ V[S] PIBO SOEN Voorstelling leliestaf met links een schuine dwarspijl, aan weerszijden vergezeld van drie rozen of sterren, paalsgewijs 457 20. 145/A1/6 (1538) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling 21. 145/A2/6 (1538) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling Dominicus Pibe zoen ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: burgermeester in Leuwarden Dominicus Pibonis groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd DOM_IN _ ICV[S] PIBO S[OEN] zie nr 19 zie nr 20 Dominicus Pibonis groen, rond, 25 mm, beschadigd DOMIN[IC]V_ S PIBO S[OEN] zie nr 19 Douwa Fedda zoen (Douo Feddonis) 22. 66/2 (1504) Aankondiging Douwa Fedda zoen Staat groen, rond, 23 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren: [S(IGILLVM) DOVONIS FEDDONIS B _ U_ _ RG] _ Voorstelling (nog zichtbaar:) Lam Gods met (verloren:) vaan Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nrs 57 en 66 Dowa Pibe zoen (Dodo Pibonis), priester, te Dronrijp 23. 77/4 (1510) Aankondiging heer Dowa Pibe zoen, wenheftich op Dronryp Ondertekening Dodo Pibonis, presbiter Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift <D>ODONI_ SP _ [IB] Voorstelling schildhouder (met kelk; Sint Johannes of priester?) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links twee klavers, paalsgewijs; waarschijnlijk een derde klaver verloren) Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 893 Edo Walikama, meester, pastoor te Bozum 24. 111/1 (1525) Aankondiging maester Edo toe Bosum Ondertekening M. Edo Walikama Staat groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd Randschrift [M] E Voorstelling wapenschild (naast elkaar eikel en klaver) 25. 145/A1/2 (1538) Aankondiging Edo Walckema ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren Edo Walckema to Bosum, ..., pastoren Ondertekening Edo Walikama Staat groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd Randschrift ME Voorstelling zie nr 24 26. 145/A2/3 (1538) Aankondiging zie nr 25 Ondertekening Edo Walikama 458 Staat Randschrift Voorstelling groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd ME zie nr 24 Engwerd, klooster ([Conventus?] Sancti Francisci) 27. 93/1 (1518) Aankondiging broer Frerick, pastoer toe Aengwirdt Staat groen, spitsovaal, 40x27 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren: [S(AN)C(T)I FR<ANCISCI>] Voorstelling torenvormig gebouw Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Engwerd, inv. nr 6, daar aangekondigd als conventssegel. Eyso, pastoor te Doezum 28. 8/2 (1436) Aankondiging dominorum ... et E[yso]nis in Uterdosum Staat groen, rond, 22 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) EYSO<NIS> _ CV<RA>TI IN V_ TERDOSVM Voorstelling hoofdletter E Fedde Popkama (Feddo Popkama), heer, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 29. 57/2 (1499) Aankondiging ... ende her Feddo, personnen thi Aldehow Staat groen, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) FEDDONIS POP(KAMA) P(RES)B(ITE)RI Voorstelling wapenschild (tak), helm, helmteken (vogel), dekkleden 30. 59/2 (1499) Aankondiging her Fedde, persoener Staat groen, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) FEDD _ ONI_ _ S POP(KAMA) P _ (RES)_ B(ITE)_ R_I Voorstelling zie nr 29 31. 70/3 (1505) Aankondiging her Fedda; eerder: her Fedda Popkama, pastor to Oldenhove in Lewarden Staat groen, rond, 10x13 mm, fragment Randschrift S(IGILLVM) FEDD[ONIS POP(KAMA) P(RES)B(ITE)RI] Voorstelling zie nr 29 Feye Eysinga 32. 157/4 (1541) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling Feye Eysinga ... met hoere segelen ofte signetten Feie Eysengha groen, rond, 26 mm, beschadigd onleesbaar wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links drie rozen (2-1)), helm, helmteken (uitkomende leeuw tussen vlucht), dekkleden Frans (Franciscus Wyb[ran?]s), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 33. 179/1 (1543) Aankondiging heer Frans; eerder: heren Frans, perpetuus vicaris aldaer (nl. in Sinte Witus kercke tOldehoeff binnen Lewarden) Ondertekening Franciscus, vicarius 459 Staat Randschrift Voorstelling groen, rond, 24 mm, beschadigd S(IGILLVM) FRANCISCVS WIJB___S wapenschild (huismerk nr 5) Frans Roerda (a Rorda) 34. 157/3 (1541) Aankondiging Frans Roerda ... met hoere segelen ofte signetten Ondertekening Frans Roerda Staat groen, rond, 28 mm, beschadigd Randschrift A RORDA Voorstelling wapenschild (lelie, vergezeld van boven twee sterren, onder wassenaar), helm, helmteken (lelie en wassenaar van het schild), dekkleden Frans Simonis (Franciscus), meester, prebendaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 35. 179/3 (1543) Aankondiging meester Frans Simonis, prebendaris Ondertekening Franciscus Staat groen, rond, 25 mm, fragment Randschrift [F<RAN>C<IS>]CI Voorstelling (nog zichtbaar:) wapenschild (gedeeld: rechts twee rozen, paalsgewijs, links kruik); zie verder nr 36 36. 182/4 (1544) Aankondiging meester Frans Simons, prebendaet Ondertekening Franciscus Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift F<RAN>C<IS>CI Voorstelling Maria, gekroond, met Christuskind, in stralenkrans, met wapenschild (gedeeld: rechts twee rozen, paalsgewijs, links kruik) Frans Sybe zoen Stans, notaris 37. 150/2 (1539) Aankondiging ick, voirn. notarys ... met myn signet, naemen ende notariaetshant ondergescreven ende bevesticht; eerder: Frans Sybe zoen Stans als een public, imperiael ende by den Hove van Vrieslant toegelaeten notarys Ondertekend Phrisius, notarius admissus Staat groen, rond, 17 mm, zwaar beschadigd Randschrift FS Voorstelling wapenschild (gevierendeeld: 1 en 4 klaver, 2 eikel, 3 huismerk nr 6) Frederick Botnya 38. 197/1 (1547) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling Commentaar met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet Frederick van Botnya rood, ovaal, 18x15 mm, beschadigd FB wapenschild (arm met zwaard), helm, helmteken (opgeheven arm met zwaard), dekkleden vergelijk nr 69 Funger (Fon[...] [..]gi), prebendaris te Workum 39. 96B/1 (1520) Aankondiging her Fungerum, uus prebendarium 460 Staat Randschrift Voorstelling groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd S(IGILLVM) FO_ N___ __NG_I P(RES)B(ITE)RI staande (vrouwelijke?) heilige Funger Syrsma, meester, te Bolsward 40. 154/3 (1539) Aankondiging meester Funger ... mit hoeren signetten; eerder: meester Funger Syrsma, burger in Boolsuert Ondertekening Funger Syrsma Staat groen, ovaal, 18x14 mm, beschadigd Randschrift verloren Voorstelling wapenschild (zespuntige ster), helm, (helmteken verloren), dekkleden 41. 167/3 (1541) Aankondiging Fungor Syrsme ... myt heure segelen ofte signetten Ondertekening Fungor Syrsme Staat groen, achthoekig, 21x25 mm, afgesleten Randschrift verloren Voorstelling wapenschild (zespuntige ster), helm, helmteken, dekkleden Garrerd Kammengha (Garred a Cammengha) 42. 11/5 (1440) Aankondiging Garrerdis Kammengha; Gerrard Kammengha Staat groen, (rond?), 5x6 mm, fragment Randschrift [GARRED A _ CA]M[<MENGH>A] Voorstelling verloren Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 103 Gerbrandus, meester 43. 42/A1/3 (1481) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling 44. 42/A2/1 (1481) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling magistri Gerbrandi, notarii publici groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd verloren; zie nr 44 wapenschild (lelie, vergezeld van (vier?) vijfpuntige sterren in de hoeken) zie nr 43 groen, rond, 25 mm, beschadigd S(IGILLVM) <G>ERBRANDI MAGISTRI zie nr 43 Gheerlof ([Ger?]lif), prebendaris te Bolsward 45. 55/2 (1496) Aankondiging heer Gheerlof, prebendarium to Bolswert Staat groen, rond, 23 mm, zwaar beschadigd Randschrift __ RLIF Voorstelling wapenschild Gheno (Gheno Gherardi), pastoor te Damwoude 46. 6/2 (1423) Aankondiging domino Ghenone, curato in Dontimwald Staat rood, rond, 20 mm, beschadigd 461 Randschrift Voorstelling S(IGILLVM) GHE_ NO(N)IS GHERARD<I> P(RES)B(ITERI) wapenschild (kelk) Ghisbert Ghisberts zoen (Gisbert Giisbert soen) 47. 32/1 (1473) Aankondiging ic, Ghisbert voirsc.; eerder: by consent Ghisbert Ghisberts zon, myns monds Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) G<I>SBERT GIISB(ER)T SOE(N) Voorstelling schildhouder (heilige) met wapenschild (huismerk nr 7) Goeslyc Jwingha (Goscalcus Jongama), ridder 48. 65/6 (1503) Aankondiging heer Goeslyc; eerder: heer Goeslyc Jwingha Staat rood, rond, 28 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren: [S(IGILLVM) GOSCALCI IONGAMA] Voorstelling (verloren:) wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links doorsneden: boven drie ruiten (2-1), onder drie schelpen (2-1)), (nog zichtbaar:) helm met helmkroon en helmteken (uitkomend hert), dekkleed Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nrs 1602-13, 1602-16, 1602-20, 1602-22, 1602-26 Henric (Henricus Bernardi), pastoor te Langweer 49. 31/1 (1473) Aankondiging heer Henric, persoenre op Langweer Staat bruin, rond, 27 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) HENRI_ C<I> BERNARDI Voorstelling in nis heilige (Barbara, met palmtak en toren) Henricus Luce zoen (Henricus Lucai), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 50. 145/A1/3 (1538) Aankondiging Henricus Luce ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren ..., Henricus Luce to Leuwarden, ..., pastoren Ondertekening Henricus Luce zoen Staat groen, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) HENRICI LVCAI Voorstelling heilige (met rad (?) en zwaard; Catharina?) met wapenschild (huismerk nr 9), achter het schild een liggend dier 51. 145/A2/2 (1538) Aankondiging zie nr 50 Ondertekening Henricus Luce zoen Staat groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift S(IGILLVM) H[ENRICI LVC]_ A_I Voorstelling zie nr 50 Hessel Godsfrundt zoen te Bolsward 52. 167/2 (1541) Aankondiging Hessel Godsfrundt zoen, ..., borgers bynnen Bolszwert, myt heure segelen ofte signetten Ondertekening Hessel Goedsfrithi 462 Staat Randschrift Voorstelling groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd onleesbaar wapenschild, getralied Hetto (Hetto de [R?]eid), pastoor te Poppingawier 53. 93/1 (1518) Aankondiging her Hetto, personer to Poppingwier Staat bruin, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) HETTO P(RE)SB(ITER) DE _ _EID Voorstelling wapenschild (huismerk nr 10), daarachter een gestengelde en gebladerde bloem (?) Hinrick (Hyn[ricus?]), prebendaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 54. 53/4 (1493) Aankondiging ick, her Hinrick foersn; eerder:her Hinrick, prebendarius to Aldahow Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift H_ _ YN _ Voorstelling (verloren:) schildhouder (engel) met wapenschild Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 75 Jan Rommarts, meester, advocaat bij het Hof van Friesland 55. 145/A1/7 (1538) Aankondiging Jan Rommerts ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren ... ende Jan Rommarts, advocaten voir den Hove van Vrieslant Ondertekening J. Rommarts Staat groen, ovaal, 12x10 mm, beschadigd Randschrift IR Voorstelling wapenschild 56. 145/A2/7 (1538) Aankondiging zie nr 55 Ondertekening J. Rommarts Staat groen, ovaal, 12x10 mm, beschadigd Randschrift IR Voorstelling wapenschild 57. 189/2 (1545) Aankondiging meyster Johan Rommarts ... met hoer signetten Ondertekening Rommarts Staat groen, ovaal, 11x10 mm Randschrift IR Voorstelling wapenschild Commentaar op een iets gaver exemplaar van dit zegel in RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1042 lijkt het wapenschild gedeeld (rechts boom; links ?) Jaricus Jargisma 58. 6/6 (1423) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling presentibus ... Jarico Jargisma groen, rond, 22 mm, fragment IAR_I verloren 463 Jella Jwisma (Jellardus Jwisma), deken te Leeuwarden 59. 50/2 (1486) Aankondiging Jellardus; eerder: her Jella Jwisma, decken thoe Lyouwerd Staat groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift S(IGILLVM) _I[_ ELLARDI] IWISMA [P(RES)B] Voorstelling schildhouder (engel) met wapenschild (huismerk nr 13); van de sterren aan weerszijden de linker verloren Commentaar 1. aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 103; Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief huis Epemastate, inv. nrs 24b en 28 2. het zegel is identiek aan dat van jonghe her Jelle te Lewerden te Oldehof, dat zich bevindt op GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 1 (Jellardus), pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 60. 20/2 (1459) Aankondiging unse personer toe Aldehove toe Lywerd Staat groen, rond, 22 mm, beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) IELLARDI PR]ESBITRI Voorstelling lelie Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 77 Jello, pastoor te Rauwerd 61. 42/A2/3 (1481) Aankondiging Jello; eerder: her Jellens, persona toe Rauwerd Staat groen, rond, 27 mm, fragment Randschrift L _A Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar; links twee onduidelijke voorwerpen, mogelijk korenschoven) Johannes, pastoor te Firdgum 62. 77/3 (1510) Aankondiging heer Johannes, persinna thoe Firdghum Ondertekening Johannes, pastor in Firdghum Staat groen, rond, 23 mm, beschadigd Randschrift IOH(ANNIS) _ O _ P(RES)B(ITE)RI Voorstelling vrouwelijke heilige (in de rechterhand een bloeiende tak, in de linker een lijn waaraan een dier (lam?; Sint Agnes?) Johannes (Johannes Theodrici), pater van klooster Aalsum 63. 35/A2/1 (1476) Aankondiging ic, Johannes fors.; eerder: Johannes, pater toe Aylsem Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) IOH(ANNI)S _ THEODRI[CI] P(RE)SB(ITE)RI Voorstelling wapenschild (roos in ruit) 64. 35/A2/3 (1476) Aankondiging ick, Johannes, pater van Aylsem Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM)] IO _ H(ANNI)S _ [THEO]D_ _ RICI P(RE)S_ B(ITE)[RI] Voorstelling zie nr 63 Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nrs 72 en 77 464 Johannes Brandt (Johannes Johannis), prebendaris te Sneek 65. 44/6 (1483) Aankondiging Johannes Brandt, prebendarius in Sneeck Staat groen, rond, 22 mm, beschadigd Randschrift S_(IGILLVM) IOHA_ N(N)IS IOHA_ N(N)IS P(RES)B(ITE)<RI> Voorstelling heilige (Barbara, met palmtak en toren) met wapenschild (vijf golvende linkerschuinbalken) Johannes Goeswin (van Huet) van Swolle, prebendaris te Franeker 66. 44/7 (1483) Aankondiging Johannes Goeswin van Swolle, prebendarius in Fraenker Staat groen, rond, 23 mm, beschadigd Randschrift VAN HVET P(RES)B(ITER)I Voorstelling wapenschild (zuil) Commentaar vergelijk nr 7, waarop de zuil echter wat breder is uitgevoerd Johannes Wopke zoen (Johannes Wopka soen) 67. 157/5 (1541) Aankondiging Johannes Wopke zoen ... met hoere segelen ofte signetten Ondertekening Joannes Wopke zoen Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift <S(IGILLUM)> IOH(ANN)IS WOPKA SO(EN) Voorstelling schildhouder (griffioen) met wapenschild (huismerk nr 14) Jorwert Andelamma (Joret Hotteka son) te Akkrum 68. 31/3 (1473) Aankondiging Jorwert Andelamma to Ackeren Staat bruin, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren: [S(IGILLVM) IORET HOTTEKA SON] Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts roos en twee sterren, paalsgewijs, links halve adelaar), helm, helmteken (hert), dekkleed (?) Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 25; RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 43 Julius Bottnya 69. 197/2 (1547) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling Commentaar met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet Julius van Bottnya rood, ovaal, 17x15 mm IVB wapenschild (omgewende arm met zwaard), helm, helmteken (omgewende opgeheven arm met zwaard), dekkleden vergelijk nr 38 Kempo Onyngha (Kempo Ungha) 70. 20/3 (1459) Aankondiging Kempo Onyngha Staat groen, rond, 27 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) KEMPONIS VNGHA Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts gewende wassenaar, links halve adelaar) Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 60 465 Kruisherenklooster Franeker, prior 71. 55/1 (1496) Aankondiging broer Folkerus; eerder: broer Folkerus, prior Staat groen, rond, 24 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) M(INISTR)I P(RI)ORIS CO(N)VE(N)_ T(VS) SOLSEQ(VI)I Voorstelling heilige (Antonius abt, in pij, met klokje en kromstaf), voor zijn voeten een Maltezer kruis Kruisherenklooster Sneek, prior 72. 86 (1514) Aankondiging broeder Teodardus; eerder: broeder Teodardus, prior der crucebroederen binnen Sneeck Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift onleesbaar Voorstelling wapenschild Leeuwarden, stad (secreetzegel) 73. 121 (1528) Aankondiging den borgermeisteren Wibe Gherryt zoen ende Jan goldsmidt gebeden ende consentiert myn testament mit stadtz secreetsegel to befastigen Staat groen, rond, 32 mm, beschadigd Randschrift (op banderol:) SECRE(TVM) CIV(ITATIS) LEWA(RDIE) Voorstelling kerkgebouw, daaronder liggende leeuw tussen twee lelies Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 118; zie ook Mensonides, ’Het stadszegel van Leeuwarden’, 99 en afb. 9; Noomen, ’St. Vitus’. Ludingakerke, prior 74. 74/1 (1507) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling her Nicolaus ... myt myn amptsseghel; eerder: her Nycolaus, pater toe Lunenkerck groen, rond, 26 mm, beschadigd <PR>_IORIS IN LVDINGA<KERK> _ onder baldakijn borstbeeld van heilige of abt (met mijter, boek (?) en kromstaf (?)), rechts menselijke figuur, links plant (?) Mamme (Mammo), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 75. 50/3 (1486) Aankondiging Mammo; eerder: her maester Mamma, personna thoe Aldahow Staat groen, rond, 30 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MA]MO(N)IS P(RE)SB(ITER)I Voorstelling zie nr 76; onderste helft wapenschild verloren 76. 53/1 (1493) Aankondiging maester Mamma, syn personna to Aldahow Staat groen, rond, 30 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MAMO(N)IS P(RE)SB(ITER)I Voorstelling in nis schildhouder (Sint Paulus, met zwaard) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links schelp en roos) 77. 57/1 (1499) Aankondiging mayster Mammo voersn; eerder: maester Mammo ..., personnen thi Aldehow 466 Staat Randschrift Voorstelling 78. 59/1 (1499) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling Commentaar groen, rond, 30 mm, beschadigd [S(IGILLVM)] M(A) _ G(IST)_ _ R_I MAMO(N)IS P(RE)SB(ITER)[I] zie nr 76; linkerhelft wapenschild verloren Mamme; eerder: meister Mamme, personer groen, rond, 30 mm, beschadigd [S(IGILLVM)] M(A)G(IST)RI M[A]MO(N)IS _ P(RE)SB(ITER)I zie nr 76 aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 89; GA Groningen, Register Feith 1492.13 Marten (Martinus Henrici), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 79. 179/2 (1543) Aankondiging heren meester Marten, pastoer van Sinte Witus kercke tOldehoeff binnen Lewarden Ondertekening Martinus Henrici Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MART_IN _ [I R _ E_ N__ EN _ _I_I] Voorstelling wapenschild (Lam Gods?) 80. 182/1 (1544) Aankondiging meester Marten, pastoer ... van Sinte Vitus kerck binnen Lewerden Ondertekend Martinus Henrici Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MAR_ TINI R _ E_ N__ EN _ _I_I Voorstelling zie nr 79 Menna (Menno), heer, vicaris Leeuwarden (Sint Vitus) 81. 53/3 (1493) Aankondiging her Menna, vicarius to Aldahow Staat groen, rond, 27 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) MENNONI_ S PRESBITRI Voorstelling heilige (Catharina, met zwaard en rad, bij haar voeten gekroond hoofd) Menno (Menno Johannis), notaris, pastoor Leeuwarden (Sint Catharina) 82. 37/1 (1476) Aankondiging her Menno, myn personna Ondertekening Meinardus, Romane ecclesie clericus, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift [_ S(IGILLVM) M_ E]NNONIS IOH(ANN)IS P(RES)B(ITE)RI Voorstelling uitkomende heilige (Petrus, met sleutel) 83. 50/1 (1486) Aankondiging Menno; eerder: her Menna, personna thoe Kamminghabuer Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift S(IGILLVM) M_ EN _ NONIS [IOH(ANN)IS P(RES)B(ITE)RI Voorstelling zie nr 82 Nanne Reynds zoen (Nanna Reinds), burgemeester en schepen te Bolsward 84. 148/4 (1538) Aankondiging Nanne Reynds zoen voirs.; eerder: Nanne Reynds zoen, burgemeester Ondertekening Nanno Reyn zoen Staat groen, rond, 28 mm, beschadigd 467 Randschrift Voorstelling 85. 167/1 (1541) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling Otte Baucke zoen 86. 188/4 (1545) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling NA(N)NA REI(N)DS heilige (Petrus, met sleutel) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links onduidelijk), (verloren:) helm, helmteken Nanno Reyn zoen, ..., schepenen, myt heure segelen ofte signetten Nanno Reyn zoen groen, rond, 29 mm, afgesleten (verloren:) [NA(N)NA REI(N)DS] vergelijk nr 84; (verloren:) heilige (Petrus, met sleutel) met (nog zichtbaar:) wapenschild, helm, helmteken Otte Baucke zoen ... myt hairen zegelen ofte signetten Otto Baucke zoen groen, ovaal, 17x15 mm geen wapenschild (drie klavers; erboven vijfpuntige ster, eronder huismerk nr 17 met aan weerszijden hoofdletters O en B) Peer Epo zoen van Bosum 87. 145/A1/1 (1538) Aankondiging Peer Bosum ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: Peer Epo zoen a Bosum Ondertekening Pier Bossum Staat groen, ovaal, 16x12 mm, beschadigd Randschrift PB Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links roos, wassenaar en roos paalsgewijs) 88. 145/A2/1 (1538) Aankondiging zie nr 87 Ondertekening Pier Bossum Staat groen, ovaal, 16x12 mm, zwaar beschadigd Randschrift PB Voorstelling zie nr 87 89. 148/1 (1538) Aankondiging Peer Bosum ... mit hoere zegelen Ondertekening Pier Bosum Staat groen, ovaal, 16x12 mm, beschadigd Randschrift PB Voorstelling zie nr 87 90. 154/1 (1539) Aankondiging Peer Bosum ... mit hoeren signetten Ondertekening Pier Bosum Staat groen, achthoekig, 17x15 mm Randschrift PB Voorstelling zie nr 87 Peter (Petrus Bernardi), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 91. 59/3 (1499) Aankondiging Peter; eerder: her Peter, vicarius Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd 468 Randschrift Voorstelling Commentaar [PE_ TRI] B _E _R _N _ ARDI P(RES)B(ITE)R[I] (verloren:) heilige (Andreas, met schuinkruis) met (nog zichtbaar:) wapenschild (drie balken?) aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nrs 1602-14 en 1602-53; vergelijk nr 100 Peter Peter zoen Golt (Pieter Pieter soen Golt), schepen te Leeuwarden 92. 170 (1541) Aankondiging Peter Peter zoen, scepenn in Lieuwarden Ondertekening Pitter Pitter zoen Golt Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift P _ _IE _ TER PIETER SOEN GOLT Voorstelling (verloren:) schildhouder (engel) met (nog zichtbaar:) wapenschild (huismerk nr 18) Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 142 Petrus Sirici (Petrus de [..]ova Tima), meester, vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 93. 113 (1525) Aankondiging meester Peter Ondertekening Petrus Syrici Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) <P>E]_ TRI DE __OVA TI(M)A _ Voorstelling wapenschild (hoofdletters P S) 94. 128/2 (1533) Aankondiging meester Pier Sirici Ondertekening Pet[rus Siri]ci Staat groen, rond, 20 mm, fragment Randschrift S_(IGILLVM) [<_ P>_ ET _RI DE __O]VA TI(M)A _ Voorstelling verloren; zie nr 93 95. 145/A1/5 (1538) Aankondiging Petrus Syrici ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: Petrus Cirici, perpetuus vicarius Ondertekening Petrus Syrici Staat groen, rond, 21 mm, beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) <P>]_ ET _R _ _I DE __OV_ A TI(M)A _ Voorstelling zie nr 93 96. 145/A2/5 (1538) Aankondiging zie nr 95 Ondertekening Petrus Syrici Staat groen, rond, 21 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) <_ P>_ ET _R _ ]_I DE __OV_ _ A TI(M)_ _ A Voorstelling zie nr 93 Phocas Siblema (Focka Sibbles), meester, pastoor te Bolsward 97. 145/A1/4 (1538) Aankondiging Phocas Siblema ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: ... ende Phocas Siblema to Boolsuert, pastoren Ondertekening Phocas Staat groen, rond, 25 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES Voorstelling heilige (Andreas, met schuinkruis) met wapenschild (vogel) 469 98. 145/A2/4 (1538) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling 99. 148/2 (1538) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling zie nr 97 Phocas groen, rond, 25 mm, beschadigd S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES zie nr 97 Phocas Sieblema; eerder: meester Foeke Sieblema, pastoir Phocas groen, rond, 25 mm, beschadigd S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES zie nr 97 Pieter (Petrus Bernardi), priester in het gasthuis te Leeuwarden 100. 45/3 (1484) Aankondiging her Pieter vorsc.; eerder: her Pieter int jesthuys Staat groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd Randschrift [<S(IGILLVM)> PETRI BERNARDI P(RES)B(ITE)RI] Voorstelling schildhouder (in pij met koord; Sint Anthonius?) met wapenschild (houweel (?) met aan weerszijden een zwaard, het gevest naar boven gewend) Commentaar 1. aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 65 en 116; Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 77 2. mogelijk dezelfde persoon als nr 91; zij hebben hetzelfde patroniem, maar andere schildhouders op hun zegel Pieter, pater in klooster Groendijk 101. 62/2 (1501) Aankondiging heer Pieter; eerder: heer Pieter, pater van Tsyzingawier Staat groen, nagenoeg rond, 8x6 mm, fragment Randschrift verloren Voorstelling (nog zichtbaar:) tweede kwartier (roos) van wapenschild Pieter (Petrus Herus a Wouda), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 102. 182/3 (1544) Aankondiging meester Pieter, oeck pastoer van Sinte Vitus kerck Ondertekening Petrus Herus a Wouda Staat groen, rond, 24 mm, beschadigd Randschrift PRESBITERI Voorstelling wapenschild Reedwert (Redardus Redartsma), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 103. 45/2 (1484) Aankondiging her Redewert; eerder: her Reedwert, vicarius to Lyowrd to Auldehow Staat groen, rond, 26 mm, fragment Randschrift S(IGILLVM) REDARDI [REDA_ RTSME] [P(RES)B(ITE)RI] Voorstelling (nog zichtbaar:) heilige (Sebastiaan, aan boom gebonden, doorboord met pijlen) met (verloren:) wapenschild (streepschild met kruis erboven) Commentaar aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 95 470 Reiner (Reinerus), pastoor te Oldeboorn 104. 31/2 (1473) Aankondiging heer Reiner, persoenre te Borne Staat bruin, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift R _E _ IN_ ERI [P(RES)]_ B_IT _E _ RI Voorstelling schildhouder (heilige, temidden van planten) met wapenschild (kruis van de Duitse Orde) Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 18 Reyner (Reynerus de Woerkem), pastoor te Tzum 105. 77/1 (1510) Aankondiging heer Reyner, persinna Tzum Ondertekening Reynerus, pastoer in Tzum Staat groen, rond, 23 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) D(OMI)N<I> REINERI DE WOE<R>KE<M> Voorstelling heilige (Jacobus, met pelgrimshoed, staf en tas (?)) met wapenschild (lelie) Reynerd (Reynerus), priester te Leeuwarden 106. 11/3 (1440) Aankondiging ende Reynerd, presteran; eerder: ... her Renerdis, to Liowerd presteran Staat groen, rond, 12x11 mm, fragmenten Randschrift [_ S(IGILLVM) R _ E_N<ERI>] P(RES)B(ITER)I Voorstelling schildhouder (engel; slechts een knie is nog zichtbaar) met wapenschild (in de rechter schildhoek een klaver, in de schildvoet een wassenaar; verloren: boom (?) in het midden, ster in de linker schildhoek) Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 11 Rippert, notaris, pastoor te Stiens 107. 20/1 (1459) Aankondiging in heer Rippertz antwort; eerder: her Rippert toe Steens, cureit ende en keysers oerkene Staat groen, rond, 21 mm, beschadigd Randschrift PRESBITERI Voorstelling zittende monnik of heilige met wapenschild (anker tegen getraliede achtergrond, waaruit tien omhoog lopende stralen, vijf aan elke zijde van het anker) Commentaar de naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel; omdat heer Rippert oorkonder is en als eerste in de aankondiging wordt genoemd, is aangenomen dat het eerste zegel het zijne is Ritske Boelema, te Leeuwarden 108. 130 (1533) Aankondiging Ritsko ... myn gewoentlicke signetsegel; eerder: Ritsko Boelama Staat groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd Randschrift RB Voorstelling wapenschild (door versmald kruis gevierendeeld: 1 lelie, 2 zespuntige ster, 3 eikel, 4 wassenaar) 109. 131 (1533) Aankondiging Ritscko ... myn gewoentlicke signet; eerder: Ritsko Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden 471 Staat Randschrift Voorstelling 110. 132 (1533) Aankondiging Staat Randschrift Voorstelling Seerp Hanya, doctor 111. 189/1 (1545) Aankondiging Ondertekening Staat Randschrift Voorstelling groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd RB zie nr 108 Ritscko ... myn gewoentlicke singnet; eerder: Ritske Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd RB zie nr 108 doctor Seerp Hanye ... met hoer signetten Seerp Hanya groen, ovaal, 14x13 mm SH wapenschild (gedeeld: rechts twee lelies, paalsgewijs, links hand, de vingers omhoog) Sybit (S[ibrandus?] Bernconis), pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus) 112. 37/2 (1476) Aankondiging her Sybit, personna toe Auldahow toe Liouwerd Staat groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift [S(IGILLVM) S_<......>] BERNCO(N)IS [P(RES)B(ITE)RI] Voorstelling (nog zichtbaar:) heilige (Hieronymus, met leeuw) met wapenschild (lelie, vergezeld van rechtsboven een roos, linksboven een ster, onder een wassenaar; (verloren:) hoofd van de heilige, met kardinaalshoed Commentaar aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 77 Sycke scriver (Leeuwarden) Aankondiging Sycke scriver Commentaar In testament nr 20 (1459) worden zes zegels aangekondigd, waaronder dat van Sycke scriver, maar de oorkonde is door slechts vijf personen gezegeld. De eerste drie zegels konden worden geïdentificeerd (nrs 107, 60, 70), de laatste twee niet. Op grond van de volgorde in de zegelaankondiging is aangenomen dat zij van respectievelijk Walken toe Husum en heer Symon toe Husum zijn (zie nrs 119, 114), maar het is niet uitgesloten dat één van deze beide zegels dat van Sycke scriver is. Syerd ([Si]ardus), vicaris te Rauwerd 113. 42/A2/4 (1481) Aankondiging her Syerd foers.; eerder: her Syerd, vicarii toe Rauwerd Staat groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd Randschrift <SI>ARDI P(RES)B(ITE)RI Voorstelling heilige (Catharina, met zwaard en rad) met wapenschild (twee sterren naast elkaar, daaronder wassenaar) Symon, heer, pastoor te Huizum 114. 20/5 (1459) Aankondiging her Symon toe Husum, personer Staat groen, rond, 24 mm, beschadigd 472 Randschrift Voorstelling Commentaar onleesbaar schildhouder (engel) met wapenschild (vogel met lange hals, de kop naar achter gestrekt) De naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel. Tot deze identificatie is besloten op grond van de volgorde in de zegelaankondiging. Omdat één van de zes aangekondigde zegels ontbreekt en slechts de eerste drie van de vijf zegels konden worden geïdentificeerd, is het niet uitgesloten dat dit vijfde zegel van Walken toe Husum of van Sycke scriver is (zie aldaar). Thadeus, (zeventiende) abt van klooster Klaarkamp 115. 6/1 (1423) Aankondiging domino Thadeo, abbate Claricampi Staat rood, spitsovaal, 49x38 mm, zwaar beschadigd Randschrift S(IGILLVM) THADEI ABBATIS C _L _<ARIC>AMPI SEP_ T_IMI DECIMI Voorstelling in nis staande abt (met boek en staf; waarschijnlijk Sint Bernardus), aan weerszijden een staande figuur achter een borstwering, onderin een zittend dier Thyaert (Titardus), vicaris te Westergeest 116. 107 (1524) Aankondiging heer Thyaert, vicarius in Weestergheest Staat groen, rond, 27 mm, beschadigd Randschrift T __IT _ARD_ _ I <PRES>_ B_IT _E _R _ _I Voorstelling schildhouder (Sint Jacobus, met pelgrimshoed en staf) met wapenschild (vis) Tymen (Timan) Freryck zoen (Leeuwarden) 117. 59/4 (1499) Aankondiging Tymen; eerder: Tymen Freryck zoen Staat groen, rond, 25 mm, fragment Randschrift onleesbaar Voorstelling onherkenbaar Commentaar Van deze zegelaar zijn twee verschillende zegels bekend. Er is te weinig van dit exemplaar over om uit te kunnen maken welk van beide types zich aan deze oorkonde heeft bevonden. Het ene heeft als randschrift: S(IGILLVM) TIMAN FRERICK; voorstelling: schildhouder (linksgewende adelaar) met wapenschild (huismerk nr 21). Zie bij voorbeeld: GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), lade 13 nr 7; RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 60. Het andere heeft als randschrift: TIMAN FREERICK SOEN; voorstelling: schildhouder (rechtsgewende adelaar) met wapenschild (huismerk nr 21). Zie bij voorbeeld: GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 100. Uopke (Wobr[andus?]), pastoor te Engelum 118. 104 (1523) Aankondiging her Uopke, persenne fan Englem Staat groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd Randschrift D(OMI)N(V)S WO_ BR Voorstelling schildhouder (heilige?) met wapenschild (huismerk nr 22) 473 Walken ([Wal]lo?) toe Husum 119. 20/4 (1459) Aankondiging Walken toe Husum Staat groen, rond, 28 mm, zwaar beschadigd Randschrift L _O _ Voorstelling schildhouders (links vrouwenfiguur, rechts leeuw) met wapenschild (gedeeld: rechts twee rozen of sterren (?), paalsgewijs; links onherkenbare voorstelling) met helm (?) en helmteken (uitkomend paard?) Commentaar De naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel. Tot deze identificatie is besloten op grond van de volgorde in de Zegelaankondiging. Omdat één van de zes aangekondigde zegels ontbreekt en slechts de eerste drie van de vijf zegels konden worden geïdentificeerd, is het niet uitgesloten dat dit vierde zegel van heer Symon, pastoor van Huizum, of van Sycke scriver is (zie aldaar). Wolterus, pastoor te Goënga 120. 44/3 (1483) Aankondiging Wolterus, personer in Goyngum; eerder: her Wolterum, personer tho Goynghum Staat groen, rond, 27 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) D(OMI)NI <WO>LTERI P(RES)B(ITE)_ R<I> Voorstelling schildhouder (zittende menselijke figuur) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links huismerk nr 23) Commentaar Het huismerk is gelijk aan dat op het zegel van heer Wolter Johannis, persona van niet nader genoemde parochie, op RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 12 (1474 mei 18; druk: OFO I, nr 247). Wpko Bourmania (Wpka a Bwrmania), doctor 121. 128/1 (1533) Aankondiging doctor Wpko van Bourmania ... met haeren signetten Ondertekening Upko a Buurmania, doctor Staat groen, achthoekig, 14x11 mm Randschrift WB Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links klaver op steel) Commentaar vergelijk het zegel van dezelfde op RAF, Archief Familie Thoe Schwarzenberg en Hohenlansberg, inv. nrs 902, 903 en 1462: op het wapenschild links twee sterren naast elkaar, wassenaar en roos 122. 182/2 (1544) Aankondiging heer Wpco van Buyrmanye, doctor ... hueren segelen Ondertekening Upka Buyrmania Staat rood, rond, 26 mm, beschadigd Randschrift S(IGILLVM) WPKA A BWRMA_ N_IA _ DOCTOR Voorstelling wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links twee sterren naast elkaar, wassenaar, leeuw) Wybrandus, pastoor te Leeuwarden (Sint Maria) 123. 50/4 (1486) Aankondiging Wybrandus; eerder: her Wybren, personna thoe Nyahow Staat groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd Randschrift verloren Voorstelling schildhouder (ridder) met wapenschild (twee sterren naast elkaar, daaronder roos) 474 2. Notarismerken 1. Aggaeus Broersma Tekst: A. B. Aequa lance Opmerking: het devies betekent ’met gelijke schaal’, ’onpartijdig’. 2. Gerryt Douwa zoen Tekst: Gerardus subscripsit Dodonis notarius 3. Hero Abba zoen Tekst: Hero Abb. notarius publicus 4. Jans Tekst: Jans notarius publicus 41 93 1 6 n. 2 475 5. Menno, heer Tekst: M. Johannis W. I. G. De laatste letter is mogelijk een S. 6. Petrus Nicolai Tekst: P. N. notarius subscripsit 7. Remboldus Wilhelmi Tekst: R. W. jure n. s. Remboldi Wilhelmi Opmerkingen: de R is liggend door de W heen geschreven; n. staat mogelijk voor notariatus. 8. Reytgo, heer Tekst: geen 476 9. Wilhelmus Cyriaci Buwalden Tekst: W. C. Unicuique quod suum est Opmerking: het devies betekent ’aan ieder wat het zijne is’, ’elk het zijne’. 10.Wilko Folkerts Tekst: W. F. 11.Wthzio Gerardi Tekst: geen 477 3. Huismerken 1. Abba Sipkens 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 2. Agga Douwes 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 3. Boye Thomas 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 4. Dierck Pier zoon 146A (1538), niet voorhanden, nagetekend in B (1646) 5. Frans, heer, vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus) 179A (1534), op zegel nr 33 6. Frans Sybe zoen Stans, notaris 150A (1539), op zegel nr 37 7. Ghisbert Ghisberts zoen 32A (1473), op zegel nr 47 8. Harmen Dircx zoen 200A (1548) N.B. De twee merken op dit stuk zijn van Harmen Dircx zoen en Peter Symon zoen. Op grond van de volgorde in de getuigenlijst is aangenomen dat dit merk, het eerste van de twee, van Harmen Dircx zoen is. 478 9. Henricus Luce, meester, pastoor te Leeuwarden 145A1 (1538) op zegel nr 50 145A2 (1538) op zegel nr 51 10.Hetto, heer, pastoor te Poppingawier 93A (1518), op zegel nr 53 11.Idts Salinckx 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 12.Jacla Epen soen 174A (1542) 13.Jella Jwisma, heer, deken te Leeuwarden 50A (1486), op zegel nr 59 14.Johannes Wopke zoen 157A (1541), op zegel nr 67 15.Jolthie Wybma 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 16.Meus Agges zoen 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 479 17.Otte Baucke zoen 188A (1545), op zegel nr 86 18.Peter Peter zoen Golt, schepen te Leeuwarden 170A (1541), op zegel nr 92 19.Peter Symon zoen 200A (1548) N.B. Zie de aantekening bij nr 8. 20.Tyardt Douwes zoen 76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B (alle 1551) 21.Tymen Freryck zoen 59A (1499), op zegel nr 117 22.Uopke, heer, pastoor te Engelum 104A (1523), op zegel nr 118 23.Wolterus, heer, pastoor te Goënga 44A (1483), op zegel nr 120 480 4. Alfabetische lijst van testateurs Aeda Keympa zoen Jonghama 42 Aedae Eede zoen Jongghama 127 Aedzert Abbinga 105 Agnes Wierts, zuster 174 Albert Marten zoen 112 Albert Ryoerdt zoen 122 Albert Wilcke zoen en Remck 113 Allert Claes zoen 53 Altger Douwes zoen Houkama 38 Alydt, w.v. Jan Claes zoen 133 Andlef Abbengha 9 Anna Wattema 128 Ansck Himstera 52 Anscke Johan Sybrands zoens dochter 70 Arnt van Suerhusum en Hille 20 Attha, w.v. Fecka 85 Auck Peters dochter, e.v. Liewe Liewe son 136 Barber Tymens dochter en Symon Hoeyte zoen 192 Bauck, e.v. Peer 111 Bauck Kamstera, e.v. Syds van Bottinga 195 Baucke, scipper Ona kyndeskynd 46 Bawck, e.v. Hessel 15 Benedictus Doyngha 7 Bocko, meester 47 Broer Tyarkes zoen en Yde 22 Cathryn (Katheryn, Catryn), w.v. Juw (Jw) Dekema (Decama) 114 123 146 Clothus Bentha 3 Conradus de Nendorpe 1 Cornelius, heer 93 Cornelys Alexander zoen 125 Dirck Adems zoen en Thrin Arents dochter 201 Dode Kamingha 57 Doed, e.v. Hantya 49 Doitia Albada 24 Douwa, doctor 121 Douwa Pibe zoen, heer 81 Douwe Harinxma 90 Douwe Jowsma 124 Douwo Wythyes en Em 153 Ducko Onnama 6 Eda Jonghama 126 Edwar Zyarda 77 Eede van Martena 168 Em en Douwo Wythyes 153 Epo Lyauckema 138 Epo van Martena 177 Fed, w.v. Hendrick 71 Fed, w.v. Wierd Metzies (Fedde Wyrs) 170 187 Feddo Popkema, heer 101 481 Feddricus Hummama 17 Foekel salige Agga Jongama dochter 86 Fokel Gerlefs 110 Foppe, heer 184 Foppo, heer 60 Fosse Aylycama 27 Frauw, e.v. Hero Buirmanye 179 Frederick en Julius van Botnya, gebroeders 197 Fritz van Grunbach 103 Frouck, e.v. Oeds 67 Gabbo Riptema 87 Gattzie Abbe zoen 158 Gerland Hermanna 18 Gerryt van Belcum 41 Gheert, e.v. Anscke Renick zoen 155 Gheryt Midler 59 Ghielt Harkynghe 39 Goedsfrundt en Hylck 102 Goffa, heer 75 Goffe Douwe Abbinghe zoen 82 Goyka Douwes zoenn 83 Grathie Kammynga 37 Gregoris Bertolff van Aken 115 Haebel, v.v. Taecke Glins 163 Harmannus Hopper 33 Haya Kammingha 50 Henrick Nanne soen en Katryn Epes 84 (zie ook 106) Henrick Nanninck zoen 106 (zie ook 84) Hera Jelbits zoen 66 Hero (Here) van Hottinga, heer 160 166 Hessel Tyercks zoen 178 Hessel Boytiema 211 Hessell Abinga 151 Hessell Martena 92 Hille en Arnt van Suerhusum 20 Hylck en Goedsfrundt 102 Idtsck Sythie Haerinxema dochter etc. 169 Idze Jathye soen 68 Jacob Frercx zoen en Tyets Doytze dochter 173 Jan Meynert zoen 88 Janke Sappes 56 Janken, w.v. Douwa Feddes 91 Jarich Epa Hotnya 34 Jarych Haryngs zoen, heer 96 Jayts, w.v. Jacop 139 Jelle, e.v. Reync 21 Jelle Syricks zoen Harinxma 159 Jelmar, heer 79 Jeppa Jeppama 43 Jets, w.v. Tzumma 161 Jeye Sickingha, e.v. Haring Sythiema 209 Joest (Jose), juffer 89 108 482 Johannes Sextinus, meester 95 Jorert Andringha 35 Jouka Tirdema, e.v. Gabba Jerla 51 Julius en Frederick van Botnya, gebroeders 197 Katerina, w.v. Peter Korwer 32 Katerina Siarsma 5 Katherina Mockumma 94 Kathryn Harinxma 62 Katryn Epes en Henrick Nanne soen 84 (zie ook 106) Kempo van Martena, doctor 144 Laes van Jonghama 165 Liewo Pieters zoen 172 (zie ook 150) Luts van Ockema, juffrouw 191 Lutthye (Lutthie, Lutzia) Harincxma (Haricxma, Haryxma) 116-119 Lutyen Gerbrandts dochter 141 Lutze Abbama 16 Lyeuwe Peters zoon en Saepke Rinthie dochter 150 (zie ook 172) Lysck Doekema 48 Lyuck, w.v. Taede Hopper 142 Mammo Mammingha 4 Mathias Dirck zoen, heer 73 Menno Jarla 54 Menno Ponnama 8 Meynt Aeltgema 64 Moy (Moey) Sipkis 143 196 Nanne Reyns (Reyn) zoen 204 205 Obbe Dircx zoen 208 Peer Epo zoen a Bosum 145 148 154 Peter Kammegha 11 Peter Kamyngha 98 Pieter (Peter) Johan (Jan) zoen 134 136 Reintzen Douwe dochter, e.v. Pier Sytzema 199 Rema Hermana en Wytthie Camstra 198 Remck en Albert Wilcke zoen 113 Remtz en Wytthie van Cammingha 129 (zie ook 189) Renck, e.v. Reinner 109 Reynsk Camstra, w.v. Hette van Dekema 186 Ricke toe Dorp 69 Rippert Reyner zoen 212 Ritsche Jelmera 13 Ritske Jaersma, heer 149 Ritsko (Ritske, Ritzske) Boelama (Bolema, Bolama) 130-132 182 190 Roeliff van Bunau, jonker 176 Roetger Mertyns 120 Romko Aynge 23 Ryns Pieter zoen 135 Rynts Minnema 189 (zie ook 129) Saepke Rinthie dochter en Lyeuwe Peters zoon 150 (zie ook 172) Salvius Foppinga 180 Sasker Heeryngha 80 Schelta (Schelte) Andla Latzema (Latzma) 193 206 207 Schelta Lyauckama 40 483 Schelte Lyawkeme 65 Sibbel, w.v. Simon 152 Sibbel Sibbetzme (Sybet) weduwe 61 72 Sicka Allart zoen 36 Siouck van Martena 194 Site Kammingha 14 Syborch, e.v. Heyno Vloghelingh 2 Sybrandt van Roorda 210 Syds Tziarda 157 Syercktzien Donie 183 Symon Hoeyte zoen en Barber Tymens dochter 192 Sytse Harincxma 175 Take van Herama 188 Teeta Jellama 26 Teth Jongema, juffer 202 Tette, e.v. Heere 107 Thiemk Holdinga 29 Thrin Arents dochter en Dirck Adems zoen 201 Tiaerdt van Burmanya, heer 164 Tiedt, w.v. Simon Henrycks 156 Tiets, w.v. Sasker Heringe 104 Titardus carpentator 12 Tjepck Tjepcke dochter 203 Tryn Alberts 200 Tyaerdt van Herama 147 Tyebke Fokelen zoen 31 Tyemck Wibren Boulsme dochter 45 Tyethye Sickes van Nyenhuys 74 Tyets Doytze dochter en Jacob Frercx zoen 173 Tzalling, heer 63 Wabbo, heer 140 Waell Buttima 76 Wattia Harinxma 28 Wiba Thierxma 19 Wiggle Campstra 58 Wipcke Tyercksma 55 Wlck Wyghersma 25 Wlcke Myrcks zoen 100 Wpka Doyema 10 Wythie van Camminga 171 Wytss heer Godschalcks Jungummae dochter 167 Wytthie van Cammingha en Remtz 129 (zie ook 189) Wytthie Camstra en Rema Hermana 198 Wytz Aebyngha (Aebbinge) 162 185 Yde en Broer Tyarkes zoen 22 Yde Bocka dochter Harinxma 44 Yde Heringhe 30 Yeck Thomas 97 Yettie, w.v. [Jan] Ripperts 78 Ytyens, e.v. Hans Eennes 99 Zettie Lickle zoen 181 484 5. Familierelaties van de testateurs Nr Naam Broers Zuster Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 1 (1373 augustus 5) Conradus de Nendorpe Johannes vamme Lo, Henricus Grete Ziburghe tantes van moederszijde: Metteke en Alleke; oom: Johannes de Bremen Hamburg Zie ook het testament van zijn vrouw Ziburghe (nr 2). Nr Naam Broer Zusters Partner Woonplaats Commentaar 2 (1376 januari 23) Syborch Remmeke (x N.N.) Hillegunde, Elteke; halfzusters: Eweke, Hylleke Heyno Vloghelingh Hamburg (kennelijk afkomstig uit Leeuwarden) 1. Eerder gehuwd met Conradus de Nendorpe (zie nr 1). 2. Vermoedelijk was Syborchs broer Remmeke dezelfde als Remmeke Simons sone in Leeuwarden, genoemd in nr 1. Wellicht heette haar vader dus Simon. Nr Naam Partner Woonplaats Commentaar 3 (1401 juli 27 of 28) Clothus Bentha Anseke Rauwerd 1. Erfgenamen: Sicco Ydszarda, Tzalenghus Fethza en zijn broer Poptatus, parochianen in Poppingawier, Rauwerd en Terzool. Anseke krijgt Fetza, met last van jaargetijden voor Taetke en Graetke (misschien hun kinderen?). Poptatus krijgt Bentha, met last van jaargetijden voor Clothus zelf, Odulfus en Dode Tzialengi, waarschijnlijk verwanten. 2. Suggesties voor andere lezingen en interpretatie van namen bij Oldenhof, Parochy Easterwierrum, 48-49. Nr Naam Broers Zuster Kinderen Ov. familie 4 (1407 november 25) Mammo Mammingha Dyo (+?; dochter: Anka); onwettige broers: Ado, Feddeco Ludka geen cognati: heer Jarichus de Horslant (pastoor Nijehove), Focko de Ullauird (parochiaan Nijehove), Hoecko Mennema Leeuwarden, parochie Nijehove Jarichus de Horslant was 1383 deken van Franeker (OFO II, nr 1). Woonplaats Commentaar Nr Naam Ov. familie Woonplaats Commentaar 5 (1409 maart 21) Katerina Siarsma cognati: Jadde, Liubbeke (beide in klooster Bethlehem) Birdaard Erfgenamen, waarschijnlijk ook verwanten: Campo (zoon van Wiardus en Ludde in Lioessens), Sio Clatirsma, Wbko, Wieke in Lekkum, Beike, Eteke, Galteke, Wieko, Atte. 485 Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 6 (1423 mei 27) Ducko Onnama Beyka zoon: Dodo (+?; zoon en dochter) Damwoude Erfgenamen, waarschijnlijk ook verwanten: de gezusters Betteka en Wapeka Ewyngha. Verder is sprake van Tako Jeuwingha en zijn zoon Juweco, scolaris. Nr Naam Partners Woonplaats Commentaar 7 (1424 augustus 12) Benedictus Doyngha Getteka (+), Etheke Burgwerd Benedictus kwam uit Oosterend (UvB, f. 47ar), maar het testament is opgemaakt in Ockinga-huis in Burgwerd. Mogelijk was Etheke een Ockinga. In 1478 is sprake van Donia-goed bij de kerk in Burgwerd, dat inmiddels Nieuw-Ockinga heet (OFO I, nr 285). Verder komt de naam Etheke later bij de Ockinga’s voor Nr Voornaam Partner Ov. familie Woonplaats 8 (1436 oktober 9) Menno Ponnama Atta grootvader: Baldingus Syerdessma omgeving Gerkesklooster Nr Naam Partner Kinderen 9 (1438 februari 28) Andlef Abbengha Hylka zoons: Sywert (x Beyka), Tzaling (abt Mariëngaarde), Adzert (in Mariëngaarde) Blija 1. Over Tzaling, 22ste abt van Mariëngaarde (1427-1462): Wumkes, Sibrandus Leo’s abtenlevens, 24-27. Zijn zegel: RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 88 (1443). 2. Er kunnen goederen vervallen aan een zekere Beyka Abbengha. Zij is niet eenduidig te identificeren. De vrouw van Sywert was Beyka Bolta genaamd (UvB, f. 31r). Ook Andlefs moeder heette mogelijk Beyka: hij vermaakt Tzaling Beyke syn moders solveren knap. Deze passage kan echter ook nog anders worden begrepen, namelijk zo dat Beyke de moeder van Tzaling was, dus wellicht een eerdere vrouw van Andlef. Zie ook Beelaerts van Blokland, ’Nogmaals Aebinga van Humalda’, kolom 6. Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Woonplaats Commentaar 486 10 (1439 oktober 9) Wpka Doyema Focke Marssum Erfgenamen: kinderen van Swob Aylva, waarschijnlijk dezelfde als N. Juwsma, getrouwd met Tjaard Aylva (UvB, f. 32r). Hun dochter Yde liet Doyema goed te Marssum na (nr 30), en hun zoon Douwe noemde een dochter Swob. Nr Naam Partner(s) Kinderen Woonplaats Commentaar 11 (1440 mei 8) Peter Kammengha Sicke zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke Leeuwarden 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Nr Naam Zuster Partner Kinderen 12 (1442 november 17) Titardus carpentator Jeselick (zoon: Hermannus) Jeselicka zoon: Wibodus; dochters: Catrina (+?; dochter: Syka), Tjalla, Rimika (+?; zoon: Amelius; dochters: Anka, Katrina), Frouckia avunculus: dominus Dodo; soceri: Wibodus, Elgerus Almenum Erfgenamen: Wibodus, Tjalla, Frouckia. Catrina en Rimika zijn dus waarschijnlijk al overleden. Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Kinderen Woonplaats Commentaar 13 (1450 januari 17) Ritsche Jelmera dochters: Jouke, Jeltgie, Wytgie, Aensche, Hilleka (enige die nog niet is uitgeboedeld) Ameland 1. Geboren 1383, overleden 1450; trouwde eerst Tiemck N., later Ayl N. (UvB, f. 35v). 2. Erfgenamen: Remmeka, Kempa, Haye, Ayle en Elke, kinderen van vooroverleden zoon Sasker (UvB, f. 35v). Er was nog een (onechte?) zoon. Zie OFO II, nr 214 (1439): huwelijkse voorwaarden van Hannyka Ritzeka soen van Ameland en Thied Doekka dochter Hemmemma. 3. Over de afhandeling van de nalatenschappen van Ritsche en Sasker: OFO II, nr 216 (1450); IV, nr 14 (1452); III, nr 6 (1466); IV, nrs 40 (1473) en 42 (1474); I, nr 252 (1474); ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.9 (1450). Nr Naam Moeder Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 14 (1451 april 18) Site Kammingha Frouke Peter (+) zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke Leeuwarden 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Nr Naam Partner Kinderen 15 (1452 oktober 4) Bawck Hessel (+?; er worden missen besteld voor de zielen van Bawck zelf, haar kinderen en haar vader en moeder) 487 Woonplaats Commentaar waarschijnlijk Nijland Erfgenamen: Ebela (x Ynne Bockes of Bocka Ynnes?) voor de ene helft, voor de andere helft Bawcks zusterlingen en de kinderen van Douwe Hiddema. Tot die kinderen horen mogelijk Epa Hiddama en Hidde (dochter: Jetcke x Hyn). Omdat de zusterlingen en de kinderen van Douwe Hiddema in één adem worden genoemd, is het aannemelijk dat Douwe een broer van Bawck was, dus dat zij behoorde tot de Nijlandse familie Hiddema. Douwe, getrouwd met Tyet Hoytema, noemde een dochter Bauck (UvB, f. 62r). Ook de andere goederen waarover Bawck beschikt, Wybenga en Gerlinga, lagen in Nijland (RvdA II, 343-344). Bij de uitvoering van het testament is een rol weggelegd voor Lolle Ockinga (x Hisse), mogelijk een verwant. Nr Naam Partner Woonplaats Commentaar 16 (1455 oktober 9) Lutze Abbama (+) Campe Abbama (+) Huizum Lutze en Campe zijn vermoedelijk de ouders van Hessel, met wie de genealogie van de familie Abbema in Huizum begint (UvB, f. 32v). Nr Naam Zuster Partners Kinderen 17 (1455 november 26) Feddricus Hummama bastaardzuster: Truyd (x Abba, heeft kinderen) NN (+); Eteka (moeder: Eteka) zoons bij Eteka; erfgenamen: omnes filios suos ac fi[....] (aan te vullen tot filiam of filias) Dronrijp Eteka was een dochter van Tiete Hettinga; haar broer Epo trouwde Feddricus’ zuster Jel (UvB, f. 48v-49r). Uit dit testament blijkt dat Eteka een dochter was uit Tietes tweede huwelijk, met Eteka Ockinga, niet uit zijn eerste met Tryn Bockema. Woonplaats Commentaar Nr Naam Ov. familie Woonplaats Commentaar 488 18 (1456 januari 17) Gerland Hermanna grootvader: Tako Campstra Minnertsga 1. Dochter van Lolle Ockinga en Bauck N., trouwde Wibrand Hermana (UvB, f. 56r). Uit de naam van de grootvader blijkt dat haar moeder een Camstra was. Volgens Schotanus, Tablinum, 118 (1413 september 1) had Tako behalve twee echte zoons ook twe Petre, dat syne naturlike kinderen synt. 2. Erfgenamen gelijkelijk: Tytardus (x Anka; dochter: Katharina) en Eppo (x Ebela; zoon: Dodo), kinderen van Teda (+); Taco en Jella (x Laurentius; dochter: Katharina). Teda was volgens het niet overgeleverde testament van Bauck uit 1420 de dochter van Gerland en Wibrand (UvB, f. 56r). Gerland stelt executeurs aan voor het maken van een scheiding tussen Taco en Jella, haar opgedragen in het testament van de overleden Hobbo. In de gangbare Hermana-genealogieën zijn Taco en Jella beschouwd als kinderen van Gerland en Wibrand (UvB, f. 47av; SFA I, 199), maar omdat Gerland haar in dit testament gelijkstelt met haar kleinkinderen, is het aannemelijker dat een generatie moet worden tussengevoegd. Dit wordt bevestigd door EHD, 1427: Wibrand (+ 1427), zoon van Hobbe Gerbranda en Katarina Wiarda, trouwde Sytz, enige dochter van Tzierck Hermana; kinderen: Douwe (x Bauck, enig kind van Pybe Tzymmingha te Oosterbierum), Hobbe (van hem stammen de Hermana’s af), Katarina (x Pybo Sickema te Herbaium; van hen stammen Sickema’s en Rinia’s af, vgl. nr 48). Volgens deze bron was Wibrand dus een Gerbranda, die zich Hermana noemde naar zijn eerste vrouw, en was Hobbo zijn zoon uit zijn eerste huwelijk. 3. Beelaerts van Blokland, ’Van Aylva’, kolom 31-32, suggereert op grond van hun voornamen dat Tytardus en Eppo Aylva’s zijn. Aan zijn betoog kan worden toegevoegd dat het opvallend is dat Epo Tiaerds zoen Aylva getrouwd was met een Ebel, en o.a. een zoon Douwe had (UvB, f. 32r). 4. Verdere familie, niet als zodanig aangeduid: Lollo Ockinga (x His; dochter: Katharina), zoon van Gerlands broer Epe (UvB, f. 56r); Upko in Hitzum (x Tetta), kleinzoon van Gerlands zuster Geel (PKAF 4, 19-21). Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats 19 (1456 juni 5) Wiba Thierxma Thierck? Bauke dochter: Ulke Broek Nr Naam Woonplaats Commentaar 20 (1459 januari 12) Arnt van Suerhusum en zijn vrouw Hille Stiens of Leeuwarden 1. Arnt leefde nog 1476 januari 5 (OFO I, nr 265). Hij overleed vóór 1478 augustus 1, toen Hille fan Zwolle, saelighe Aernts fan Swrhusin naelaeten hwsfrouwe het Sint Jacobsgasthuis te Leeuwarden stichtte (OSA, nr 54). Uit dit laatste stuk blijkt dat Hille een broer Henrick had. 2. Verder genoemd: Herman van Suerhusen en Metta Leferts dochter. In OSA, nr 54 worden Arnts neven Loedwich en Harmen van Surhusin genoemd. Nr Naam Broer Partner Woonplaats 21 (1459 januari 14) Jelle N.N. (erfgenaam) Reynck Wolsum Nr Naam Vader Kinderen 22 (1465 april 21) Broer en zijn vrouw Yde van Broer: Tyark zoon Alle (geprofest in Anjum) en uitgeboedelde kinderen Tnr Naam Broer Zuster Kinderen Ov. familie Woonplaats 23 (1465 mei 30) Romko Aynge N.N. (zoons: Fecko, Gayko) Bauke (geprofest tertiaris; in Fiswerd?) natuurlijke zoon: Feddo nicht: Tyamka (had huwelijkscontract met Haringus Woldens zaliger) wordt provenier in zusterklooster Fiswerd 489 Commentaar Zie ook UvB, f. 51v: Tiemck Aynge, dochter van Halbet Aynge en Moed, trouwde Liwe Juckema (1472). Mogelijk was zij dezelfde als Romko’s nicht Tyamka, en was Halbet dus de niet met name genoemde broer. Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 24 (1466 mei 6) Doitia Albada Saep (in de marge: ’van Douma geslachte’) zoons: Rienck en Lieuwe; dochters: Syt en Hylck begrafenis in Sneek; land in Wieuwerd, Rauwerd en Abbingawier Zoon van Riurd Albada en Magdalena Sjaarda, woonachtig in Sloten (UvB, f. 33r). Saep is niet thuis te brengen in de genealogie Douma. Nr Naam Kinderen Woonplaats 25 (1471 november 13) Wlck Wyghersma zoon: Rippert; dochters: Hilck, Thet (+; zoon: Jetke) Almenum Nr Naam Partner Woonplaats 26 (1472 maart 12) Teeta Jellama Alle Haskerconvent (provenier) Nr Naam Woonplaats 27 (1472 augustus 28) Fosse Aylycama Achtkarspelen (genoemd: Buitenpost, Lutkepost, Gerkesklooster, Vrouwenklooster) Relatie onduidelijk tot: Meynd Aylycama (= Meynt Aeltgema van nr 64?), Bror Aylycama, Yette Bynnama, Ment Ballama, Yelte, Yma, Onne, Remmie, Galtye, Wyger, Leeke. Commentaar Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Partner Kinderen Woonplaats 490 28 (1472 november 11) Wattia Harinxma Bocka Sacka dochters: Sytg (non), Hilka, Wybrich; zoons: Pieter, Renick; dochter bij Ebel: Kathryn Sneek/Sloten 1. Zoon van Bocke Harinxma en Gaets Dekema; trouwde Saeck Camminga (UvB, f. 47r). Een huwelijk van Wattia en Ebel is niet bekend, dus misschien was Kathryn een buitenechtelijk kind. 2. In het notariële onderschrift is sprake van ’predictam dominam Wyttiam’. In het testament wordt echter geen Wyttia genoemd. Mogelijk wordt bedoeld Wyts Juwsma, vrouw van Wattia’s broer Juw (UvB, f. 47r). 3. Literatuur: Kater, ’Testament’. 29 (1472 december 31) Thiemk Holdinga N.N. (zoon: Thiard) Tiepka zoon: Botta (bastaarddochter: Renke); dochter: Dode (x Taka; dochter) Aalsum (bij Dokkum) Commentaar Thiemk Meckema noemde zich naar haar man Gabbe Holdinga (UvB, f. 49v en 55r). Kennelijk is zij na de dood van Gabbe hertrouwd met de verder niet bekende Tiepka. Nr Naam Broer Kinderen 30 (1473 april 23) Yde Heringhe Douwe Syaerda (zoon: Sicke) zoons: Haya en Eelck (+?; is geen erfgenaam); dochter: N.N. (zoon: Sasker) ’fadir’ (schoonvader?): Aesghe Rauwerd 1. Dochter van Tiaerd Aylva en N. Juwsma (erfgename van Wpka Doyema; zie nr 10); trouwde eerst Eelck Heringa (bij wie Eelck), daarna Sasker Jelmera (bij wie Haya en Eelck). Zie UvB, f. 31v en 35v-36r, en Beelaerts van Blokland, ’Van Aylva’, kolom 16-17. 2. Ydes broer Douwe Aylva noemde zich naar zijn vrouw Eedwer Sjaarda (zie nr 77). Zie ook de testamenten van Ydes zoon Haya (nr 50) en haar schoonzoon Wiggle Camstra (nr 58). Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader/moeder Partner Woonplaats 31 (1473 juni 11) Tyebke Fokel Fedde (+) genoemd: Haskerconvent, Langweer, Oldeboorn, Akkrum Nr Naam Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 32 (1473 september 24) Katerina Peter Korwer (+) voogd: Ghisbert Ghisberts zon afkomstig uit Sneek (daar haar persona), gaat in convent Aalsum Over de afhandeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 57 (1473 december 10): Agga Ubba zoen en Lisabet Jacobs dochter doen afstand van hun aanspraken. Nr Naam Broer Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 33 (1475 maart 11) Harmannus Hopper Ghelmer Lamme Huynge (+) zoon: Harmen; natuurlijke zoon: Harmen Groningen De familie Hopper was afkomstig uit Staveren. Zie ook het testament van Lyuck, weduwe van Taede Hopper, zoon van Harmannus’ broer Tymen (nr 142; zie SFA I, 220). Nr Naam Vader Broers Zuster Partner Kinderen Woonplaats 34 (1475 mei 25) Jarich Hotnya Epa Jacob, Anna, Wyba Hyla Swob dochter: Doed; zoons: Ju, Epa, Hera Nijland 491 Ov. familie Commentaar Nr Naam Broers Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Broer Zusters Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Moeder 492 voogden over kinderen: Douwa Zyaerda, Tyaerd Juuinga, Sicka Zyaerda, Eedwer Zyarda en Swob 1. Zoon van Foekel Hottinga en Epe a Kee; trouwde Swob Sjaarda (UvB, f. 50v). 2. Zie ook de testamenten van Swobs moeder Eedwer Sjaarda (nr 77), hun dochter Katryn (nrs 114, 123, 146) en hun schoonzoon Hessel Martena (x Both; nr 92). 35 (1476 mei 15) Jorert Andringha Tyard Garbrich mette: Idska; megen, sibben die erven: Tyard, Feyke (in A2 neef genoemd), Sigher, Douwe, Atte; overige megen: heer Hoitie en zijn twee zusters in Monnikebaijum Akkrum 1. Zoon van Hotteka (zegel nr 68). Zie verder: Andringa, 11-14. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO I, nrs 269 (1476 mei 30) en 270 (1476 juli 21); GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 35 (1476 november 14). 36 (1476 september 16) Sicka Allart N.N. (+) Petryke vrijster: Hisse Ofka Dotinga dochter nichten: Petrike Claes dochter, Aeyle; meegh: Hauck; moei: Eedwer Zyaerda, Doede; onduidelijke relatie tot Wlbed Haya zoen, Reynu Wlbeds dochter, Sasse Wlbets Dronrijp of Franeker 1. Sicka’s vader Allart moet een broer zijn geweest van Eedwer en Sicke Sjaarda. Hun grootouders waren volgens de gangbare genealogieën (UvB, f. 60r; SFA I, 361) Goffe Sickes Sjaarda en Eedwer Gerbranda. Goffe was echter de naam van de tweede man van Eedwer, Goffe Tamminga, die zich Sjaarda ging noemen (bij voorbeeld Rechtsomgang Franekeradeel, p. 35). Haar eerste man was Allart Sjaarda (Sibrandus Leo’s abtenlevens, 57-58: Sicko Syarda, Allardi filius en: Eduardam, Sickonis matrem. Naar hem zal Sicka’s vader Allart zijn genoemd, evenals de in dit testament genoemde Allart Foppa zoen (een zoon of kleinzoon van Foppa, zoon van Eedwer Gerbranda en Goffe Tamminga). 2. De naam van Sicka’s moeder blijkt uit het kalendarium van Dronrijp (Schotanus, Tablinum, 21): 1476 september 18 overleed Sicco Alardi Oedsinga, die het testament van zijn moeder Engele Oedsinga (+ juni 7) bevestigde. Sicco en zijn broer Epo overleden zonder kinderen. 3. Sicka laat Oedsinga stins na aan Eedwer Sjaarda. In 1479 geven haar man Douwe en hun zoon Sicke deze als huwelijksmedegave aan haar kleindochter Katryn Hottinga (OFO IV, nr 52). 37 (1476 december 10) Grathie Kammynga Doede (x Haya) Broers Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar Peer, Liuwa Waltya nouwa: Hidda; tantes: Tyemck (x Menna) en Sack (+; x Waltya; kinderen); twee nichten in Nijeklooster; twee nichten in Bethlehem. Leeuwarden 1. Dochter van Sicke Camminga en Doed Dokema (zie nr 57), die hertrouwde met Haye Heringa (zie nr 50); Grathie trouwde Peter Abbes Onsta, Epo Jankes Douma en Watze Abbes (UvB, f. 35v-36r). 2. De tantes Sack en Tyemck waren zusters van haar vader, getrouwd met resp. Waltya Harinxma (nr 28) en Menna Eminga (UvB, f. 35v-36r). Verder genoemd: wijlen Siuck. Haar vader had een broer Siuck, en ook haar grootvader van moederskant heette zo (zie nr 57). Waarschijnlijk is die bedoeld, en was de getuige Jw Sioeka zen haar oom. Nr Naam Vader Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 38 (1478 augustus 13) Altger Houkama Douwe Yda nift: Anske; miegh: Epe (erfgenamen) Bolsward Is de patroon in Schillaard geld schuldig samen met Jan, mogelijk een broer (waren Anske en Epe zijn kinderen?). Altger overleed vóór 1484 maart 24 (GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 539). Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats 39 (1479 februari 3) Ghielt Harkynghe Yde dochter: Baucke ooms dochter: Yeske Oosterwierum Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 40 (1479 april 13) Schelta Lyauckama Tyetie dochter: Ebel; zoons: Schelte, Sicke, Epe, Wibe moer: Doed Hibbema Sexbierum 1. Zoon van Schelte Liauckema en Ebel Hibbema (SFA I, 246); trouwde Tyetie van Nyenhuys (zie nr 74). 2. Wibe krijgt het deel van Hibbema goed dat hem is nagelaten door wijlen Wibe Hibbema, Ebels vader. Doed Hibbema (zuster van Wibe of Ebel?) heeft Wibe ook haar deel toegezegd. 3. Zie ook de testamenten van Schelta’s zoons Epo (nr 138) en Schelta (nr 65) en diens vrouw Lutthie Harinxma (nrs 116-119). Volgens het testament van Epo was Ebel onecht kind. 4. Onduidelijk is de relatie tot Tzaling en Andla, aan wie Schelta zijn aandeel in de renten en landen in Dirck Smitsme goed nalaat, mits zij hun moer met rust laten en verder geen aanspraak maken op de nalatenschap van Doed Hibbema. De naam Andla komt later voor bij de familie Latsma te Sexbierum, die blijkens de testamenten van Schelta Andla Latsma (nrs 193, 206, 207) een nauwe maar schimmige relatie had met de Liauckema’s. 493 Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 41 (1480 februari 13) Gerryt van Belcum Wyttie zoon: Pytter; nog vier andere kinderen ’swager’: Symen Leeuwarden 1. Legaat aan kinderen van overleden Willem, wellicht een zoon. 2. Gerryts dochter Lieuwkie trouwde Jacob Canter (zie Roarda, ’Canter’, 67). Nr Naam Vader Broers Zuster Partner Kinderen Ov. familie 42 (1481 maart 29) Aeda Jonghama Keympa broer: Eeda; halfbroers van vaders kant: Hessel, Aggha, Hetto Ansck (Nijeklooster) Hacke natuurlijke zoon: Johan matta: Mynno Eeda zoen; nichten: Teete Wiba lya, Wyttia, Lwttie; zusterling: Lwttye Feykis (zoon: Bocke) Rauwerd 1. Zoon van Keympa Jongema en Ansck. Kempo hertrouwde Jel Harinxma. Aeda trouwde Hac Eysinga. (UvB, f. 52r). 2. De zusterling moet Luts Feykis Oenema zijn, vrouw van Feyke Bockes Harinxma. Zij hadden inderdaad een zoon Bocke. Aeda legateert een en ander aan Feyke Oenema, vader van Luts (of haar man, in dat geval door Aeda genoemd naar haar familie). De precieze betekenis van ’zusterling’ is in dit geval onduidelijk. Luts had een zuster Ansck, mogelijk de moeder van Aeda. Weliswaar was Ansck volgens UvB, f. 41v een kloosterlinge, maar dat lijkt op een vergissing te berusten. Verder was Luts een zuster van Jel Harinxma, de tweede vrouw van Aeda’s vader Keympa. 3. Aeda’s halfbroers krijgen Geynsera gued in Wommels. Zie verder de aantekeningen bij de testamenten van Foekel en Laes Jongema (nrs 86 en 165). 4. Zie ook de testamenten van Aeda’s broer Eeda (nr 126) en diens zoon Aeda (nr 127). Mogelijk is de in dit testament vermelde Mynno Eeda zoen, Aeda’s matta, later ook Aeda genoemd. Woonplaats Commentaar Nr Naam Broers Zusters Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 494 43 (1483 oktober 29) Jeppa Jeppama Feye, Oentge, Gerit Bottie, Ulke; zusterszoon: Saling Luttge moeien in Bethlehem; aparte legaten aan zuster Ethie (Bethlehem?), zuster Saepke (Foswerd) Westernijkerk 1. Jeppa’s moeder was Frouck Helbada, die na het overlijden van Jeppa’s vader hertrouwde met Ernst Unema, bij wie Feye, Oentge, Gerit en Ulke (UvB, f. 63r; Bottie ontbreekt daar). Als vader van zijn zuster Ansck (x Sids Botnia; zoon: Tjalling, waarschijnlijk de genoemde zusterszoon) wordt tezelfder plaatse Jeppa senior vermeld, die dus tevens vader van Jeppa kan zijn. Elders heet Jeppa een zoon van Jackle Jeppama (+ 1411 september 2), maar gezien diens sterfjaar kan deze ook zijn grootvader zijn geweest (EHD, 1411). Jeppa trouwde Luts Jelgers Feitsma (UvB, f. 63r). 2. Inkomende renten worden opgebeurd door dreyerhanda, als Gaucke Feyckema, Tierck Stennertsma und Wopke kinder. Het is onduidelijk op wie dit betrekking heeft. 3. Het testament is overgeleverd in een procesdossier betreffende een twist tussen Sibt Unema (zoon van Feye; UvB, f. 63r) en Salingk Sitze (zoon van Ansck en Sids Botnia). Nr Naam Vader Moeder Broers Zusters Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Broer Zuster Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 44 (1483 december 20) Yde Harinxma Bocka (+) Gautke (+) Watkie (+; zoons: Peter, Renyk; dochters: Hylke, Kathrine, Sythe (non)), Feykie (+; zoon: Bocke; dochter: Katherine), Juu (+; dochter: Lwtke); bastaardbroer: Johannes Hysse (non), Jelle (+; zoons: Hessel, Agghe, Hette; dochter: Anske (non)); bastaardzuster: Lysbeth Sneek Dochter van Bocka Harinxma en Gautke Dekema, ongehuwd (UvB, f. 47r). 45 (1484 juni 29) Tyemck Wibren Boulsme (+) Bauke N.N. (zoon: Wibren, erfgenaam) Gerbith oom: Yfka; nichten in klooster Bethlehem: Meensche, Remet, Ayl; familie van Gerbith: zuster in klooster Weerd, zusters dochters (ook in Weerd?) Leeuwarden 1. Wibren Boulsma was gehuwd met Imck Hemmema, die in 1475 kinderloos zou zijn overleden (UvB, f. 47av). Tyemck trouwde Gerbith Mennama (OFO I, nr 455; 1502 januari 21), die overleed vóór 1505 maart 29 (OFO I, nr 499: Aedzert Lyuwa zoen Mennama en zijn broers Tzalingh en Gerbeth noemen wijlen Gherbet Mennama hun oom). 2. De neef Wibren heeft waarschijnlijk de naam van zijn grootvader aangenomen, en maakte in 1514, 1516 en 1519 deel uit van het Leeuwarder stadsbestuur (Schuur, ’Peilingen’, 56). Commentaar 46 (1484 juli 31) Baucke grootvader: scipper Ona. (opgemaakt in klooster Workum, waaraan zij ook de helft van haar goederen schenkt) In dorso: ’Bauke Sierkes brief’ en (doorgehaald): ’Bauke Wabbes brief’. Nr Naam Broers 47 (1484 september 23) magister Bocko Remcko, Gerbodus (waarschijnlijk +; zoons) Nr Naam Ov. familie Woonplaats 495 Zuster Ov. familie Woonplaats Commentaar Syoucka nicht: Roncko, dochter van Gerardus en Volke; neef: Bucho Warga Zoon van Ferricus Folcarts Aytta en Sydtz Bocho dochter de Hemrichem; prebendaris in Wirdum (Genealogia Ayttana, 257; SFA I, 15). Nr Naam Vader Moeder Zuster Partner Kinderen 48 (1484 december 4) Lysck Doekema Pyba Kathryn Syttye Docka (+) zoons: heer Wke, Haya, Hobba, Harynk (jongste zoon), Pyba (+; kinderen), Douwa (+; kinderen); dochters: Ymck (jongste dochter), Bauck, Teedt, Hys, Syttya (non?) Blessum Dochter van Pyba Sickema en Kathryn (UvB, f. 57r). Kathryn was een dochter van Wibrand Gerbranda en Sytz Hermana (EHD, 1427; vgl. nr 18). Lysck trouwde Doeke Rinia (+ 1478 februari 2; zie GFL IV, 36-37: Blessum, G45). Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Zusters Partner Woonplaats Commentaar 49 (1485 juli 13) Doed (+) Tyaerd twee Hantya Heringha Ballum op Ameland Hantya was een bastaardzoon van Haya Camminga (zie nr 50). Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 50 (1486 maart 9) Haya Kammingha (+) Doed Kammingha zoon: Peter; dochter: Syoeck; natuurlijke zoon: Hanthia Leeuwarden (aulderman) 1. Zoon van Sasker Jelmera en Yde Aylva (nr 30), weduwe van Eelck Heringa; trouwde Doed Dokema (nr 57), weduwe van Sicke Camminga (UvB, f. 35v). 2. Zie ook het testament van Doed, de vrouw van Hanthia (nr 49). Nr Naam Broer Zuster Partners Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 51 (1474-1488) Jouka Tirdema N.N. (dochter Doed in Bethlehem) N.N. (dochter in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum) Wrp (+; begraven in Rinsumageest), Gabba Jerla dochters: Kynsche, Auka van Gabba: Doda Jarla (twee dochters in Sion; zuster: Auke) Wetsens 1. Dochter van Sitse Martena en Jel Harinxma (UvB, f. 54r), trouwde Worp Tjaarda (vandaar de dorsale aantekening: Jouck Tyaerda), later Gabba Jarla. Zij zou ook getrouwd zijn geweest met Ede Hessels Jongema (UvB, f. 52r; vgl. SFA I, 99 en 268). Dit is echter onwaar- 496 schijnlijk, omdat hij haar halfbroer was van moeders kant. Of was Jouck misschien een dochter van Sitse Martena uit zijn eerste huwelijk met Hilck Camstra? 2. Zie ook het testament van Gabba’s broer Menno (nr 54). 3. Onduidelijk is de relatie tot de dochter van Kempa (in klooster Bethlehem). Mogelijk Ansck, dochter van Kempa Jongema (UvB, f. 52r). Nr Naam Partner(s) Kinderen Woonplaats Commentaar 52 (1491 maart 25) Ansck Himstera Sippe (+) zoons: Feye, Reenck, Syds; dochters (waarschijnlijk +; kinderen) Morra Volgens UvB mogelijk een dochter van Feio of Poppo Heemstra. Trouwde Sippe Sids zoen Tjaarda, die zich Heemstra ging noemen. Zij zouden in 1484 samen een testament hebben gemaakt (UvB, f. 61r en 46r). Nr Naam Vader Broer Zusters 53 (1493 januari 17) Allert Claes heer Willem (+) Lysbeth (x Jan), Ghertruut (x Gherrit), Katherina (x Reyner), alle woonachtig in Sneek; één van hen heeft zoon Jacob schoenmaker Wendelmoet meech: heer Johannes (Oegeklooster?) Leeuwarden Over de testateur (+ uiterlijk 1505): Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nr 87. Over het legaat aan de armen verder: OFO I, nr 540 (1508). Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Zusters Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Kinderen Woonplaats Commentaar 54 (1494 juli 18) Menno Jarla Gabba (+; zoon: Suiwart; dochter: Lyns) twee (Sion) dochters: Riska (Sion), Rixt, Gabke; zoons: Botto, Emko; ’spoelkint’ bij huisvrouw Griet: Sibet nicht: Heelka (Sion) Wetsens 1. Voogden over de kinderen: Sibet Scheltama, Pibo Ropte, Tjaerd Narle. 2. Zie ook het testament van Jouka, vrouw van Menno’s broer Gabba (nr 51). 55 (1496 januari 8) Wipcke Tyercksma dochters: Janke, Eedwert, Hiss (+; zoon: Tyerck) Franeker, afkomstig uit Bolsward 1. Getrouwd met Tyerck her Johannes zoen (OFO IV, nr 27: Peer her Johannes zoen noemt de kinderen van Wypke Tyarkis wedue myns boeders kynderen). Tyerck wordt voor het laatst vermeld 1455 januari 29 (OFO IV, nr 19). Hij overleed vóór 1462 april 4, als sprake is van Wypke Tyerkis weduwe (OFO IV, nr 25). Zie voor verdere familieleden: Bunskoeke, Inventaris, IX. 497 2. Verder genoemd: Douwa en Hera, echtgenoten van Janke en Eedwert (nrs 91 en 66). Onduidelijk is de relatie tot Foppa Broers zoon en zijn dochter Hisse. Wipcke meldt dat zij hem geld leende toen zij die comenscap overgaf. Mogelijk was hij haar tweede man. Foppa is getuige bij het testament van Wipckes schoonzoon Hera (nr 66). Nr Naam Vader Zuster Partner Woonplaats Commentaar 56 (1496 januari 28) Janke Sappe N.N. (Walle?) Tathie omgeving Haskerconvent Getuigen: ’Ate Lyepes zoen in Haskerdyken, Ebeke, Wybe, Symer ende Janke suster, Walle, ende meer goede mannen’. De formulering is nogal cryptisch, maar mogelijk is de naam van de zuster Walle. Nr Naam Partners Kinderen 57 (1499 maart 22) Dode Kamingha Sicka (+), Haye (+) dochter: Syouck (zoons: Watthia, Wythia); zoon: Pieter (dochter: Graetthie; zoons: Sicke en Wythia) ’myegh’ in Gerkesklooster; nichten in Sion Leeuwarden 1. Dochter van Siuck Dokema en Siouck Juwsma; trouwde eerst Sicke Camminga, daarna Haye Jelmera alias Heringa, die zich Camminga ging noemen (zie nr 50); uit het eerste huwelijk een dochter Grathie (zie nr 37), uit het tweede Pieter (zie nr 98) en Syouck (UvB, f. 35v; vgl. f. 36r). 2. Over de afhandeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv. nr 37 (1528-1529). Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 58 (1499 april 14) Wiggle Campstra Eelck (+); Doed zoon: Sasker; dochters: Auck, Gauthie Oosterwierum Zoon van Rienck Camstra en N.N.; trouwde Eelck Heringa, bij wie Sasker (zie nr 80, en het testament van zijn tweede vrouw Tyets Jousma, nr 104), en Doed N., bij wie Auck. Uit dit testament blijkt dat de volgorde van de beide echtgenotes anders is dan wordt aangenomen (UvB, f. 37r, SFA I, 79), en dat er nog een dochter Gauthie is geweest. Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 59 (1499 mei 2) Gheryt Midler Ethye (+) zoon: Jan (Klaarkamp?); dochter: N.N. (+; kinderen) neef: Halbet (mogelijk neef van getuige Yarych) Leeuwarden (kerkvoogd Sint Vitus) Van het derde deel van de nalatenschap dat naar Klaarkamp gaat, krijgt Jan (de zoon?) vier enkelgulden per jaar boven kost en kleding, en Deuke een huis. Hun relatie tot Klaarkamp is hier onduidelijk. Zie echter GPCV II, 550-551: Gheryts zoon Johannes draagt zijn erfdeel over aan het klooster Klaarkamp, waar hij donaat is (1528). 498 Nr Naam Vader Broer Ov. familie Woonplaats 60 (1499 september 14) heer Foppo Aepka Alle (dochter: Yde of Ytie (x Robyn?); kleinkinderen) zwager: Robyn (man van Ytie?) klooster Aalsum (biechtvader) Nr Naam Broer Zuster Partner Kinderen 61 (1501 april 3) Sibbel Sibbetzme heer Jelle (+) Tyesck (non) Sibbeth (+) zoons: Sibbren, Frans (+); dochters: Teet (+; getrouwd), Kathryn (+; getrouwd); kleinkinderen: Gryd, Auck, Wolter (waarschijnlijk van de dochters, want Sibbren moet compensatie krijgen als de kleinkinderen meer eisen) moer: Anske; veel kleine legaten aan niet nader aangeduide verwanten Leeuwarden 1. Dochter van Sybrant Peters Auckema (OFO I, nr 410). Als haar moeder wordt gewoonlijk genoemd Auck Siercks dochter Donia (SFA I, 28). Dit gegeven lijkt terug te gaan op Suffridus Petrus (De scriptoribus, dec. IX, 1). Volgens andere bronnen heette haar moeder Auck Douwama (RAF, Archief Familie Van Beyma thoe Kingma, inv. nr 628; OFO I, nr 91). 2. Trouwde Sibit Jacobs zoen, die overleed vóór 1488 november 10 (OFO I, nr 363: Sibbel, zalige Sibit Jacop senss weduwe, kwiteert haar broer Johan voor de uitvoering van het testament van hun vader). 3. De herhaaldelijk genoemde Peter Johan zoen is een zoon van Sibbels broer Johan Sybrants. Ook zijn kinderen Peter en Auck worden vermeld, zonder dat de relatie tot de testatrice wordt geëxpliciteerd (SFA I, 28; Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nrs 80, 216, 281). 3. Zie ook Sibbels gewijzigde testament (nr 72), en de testamenten van haar neef Peter (nrs 134, 136), haar nichten Anscke (nr 70) en Teeth (nr 156), en haar kleindochter Auck (nr 137). Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Zuster Partner(s) Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 62 (1501 oktober 28) Kathryn Harinxma Bocka (+) Yde N.N. (+); Lou (zuster: Eelk) drie, ’van beyde bedden’; dochter: Luthye (voogden: Jw Dekama, Eedwer Zyaerda); voogden van andere kinderen: Low, meyster Hetto, Jw Dekama, Hessel Martna moeien: Hisse (Nijeklooster), Anska (Foswerd), Lysbeth (Groendijk); nicht: Syth (Nijeklooster); moer: Eedwer Sneek 1. Dochter van Feike Harinxma en Luts Oenema; trouwde eerst Tjaard Sjaarda, daarna Lou Donia, zoon van Peter Ockinga (UvB, f. 47r). 2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Swobbe Jarichs (zuster van haar eerste man Tjaard Sjaarda) en Katryn Jw Dekama wyf (dochter van Swob en Jarich). Zie UvB, f. 60r. 3. Volgens UvB f. 47r had Kathryn alleen een broer Bocka. Dat er drie 499 kinderen waren, blijkt uit de wens van Kathryn dat de voogden voor een derde deel de uitvoering van haar moeders testament betalen. SFA I, 150 noemt in plaats van Yde een zuster Hylck. 4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO I, nrs 473 (1503) en 492 (1505). Nr Naam Broer Zuster Woonplaats 63 (1501 november 26) heer Tzalling Tialcke (zoon: Tiaerd; dochter: Bauck) N.N. (dochter: Rints) Marssum (prebendaris) Nr Naam Partners Kinderen 64 (1503 juni 23) Meynt Aeltgema Eelke (+; uitgeboedeld door grote Gayke); Sytge zoons (uit eerste huwelijk): heer Watte (Gerkesklooster), Myaent (kinderen), Buwe omgeving Gerkesklooster (Buitenpost?) 1. Vermoedelijk dezelfde als Meynd Aylycama, zoon van Fosse Aylycama (zie nr 27). 2. Buwe wordt in dit stuk niet expliciet zoon genoemd. Wel wordt gezegd dat Watte evenveel krijgt als Buwe heeft ontvangen, en wordt aan Myaent een derde deel van het huis nagelaten. Er zullen dus drie kinderen zijn geweest. Dit wordt bevestigd door een oorkonde van 1509 (GPCV II, 263: Bouwe Meynt Alckema zoen). Zie verder over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 50 (1509 en 1524). Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Kinderen Woonplaats Commentaar 65 (1503 oktober 3) Schelte Lyawkeme Epe zoon: Sicke; dochter: Trynke Sneek (afkomstig uit Sexbierum) 1. Zoon van Schelte Liauckema (nr 40) en Tyethye van Nyenhuys (nr 74); trouwde Lutthye Harinxma (nrs 116-119), weduwe van Sicke Sjaarda. 2. Tot voogden over de kinderen worden aangesteld: broer Epe (diens testament: nr 138), de pastoor van Oosterbierum, Goslick Juwinga en Hero Ockinga. De laatste twee waren familie van Lutthye. Goslick was de zoon van haar moeder Wyts Juwsma uit haar tweede huwelijk met Tjaard Juwinga. Hero Ockinga was een zwager van Tjaard, getrouwd met diens zuster Rixt. Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 66 (1504 mei [2]3) Hera Jelbit Eedwer dochter: Hid (in dorso: Hid Nanne weduwe) Bolsward 1. Zoon van Jelbit Herama (OFO IV, nrs 23 en 24); trouwde Eedwer, dochter van Wipcke Tyercksma (nr 55). 2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Douwa Fedda zoen (getrouwd met 500 Eedwers zuster Jancke; zie nr 91) en Tiaerd Wyba zoen, die met prebendaris heer Allert wordt aangesteld tot voogd over Hid. 3. Zie ook het testament en codicil van Hids echtgenoot Nanne Reyn zoen (nrs 204, 205). Nr Naam Zuster Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 67 (1505 januari 10) Frouck Lyoets (zoons: Oeds en Sicka) Oeds zoon: Sywrd Huizum Wil in gebed zijn samen met Aesga (haar vader?). Nr Naam Vader Partner Kinderen 68 (1505 januari 14) Idze Jathye N.N. (waarschijnlijk +) dochter: Jelle (in klooster Workum?); zonen: Alle (natuurlijke zoon) en Harmen (waarschijnlijk +; geen erfdeel of legaat) Oudega in Noordwolde 1. Voogden over Alle: heer Melius, Jaithye Broka syn, Peer Reinthe soen. 2. Over de woonplaats is verwarring mogelijk. Het testament wordt opgemaakt in den Nortwould in dat Holdegae capla, dus in Oudega in Noordwolde. Het patrocinium van deze kerk volgt uit het gegeven dat Idze Sint Johannes zijn patroon noemt. Verder legateert hij aan Sunte Martens kerke op Oldegae dick een jaar rente uit land in dy Bant. De Band lag onder Oudega in Wymbritseradeel, welks kerk inderdaad aan Martinus was gewijd. In Verhoeven, ’Kerkpatrocinia’, 94 wordt deze passage ten onrechte betrokken op Oudega in Noordwolde. 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 22: Gatthya en Jathya Teta zonen in Kolderwolde kopen het land dat door hun oom Hydze aan zuster Jelle was nagelaten (1505). Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Woonplaats 69 (1505 april 6) Ricke toe Dorp Tamme Kollum Nr Naam Vader Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 70 (1505 april 12) Anscke Johan Sybrands zoen Haytie Atta zoen (mogelijk nog niet getrouwd) zoon: Frans (heeft zij laten ’echt maken’) grootmoeder: Tietie Beentiama. Leeuwarden, van plan in Sint Annaklooster te gaan 1. Dochter van Johan Auckema en Auck Oengha (SFA I, 28). Zij wordt in het tweede testament van haar tante Sibbel (nr 72) sister Ansck genoemd, en is dus inderdaad ingetreden. 2. Zie ook de testamenten van haar broer Peter (nrs 134 en 136) en haar zuster Tiedt (nr 156). 501 Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats 71 (1505 mei 26) Fed Hendrick (+) zoon: Sibren (+) nichten: Auck, Sibrich, Joy, Bau, Bets (erfgenamen) Bolsward Nr Naam Zuster Partner Kinderen 72 (1506 september 13) Sibbel Barber (in klooster Foswerd; waarschijnlijk kloosternaam van Tyesck) Sybet (+) zoon: Sybren (meester; x Greet); dochters: Teeth (+), Kathryn (+); kleinkinderen: Auck, Wolter (waarschijnlijk van de dochters, want Sybren moet compensatie krijgen als de kleinkinderen meer eisen) moer: Ansck Leeuwarden 1. Zie de aantekeningen bij het eerste testament (nr 61). 2. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot Johan Sybren zoen (haar broer), zijn zoon Peter (nrs 134 en 136) en zijn dochters zuster Ansck (nr 70) en Teeth (nr 156). Tussen deze kinderen van Johan staat Sibbel Jaythies, die niet is thuis te brengen, of zij zou dezelfde moeten zijn als Sibbel Jacobs (zie nr 152). Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Broers Zuster Kinderen Ov. familie Woonplaats 73 (1506 november 12) heer Mathias Dirck Franck (zoon: Low; mogelijk ook Henrick Franck zoen), Gorys (+; kinderen) Truyde (+) dochter: Jeske (in klooster Nazareth bij Idsega, nog niet geprofest) broers dochter: Bauck; zwager: Feythe; neven: heer Derck (pastoor Irnsum), Peter omgeving convent Aalsum (wil daar worden begraven) Nr Naam Vader Kinderen Woonplaats Commentaar 74 (1507 januari 22) Tyethye van Nyenhuys Sicke zoons: Epe, Schelte (+; zoon: Sicke; dochter: Trynke) Wijnaldum 1. Dochter van Sicke van Nyenhuys en Tryn Aylva; trouwde Schelte Liauckema (UvB, f. 53v). 2. Getuige en executeur: Sicka Faersma, mogelijk een verwant. 3. Zie ook de testamenten van haar man Schelte (nr 40), hun zoons Epo (138) en Schelte (nr 65), en van Scheltes vrouw Lutthye Harinxma (nrs 116-119). Nr Naam Zuster Ov. familie 75 (1508 juli 9) heer Goffa Tryn (in klooster Tzummarum) mieghen: heer Douwe Pybe zoen (Dronrijp), Sybren Douwe zoen (klooster Anjum); nicht (in klooster Tzummarum) Oosterend (persona aldaar) Woonplaats 502 Commentaar 1. Wil begrafenis bij heer Goslick Donga (Donia), mogelijk verwant. Rente gelegateerd aan heer Elingh, zijn broers en de kinderen van zijn moeitie (onduidelijk is op wie ’zijn’ slaat: Goffa of Elingh). De naam Eling komt later voor bij de Donia’s van Oosterend: Sirck Sircks zoen hertrouwde na het overlijden van Siouck Douma met His Elinx plebeam, bij wie hij een zoon Eling had (UvB, f. 47ar; SFA I, 158-159). 2. Onder de getuigen: Bauck Douwa dochter ende Bauck Harings dochteren, susteren van Tiedmarum ende vant Sint Anne claester. De eerste is waarschijnlijk de eerder genoemde nicht. 3. Zie ook het testament van zijn miegh heer Douwe Pybe zoen (nr 81). Nr Naam Ov. familie Woonplaats Commentaar 76 (1509 februari 14) Waell Buttima zusterlingen en hun kinderen (geen namen) Molkwerum Mogelijke verwanten: Syttia Alberts zoen, Syttia Scheltes, Jeska. Nr Naam Moeder Kinderen 77 (1510 mei 27) Edwar Zyarda But Tzyaerda dochter: Suob (weduwe van Jarich Hottingha); zoon: Tyaerd (+; dochter: Lutke x Gherrold a Hereem) twee nichten (dochters van Here, in klooster Staveren) Franeker 1. Dochter van Sicke Sjaarda en Bot Hobbema; trouwde Douwe Aylva (+ 1481), die zich Sjaarda ging noemen (UvB, f. 60r). 2. Niet uitgewerkt is de relatie tot maester Jw (zoon van Swob en Jarich; zoons: o.a. Sicka, twee dochters); Here (zoon van Swob; zoon: Jarich, die dochter Frouck heeft in Nijland); Ju Dekema (getrouwd met Swobs dochter Katryn: zie nrs 114, 123, 146; zoons: Jarich, Sicka); Fokel Hette Dekema wyf (Hette was zoon van Ju en Katryn, volgens UvB, f. 38r x Reinsck Camstra, maar misschien eerder met Fokel). Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Partners Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Woonplaats Commentaar 78 (1510 juli 19) Yettie Gerryt (+); [Jan] Rypperts (+; zoon, niet bij Yettie; Johan?) zoon: Wibe Gerryts (zoon: Wincentius) neef: heer Sybet (priester in Boxum); drie nichten (in kloosters Aalsum, Groendijk, Smalle Ee) Leeuwarden In de aanhef Yettie Rypperts genoemd, in dorso Yetthye Jan Rypperts soen. Haar eerste man was Gerryt Jelgerhuis (Feenstra, ’Het geslacht Jelgerhuis’, 26). 79 (uiterlijk 1510 augustus 23) heer Jelmar Sneek 1. De hier genoemde Goedsfreent Gosselix zoen vermeldt in het testament dat hij zelf in 1523 maakte met zijn vrouw Hylck heer Jelmer, ons oem saliger gedachten (nr 102). 2. Over heer Jelmer en zijn zoon Siba: Snitser recesboeken, 496 (1490 december 17) en 1418 (1493 maart 20). 503 3. GPCV II, 295 (1512): kwitantie Oegeklooster voor ontvangst legaat van vier koeien en kwijtschelding schuld 50 philipsgulden, in ruil waarvoor Jelmer, in leven pastoor van Nijland, met zijn zusters en zijn wrenden in de eeuwige bede worden gehouden. Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 80 (1510 oktober 21) Sasker Heeryngha Tyets zoons: Eelck, Haring (jongste zoon), Abba (oudste zoon); dochters: Hys (waarschijnlijk +; kinderen erven in haar plaats), Doed, Ysck Marsum Zoon van Wiggle Camstra (nr 58) en Eelck Heringa; trouwde eerst His Dekema, bij wie Abba en Hys, daarna Tyets Jousma (nr 104), bij wie de andere kinderen (UvB, f. 37r). Nr Naam Vader Broer Zuster Ov. familie Woonplaats Commentaar 81 (1511 februari 13) heer Douwa Pibe Otte cuper te Bolsward NN (zoon: Pibe) miegen: meester Piba, pastoor in Dronrijp; Hans Dronrijp (priester) 1. Volgens het kalendarium van Dronrijp was hij heer Douuo Pibonis Humminga, overleden 1512 februari 17 (Schotanus, ’Tablinum’, 20). Is niet thuis te brengen in de bekende genealogieën van de Dronrijpse familie Hommema. Moet verwant zijn geweest aan de families Sickema (al myn frionden zielen dier stuern syn toe Herbayum van Sickama staeten) en Gerbranda (Dowa Gerbranda op Sickema state wordt patroon van het in Herbaijum gestichte jongerschip; heeft broers Johan en Rienck). Verdere verwanten waarschijnlijk de executeurs-testamentair en patronen van de in Dronrijp gestichte prebende: Hobba Hermana te Minnertsga, Dowa Riencks zoen (Glins) op Hobbema state te Dronrijp, Rienk Wiba zoen (Popma) op Flaeringe state te Menaldum (zie ook BB, 333-334). 2. Was mieg van heer Goffa (nr 75), en samen met hem getuige en zegelaar bij het testament van Lysck Pybe dochter Sickema, vrouw van Doeke Rinia (nr 48), die Sickema goed in Herbaijum naliet aan de kinderen van haar zoon Douwe. Heer Douwe voerde het wapen Rinia (zegel nr 23). 3. Douwa’s broer Otte was getrouwd met Diemoet, in 1550 vermeld als weduwe (nr 210). Nr Naam Vader Moeder Partners Kinderen 82 (1511 maart 23) Goffe Abbinghe Douwe (+) Remed (+) Doed (+); Katherin (+) bij Doed: zoon Gosse, dochter Remeed (x Pyer); bij Katherin: zoon Douwe, dochter Teth; buiten huwelijk, bij Rynthie Hans dochter: zoons Dowe en Take meeg: Riscka Juckema Stiens Ov. familie Woonplaats 504 Commentaar 1. Zoon van Douwe Aebinga en Remed; volgens andere bronnen was zijn moeder Site Eminga. Trouwde eerst Doed Oedsma, later Katherin Gratinga (UvB, f. 30v). Op het testament volgt een akte waaruit blijkt dat er twist is geweest tussen Rynthie Hans dochter en haar kinderen enerzijds, en Gossa, Remeed en Sicka Gratinga (vanwege de kinderen van wijlen Katherin) anderzijds. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nrs 1748-1751 (1511-1524). Nr Naam Vader Broer Kinderen Woonplaats Commentaar 83 (1511 juli 4) Goyka Douwe Tyerdt zes; jongste zoon: Reinner Molkwerum Onduidelijk is de relatie tot Syba, in één adem genoemd met Reinner. Mogelijk is Syba een andere zoon, of de vrouw van Reinner. Nr Naam Vader Ov. familie 84 (1511 oktober 16) Henrick en zijn vrouw Katryn van Henrick: Nanne; van Katryn: Epe van Henrick: moyen Aeff, Yds; nicht: Lysbet (Oegeklooster); van Katryn: moyen Both (+?), Gryet; zusterlingen Bolsward 1. De testateurs verklaren dat zij geen erven en hebben dan alleen sydlinge. 2. Zie ook Henricks uit 1524 (nr 106). 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Katryn: OFO IV, nr 229 (1518), kwitantie van meester Jan Cornelis zoen, Symon Powels zoen, Rypprich Powels dochter en Tryn Thomis dochter. Uit de bij nr 106 aangehaalde stukken blijkt dat Symon en Rypprich zusterlingen van Katryn waren. Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats 85 (1514 februari 22) Attha Fecka (+) Beyts, Bauck zwager: Syba; snaren: Bauck, Merkewa, Beyts Molkwerum Nr Naam Vader Moeder 86 (1514 juli 6) Foekel Jongama Agga (+) NN (+; van harentwegen is Scelte Anla te Sexbierum Foekel geld schuldig) Laws Doed oom: Eda Jongema gaat in klooster Nazareth bij Idsega Foekel ontbreekt in de gangbare genealogieën Jongema, of wordt aldaar Jel genoemd (UvB, f. 52r; SFA I, 233). Haar broer Laes (nr 165) wordt daar voorgesteld als zoon van Foekel Laes dochter Oedsma en Aggo Eda Broer Zuster Ov. familie Woonplaats Commentaar 505 zoen Jongema. De vermelding van een oom Eda geeft echter aan dat de vader van Laes en Foekel Aggo Kempo zoen Jongema moet zijn, die immers een (half)broer Eda had. Deze Eda noemt in zijn testament van 1531 (nr 126) Aggo’s dochter in Nazareth zijn nicht. Hiermee moet Foekel zijn bedoeld. Zie ook nr 42 (1481): de halfbroers van Aeda Kempo zoen (onder wie Aggo) krijgen Geynsera gued, dat later in het bezit was van Laes. Nr Naam Broer Zusters Woonplaats 87 (1514 juli 17) Gabbo Riptema Sypke (Gerkesklooster) Frouck en Oede (beide in klooster Sion) Dokkum? Nr Naam Vader Broers Woonplaats 88 (1515 mei 17) Jan Meynert Hermen, Reyner Huizum Nr Naam Woonplaats Commentaar 89 (1515 oktober 13) juffer Joest gaat in klooster Aalsum 1. Volgens de akte waarbij Joest wordt opgenomen in klooster Aalsum heette haar vader Willem. Zij blijft ondanks haar intrede ook actief buiten het klooster. Zij komt nog voor in GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. nr L 36 (1529 juni 2: joffer Joost oft Joost lynnennayster koopt twee kamers in de Speelmanstraat; 1530 juni 14: joffer Joost, wonende by der predyckers cloester koopt een huis in de Speelmanstraat). Overleed vóór 1533 februari 5 (GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 349: kwitantie door Petrus van Well, pater, en convent Aalsum voor executeurs-testamentair). 2. Zie ook de specificatie van de in dit testament aangekondigde legaten: nr 108 (1524). Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie 90 (1516 januari 13) Douwe Harinxma Ayl (+) zoon: Haringh nicht: Jisck (kinderen); miegen: heer Tjard en Haringh Hartmans zoen (hun grootmoeder: Popck) Heeg Zoon van Haring Harinxma en Popk Popma; Jisch, Tjard (pastoor te Heeg) en Haring waren kinderen van zijn broer Hartman (UvB f. 46v). Woonplaats Commentaar Nr Naam Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats 506 91 (1516 oktober 17) Janken N.N. (dochter: Hid) Douwa Feddes (+) dochter: Kathryn (x Hessel Epes); kleinkind: Fedde nicht: Baucke Bolsward; overweegt zich in klooster Aalsum te begeven Commentaar 1. Dochter van Tyerck her Johannes zoen en Wipcke Thierxma (nr 55). Haar zuster Eedwer trouwde Hera Jelbits zoen (nr 66); hun dochter Hid trouwde Nanne Reyns zoen (nrs 204-205). 2. Onduidelijk is de relatie tot Tryn Peters dochter, die veertig hoornsgulden krijgt als zij zich goed gedraagt. Nr Naam Broer Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 92 (1517 maart 21; gezegeld 1517 maart 23) Hessell Martena N.N. (dochter in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum) Jelck (dochter Ansch in zusterklooster Staveren) N.N. dochters: Sits (oudste; x Frids van Grumpach), Jell, Kuneerke, Foekell (jongste); natuurlijke dochter: Agniete; natuurlijke zoon: mr Syttie (pastoor Franeker) neven: dr Kempo Martena, mr Syds Tyaerde Franeker 1. Zoon van Sitse Martena en Jel Harinxma; trouwde Both Hottinga; overleed in 1517 op terugreis van Jeruzalem (UvB f. 54r). 2. Kempo (nr 144) was een zoon van Hessels broer Doeke. Syds Tjaarda (nr 157) was een kleinzoon van Hessels zuster Jouck (UvB, f. 61r). 2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Encke, dochter van Heere Hottinga (broer van Hessels vrouw), in zusterklooster Staveren. 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten, inv. nr 202 (1526) en Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 869 (1532). Nr Naam Woonplaats 93 (1518 september 1) heer Cornelius Poppingawier (prebendaris) Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats 94 (1518 oktober 10) Katherina Mockumma N.N. zoons: N.N. (+), N.N.; dochters: Zaeke, twee kloosterzusters wil begraven worden in Dokkum bij haar zoon, testament opgemaakt in Groningen 1. Dochter van Watze Bockes Harinxma en Saeck Camminga; trouwde eerst Juw Juwinga, bij wie de genoemde kinderen, daarna Tjaerd Mockema (UvB, f. 51r en 54v). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 55 (1524; deels gedrukt: GPCV II, 463). Commentaar Nr Naam Broer Zuster Woonplaats Commentaar 95 (1519 maart 24) magister Johannes Sextinus Albertus Sextinus (zoon: N.N.) N.N. (Oegeklooster) Londen; afkomstig uit Bolsward 1. Broer: Tabbe Ynthies; zuster: Barber Ynttye dochter, mater Oegeklooster in 1512 en 1533 (Meesters, ’Petri en Pauliprebinde’, 47-48; aan de daar genoemde stukken over de afwikkeling van de nalatenschap kan nog worden toegevoegd: RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 134 (1530)). 507 Nr Naam Vader Broers Ov. familie Woonplaats Commentaar 96 (1520 december 5) heer Jarych Haryng meer dan één (één van hen heeft een zoon Jancke; dezelfde als de later genoemde Jancke Jarych zoen?) oemke: Doede; mogelijk verwant: Broer Wabbe zoen, wees, door heer Jarych opgevoed Workum (vicaris) 1. De testateur verklaart niets te hebben geërfd van zijn vader, zijn broers en meester Haryng. De laatste was mogelijk Haring Donia, pastoor van Bolsward. Diens vader Agge had een broer Haring, wellicht de vader van heer Jarych, en een oom Doede, mogelijk het oemke van heer Jarych. 2. Het geld dat na betaling van de legaten overblijft, wordt bestemd voor uitdelingen aan de armen voor de poort bij de kartuizers. Hieruit is wel afgeleid dat er bij Workum een klooster van deze orde zou hebben gestaan (Van Buijtenen, ’Kloosters onder Workum’, 131-136). Het geld is echter verantwoord in het liber benefactorum van het kartuizerklooster Amsterdam. De eerste betaling werd geboekt tussen 18 oktober 1521 en 18 oktober 1522 ex parte domini Jarici in Frisia (GA Amsterdam, Archief Burgerweeshuis, Kartuizerklooster, inv. nr 566, f. 79-80). 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap verder: GA Nijefurd te Workum, Archief Beneficiën Workum, inv. nr 10 (1521; vier stukken, waarvan één gedrukt: OFO II, nr 302). Nr Naam Partner Woonplaats 97 (1521 mei 3) Yeck Thomas Molkwerum Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 98 (1521 november 26) Peter Kamyngha Fouul (+) zoons: Sicke, Wittie, Haye; dochter: Gratye Leeuwarden Zoon van Haye Jelmera/Heringa (nr 50) en Doed Dokema (nr 57). Zijn moeder was weduwe van Sicke Camminga, naar wie zij, haar man en haar zoon zich noemden. Peter trouwde Fouul Eminga en overleed in 1518 (UvB, f. 35v en 40r). Zie ook het testament van zijn zoon Wittie (nr 171) en zijn schoonzoon Tjaard Burmania (nr 164). Nr Naam Vader Broer Partner Kinderen Ov. familie 99 (1521 december 7) Ytyens Herke heer Dowa Herkis (Thabor) Hans Eennes (zuster: Teeth) zoon: Dowa (+?; kinderen); dochter: Andel (+?) ’megh’: meester Edo (persona Bozum); mogelijk verwant: ’suster Ghyeel’. Goënga Hans Eennes komt voor in RvdA II, 403 als Hans Henna zoen. Woonplaats Commentaar 508 Nr Naam Vader Broer Zuster Woonplaats 100 (1522 november 12) Wlcke Myrck Tomis (+?; kinderen erven in hun vaders plaats) Lywck (+?; kinderen, o.a. dochter, erven in hun moeders plaats) Molkwerum Nr Naam Broer Zuster Woonplaats Commentaar 101 (1523 april 2) heer Feddo Popkema N.N. (buitenslands) Saeck (+?; dochters: Tialck (x Hio?; dochter: Ientthie); Katryn) Leeuwarden (pastoor Oldehove) 1. Zoon van Gercke (zie b.v. de ondertekening in nr 82). Zie Vries, ’Dialektysk kleure Aldfrysk’ en Idem, Naar ploeg en koestal, 50 en 100. 2. Saeck trouwde Hans Douwes Offenhusen; hun dochter Katryn (+ 1530) trouwde Douwe Goffes Aebinga (UvB, f. 30v). 3. Tyalck et Hio krijgen de twee beste koeien. Tyalck trouwde Haye Johans zoen Sickama (OFO I, nr 416 = IV, nr 109: huwelijkse voorwaarden 1495, o.a. betreffende goederen in Knossens; Leuwerderadeels aenbrengh, 22). Volgens andere bron was Haye getrouwd met Tiemck Popkema (UvB, f. 61v). 4. Feddo heeft aanspraken op de erven van Doed Mockema en op Romcke, zoon van Sipt Wnema (vgl. UvB, f. 54v en 63r; zie ook de aantekeningen bij nr 43). 5. Als de dochters van Saeck en haar kleindochter Ientthie overlijden zonder wettige kinderen, vererft het onroerend goed aan de erven van Hessel Feitsma. Diens zuster Luts was getrouwd met Jeppa Jeppama, over wiens testament werd getwist door o.a. Sipt Wnema (zie nr 43). Hessels zoons Jelger (Gerlacus) en Riurd (Refridus) zijn met heer Wopko ook executeurs-testamentair van Feddo. Zie UvB, f. 42r. Nr Naam Vader Broer Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 102 (1523 april 12) Goedsfrundt en zijn vrouw Hylck van Goedsfrundt: Goeslick van Goedsfrundt: Gerryt (kinderen) zoon: meester Goeslick (kinderen?; natuurlijke dochter: Tietie) ons oom: heer Jelmer (begraven in Oldeklooster) Sneek 1. Goedsfrundt was zoon van Goeslick (blijkt uit het opschrift) en Thietie (Snitser recesboeken, 4088 (1507 januari 29)). Hylck Goodsfrients wordt nog genoemd in 1527 (nr 119). 2. Over heer Jelmer en zijn zoon Siba: Snitser recesboeken, 496 (1490 december 17) en 1418 (1493 maart 20). Zie ook het testament van heer Jelmer van 1510 (nr 79). Nr Naam Broer Partner Woonplaats Commentaar 103 (1523 september 27) Fritz van Grunbach N.N. N.N. Harlingen (drost aldaar) 1. Getrouwd met Sids of Lucia, dochter van Hessel Martena. Zie nr 92 en UvB, f. 54r. 509 2. In de inventaris (1561) van de boedel van zijn vrouw wordt een testament van Fritz vermeld van 1547 januari 12 (RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 285, f. 70r). Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 104 (1523) Tiets Sasker Heringe (+) zoons: Haring (dochter: Lisck), Elck (+?; zoons: Sasker, Hobbe); dochters: twee (+) Marssum; gedoopt in Wirdum 1. Dochter van One Jousma en Lisck Harinxma (UvB, f. 52v); trouwde Sasker, zoon van Wiggle Camstra (nr 58) en Eelck Heringa (UvB, f. 37r). 2. Er is sprake van een riem van Doed. Eén van de twee overleden dochters heette Doed, de andere Lisck; ook waren twee zoons reeds overleden, namelijk Wiggle en Haye (UvB, f. 37r). 3. Zie ook het testament van haar broer Douwe Jousma (nr 124). Nr Naam Broer Zusters Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 105 (1524 januari 5) Aedzert Abbinga N.N. (+; kinderen: Frans, Byuck) Auck, Bauck, Eelck Tyamck dochter: Anna (bastaard?; krijgt slechts legaat) Blija Zoon van Andlef Aebinga; trouwde eerst Tiemck Camminga, later Wyts Itsma (nrs 161, 184). Bij elk van beide had hij een dochter Tiemck (UvB, f. 31r). Zie ook het testament van zijn overgrootvader Andlef (nr 9). Nr Naam Vader Partners Ov. familie 106 (1524 januari 23) Henrick Nanninck Katryn Epes (+); Griet Jans dochter zusterlingen, waarschijnlijk Syburch Pieters dochter (heeft dochter), Egbert Timans soen, Nolck (of Wlck?) Jans dochter (Oegeklooster) Amsterdam; afkomstig uit Bolsward 1. Zie de aantekeningen bij het testament dat hij maakte met zijn eerste vrouw (nr 84). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO II, nr 316 (kwitantie Fed Sibrens dochter te Tjerkwerd, zusterling Katryn, 1524); IV, nr 239 (kwitantie Lolck Watzes, Sibbel Siurds, Jantzen Ades, weduwen te Harlingen, zusterlingen Henrick, 1524); IV, nr 240 (kwitantie Simon Powels zoen en Ripprich Powels dochter te Bolsward, zusterlingen Katryn, 1524). Zie ook GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nrs 529 en 796. Woonplaats Commentaar Nr Naam Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 510 107 (1524 juli 22) Tette Sytthye Heere dochter: N.N. (+) moye: Wytthye; neef: Jicke Mennema Westergeest Onduidelijk is de relatie tot zuster Aleit en zuster Margreta. Nr Naam Commentaar 108 (1524 augustus 5) Jose Zie het testament dat zij maakte vóór haar professie in Aalsum (nr 89). Nr Naam Partner Ov. familie Woonplaats 109 (1524 augustus 29) Renck Reinner nicht: Lywcke Molkwerum Nr Naam Partner Kinderen 110 (1525 februari 1) Fokel Gerlef Piers zoen (+) dochter: Thieth (x Anna; zoon: Pybe); zoons: Sybrin, Abba, Pier (+; zoon: Gerlef; dochter: Wobbel) Bolsward 1. Voor de bewering van Roarda, Ut it selde skaei as Greate Pier, 4-5 dat Fokel behoorde tot de familie Bonga is geen bewijs. Haar man Gerlef was in 1510 al overleden (OFO II, 235). Haar zoon Pier is beter bekend als Grote Pier (Postma, ’Testemint’). 2. Abba’s dochter Jets was erfgename van Schelta Andla Latzema (zie nr 193). Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Commentaar 111 (1525 maart 28) Bauck Peer twee Dochter van Worp Unia en Tet (dochter van Upke Riencks zoen Gratinga); trouwde Peer Walta (UvB, f. 64r). Van Peer zijn drie testamenten bewaard (nrs 145, 148 en 154), maar blijkens deze oorkonde had hij ook al eerder getesteerd. Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 112 (1525 september 3) Albert Marten Ansk (+; zus Hylk x Eelk te Tjerkwerd) nog één in leven Bolsward In 1524 executeur-testamentair van Henrick Nanninck zoen (nr 106), daar glaesmaker genoemd. Nr Naam Vader Woonplaats Commentaar 113 (1525 november 13) Albert en zijn vrouw Remck van Albert: Wilcke Leeuwarden In 1536 werden Romck, weduwe van Albert Wilcke zoen, en haar man Binnert Wybe zoen proveniers in Sint Anthony Gasthuis (OSA, nr 143). Nr Naam Partner Woonplaats 114 (1525 december 20) Cathryn Juw Dekema (+) Franeker 511 Commentaar 1. Dochter van Jarich Hottinga (nr 34) en Swob Sjaarda; trouwde Juw Dekema, die overleed in 1523 (UvB, f. 38r en 50v); overleden 1539 (Heerma van Voss, ’De opgezette grafzerken’, nr 9). 2. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot dochter Ide (x Sicke Gratinga) en zoons meester Jarich, Sicke en Hette (UvB, f. 38r). 3. Zie ook de testamenten van 1528 (nr 123) en 1538 (nr 146). Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 186: afschrift (1610) van akkoord (1542) over testamenten van Katheryn en Jw Dekema. Nr Naam Vader Moeder Zuster Partner Kinderen Ov. familie 115 (1527 oktober 13) Gregoris Bertolff van Aken Jan Bertolffs (hertrouwd met Margriete Bertyns) Elisabeth (+; d.v. Michiel Scribaens +) N.N. (kinderen) Katryne (+; d.v. Pieter van Edingen van Aelst, tapissier van de keizer) zoon: Jan; dochters: Grietken, Janneken, Cristynken oom: meester Lodewyck Scribaens (x Moieken); peetvader: Symoen Sampeyn Leeuwarden (president Hof van Friesland); afkomstig uit Brabant (vrouw begraven in Brussel, vader heeft graf in Leuven) 1. Overleden 1528 februari 24 met nalating van een zoon, drie dochters en enkele bastaarden (zerk uit dominicanenklooster Leeuwarden, thans in Fries Museum). 2. Zijn dochter Cristynken trouwde met Joachim Hopper, kleinzoon van Taede en Lyuck (nr 142) (zie Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 141-144). Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Partner Kinderen Woonplaats Commentaar Nr Naam Broer Zuster Kinderen Woonplaats Commentaar 512 116 (1527 oktober 25 en november 7) Lutthye Harincxma heer Goslick Juwinga N.N. (broer: Epe Lyaukema) zoon: Sicko Lyaukema (+; x joffer Ymck; zoons: Schelta, Sicko; dochters: Lutthie, Katherina); dochter: Katherina (+) Leeuwarden, in Minnemahuis; wil begraven worden in Sneek 1. Dochter van Juw Harinxma en Wyts Juwsma. Wyts hertrouwde met Tjaard Juwinga, bij wie Goslick, die dus een halfbroer van Lutthye was (UvB, f. 51r). Trouwde eerst Sicke Sjaarda, later Schelte Liauckema. Zoon Sicko (+1527), getrouwd met Ymck Minnema, liet Minnemahuis na aan zijn moeder (UvB, f. 53v). 2. Zie ook de nrs 117, 118 en 119. 117 (1527 november 4) Lutthie Haricxma heer Goslick (zoon: Douwa; twee dochters) Anscke zoon: Sicke Lyaukema (x Ymck; kinderen); dochter: Katheryn (+) Leeuwarden, in Minnemahuis 1. Anscke was halfzuster van Lutthie uit het tweede huwelijk van haar moeder Wyts (zie aantekening 1 bij nr 116). 2. Zie ook de nrs 116, 118 en 119. Nr Naam Commentaar 118 (1527 [vóór november 11]) Lutzia Haryxma 1. Er is sprake van een huwelijk tussen Schelte Liauckema (kleinzoon van de testatrice) en een dochter van Gerrold Herema. Schelte trouwde inderdaad Gerrolds dochter Anna (UvB, f. 48r). 2. Zie ook de nrs 116, 117 en 119. Nr Naam Ov. familie 119 (1527 [na november 7]) Lutthie Harincxma nichten: Wilcsch, N.N. (klooster Nazareth bij Idsega), N.N. (klooster Groendijk), twee in klooster Aalsum; moye: N.N. (klooster Groendijk) Leeuwarden 1. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot wijlen Douwa Ziaerde, zoon uit Lutthies eerste huwelijk met Sicke Sjaarda (UvB, f. 60r). 2. Zie ook de nrs 116, 117, 118. Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats 120 (1528 januari 17) Roetger Mertyn (verbeterd uit: Merck) N.N. zoon: Merck Nijehaske Nr Naam Broer Zusters Ov. familie 121 (1528 oktober 11) doctor Douwa bastaardbroer: Idze (dochter: Paerck) Auck (x Hoyte?; dochter: Jay), Wisck neef: Gale Galema; nichten: Saekell, Rints, Yge; zwager: Hoyte (x Auck?) Leeuwarden Zoon van Hans Tietema en Bauck Douwe dochter Harinxma (SFA I, 373). Zuster Wisck trouwde Otto Galema, bij wie o.a. Gale, Rints en Yge (UvB, f. 43r). Woonplaats Commentaar Woonplaats Commentaar 122 (1528 november 11) Albert Ryoerdt Tryn (kleinkind: Gerbren; uit eerder huwelijk?) zoon: Ryoerdt; dochters: Katryn, Syds, Aecht, Griet (+; kinderen erven in haar plaats) Firdgum Er is sprake van een meckbrief voor zoon Rioerd met de dochter van wijlen Gabbe Latzema. In het testament van Rioerd uit 1566 (RAF, Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 17, f. 380r-381v) wordt zijn overleden vrouw Lisse Gabbe dochter genoemd. Rioerd woont dan op Albadastate in Goënga. De naam Rioerd komt veel voor in de families Albada (UvB f. 33r) en Roorda (UvB, f. 57v-58r). Taecko Roorda is met enkele geestelijken betrokken bij de uitvoering van Alberts testament. Nr Naam Moeder 123 (1528 december 9) Katheryn N.N. (+) Nr Naam Vader Partner Kinderen 513 Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Jw Dekema (+) zoons: Jarigh, Sicke, Hette (+; zoons: Pieter, Aesche, Hette; dochters: Yd, Mary, Id); dochters: Yde (+; x Sicke Gratinge; zoons: Bocke, Douwe; dochters: Barber, Tryn), Anna (+), Barber moer: Zwob Franeker 1. Zie de aantekeningen bij nrs 114 en 146. 2. Legaat aan Popck, dochter van Scolte Roorda. Scolte was getrouwd met Jel, een dochter van Katheryns broer Hero; Hero’s zoon Hero, pastoor in Franeker (nrs 160 en 166), is getuige bij het testament (UvB, f. 50v). Nr Naam Vader Partners Kinderen Woonplaats Commentaar 124 (1529 oktober 1) Douwe Jowsma N.N. (+) Hys (+); Hylck zoon: Oenna, Watzia (in klooster Foswerd); dochters: His, Kunier Warga, op Roorda-goed 1. Zoon van One Jousma en Lisck Harinxma; trouwde eerst Hys Camstra, later Hylck Sytze dochter Harinxma; zoon Oenna trouwde Tiedt Jancke dochter Douma van Oldeboorn (UvB, f. 52v). 2. Zie ook de testamenten van zijn zuster Tiets (nr 104) en haar man Sasker Heringa (nr 80). Nr Naam Vader Kinderen Woonplaats 125 (1530 maart 26) Cornelys Alexander dochter: N.N. van Bergen op Zoom, ziek liggend in Leeuwarden Nr Naam Vader Broer Partners Kinderen Ov. familie 126 (1531 april 20) Eda Jonghama N.N. (+) Ada (+; dochters in klooster Nazareth) Sack (+); Atthe (dochter: Katryn, in klooster Nazareth; andere kinderen) zoon: Ada; dochter: Womke (x Eelck Heringhe; kinderen) mieghen: Laes (x Mary, woont op Geins in Wommels), Kempo; nicht: Agge Walta dochter (in klooster Nazareth); snaer: Gheel, weduwe van Kempo, te Groningen Rauwerd 1. Zoon van Kempo Jongema en Ansck N.; trouwde Sack Eminga (UvB, f. 52r). Tot welke familie zijn tweede vrouw behoorde, is niet bekend. 2. Miegh Laes (nr 165) was zoon van halfbroer Agge; de niet met name genoemde nicht, zuster van Laes, heette Foekel (nr 86). Zie over deze familierelatie de aantekeningen bij nr 86. Miegh Kempo was zoon van halfbroer Hessel; snaer Gheel was wellicht Jel Harinxma, de tweede vrouw van vader Kempo (UvB, f. 52r). 3. Zie ook de testamenten van zoon Aedae (nr 127) en broer Ada (nr 42). 5. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegeling van Claerbergen, inv. nr 344: consent van keizer Karel V voor Thabor om legaat te aanvaarden (1536). Woonplaats Commentaar 514 Nr Naam Vader Moeder Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 127 (1532 januari 3 en 1534 januari 31) Aedae Jongghama Eede (+) Saeck (+) Womck (x Eelck Heringa; dochters: Saeck en Lisck, myn swart nifke; zoons: Ede en Gerloff, myn metta, dir men Aedae hiette schill, schill Aedae Jongghama hiete) Ayl geen meghen: Sicke, Wytthie en Haye Camminga Rauwerd 1. Zoon van Eda Jongema (nr 126) en Sack Eminga; trouwde Ayl Heemstra (UvB, f. 52r). 2. De meghen waren neven, zoons van Fouwel Eminga (zuster van moeder Sack) en Peter Camminga (nr 98). Zie ook UvB, f. 40r. Nr Naam Zusters Woonplaats Commentaar 128 (1533 mei 8) Anna Wattema Sioelcke, Jetz afkomstig van Wattemastate te Ee; gaat in klooster Siegerswoude 1. Erfgenamen: Rytsche Boelema en Wyttye Camminga. Rytsche noemt in zijn testament van 1545 (nr 190) zijn zuster Anna in Siegerswoude. In testamenten van 1533 noemt hij Sioelck, zijn zuster (nr 131) en Jettie, zijn halfzuster (nr 132). Hij was executeur-testamentair van Wyttye Camminga (nr 129). 3. Er is sprake van wylen Anna olders ende Rytsche Wattema. De laatste was mogelijk de echtgenoot of een broer van Anna. Nr Naam Moeder 129 (1533 oktober 24) Wytthie en Remtz van Cammingha van Wytthie: Syouck Cammingha (+; liet aan Wattzie een kroes na, van salighe meister Bucho utgecomen) zoons: Frans, Wattzie, Menne, Haye, Renick; dochters: Thete, Sytie, Tryn, Doed, Tyaemck, Mary, Syouck Leeuwarden 1. Wytthie was zoon van Rienck Eminga, noemde zich naar zijn moeder Siouck Camminga (UvB, f. 35v). Remtz was dochter van Frans Minnema en Rints Hommema (UvB, f. 55r). Zie ook het testament van Remtz van 1545 (nr 189). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 144: lijst goederen, niet beschreven in testament (z.d.); ibidem, inv. nr 146: lijst goederen, toegekend aan Tiete van Camminga en kinderen als berns (z.d.); RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 108/18: lijst goederen die tot vorendeel behoren (1533 oktober 20) en extract uit rekenboek Wytthie (1532); GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv. nr 4: lijst goederen die tot vorendeel behoren, met genealogisch overzicht (z.d.; afschrift hiervan in RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 373); ibidem, inv. nr 7: scheiding en deling nalatenschap (1546); RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 54: overeenkomst Frans en Watze van Camminga namens hun broers en zusters met Georg van Roorda, hun zwager, over betaling door Georg ten laste van de boedel van de testateurs (1548). Kinderen Woonplaats Commentaar 515 Nr Naam Partner Woonplaats Commentaar 130 (1533 december 4) Ritsko Boelama N.N. Leeuwarden 1. Zoon van Sioele Sids zoen Buwinga en Jetske Romke dochter Jelmera (UvB, f. 36r). Over zijn ouders: OFO IV, nrs 40 (1473) en 42 (1474) en OFO I, nr 252 (1474). Trouwde eerst Tiets (+ 1513), dochter van Fecke Aebinga, bij wie zoon Johannes (+ als student te Leuven) en dochter Wyts (+ te Groningen), vervolgens Geel N. (in 1544 vermeld als zijnde overleden), tenslotte Sierdt Hendricx dochter (GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 198). 2. Zie ook de nrs 131-132, 182 en 190, en de aantekeningen bij het testament van zijn zuster Anna Wattema (nr 128). 3. GFL III, 38-40 (G 74): zerk uit Galileeërkerk van Ritske Buelama (+ 1547 juli 30), Syrcktie Buelama (+ 1564 augustus 12), Jeltie Minnema (+ 1559 maart 27; vgl. RvdA I, 164: Jeltie Watema en haar kinderen te Ee) en Maria Minnema (+ 1579 mei 22; x Tiettus Baerdt). 4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 341-347 (1547-1560; inv. nr 343 gedrukt: GPCV III, 145-147). Nr Naam Zuster Woonplaats Commentaar 131 (1533 december 4) Ritsko Bolema Sioelck Leeuwarden Zie de aantekeningen bij nr 130. Nr Naam Zuster Woonplaats Commentaar 132 (1533 december 4) Ritske Bolema halfzuster: Jettie Leeuwarden Zie de aantekeningen bij nr 130. Nr Naam Broer Partner Woonplaats Commentaar 133 (1533 december 19) Alydt Jan (zoon: Dirck bakker) Jan Claes zoen (+) Leeuwarden Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 351 (1534) en 352 (1536). Zie ook Ibidem, inv. nr 317 (1529 en 1534) over huis, afkomstig van Jan Claes zoen. Volgens deze stukken had Jan broers Claes en Willem, en had Willem een zoon Cornelis. Nr Naam Vader Zusters 134 (1534 maart 18) Pieter Johan Sibrant zoen (+) N.N. (zoon: Willem Canter, die zoon Lambert heeft); Tiedt (x Simon; zoons: Peter, Ghysbert, Jan, Dirck; dochters: Ansck, Aelka) Katherina (+); Hylck moyen: Sibbel Sybets (+), Barbar (klooster Foswerd; kennelijk overleden, legaat naar zuster Clara in haar plaats); oom: heer Jella (+) Partners Ov. familie 516 Woonplaats Commentaar Leeuwarden 1. Zoon van Johan Sibrants Auckema en Auck Oenga (SFA I, 28). Zijn eerste vrouw Katherina was een zuster van Reinsk Doeckes (BB 69), die in 1528 (OFO II, 339) voorkomt als Doecke Grauda (Gralda) weduwe (vgl. Roarda, ’Canter’, 68 die meent dat Katherina een dochter was van Doecke Gralda), en in dit testament Reinska langhe Simons dochter wordt genoemd. Zijn tweede vrouw Hylck was een dochter van Homme Hettinga en Wick Abbema; zij hertrouwde Taco Rinia (UvB, f. 48v). 2. Onduidelijk is de relatie tot Beythya, genoemd in één adem met Katherina, voor wie missen moeten worden gelezen. 3. Legaten aan (mogelijke) verwanten Janthien Oeghe wyf, Styn Douwes, meyster Sibren, Wolter Zyger zoen, Auck Lyuwes, Jan en Peter Kempe zoenen, Reynsk van Dockum, Jan kannemaeker, Gerbrandus dochter Anna. 4. Afschrift C werd gemaakt in presentie van Jan Simons zoen en in afwezigheid van Anscke Bouwe Wybrants weduwe en van de weduwe van meyster Pieter Symons zoen. Dit zullen kinderen van Tiedt en Simon zijn. 5. Zie ook Peters codicil (nr 136) en de testamenten van zijn zusters Ansck (nr 70) en Tiedt (nr 156) en zijn moye Sibbel (nrs 61 en 72). Nr Naam Vader Moeder Woonplaats 135 (1534 juni 4) Ryns Pieter N.N. (zuster: Martyen) Leeuwarden Nr Naam Vader Woonplaats Commentaar 136 (1534 oktober 29) Peter Jan Leeuwarden Zie de aantekeningen bij nr 134. Nr Naam Vader Zuster Partner Ov. familie 137 (1534 november 14) Auck Peter N.N. Liewe Liewe son oom: meester Sibrant; muie: Griete; neef: Jacob Adams soen; ander kleinkind van haar grootmoeder: Wolter Sigers te Groningen (dochter: Tiet). Leeuwarden 1. Kleinkind van Sibbel Auckema (nrs 61 en 72), die twee dochters had, Teeth en Kathryn; één van beide zal getrouwd zijn geweest met Peter, de vader van Auck (zie ook Spanninga, ’Hoofdelingen en burgers’, 41 noot 101). Trouwde Lieuwe Lieuwes Rompta (OFO IV, nrs 160 (1507) en 180 (1509)). 2. De zuster is mogelijk Gryd, in de testamenten van Sibbel als kleinkind genoemd. 3. Niet uitgewerkt is de relatie tot Pieter Jan son (nrs 134 en 136; 1534), broer van Aucks grootmoeder Sibbel. Woonplaats Commentaar 517 Nr Naam Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats 138 (1535 april 16) Epo Lyauckema bastaardzuster: Ebel (+?; kinderen krijgen o.a. rente zoals gespecificeerd in testament van Epo’s vader) Hylck Epo erkent Sicko Luttze soen te Wijnaldum niet als zoon nicht: Tryn (x Ryoerd) Sexbierum 1. Zoon van Schelte Lyauckema (nr 40) en Tyetye thoe Nyenhuys (nr 74); trouwde Hylck Herema (UvB, f. 53v). Erfgenamen zijn (naast Hylck) de weeskinderen van Sicko Lyauckema (zoon van Epo’s broer Schelte (nr 65) en Lutthie Harinxma (nrs 116-119); x Ymck Minnema): Schelta (heeft huwelijkscontract met Anna, dochter van Gerrold Herema en Luttye, of één van hun andere dochters), Sicko, Luttye, Tryn. 2. Zie ook RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nrs 473-486, 492, 494-495 (processtukken betreffende de eis om het originele testament te overleggen) en 260 (proces-verbaal van het horen van de getuigen die het testament hebben bezegeld of ondertekend, 1539 mei 7). 3. Sicko Luttze soen moet een bastaardzoon van Epo zijn geweest. In RvdA III, 264-265 (1546) is onder Wijnaldum sprake van de erven van Sicko Epo zoen. 139 (1535 juni 18) Jayts Jacop (+) zoons: Jasper (klooster Lidlum), Crispiaen; dochters: Tryn (klooster Tzummarum), Jelle (kan eventueel ook zoonsnaam zijn); kleinkind: Hiske Leeuwarden Nr Naam Woonplaats Commentaar 140 (1535 december 22) heer Wabbo Lekkum (vicaris) 1. OSA 98 (1507): stadhouder van de hertog van Saksen, patroon van Sint Cecilia vicarie te Lekkum, presenteert aan proost van Oudmunster te Utrecht heer Wabbodus Romkonis, priester. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nrs 932-933 (deels gedrukt: OSA, nrs 134, 140-141, 150, 173; nr 150 is een op 12 april 1539 gemaakte inventaris van penningen, gevonden ten huize van Dyrck Sluyter, door heer Wabbo bestemd voor de armen, in totaal 32 goudgulden 19 stuivers); GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 34: klooster doet aan kerk Lekkum afstand van aanspraken op nalatenschap wijlen heer Wabba Romka zoen (1536 januari). Nr Naam Vader Partner Ov. familie 141 (1536 maart 6) Lutyen Gerbrandt Class geen erfgenamen in stijgende of dalende lijn, geen broers of zusters; nicht: Tryn Beelis Leeuwarden Woonplaats 518 Commentaar 1. Class was portier vant hus te Liewerden, mogelijk het blokhuis. Wellicht dezelfde als Claes poerties (Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nr 208. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 152: oldermans van broederschap H. Naem Jhesuss verkopen half huis, nagelaten door Leutzien kosterse (1537); ibidem, inv. nr 354: Tryn Peters dochter (= Tryn Beelis) te Sneek kwiteert oldermans van de Soete Naeme Jhesus broederschap te Leeuwarden voor ontvangst legaat Luytzien Gerbrandts dochter, haar zusterling (1537). Nr Naam Partner Kinderen 142 (1537 april 6) Lyuck Taede Hopper (+) zoons: Syuert, Galthye, Saeckle (+; dochter: Id; zoons: Reyn, Tade); dochter: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; dochters: Hys, Reynsck) Staveren 1. Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van Harmannus Hopper (nr 33) (SFA I, 220). 2. Syuerts zoon Joachim trouwde met Cristynken, dochter van Gregoris Bertolff van Aken (zie de aantekeningen bij nr 115). Woonplaats Commentaar Nr Naam Kinderen Woonplaats Commentaar 143 (1537 juni 22) Moy Sipkis zoon: Jelle; dochter: Myntthye (x Lauwa ten Allonna) Sondel Zie ook nr 196. Nr Naam Broers Kinderen Woonplaats Commentaar 144 (1538 mei 3) doctor Kempo van Martena Ede, Epe dochter: Syouck; natuurlijke dochter: Anna Leeuwarden of Kornjum 1. Zoon van Doecke Martena en Siouck Unia; trouwde eerst Peye Lewe (+ 1530), bij wie Syouck, vervolgens Lutthie Harinxma, tenslotte Anna Walta (+ 1537); hij overleed in 1538 (UvB, f. 54r). 2. Grootmoeder en tante van Syouck (nr 194): Gese en Ottye Luwens (lees: Lewe). Zij waren respectievelijk moeder en zuster van Kempo’s eerste vrouw, en deden in 1547 afstand van rechten op de nalatenschap van Syouck (Noordhoff, Archieven familie Lewe, 258-259; zie ook de genealogische tabel op p. 3 aldaar). 3. Zie ook de testamenten van Kempo’s broers Ede (nr 168) en Epe (nr 177). 4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nrs 34 (1543) en 69 (c. 1580): processtukken betreffende geldigheid testamenten Kempo en andere Martena’s. Nr Naam Vader Moeder 145 (1538 juli 15) Peer a Bosum Epo (+) N.N. (+) 519 Broer Partner Kinderen Woonplaats Commentaar Aggo Walta (+; x Fedd; zoon: Doeke) Bauck (+) zoon: Werp; dochter: Jouck Bozum 1. Zoon van Epo Hessels Jongema en Jouck Walta; trouwde Bauck Unia (nr 111), dochter van Teth Burmania (voor wie Peer een memorie sticht) en Worp Unia (UvB, f. 35r en 61v). 2. Zie ook: nrs 148 en 154; testament van Bauck (nr 111); GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) inv. nr 30 (verzoek van Pier Epes aan het stadsbestuur om zijn testament en codicillen en het testament van Bauck te mogen deponeren in de stadskist, 1538). 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 224 (regeling fideïcommis krachtens dit testament, 1619); ibidem, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 101 (overeenkomst tussen Gerland Liauckema, Sjouck, Hette, Sicke en R. Aebinga betreffende aanvaarding nalatenschap van Pier Epo zoen door Schelte Aebinga, 1619). 4. Literatuur: Van der Meer, ’Walta-state’. Nr Naam Partner Kinderen 146 (1538 september 30) Catryn Juw Decama (+) zoons: Sicke, Hette (+), Jarich; dochter: Yde (+; x Sicke Gratinga; zoon: Douwe) Franeker Zie de aantekeningen bij nr 114; zie ook nr 123. Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Moeder Zusters Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 147 (1538 oktober 20) Tyaerdt van Herama N.N. (+) N.N. (+) jongste: Lutz, Hylck Fouwel oom: Tako Franeker 1. Zoon van Gerrold Herema (+ 1538; broer van Tako) en Lutke Sjaarda; trouwde Fouwel Holdinga (UvB, f. 48r). 2. Niet uitgewerkt is de relatie tot: Pieter en Take Camminga, zoons van Sicke Camminga (x Tryn, zuster van Tyaerdt); Lutz, dochter van Hector van Hoxwier (x Ath, zuster van Tyaerdt); Geroldt, zoon van Aesgo van Hoxwier (x Edwert, zuster van Tyaerdt); Geroldt, zoon van Schelte Liauckema (x Anna, zuster van Tyaerdt). Nr Naam Vader Broer Ov. familie Woonplaats Commentaar 148 (1538 oktober 24) Peer van Bosum Epo N.N. (kinderen) neef: Watze Roorda van Cubairdt Bozum 1. Zie de aantekeningen bij nr 145; zie ook nr 154. 2. Watze Roorda was getrouwd met Tiets Unia, zuster van Werp Unia, de vader van Epo’s vrouw Bauck (UvB, f. 63v). 520 Nr Naam Broer Zuster Kinderen Woonplaats Commentaar 149 (1539 februari 24) heer Ritske Jaersma Syoerdt (zoon: Aeltye; dochters: Teth of Eet, Rompk) Margarete (klooster Sion) dochter: Margareta Holwerd 1. Zie ook SFA I, 229. Over Syoerdt en Rompk: UvB, f. 57r (Rompk x Sack Harings Rinia; broers: Eelcke en Richolt). Nr Naam Vader Woonplaats Commentaar 150 (1539 maart 14) Lyeuwe en zijn vrouw Saepke van Lyeuwe: Peter; van Saepke: Rinthie Oudkerk 1. Zie ook het testament van Lyeuwe van 1541 (nr 172). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 358 (1542-1546; 12 maart 1542 wordt Saepke weduwe genoemd; nog als Saepck Leuwes in BB, 107) en 359 (na 1546): Jucke Melle Baucke zoen Popma te Dokkum vraagt voogden gasthuis uitkering ingevolge testament Lyeuwe, zoon van Foockel Baucke dochter. Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 151 (1539 april 9) Hessell Abinga Jelck dochters: Hylck (in Nijeklooster), Wick, Tyetke; zoon: Kempo Huizum Zoon van Kempo Abbema en Hilck Harinxma; trouwde Jel Metselwier (UvB, f. 32v). Nr Naam Partners Kinderen Woonplaats commentaar 152 (1539 april 24) Sibbel Jacob (+); Simon (+) dochter: Doed (in klooster Monnikebaijum) Baijum? 1. Over de afwikkeling van de nalatenschap: Dolk, ’Decretale verkopingen’, 133 (1547). Hieruit blijkt dat haar eerste man Jacob Aetzies heette. 2. Mogelijk dezelfde als Sibbel Jaythies (zie nrs 61 en 72) Nr Naam Vader Moeder Kinderen Woonplaats Commentaar 153 (1539 april 28) Douwo en zijn vrouw Em van Douwo: Wythye of Yt van Douwo of Em: Euw (grootmoeder van dochter Eeuwe) zoons: Wytthye, Meyle, Merck; dochter: Eeuwe Rottum 1. Douwo noemt zich eerst Douwo Wythyes, later Douwo Ytzuns. Jacop smitt Ytzuns is mogelijk zijn broer. In de inventaris van RAF, Archief Familie Van Sminia, bij inv. nr 488, wordt hij zonder bronvermelding Douwe Wytthyes Jeppema genoemd. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO II, nr 376 (1543): scheiding tussen Meyle en Merck. 521 Nr Naam Vader Kinderen Woonplaats Commentaar 154 (1539 september 9) Peer a Bosum Epo zoon: Werp Bozum Zie de aantekeningen bij nr 145; zie ook nr 148. Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 155 (1539 september 13) Gheert Anscke Renick zoen dochters: Gheertze, Aeff, Pietrick (de laatste nog niet uitgeboedeld) Franeker In hetzelfde procesdossier (RAF, Archief Nedergerecht Franeker, inv. nr 44) het testament van Gheerts echtgenoot Anske Riencx zoen (1554 december 27) en stukken over de afwikkeling van hun beider nalatenschap. Over de familie: Telting, ’Eenige levensbijzonderheden’. Nr Naam Zuster Partner Kinderen 156 (1539 december 3) Tiedt Tryn (in klooster Bethlehem) Simon Henrycks (+) zoons: Gysbert (oudste; x Neel), Jan, Dirck (de laatste twee nog niet uitgeboedeld); dochters: Aelke (+; vier kinderen), Ansck (oudste) Harlingen 1. Dochter van Johan Sybrants Auckema en Auck Oengha; Tryn was haar halfzuster uit het huwelijk van Johan met Rints Feyckes Aebinga (SFA I, 28 en Van der Meer, ’Nij ljocht’). 2. GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18 bevat ook een uitspraak in geschillen tussen Tiedt en de andere erfgenamen van wijlen Simon Henrycks over de nalatenschap van Simon en zijn dochter Ebel. 3. Zie ook de testamenten van haar zuster Anscke (nr 70) en haar broer Peter (nrs 134 en 136). Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 522 157 (1540 februari 25) Syds Tziarda Moed (zusters in klooster Foswerd: Eets, Bauck, Tyets, Foekel; broer: Haring Sytyema) dochters: Mary, Kynsch (Frans Sysma), Womck, Syts, Anna; zoons: Schelte en Syds (tweelingen), Werp (geboren 1535 februari 4) moeyen: N.N. (dochter: Wyck in Sint Annaklooster), Auck Scheltema, Iyd (in klooster Foswerd); oom: Sytye Aylwa; neef: Frans Roerda Rinsumageest 1. Zoon van Schelte Scheltinga en Kinsck Tjaarda; trouwde eerst Anna N. (uit Brabant), bij wie Mary en Kynsch, daarna Moed Sytyema (UvB, f. 59v en 61r). Volgens SFA II, 263 was zijn eerste vrouw Anna Fliling. 2. Auck Scheltema was een zuster van Syds’ vader Schelte (UvB, f. 59v). Sytye Aylwa was een zoon van Syds’ grootmoeder van vaders kant, Sits Oedsma, uit haar tweede huwelijk met Juw Aylva (UvB, f. 59v). Frans Roorda was een zoon van Johan Roorda en Tied Scheltinga, een zuster van Syds’ vader Schelte (UvB, f. 58r). Nr Naam Vader Broer Kinderen Ov. familie Commentaar 158 (1540 juni 22) Gattzie Abbe halfbroer: Tzallingh zoon: Sybille; dochters: Thryncke en Teth oudoom (van zijn kinderen): heer Jelmer Broersma, pastoor Oudega Zoon van Abbe Gerkes Oenema toe Buwalda te Tjerkwerd en Tryn Haersma; trouwde waarschijnlijk N. Broersma. Benoemt tot voogden over de kinderen: heer Jelmer [Agges Broersma], en Focke en Tyaerdt Sybolts (zoons van Sibolt Focke zoen en Jayts Haersma, zuster van Gattzies moeder Tryn). Zie voor dit alles: Noomen, ’Buwaldaburen’, 3334 en 41. Tnr Naam Vader Broer Zusters Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 159 (1540 augustus 21) Jelle Harinxma Syrick Syttie Mary, Auck Teet zoons: Kempo, Syrick; dochter: Foekel zwager: Laes Jongama Loënga 1. Zoon van Syrick Harinxma en Att Fons; trouwde Teet Abbema (UvB, f. 46v). Volgens UvB had Jelle een zoon Syrick en een dochter Hebel (x Douwe Bootsma). 2. Laes Jongema (nr 165) was getrouwd met Jelles zuster Mary. 3. Zie ook het testament van broer Syttie (nr 175). Nr Naam Broer Zusters Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 160 (1540 september 12) heer Hero van Hottinga N.N. (+?; kinderen erven in zijn plaats) Jel (kinderen), Haring (+; kinderen erven in haar plaats) huisvrouw: Tryn meer dan één neef: Haringh Douwe zoen Harinxma (+) Franeker (pastoor) 1. Zoon van Hero Hottinga en Tiets Harinxma; neef Haringh was een zoon van Tiets’ broer Douwe Harinxma (UvB f. 50v - 51r). 2. Zie ook nr 166. Nr Naam Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats 161 (1540 september 23) Jets Tzumma (+) zoons: Wyba (zoon: Tzumma), Hera (dochter), Rimmert (kinderen) snoor: Sas Sneek Nr Naam Partners Kinderen 162 (1540 oktober 29) Wytz Aebyngha Wybe Saeckles (+), Adzert (bij Wybe) zoons: Johannes, Werp; dochters: Fraw, Teetke (in klooster Bethlehem); (bij Adzert) zonen: Wybe, Andleff 523 Ov. familie Woonplaats Commentaar zwager: Douwa van Burmania Blija 1. Dochter van Werp Itsma en Fraw Juwsma (UvB, f. 53r); trouwde eerst Wibe Reinsma, daarna Adzert Aebinga, weduwnaar van Tiemck Camminga (UvB, f. 31r). 2. Wybe en Andleff worden niet expliciet kinderen van Wytz genoemd. Zij komen ook niet voor in de genealogieën Aebinga in UvB, f. 31r en SFA I, 2. Zie echter nr 185, waaruit verder blijkt dat Wybe en Andleff inmiddels zijn overleden. 3. Douwa van Burmania was getrouwd met Wytz’ zuster Saepk (UvB, f. 53r). 4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1756 (1549). Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 163 (1540 december 1) Haebel Taecke Glins zoons: Harinck en Laes; dochters: Trincke en Botke Dronrijp Vermoedelijk dochter van Haring Haersma en Tryn N.; trouwde Taecke Glins te Dronrijp (UvB, f. 44r). In het testament is sprake van onze staten in der Ylst. Is echter niet exact thuis te brengen in de genealogie Harinxma (SFA I, 153; UvB, f. 46v). Zij overleed 1542 maart 29, haar man Taecke 1551 juli 4 (EHD, 1542; GFL IV 71, Dronrijp, G 113). Nr Naam Partners Kinderen Woonplaats Commentaar 164 (1541 januari 9) heer Tiaerdt van Burmanya Tyets (+); Graets zoons (bij zijn eerste vrouw): Joest, Ryenick Leeuwarden 1. Zoon van Rienck Upkes (Gratinga) en Aeck Burmania; trouwde eerst Tyets Unia, daarna Graets Camminga, weduwe van Wilco Holdinga (PKAF IV, 20-21; Beelaerts van Blokland, ’Burmania’; vgl. UvB, f. 35r). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania, inv. nr 2 (z.d.); ibidem, inv. nr 3 (c. 1555-1562); RAF, Collectie Fries Genootschap, inv. nr 623 (1562). Nr Naam Zuster Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 165 (1541 februari 15) Laes van Jonghama Doed (+) Mari (broer: Syttye) dochter: Foekel (+; x Docke Agge zoen Waltte) nicht: Womck Jongama (x Eelck Heringha) Sneek 1. Zoon van Agge Kempes Jongema en Foekel Oedsma (zie de aantekeningen bij nr 86); trouwde Mari Syercks dochter Harinxma (UvB, f. 46v). 2. Zie ook het testament van Laes’ zuster Foekel (nr 86) en de aantekeningen daarbij. Een extra aanwijzing voor de daar ontwikkelde theorie dat Laes en Foekel geen kinderen zijn van Agge Edes maar van Agge Kempes, is de vermelding van het naeste bloet van Laes voers. van syn vaeders wegen: Womck Jongema, Hessel Douwe zoen, Wulcke Douwe 524 zoen. Womck was een dochter van Agge Kempes’ halfbroer Edo (zie diens testament, nr 126); Hessel en Wulcke waren kleinzoons van Agge Kempes’ volle broer Hessel. 4. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot Aeel, Aeede Jongema weduwe (Aeede was een broer van Womck; zie zijn testament, nr 127); Foekel, Jelle Harinxma dochter (Jelle was een broer van Laes’ vrouw Mari); Syouck, Syerck Donnye huysfrouwe (zuster van Hessel en Wulcke); Wyts, Oefcke Hessel zoen dochter (Laes’ nicht Anna Oedsma was getrouwd met Oefcke Hessels Foppinga en had een dochter Wyts; UvB, f. 55v en 41v). Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 166 (1541 februari 27) heer Here van Hottinga huysvrouwe: Tryn meerdere Franeker Zie de aantekeningen bij nr 160. Nr Naam Vader Moeder Broer Zusters Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 167 (1541 maart 22) Wytss Jungummae heer Godschalck (+) Idsck Harinxmae Tyaerdt (x juyffer Tryn) Sytzs (x Johan Herummae; kinderen, o.a. dochter Luytzs), Tet Frans Mennummae den jonge dochters: Fransche, Luytzs Bolsward 1. Dochter van Goslick Juwinga en Idtsck Harinxma (nr 169); trouwde Frans Minnema (UvB, f. 51r). 2. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1042: codicil (1552) met aanvulling (1553); inv. nr 1043: codicil (1556); inv. nr 1044: testament (1559); inv. nr 1045: nadere beschikking (1559); inv. nr 1046: verklaring betreffende ontzegeling van het laatste testament (1562). 3. Zie ook het testament van haar zuster Tet (nr 202). Nr Naam Moeder Broers 168 (1541 april 11) Eede van Martena Siouck doctor Kempo (+; dochter: Siouck; ’lichter dochter’: Anna x Siurd Wopcke zoon te Garijp), Epe (x Eesck), NN (+; x Bauck; dochter: N.N.; zoon: Doecke) NN (+; dochters: Scholastica in klooster Smalle Ee, Hiss met dochter Griet); Eesck (?) ’lichter zoen’: Andries ’moy’: Rinthie; nichten: Foeckel (x Hans van Oesten), Cuneer (x joncker Bunau) Leeuwarden (?) 1. Zoon van Doecke Martena en Siouck Unia; trouwde Jel Douma (UvB, f. 54r). Omdat Jel pas overleed in 1540, is met Eesck, myn huysfrowe waarschijnlijk een dienstmaagd bedoeld. Eesck komt ook niet voor in de genealogieën. Eede overleed 1541 (UvB, f. 54r; vgl. SFA I, 268: 1540). Partners Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 525 2. De niet met name genoemde broer was Tiebbe. Legaten aan Anna Claes van Luxenburch (komt ook in andere Martena-testamenten voor), Sytzs van Grombach (zuster van Foeckel en Cuneer, dochters van Hessel Martena), zuster van de vrouw van een broer in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum (vgl. nr 177: Epo’s vrouw Eesck heeft daar een zuster Auck Gerckes). 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nrs 19 (1542, 1544), 34 (1543), 69 (c. 1580). 4. Zie ook de testamenten van broers Kempo (nr 144) en Epe (nr 177). Nr Naam Vader Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 169 (1541 juli 10) Idtsck Haerinxema Sythie heer Godschalck van Jungummae, ridder (+) dochters: Sytzs (x Johan van Herumae; zoon: Goslick), Wytzs (x Frans van Mennemae den jonge +), Tet (x Stoffel van Roerda); zoons: Dowe (+), Tyaerdt Bolsward 1. Dochter van Sythie Harinxma en Tet N. (Bonnema, Hillema?); trouwde Goslick Juwinga; overleden 1542 (UvB, f. 46v en 51r). 2. Zie ook de testamenten van haar dochters Wytzs (nr 167) en Tet (nr 202). Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 170 (1541 juli 15) Fed Wierd Metzies (+) dochters: Jetzs (x NN); Agneet (in klooster Aalsum) klooster Aalsum (afkomstig uit Bergum) 1. Fedda en Wyaart Matthys zoen waren in 1537 als proveniers opgenomen in Aalsum (GPCV II, 694). 2. Zie ook nr 187 en het testament van dochter Agneet (nr 174). Nr Naam Vader Moeder Broers Zuster 171 (1541 oktober 25) Wythie van Camminga Pieter Camminga (+) Fouwel Camminga (+) Sicko (+; x Kathrina; zoons: Pieter, Taecko, ’mette’ van Wythie); Hayo Graets (zoon: Tzyaerdt Hollinge, ’mette’ van Wythie; dochter: Fouwel Camminga; en andere kinderen) ’heerschop’ van Ameland, testeert te Leeuwarden 1. Zoon van Pieter Camminga (nr 98) en Fouwel Eminga (UvB, f. 36r). 2. Wil begraven worden in Hollum, maar als vervoer onmogelijk is, in Sint Catharinakerk te Leeuwarden bij zusters en broers. Andere dan de genoemde kinderen, van wie alleen Sicko is overleden, zijn niet bekend. Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 526 172 (1541 november 21) Lieuwo Pieter Saepck Renthzie dochter neven: Jucko, Syds; nicht: Haeck (Oudkerk; broer: Taecko) Oudkerk Zie nr 150. Nr Naam Vader Kinderen Woonplaats 173 (1542 april 16) Jacob en zijn vrouw Tyets van Jacob: Frerck; van Tyets: Doytze meerdere Bolsward Nr Naam Vader Zuster Woonplaats Commentaar 174 (1542 mei 26) zuster Agnes Wiert Metgen zoen Jetge (x Gottert) zuster in klooster Aalsum Zie ook de testamenten van Agnes’ moeder Fed (nrs 170 en 187). Nr Naam Moeder Broer Zusters Partner Woonplaats Commentaar 175 (1542 augustus 23) Sytse Harincxma At Jelle (kinderen) Auck (x Wlcke Oennema), Mary (x Laes Jongama +; kinderen) Jyts Hania IJlst 1. Zoon van Sirck Harinxma en Att Fons (de getuige heer Hottie Fons, pastoor te Jorwerd, zal familie van haar zijn); trouwde eerst His Ockema, daarna Jyts Hania (UvB, f. 46v). 2. Op het testament volgt een opgave van onroerende goederen van de testateur (RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 421, f. 5r-7r). 3. Zie ook testamenten van broer Jelle (nr 159) en zwager Laes (nr 165). Nr Naam Broers Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 176 (1542 augustus 25) joncker Roeliff van Bunau meerdere Cuner dochters: Agniete, Margarieta, Helena Franeker 1. Getrouwd met Cuner Martena (UvB, f. 54r), dochter van Hessel Martena (nr 92). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten, inv. nr 136 (gedeeltelijk afschrift in vertaling van uitspraak van hertog van Saksen over aanspraken van erfgenamen op goederen in Duitsland, z.d.). Nr Naam Broers 177 (1542 oktober 29) Epo van Martena doctor Kempo (+; natuurlijke dochter: Anna; dochter: Sioucktien); meester Tiebbe (+; zoon: Doecke) Eesck (zusters: Auck Gerckes, in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum; Anna Gerckes, priorin in klooster Cusemer) nichten: Intzs en Anna Hothnye (beide in klooster Bethlehem) Leeuwarden 1. Zoon van Doecke Martena en Sjouck Unia; trouwde Eesck Gercke dochter Tiessens (UvB, f. 54r). 2. Intzs en Anna waren dochters van zijn moeders zuster His en Juw Hottinga (UvB, f. 50v). Waarschijnlijk verwant: Gauts (in klooster Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 527 Gernaard of Nazareth onder Hallum), Anske (priorin klooster Bethlehem), Anna Claes van Lutzeburg kindskind. 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nr 69 (c. 1580). 4. Zie ook testamenten van zijn vrouw Eesck uit 1554 (GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 654), broers Kempo (nr 144) en Eede (nr 168) en Tiebbes weduwe Bauck Camstra (nr 195; inmiddels hertrouwd met Syds van Bottinga). Nr Naam Vader Broers Zuster Partner Woonplaats Commentaar 178 (1542 november 5) Hessel Tyerck Syuwerdt, Gaetse halfzuster: Sydts Anna Claes dochter Leeuwarden 1. Zie ook testamenten van Hessel van 1560 (GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 655) en 1567 (Ibidem, inv. nr 656) en van zijn weduwe van 1576 (Ibidem, inv. nr 655). Hij overleed uiterlijk 14 november 1567 (Ibidem, inv. nr 625). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: Ibidem, inv. nr 656. Nr Naam Vader Broer Zusters Partner Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar 179 (1543 februari 28) Frauw Gerbrandt Stenstra (+) Gemma Fed, Jouck, Atke; natuurlijke zuster: Beitzs (in Sint Anna klooster) Hero Buirmanye zwanger grootmoeder: Eetthie Stenstra; nicht: Thietke (in klooster Bethlehem) testeert te Leeuwarden 1. Geboren te Kampen in 1518, dochter van Saepk Itsma en haar tweede man Gerbrandt Stenstera; trouwde Hero Burmania; overleden 1548, begraven in Stiens (UvB, f. 60v). Zowel UvB als SFA geven de naam van haar vader als Sibren in plaats van Gerbrandt. 2. De vierde echtgenoot van Frauws moeder Saepk was Douwe Burmania, de vader van Frauws man Hero (UvB, f. 53r). Zij kregen twee kinderen, Gemma en Atke, de door Frauw genoemde broer en zuster (UvB, f. 35r). 3. Nicht Thietke was een dochter van Wytz Itsma, zuster van Frauws moeder. Zie de testamenten van Wytz (nrs 162 en 185). Nr Naam Broers Zusters Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 180 (1543 oktober 30) Salvius Foppinga Wfko (+; dochter: Tryn; en andere kinderen) Anna (+; zoon: Hessel Meckema; vier dochters) Aelcke Hermana nicht: Rints Camminga Dronrijp 1. Zoon van Hessel Foppinga en Frouck Eminga; trouwde Aelcke Hermana (UvB, f. 41v). Overleed 1543 november 7 (GFL IV, 74 (Dronrijp G 117). 528 2. De nicht Rints was Rints Minnema, getrouwd met Wyttie Camminga, kleinzoon van Rienck Eminga, broer van Salvius’ moeder Frouck; haar jongste zoon Rienck wordt ook bedacht in het testament (UvB, f. 35v). Nr Naam Vader Broer Zuster Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 181 (1544 februari 27) Zettie Lickle Tyerck (+) Wlke Yeske (zoon: Pier) zoons: Tyerck (lichter dochter: Auck), Jacob Ruigahuizen Er wordt ook beschikt over geld van Holla Zytie zoen, mogelijk een overleden zoon. Nr Naam Zuster Partners Woonplaats Commentaar 182 (1544 april 6) Ritzske Bolama Siolck Geel (+); Syrdt Leeuwarden Zie ook de nrs 130-132 en 190, en de aantekeningen bij nr 130. Nr Naam Broer Kinderen Woonplaats Commentaar 183 (1544 mei 1) Syercktzien Donie N.N. (zoon: Feddo Haerda) zoon: Gosse (+) Leeuwarden 1. Dochter van Sirck Agges Donia en Beyts Pibes Liunga alias Haerda; trouwde Gosse Goffes Aebinga (UvB, f. 47ar). In UvB, f. 30v en SFA I, 158 wordt vermeld dat zij overleed in 1524, en haar man in 1515. Het eerste kan niet juist zijn, gezien de datum van het testament. Haar zerk geeft geen uitsluitsel (GFL III, 66-67 (Galileeërkerk, G 156): zerk van Syrckyen Do[nia], overleden 15[..] januari 22). In 1534 wordt zij vermeld als weduwe van Goesse Abyngha (OFO II, nr 365). 2. De niet met name genoemde broer was Pibe Mernstra alias Haerda, zoon van Beyts uit haar eerste huwelijk met Hessel Mernstra (UvB, f. 45v). Nr Naam Broer Zuster Partner Kinderen 184 (1544 mei 2) heer Foppe Baucke (+; kinderen, o.a. zoon Jarich) Rixt (kinderen: Rints, Frans, Atze) huisvrouw: Peterick zoons: Bertelt, Atze (+; kinderen), Anne, Frans, Jurgen, Marten, Cornelis (de twee jongste) Tzummarum (vicaris) Heer Foppe moet kort hierna zijn overleden, want in 1546 worden zijn erven genoemd (RvdA III, 140 e.v.). Woonplaats Commentaar Nr Naam Partners 185 (1544 september 14) Wytz Aebbinge N.N.; Adzert 529 Kinderen Woonplaats Commentaar Nr Naam Partner Kinderen Woonplaats Commentaar (bij Adzert) zoons: Wybe (+), Andleff (+); dochter: Tyemck; (uit eerder huwelijk) dochters: Fraw (+; kinderen erven in haar plaats), Teetke (in klooster Bethlehem) getuigen o.a. pastoor Ferwerd en secretaris Ferwerderadeel Zie de aantekeningen bij nr 162. 186 (1544 oktober 28) Reynsk Camstra Hette van Dekama (+; broer: meester Sicke) zoons: Pieter (oudste), Aesghe, Hette (jongste); dochters: Edewaer (in klooster Tzummarum), Yde, Marie, Jel Jelsum 1. Dochter van Rienck Camstra en Gerland Hoxwier; trouwde Hette Dekema (UvB, f. 36v). Volgens het opschrift op hun zerk overleed Hette 1522 september 20, Reynsk 1549 augustus 4 (GFL III, 35: zerk uit Galileeërkerk). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1410 (1550): scheiding en deling tussen Pieter, Hette, Yde (x Ryoerd Aebinga), Jel (x Tjaert Jongema) en Marie (x Julius Botnia). Nr Naam Woonplaats Commentaar 187 (1545 januari 22) Fedde Wyrs Beets 1. Geeft haar bezit in Noordermeer aan Joachum Teye zoen en Wythe Gotters dochter. Uit het testament van Feddes dochter Agnes (nr 174) blijkt dat Feddes dochter Jetge was getrouwd met Gottert. Wythe was dus Feddes kleindochter. 2. Zie ook nr 170, en het testament van Feddes dochter Agnes (nr 174). Nr Naam Broer 188 (1545 juni 21) Take van Herama N.N. (+; dochters: Luts Camminga, Cathryn Camminga, Eedwer van Hocxwier; kleinkind: Luts, dochter van doctor Hector van Hocxwier) N.N. (+; dochter: Cathryn Ryngie), Hylck (+) nicht: Tied Herama; Take, jongste zoon van wijlen Sicke Cammingha; mette: George Roorda; neven: meester Wattie Roorda, Johan Walta Franeker 1. Zoon van Take Herema en Att Roorda (UvB, f. 48r). 2. De overleden broer was Gerrold. De dochters die in dit testament al dan niet expliciet worden genoemd, waren Luts (x Minne Camminga), Cathryn (x Sicke Camminga; zoons: Pieter, Take), Eedwer (x Aesge Hoxwier), Atke (x Hector Hoxwier; dochter: Luts), Anna (+ 1538; x Schelte Liauckema). De overleden zuster was Rints (x Doecke Rinia; dochter: Cathryn; UvB, f. 57r). Nicht Tied was een dochter van Takes broer Johan (x Tierck Walta; zoon: Johan). Wiggle Herama toe Sweins was een achterkleinzoon van Takes oom Breutick. Zie voor Herema UvB, f. 48r. 3. Wattie Roorda was een achterneef van Takes moeder (UvB, f. 57v). 4. Zie ook GA Franeker, Archief Gerecht, inv. nr BB 1 (1546): specificatie van boeken, geleend aan heer Bocke. Zusters Ov. familie Woonplaats Commentaar 530 Nr Naam Partners Kinderen Ov. familie Commentaar Nr Naam Zusters Partner Woonplaats Commentaar 189 (1545 november 11) Rynts Minnema Wytie Camminga (+), Heero van Roorda (+) zoons: Renick (jongste), Frans, Haye, Wattie; dochters: Trynke, Ympke, Doed (x Georgien van Roorda), Tyemck (x Frans Humalda; dochter: Luts), Sipke (+), Mary (+) Sybren Roorda 1. Zie de aantekeningen bij nr 129, het testament dat Rynts maakte samen met haar eerste man. 2. Sybren Roorda (nr 210) was de vader van Rynts’ tweede man Heero en van Doeds man Georgien (UvB, f. 58r). 190 (1545 december 2) Ritske Bolema Anna (in klooster Siegerswoude); halfzuster: Jets (dochters: Anske, Aucke; meerdere zoons: legaat aan twee jongste zoons) Syerdt Leeuwarden 1. Zie de nrs 130-132 en 182, en de aantekeningen bij nr 130. 2. Legaten aan Alyt Syolken dochter en Anna Gerloffs dochter in klooster Siegerswoude. Alyt was waarschijnlijk een dochter van Ritskes zuster Syolk. Nr Naam Zuster Kinderen Woonplaats Commentaar 191 (1546 februari 1) juffrouw Luts van Ockema Teetke zoon: Hero; dochter: Rixt testeert in Franeker, wil begraven worden in Burgwerd 1. Dochter van Frans Minnema en Luts Feitsma; trouwde Joost Ockema (UvB, f. 55r). 2. Vermaakt land dat voor een derde deel toekomt aan Schelto Liauckema, zoon van Luts’ zuster Imck en Sicke Liauckema (zie UvB, f. 53v). Nr Naam Vader Kinderen Commentaar 192 (1546 juni 1) Symon en zijn vrouw Barber van Symon: Hoeyte; van Barber: Tymen dochters: Fueck, Neel (x Sipcke Syuerdts zoen) 1. Symon was mogelijk dezelfde als Symen Hoyts zoen of Symen Hoeits, schepen van Bolsward in 1539 en 1544 (GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nrs 772 en 797). 2. Barber beschikt over een half huis in Leeuwarden. Mogelijk was zij een dochter van Tymen Frericks zoen, vele malen schepen van Leeuwarden tussen 1498 en 1520. Tymen was afkomstig uit Bolsward (Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nr 89). Nr Naam Partner Ov. familie 193 (1546 november 20) Schelta Andla Latzema Jel (+) nicht: Tryn, dochter van Pybe Hette zoen; neven: Hans Hans zoen en Atte Opnehuysen; nicht: Jets Abbe Gerloffs zoens dochter (erfgename) Sexbierum Woonplaats 531 Commentaar 1. Ouders niet bekend; trouwde Remck Kempe dochter Oenema (UvB, f. 38v) en Jel Hommes Hettinga (UvB, f. 48v). Jel zou ook getrouwd zijn geweest met Siurd Andla (UvB, f. 47r). 2. Volgens UvB, f. 48v overleed Jel in 1543 kinderloos; volgens f. 38v hadden Schelte en Jel een dochter Jets, als weduwe van N.N. hertrouwd met Wlke Douma. Schelta’s erfgename Jets was kleindochter van Fokel Gerlefs (zie nr 110). Mogelijk was Abbe de eerste man van dochter Jets. Wel wordt Abbe als eerste echtgenoot van Wlkes zuster Gerland Douma vermeld, maar hier lijkt UvB niet zeker van zijn zaak: volgens f. 38v was Gerland hertrouwd met Here Agges in Bozum, volgens f. 56av trouwde zij eerst Heere Agges in Sexbierum, daarna Heere Aarnds in Bozum. 3. Als Jets Abbes of haar kinderen sterven zonder wettige nakomelingen, mag Latsmastate worden bewoond door Atte Opemehuysen of zijn kinderen. Het is niet duidelijk in welke relatie zij staan tot Schelta. 4. Legaten aan Feyke Heercke zoen en zijn zusters dochter Jets uit hoofde van het testament van wijlen Rints, hun moeye; Hette en Andla, zoons van Jelte Jorryt zoen; Sicke Dye zoen en zijn zuster Jeets; Atte Fedghe. 5. Zie ook de nrs 206 (1549) en 207 (1550). Nr Naam Zuster Partner Ov. familie Woonplaats Commentaar 194 (1547 februari 19) Siouck van Martena halfzuster: Anna Schelto Liauckema grootmoeder: Gees, te Groningen Sexbierum 1. Dochter van Kempo Martena en Peye Lewe; trouwde Schelte Liauckema (UvB, f. 54r). Zie de aantekeningen bij nr 144 (Kempo Martena). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nrs 24 (1547) en 69 (c. 1580); RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nrs 204-206 (1547-1555). Nr Naam Moeder Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 195 (1547 februari 22) Bauck Kamstera NN (+; x Edo van Martena +) Syds van Bottinga zoon: Doeke Martena; (bij Syds) dochter: Jel; twee zonen testeert in Nijland 1. Dochter van Abbe Saskers Camstra en Jel Douwes Douma (hertrouwd met Edo Martena, nr 168); trouwde eerst Tiebbe Martena (broer van Edo), later Syds Botnia (UvB, f. 37r en 54r). 2. Genoemd wordt Scelte Liauckema, getrouwd met Siouck (nr 194), dochter van Tiebbes broer Kempo (UvB, f. 54r). 3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Familie Van Martena, inv. nr 69 (c. 1580). Nr Naam Kinderen 196 (1547 maart 12) Moey Sipkis zoon: Jolle; dochter: N.N. (+; x Lauw; zoon: Tyerck dochters: Sypke en Myercku) Sondel Zie de aantekeningen bij nr 143. Woonplaats Commentaar 532 Nr Naam Broer Woonplaats Commentaar 197 (1547 mei 14) Frederick en Julius van Botnya, broers Dominicus (+) betreft Botnia state in Marrum Zoons van Juw Botnia en Fokel Hottinga; Frederick of Feicke trouwde Maximiliana van Absolon uit Brussel, Julius of Juw trouwde Maria Dekema (UvB, f. 33v). Nr Naam Moeder Woonplaats Commentaar 198 (1547 september 28) Wytthie Camstra en zijn vrouw Rema Hermana van Rema: Wyck Hermana Wirdum, op Camstra zate 1. Wytthie was zoon van Rienck Camstra en His Ockinga (UvB, f. 36v). Rema was dochter van Hobbe Hermana en Wick Feitsma; trouwde achtereenvolgens Watze Harinxma, Wytthie Camstra, Hartman Galema en Hieronimus Hania; uit geen enkel huwelijk had zij kinderen (UvB, f. 47av). 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Wytthie: RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1430 (1557). Nr Naam Vader Broers Zusters Partners Kinderen Ov. familie 199 (1548 februari 7) Reintzen Douwe Wlcke Douwe zoon, Hessel Jongema (+) Anna (x Rioerdt Alberts), Gerlant, Syouck Pier Sytzema zwanger moeye: Renick (in klooster Groendijk); nichten: Jelcke, Barber (beide in Sneek); oom: Kempo van Juuynghema (+) wil begraven worden in Arum 1. Dochter van Douwe Douma van Oenema en Jel Jongema; trouwde Pier Sytzema te Arum (UvB, f. 38v, 56av en 52r). 2. Heeft met Anna en Rioerdt en de andere erfgenamen van haar oom Kempo (broer van haar moeder) een scheiding gesloten op 1538 november 23 (UvB, f. 52r). Woonplaats Commentaar Nr Naam Woonplaats Commentaar 200 (1548 oktober 3) Tryn Alberts Leeuwarden (weeshuismoeder) In dorso: Catryn Halbe dochter Nr Naam Vader Broer Zuster Woonplaats 201 (1548 december 27) Dirck en zijn vrouw Thrin van Dirck: Adem; van Thrin: Arent van Dirck: Jelle (+; zoon: Agge +, met kinderen) van Dirck: N.N. (kinderen) Bolsward (Dirck is schepen) Nr Naam Partner Kinderen 202 (1549 januari 13) juffer Teth Jongema Christophel Roorda twee 533 Woonplaats Commentaar betrokken bij testament: pastoor Ried, vicaris Berlicum 1. Dochter van Goslick Juwinga en Idtske Harinxma; trouwde Christophel Roorda; overleed in 1549 (UvB, f. 51r). 2. Zie ook de testamenten van haar moeder (nr 169) en haar zuster Wytss (nr 167). Nr Naam Vader Broers Zusters Partner Kinderen Woonplaats Commentaar 203 (1549 februari 8) Tjepck Tjepcke N.N. (dochters: Ebel in klooster Sion, Ricla) halfzuster: N.N. (kleinkinderen) Jaspar Aesgama (+) dochters: Baet (+), Wyck (x Tzalingh) testeert in Wirdum, meeste belangen in Dantumawoude 1. Dochter Wyck (+ 1551) trouwde Tzalingh Hommes Camstra (UvB, f. 36v). Volgens UvB, f. 54v trouwde een niet met name bekende zuster van Wyck met Tialingh Mockema; dit zal dus Baet zijn geweest. 2. Zie ook RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1366: stukken betreffende de boedel van Jaspar Aesgema (1539). Nr Naam Vader Partner Ov. familie 204 (1549 april 11) Nanne Reyn Hid (wil begraven worden in graf van haar vader) erfgenamen: zusterlingen (sommige overleden met nalating van kinderen) Bolsward (schepen) 1. Trouwde Hid, dochter van Hera Jelbits (nr 66). Haar testamenten uit 1561 in GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 78. 2. Zie ook nr 205. 3. Mogelijk verwant: wijlen heer Aggo te Sneek, van wie Nanne land heeft verkregen. 4. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Nanne en Hid: GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nrs 79-82; ibidem, Oud Stadsarchief, inv. nr 798 (1549). Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Partner Woonplaats Commentaar 205 (1549 april 13) Nanne Reyn Hyd Bolsward Overleden op dezelfde dag. Zie verder nr 204. Nr Naam Woonplaats Commentaar 206 (1549 december 21) Schelte Andla Latzema Sexbierum 1. Zie de nrs 193 en 207. 2. Legaten aan Sicke Dye zoen, Jets, Anna Tryne dochter in Leeuwarden (t.b.v. haar kinderen). De legaten die in nr 193 werden bestemd voor Jets, zuster van Sicke Dye zoen, en Atte Opnehuysen, vervallen wegens hun overlijden. Tryn Pybe dochter beweert een graad nader te zijn dan Jets Abbe dochter. 534 Nr Naam Ov. familie Woonplaats Commentaar 207 (1550 januari 22) Schelte Latzma myech: Hessel Sexbierum 1. Zie de nrs 193 en 206. 2. Legaten aan Anne Jelte wyf te Leeuwarden (t.b.v. haar kinderen), Sicke Dye zoen, Humma Peter Harsma zoen, Ryns Derck zoen, Dowe Goslyx zoen, Hans glaesmaker, Goslick Lyeues (woont bij Schelte in huis), Froucks twee dochters en haar zoon Joeryen. Nr Naam Vader Zuster Kinderen Ov. familie 208 (1550 april 2) Obbe Dirck Aets Dircx (in ’Bayum’, vermoedelijk klooster Monnikebaijum) dochter: Thiets (in klooster Monnikebaijum) naaste bloed: heer Frans (in klooster Foswerd), Ruerdt schroer en zijn broer en zuster, Neel Jans, Jan Jans zoen te Goutum, Haye en Herdis Buwe zoenen, Jel te Bolsward, Ane Jans te Franeker, Doue Claes zoen te Lekkum, Aleff Lolle zoen. Leeuwarden 1. In een codicil van 1552 augustus 23 (GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 651) worden de rechten van zijn dochter sterk beperkt ten gunste van het weeshuis. 2. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Obbe en Thiets: GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 652 (1563-1576). Woonplaats Commentaar Nr Naam Partners Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Broers Partner Kinderen 209 (1550 september 7) Jeye Sickingha Douwa Donya (+); Haring Sythiema (zuster: Moede x Syds Tyarda (+), kinderen) (bij Douwa) zoon: Johan (+) nichten en rechte erfgenamen: Griete (x Jan ten Holten), Johanna (x Dirck van Ballen) Hallum 1. Dochter van Jan Sickinghe; trouwde eerst Douwa Donya alias Itsma, daarna Haring Sythiema (UvB, f. 53r en 59v). 2. Er is twist mogelijk over de nalatenschappen van haar eerste man Douwa en haar zoon Johan met Saepke van Burmania, haar zuster en haar zusterskinderen. Douwa was een zoon van Saepck Donia en Werp Itsma. Werp hertrouwde Frau Juwsma, bij wie hij drie dochters kreeg, onder wie Saepck, die trouwde met Douwe Burmania (UvB, f. 53r). 210 (1550 september 17) Sybrandt van Roorda Schelte (5 kinderen, onder wie zoon Crystoffel); Johan (zoon: Frans; dochter: Rints) N.N. (+; broers: heer Hero van Hottinga, Jarich Hottinga (+; kinderen en kleinkinderen) zoons: Goffe van Roorda (x Mechtelt, dochter van meester Marten van Naerden, luitenant van Groningen), Georgen van Roorda (dochter: Harmck); dochter: Impcke (+; x Bocke Gratinga +; zoon: Hero, moet voortaan Van Roorda heten en wapen van Sybrandt gaan voeren) 535 Woonplaats Commentaar Nr Naam Moeder Zuster Partners Kinderen Ov. familie Woonplaats Commentaar Nr Naam Vader Zuster Partner Woonplaats Commentaar 536 Leeuwarden (pastoor Sint Catharina is biechtvader); eerder Spannum (huis Doenterp) 1. Zoon van Goffe Roorda en Imck Hommema; trouwde Haring Hottinga (UvB, f. 58r). Overleden uiterlijk 1550 december 1, als in de akte die op het testament volgt, wordt gesproken van wijlen Sybrandt van Roorda. 2. Legaten aan Baue Roorda, kinderen van Jel Roorda en kinderen van Rynts Roorda. Baue en Rynts waren kinderen van Sybrandts broer Fredrick (UvB, f. 58r). Mogelijk was Jel hun zuster. 211 (1550 december 6) Hessel Boytiema stiefmoeder: Catrina volle zuster: Griet (+) 1. Hisse (+; zuster Sascker in Smalle Ee); 2. Mary (bij Hisse) zoons: Syerck, Abbe, Douwo, Hayo, Eepo; dochter: Geel; natuurlijke dochter: Katrina (x Canter?; kinderen) miech: Syuck Mollema Kollum (Boythiema state) 1. Zoon van Sirck Remmersma en Greel (?) Boitsma, weduwe van Ritske Boitsma (UvB, f. 41v); trouwde eerst His Abbes Heringa (UvB, f. 37r), later Mary Harinxma (SFA II, 37-38), weduwe van Laes Jongema (nr 165). Hessel zou eerst desponsata (’verloofd’) zijn geweest met Alyd, dochter van Biuck Hemmema en Auck Eminga (UvB, f. 47av). 2. Syuck Mollema (lees: Mellema) was een neef van Hessel: zoon van zijn vaders broer Poppe Mellema (UvB, f. 41v). 3. Hessel heeft een vierde deel van een huis te Leeuwarden dat is gekocht door wijlen Eedo Martena en Jel Mencke. Hessels eerste vrouw Hisse was een dochter van Abbe Saskers Camstra en Jel Douma. Jel trouwde later met Edo Martena (UvB, f. 37r en 39r). De betekenis van Mencke in dit verband is onduidelijk. 4. Een aantal goederen waarover Hessel beschikt, komt deels toe aan de kinderen van Syds Botnia. Hessels eerste vrouw Hisse had een zuster Bauck, die eerst was getrouwd met Tiebbe Martena, daarna met Syds Botnia. Een andere zuster was Sasker, de in het testament genoemd moye van Hessels kinderen (volgens UvB, f. 37r in klooster Aalsum). 5. Hessel ontvangt jaarlijks een rente van Eepo en Goffo Douwema. Zij waren zoons van Jels broer Epo Douma (UvB, f. 39r). Die rente vloeit voor uit bezit van zuster Katrina Douwema in klooster Smalle Ee en zuster Gauts Douma in klooster Aalsum. Hun relatie tot Jel is niet duidelijk. 212 (1550 december 29) Rippert Reyner Hillegont Reyners dochter N.N. (+), N.N. (+), Dieuw Luytziens dochter Leeuwarden, afkomstig uit Amsterdam Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 360 (1556). 6. Familierelaties tussen testateurs Auckema Sibrant Auckema Johan Anscke 70 (1505) Sibbel 61 (1501) 72 (1506) Pieter 134 (1534) 136 (1534) Tiedt 156 (1539) Teeth of Kathryn x Peter Auck 137 (1534) Aylva Epo Aylva Tjaard Catharina x Sicke van Nyenhuys Douwe x Yde Edwar 30 (1473) Sjaarda (zie verder Jelmera) 77 (1510) (zie verder Sjaarda) Tyethye 74 (1507) (zie verder Liauckema) 537 Camminga Peter Camminga 2 x 11 (1440) Site Lousma x 1 14 (1451) Saeck x Wattia Harinxma 28 (1472) Sicke 1 x Dode Dokema 57 (1499) Grathie 37 (1476) Peter 98 (1521) Graets x 1 Wilco Holdinga x 2 Tiaerdt Burmania 164 (1541) Peter Camstra (zie verder Camstra) x 2 Haya Jelmera 50 (1486) (zie ook Jelmera) Siouck x Rienck Eminga Wytthie 171 (1541) Wytthie Camminga 129 (1533) x Remtz Minnema 129 (1533) 189 (1545) Camstra/Heringa Peter Camstra 1x N.N. 1 x Rienck Tiets 1 x Jousma 104 (1523) Site Lousma x 2 14 (1451) x 2 Tietke Unia Wiggle 58 (1499) x Eelck Heringa Peter Feico Sasker Heringa 80 (1510) x 2 His Dekema Rienck Rienck His x Douwe Jousma 124 (1529) Abbe Reynsk 186 (1544) Wytthie 198 (1547) x Rema Hermana 198 (1547) His x Hessel Bootsma 211 (1550) 538 Peter Camminga (zie verder Camminga) Bauck 195 (1547) Harinxma (Sneek) Bocke Wattia 28 (1472) Yde 44 (1483) Feico Juw Jel x Kempo Jongema (zie verder Jongema) Katherina 94 (1518) Hilck x Kempo Abbema Kathryn 62 (1501) Lutthye 116-119 (1527) x Schelte Liauckema 65 (1503) Hessell Abinga 151 (1539) Harinxma (IJlst) Epo Sirck Sitze Sirck Hilck x Douwe Jousma 124 (1529) Jelle 159 (1540) Sytse 175 (1542) Idtsck 169 (1541) x Goslick Juwinga (zie Juwinga) Mary x 1 Laes Jongema 165 (1541) x 2 Hessel Bootsma 211 (1550) 539 Herama/Tyercksma (Bolsward) Jelbit Herama Hera x 66 (1504) Wipcke Tyercksma 55 (1496) Eedwer Janken 91 (1516) Hid x Nanne Reyns 204-205 (1549) Herema (Tzum) Take Gerrold Take 188 (1545) Hylck x Epo Liauckema 138 (1535) Tyaerdt 147 (1538) Hottinga/Juwinga Goslick x Hottinga Ansck Juwinga Juw Juwinga Foekel x Hottinga Epe a Kee Tjaerd Juwinga Tjerck Juwinga Jarich Hottinga 34 (1475) Goslick Juwinga x Idtsck Harinxma 169 (1541) Juw Juwinga x Katherina Harinxma 94 (1518) Cathryn 114 (1525) 123 (1528) 146 (1538) Teth 202 (1549) Wytss 167 (1541) 540 Here Hottinga Both x Hessell Martena 92 (1517) Haring x Sybrant Roorda 210 (1550) Hero 160 (1540) 166 (1541) Jelmera/Heringa Ritsche Jelmera 13 (1450) Sasker Haya 50 (1486) x Dode Dokema 57 (1499) w.v. Sicke Camminga (zie verder Camminga) x Yde Aylva 30 (1473) w.v. Eelcke Heringa buiten echt: Hantya Heringa x Doed 49 (1485) Eelck x Wiggle Camstra 58 (1499) (zie verder Camstra) Romcke Jets x Sioele Buwinga Ritsko Boelema 130-132 (1533) 182 (1544) 190 (1545) Jongema/Walta Edo Jongema Hessel Ansck 1 x Kempo x 2 Jel Harinxma Epo x Jouck Walta Aeda 42 (1481) Eda 126 (1531) Agge Aedae 127 (1532) Foekel 86 (1514) Peer 145 (1538) 148 (1538) 154 (1539) x Bauck Unia 111 (1525) Laes 165 (1541) 541 Liauckema Schelta Liauckema 40 (1479) x Tyethye van Nyenhuys 74 (1507) Epo 138 (1535) Schelte 65 (1503) x Lytthye Harinxma 116-119 (1527) Sicke Schelte x Siouck Martena 194 (1547) Martena Sitse Martena Jouka 51 (1488) Hessell 92 (1517) Doecke Lucia x Fritz van Grunbach 103 (1523) Cuneer x Roeliff van Bunau 176 (1542) Kempo 144 (1538) Siouck 194 (1547) 542 Epo 177 (1542) Tiebbe x Bauck Camstra 195 (1547) Eede 168 (1541) Minnema Rints Hommema 1 x Frans Minnema x 2 Luts Feitsma Remtz 129 (1533) 189 (1545) x Wytthie Camminga 129 (1533) Frans x 1 Syt Eminga 2 Wytss Juwinga 167 (1541) Luts 191 (1546) Sjaarda Sicke Sjaarda Edwar 77 (1510) x Douwe Aylva (gaat zich Sjaarda noemen) Tjaard x Kathryn Harinxma 62 (1501) Swob x Jarich Hottinga 34 (1475) Lutke x Gerrold Herema Cathryn 114 (1525) 123 (1528) 146 (1538) Allert Sicke x Sicka Lutthye 36 (1476) Harinxma 116-119 (1527) Tyaerdt 147 (1538) 543 Glossarium aech (62), behoort adeel (50, 61, 63, 70), eeuwig deel (a = eeuwig); vgl. portio perpetua (16) aeffta zyd (67), echtgenote afslaen (106), ontnemen door doodslag afterdaden (38, 94, 113, 275, 280 etc.), postfacienda (39), kerkelijke plechtigheden na overlijden, t.b.v. zieleheil agen (72), onbekend; vermoedelijk corrupt ager (9), landmaat alft (342), alve of albe, witlinnen kleed van priester algued (15), onbekend; roerend goed? altorum et bassorum (5), in altis et bassis (29), over hoog en laag, geheel en al zoals het er bij ligt; vandaar ook: ongescheiden anbring (321), aanbreng, waarschijnlijk het register van 1511 (RvdA) anfall ende ghaerhyeld (160), bezoek en beraad, familiebijeenkomst anniversarium (4, 199, 252), jaarstond, jaarlijkse herdenking van de sterfdag antwort (37), andert (43, 63, 64), antwyrdt (152), aanwezigheid baech (151), onbekend; boog? bassdonyen (paternoster) (238), onbekend; soort (edel)steen? befestingh (99), hetzelfde als bueckwesta (zie aldaar) begynen (94, 189), baguta (1), begijn, derde-ordezuster; zie ook monialis (2) begangenis (253, 266, 296, 303, 357, 379, 449), begaen (48, 91), bezoek aan het graf tijdens uitvaartplechtigheid of memoriemis bekeringe (240, 278), beslommeringen beraden (18, 48, 60, 323, 324, 333), uitboedelen bergie (156), in onderhoud voorzien, zich redden bernth (18, 48, 81), last, in het bijzonder zielelast: religieuze verplichtingen t.b.v. het zieleheil van overledenen berou (108), toebehoren, in dit geval van een bed, dus: beddegoed beschyn (184), bewijsstuk bethe (85), voorbede, in het bijzonder voor zieleheil beyers (105), eigenlijk beyaert, roodbruin biddende orden (15, 17, 19, 43, 50, etc.), bedelorden berns, birns (46, 48, 50, 51, 66, etc.), uitboedeling, gift van kindsdeel bischop (275), schoolmeester blikena berth (46), blykende boert (120), blyckende geboert (203), levende nakomelingen boecken, buken (15, 18, 19, 38, 45, etc.), legaat aan kerk, meestal een vast bedrag per persoon of per bezitseenheid boeden (131), kerkelijke afkondigingen voor huwelijk boeszder (83), boesdoer (332), grote deur van een schuur bostegia (16), bestegen (43), boestgen (59, 195), trouwen broescap (45), broeders, in dit geval dominicanen bruckma, gebruick (280, 305, 389, 436), gebruiksrecht (zie ook notma) bueckwesta, buucwas (16, 36, 46, 117, 160, etc.), befestingh (99), huwbare leeftijd; misschien ook: zelfstandige vestiging bulster (bed ende -) (280, 396), strozak busse (105), vuurroer, geweer byliowert (216), belieft hij het, indien hij wil byorknyen (14), beoorkonden byriuchter (96), berechter, priester die laatste sacramenten brengt byscaet (145), gewenst, bepaald (van besceiden) 544 bystegha (ter moelda -) (45), ter aarde bestellen bytefta (250), ten achter, achterstallig Decretales (114, 303), verzameling pauselijke besluiten deedland (289), doodland, land waaruit afterdaden worden betaald deel (70, 72, 134, 155, 320, 437), portio (93), uitdeling aan priesters op jaarlijkse herdenking van overlijdensdag (zie ook adeel) deel (94, 123, 319), teyl (84), grietenij deelta (161), dolte (deeyp - int uyt ende een int suart) (236), hoeveelheid te delven turf; ’witte’ turf is van mindere kwaliteit dan ’zwarte’ dempter (276), uit Deventer deymodt, mod (311), dagmaad, land dat in een dag kan worden gemaaid dick, wick (328), al het land, geheel en al (vgl. land ende sand) dolte, zie deelta druga ziela (247), ziel waarvoor geen afterdaden worden gedaan dusengh (81), gordel met schelletjes duesert (189), onbekend; hetzelfde als dusengh? dyoep (25, 32), (van jupe), japon eech (250), bezit eedss (65), turf eer ende veer (404), aanzien en rechten die bij een state horen eermissa (64, 279), edermisse (159), vroegmis eester (300), tuin, boomgaard eynter (153), eenjarig entra (91), inter (193), één van hen exarieren (382), opstellen (van een oorkonde) eyde (128), eg fal (289, 417), langwerpig stuk akkerland (vooral op zandgrond) ferierscep (225), bepaald soort schip, of een hoeveelheid die erin kan worden geladen fiscael (308), belastingambtenaar foerndeel, zie vorendeel foldat (275), voldoening, genoegdoening follost ende traest (253), verlossing en troost, verlichting van noden forndeel, zie vorendeel freedsbolla, vridachsbolle (27, 33, 70, 109, 233), porciones sexti feriarum (29), partitio cum sexta feria (4), uitdeling (van broden) op vrijdag ter nagedachtenis van overledene frionden, vrienden (16, 18, 48, 63, 142 etc.), bloedverwanten fyoerisser (116), vuurijzer (munt, een twaalfde van een rijnsgulden) gae (139), parochie gaelyoed (62), parochianen gaer (65), gzaer (342), kleding, in dit geval een priesterkleed gaerslach (119), sierstuk op een kledingstuk garsinge (109), grasland gasta (12), geesten, zielen genyet (136), genot van vruchtgebruik (zie ook bruckma, notma) getement (420), getimmerte, gebouw, opstal getta (417), eigenlijk jetta, nog gewalt (322, 323, 328, 329, 331, 391, 396), wauld (162), beschikkingsmacht ghafrouwe (37), parochiane ghenghen (192), (eigenlijk: gaande, gangbaar), zich bevindend, nu ter tijd? ghastman (35), iemand die op de gaast (zandgrond) woont gincber (314), gember gluppen (81), (van gluup, vals?), mogelijk een soort wapentuig 545 goulden, gouden (252, 253), goed als goud gzaer, zie gaer haedfrow (110), patrones, vrouwelijke patroonheilige haedprester (68), hoeftpryester (165, 166), pastoor, priester belast met zielzorg haeffelick ende erffelick (222), roerend en onroerend halshotia (99), bepaald soort huik, halshuik handlick ende schick (240), handlye ende schicke (278), behartigen harling (193), hoofdeling hat (144), hoofd, bepaalde landmaat heep (21), eigenlijk: sikkelvormig mes; hier mogelijk te emenderen tot sceep heerdt (447), hoeve, zate heerwarra (8, 9), huurgoed, huurland Heilighe Gheest (134), instelling voor armenzorg, in dit geval armenhuis helgum ende herum (48, 82, 103, 343, 439), heiligen en heren, kerken en priesters; vgl. priesters ende kercken (319) helgengel rieme (384), onbekend; ketting met daaraan een beeldje van een engel? hempgarten (83), (van heimgarten), hof bij het huis hemrick (21), hemryck (321), dorp, dorpsgebied herus (32), patroonheilige hoden (51), hoeden, borg staan voor hoeftpryester, zie haedprester hoernleger (83, 126, 280, 328, 416), huisplaats Hoghe Raed (313), Hof van Friesland holtfaallen (389), fal (zie aldaar) met houtbegroeiing? holtfoeten (292), bepaalde lengtemaat huetsticken (276), (van huet = leer) leer bewerken, kleding en schoeisel maken huussitten (65, 117, 253, 357, 363), rechte armen, armen die niet bedelen maar thuis worden bedeeld; vgl. huusarmen (429) iconimi (185), (van oeconomus), kerkvoogd inlesa, inleghien (13, 20), inleggen, recht van koop uitoefenen iytwant (189), eetwaar jaerdeel (23, 43, 113, 267, 316, 342, 412), jaarlijks deel jaerstond (155, 352 363 376 379), jaarlijkse herdenking van overlijdensdag jaertyt (33, 113, 266, 320, 357, 437), hetzelfde als jaerstond (zie aldaar) jeerwand (50, 312), jeerweynghe (250), jeerwende (253), hetzelfde als jaerstond jeld (65), gilde jongerpriester (13, 47, 60, 303), hetzelfde als capellaen (zie aldaar) jongerschap (188, 189), kapelanie kaepbraed (117), koopbrood, brood van bepaalde omvang camahu (223), camu (357), camee capell (yseren - mitten yseren braetspitten ende braedpannen) (314), soort kast capellaen (182, 273, 320, 328), priester die pastoor helpt in zielzorg; ook: bedienaar van kapelanie zonder zielzorg kaysel (91), kleed (meestal kazuifel, maar hier is een kledingstuk van een vrouw bedoeld) keysers oerkene (37, 66), notaris kelen (koeren ofte kelen) (214), onbekend; van kedel, kiel, of kele, o.a. lepel? kerckheren (124), pastoor, biechtvader kercklast (335, 369), kerckgerechten (387), verplichte afdrachten aan kerk kerstenseel (72), gedoopt kind cistarys (79), bewaarder van de cista, het kistje met kleinodiën klemert (204), onbekend; van klimmer, munt, of kleinoet? klerlaey (151), onbekend; mogelijk een soort leyen (zie aldaar) 546 clyr (195), hetzelfde als clieder, kraag clennet (384), kleinood cleynbroet (202), fijn brood, gebak koeplanden (177), gekocht land (i.t.t. aangeërfd land) koer ende fyn sulver (292), zilver van bepaalde kwaliteit koer (koeren ofte kelen) (214), onbekend; van kore, mand of korf? komens rinsche gulden (86, 87), koopmans rijnsgulden; hetzelfde als gancber of current commensalis (8), tafelgenoot, in klooster provenier conferieren (406), betalen, inbrengen koyt (65, 110), biersoort coytcruysen (301), bierkroezen creeft (105), borstharnas crone goldt (293), bepaalde kwaliteit goud cruys, croos (256, 275, 292, 301, 359, 360, 381), kroes, beker lagatarienn, legataria (176), ontvanger van een legaat land ende sand (43, 79, 256, 280), al het land, geheel en al lanya (250), uitreiken, betalen lawghia (16, 193), nalaten, door vererving doen overgaan leen (49, 121, 154, 434, 450), prebende, prove legh (190) (van legginge), inbewaringgeving, depot leste (426), verdienste (vgl. Duits leisten) lexen (54), lessenen (121), lectien (142), lectiones (155), voorlezing tijdens kerkelijke plechtigheid leyen (322, 402), verveend land lichter sin, lichter dochter (23), bastaardzoon, bastaarddochter lyafyefte (12, 65), lieffghifte (315, 334, 352, 376), liefdegave, schenking aan partner lien (202), geleden, doorstaan lieten ende lawyghen (90), nalaten loeg (72, 90, 152), plaats lope (202, 218, 342, 389, 421), inhoudsmaat, schepel (speciaal van koren) lyepste (215), slechtste, van de minste kwaliteit lyffstonde (16), duur van het leven lyves bylyowet (13, 153, 169, 253), het leven verlaat, sterft macka (48), maakbrief, overeenkomst madme (173), onbekend; misschien te emenderen tot mannen? (gewoonlic madme i.t.t. eerder genoemde priesters en burgers) maenstond (134, 253, 266, 303, 357, 363), tricesimi (199), kerkelijke plechtigheid ter herdenking van een gestorvene, een maand na het overlijden maerscip (267, 324), zuivelmaat malien (63), gesp mande (88), gemeenschappelijk mangelinge (325), bemoeienis mannenmayde (83), mansmat (124, 253, 332), mannemed (365), mannemaad, hetzelfde als deymodt maynman (116), waarschijnlijk te emenderen tot waynman, wagenaar, voerman meckbrieff (110), oorkonde waarin uitboedeling is geregeld (vgl. macka) mesken (292, 301), messing monnen (73), mindere?; in druk a en b: monnich, menig? mortuaria (7), doodschuld, som die na overlijden aan kerk wordt betaald mulcten (157), rechtsmiddelen, straffen mutzie (275), moeite, tegenwerking mynde (beeste - rock) (215), onbekend; de beste rok van de minder goede? 547 nacht (330), geneucht, genot, gebruiksrecht (vgl. bruckma, genyet, nacht) nackte Jesus (172), devotiebeeld van Christus op de koude steen naedreht (173), noturfft (177), nedroeft (394), nooddruft, behoeften noerne (205), geen enkele noglike (115), deugdelijk notma (35), noet (91), genot, vruchtgebruik (vgl. bruckma, genyet, nacht) nouwa (66), neef nyaer (20, 443), naastingsrecht oblaten (153, 170), hosties Onse Lieve Vrouwe in die Sonne (213), Marianum, beeld van Maria in stralenkrans orkene (15, 64, 152), getuige orkenscip (43), getuigen osenbrucks (225, 294, 392), uit Osnabrück partitio, portio, zie deel, freedsbolla pastertzoenn (179), bastaardzoon patiert (377), onbekend; gegeven? peen ende broeck (297), straf pennighshure (18), pennyaheer (98), pennynxheren (192), bepaald soort tijns, speciaal op Ameland; vandaar ook: oppervlaktemaat perpetuus vicarius (28), waarnemend pastoor persona (13, 43, 182, 279), pastoor personatus (10), personaetschip (41), pastoorsprebende peye (80, 127), verhoging, doksaal prebendarius (28, 58, 103, 121, 182, etc.), prebendatus (246), prebendaet (278, 341, 354, 374, 425, 450), prebendaris, bedienaar van een prebende, meestal zonder zielzorg prerogativa (4, 199), prelegaat (= vorendeel) promptuarium (93), provisiekast pronda (20), prove (119, 121, 155), prebende protestatie (155), voorwaarde, nadere bepaling provepriester (77), bedienaar van een prebende puyster (314), blaasbalg quick ende til (37, 61, 280, 396), vee en tilbaar goed, roerende goederen quick ende claed (51), vee en kleding, roerende goederen; vgl. cleed ende claed (280) reidmeer (253, 338, 404), rietpoel reyl (213, 402), soort stof righem (106), berade zich, melde zich romenye (265), Franse wijn (i.t.t. Rijnwijn) romonsch (70), uit Roermond rucker (206), ruker (263), iets dat geur afgeeft ryer (153), eenjarig rund (enter ryer is dus dubbelop) sacrista (79), bewaarder van de sacristie saent (105), saninghe (106), sanynghe (116), aanspraak scetten (109), vee schaartz (ein schaulat -) (204), onbekend; bepaalde hoeveelheid stof?; of van schar, weide? schatta (21), onbekend; misschien een toponiem Schatta? scheed (91), scheyd (263), schede, breischede scheysgeswegh (314), brood van een schyesye (zie aldaar) schioed ende schaet (48), gescheiden, volledig bedeeld schot (25, 72, 110, 228), deel van kledingstuk schyesyen (189), kleine munt (van siseine, een zesde van iets, mogelijk van een stuiver) schyffwa (94), scywrie (28), schijf, speciaal hoeveelheid was in de vorm van een schijf (zie b.v. OFO IV, nr 32: waxschiwa) 548 sciphus (186), beker, bokaal schrickenburrichger (197), sickerburger (172), scrickenborger (434), munt seddel (276), cedulle, briefje sede ende pleghe (18, 105, 342), syd ende pliga (62, 216), zede en plege, oud gebruik semysse (322), onbekend servicia (39), (van cervisia), bier setten noch sellen (65), satte noch salle (117), vervreemden noch verkopen sevende dach (134), herdenking van gestorvene een week na overlijden seychem vanas (204), onbekend; vaan met wapen? sibdeel (182), verwant, mate van verwantschap siedinge (91), onbekend; zaailand? slag (25, 63, 213), sierstuk op kledingstuk smeyten (240, 278), toeslaan snees (100, 389), twintig sorket (31), overkleed sorsierie (157), waarschijnlijk van sorteren, rechtsgeldige gevolgen hebben spoelkint (104), onecht kind, vóór huwelijk verwekt sponsalia oft contractschyn (280), verlovings- of huwelijkscontract spreeck (97), aanspraak stal (18), stel, tweetal stal (49), rechtskracht; stal hebben van kracht zijn stirps (117, 136), geslacht, familietak stoeff (175), verwarmde kamer stowerie (159), stofferen, van een kleed voorzien, versieren sulffsderde (Sancte Anna -) (252), Sint Anna te drieën (Anna, Maria, Jezus) Summa Pisani (303), boektitel suurd (98), zwaard swaegeren ende snoeren (257, 258), schoonzoons en schoondochters swaer missen (19), plechtige missen swart (236, 366), van turf: betere kwaliteit swart nifke (253), nicht in een klooster waar zwart habijt wordt gedragen? sweednota (43), belender syck hebbe (54), (syck = zich), zich gedraagt taefele (205), schilderij, (altaar)tafel talentum, talentatum (4, 9), pondemaat tanst (193), (hetzelfde als tenst), denkt tecknen (189), dekens tenye (328, 330, 369), visserij teppelen (413), onbekend; noppen? testamentarius (18, 22, 43, 63, 66, etc.), testamentoer (128, 129, 167, 219, 228, etc.), persoon ten overstaan van wie testament wordt gemaakt; soms ook executeur-testamentair (b.v. 391) teyl, zie deel tiden (47), regelmatige afdracht aan priester toramet (125), toebedacht, aangewezen tortiza (43), toorts, kaars trachteren (161), behandelen tricesimi (199), zie maenstond troegh (83), onbekend; misschien van tuig, gereedschap of inboedel? trosas (204), drost twielegginge (258), twyleggher (311), scheiding, boedelscheiding twynferstandt (242), tweenverstant (344), onduidelijkheid, misverstand 549 tynyngha (44), omheining, omtrek tzermme (204), onbekend tzettelen (189), ketels umfring (167), onbekend uuttylt toe wyen (43), onbekend; waarschijnlijk corrupt verdreghen (125), het eens worden versoeket syn leed (108), zijn uitvaart bijwoont vertrecken (106), uitstellen vertyaene laen (389), verlaten of nagelaten landen vervollen (Godis boet -) (36, 67, 117, 279, 311), sterven vicarius (13, 28, 43, 69, 103, etc.), plaatsvervanger (vicarius perpetuus) van de pastoor; in Friesland slechts zelden bedienaar van een vicarie (b.v. 17) vorendeel, foerndeel (126, 136, 257, 280, 281, etc.), prelegaat; soms: fideïcommis vorharsinge (278), bevel, opdracht vridachsbolle, zie freedsbolla wanvorstand (280), eigenlijk: slechte verstandhouding; hier wellicht: geestelijk onvermogen warsinghe (116), (van werselinge), tegenstreven wauld, zie gewalt worp (304), werf wrdland (389), oud akkerland wrlep (215), overloop, dat wat over is wrtracterien (48), overdenken wyrdyng (189), waarde; een cleen boecks wyrdyng, een bedragje ter waarde van een klein boek yseren koe (213, 396), koe die als hij doodgaat moet worden vervangen door een andere; vandaar: eeuwig te ontvangen bedrag ter waarde van de opbrengst van een koe 550 Register Aa (Ae, Ampnis), Beerndt Anebath ter, priester en notaris 183 184 Aa, ter, Sint Mariakerk, zie Groningen Aalst (Aelst) [België, Oostvlaanderen], Pieter van Edingen van 222 Aalsum Oostdongeradeel (Aelsum, Alsum) 49 104 - kerk 49 - pastoor Tiard 49 - prebende 49 - Sandforda 49 Aalsum (Aeelsim, Aelsem, Aelsim, Aelsom, Aelsum, Aelsym, Aelzum, Aeylsim, Aeylsum, Allsem, Aylsem, Aylssum, Aylsum, Aylsym, Aylzum, Eylsem, Eylsum), tertiarissenklooster bij Oude Schouw, Utingeradeel 34 50 53 61 62 64 65 93 94 102 108 114-116 127 135 138 151 153 170 171 174 175 184 189 199 202 205 214 233 250 267 270 359 365 366 374 375 402 447 - Sint Anna 366 - Sint Maria 138 - confessor sororum Foppo 114 115 - kapelaan Leuwe 374 - mater Gheel Allerts dr 171 - medepriester Wolter 62 - pater Johannes 61 62 - pater Marcus 171 175 - pater Peter van Well 175 374 375 - priester Jacobus van Amsterdam 175 - priester Johannes Scotus 175 - provenierster Joest Willems dr 170 171 - zr Agnes Wierds dr 366 374 375 - zr Gauts Douma 447 - zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151 - zrs, twee nichten v. Lutke Harinxma Aarent, zie Aernt aartsbisschop van Canterbury, Willelmus Warham 185 Abba, zie Abbe Abbaghae, zie Abbega Abbama, zie Abbema Abbe (Abba, Abbo, Abe) 49 - prebendaris Bolsward 425 426 443 - z.v. Fokel Gerlefs wed. 216 - zwager v. Feddricus Hummama 29 - Hessel z. Bootsma 446 447 - in Oersum 31 - Rykwis 59 - Sasker z. Heringa 153 - Sypkes z. 144 163 167 191 197 215 - , Buwe Abbis 173 - , Cornelis Abbe z. 302 - , Gattzie Abbe z. 337 338 - , Georgen Abbe z. 442 - , Hero Abbe z., notaris, meester 229 231 235 290 361 362 381 382 385 390 393 - , Jacob Abbes 268 - , Jets Abbe Gerloff z. dr 412-414 433 - , Peter Abbe z., schepen Bolsward 358 364 431 - , Thomas Abbe z. 442 - , Wattie Abbes z. 76 Abbega (Abbaghae, Abbegae) 59 141 142 - kerk 24 142 - Sint Gertrudisleen 141 142 - kerkvoogden 141 - pastoor 141 - pastoor Goffa 94-96 Abbema (Abbama, Abbinga, Abema, Abinghae) - state, Huizum 307 - , Campe 27 - , Lutze 27 - , Hessel 307-309 - , Hylck Hessel dr, zr Nijeklooster 307 - , Kempo Hessel z. 307 308 - , Sipke 339 353 354 - , Tietke Hessel dr 307 308 - , Wick Hessel dr 307 308 Abbengha, zie Aebinga Abbinga, zie Abbema en Aebinga Abbinghawier (Abbinghaweer), Rauwerd 41 - Ids te 41 Abbinghe, zie Aebinga Abbo, zie Abbe abdijen, zie Aduard, Assen, Bloemkamp, Dokkum, Essen, Foswerd, Gerkesklooster, Klaarkamp, Lidlum, Mariëngaarde, Selwerd, Smalle Ee, Staveren/Hemelum Abe, zie Abbe Abel Lambers z. 213 Abema, zie Abbema Abert convent, zie Thabor Abingha, zie ook Aebinga - slaet, Akkrum 61 Abinghae, zie Abbema Abinghe(n), zie Aebinga Abinscaer, Heeg 172 Abyngha, zie Aebinga Achlum (Achtlum) 155 227 - uithof windesheimer mannenklooster Ludingakerke 28 - Dersum guedt, lytze 155 Ackamaryp, zie Akmarijp Ackeren, zie Akkrum Ackerman, priester Thomas, Amsterdam 211 Ada, zie Ede Adam (Adamus, Adem), zie ook Ede 551 - Eme z. 264 - , Dirck Adams z., burgemr, schepen Bolsward 422 424-426 - , Hilgont Adams 133 - , Jacob Adams z. 269 277 - , Jelle Adems z. 425 - , vader 240 278 Ade, zie Ede Adem, zie Adam Ado, zie Ede Adriaen, zie Ariaen Adrianus VI, paus 197 Aduard (Aedwert, Aedwerth), cisterciënzer mannenklooster (abdij) Sint Bernardus 56 65 110 advocaat, zie Jan van Arum, Joannes Lensius, Johan Wersteneren, Pieter Rieuwerdts z., Stephen Vos, Winandt Willems z. Adzert (Adzaert, Adzart, Adzer, Aedzert) - Aebinga 207 208 343 398 - Andlef z. Aebinga, br Mariëngaarde 12 - , Jacop Adzers 229 Ae-, zie ook EAe, ter, zie Aa Aebbaerdt, zie Thabor Aebbinge, zie Aebinga Aebema guedt 448 Aebinga (Abbinga, Abbengha, Abbinghe, Abinghe, Abyngha, Aebbinga, Aebbinge, Aebyngha) - huis, state Blija 12-14 207 343 - , Andlef 12-14 - , Andleff Adzert z. 344 398 - , Adzert 207 208 343 398 - , Auck 207 - , Bauck 207 - , Beyka 12 13 - , Byuck, brs dr v. Adzert 207 - , Douwe Goffe z. 160 - , Eelck 207 - , Frans, brs z.v. Adzert 207 - , Goffe Douwe z. 158-162 - , Gosse Goffa z. 159-161 - , Hette 29 - , Remed Goffe dr 159-161 - , Sywert Andlef z. 12 13 - , Tako, abt Mariëngaarde 14 - , Teth Goffe dr 160 - , Tyemck Adzert dr 398 - , Tzaling Andlef z., abt Mariëngaarde 12 13 - , Wybe Adzert z. 344 398 - , Wytz 343 344 398 399 Aecht Albert dr 241 242 Aecka, Sipck Aecka z. 173 Aede, zie Ede Aedlum 16 552 Aedo, zie Ede Aedwert, Aedwerth, zie Aduard Aedzert, zie Adzert Aeede, zie Ede Aeel, zie Ayl Aeelsim, zie Aalsum Aeentien Lucas 203 Aeff (Aefftien) 135 - dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315 316 - tante v. Henrick Nannes 164 - , ald 351 Aeffe (Affe) Sickema 447 Aefftien, zie Aeff Aeghenwird, zie Engwird Aeken, zie Aken Aelcke (Aelka, Aelke, Aelthie, Aeltie, Aeltye, Aleke, Alleken) 331, zie ook Eleken - brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303 - dr v. Tiedt Johan dr Simon Hendricks wed. 269 316 318 - tante v. Conradus de Nendorpe 1 - zr v. Conradus de Leeuwarden 3 - cort Jans 147 - Doynga 49 - Duses 1 - Hermana 386 Aelckema, Wybe 213 Aeldeburgh, Sifridus in 10 Aeldehave, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Aelikema goed, Hallum 333 334 Aelka, Aelke, zie Aelcke Aellme heem 448 Aelsem, Aelsim, Aelsom, zie Aalsum Aelst, zie Aalst Aelsum, Aelsym, zie Aalsum Aeltgema (Aetgema, Altema) zie ook Aylcama - , Meint 124 125 - , Myaent Meint z. 124 125 - , Watte Meint z., priester Gerkesklooster 124 125 Aelthie, Aeltie, Aeltye Aeltze (Aeltzo) 267 - Nicolai, vicaris Franeker 299 300 316 Aelzum, zie Aalsum Aemcke Sytzie z. 365 Aemland, zie Ameland Aenge guedt, Witmarsum 287 Aengenwird, zie Engwird Aenghem, Aenghum, zie Anjum Aenghwirdt, zie Engwird Aengium, Aengum, Aenium, zie Anjum Aenka Yska z. 127 Aenschen Ritsche dr Jelmera 18 Aenwierd, zie Engwird Aenygum, zie Anjum Aepke (Aepka) - , Alle Aepka z. 115 - , Gerlof Aepke z. 298 - , Wlcke Aepke z. v. Workum, kapelaan Sint Vituskerk Leeuwarden 283 Aerd (Ardt) Schoyt 221 Aerent, Aerien, zie Aernt Aernsma, meester Albert Gisberts 255 256 Aernt (Aarent, Aerent, Aerien, Aernd, Arent, Arndt, Arnoldus, Arnt) - pastoor Hitzum 43 - pastoor Sneek 40 41 53 - priester Hitzum 43 - Arnts z. 144 - Jans z. 348 - Lyuckes z. 215 - Pieters z. 387 388 - scheryer 214 - schomaecker 272 - Schreler 54 - tapper 329 - van Surhuizum (van Zwolle) 36 37 277 - van Zwolle, zie Aernt van Surhuizum - , Alydt Arents 360 - , Arnt Arnts z. 144 - , Hys Aernts dr 394 - , Peter Arent z. 127 - , Tryn Arents dr 424-426 Aerntien Rutgers 234 Aersem, Jorwerd 94 Aerygen, zie Ariaen Aesche, zie Aesge Aesgama, zie Aesgema Aesge (Aesche, Aesga, Aesghe, Aesgho, Aesgo, Aessge, Azego, Esge) 128 332 - fadir v. Yde Heringa 50 - prebendaris Bolsward 211 - priester Minnertsga 30 32 - Hette z. Dekema 243 400 - , Aesge Aesgens 321 - , Geroldt Aesgo z. van Hoxwier 299 - , Hessel Aesgis 146 181 - , meester, priester Franeker 177 220 Aesgema (Aesgama, Aesgheme, Aesgna) - goed, state Marssum 50 153 - state, Kornjum 307 - , Jaspar 429 430 Aesghe, zie Aesge Aesgheme, zie Aesgema Aesgho, zie Aesge Aesgna, zie Aesgema Aesgo, Aessge, zie Aesge Aeste fenne, Sondel 288 Aesteberum, Aesterberum, Aesterbirum, Aesterbyrum, zie Oosterbierum Aestereindt, Aesterend, zie Oosterend Aestergoe, zie Oostergo Aestersinghera ffyeldt 311 Aesterterp 241 Aesteruerum, Aesteruierum, zie Oosterwierum Aesterwauds meed 71 Aesterweerum, Aesterwyrum, zie Oosterwierum Aesthem, zie Oosthem Aestra waerren 417 Aetgema, zie Aeltgema Aets Dircx 436 Aeyl, Aeyle, zie Ayl Aeylim 43 Aeylsim, Aeylsum, zie Aalsum Affe, zie Aeffe Ag Diericks 231 Agge (Agga, Agge, Aggeus, Aggha, Agghe, Aggho, Aggo) - halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87 - pastoor Westermeer 35 - priester Sneek 46 - priester Sneek 431 - backer 147 - Broersma, notaris, secretaris Sneek, meester 252 314 315 339 - cuper 219 - Dircks 119 - Douwes 144 163 167 191 197 215 - Folkerts z. 389 - Jacob z. 197 - Jarichs 389 - Jelle z. 425 - Oestrendus, pastoor Oosterend 246 251 - Peers, prebendaris Sneek, Sint Catharina-altaar 89 - Piters z. 376 - Walta 294 - Walta dr te Nazareth bij Idsega 250 - , Doeke Agga z. Walta 294 339 350 351 - , Fed Agga Walta wed. 291 - , Foekel Agge dr Jongema 168 169 - , Meus Agges z. 144 163 167 191 197 215 - , Sybet Agga z. 137 - , Taettie Agges 231 234 - , Wabbe Agga z. 115 Agnes (Agneet, Agniete) - bastaarddr v. Hessel Martena 179 - Rudolf dr van Bunau 378 - Wierds dr, te Aalsum klooster 366 374 375 Agricola, R., notaris Arum 194 Ail, zie Ayl Ailema, Ae., secretaris Franekeradeel 26 Aken (Aeken) - , Gregoris Bertolff van 221-224 - , Jan Bertolff van 221 223 224 - , Mathys van 239 Akkrum (Ackeren, Ackrum) 52 61-63 - kerk 61 62 553 - pastoor 62 - pastoor Waltia 61 62 - vicaris Boldewyn 62 - Andringaleen 61 - Abingha slaet 61 - Diapa slaet 61 - Dychuystera gued - Gatze slaet 61 - Henyshuystera guet 61 - Witiama gued 61 Akmarijp (Ackamaryp) 34 35 - Sint Gertrudiskerk 34 - Gau 34 - Sappinghe sloet 34 - Summighe lant 35 Albada - , Doitia 40 81 - , Dyonisius Doyttye z., prebendaris, meester 353 354 - , Hetto van 182 - , Hilke Doitia dr 41 - , Liuwa Doitia z. 41 - , Rienck Doitia z. 41 81 - , Syt Doitia dr 41 - , Wybren Leonis, pastoor Dronrijp, meester 387 388 Albert (Albart, Albartus, Albertus, Halbe) 45 226 446, zie ook Alle, Allert - pastoor Hartwerd 10 - pastoor Lekkum 110 - pastoor Tirns, meester 173 - pastoor Wirdum, meester 160 161 - pastoor Wolsum 37 38 - prebendaris Sneek, meester 203 - priester Leeuwarden 40 - priester Leeuwarden 170 - vice-gardiaan franciscanenklooster Bolsward 5 6 - Baerns, schepen Bolsward 69 - Claessen 64 - Conradi, notaris 58 59 - Gisberts Aernsma, meester, student 209 255 256 - Jancke z. 333 334 - Jans z. 420 421 - Laus z., burgemr Sneek 53 - Martens z. glaesmaeker 211 218 219 - Ryoerdt z. 240 241 242 - schomaker 101 - Sextinus 185 186 - smyd 329 - Wiglis 268 - Wilcke z. 219 220 - , Claes Albert z., pastoor Molkwerum 143 144 162 191 197 - , Doede Alberts 25 554 - , Douwa Albert z. 51 - , Rioerdt Alberts z. 421 - , Syttia Alberts z. 144 - , Symon Alberts z. van Harlingen, priester 209 - , Tryn Alberts, weeshuismoeder 423 424 Alckmaer, zie Alkmaar ald Aeff 351 alda, zie ook olde - Claes 60 - heer Meynert, prebendaris Franeker 145 - riedhuys Franeker 147 Alda (Alde), zie ook Olde - Beestera gued 148 - Galileen, zie Olde Galileen - meda 9 Aldaclaester, Aldacloester, zie Bloemkamp Aldagae, zie Oudega Aldahou, Aldahove, Aldahow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Alde mer 23 24 Aldeclaester, zie Bloemkamp Aldehouw, Aldehove, Aldehow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk; en Bolsward Sint Maartenskerk Alderum, zie Arum Aldetrynda, zie Oldetrijne Aldhow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Aldzma, Bruyn Hero z. 314 315 Alef (Aleff) 396 - Lolle z. 437 Aleit, zie Alydt Aleken, zie Aelcke Alert, zie Allert Alexander, Cornelys Alexander z. van Bergen op Zoom 248 Alger, zie Altger Alisma, Bror 9 Aliwardus Donia 9 Alkmaar (Alckmaer), Pieter van, gardiaan franciscanen-observantenklooster Leeuwarden 170 171 Alla, zie Alle Allaert, Allardus, Allard, zie Allert Alle (Ale, Alla, Allo), zie ook Albert, Allert - bastaardz. v. Idze Jathye z. 129 - e.v. Teeta Jellama 44 - vicaris Harlingen 317 318 - Aepka z. 115 - Broer Tyarckes z., br Anjum klooster 38 - Homme z. 115 - in Andalahusem 11 - steenbicker 95 - te Lythieweer 105 106 - , Sybbel Alles wed. 287 Alleken, zie Aelcke Allema - , Eesko 448 - , Sydt 448 Allert (Albert, Alert, Allaert, Allard, Allardus, Allart, Alle, Allerdus), zie ook Albert, Alle - vicaris, prebendaris Bolsward 126 127 165 166 - Claes z., burgemr Leeuwarden 101-103 - Doedes z. 277 - Foppa z. 64 - , Gerryt Allert z. 226 - , Gheel Allerts dr, mater Aalsum klooster 171 - , Petryke Allart dr 63 - , Sicka Allart z. Oedsinga 63 64 - , Tiepke Allerd z. Syrcksma, burgemr Leeuwarden, meester 224 277 361 Allo, zie Alle Allonna, Lauwa ten 288 289 Allsem, zie Aalsum Allynge, Douwe Allynge wyef 190 Almenum, zie Harlingen Alphen, Frans van, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 270 272 Alsin, Taka zrs v., te Sion 13 Alsum, zie Aalsum Altema, zie Aeltgema Altger (Alger) - Douwes z. Houkama 67-70 - , Epe Algers z. 225 Alwe, zie Aylva Alydt (Aleit, Alyd, Alyt) - zr Veenklooster 213 - Arents 360 - Hans Seuerts wed. 309 - Hermans 83 - Jan Claes zns wed. 263 264 - Syolke dr, zr Siegerswoude 408 - Sythia scroer wed. 147 Ambrosius Riethamer, doctor 290 Ameland (Aemland, Amelandt, Amelant, Amland) 18 19 20 97 153 192 367-369 371 - secretaris F. Baardt 98 - kerk(en?) op 50 - priester Claes 153 - Camminga huyss 369 - Jelmera state 18 97 Amelius, kleinz. v. Titardus carpentator 17 Amland, Amlandt, zie Ameland Ammonius, Reynerus, pastoor Ried 427 428 Ampnis, zie Aa Amstelland (Amsterlandia) 211 Amsterdam (Amstelredam) 208 211 451 - Nieuwe kerk 211 - clarissenklooster 226 - kartuizerklooster 189 280 281 Amsterdam - , Jacobus van, priester Aalsum klooster 175 - , Ripperndus Theoderici de Amsterdammis, zie Rippert, pastoor Stiens - , Thomas Ackerman van, priester 211 Amsterdam, Burchwall 211 Amsterlandia, zie Amstelland Ana, zie Anne Andala, Ruardus, predikant Bolsward 69 70 Andalahusem, Burgwerd - , Allo in 11 - , Heryngh in 11 Andel, dr v. Ytyen Hans Eennes wyf 195 Andela (Anla), Scelte 168 Andelamma, zie Andringa Andelef, zie Andlef Andla 73 - Jelte z. 413 - uppa Swaech 49 - , Schelte Andla Latsma 412-415 432-434 Andlef (Andelef,Andleff, Andlif) - Adzert z. Aebinga 344 398 - Aebinga 12-14 Andreas (Andree, Andrews), zie ook Andries - vicaris Harlingen 16-18 - Hoddisparth 186 - smyd 193 - Smyth, meester doctor, notaris 186 187 Andria 4 Andries (Adres) 147, zie ook Andreas - bastaardz. v. Ede Martena 359 - priester 389 - Faes z. 404 - Jan z. scomaker 383 - schomacker 154 - Sybren z. 404 - Sytye z. 329 - van Leiden 146 - Waltinga 346 427 428 - , Cornelys Andres z. 441 - , Tootten Andries z. 178 Andringa (Andelamma, Andringha) - , Jorrit 52 61-63 - , Tyard 61 Andringaleen Akkrum 61 Andwarpia, zie Antwerpen Ane, zie Anne Anebath, Beerndt Anebath ter Aa, priester en notaris 183 184 Anglia, zie Engeland Angwirdt, zie Engwird Anighum, Anigum, Aninghum, Aningum, zie Anjum Anjum Oostdongeradeel (Anyngum) 49 - kerk 100 105 - leen, vierde 49 - priester Botta, meester 49 - priester Claws 49 555 - priesters, drie 100 Anjum klooster (Aenghem, Aenghum, Aengium, Aengum, Aenium, Aenyem, Aenygum, Anighum, Anigum, Aninghum, Aningum, Anyacloester, Anygem, Anyghem, Anygum, Anyngen, Anynghen, Anynghum, Ayngium, Anyngum), windesheimer mannenklooster (priorij) Sint Maria, onder Slappeterp, bij Berlikum 15 28 30-33 38 43 50 64 67 72 112 123 126 127 141 145 153 156 176 202 205 279 445 - br Alle Broer Tyarckes z. 38 - prior Lambertus 31-33 - , Sybren Douwe z. te, 141 Anka - e.v. Tytardus 31 - kleindr v. Titardus carpentator 17 - Dyo dr 5 Anla, zie Andela Anne (Ana, Ane, Anna, Anno) 214 216 323 329 - bastaarddr v. Adzert Aebinga 207 - bastaarddr v. doctor Kempo 290 359 380 - dr v. Cathryn Juw Dekema wed. 244 - e.v. Rioerdt Alberts z. 421 - huisvr v. Schelte Andla Latsma 434 - kleindr v. Claes van Luxemburg 360 380 - vicaris Sexbierum 278 279 281 - Broersma 325 - Claes dr 382 383 - Dircks z. 411 - Douwe dr Douma 422 - Doyttye z. 417 - Epa z. Hottinga 59 - Foppinga 386 - Gerbrandus dr 271 - Gercke dr Tjessens, priorin Cusemar 379 - Gerloffs dr, zr Siegerswoude 408 - Gerrold dr Herema 280 281 - goldsmids te Nazareth 359 - Foppe dr 396 - Jans 437 - Jelle goltsmitz 234 - Jelte wyf 434 - Jorets dr 415 - Jukonis 39 - meester Juw dr Hottinga te Bethlehem 145 148 379 - Peters te Nazareth 263 - Pyters, schepen Bolsward 26 - Rentthyen man 213 - Syds dr Tjaarda 320 324 325 329 330 - Tryne dr 433 - Wattema, zr Siegerwoude 255 256 408 - , Lolck Anna wed. 369 - , olde, dienstmaagd v. Lutke Harinxma 231 233 556 - , Otte Annis 312 Anscke (Ansch, Ansche, Ansck, Ansk, Anska, Anske, Anseka, Anzeka) 136 - dr v. Jelck Martena, zr tertiarissenklooster Staveren 145 177 - dr v. Tiedt Simon Hendricks wed. 269 317 - e.v. Albert Marten z. glaesmaeker 218 - e.v. Clotus Bentha 4 - nicht v. Altger Douwes z. Houkama 68 - tante v. Kathryn Harinxma, zr Foswerd 119 - Anscke dr 418 - Bouwe Wybrants wed. 272 274 - Heemstra 100 101 - Jets dr 408 - Johan Sybrens dr, zr tertiarissenklooster Leeuwarden 116 131-133 135 - Juwinga 231 - Keympa dr Jongema te Nijeklooster 82 87 88 - moer 116 - Renick dr 315 316 - , Anscke Anscke z. 418 - , Barbara Anscke dr te Bethlehem 199 - , Bauck Anscke dr te Bethlehem 199 - , zuster, zie Anscke Johan Sybrens dr Anska kamp, Oosterend 71 Anske, zie Anscke Ansma, Thomas 226 Anthonis (Anthonius), zie ook Thonis - Colibrant, substituut v.d. procureur-generaal 453 - , Pieter Anthonis z., vicaris Franeker 341 355 378 410 Antiqua Ecclesia, zie Oldekerk Antwerpen (Andwarpia) 323 - kartuizerklooster 185 Anyacloester, zie Anjum Anye, zie Aynge Anygem, Anyghem, Anygum, Anyngen, Anynghen, Anyngum, zie Anjum Anzeka, zie Anscke Apel, Ter (Apel, Ten Nyen lychte), kruisherenklooster (priorij) 55 Apelen, Kollum 449 Apelremedammers, Apendamre, zie Appingedam Apkens smet 35 apostel Paulus 260 Appengedam, zie Appingedam Appinga delen, Minnertsga 31 Appingedam (Apelremedammers, Apendamre, Appengedam, Appingadammers, Appingedammers broeren), augustijnenklooster 116 135 176 202 205 apteeckster, Maegdelena 411 apteker, Augustyn 268 Ardt, zie Aerd Arent, zie Aernt Ariaen (Adriaen, Aerygen, Arian, Aryan) - timmerman 265 - Warner z. 381 385 - , Willem Ariaen z. 383 Arler, zie Erler armehuysken Sneek 47 armen, zie ook gemene en rechte (of) huiszittende armen - Arum 421 - Beetgum 145 - Bolsward 185 186 431 - Dokkum 99 169 - Dronrijp 64 145 - Franeker 64 243 297 - Groningen 184 - Groningen, Helpman 55 - Huizum 170 - Leeuwarden 123 198 199 265 266 273 444 - Leeuwarden Sint Vituskerk 91 92 - Rauwerd 250 252 - Sexbierum 433 434 - Sneek 119 152 armenhuis, zie Sint Anthoniegasthuis armenvoogden - Bolsward 210 - Leeuwarden 253 - Sneek 253 Arndt, Arnoldus, Arnt, zie Aernt Arum (Alderum) 31 148 218 225 233 - Sint Lambertuskerk 145 421 - armen 421 - huiszittende armen 145 - pastoor 31 - pastoor Bocke Donia 403 - priester Sibrandus 31 - priesters 145 421 Arum, Jan van, meester, advocaat Hof van Friesland, 407 Arum - Hollenga sate 442 - Sibalda gued 148 Aryan, zie Ariaen Arys, Nammo Arys, priester 342 Assen, cisterciënzerinnenklooster (abdij) 56 At, Ata, Ate, zie Atte Ath (Atie, Atke) - Gerbrandt dr Stenstra 384 - grutester 13 Atnya, Bruen 59 Attahusen, Sita 62 Atte (At, Ata, Ate, Ath, Atta, Attha, Atthe) 108 - e.v. Eda Jongema 250 - e.v. Menno Ponnama 11 12 - maag v. Jorrit Andringa 61 62 - moeder v. Sytse Harinxma 376 - priester 188 - Fecka wed. 167 - Feddinghe 413 - Jancke z. 442 - Jucke z. 245 - Lyepes z. 109 - Oppenhuysen 413 414 433 - , Haytie Atta z. 131-133 - , weeshuismoeder 360 Attha war 144 Atze (Attya, Atthye, Attia, Atze) 62 - zrs z.v. heer Foppe 397 - heer Foppe z. 396 - , Mynthye Atthyes 119 Auck 198 331, zie ook Aucke - bastaarddr v. Tyerck Lickle z. 389 - dr v. Jouka Tjaarda 99 - moeder v. Romcke Rynthye z. 332 - nicht v. Fed Hendricks wed. 134 - waerdinne v. doctor Douwa 239 - zr v. doctor Douwa 238 - zr v. Doda Jarla 99 - zr v. Peter Peters z. 116 - Aebinga 207 - Gercke dr Tjessens, te Nazareth 379 - Jets dr 408 - Peters dr 116 136 270 275-278 360 380 - Scheltema 320 332 - Syricks dr Harinxma 338 339 376 377 - Wiggle dr Camstra 112 - Wopkes 233 Aucke (Auck, Aucka, Auka), zie ook Auck - Baucke z. 188 - Liewe z. 441 - Peer z. 129 - Tyaerdes 409 - , Dowe Auckes 26 - , Rintie Aucka wyf 265 - , Tzalingh Aucke z. 264 Audaclaester, zie Bloemkamp Aude heem 160 augustijnen 96 - , zie ook Appingedam, Sloten Augustinusga (Augustinusgae) 447 Augustinusgae, zie Augustinusga Augustyn apteker 268 Auka, Auke, zie Aucke Auldaklaester, zie Bloemkamp Ava, e.v. Rudolphus 32 Awdehuistera, zie Oldehustera Ayl (Aeel, Aeyl, Aeyle, Ail, Ayle, Ayll) - e.v. Aede Eda z. Jongema 252 253 - e.v. Douwe Harinxma 172 173 - nicht v. Sicka Allart z. 63 - nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr, te Bethlehem 90 557 - Aede Eda z. Jongema wed. 350 - Gheerdsma 102 - int Vogelant 104 - Jelmera 18 - moer 329 - , Jancke Ayl moer z. 329 - , zuster 84 Aylcama (Aylycama) zie ook Aeltgema, Aelikema - , Bror 45 - , Fosse 45 - , Meynd 45 Ayle, Ayll, zie Ayl Aylsem, Aylssum, Aylsum, Aylsym, zie Aalsum Aylva (Alwe, Aylwa) - , Epa 138 181 - , Sythia 332 335-337 - , Swob 15 Aylycama, zie Aylcama Aylzum, zie Aalsum Aynge (Anye) - gued Jislum 39 - , Romko, provenier tertiarissenklooster Leeuwarden 39 40 Ayngium, zie Anjum Ayngweerdster clooster, zie Engwird Aysma, excijsmeester Lyuwe Hessels z. 302 Aysze, zie Eyse Aytama goed, Roordahuizum 93 Aytta - , Bucho, neef v. meester Bocko 93 - , Bocko, meester 93 - , Gerbodus, br v. meester Bocko 93 - , Remcko, br v. meester Bocko 93 - , Syoucke, zr v. meester Bocko 93 Azego, zie Aesge Baard (Baerd, Baerdt) 297 - kerk 220 243 296 Baarderadeel (Baerderadeel, Baerdradeel) 70 112 220 243 - grietman Dominicus Pybe z. 310 - rechter Melle Uebe z. 310 Baardt, F., secretaris Ameland 98 194 Bachuysen, zie Bakhuizen Backer, Tjerck Jan z., prebendaris Bolsward 358 364 425 443 backer - , Agga 147 - , Dirck Jans z. 263 - , Gaytye 329 - , Gerryt 127 - , Harke 157 - , Hermen 270 - , Jacob 149 - , Lamcke Lutyen backers dr 285 558 - , Laurens 368 - , Lutyen 285 backster, Elbrich 50 Bae Tyaerds z. 287 Baebuieren, Tjerkwerd 287 Baeff meester Meus 119 Baerd, zie Baard Baerd, Jislum 332 Baerderadeel, Baerdradeel, zie Baarderadeel Baerdt, zie Baard Baerdt, H., griffier Hof van Friesland 166 212 Baerent, Baern, Baernd, Baernt, zie Barent Baet, zie Bathie bagijnen, zie tertiarissen(kloosters) Baijum (Baium, Bayum) 436 - pastoor Pieter 310 Baium, Bajum, zie Baijum, Monnikebaijum Bakhuizen (Bachuysen) 286 Balck, Ulrichus 289 418 Baldewinus, zie Boldewyn Baldingus Syerdessma 11 Ballama, Ment 45 Balle ter Loen 48 Ballen, Dirck van 440 Ballinck, Ryske Ballincks z. 213 Ballum 98 - Jelmerastate 192 - Sint Barbarakapel 19 96 - priester Pieter 96 97 Band (Bant), Oudega Wymbritseradeel 129 Bandslaet 44 Bange fenne 395 Bangha gued 148 Banna guth 84 Banslaet, Bansloet 33 34 Bant, Claes 29 Barber (Barbar, Barbara) 214 234 - dr v. Id Juw dr Dekema 243 245 - nicht v. Reintzen Douwe dr 421 - zr v. Sibbel Sybets wed., zr Foswerd 135 266 - Anscke dr te Bethlehem 199 - Tymens dr 411 412 barbier (berbeer), zie ook raserus - , meester Jan Lammers 285 306 - , Wellum 13 Barent (Baerent, Baern, Baernd, Baernt, Barenth, Berend, Berent, Bernardus, Berndt, Bernt), zie ook Bernardus - gardiaan franciscanen-observantenklooster Leeuwarden 66 71 - maler 244 - vicaris Sexbierum 149 150 - Jans z. 245 - Jans z. goltsmit 306 - Melys 147 - smit 64 - , Albert Baerns, schepen Bolsward 69 - , Jan Barents suagher 148 - , Johan Berends z. 55 - , Johannes Baernts z., heer 342 343 - , Kathryn meester Berents 119 - , Lysbet comen Barents 119 Barghum zie Bergum Barradeel (Barradeell, Barredeel), 17 30 43 125 126 434 - secretarieklerk S. Breutsma 242 - secretaris Dirck Heyn z. 242 Barradeell, Barredeel, zie Barradeel barrevoeters, zie franciscanen-observanten Bartelt (Bertelt) heer Foppe z. 396 Bartholomeus, pastoor Bolsward 165 166 barvoete broeren, zie franciscanen-observanten bas Peter Henrick z. 366 367 Bastian, zie Sebastiaen Bathie (Baet) - dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429 - Sicka dr te Vrouwenklooster 100 Batis 84 Battairdt, notaris 194 Bau, nicht v. Fed Hendricks wed. 134 Bauck (Baucke, Baucktien, Bawck, Bawk) 178 - brs dr v. heer Mathias 138 - dr v. Attha Fecka wed. 167 - dr v. Lysck Doekema 95 - e.v. de ov. br v. Ede Martena 360 - e.v. Peer Epo z. van Bozum 292 294 - e.v. Peer Bozum 217 218 - e.v. Wiba Thierxma 34 - nicht v. Janken Douwa Feddes wed. 174 - schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320 - snaar v. Attha Fecka wed. 167 - zr. v. Romko Aynge, zuster tertiarissenklooster Leeuwarden 39 - Aebinga 207 - Anscke dr te Bethlehem 199 - Camstra 416 417 - Cornelis 411 - Douwa dr, zr tertiarissenklooster Tzummarum, 141 142 - Ghielt dr Harkynghe 70 71 - Harings drs, zrs tertiarissenklooster Leeuwarden 142 - Hessels wyf 23-26 - Tialcke dr. 123 Baucke (Baucka, Bauco, Bauka, Bauke, Boucke) - br v. heer Foppe 396 - kleinkind v. scipper Ona 92 - pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 151 - priester Westergeest 213 - Dowis 248 - Epe z. 178 - Gosse z. 380 - Hessel z. 248 - Jacops 63 - Peers z., burgemr Bolsward 69 - Sierkes 92 - Sieurdts z., vicaris Berlikum 427 428 - Syricks z. 431 - Wabbes 92 - Wibren z. Boulsme 91 - , Aucke Baucke z. 188 - , Otte Baucke z. 405 410 - , Siwerd Baucka z. 27 - , Sytia Bauka z. 65 - , Tako Baucke z. 369 Baucktien, zie Bauck Baue Roorda 443 Bauka, Bauke, Bauko, zie Baucke Baungehuus, Hantumhuizen 344 Bauwa, zie Buwe Bauwingha tyningha 44 Bavo 93 Bawck, Bawk, zie Bauck Bayem, Bayum, zie Monnikebaijum Bechemius, S., notaris Dronrijp 158 Bedner, Jan 107 Beele, Tryn Beelis 285 beelsnyder, beeltsnyder, beltsnider - , Gerbren 256 - , Gerryt 392 - , Piter 173 Beencke meedt 67 Beentiama (Beentiania, Bentiana) - , Sybet, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 66 79 90 - , Tiets 132 133 - , Tiets Beentiama prebende Leeuwarden 132 Beer 84 Beerg, Hijlaard 94 Beestera, Alda Beestera gued 148 Beetgum (Beetchum, Beetghem, Betighum) 121 145 178 - Sint Maartenskerk 15 176 - armen 145 - koster 121 - pastoor 15 - vicaris 15 - Buama goedt 122 - Dixtrahuysum, Dycksterhuysen 122 178 - Hammern 178 - Hoernster state 178 Beetlehem, zie Bethlehem Beets 402 - pastoor Wibe Renoldi 402 - , Johannes, prebendaris Sneek, Sint Nicolaasaltaar 89 Beghyne streeta, Workum 189 559 begijnen 68, zie ook tertiarissen(kloosters) - Leeuwarden, 1 2, zie ook Leeuwarden, tertiarissen(klooster) Beitzs, zie Beyke Beken Sipsen 3 Belkum (Belcum), zie ook Berlikum - , Gerrit van 75-80 - , Pyter Gerrit z. van 76 77 beltsnider, zie beel(t)snyder Bencam, zie Benta benedictijnen, zie Staveren/Hemelum benedictinessen, zie Foswerd, Lüne, Nendorf, Selwerd, Smalle Ee Benedictus - Donia 10 11 - Franchet, deurwaarder Hof van Friesland 437 438 445 Bengeterp, Harlingen 43 Bennert Remthia z. 85 Bent 209 Benta, Bentha - , castrum et domus 4 5 - , Clothus 3 Benthama fen 14 Benthe, Britsum 324 Bentsma, Hoyte, pastoor Franeker 297 298 Bentum, Minnertsga 226 berbeer, zie barbier Berchstede, Marquardus 2 3 Berdawerd, Berdwaert, zie Birdaard Berdwera gued 47 Berend, Berent, zie Barent Bergama claester, Bergem, Bergemer convent, zie Bergum klooster Bergen (Berghen) op Zoom, Cornelys Alexander z. van 248 Bergh (Birch, Berghen), Dokkum, Onze Lieve Vrouwe to 49 99 104 213 Berghen opten Zoom, zie Bergen op Zoom Berghen, zie Bergum en ook Bergh, Dokkum Berghum, zie Bergum klooster Bergum (Burgom) 170 446 - Sint Maartenskerk 366 - Sint Anna 402 - pastoor 105 Bergum klooster (Barghum, Bergama claester, Bergem, Bergemer convent, Berghen, Berghum, Birghum, Birgum, Byrghum), windesheimer mannenklooster (priorij) Sint Maria 50 56 85 90 102 113 116 135 170 247 267 366 - prior (pater) 105 - procurator 105 Berlaheem, Berlichem, zie Bethlehem Berlikum (Belkum, Berlckum, Berlicum, Toytgum) 176 206 427 428 437 444 560 - Sint Michaëlskerk 2 443 - pastoor Hero 30 - rechte armen 444 - vicaris Baucke Sieurdts z. 427 Berlinze, zie Berns Bernardus (Beerndt), zie ook Barent - Anebath ter Aa, priester en notaris 183 184 - Romcke z., raadshr Bolsward 431 Bernerde guet, Hijlaard 287 Bernke Tyebbis 311 Berns (Berlinze, Bernser goet, Bernts, Birns) Rauwerd 10 51 97 369 Berri, districtus, zie Barradeel Bertelt, zie Bartelt Bertolff van Aken - , Gregoris 221-224 - , Jan 221 223 224 Bertyn, Margriete Bertyns 222 Betanien in Sneek, zie Sneek, kruisherenklooster Betgum, zie Beetgum Bethlehem (Beetlehem, Berlaheem, Berlichem, Bethlaheem, Bethlahem, Bethleem, Bethleheem, Betleem), premonstratenzerinnenklooster (priorij) onder Oudkerk 7 8 13 39 65 77 84 90 99 102 110 113 116 135 159 176 199 207 267 317 344 359 379 384 - familiaris Katerina Siarsma 7 - prior Yvo 7 - priorin 359 - priorin Anske 379 - zr Anna meester Juw dr Hottinga 145 148 379 - zr Ayl, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr 90 - zr Barbara Anscke dr 199 - zr Bauck Anscke dr 199 - zr Doed, brs dr v. Jouka Tjaarda 99 - zr Ethie 84 - zr Jadde 7 - zr Liubbeke 7 - zr Loth Refridus dr 200 - zr Meensche, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr 90 - zr Remet, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr 90 - zr Teeth Franciscus dr Minnema 199 200 - zr Teetke, dr v. Wybe Saeckles en Wytz Aebinga 344 398 - zr Thietke, nicht v. Frauw Stenstra 384 - zr Tryn, zr v. Tiedt Simon Hendricks wed. 317 - zr, Jetz dr 199 - zr, Kempa dr 99 Bethlehem (Bethleem), windesheimer mannenklooster (priorij) te Zwolle 116 - , prior 116 Betighum, zie Beetgum Betka, zie Bets Betleem, zie Bethlehem Bets (Betka, Betteka) - dr v. Abbo in Oersum 31 - nicht v. Fed Hendricks wed. 134 - Ewingha 9 Bey 446 Beyke (Beike, Beitzs, Beyka, Beythya, Beytya, Bytthia, Bytthya) 7 267 - dr v. Attha Fecka wed. 167 - e.v. Ducko Oenema 9 - natuurlijke zr v. Frauw Gerbrandt dr Stenstra, zr tertiarissenklooster Leeuwarden 384 - Aebinga 12 13 - Oenema 9 Beyma, Seerp Seerp z. 295 Beythya, zie Beyke Biba, Bibe, zie Wybe biddende orden 15 17 19 43 50 62 64 65 68 70 90 94 102 104 110 112 113 119 127 129 134 141 163 182 195 202 205 279 320 - , vier 13 34 37 41 47 59 108 126 128 130 139 144 153 156 159 170 172 174 182 186 220 247 253 303 421 - , vijf 31 250 388 Bildt (Bil, Bill) 148 178 431 Bilgaert (Bilgaerd), Leeuwarden 325 330 - , Aede toe 265 Bill, zie Bildt Binten, Jelka to 13 Birch, zie Bergh Birdaard (Berdawerd, Berdawert) 7 Birghum, Birgum, zie Bergum Birns, zie Berns Birstum, Birstym 61 bisdom, zie Canterbury, Durham, Ely, Exeter, Londen, Munster, Osnabrück, Oxford, Utrecht bisschop, zie David van Bourgondië Bleckne, Kempe 332 Blesse Ryoerd z. 178 Blessum (Blessem, Blessemma gae) 94 287 446 - Sint Mariakerk 28 94 156 - pastoor 94 - pastoor Lywthien 95 96 - Fockinga goed 94 95 - Rinia goed en stins 94 Blija (Blia, Blida, Blie, Bly, Blya, Blye) 12-14 84 344 - Sint Nicolaaskerk 12-14 207 343 - Sint Maria 14 - pastoor 13 - pastoor Gyelt 344 - pastoor Ubele 19 - priester Egbert 13 - vicaris 13 Blija, Wthzio Gerardi de Blida, pastoor en notaris Oudkerk 372 373 Blija - Aebinga huis, state 12 -14 207 343 - Deyngha steed 13 - Longa delem 12 - Tzerckwey 13 Blintz, Blintzye, Rauwerd 250 369 Blitzardera terp Leeuwarden 21 Block, D., secretaris Leeuwarderadeel 124 Bloem, Coenradus, priester Sneek 47 Bloemedall, J., notaris 26 27 Bloemkamp (Aldaclaester, Aldacloester, Aldeclaester, Audaclaester, Auldaklaester, Florecamp, Floriduscampus, Oldecloester, Oldeclooster, Oudekloster), cisterciënzer mannenklooster (abdij) onder Hartwerd 10 13 28 41 50 56 61 64 65 67 102 108 119 126 127 141 152 156 163 201 250 - Sint Maria-altaar 10 - Sint Nicolaasaltaar 201 - abt 10 - abt Henricus van Doetinchem 152 Blomstera fenne, Franeker 148 Bly, Blya, Blye, zie Blija Bocke (Bocka, Bocko, Boecke) 206 332, zie ook Bucho - z.v. Id Juw dr Dekema 243 245 246 - zwager v. Sywck 330 - Aytta, meester 93 - Bockema 199 - Dodo z. Donia 9 - Donia, pastoor Arum 403 - Feyke z. Harinxma, jonge, = Bocka Luttie z. 23 25 82 87 120 250 - Gratinga 441 442 - Harinxma, (oude) 47 86 - Herema 403 410 - Luttie z, zie Bocke Feyke z. Harinxma - Poppa z., burgemr Sneek 53 - , Inne Bockes 23 25 - , Lyeuwe Bocke z. 446 447 - , Yda Bocke dr Harinxma 85-89 Bockema, Bocko 199 Bodilswerd, zie Bolsward Boecke, zie Bocke boeckebinder, Jacop Verbolt z. 306 Boeckholt, Jan 146 boede, Peter 269 Boelema (Boelama, Boellema, Boelma, Bolama, Bolema, Bolma), Ritske 255 258-263 284 390393 408 409 Boelssuerdt, Boelsuert, Boelswart, Boelswart, Boelswerd, Boelswerdt, Boelswert, Boelzwerd, Boelzwert, zie Bolsward Boer (Buer, Buyr) 227 442 - Sint Mariakerk 28 72 Boerzyl (Boezyl), Haeghera 112 561 Boesem, Boesom, Boessum, Boesum, zie Bozum Boetha, zie Botte Boetnya, zie Botnia Boetsingha gued 112 Boetyema, zie Bootsma Boezyl, zie Boerzyl Boilszwairdt, zie Bolsward Boingmera 7 Bolama, zie Boelema Boldewyn (Baldewinus, Boyn) - pastoor Harlingen 139 140 - vicaris Akkrum 62 Bolema, Bolma, zie Boelema Bolsward (Bodilswerd, Boelssuerdt, Boelsuert, Boelswaert, Boelswart, Boelswerd, Boelswerdt, Boelswert, Boelzwert, Bolsert, Boilszwaerdt, Bolsuert, Bolswardia, Bolswaert, Bolswardt, Bolswart, Bolswert, Bolswirt, Bolszwert, Bolzuert, Bolzwaert, Bolzwart, Bolzwert, Boolsuert, Boolswert, Boolswart) 5 6 23 24 60 67-70 87 91 119 125 126 157 163 174 176 177 185 208 210 225229 231-233 279 295 314 358 362 373 374 430 422 432 437 - excijsmeester Lyuwe Hessels z. Aysma 302 - burgemr Bauke Peers z. - burgemr, schepen Dirck Adams z. 422 424426 - burgemr Evert Lolle z. 166 - burgemr Heere Gerlofs 69 - burgemr, schepen Nanne Reins z. 219 302 358 364 374 430 431 432 - raadshr Bernardus Romcke z. 431 - raadshr Gerrit Symons z. 431 - raadslieden 68 69 - raadsman Sippa Tyercx 26 - schepen Albert Baerns 69 - schepen Anne Pyters 26 - schepen, burgemr Dirck Adams z. 422 424426 - schepen Funger Syrsma, meester 302 314 315 358 364 - schepen Holle Syurd z. 432 - schepen Inne Jarich z. 425 426 - schepen Peter Abbe z. 358 - schepen Reiner Hein Roedes 69 - secretaris Gerryt Douwe z. 126 - secretaris T. Siccama 26 27 69 70 - secretaris en notaris Willem Cyricks z. Buwalda 173 174 291 295 300 302 314 315 364 374 422 425 426 431 432 - stadhouder Goslick Juwinga 173 211 227-231 328 356-358 362-364 Bolsward, Sint Maartenskerk (Aldehouw, Aldehow, Oldehoeff, Ooldehoff, Oudehoef, Oudehove) 23 37 67-69 126 127 134 163-165 562 174 185 186 216 218 431 Heilig Kruisaltaar 69 Heilig Sacramentsaltaar 69 Heilige Geest 68 Houkamaleen 68 69 Sint Crispinus en Crispinianusaltaar, prebende 164 - Sint Jacobsaltaar, prebende 209 - Sint Mariakapel 216 - Sint Nicolaas en Sint Johannesleen (Wiebingaleen) 24 27 - Sint Petrus en Paulusaltaar 127 - zeven getijden 175 - altaristen 67 - deken en prebendaris Geerlof Bryontsma 127 - hoofdpriesters 68 - hoofdpriesters, drie 164 165 - koster, heer Jan 164 - pastoor 216 - pastoor, tweede 23 - pastoor Bartholomeus 165 166 - pastoor Dirck, meester 23 24 26 - pastoor Foeke Siblema 295 302 - pastoor Galo 69 - pastoor Haringh Donia, meester 165 166 216 - pastoor Hobbe Sytze z. 431 432 - pastoor Jacop 126 - pastoor Marten Foppe z., mede- 425 426 431 - prebendaris Abba 425 426 443 - prebendaris Aesga 211 - prebendaris, vicaris Allart 126 127 165 166 - prebendaris Cornelis Jans z. 374 - prebendaris Gheerlof 107 108 - prebendaris Tjerck Jan z. Backer 358 364 425 443 - predikant Ruardus Andala 69 70 - priester Petrus 30 - priester Theodericus 30 - priesters 126 127 216 - priesters, zeven 134 163 - schoolmr Sicke Heris, meester 358 364 - vicaris, prebendaris Allart 126 127 165 166 - vicaris Godfridus Simonis 67 - vicaris Hendricus 26 - vicaris Marten 216 217 219 - vicaris Willem 23 24 26 Bolsward, franciscanen-, sinds 1474 franciscanen-observantenklooster Sint Franciscus 5 23 28 65 70 102 107 119 127 134 138 141 163 174 176 202 216 218 225 226 267 279 350 362 430 431 - gardiaan 23 - koster 23 - lector 23 - vice-gardiaan Albertus 5 6 Bolsward, tertiarissenklooster Heilige Geest - (witte susteren) 127 134 163 174 209 432 Bolsward, charitatieve instellingen - armen 185 186 431 - armenvoogden 210 - huiszittende armen 68 134 363 - rechte armen 164 209 218 443 - Sint Anthoniegasthuis 24 33 67 68 87 127 174 185 216 432 Bolsward - , Gisbert van, br dominicanenklooster Leeuwarden 228-235 - , Jarich Hobbe z. van 211 - , Pieter Hermans z. van 211 Bolsward - Clever, zate opte 287 - Dyck 107 - Engla meden 23 - Equerdera laan 68 - Equert 68 - Gasthuys fenne 107 - Grefftswal 68 - Grote Dylaker 362 - Hockaert 209 - Hoechstrate (Hogestraet) 134 424 - Juwinga huis 68 - Keppens 134 - Kerckstraet 164 209 - Knossens 37 38 152 - Lange fenne 68 - Lutike Knossens 174 209 - Maerninck (Maerlinch, Marlinck) 134 209 431 - Mercstrate 424 - Nye mercket 67 - Oldeclooster (Oudecloester) veer 134 209 - Polstraat 68 - Sandt, ’t, an dye groet syde 287 - Wytsumma terp 209 Bolta, Lywa 20 Bolzuert, Bolzwaert, Bolzwaert, Bolzwart, Bolzwert, zie Bolsward Bonga (Bonge) gued, Oosterend 179 Bonga (Bongha, Bonghustera) huis, goed Hijlaard 94 95 Bonghjeerd (Buyngyerd), Bozum 81 250 - , Eepka in dae 250 Bonghustera, zie Bonga Bonningswaech, zie Boornzwaag Bonrehusum 344 Bonte landt 215 Bonthie 108 - Lutiens wyff 44 Boolsuert, Boolswart, zie Bolsward Boorna, zie Oldeboorn Boornzwaag (Bonningswaech) 34 - Langhe eckeren 34 Bootsma (Boetyema, Boyckema, Boythiema, Boytiema, Boytsma) - staete Kollum 448 449 - , Abbe Hessel z. 446 447 - , Douwe Hessel z. 446 447 451 - , Eepe Hessel z. 446 448-450 - , Geel Hessel dr 446 448-450 - , Griet, zr v. Hessel 448 - , Haye Hessel z. 446-450 - , Hessel 446-450 - , Syerck Hessel z. 446 Borch - Rinsumageest 329 - , Luttike 174 Boreman, Willelmus 186 Borryt, Lyuwe Borryt z. 318 Borst - , Jan 149 - , Johan 446 Boschtenye, Rinsumageest 330 Bosma goet 344 Bossum, Bosummer gae, zie Bozum Both (Botke, Bottie, But) - dr v. Haebel Taecke Glins wyff 345 - tante v. Kathryn Epes 164 - zr v. Jeppe Jeppema 83 - Sjaarda 145 Botnia (Boetnya, Botnya, Botnye, Bottinga, Bottinge, Bottinghe) - state, Marrum 418 419 - , Dominicus 354 355 418 - , Frederick 418 419 - , Frow heer Tzalings 439 - , Jel Syds dr 416 - , Julius 418 419 - , Juu 320 330 - , Syds 382 416 417 446 447 Botte (Boetha, Botta, Botto, Butte) - Butte z. Heslinga 51 - cremer 283 - Halbada 84 - Hette z., rechter Irnsum 375 - Holdinga 336 337 - Houwengha, z.v. Thiemk Holdinga 48 49 97 98 - Hoytis 108 - Menno z. Jarla 105 106 - metselaer 265 - Peter Buttis 250 - toe Heerwey 81 - , Butte Butte z. Heslinga 51 - , meester, priester Anjum 49 - , Reyn Bottes 442 Bottie, zie Both Bottinga, Bottinge, Bottinghe, zie Botnia Botto, zie Botte Boucke, zie Baucke 563 Boulsma (Boulsme) - guet, Hijum 90 - , Bauke Wibren z. 91 - , Sacke op 90 - , Tiemck Wibren dr 90-92 - , Wibren 91 Boumae, Gerold 286 Bourgondië (Burgungen) 418 - , David van, bisschop van Utrecht 58 Bourmania, Bourmanya, zie Burmania Bouschots goed, Wouterswoude 324 Bouwe, zie Buwe Bouwecloester, Bouwenconvent, zie Buweklooster Bowe, zie Buwe Boxum 206 269 320 332 333 350 352 - kerk 93 - priester Sybet 151 Boye (Boyenn) - Thomas z. 144 163 167 191 197 215 - , Jarich Boyens z. 197 Boykema, zie Bootsma Boyn, zie Boldewyn Boyng Douwes z. 191 Boythiema, Boytiema, Boytsma, zie Bootsma Bozum (Boesem, Boesom, Boessum, Bossum, Bosum Bosummer gae) 168 195 230 - Sint Maartenskerk 169 291 294 - pastoor Edo Walckema, meester 195 203 217 218 295 302 313-315 - priesters 292 Bozum, rechte huiszittende armen 353 Bozum - , Jouck Peer dr van 294 - , Peer Epo z. van 291-296 300-302 313-315 - , Werp Peer z. van 294 313 Bozum - Bonghjeerd (Buyngyerd) 81 250 - Clayterpstera guet 292 - Graelde zate 422 - Hoeckensera zate 291 - Indyck (Yndyck) 81 250 - Jongema state 81 - Mackum 245 292 293 - Syurde zate 422 - Walta huys 313 - Wlbetsma state 291 300 301 313 Brabant (Brabancia), hertogdom 185 Brandt (Brant), Johannes, prebendaris Sneek, Sint Barbara-altaar 89 Brantgum (Brantghum), kerk 219 Bras, Rentie 132 Brecht Takis dr 134 Brede wier, de 34 Bremen 1 - , Hennekinus de, funifex 3 564 - , Johannis de 1 2 Breoutik, zie Bryoutick Bretzem, Bretzum, zie Britsum Breuotick, zie Bryoutick Breutsma, S., secretarieklerk Barradeel 242 Britsum (Bretzem, Bretzum, Brytsum) 123 178 323 324 - Heilig Sacrament 123 - pastoor 380 Britsum - , Gabba to 99 - , Sydts toe 268 Britsum - Benthe 324 - Geringe gued 178 - Jornssman 178 Broder, Broeder, zie Broer broeder Tymen, pastoor Ee 20 broeders van het Gemene Leven, zie Groningen, Munster broederschap, zie gilde Broek (Broke, Brokesterga) 33 - Sint Christoforuskerk 33 - Sint Maria-altaar 34 - Heilig Sacrament 34 - pastoor Meynert 35 Broek, Ymke lande 33 Broenen, Peter Broenen z. 270 Broer (Broder, Broeder, Broerke, Broerttie, Broir, Bror, Bruder) 44 - Alisma 9 - Aylcama 45 - Hidda z. 167 - Hilla z. 144 - Syds z. 429 - ter Herne 11 - Tyarckes z. 38 - Wabbe z. 188-190 - , Dirck Broder 162 - , Dodo Broderi 40 - , Douwa Broers z. 129 - , Foppe Broers z. 107 127 - , Lywe Broerss z. 178 - , Sibet Broers 108 - , Sirck Broerkis 146 147 Broerkens lant 34 Broersma - , Aggo, notaris, secretaris Sneek, meester 252 314 315 339 - , Anna 325 - , Gerlof 79 - , Jelmer, pastoor Oudega Wymbritseradeel 337 Broerttie, zie Broer broescap 45 Broir, zie Broer Broka, Jaithye Broka z. 129 Broke, Brokesterga, zie Broek Bronger Tyaerdt z. 448 Bror, zie Broer Brora war, Molkwerum 144 Broringhe wiel 33 Broytsma sate, Wons 172 Bruder, zie Broer Bruen, zie Bruyn Bruessel, zie Brussel Brun, zie Bruyn Bruningha, Popko 9 Brussel (Bruessel), Sint Goedelekerk 221 Bruyn (Bruen, Brun) - Atnya 59 - Hero z. Aldzma 314 315 Bryontsma, Geerlof, deken en prebendaris Bolsward 126 127 Bryoutick (Breoutik, Breuotick), Sybe Bryoutick z. 427 428 Brytsum, zie Britsum Bua, zie Buwe Buama goedt, Beetgum 122 Bucho (Buko) zie ook Bocke - meester, neef v. meester Bocko Aytta 93 234 256 Buer, zie Boer Buermania, zie Burmania Buiere fenne, Rauwerd 252 253 Buirmanya, Buirmanye, zie Burmania Buitenpost (Butenpost, Butepost, Buytenpost) 45 448 - pastoor Eysso 45 - pastoor Jacop 124 125 - vicaris Hubert 125 Buitenpost - Postme meden 124 - Uutlant 124 Buko, zie Bucho Bullant, Romke 380 Buma 143 Bunau (Bunauwel, Bunaw) - , Agniete Rudolf dr van 378 - , Helena Rudolf dr van 378 - , Margariete Rudolf dr van 378 - , Rudolf van, jonker 341 378 379 Bunn 178 Buo, zie Buwe Bura gesthuys, zie Harlingen, gasthuis Burchwall, Amsterdam 211 Burchwert, zie Burgwerd Burgom, zie Bergum Burgungen, zie Bourgondië Burgwerd (Burchwert, Burghwert, Burichwirdt, Burrichwerd) 30 31 409 - Sint Johanneskerk 10 32 128 - pastoor 10 30 - pastoor Theodricus 10 11 - prebendaris 30 - priesters 128 Burgwerd - Buo prope ecclesiam 11 Burgwerd - Andalahusem 11 - Herne, ter 11 - Ockinga, domus 11 Burmania (Bourmania, Bourmanya, Buermania, Buirmanya, Buirmanye, Burmannia, Burmannya, Buurmania, Buurmannia, Buyrmania, Bwrmania, Bwrmannia) 122 - huis, Leeuwarden, olde 347 - leen, olde, Sint Vituskerk Leeuwarden 347 - , Douwe 344 398 399 440 - , Gemma Douwe z. 440 - , Hero 383 384 385 - , Joest Tiaerdt z. 346-348 - , Rienck Tiaerdt z., licentiaat 346-348 393 - , Tiaerdt, heer 199 346-349 - , Saepke 440 - , Wpke, doctor 255 257 263 264 266 285 286 380 381 390 393 408 Burrichwerd, zie Burgwerd Buschnack 56 Buser 54 But, zie Both Butenpost, Butepost, zie Buitenpost Buttama, bonae, Kornhorn 11 Butte, zie Botte Buttima, Waell 143 144 Buttinga, C. 282 Buue, zie Buwe Buurmania, Buurmannia, zie Burmania Buwa, zie Buwe Buwalda (Buwalden, Buwanda, Buwauda) - , Remicx toe 67 - , Willem Cyricks z., notaris en secretaris Bolsward 173 174 291 295 300 302 314 315 364 374 422 425 426 431 432 Buwama, Buwa Wybrants 306 Buwanda, Buwauda, zie Buwalda Buwe (Bauwa, Bouwe, Bowe, Bua, Buo, Buue, Buwa, Buwo, Bwa) 11 - vicaris Harlingen 139 140 - Abbis 173 - Aeffe z. Sickema 447 - fisscher 329 - Meint z. Aeltgema 124 - Melius z. 351 - prope ecclesiam (Burgwerd) 11 - Wybrants Buwama 306 - , Anscke Bouwe Wybrants wed. 272 274 - , Dirck Bouwen z. 414 416 433 434 - , Haye Buwe z. 437 565 - , Herdis Buwe z. 437 - , Sybba Bwa z. 195 - , Syrt Buuis 402 - , Thomas Bouwen z. 414 433 434 Buweestera, zie Buyweerstera Buweklooster (Bouwecloester, Bouwenconvent, Buwecoweynt, Bwinghaclaester), premonstratenzerinnenklooster (proosdij) onder Harkema 102 110 270 273 Buwo, zie Buwe Buyngyerd, zie Bonghjeerd Buyr, zie Boer Buyrmania, zie Burmania Buytendyck, P. 316 Buytenpost, zie Buitenpost Buyweerstera (Buweestera) fenna, Leeuwarden 270 Bwa, zie Buwe Bwrmania, Bwrmannia, zie Burmania Byla 267 Bylion, Jan 148 Bynnama, Yette Bynnama 45 Byrghum, zie Bergum Bytthia, Bytthya, zie Beyke Byuck, brs dr v. Adzert Aebinga 207 C-, zie ook K Cambridge (Cantabrigia), universiteit 186 Cambuyr, zie Cammingabuur Camminga (Camingha, Cammingha, Kamingha, Kammega, Kammengha, Kammigha, Kammighe, Kamminga, Kammingha, Kammynga, Kammyngha, Kamyngha) - huis, Ameland 369 - huis, state, Leeuwarden 110 192 257 258 369 406 - tarp, Leeuwarden 406 - , Cathryn, Sicke wed. 404 - , Doed (Dode) wed. v. Sicke en e.v. Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga 65 66 98 109-111 - , Doed Wytie dr 256 258 406 - , Fouwel, e.v. Pieter 367 - , Fouwel Graets dr 368 - , Frans Wytie z. 258 406 408 445 - , Gerrard 16 - , Graets Pieter dr 110 192 193 368 - , Grathie Sicke dr 65-67 110 - , Haeye 403 - , Hanthia, bastaardz.v. Haya 98 - , Haya 199 - , Haye Pieter z. 192 193 253 254 368 - , Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga, olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97 98 109-111 - , Haye Wytie z. 256 258 406 566 - , Liuwa, br v. Grathie 66 , Luts, e.v. Minne 403 404 , Mary Wytie dr 258 406 , Minne Wytie z. 258 403 , Peter 15 16 20-22 , Pieter (Peter) Haye z. 66 97 98 110 111 191195 - , Pieter Sicke z. 298 299 368-370 403 - , Renick Wytie z. 258 386 405 406 - , Renyck 151 - , Rints, zie Rints Minnema - , Sacke Peter dr 15 16 21 22 - , Sicke 110 192 193 253 254 298 368 - , Sicke Peter z. 15 21 22 110 - , Sipke 406 - , Site (Sithe,Syte, Sythe, Zyce, Zyce) 16-22 - , Syouck Haya dr 97 98 110 111 256-258 - , Syouck Wytie dr 231 232 234 258 - , Sytie Wytie dr 258 - , Sywich (Zywich) 15 - , Take 105 - , Take Sicke z. 299 368-370 404 - , Thete Wytie dr 258 - , Thiemck Peter dr 15 16 21 22 - , Tryn Wytie dr 258 406 - , Tyemck Wytie dr 258 406 - , Ubele 16 - , Watthia, z.v. Syoucke 110 - , Wattie Wytie z. 256 258 406 - , Wythie Pieter z. 110 192 193 253 254 367371 391 - , Wytie, z.v. Syoucke 110 255-259 268 386 405 406 Cammingaburg (Kamminghaburch) 110 Cammingabuur (Cambuyr, Kambuer, Kammengabuer, Kammenghabuer, Kamygebur, Kamyngabuer, Kammyngabuur), zie ook Leeuwarden, Sint Catharinakerk 21 265 - , kapel 109 - , state te 15 16 21 110 151 369 370 - , Nanna toe 270 - , Ryntthie to 231 Cammingabuurster hemrik, Leeuwarden 21 Cammingahorne, Leeuwarden 368 Cammingha, zie Camminga Campe, zie Kempe Campen, Franeker 147 Campen, zie Kampen Camper horn 287 Camper, Jacop 323 Campo, zie Kempe Camstra (Campstera, Campstra, Kampstera, Kamstera, Kamstra) 387 420 - state, Wirdum 419 - , Auck Wiggle dr 112 - , Bauck 416 417 - , Gauthie Wiggle dr 112 - , Reynsck 399-402 - , Rienck 16 21 22 - , Sasker Wiggle z. 112 - , Tako 31 - , Wiggle 112 113 - , Wytthie 419-421 canghieter, zie kannegieter Cannius, meester Frans, prebendaris Sint Mariakerk Leeuwarden 266 270-274 canonici minores, zie peticanons Cantabrigia, zie Cambridge Canter 448 - , Lambert Willem z. 267 269 - , Willem 267-270 325 Canterbury (Cantuaria) [Engeland], bisdom 186 187 - , Willelmus Warham, aartsbisschop van 185 Canters, Reynsch 325 Cantuaria, zie Canterbury Cappenborrich, Warns, Onze Lieve Vrouwehuisken tho 196 Capple, ter, zie Terkaple carmelieten 96 135, zie ook Woudsend, IJlst carpentator, Titardus 16-18 Castilië 384 390 Catharyn, Cathrina, Cathryn, Catrina, Catryn, zie Kathryn, Tryn Cempe, zie Kempe Christoffel (Christolpher, Christophel, Cristoffel, Crystoffel, Crystophel, Stoffel) - Claes z. van Kampen, hoichsangher 290 362 366 367 - Roorda 363 426-428 437 438 443 Chrysostomus Meylama 314 315 Ciriacus, Ciricus, zie Syrck cisterciënzerinnen, zie Assen, Essen, Nazareth, Nijeklooster, Sion, Steenkerk, Vrouwenklooster cisterciënzers, zie Aduard, Bloemkamp, Gerkesklooster, Klaarkamp Claas, zie Claes Claercamp, Claerkamp, zie Klaarkamp Claes (Claas, Claess, Clas, Class, Claus, Claws) 61 287 299, zie ook Nicolaas - kapelaan Hijlaard 153 - pastoor Tjerkgaast 217 - prebendaris Schalsum 149 150 - prebendaris Sexbierum 434 - priester 63 - priester Ameland 153 - priester Anjum 49 - priester Franeker 145 - priester Kollum 130 - vicaris Franeker 51 - Albert z., pastoor Molkwerum 143 144 162 167 191 197 - Bant 29 - Claes z. 363 - Claes z. 405 - cuper 149 - Euwis 311 - Evert z. 350 - Frans z. van Kampen, meester, rechter Rauwerd 254 - Frerick z. 62 - Hansen van Dokkum, meester 410 - hoedmaeker 203 - Jacobs z., pastoor Molkwerum 144 163 167 191 197 215 - Jan z. 268 - Jan z. 383 - Jancke z. 280 - Jans z. schroor 387 388 - Jarich z. 286 - Jarychs 289 417 - Isbrents 62 - Lamberts 311 - Nanne z. 270 307 - Nanne z., schepen Sneek 339 - Pieter z. 369 - Pieters 304 - Pieters z. 286 - portier [blok]huis te Leeuwarden 285 - Ripperts z. 82 - schwmacher 83 85 - scutmaker 219 - Thomas 147 - toe Lutkepost 449 - Ulbet z. 217 - uyelmaker 236 - Wolter z. 332 - Wopke z. 161 215 - , alda 60 - , Albart Claessen 64 - , Allert Claes z., burgemr Leeuwarden 101103 - , Alydt Jan Claes zns wed. 263 264 - , Anna Claes dr 382 383 - , Anna, kleindr v. Claes van Luxemburg 360 380 - , Claes Claes z. 363 - , Claes Claes z. 405 - , Cristoffel Claes z. van Kampen, hoichsangher 290 366 367 - , Dirck Claes z. 291 300 - , Douwe Claes z. te Lekkum 270 437 - , Eygge Claes z. 178 - , Eynske Claes z. 236 - , Freerck Claes z. 244 - , Gerbrant Claes z. van Workum 211 567 - , Jan Claes z. 287 , Jan Claes z. 95 , jonga Claes 59 , junge Claus 84 , Oene Claus z. 420 , Oltger Claes z. 292 , Peter Claes z. 372 , Peter Claes z. (Pieter Nicolay), notaris en prebendaris te IJsbrechtum en Sneek 228 229 231 232 235 251 353 354 - , Petrike Claes dr 63 - , Pieter Claes z. 245 - , Pieter Claes z., priester 342 343 - , Reylef Claes z. 244 - , Reynsk, Claes Timen zs wed. 265 - , Symon Claes z. 400 - , Wybe Claes z. 179 - , Wybe Claes z. 422 Claesen, Jacob 409 Claeske 338 Claesma, Cathrina 32 Claess, zie Claes Clamsma heerwarra, Dantumawoude 8 Clara - zr te Foswerd 266 - Wilko dr 263 Clarcampe, zie Klaarkamp clarissenklooster, zie Amsterdam, Haarlem Claruscampus, zie Klaarkamp Clas, Class, zie Claes Clatirsma, Sio 7 Claus, Claws, zie Claes Clayterpstera guet, Bozum 292 Clemens - V, paus 260 - VII, paus 208 237 Clercamp, zie Klaarkamp clerckhues, zie Groningen, Munster Cleuting (Clueting, Kleutinc), Nicolaas Joest z., notaris 426 453 Clever, zate opte, Bolsward 287 cleyne Renick 265 Cleyne fenne, Westernijkerk 84 Clircamp, zie Klaarkamp Clothus Bentha 3 Clueting, zie Cleuting Cluften, Kollum 448 Clyarstera syl 68 Clynse, Henrick, pastoor Oldetrijne 175 Coenders (Conarders), Lyulloff, burgemr Groningen 448 449 Coenradus, zie Conradus Coergum, Coernyem, Coernyum, zie Kornjum Coert Meyers 367 Coldehoel, state, Ferwerd 307 Colderwolt, zie Kolderwolde 129 568 Colen, zie Keulen Colibrant, Anthonius, substituut v.d. procureurgeneraal 453 Colegium Trilinguis, universiteit Leuven 326 Collum, zie Kollum Collummerlandt, zie Kollumerland Collummerzyl, Kollum 447 449 comen (copman, koopman) zie ook koopman - Feye 108 - Pieter 145 146 - , Gerbrant comen Pieters 146 - , Johannes comen Pieters, priester Franeker 145 146 - , Lysbet comen Barents 119 commanderijen, zie Hospitaal, Nes commandeur, zie Nes Conarders, zie Coenders Concilium Phrisiae, zie Hof van Friesland confessor sororum Foppo, Aalsum klooster 114 115 Conradus (Coenradus) - Bloem, priester Sneek 47 - de Leeuwarden 3 - de Nendorpe 1 - van der Siden 1 3 - , Albertus Conradi 58 59 convers, zie Leeuwarden dominicanenklooster convers, Gericus 9 Coot 291 Copers gued 148 copman, zie comen Copthien 98 Coquillaen (Coquillan) Wouter, notaris 371 438 445 Corbeke, zie Korbeek Corinthiërs, brief aan de 260 Cornelis (Cornelius, Cornelys) 446 - prebendaris Poppingawier 182 - priester Sint Catharinakerk Leeuwarden 109 - Abbe z. 302 - Alexander z. van Bergen op Zoom 248 - Andres z. 441 - Foppe z., priester 396 - Jacobs 289 - Jan z. 450 - Jans z., prebendaris Bolsward 374 - Johan z., schoolmr Leeuwarden, meester 366 367 - Johannis, priester Sneek 47 - Wattie z., secretaris Menaldumadeel 158 316 427 428 - , Bauck 411 Cornium, zie Kornjum Corpus Christi, Sint Nicolaaskerk Hamburg 1 2 cort, zie kort Corteswaech, zie Kortezwaag coster (kuster) - , Hemka 342 - , Jw Romke z. 414 - , Simon 83 Coterhuys 147 Crayweren 372 cremer - , Botte 283 - , Uattie 283 Crispiaen, z.v. Jayts Jacobs wed. 283 Cristoffel, zie Christoffel Cristyn (Cristynken) - Gregoris Bertolff van Aken dr 222-224 - toe Leeuwarden 235 Cromma - fiolde 288 - Gauwe (Gheuwe), Westermeer 44 Croshaa, Johannis 186 cruys, Schelte 431 Cruys (Kruuss), jonghe Hans 366 367 Cruyse pype, Leeuwarden 409 Crystoffel, Crystophel, Crystophorus, zie Christoffel Cubaerd, Cubaerdt, Cubaert, Cubairdt, zie Kubaard Cuneer (Cuner, Kuneerke, Kunier) - Douwe dr Juwsma 247 - Hessel dr Martena 178 179 360 378 cuper (cuyper, kupper, kuyper) - , Agge 219 - , Claes 149 - , Ferrick Jacop z. 134 - , Jacop 91 - , Jacob Pieter z. 450 - , Mella 256 - , Otte, br v. heer Douwe Pibe z. 157 - , Otte, Diemoet Otte cuypers wed. 443 - , Thomas 453 - , Wopke 329 335 Cupersma 9 Cusemar, zie Kuzemer Cuthbert, meester Cuthbert Tunstall, magister rotulorum en vice-kanselier van Engeland 186 187 Cuusmer, zie Kuzemer cuyper, zie cuper Cyerck, zie Syrck Cyprianus, zie Sipke Cyrick, zie Syrck Danet (Danett), meester 186 Daniel steenmetseler 448 Dantimwolt, zie Dantumawoude Dantumadeel (Dantummadeel) 324 - huiszittende armen 429 Dantumawoude (Dantimwolt, Dantummawolde, Dantumwold, Dontimwald) 328 344 - Sint Benedictuskerk 8 9 429 - pastoor Geno 8 9 Dantumawoude - Clamsma heerwarra 8 - Deelcampe 8 - Dellim 8 - Merslate 9 - Oenema, domus 8 - Orendem 9 - Remka werrim 8 Dantummadeel, zie Dantumadeel Dantummawolde, Dantumwold, zie Dantumawoude Dauwama, Wiba 35 Daventria, zie Deventer David van Bourgondië, bisschop van Utrecht 58 Decama, zie Dekema decker, Hobbe 209 Deel, Leeuwarden 116 136 Deelcampe, Dantumawoude 8 Deersum 245 323 324 - kerk 220 243 245 Deinum (Deynum) 268 - Sint Johanneskerk 15 50 - pastoor 15 - pastoor Egbert 154 - priester Doeke 113 - vicaris 15 Deinum - Eeske herne - Ritsum 121 - Swettha 13 - Syl 206 Deinumer Nylant 121, zie ook Deynma utera land Dekema (Decama, Deeckema, Dekama) - state Jelsum 400 - , Aesghe Hette z. 400 243 - , Cathryn Juw Dekema wed. 220 221 243-247 296-298 - , Edewaer Hette dr, zr tertiarissenklooster Tzummarum 399 - , Fokel Hette Dekema wyf 148 - , Hette Hette z. 400 - , Hette Juw z. 220 243-245 297 399 400 - , Id Juw dr 220 243 245 297 - , Jarich Juw z., olderman Franeker, meester 146 149 220 243-246 378 403 - , Jel Hette dr 400 - , Juw 119 120 146 180 220 243 245 - , Mary Hette dr 243 400 - , Pieter Hette z., raadshr Hof van Friesland 243 308 400 401 - , Sicka Juw z. 146 148 149 220 243-245 246 296 297 569 - , Sicke, raadshr Hof van Friesland, meester 401 410 - , Yd Hette dr 243 400 deken - Geerlof Bryontsma, prebendaris Bolsward 126 127 - Hiddo 105 - Jelle Juwsma, sacrista Sint Vituskerk Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 266 - Meyne Meynis, van Schoterland, pastoor Rotsterhaule 312 - Redert Redertsma, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 77 79 92 - Simon, heer, Sint Vituskerk Leeuwarden 22 Delft (Delf, Delpht) - , Dirck van, notaris en secretaris Franeker (Delphus) 299 300 341 355 - , Franciscus Nicolai de, notaris Amsterdam 211 212 Dellim, Dantumawoude 8 Delpht, zie Delft Delphus, T., zie Dirck van Delft Dense 321 Derck, Derick, Dericus, zie Dirck Dersum guedt, lytze, Achlum 155 Deuke, zie Doecke deurwaarder Hof van Friesland, Benedictus Franchet 437 438 445 Deventer (Daventria) 186 Dew (Diu) Gerbrants z. 265 267 Deyngha steed, Blija 13 Deynma utera land 13, zie ook Deinumer Nylant Deytyame, Wobbe 322 Deytzia terp 248 Diapa slaet, Akkrum 61 Dicksterhuysenn, zie Dycksterhuysen Diemoet Otte cuypers wed. 443 Dierck, Dierick, zie Dirck Dieuw (Dieuwe) Luytziens dr 451-453 Dirck (Derck, Derick, Dericus, Dierck, Dierick, Dirick, Diricus, Dyerck, Dyrck, Teodricus, Theodericus, Theodoricus, Theodricus) 99 - pastoor Bolsward, Sint Maartenskerk, meester 23 24 26 - pastoor Burgwerd 10 11 - pastoor Dongjum 299 300 341 - pastoor Kornjum 290 - pastoor Nijehaske 109 - pastoor Oosterlittens, meester 310 - priester 30 - priester Sneek, Sint Maria-altaar 342 343 - priester Wijnaldum 139 - sacrista Stiens 159-162 - vicaris Dronrijp 156-158 - z.v. Tiedt Johan dr, Simon Hendricks wed. 269 317 570 Dirck - Adams z., burgemr/schepen Bolsward 422 424-426 - an dy Vert 129 - Bouwen z. 414 416 433 434 - Broder 162 - Campis, prior Thabor 89 - Claes z. 291 300 - de Amsterdammis, zie Rippert (Ripperndus Theoderici) - Egbaert z. 266 - Elbrich z. 267 - Elzes 217 - Everts 165 - Frans z., pastoor Irnsum 138 175 - Gerrid z. Sluter 283 284 - Gerryt z. 350 353 - goudtsmid 41 - Heyn z., secretaris Barradeel 242 - Jans z. 400 - Jans z. 422 - Jans z. backer 263 - messelaer 147 - molner 82 - Peter pelsers z. 82 - Pier z. 298 - Pouwels 226 - Pyter z. 297 - Romke z. 182 - Smitsme 73 - Syes 168 - Symon z. van Haarlem, prior dominicanenklooster Leeuwarden 91 - Syurd z. 47 - Timens 146 - van Ballen 440 - van Delft (Delphus), notaris en secretaris Franeker 299 300 341 355 - Ysbren z. 267 - , Aets Dircx 436 - , Ag Diericks 231 - , Agge Dircks 119 - , Anna Dircks z. 411 - , Doythe Dircks z. schoemaker 134 - , Franck Dirck z. 138 - , Gorys Dirck z. 138 - , Harmen Dircx z. 424 - , Jacob Dircks z. 245 - , Jan Dircks z. 245 - , Jan Dyrcks 81 - , jonge 323 324 325 - , Mathias Dirck z., priester 137 138 - , meester 43 - , Meeus Dirx z. 64 - , Obbe Dirck z. 229 361 435-438 - , Ryns Derck z. 434 - , Sicke Dirck z. 272 - , Simon Dirck z. 268 270 - , Sybe Dirck z. 427 428 - , Ulbet Dyrcks 188 - , Wulck Dyerck pelser 351 districtus - Berri, Berum, zie Barradeel - Ferwerdensis, zie Ferwerderadeel - Mennaldum, zie Menaldumadeel - Woldensis, zie Wonseradeel Dittie (Dychie, Dythio, Dytthie, Dyttyo, Dyttzie, Dyttzye, Dyttzyo) Feyke z., pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 193 194 214 257 259 370 371 Diu, zie Dew Dixtera, Gabba, priester Metslawier 303 Dixtrahuysum, zie Dycksterhuysen Dobben 321 Docka, Docke, Docko, Docle, zie Doecke doctor - Ambrosius Riethamer 290 - Andreas Smyth, meester 187 187 - Douwa Tetema 234 237-239 - Hector van Hoxwier, raadsheer Hof van Friesland 348 - Jan de Haze, meester 224 - Jan de Merica, meester 224 - Jan van den Winckele, meester 223 224 - Joannes Lensius, advocaat 387 - Joost 238 239 - Kempo Martena 180 181 194 238 277 278 289-291 360 380 381 - Peter van Franeker 414 - Pieter 265 - Seerp Hania, medicijnmeester, burgemr Leeuwarden 370 371 387 407 453 - Wpke Burmania 255 257 263 264 266 285 286 380 381 384 390 393 408 Dode (Doda, Dodo, Tode) 4, zie ook Doede, Douwe - sacrista Leeuwarden, Sint Vituskerk 40 - vicaris Harlingen, Sint Maria Harlingen 17 - Broderi 40 - Donia 8 9 - Ducko z. Oenema 9 - Jarla 99 - Meues z. 178 - Pieters z. 182 - Tytardus z. 31 - Tzialengi 4 - , Meinert Dode z. 290 291 417 - , Petrus Dodonis, prebendaris Franeker 246 - , wittebroder Dodo 12 Dodt, zie Doed Doecke (Deuke, Docka, Docke, Docko, Doco, Doecka, Doeckle, Doecko, Doeka, Doeke, Doeko, Doka, Doke, Ducke, Ducko, Duco, Dueke) 113 179 - e.v. Lysck Doekema 94-95 - pastoor Hijlaard 94-96 - priester Deinum 113 - regulier kanunnik Lidlum 32 - Agga z. Walta 294 339 350 351 - Ede z. Martena 416 - Epe z. Martena 360 361 - Haie z. 157 - Heslinga 181 280 - Hetto z. 241 - in Hemga 5 - Loukefoey 329 - meester Tiebbe z. Martena 360 380 - Oenema, provenier Klaarkamp 8 9 - Rinia 279 281 - toe Voghelesanck 71 - van Teetlum 121 - , Gautie Doecke dr 25 - , Joannes Duconis, notaris Dronrijp 158 - , Lyowe Dueke z. 147 - , Tzaelinck Docke z. 353 - , Wybe Doeckle z. 329 Doed (Dode, Doede, Doedt, Dodt, Doid) - brs dr v. Jouka Tjaarda, zr Bethlehem 99 - dr v. Sibbel Simons wed., zr Monnikebaijum 309 - dr v. Thiemk Holdinga 48 - e.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159 - e.v. Hantia Heringa 96 97 - e.v. Wiggle Camstra 112 - tante v. Sicka Allart z. 64 - Agge dr Jongema 168 350 - Camminga, wed. v. Sicke en e.v. Haye Jelmera/Heringa/Camminga 65 66 98 109-111 - Hibbema 73 74 - Janss dr 426 - Jarich dr Hottinga 59 - Mockema 198 - Sasker dr Heringa 153 206 - Wytie dr Camminga 256 258 406 Doede (Doeda) 147, zie ook Dodo - oom v. heer Jarich Haryngs z. 189 - Alberts 25 - , Allert Doedes z. 277 Doedt, zie Doed Doeka, zie Doecke Doekama goed, lytia 102 - , Peter op 102 Doeke, zie Doecke Doekema (Doekama, Dekema), Lysck 94-96 Doeko, zie Doecke Doela, Franeker 147 Doemynycus, zie Dominicus Doenterp, zie ook Donterp 571 - , Spannum 442 444 Doenya, zie Donia Doer, zie Kollum, Dorp Doesburg (Doesborch), Johannes, pastoor Winsum 310 Doetinchem, Henricus van, abt Bloemkamp 152 Doetthie, zie Doythie Doeys (Doys), Govert, abt Lidlum 395 397 Doezum - Sint Vituskerk 11 - pastoor Eyso 12 Doid, zie Doed Doiet meed 71 Doingha, zie Donia Doitia, zie Doythie Doka, Doke, zie Doecke Dokkum (Doccum, Tockum) 22 49 57 85 183 227 254 324 - olderman Thyaert Uppendyck 169 - secretaris Leo A. Melle z. Dokkum, Sint Maartenskerk 8 100 - vicaris Florys 169 - vicaris Hobbrandus 8 - vicaris Thiaerd, meester 169 Dokkum (Dockum, Tockum), premonstratenzer mannenklooster (abdij) Sint Bonifatius 13 65 85 99 100 102 104 110 113 131 132 267 - abt 13 104 105 131 - abt Jacop 49 - abt Johannes 132 133 - kosterie 104 - priesters 104 Dokkum, Onze Lieve Vrouwe to Bergh 49 99 104 Dokkum - armen 99 169 - gasthuis 49 Dokkum - , Claes Hansen van, meester 410 - , Pieter Rieuwerdts z. van, advocaat Hof van Friesland en notaris, meester 336 337 370 380 381 453 - , Reynsk van 270 - , Sipke to 116 Dokkum - tichelwerck 330 331 - Willich, in de 446 Doko, zie Doecke dominicanen(kloosters), zie Leeuwarden, Groningen, Hamburg, Winsum dominicanessen(kloosters), zie Leeuwarden, Reide Dominicus (Doemynycus), zie ook Douwe - Botnia 354 355 418 - Pybe z., burgemr Leeuwarden, grietman Baarderadeel 264 277 278 295 308 310 572 - schroer 214 Donga, Donge, zie Donia Dongeradeel (Dongerdeel, Dongheradiel, Donngeradeel, Dungredeel) 13 18 84 90 207 253 390 391 Dongjum (Donghum, Dongum, Donigum) 148 179 442 - Sint Mariakerk 28 - pastoor Dirck 299 300 341 - priester Jan 177 Dongjum, Roedmersma gued 148 Donia (Doenya, Doingha, Donga, Donge, Donie, Donnye, Donya, Donyem, Doynga, Doyngha) - , Aelthie 49 - , Aliwardus 9 - , Benedictus 10 11 - , Bocke, pastoor Arum 403 - , Bocko Dodo z. 9 - , Dodo 8 9 - , Douwa 440 - , Eelke 119 - , Goslick, priester 141 - , Haringh, pastoor Bolsward, meester 165 166 - , Johan 440 - , Kempo 387 426 - , Lou 118 120 231 233 - , Pieter Kempe z. 277 278 - , Syercktien 394 395 - , Syouck Syerck Donia huysvr. 350 352 353 - , Tyalla 81 Donigum, zie Dongjum Donngeradeel, zie Dongeradeel Donnye, zie Donia Donterp, zie ook Doenterp - , Gala 29 Dontuma szerke, zie Dantumawoude 9 Donya, Donye, zie Donia Dorp (Doer, Terp), Kollum 130 131 - , Ricke toe 130 131 Dothius, Dothyas, zie Doythie Dotinga - , Hisse Ofka dr 63 - , Ofka 63 Dotingha (Doytsama) graet stuck 123 Douma, zie ook Douwema - , Anna Douwe dr 422 - , Gauts, zr Aalsum klooster 447 - , Gerlant Douwe dr 422 - , Reintzen Douwe dr. Douma 421-423 - , Saep, e.v. Doitia Albada 41 - , Syouck Douwe dr 422 - , Wlcke Douwe z. 422 Douo, Douwa, zie Douwe Douwama, zie Douwema Douwe (Dominicus, Douo, Douwa, Douwe, Douwo, Dowa, Dowe) 83 84 95 234, zie ook - Dominicus bastaardz.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159 kapelaan Rinsumageest 328 maag v. Jorrit Andringa 61 62 pastoor Dronrijp 94-96 priester Leeuwarden 65 priester Leeuwarden 116 135 vicaris Marssum 153 z.v. Id Juw dr Dekema 243 245 246 z.v. Ytyen Hans Eennes wyf 195 196 Albert z. 51 Allynge wyef 190 Auckes 26 Broers z. 129 Burmania 344 440 398 399 Claes z. te Lekkum 270 437 Donia 440 Douwe z. 51 Eelckes z. 277 278 Fedda z. 127 Gerbranda 156 ghastman 35 Goffe z. Aebinga 160 Goslick z. Juwinga 230 362 Goslyck z. 434 Gratinga 220 245 Harinxma 172-174 Herkis, priesterbr Thabor 195 Hessel z. Bootsma 446 447 451 Hette z., prebendaris Franeker 341 Hiddama 25 Hidde z. 217 Hoyttes 236 Jaensma 188 Janko z. Douwema 61 Jelmers 190 Juwsma 247 248 Lamkes 108 Maerten z. 447 Otte z. 129 Pibe z., priester Dronrijp 141 142 149 150 154-158 Pieters, meester, pastoor Welsrijp 310 raseri 200 Riencks z. 155-158 Rommerte z. 51 Ronkama 44 schroer 84 85 Sibrandt Douo z. Tatinga, meester 381 Sicke z. Sjaarda 235 Sinne z. 417 Sjaarda 29 51 60 73 74 smit 71 Sytses, priester 141 Tetema, doctor 234 237-239 Tiaerd z. 148 - Tiepke z. 104 106 timmerman 368 toe Kee 59 60 Wtyes 146 Wysma, pastoor Wirdum 429 430 Wythyes z. 310-312 Zypkes z. 197 , Agga Douwes 144 163 167 191 197 215 , Altger Douwes z. Houkama 67-70 , Anna Douwe dr Douma 422 , Baucka Dowis 248 , Baucke Douwa dr, zr tertiarissenklooster Tzummarum 141 142 - , Boyng Douwes z. 191 - , Douwe Douwe z. 51 - , Eda Douwe z. 73 - , Foke her Douwa huysfrow 62 - , Gerlant Douwe dr Douma 422 - , Gerleff Dowe z. 161 - , Gerryt Douwe z., notaris en secretaris Bolsward 126 - , Ghielt Dowe z., vicaris Kornjum 381 - , Goyka Douwes z. 162 163 - , grata Douwa 44 - , Haring Douwe z. Harinxma 172 173 340 - , Heere Douwe z. 188 - , Hessel Douwe z. 350 352 353 - , Homme Douwe z. 142 - , Janken Douwa Feddes wed. 174 175 - , Jantien Douwis 127 - , Reintzen Douwe dr Douma 421-423 - , Sibe Douwe z. 448 - , Sipke Douwe z. 215 - , sterka Dowa 147 - , Styn Douwes 270 - , Sybren Douwe z. te Anjum klooster 141 - , Syouck Douwe dr Douma 422 - , Take Dowe z. 157 - , Tyaerdt Douwes 226 - , Tyardt Douwes z. 144 162 163 167 191 197 215 - , Tyerck Douwa z. 66 - , Tys Dowe z. 193 - , Wlcke Douwe z. Douma 422 350 352 353 Douwema (Douwama), zie ook Douma - , Douwe Janko z. 61 - , Eepo 447 - , Goffo 447 - , Janko 61 - , Katrina, zr Smalle Ee 447 Douwo, Dowa, zie Douwe Dowama campe 6 Dowe, zie Douwe Doye, Sander Doye z. 316 Doyem, zie Doyum Doyema (Doyemme) 573 - goed Marssum 50 - , Wpka (Upke) 14 15 Doyingha, Doyngha, zie Donia Doythie (Doetthie, Doitia, Doitya, Dothius, Dothyas, Doythe, Doythia, Doytia, Doytias, Doyttye, Doyttyo, Doytye, Dyothye) 169 - Albada 40 81 - Dircks z. schoemaker 134 - Doytye z. 188 190 - Goslick z. 129 - Wiarda, meester, priester en notaris 229 255 256 259 - , Ane Doyttye z. 417 - , Doytye Doytye z. 188 190 - , Dyonisius Doyttye Albada, prebendaris, meester 353 354 - , Tyets Doytze dr 373 374 Doytsama, zie Dotingha Doyttye, Doytze, zie Doythie Doyum (Doyem), Franeker 148 - , Poppa van 405 Drakenborgh junior, Hennekinus 1 Draya wal 68 drayer, Jan 220 Dreesum, zie Driezum dreggher, Ade 147 Dreser terp 324 Dresere - meer 321 - syl 321 Dresum, zie Driezum Drich 104 Driezum (Dreesum, Dresum) 321 322 324 344 - kerk 324 - Halbade sate 324 - Jebbema sate 321 - Ophuustre goed 321 - Wobbema sate 324 - Ynye goed 323 droechscherier, Eesck 282 Dronrijp (Droenryp, Dronrip, Dronryep, Dronryp, Drunryp, Ryp) 63 64 94 145 147 149 154 226 244 345 385 441 442 - Sint Salviuskerk 28 29 154 156 157 386 - Heilig Kruis 386 - Sint Andreas 157 - Sint Antonius gilde 386 - Sint Barbara 157 - Sint Blasius 157 - Sint Catharina 157 - Sint Maria 157 - Sint Thomas 63 - armen 64 145 - koster 155 - pastoor 145 - pastoor Douwa 94-96 574 - pastoor Pibe, meester 155-158 pastoor Sceltetus 29 pastoor Syrck 63 64 pastoor Wybren Leonis Albada, meester 387 388 - prebendaris Juke, meester 156-158 - prebendaris Douwe Pibe z. 141 142 154-158 - priesters 155 - schoolmeester 155 - vicaris Dirck 156-158 - vicaris Henricus Hero, meester 387 388 Dronrijp - Foppinga state 386 - Hobbema state 155 - Humgemagae 29 - Hummama state 28 - Kochstedes goet 29 - Oedsinga gued 64 - Polen 28 154 - Ubbema gued 147 - Wrd, sate opper 442 drost van Harlingen - Jan van Egmond, jonker 378 - Frits van Grombach 179 180 204 205 Drunryp, zie Dronrijp Druyst, Meynert Maertens z. 420 421 Dryborn, Jan 223 Ducke, Ducko, Duco, Dueke, zie Doecke Duitse Orde, zie Nes Duitsland (Duytslant) 378 Duker, Johan Duker van Leiden, supprior dominicanenklooster Leeuwarden 91 Dullick, Gosen van 54 Dunellma, zie Durham Dungredeel, zie Dongeradeel Durham (Dunellma) [Engeland], bisdom 186 Duses, Alleken 1 Dusyng, Peterke Jan Dusyngs 119 Duvenee - , Govaert van, griffier Hof van Friesland 427 428 437 438 440 445 - J. 401 - P. 382 Duymsloet, Suawoude 365 Duytslant, zie Duitsland Dweke, zie Dyorcke Dychie, zie Dittie Dychte 7 Dychusen, Watto to 45 Dychuysom, zie Dychuysum Dychuystera gued, Akkrum 61 Dychuysum (Dychuysom) 447 Dyck 66 - , Bolsward 107 - , het goet opte, Tzum 442 - , Robba uppa 48 Dyckland, Marssum 15 Dycksherna, Nijland 23 Dycksterhuysen (Dicksterhuysenn, Dixtrahuysum), Beetgum 122 178 Dye (Dyo) - br v. Mammo Mamminga 5 - , Jets Dye dr 413 433 - , Sicke Dye z. 413 433 434 Dyeep 248 Dyep, Huizum 332 Dyerck, zie Dyrck Dykom (Haskerdijken?), Lieppa to 44 Dylaker, Grote, Bolsward 362 Dyo, zie Dye Dyonisius, meester Dyonisius Doyttye Albada, prebendaris 353 354 Dyora 84 Dyorcke (Dweke) Hemma 25 Dyothye, zie Doythie Dyrck, Dyrick, zie Dirck Dythio, Dyttie, Dyttyo, Dyttzie, Dyttzye, Dyttzyo, zie Dittie E-, zie ook Ae Ebbinge strate, Groningen 57 ebdomodarii, zie Workum, priesters Ebeke 109 Ebel (Ebela), zie ook Haebel - bastaarddr v. Schelta Liauckema 72 - brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr, te Sion 430 - e.v. Eppo 31 - e.v. Inne Bockes 24 - e.v. Wattia Harinxma 46 Ecwert [ligging onbekend; mogelijk onder Akkerwoude] - pastoor Wilhelmus 8 9 Ede (Ada, Adam, Adamus, Ado, Aedae, Aedo, Aeede, Eda, Edo, Eeda, Eede) 16 292, zie ook Adam - bastaardbr v. Mammo Mamminga 5 - br. v. schamele Thys 112 - br. v. Wiggle Campstra 112 - Douwe z. 73 - dreggher 147 - Eda z. Jongema 250 252-254 350 - Eelck z. Heringa 253 - Egbert z. 323 - Eynte z. 329 - Henne z. 389 - Heringa/Jongema 253 - Hessels Jongema 100 - Jongema 173 - Keympa z. Jongema (Aeda) 80-82 - Keympe z. Jongema (Eeda) 80 81 168 169 249-253 - Martena 277 290 359-362 416 446 - Peter z. 324 - toe Bilgaerd 265 - Walckema, pastoor Bozum, meester 195 203 217 218 295 302 313-315 - , Ede Eda z. Jongema 250 252-254 350 - , Johannes Edonis de kartuizer 127 - , Mynno Eede z. Jongema 82 - , Tiebbo Edes z., pastoor Ferwerd 440 Edema gued 148 Edewaer, zie Eedwer Edinghen (Edingen) [België, Henegouwen], Pieter van Edingen van Aalst 222 Edingheswaechster kerk 108 Edo, zie Ede Edwar, Edwer, zie Eedwer Ee (Oostdongeradeel) 18 - pastoor broeder Tymen 20 - Wattema sate 255 Ee, Saerdera 68 Ee, Suawoude 365 Eebe Jourikes wyff 44 Eecke (Eeke) - schroeder 272 - Syts z. 408 Eecke nye fenne, Marssum 121 Eeckeme goedt, Jelsum 400 Eeckena Tzrodda 288 Eeda, Eede, Eedo, zie Ede Eedwer (Edewaer, Edwar, Edwer, Eeduer, Eeduwar, Eedwert) - e.v. Hera Jelbits z. 127 - Hette dr Dekema, zr tertiarissenklooster Tzummarum 399 - Sjaarda 60 64 119 120 145-150 154 - van Hoxwier 404 - Wipcke dr Tyercksma 107 Eeff toe Sneek 234 Eeke, zie Eecke Eekengha, Jouke 21 Eel, Wthie Eels z. 448 Eelaerd, Eelarderagae, zie Hijlaard Eelcke (Eelck, Eelcko, Eelick, Eelthia, Elc, Elck, Elcke) - e.v. Meint Aeltgema 124 125 - ov. e.v. Wiggle Camstra 112 - Aebinga 207 - Donia 119 - Jarychs z. 372 - Jelmera 18 - kistemaker 367 368 - Sasker z. Heringa 153 206 250 352 387 - schutmaker 193 - te Rauwerd 100 - Yde z. Heringa 50 - , Dowe Eelckes z. 277 278 - , Hylk Eelke wyf 218 575 - , Tyaerd Eelckes 239 277 284 Eelsma, Ripper 395 Eelthia, zie Eelcke Eema, zie Ema Eemke, zie Emke Eems (Emeze) 57 Eemskerck, Eemskerk, P. 20 118 137 272 Eemswouder (Ynswada) hem 67 Eenhoern, dat huus int, Leeuwarden 283 Eenke, Peter Eenke z. 395 397 Eenne, Ytyen Hans Eennes wyf 195 196 Eepe, zie Epe Eepka in dae Buyngyerd 250 Eepo, zie Epe Eernewoude (Eernawolde), priester 268 Eernsom, Eernsum, zie Irnsum Eesck (Eeska, Eeske, Eesko) - e.v. Ede Martena 360 380 - Allema 448 - droechscherier 282 - herne, Deinum 121 - Sappe z. 270 Eesne wey 332 Eet (Teth), brs dr v. heer Ritske Jaarsma 304 Eethie (Eethye, Eets, Eetthia, Eetthie, Eteka, Eteke, Ethie, Ethye) 7 84 85 448 - e.v. Benedictus Donia 10 - e.v. Feddricus Hummama 28 29 - e.v. Gerryt Midler 113 114 - schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320 - zr Bethlehem 84 - Hiddinga 31 - Stenstra 384 - , antiqua, mater Etkonis 29 Eeuwe, zie Euwe Eever, zie Evert Egbert (Egbaert, Egbertus, Igbert) 63 - pastoor Deinum 154 - priester Blija 13 - Timans z. 210 - van der Lynden 54 - Vollenhove, kapelaan Sexbierum 434 435 - , Aede Egbert z. 323 - , Dirck Egbaert z. 266 - , Gerardus Egbert z. 450 Egga - , Jan Egga z. 64 - , Reenck Egga z. 64 Egidius, regulier kanunnik Lidlum 32 Eglescliffe (Eglesklif) [Engeland, graafschap Durham], Sint Mariakerk 186 Egmond, Egmondt, jonker Jan van, drost Harlingen 378 Elairdt, zie Hijlaard Elbrich - backster 50 576 - , Dirck Elbrich z. 267 Elc, Elck, Elcke, zie Eelcke Eleken (Elleken, Elteke) zie ook Aelcke - zr v. Siburg 2 - bagijn (monialis) Leeuwarden 1 2 Elger, zwager v. Titardus carpentator 17 Elia, zie Ely Elingh - priester 142 - Hotze z. 422 Elisabeth, zie Lysbeth Elke, zie Eelcke Elleken, zie Eleken Else Bronger Tyaerdts z. wed. 448 Elteke, zie Eleken Ely (Elia) [Engeland, graafschap Cambridgeshire], bisschop van 186 Elze, Dirck Elzes 217 Em, zie Emme Ema, zie Eme Embrick, zie Emmerik Eme (Eema, Ema, Ens, Yma) 45 - commandeur Nes, pastoor Haskerdijken? 44 45 - , Adam Eme z. 264 Emeze, zie Eems Eminga (Emyngha) state 258 Emke (Eemke, Emka, Emko) 148 - Menno z. Jarla 105 106 - te Wirdum 21 Emme (Em, Emm), e.v. Douwe Wythye z. 310312 Emmerik (Embrick), Johannes Hennenberch van, pastoor Sneek 89 Emyngha, zie Eminga Ena glaesmaaker 67 Encke Heere dr Hottinga, zr tertiarissenklooster Staveren 145 177 Enckhuissenn, zie Enkhuizen Engeland (Anglia) - , koning van 185 - , vice-kanselier van, zie meester Cuthbert Tunstall Engelbertus Geerardis 40 Engelsche Simen 267 Engelum (Englem, Englum, Yngelim) 153 206 344 - Sint Christoforuskerk 15 - pastoor 28 - pastoor Wopka 153 206 - Kenge gued 178 - Scheltinge gued 178 - Toerns 178 Enghele gued, Wijnaldum 140 Engla meden, Bolsward 23 24 Englem, Englum, zie Engelum Engwierum (Engwerum) 106 Engwird (Aeghenwird, Aengenwird, Aenghwirdt, Aengwird, Aenwierd, Angwird, Ayngweerdster clooster), tertianen- , vanaf 1484 tertiarissenklooster Sint Franciscus onder Poppingawier 81 110 182 245 250 253 267 270 - pater Floris, notaris 254 - pater Frerick 182 Enkhuizen (Enckhuissenn) 197 Enne, zie Inne Ens, Nicolaas, notaris 282 Ens, zie Eme Ento Petri 199 Epe (Eepe, Eepo, Epa, Epo, Eppe, Eppo) 147 - maag v. Altger Douwes z. Houkama 68 - Algers z. 225 - Aylva 138 181 - Douwema 447 - Hessel z. Bootsma 446 448-450 - Hiddama 25 - Jan z. 361 - Jarich z. Hottinga 60 - Martena 290 360 361 379-382 - pelser 20 - Rommert z. 72 - Schelta z. Liauckema 73 126 228 230-232 278-282 - scriver 147 - Sicke z. Liauckema 140 - Teda z. 31 32 - , Bauke Epe z. 178 - , Hessel Epes 175 - , Jaeckla Epe z. 375 - , Jarich Epa z. Hottinga 59-61 - , Katryn Epes 163-166 208 - , Lauke Epe z. 316 - , Peer Epo z. van Bozum 291-296 300-302 313-315 - , Petrus Eponis, priester 31 - , Remmert Epes 24 - , Tyerck Epe z. 404 Epeus, Focke, notaris 282 Epo, Eppe, zie Epe Equerdera laan, Bolsward 68 Equert, Bolsward 68 Erler (Arler), Johannes, pastoor Rottum 312 Ernsom, zie Irnsum Ernst Harinxma 388 Esge, zie Aesge Essen, cisterciënzerinnenklooster (abdij) onder Groningen 56 Eteke, Ethie, Ethye, zie Eethie Etko 29 Euwe (Eeuwe, Euw, Ewe) - grootmoeder v. Eeuwe Douwe Wythye dr 312 - Douwe Wythye dr 311 312 - , Claes Euwis 311 Evert (Eevert, Evart, Ewert, Ewirt) - pastoor Molkwerum 215 - priester Sexbierum 279 - Gherliffs z. 132 - Hubbeldinck 55 - Lolle z., burgemr Bolsward 134 166 - sloetmaker 214 - , Claes Evert z. 350 - , Jan Evert z. 432 - , Myrcke Evarts z. 377 - , Thys Evert z. 264 Ewe, zie Euwe Eweke, halfzr v. Siburg 2 Ewert, zie Evert Ewingha (Ewyigha, Ewyngha, Jeuwingha) - , Betteka 9 - , Juweco Tako z. 9 - , Wapeka 9 Ewirt, zie Evert Ewolt scroer 290 Ewyigha, Ewyngha, zie Ewingha excijsmeester - Hendrick Martens z. de Pauw, Makkum 401 - Lyuwe Hessels z. Aysma, Bolsward 302 - Roelant Niste 405 410 Exeter (Oxonia) [Engeland], bisdom 186 Eygge Claes z. 178 Eylssemma byghinen, Eylsum, zie Aalsum klooster Eynske Claes z. 236 Eynte (Eynthe) - faer 323 329 - , Ede Eynte z. 329 Eyse (Aysze, Eyso, Eysso) - pastoor Buitenpost 45 - pastoor Doezum 12 - priester Marssum 15 - , Jelle Eyse z. 178 Eysinga (Eysengha), Feye 336 337 Eyso, Eysso, zie Eyse faber, Jelte Thomas faber z., prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 308 348 349 366 393 faber lignarius, zie ook timmerman - , Martinus 200 - , Tako 198 Faber, 212 - , C. 166 - , Jacobus 303 faer - , Eynthe 323 329 - , Merten 329 - , Rumke 234 Faerd 207 577 Faersma (Fersma) - gued, Wijnaldum 139 140 - , Sicke 140 - , Thaert Sicke z. 140 Faes, Andries Faes z. 404 Falke, meester 186 Fautum, Tzum 404 Fecka (Feecka, Fecko) 39 115 - Syetya z. 188 - , Attha Fecka wed. 167 - , Jorryt Fecka z. 284 - , Oecka Fecka z. 163 Fed (Fedd, Fedde), zie ook Fedde - e.v. Tyebke Fokelen z. 52 - Agga Walta wed. 291 - Gerbrandt dr Stenstra 384 - Hendricks wed. 134 - Wierd Metzies wed. 365-367 402 Fedde (Fed, Fedda, Feddeco, Feddo), zie ook Fed - bastaardbr v. Mammo Mamminga 5 - Galenus, vicaris Franeker 409 410 - Gerko z. Popkema, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 109-111 113-115 117 132 133 135 137 151 162 170 193 194 197-201 - Gyelt z. 128 - Haarda 394 395 - Heerka z. 82 - Mernsta 32 - Sietthie z. 443 - , Douwa Fedda z. 127 - , Jacob Feddis 137 - , Janken Douwa Feddes wed. 174 175 - , Johannes Feddis 312 Feddema, Wygher 213 Feddinga hus (Feddiga hus) 4 Feddinghe (Fedghe, Fendghe), Atte 413 Feddo, zie Fedde Feddrick, Feddricus, zie Frerick Fedghe, zie Feddinghe Feenclooster, zie Veenklooster Feie, zie Feye Feike, zie Feycke Feitsma (Feycksma), Hessel 199 Femmes (Femmis), Jan Jan z. 424 Fendghe, zie Feddinghe Fenne, Geerte in dae 148 Fennen, dat gued oppe, Wijnaldum 139 Fer, Rauwerd 50 Ferdingueer 37 Ferick, zie Frerick Fersma, zie Faersma Feruerdadeel, Ferueredeel, zie Ferwerderadeel Ferwalda, zie Ferwoude Ferwerd (Ferwerdt, Ferwert) 48 83-85 91 199 333 578 - kerk 84 - pastoor Herman 84 85 - pastoor Occo 398 - pastoor Tiebbo Edes z. 440 - priester Hermen 84 - priesters, vier 84 Ferwerd, Sint Anthoniusgasthuis 84 Ferwerd - Coldehoel, state 307 - Hascampen 13 - Oeghema gued 90 91 - Rypp 48 - Syama sate 324 Ferwerderadeel (Feruerdadeel, Ferueredeel, Ferwerdedeel, Ferwerderdeell) 13 18 39 207 418 439 - kalenda 84 - secretaris Willem Gielis z. 398 399 440 Ferwerdt, Ferwert, zie Ferwerd Ferwoude (Ferwalda, Ferwalde) 115 189 - kerk 188 189 - vicaris 188 Fethsa, Fethza, zie Fetza Fetthie, Hans Fetthies 113 Fetza (Fethsa, Fethza) - castrum et domus 4 - , Tzalenghus 3 4 Fewerderdeell, zie Ferwerderadeel Feya, zie Feye Feycke (Feike, Feye, Feyka, Feyke, Feyko), zie ook Feye, Feythe - maag v. Jorrit Andringa 61 62 - Bocke z. Harinxma 86 87 - Heercke z. 310 412 413 - Hoertze z. 362 - Ritsche z., rechter Marrum en Westernijkerk 440 - Rommerts 442 - toe Papingestins, meester 90 - Wobbe z. 427 428 - , Dittie Feyke z., pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 193 194 214 257 259 370 371 - , Gercke Feyke z. 444 - , Joeryt 265 - , Katherina Feyke dr 87 118-120 - , Lolcke Feycke z. 329 - , Luttie Feykis 81 - , meester 84 Feyckema, Gaucke 84 Feycksma, zie Feitsma Feye (Feie, Feya) 121 122, zie ook Feycke, Feythe - br.v. Jeppe Jeppema 83 85 - z.v. Ansck Heemstra 100 - Eysinga 336 337 - Goslinga 324 - Oenema 82 - Roorda 324 - Unia 153 154 - , copman 108 Feyka, Feyke, Feyko, zie Feycke Feytama, Jelle 188 Feythe, zwager v. heer Mathias 138 Fiaerliggengen 123 Fiaerndelen 112 Finkum (Fynkum, Fintium) 179 199 Firdgum (Firdghum, Firdighum, Firdtgum) 30 31 72 145 147 240 - Sint Nicolaaskerk 72 145 241 - pastoor 145 - pastoor Johannes 149 150 - pastoor Petrus 30 - pastoor Syuerdt Meynsme 240-242 fiscaal, procureur fiscaal van Friesland 301 Fischmerckt, Leeuwarden 411 fisker (fisscher, fysscher, visker) - , Buwe 329 - , Jan 219 - , Sape 323 329 - , Wlcke 283 Fiswerd, zie Leeuwarden, tertiarissenklooster Flaeringe, Menaldum 155 Flansem, Rauwerd 41 Fliet, zie Vliet Florecamp, Floriduscampus, zie Bloemkamp Floris - vicaris Dokkum 169 - pater Engwird, notaris 254 - Gerryt z. 134 Flosen 129 Flyt, zie Vliet Fock (Fueck) - Simons dr 411 - , zuster 93 Fockama 63 Focke (Focko, Foeck, Foecke, Phocas) 199 344 - prebendaris, meester, Leeuwarden 180 200 - priester 189 - de Ullawerd 5 6 - Epeus, notaris 282 - Jensma 447 - Rompcke z. 443 - Siblema, pastoor Bolsward 295 302 - Sybolts z. 337 - , Gerbe Focke z. 322 - , Jeltetus Fockonis 93 - , Ocke Focke z. 440 - , Rompcke Foeck z. 441 Fockema greet huus 115 Fockinga (Fockinge) goed, Blessum 94 95 Focko, Foeck, zie Focke Foeckel (Foekel, Foekell, Fokel) - moeder v. Laes Jongema 352 - schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320 - Agge dr Jongema 168 169 - Gerlefs wed. 216 217 - Hessel dr Martena 178 179 360 - Hette Dekema wyf 148 - Jelle dr Harinxma 338 350 - Laes dr Jongema 350 Foeswert, zie Foswerd Foke her Douwa huysfrow 62 Fokel, zie Foeckel Fokele, Tiepka Fokelen z. 52 Folcker (Folckert, Folkert, Folkerus, Volke, Volker) 93 227 - abt Lidlum 30-33 - prior kruisherenklooster Franeker 107 108 - Symonis Haghedoern, notaris 47 48 - , Agga Folkerts z. 389 - , Gerrydt Folckert z. 346 - , Johannes Folkert z., pastoor Arum 299 300 - , Johannes Volkers z. 3 - , Rynthie Folckert z. 450 - , Wilcko (Wilhelmus) Folkert z., notaris en secretaris Leeuwarden 200 201 224 239 240 249 263 264 271 272 274 - , Wopke 447 449 Folpertus Ulricsma 5 6 Folsgare (Foudsghara), kerk 112 Fonger (Fongher, Funger, Fungerus, Fungher, Fungor) - prebendaris Workum 190 - Sycke z. 190 - Syrsma, schepen Bolsward, meester 302 314 315 358 364 - Uylbe z. kannegieter 385 Fons, Hottie, pastoor Jorwerd 377 Fope, zie Foppe Fopke Lyseghma z. 106 Foppe (Fope, Foppa, Foppo) 44 - confessor sororum Aalsum klooster 114 115 - vicaris Tzummarum 240-242 395-397 - Broers z. 107 127 - Gerla z. 159 - Gerrytsma 321 - Mathys z. Unia, schepen Leeuwarden 123 137 - Philippus z. 444 - Piers z. 37 - Renick z. opper Schilige 73 - Take z. 161 - Tyaerdt z., meester 264 - Tys z. 123 - , Allart Foppa z. 64 - , Frouck Foppis 287 - , Hissa Foppa dr 107 - , Marten Foppe z., medepastoor Bolsward 425 426 431 579 - , Pieter Foppe z. 286 - , Sicke Foppe z. 414 433 434 Foppema gued 279 Foppinga (Foppingha, Foppinghe, Foppyngha) - state, Dronrijp 386 - , Anna 386 - , Salvius 258 259 385-388 - , Trynke Wfke dr 386 - , Ufka 29 - , Wfke 386 387 Foppo, zie Foppe Foppynga, zie Foppinga Forswerd, Forswert, Forswerth, zie Foswerd Fosse Aylcama 45 Foswerd (Foeswert, Forswerd, Forswert, Forswerth, Fosswert, Foswert, Foswyrd, Fuchswert, Furswert, Voswerdt), benedictinessenklooster (abdij) Sint Johannes Baptista, onder Ferwerd 13 39 65 77 83-85 99 102 110 113 116 135 159 199 214 248 266 267 320 335 437 - abt Hermannus 83 85 - br Watzia Douwe z. Juwsma 248 - priester Frans 437 - zr Anska, tante v. Kathryn Harinxma 119 - zr Barbar, zr v. Sibbel Sybets wed. 135 266 - zr Bauck, schoonzr v. Syds Tjaarda 320 - zr Clara 266 - zr Eets, schoonzr v. Syds Tjaarda 320 - zr Foekel, schoonzr v. Syds Tjaarda 320 - zr Iyd, tante v. Syds Tjaarda 320 - zr Tyets, schoonzr v. Syds Tjaarda 320 - zr Saepke 84 - zr Tyesck, zr v. Sibbel Sybets wed. 116 - zusters 13 Foudens, Jepka dr te, te Sion 99 Foudsghara, zie Folsgare Foutaburen 250 Fouwel (Fouul) - e.v. Pieter Camminga 192 194 367 - e.v. Tyaerdt Herema 298 299 - Graets dr Camminga 368 Fraeneker, zie Franeker Fraenjumer Nylant 121 Fraenker, zie Franeker Fraenkeradeel, zie Franekeradeel Franchet, Benedictus, deurwaarder Hof van Friesland 437 438 445 franciscanen(kloosters), zie Bolsward franciscanen-observanten(kloosters), zie Bolsward, Greenwich, Kampen, Leeuwarden, Richmond Franciscus, zie Frans Franck (Francke, Franke) - Dirck z. 138 - , Henrick Franck z. 138 580 - , Jan Franckes 236 Franeker (Fraenker, Francker, Franicka, Franicker, Franiker, Frenker) 31 63 64 70 89 96 107 108 119 126 145-150 156 176-178 243 245 297 341 437 441 - olderman Jarich Juw z. Dekema, meester 220 243-246 378 - raadsleden 51 - secretaris en notaris Dirck van Delft (Delphus) 299 300 341 355 - secretaris Sibrandus Richeus 341 Franeker, Sint Maartenskerk (dy grata tzercka) 63 72 145 174 176 177 220 243 298 340 378 403 - altaren 243 - Heilig Sacramentsaltaar 145 220 - Heilige Drie Koningenaltaar 177 - Onze Lieve Vrouwe ter Noodaltaar 177 - Sint Maria-altaar 243 296 - Sint Thomasaltaar 145 - Sjaardema vrijleen 441 - vierde leen 145 - kapel 177 - koster 244 - pastoor 177 220 - pastoor Here Hottinga 340 341 354 355 441 - pastoor Hoyte Bentsma 297 298 - pastoor Menta 64 - pastoor Syttie, meester, bastaardz. v. Hessel Martena 179 - prebendaris Claes 145 - prebendaris Douwe Hette z. 341 - prebendaris Godsfriond 145 - prebendaris Jan Wybe z. 299 300 - prebendaris Johannes comen Pieters 145 - prebendaris Johannes Goeswin van Zwolle 89 - prebendaris Johannes Wybe z. 246 - prebendaris Meynert Jan z., alda heer 119 120 145 - prebendaris Petrus Dodonis 246 - prebendaris Remmet 145 - prebendaris Reyner 126 - prebendaris, vicaris Sybren Sipke z. a Rispens 299 300 340 341 354 355 378 - prebendaris Thomas 246 - priesters, drie hoofd- 145 - priesters, vier princepael 244 - priester Aessge, meester 177 220 - priester Symon 107 - priester Wybe 177 - schoolmeester 244 - vicarissen, twee 220 - vicaris Aeltzo Nicolai 299 300 316 - vicaris Claes 51 - vicaris Fedde Galenus 409 410 - vicaris Henrick, meester 176 177 180 181 - vicaris Jan Sarius, eerder pastoor Tzum, meester 341 409 - vicaris Mamme, meester 51 - vicaris Pieter Anthonis z. 341 355 378 410 - vicaris, prebendaris Sybren Sipke z. a Rispens 299 300 340 341 354 355 378 - vicaris Tyaerd Symons 246 Franeker, kruisherenklooster (priorij) 70 72 96 107 112 119 120 127 146 153 156 174 176 202 205 220 243 253 320 - Heilig Kruis 107 - prior Folkerus 107 108 - prior (pater) Petrus 181 - prior Thiaerd 120 Franeker, charitatieve instellingen - armen 64 243 297 - rechte armen 177 315 403 443 Franeker - , Jan van 203 - , Peter van, doctor 414 Franeker - Blomstera fenne 148 - Campen 147 - Doela 147 - Doyum 148 - Galghefennen 149 - Greyden 147 244 - Hinsta, Hinxte fenne 148 244 - Koe 441 - Langhe Stryns 147 - Langwar 147 - Lyoella gued 148 149 - Noerderpoert 147 - Nyestraet 403 - Padmos 147 - riedhuys, alda 147 - Rondiel 146 - Schilbanck 146 - Sjaardema fenne 299 - Sjaardema huis 148 149 299 - Tzaluert 147-149 244 - Weeren 441 - Werren 149 - Westerpoort 244 Franeker Vijf Delen 30 176 Franekeradeel (Fraenkeradeel, Franekerdeel, Franickerdeel) 26 146 220 243 442 - secretaris Ae. Ailema 26 Franicka, Franicker, zie Franeker Franickerdeel, zie Franekeradeel Franiker, zie Franeker Franke, zie Franck Frans (Franciscus) 329 - brs z.v. Adzert Aebinga 207 - natuurlijke z.v. Anscke Johan Sybren zs dr. 131-133 - pastoor, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 379 385 - priester Foswerd 437 - z.v. Sibbel Sybets wed. 116 - zrs z.v. heer Foppe 397 - Cannius, prebendaris Sint Mariakerk Leeuwarden, meester 266 270-274 - heer Foppe z. 396 - Humalda 406 407 - Jacobs z. 431 432 - Jan z., tenoryt 366 393 452 - Johan z. Roorda 443 - Minnema 200 257-259 - Minnema de jonge 355-357 363 436 - Nicolai de Delft, notaris 211 212 - Rembolts z., pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 445 - Roorda, grietman Wymbritseradeel 335-337 353 354 - Simons, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 385 393 - Sybe z. Stans Phrisius, notaris 111 305 306 372 - Sysma 321 - van Alphen, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 270 272 - van Houten 437 438 - Wytie z. Camminga 258 406 408 445 - , Claes Frans z. van Kampen, meester, rechter Rauwerd 254 - , Derck Frans z., pastoor Irnsum 138 175 - , meester 197 200 - , Syba Frans z. 404 Fransche Frans dr Minnema 356 frater - Tiabbo, franciscaan 11 - Tyert 2 fraterhuis, zie Groningen, Munster Frathye, moeder v. Sydt Allema 448 Fraucka, zie Froucke Frauw (Fraw), zie ook Froucke - dr v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343 344 398 - Gerbrandt dr Stenstra 383-385 Frecke, Frederic, Frederick, Fredericus, Fredryck, Freerck, zie Frerick Frenker, zie Franeker Frerick (Frecke, Frederick, Fredericus, Fredryck, Freerck, Frerck, Freric, Freryck) 409, zie ook Frits - pastoor Nijland 10 - pater Engwird 182 - persona op Ameland 19 - prebendaris Sexbierum 278 279 281 - Botnia 418 419 - Claes z. 244 581 - Henricks 138 Hummama 28 29 Hydde z. 445 Jacop z. cuper 134 opper Wrd 442 schoemaecker 367 , Claes Frerick z. 62 , Hendrick Frericx z. 452 , Jacob Frercx z. 373 374 , Jacob Frericks z. 422 , Kathryn Frericks 119 , Tryn Frericx dr 452 , Tymen Frerick z., schepen Leeuwarden 114 137 Frids, Fridts, zie Frits Friesland (Frieslant, Frisia, Frislant, Frisonia, Phrieslandt, Vrieslandt, Vrieslant) 2, 185 204 221 224 234 249 305 378 390 403 418 446 - Hof van, zie onder Hof - procureur fiscaal van 301 - procureur generaal van 238 Frits (Fredryck, Frids, Fridts, Fritz) van Grombach, drost Harlingen 179 180 204 205 Frouanconvent, zie Vrouwenklooster Froucke (Fraucka, Frouck, Frouckia, Frouka, Frouke, Frow) 199 435, zie ook Frauw - dienstmaagd v. Peter Johan z. Auckema 271 273 - dr v. Titardus carpentator 17 - e.v. Oeds 128 - moeder v. Site Camminga 21 22 - zr v. Gabba Riptema, te Sion 169 - Foppis 287 - Jarich dr Hottinga, e.v. heer Tzaling Botnia 146 439 - mesmaker 135 - Rennerts wed. 323 - , Joeryen Frouck z. 435 - , Rioerd Froukis 112 Frouweneconvent, zie Vrouwenklooster Frow, zie Froucke Fueck, zie Fock Funger, Fungerus, Fungher, Fungor, zie Fonger funifex, Hennekinus de Bremen 3 Furswert, zie Foswerd Fyeuwerhusum, Leeuwarden 136 Fyff ghaen, zie Sneker Vijfga Fyllens (Fylens), Witmarsum 245 286 Fynkum, zie Finkum Gaathye, zie Gaettzie Gabbe (Gabba, Gabbo) - Dixtera, priester Metslawier 303 - Jarla 98-100 104 - Latsma 241 - Riptema 169 582 - Taecke z. 247 - to Britsum 99 - , meester 104 105 - , Syd Gabba z. 104 Gabbema, S.A. 93 Gabbo, zie Gabbe Gabken Menno dr Jarla 105 Gaernaerd, zie Nazareth Gaeryp, zie Garijp Gaest, zie Rotstergaast gaestelike faren, zie Leeuwarden franciscanenobservantenklooster Gaestslaet 312 Gaetse, zie Gaettzie Gaetswird 31 Gaettzie (Gaathye, Gaetse, Gatte, Gattzie) 105 - br v. Hessel Tyercks z. 382 - Abbe z. 337 338 - Pieters z., secretaris Hennaarderadeel 405 Gale (Gala, Galla, Galo, Ghaele, Ghalo, Gyaele) - pastoor Bolsward 69 - Donterp 29 - Galema 238 239 - Gapkama 15 - Poppe z., schepen, burgemr Sneek 339 353 354 - , Hil Jan Galis 147 - , Yds Ghaeles 188 Galema (Galama) - , Gala 238 239 - , Thonis 377 - , Tiaerdt 121 Galenus, Fedde Galenus, vicaris Franeker 409 410 Galeyen, Olde, Leeuwarden, zie Olde Galileen Galfridus Peper, pastoor Sint Gregoriuskerk Londen 187 Galgefenne (Galgefen, Pascua patibuli) Leeuwarden 122 26 268 Galgefenne, Kollum 448 Galghefennen, Franeker 149 Galghetenye, Rinsumageest 330 Galilea (Galeyen, Galyleen), zie Leeuwarden tertiarissenklooster, en Leeuwarden franciscanen-observantenklooster Sint Franciscus Galileen, Leeuwarden, zie Olde Galileen - , Hylck by 233 Galla, Galo, zie Gale Galteke 7 Galthye (Galtye) 45, zie ook Gautze - Taede z. Hopper 286 287 Galyleen, zie Olde Galileen Ganawrd, zie Nazareth Gapkama, Galla 15 Garbaede, zie Gerbada Garbrich (Gherbrich), e.v. Jorrit Andringa 61-63 Garda, zie Mariëngaarde Garijp (Gaeryp, Garyp) 360 - vicaris 267 Garlandt, (Gerlanth) 311 Garmahusem, Hantum 106 - , Zitscha to 106 Garnaerdt, Garnard, Garnawert, zie Nazareth Garrerd, zie Gerrard Garrim 8 Garyp, zie Garijp Gast, zie Rotstergaast gasthuis (hospitale) - Bolsward 24 33 67 68, zie ook Sint Anthoniegasthuis - Dokkum 49 - Ferwerd 84, zie ook Ferwerd, Sint Anthoniusgasthuis - Harlingen 17 42 145 - Groningen, bij de minderbroeders 57, zie ook Groningen, Heilige Geestgasthuis, Sint Gertrudisgasthuis - Leeuwarden 21 33 65, zie ook Leeuwarden Sint Anthoniegasthuis, Sint Jacobsgasthuis - Rinsumageest 329 - Sneek 33 119 152 - Workum, zie Workum gasthuis Gasthuys fenne, Bolsward 107 Gatte, Gattzie, zie Gaettzie Gatze slaet, Akkrum 61 Gau, zie Gauw Gau (Gauwe, Geuwe) - Akmarijp 34 - Haskerhorne 44 - , Cromma, Westermeer 44 Gaucke (Gauke) - priester Sneek 47 - Feyckema 84 Gaucke waal, Marssum 121 Gauthie (Gautie, Gautien, Gautke, Gautkie, Gauts, Goutie) 331 - e.v. Bocke Harinxma 86 - verwant v. Epe Martena, te Nazareth 379 - zr Sion 99 - Doecke dr 25 - Douma, zr Aalsum klooster 447 - linslaeghers z. 134 - Wiggle dr Camstra 112 Gautze 341, zie ook Galthye Gauw (Gau) - Sint Maria 342 - Sint Nicolaas 342 Gauwe, zie Gau Gawen, twee 108 Gayke (Gayko) 39 - , grote 125 Gaytya - backer 329 - , Siert 23 Geel (Geele, Gheele, Ghel, Ghyeel) 195 - e.v. Ritske Boelema 392 - snaar v. Eda Jongema 250 - Allerts dr, mater Aalsum klooster 171 - Hessel dr Bootsma 446 448-450 Geerardus, zie Gerrit Geerlof, zie Gerlof Geerryt, Geert, zie Gerrit Geerte in dae Fenne 148 Gees (Geess, Gese, Gheseken) - Conradus dr van der Siden 1 - Luwens 290 415 - Mynthie wed. 447 Geins, zie Geyns Gekengha, Sidachus 4 5 Gelcke 449 Gelis, zie Gelys Gelle, zie Jelle Gelmer, zie Jelmer Gelria, Johannes Gelrie, pastoor Workum, br klooster Staveren/Hemelum 190 Gelys (Gelis, Jelis), Jacop Gelys z., burgemr Leeuwarden 370 371 Gemma, zie Jemme Genawird, Gennaerd, zie Nazareth Geno (Gheno), pastoor Dantumawoude 8 9 Genyns, meester 186 Georg (Georgen, Georgh, Georgien) - Abbe z. 442 - hertog van Saksen 178 - Liauckema 74 - Sibren z. Roorda 403 406 437 438 441-445 Gerardus, Gerart, zie Gerrit Gerba, zie Gerbrant Gerbada (Garbaeda) state, Oosterwierum 153 447 Gerbe, Gerben, Gerbith, zie Gerbrant Gerbodus, br v. meester Bocko Aytta 93 Gerbranda - , Dowa 156 - , Johan 157 - , Rienck 157 Gerbrant (Gerba, Gerbith, Gerbe, Gerben, Gerbrandt, Gerbrandus, Gerbren, Gherbith, Gherbren) - e.v. Tiemck Wibren dr Boulsme 90-92 - beelsnyder 256 - Claes z. van Workum 211 - Focke z. 322 - Gerryt z. 254 - Jeldert z. 442 444 - Piers z. 123 - Stenstra 384 583 - tapper 111 - Wyghers z. 213 - , Anna Gerbrandus dr 271 - , Dew (Diu) Gerbrens 265 267 - , Jan Gerbren z. 420 - , Lutyen Gerbrandts dr 284-286 - , meester, notaris 82 - , Symon Gherbren z. 46 - , Taede Gerba z. 82 - , Tryne, Gerbren kleinz. 241 - , zrs en zrs dr v. Gerbith, te Weerd 90 Gercke (Gericus, Gerka, Gerke, Gerko, Gherka) 44 109 - convers Klaarkamp 9 - Feyke z. 444 - Hoytsma 102 - Jorret z., schepen Leeuwarden 239 277 278 381 - Oggema 83 84 - Tjessens 379 - Wytsma 122 - , Fedde Gerko z. Popkema, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 109-111 113-115 117 132 133 135 137 151 162 170 193 194 197201 Gerckisclaester, zie Gerkesklooster Gericus, zie Gercke Geringe gued, Britsum 178 Gerit, zie Gerrit Gerke, zie Gercke Gerkesklooster (Gerckisclaester, Gerkenscloester, Gherckescloester, Gherkescloster, Gherkiscloester, Hierusalem, Jeruzalem, Jherusalem), cisterciënzer mannenklooster (abdij) Sint Bernardus onder Augustinusga 11 12 45 110 124 169 - abt Methardus 12 - br Sypke, br v. Gabba Riptema 169 - kosterie 45 - priesterbr Watte Meint z. Aeltgema 124 125 - priesters 45 Gerko, zie Gercke Gerla, Foppa Gerla z. 159 Gerlacus Hesseli 200 Gerlant (Gerland, Gherland, Gherlanda) - Douwe dr Douma 422 - Hermana 30-33 Gerlanth, zie Garlandt Gerlef, Gerleff, Gerlif, Gerliff, zie Gerlof Gerlifsma (Gerliffsma, Gherlifsma) goed Rauwerd 50 97 Gerlinga (Gerlingha) - goed 24 25 - , Jan 24 Gerlof (Geerlof, Gerlef, Gerleff, Gerlif, Gerliff, Gerlleff, Gerlyef, Gerrilf) 584 - biechtvader v. Ansck Heemstra 101 prebendaris Bolsward 107 108 Aepke z. 298 Broersma 79 Dowe z. 161 Eelck z. Heringa 253 Lolcke z. 161 Piers z. 217 Piers z., kleinz.v. Fokel Gerlefs wed. 216 217 Renick z. 268 te Steenharst 449 tho Litthiewier 429 , Anne Gerloffs dr, zr Siegerswoude 408 , Ewert Gherliffs z. 132 , Fokel Gerlefs wed. 216 217 , Heere Gerlofs, burgemr Bolsward 69 , Jets Abbe Gerlof z. dr 412-414 433 , Lubbert Gerloffs z., secretaris Staveren 437 438 Gerlold, zie Gerrolt Gerlyef, zie Gerlof Gernaerd, Gernaerdt, Gernaet, Gernawert, Gernawird, zie Nazareth Geroldt, Gerolt, Gerout, zie Gerrolt Gerrard, Garrerd, Gerret, zie Gerrit Gerrilf, zie Gerlif Gerrit (Garrard, Garrerd, Geerardus, Gerardus, Gerart, Gerit, Gerret, Gerrid, Gerryd, Gerrydt, Gerryt, Geryt, Gheer, Gherardus, Gherryt, Ghert, Gheryt, Goert) 159 369 250 - br.v. Jeppe Jeppema 83 85 - e.v. Anscke Renick z. 315 316 - pastoor IJlst 376 377 - priester Leeuwarden 65 - priester Leeuwarden 249 - ruter v. Menno Jarla 106 - Allert z. 226 - backer 127 - beeltsnyder 392 - Camminga 16 - Douwe z., notaris en secretaris Bolsward 126 - Egbert z. 450 - Folckert z. 346 - Goeslick z. 202 - Goien z. 448 - Heringa 234 - Jacobs z. 117 135 - Jan z., prebendaris Kollum 450 - Jans z. 217 - Janthiema 122 - Jurrans z. 374 - Kerstiens 146 - Lewe 55 57 - Midler, kerkvoogd Sint Vituskerk Leeuwarden 113 114 - olyslager 116 136 - Pieter z. 405 Pieter Ysbrants 119 sadelmaker 57 scerryer 203 slotemaecker 448 Symons z., raadshr Bolsward 431 Syrcks 338 Tyaerd z., priester 134 Tymen z. 137 van Belkum 75-80 van Graeff, prior dominicanenklooster Leeuwarden 132 133 - van Kampen, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 308 - Willems van Bolsward 233 - , Dirck Gerrid z. Sluter 283 284 - , Dyerck Gerryt z. 350 353 - , Engelbertus Geerardi 40 - , Floris Gerryt z. 134 - , Gerbrant Gerryt z. 254 - , Ghertruut Gherrits wyf 102 103 - , Jan Gerrits 311 - , Jan Goert z. scroer 361 - , Joest Gerryts z. 339 - , Lepen Gheert z. 52 - , Piter Gerret z. 197 - , Roncka Gerardus dr 93 - , Simon Gerryt z. 134 - , Syts Gerrits 283 - , Thomas Gerryts z. 219 - , Wibe Gerrit z, burgemr Leeuwarden 117 150 151 214 224 239 - , Wthzio Gerardi van Blija, pastoor en notaris Oudkerk 372 373 - , Wythie Gheryts 91 Gerrolt (Gerlold, Gerolt, Gerrold, Gerroldt, Gerrout, Gerrout, Gerrut, Gherold, Gherout, Gheruld) 9 - Aesgo z. van Hoxwier 299 - Boumae 286 - Herema 73 146 149 179 193 227 229 232 279281 - Schelte z. Liauckema 299 - toe Ghens 442 - , Hessel Gerrold z. 287 - , Nanne Gerrolts 287 - , Syrck Gherold z. 37 Gerroltsma, Jeppe 332 333 Gerrut, zie Gerrolt Gerryd, Gerrydt, zie Gerrit Gerrytsma, Foppe 321 Geryt, zie Gerrit Gese, zie Gees getijden, zie Bolsward Sint Maartenskerk, Leeuwarden Sint Vituskerk Getteka, e.v. Benedictus Donia 10 Geuwe, zie Gau Geyns (Geins, Geynsera gued, Gheens, Ghens), Wommels 81 249-251 350-352 442 - , Gerrolt toe 442 Geynsera gued, Geynssera guedt, zie Geyns Geyrd, Janke Geyrd z. 112 Ghaele, Ghalo, zie Gale ghastman, Douwa 35 Gheel, zie Geel Gheens, zie Geyns Gheerdsma, Ayle 102 Gheerlof, zie Gerlof Gheert, zie Gerrit Gheertzen, dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315 316 Gheest, zie Rinsumageest Ghel, zie Geel Ghellingha, Oosterend 10 Ghelmer, zie Jelmer Ghenaerd, zie Nazareth Gheno, zie Geno Ghens, zie Geyns Gherardus, zie Gerrit Gherbit, Gherbrant, Gherbren, zie Gerbrant Gherbrich, zie Garbrich Gherck, Gherka, zie Gercke Gherckescloester, Gherkescloster, Gherkiscloester, zie Gerkesklooster Gherland, zie Gerlant Gherliff, zie Gerlof Gherlifsma, zie Gerlifsma Ghernawrd, zie Nazareth Gherold, Gherout, zie Gerrolt Gherrit, Gherryt, Ghert, zie Gerrit Ghertrudis (Ghertruut) - Conradus dr van der Siden 3 - Gherrits wyf 102 103 Gheruld, zie Gerrolt Gheryt, zie Gerrit Gheseken, zie Gees Gheuwe, zie Gau Ghielt, zie Gyelt Ghisbert, zie Gysbert Ghize Ghizinge 57 Ghizinge, Ghize 57 Ghoengaleen Kollum (derde leen) 49 Ghyeel, zie Geel Ghysbert, zie Gysbert Giekerk (Gietskerck), Herna, ter 436 Gielis, zie Gillis Gielt, Gielthetus, zie Gyelt Gietskerck, zie Giekerk gilde (broederschap) - , Zoete Naam Jezus, Leeuwarden 260-262 269 283 285 305 309 391 392 - Sint Maria-, Sneek 119 585 gilden Heeg 172 Gillis (Gielis) - Willem z. 285 - , Willem, secretaris Ferwerderadeel 398 399 440 Gilt, zie Gyelt Gisbert, Gisbertus, zie Gisbert glaasmaker (glaesmaker) - , Albert Martens z. 211 218 219 - , Ena 67 Glins (Glints) - , Haringh 377 - , Taco, grietman Menaldumadeel 158 - , Taecke 345 346 Godfridus (Godefridus, Goffridus, Gotfridus, Goytie) 31 32, zie ook Govert - Simonis, vicaris Bolsward 67 Godina, zie Goedinga Godschalck, zie Goslick Godsfrundt (Godsfriond, Godsfryondt, Goedsfrith, Goodsfrient) - prebendaris Franeker 145 - Goeslicks 152 201-203 - , Hessel Godsfrundt z. 358 Godtschalck, zie Goslick Goedinga (Godina) land, Minnertsga 30 31 Goedsfreent, Goedsfrent, Goedsfrith, Goedsfrundt, zie Godsfrundt Goeffe, zie Goffe Goekens, Menaldum 155 Goënga (Goenge, Goenghe, Goenyum, Gongum, Goynga ztercka, Goynge, Goyngha, Goyngum, Goynghum) 89 119 183 184 195 196 362 363 422 - Sint Willibrorduskerk 47 195 - pastoor 47 - pastoor Johannes Meynardi 195 196 - pastoor Sirck 196 - pastoor Wolterus 89 - priesters 195 Goënga - lant 34 - Sickinga goed 86 87 119 120 184 350 351 Goëngarijp (Goyngeryp, Goynghagryp, Goynghegryp) 34 35 412 - kerk 34 - pastoor 35 - prebende 35 Goenge, Goenghe, Goenyum, zie Goënga Goert, zie Gerrit Goeslick, Goeslyc, zie Goslick Goeswin, Johannes Goeswin van Zwolle, prebendaris Franeker 89 Goffe (Goeffe, Goffa, Goffo) - pastoor Abbega 94-96 - pastoor Oosterend 141-143 586 - Douwe z. Aebinga 158-162 - Douwema 447 - Sibren z. Roorda 403 441 Goffridus, zie Godfridus Goie, Geert Goien z. 448 Goingarijp, zie Goëngarijp goldsmid (goldsmedt, goldsmyd, goltsmit) - , Anna Jelle goldsmids dr, te Nazareth 234 359 - , Berndt Jans z. 306 - , Dirck 41 - , Jan Henricx z., schepen, burgemr Leeuwarden 224 239 - , Kathryn Laus goltsmits wyf 119 - , Yarich 114 Golt, Peter Peter z., schepen Leeuwarden 366 367 383 Golthum, zie Scharnegoutum goltsmit, zie goldsmid Goltum, zie Goutum Gongum, zie Goënga Goodsfrient, zie Godsfrundt Gorys Dirck z. 138 Gosen van Dullick 54 Goslick (Godschalck, Godtschalck, Goeslyc, Goslyck, Goslyg, Gosslyk) 147 - Donia, priester 141 - Godsfrunt z., meester 201-203 - Harman z. 348 349 - Johan z. Herema 362 - Jongema 29 - Juwinga, stadhouder Bolsward, heer (ridder) 173 211 227-231 328 338 355-358 362-364 - Lyeues 435 - Schelte z. 318 - Waltia z. 41 - , Dowe Goslyx z. 434 - , Doythye Goslick z. 129 - , Goedsfrundt Goeslicks 152 201-203 - , Wytzs Goslick dr Juwinga 355-358 363 Goslinga (Goslinge), Feye 324 Gosninga, Pybe Homme z. 142 Gosse (Gossa) 61 - z.v. Syercktien Donia 394 - Goffa z. Aebinga 159-161 - Hylce z. 182 - met dye noes 320 330 335 - , Baucke Gosse z. 380 - , Jan Gossis 148 Gosselik, Gosslyk, zie Goslick Gotama, Popka 62 Gotfridus, zie Godfridus Gotschalck, zie Goslick Gotson, Thomas, notaris, meester 187 Gottema state, Veenwouden 322 335 Gottert - e.v. Jetzs Wierds dr. 374 375 402 - , Wythe Gottert dr 402 goudtsmid, zie goldsmid Goutie, zie Gauthie Goutum (Goltum, Gowtum), Leeuwarderadeel 128 250 437 - vrijleen 406 - Teghum 21 Govert (Godefridus, Govaert), zie ook Godfridus - Doeys, abt Lidlum 395 397 - van Duvenee, griffier Hof van Friesland 427 428 437 438 440 445 Govertsleen, Leeuwarden, Sint Vituskerk 101 Gowtum, zie Goutum Goyke (Goyka, Goykenn) - Douwes z. 162 163 - Mentes 119 Goynga ztercka, Goynge, zie Goënga Goyngeryp, zie Goëngarijp Goyngha, zie Goënga Goynghagryp, Goynghegryp, zie Goëngarijp Goynghum, Goyngum, zie Goënga Goythie (Goythia, Goytie), zie ook Godfridus - te Nyehuus 105 106 Graeff, Gerardus van, prior dominicanenklooster Leeuwarden 132 133 Graelda guedt, Heeg 172 Graelde zate, Bozum 422 graete (grata, grethe, grosse, grote) - Douwa 44 - Gayke 125 - Meynert 116 136 - Jalmer 115 - Sack 83 - tzercka, tzercke, tiercke, zie Sneek Sint Maartenskerk, Thabor, Workum Sint Gertrudiskerk Graethie, zie Grathie Graetinge, zie Gratinga Graetke, Graets, Graetthie, Graetye, zie Grathie Graswey 33 grata, zie graete Grathie (Graethie, Graetke, Graetthie, Graetye, Gratye) - Camminga 65-67 110 - Camminga prebende, Sint Catharinakerk Leeuwarden 109 - Pieter dr Camminga, e.v. heer Tiaerdt Burmania 110 192 193 347-349 368 Gratinga (Graetinge, Gratingha, Gratnya) - , Bocke 441 442 - , Douwe 296 - , Popcke 442 - , Sicke 161 162 Gratye, zie Grathie Grauda 63 Greena wey 15 Greenadyck, Greendick, zie Groendijk Greenwich (Grenewyche) [Engeland, graafschap Kent], franciscanen-observantenklooster 186 Greet, zie Griet Grefftswal, Bolsward 68 Gregoris (Gregorius) Bertolff van Aken 221-224 Grenadyck, Grenedyck, zie Groendijk Grenewyche, zie Greenwich Greppele, het huis ter, Leeuwarden 122 Grete, zie Griet grethe, zie graete Grewen 108 Greyden, Franeker 147 244 Griet (Greet, Grete, Griete, Grietken, Gryd, Gryet) 148 235 - dienstmaagd v. Menno Jarla 104 105 - e.v. Jan ten Holten 439 440 - e.v. meester Sybren 136 - kleindr v. de ov. e.v. Ede Martena 360 - kleindr v. Sibbel Sybets wed. 116 - tante v. Auck Peters dr 275 - tante v. Henrick Nannes 164 - zr v. Conradus de Nendorpe 1 - zr v. Hessel Bootsma 448 - Albert dr 241 242 - Gregoris Bertolff van Aken dr 222 224 - Hilles 235 - Jans dr 210 - Luthyes 119 - Symons 285 - , Koert Gretis 116 griffier Hof van Friesland, zie H. Baerdt Groendijk (Greendick, Greenadyck, Grenadyc, Grenadyck, Grenedyck, Groendyck, Groenedick, Groenedyck, Gronedyck, Gronendyck, Sidsingweer, Sydsinghawier, Tsyzingawier, Zidzingweer, Zidzingwier), tertiarissenklooster onder Sneek 47 61 65 8688 94 112 119 120 141 151 176 226 233 250 270 350 421 - prebende 86 - Sint Maria-altaar 86 - pater Pieter - prebendaris Philippus 120 - zr Lysbeth, bastaarddr v. Bocke Harinxma 88 119 - zr Renick, tante v. Reintzen Douwe dr 421 - zr, nicht v. Lutke Harinxma 233 - zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151 - zr, tante v. Lutke Harinxma 233 Groenyghen, zie Groningen groete kerck, zie Tzum Grombach (Grumpach, Grunbach, Grunnbach) - , Frits van, drost Harlingen 179 180 204 205 - , vrouw Sytz van 360 Gromben 84 587 Gronedyck, Gronendyck, zie Groendijk Groningen (Groenyghen, Groningenn, Groninghen) 53 54 57 178 269 - burgemr Lyulloff Coenders 448 449 Groningen, priesters 184 Groningen, Sint Maartenskerk 54 57 Groningen, Sint Mariakerk ter Aa 54 57 - prebende 54 - vicaris Jacob 57 Groningen, Sint Walburgkerk 54 57 Groningen - dominicanenklooster 45 57 - franciscanenklooster 56 57 - tertiarissenklooster 56 - tertiarissenklooster Olde convent 57 - tertiarissenklooster Ten Hoorn 56 Groningen, fraterhuis (broeders van het Gemene Leven) bij de Sint Walburgkerk 54-58 - klerken 56 - pater 56 - pater Johan van Munster 57 - priesters 54 Groningen, charitatieve instellingen - armen 184 - gasthuis bij de minderbroeders 57 - Heilige Geestgasthuis, prebendaris Roloff Zuer 54 58 - Sint Gertrudisgasthuis 55 Groningen - , Luytgen van, vicaris en overste franciscanenobservantenprovincie Keulen 171 - , Marten van Naarden, meester, luitenant te 441 - , Pieter van, meester 385 - , Wolter Sigers toe 275 Groningen - Ebbinge strate 57 - Heerstraete 54 - Oesterpoert 54 - Woert 54 Groninger oorlog 178 Groningerland, Groningerlant 348 439 Groninghen, zie Groningen Grons, Molkwerum 144 162 grosse, grote, zie graete Grote - Dylaker, Bolsward 362 - fenne 124 - meer 35 Grueningen, Overloo [België, ligging onbekend; vermoedelijk bij Leuven] 222 Gruet, Lutke Gruet, Bolsward 209 Grumpach, Grunbach, Grunnbach, zie Grombach grutester, Atie 13 Gryd, Gryet, zie Griet Gryns 250 588 Guillielmus Johannis, scriver v.d. Zeedycken 346 Gungel, zie Sint Gangolfus Gyaele, zie Gale Gyelt (Ghielt, Gielt, Gieltetus, Gilt) 344, zie ook Heltatus - vicaris Oosterwierum 112 153 - Dowe z., vicaris Kornjum 381 - Harkynghe 70 71 - pastoor Blija 344 - , Fedda Gyelt z. 128 - , meester 125 Gysbert (Ghisbert, Ghysbert, Gisbert, Gisbertus) - pater dominicanessenklooster Leeuwarden 317 - priester Leeuwarden 65 - priester Leeuwarden Sint Vituskerk 113 - priester Wolsum 127 - prior dominicanenklooster Leeuwarden 22 - z.v. Tiedt Simon Hendricks wed. 269 317 - Ghisbert z. 53 - Pieter z. 146 - van Bolsward, lector dominicanenklooster Leeuwarden 109 111 228-235 - Willems, meester 424 - , Albert Gisberts Aernsma, meester 255 256 - , Ghisbert Ghisbert z. 53 - , Peter Gysberts z., raadshr Bolsward 431 - , Riuerdt Gysberts z. 217 Haarda (Haerda), Feddo 394 395 Haarlem (Haerlem, Herlem) - clarissenklooster 226 - , Dirck Symon z. van, prior dominicanenklooster Leeuwarden 91 Habbe, Ozd Habbe z. 161 Habergen (Haebyrgen) 288 Hac, zie Hack Haccombe (Hakkambe) [Engeland, Devonshire], Sint Blasiuskerk 186 Hack (Hac, Haeck) - e.v. Aeda Keympa Jongema 81 - nicht v. Lieuwe Peters z. 372 - , zuster 116 Haebel, zie ook Ebel - Taecke Glins wyff 345 346 Haebyrgen, zie Habergen Haeck, zie Hack Haeg terp 72 Haeg, zie Heeg Haeghen, Hermannus, pastoor Sint Mariakerk Leeuwarden 27 Haeghera Boerzyl 112 Haens, zie Hans Haerbayem, zie Herbaijum Haerda, zie Haarda Haering, zie Haring Haerinxema, zie Harinxma Haert (Hairt, Heert) - Jans z. 292 - , Jancke Haert z. 430 - , Jelle Haerts 442 - , Pieter Heert z. 346 Haeske, zie Haskerconvent Haetthia, zie Haytie Haeye, zie Haye Haghe streta Leeuwarden 135 Haghedoern, Folkerus Symonis, notaris 47 48 Haia, Haie, Haio, zie Haye Hakambe, Hakkambe, zie Haccombe Halbada (Halbade, Halbaede) - sate, Driezum 324 - , Botte 84 Halbe, zie ook Albert Haio, zie Haye Halbet 144 Hale, Jan Halis, convers dominicanenklooster Leeuwarden 123 Hallum (Halm) 84 98 199 320 330 335 438 439 - Sint Maartenskerk 50 438 439 - rechte huiszittende armen 439 Hallum - Aelikema goed 333 334 - Mercla guth 84 85 - Sythiema sate 330 331 333 - Tziarda goet 261 391 Haltenye, Rinsumageest 330 Hamburg - consul Heyno Vermerschen 2 - consul Ludolfus Holdenstede 3 - consul Marquardus Woldemers 2 - consul Nicolaus Rode 3 Hamburg - Sint Catharinakerk 1 2 - Sint Jacobskerk 1 - Sint Nicolaaskerk 1 2 - Sint Nicolaaskerk, Corpus Christi 1 2 - Sint Petruskerk 1 Hamburg, Schaar (Schore) - Sint Mariakerk 1 - kapel bij 2 Hamburg, franciscanenklooster Sint Maria Magdalena 1-3 - Sint Johanneskerk 2 - br Jacobus 1 3 Hamburg, dominicanenklooster 1 Hamburg, Neue Burg, Lo 1 Hammern, Beetgum 178 Hancke (Hanke) - Reyner Hankis z., schepen Staveren 287 - , Jacob Hanckis 292 Handere meer 269 Hania (Hannia, Hanya, Hanye) - , Jyts 376 - , Seerp, doctor, medicijnmeester, burgemr Leeuwarden 370 371 387 407 453 Hanke, zie Hancke Hannia, zie Hania Hans (Haens) - maag v. heer Douwe Pibe z. 157 - Cruys, jonghe 366 367 - dy scroder 15 - Eennes 195 196 - Fetthies 113 - Hans z. 413 - Hugo z. 129 - Lens 219 - Merten z. wyf 179 - scroer 111 - ter Herna 62 - van Terzool 205 - , Alydt Hans Seuerts wed. 309 - , Claes Hansen van Dokkum, meester 410 - , Hans Hans z. 413 - , Hendrick Reme Hanseme neef 176 - , Hera Hans z. 47 - , Rinthie Hans dr 159-162 - , Ytyen Hans Eennes wyf 195 196 Hanthia (Hantia, Hantya) - Heringa, bastaardz. v. Haya Camminga 96-98 - smit 111 Hantighehusem, zie Hantumhuizen Hantum - vicaris Lywa 101 - Garmahusem 106 - Nyehuus 105 106 Hantumhuizen (Hantighehusem, Hantumhusum) 81 344 - Baungehuus 344 - Hesselinghe gued 81 Hantya, zie Hanthia Hanya, Hanye, zie Hania Harbayem, zie Herbaijum Harckna, zie Harkynghe Hardegarijp (Hardygeryp) 150 Harderwijk (Harderwyck, Herderwyck) - , J., rechter Weidum 402 - , notaris 445 - , Ysbrandt van, pastoor Sexbierum, Spannum 414 415 445 Hardygeryp, zie Hardegarijp Harich 294 Haricxma, Harincxma, zie Harinxma Haring (Haering, Harinck, Haringh, Haryng, Harynk, Haryngus) 25 - z.v. Haebel Taecke Glins wyff 345 - z.v. Lysck Doekema 94 - bute Weel 323 324 329 - Donia, pastoor Bolsward, meester 165 166 589 - Douwe z. Harinxma 172 173 340 Glins 377 Hartman z. Harinxma 172 173 Jetthyes, pastoor Sondel 288 289 417 Sasker z. Heringa 153 206 323 Symen z., schepen Leeuwarden 229 Sythiema 333-337 344 399 438-440 Woldens, e.v. Tyamke 39 , Bauck Harings drs, zrs tertiarissenklooster Leeuwarden 142 - , Jarich Haryngs z., vicaris Workum 188-190 - , meester 189 - , meester, Bolsward 216 Harinxma (Haerinxema, Haricxma, Harincxma, Haringsma, Harynxma, Haryxma) - huys, Sneek 226 230 - , Auck Syricks dr 338 339 376 377 - , Bocke 47 86 - , Bocke Feyke z., jonge, zie ook Bocke Luttie z. 82 87 120 250 - , Douwe 172-174 - , Ernst 388 - , Feyke Bocke z. 86 87 - , Foekel Jelle dr 338 350 - , Haring Douwe z. 172 173 340 - , Haringh Hartman z. 172 - , Hisse Bocke dr, zr Nijeklooster 85 87 119 - , Hylke Wattia dr 46 87 - , Idsck Sythie dr 356-358 362-364 - , Jelle Bocke dr 86 87 - , Jelle Syricks z. 338 339 - , Johannes, bastaardz.v. Bocke 88 - , Juw Bocke z. 87 - , Katherina Feyke dr 87 118-120 - , Kathryn Wattia dr 46 87 - , Kempo Jelle z. 338 - , Lutke 225-235 280 - , Luts Juws dr 87 - , Lysbeth, bastaarddr v. Bocke, zr Groendijk 88 119 - , Mary Syricks dr 338 339 350-352 376 377 - , Pieter Wattia z. 46 81 87 - , Renick Wattia z. 46 87 - , Syrick Jelle z. 338 - , Syte Wattia dr, zr Nijeklooster 46 87 88 119 - , Sytse 375 376 377 - , Syttie 338 339 351 354 375-377 - , Tjard Hartman z. 172 - , Wattia Bocke z. 46-48 86-88 - , Wibrich Wattia dr 46 - , Yda Bocke dr 85-89 - , Yde Feycke dr 119 Harke (Harka, Herka) - backer 157 - toe Syl 219 287 - , Dowa Herkis, priesterbr Thabor 195 590 - , litia Herka gued, Wijns 99 - , lutke (Lutke?) 133 Harkynghe (Harckna) - , Bauke Ghielt dr 70 71 - , Ghielt 70 71 Harlingen (Almenum, Harling, Harlinghen, Harns) 16-18 43 72 145 148 204 316-318 - burgemr Sibren Waling z. 318 - drost Frits van Grombach 179 180 204 205 - drost Jan van Egmond, jonker 378 - schepen Inte Janke z. 318 Harlingen, Sint Michaëlskerk 16 18 42 72 145 279 316 - Heilig Sacrament 43 - Sint Andreas 17 - Sint Gertrudis 17 42 - Sint Maria 17 42 - pastoor 16 - pastoor Boyn 139 140 - pastoor Johannes 317 318 - pastoor Lolle 43 - pastoor Rudolphus 18 - pastoor Wlbid 43 - prebendaris Reyner 317 318 - prebendaris Taede 317 - priester Johannes Rutger z. 43 - priesters 316 317 - vicaris Alle 317 318 - vicaris Andreas 16 17 18 - vicaris Bouwe 139 140 - vicaris Dodo, oom v. Titardus carpentator, Sint Mariaprebende 17 - vicaris Hendrick 43 44 - vicaris junior Wlke 317 Harlingen, charitatieve instellingen - rechte huiszittende armen 317 318 444 - gasthuis 17 42 - gasthuiskerk 145 Harlingen - Symon Alberts z. van, priester 209 Harlingen - Bengeterp 43 - Heynnama huus 43 - Hillen 43 - Hoerd fenna 43 - Kerckewech 317 - Laenen 43 - Lange ghers 16 - Rippertsma feen 43 - Rippertsma huus 43 - Ronie goed 131-133 269 - Scher 43 - Stena porta 43 - Suura fiolda 42 Harman, zie Harmen Harmana, zie Hermana Harmannus, zie Harmen Harmck Georg dr Roorda 443 Harmen (Harman, Harmannus, Herman, Hermannus, Hermen) 44 61 - abt Foswerd 83 85 - bastaardz.v. Herman Hopper 55 - pastoor Ferwerd 84 85 - pater tertiarissenklooster Leeuwarden 40 - priester, Schingen 15 - backer 270 - Dircx z. 424 - de Meppis, klerk 58 - Goslick Harman z. 348 349 - Haeghen, pastoor Sint Mariakerk Leeuwarden 27 - Hopper 53-58 - Idze z. 129 - Jan z. scroer 361 - Loper 54 - Matthys z. 245 - Meynert z. 128 170 - orgelmaeker 271 272 274 - Peter Harmans z. 209 - Quakenburch 234 - scholapper 132 - schroer 420 - van Surhuizum 36 - , Alyt Hermans 83 - , Harmen Hermen z. op dye Meden 395 397 - , Herman z. Hopper 54 - , Jasper Herman z. 348 349 - , Johannis Hermanni 11 - , Pieter Hermans z. van Bolsward 211 - , Pyer Hermens z. 284 - , Rinck Hermens wed. 376 - , Titardus carpentator z. 17 Harmswert, Harmswird, Leeuwarden 109 116 Harns, zie Harlingen Harpert, Harpertus, Jans z. 348 349 Harris, meester 187 Harsma, Humma Peter z. 434 Hart, Jan 146 Hartwerd (Hertwert) - pastoor Albertus 10 - rector ecclesiae Heltatus 10 11 Haryng, Harynk, Haryngus, zie Haring Harynxma, Haryxma, zie Harinxma Hasca, zie Haskerconvent Hascampen, Ferwerd 13 Hasche, zie Haskerconvent Haschera fyoldt 312 Hasckerconwent, Hask, zie Haskerconvent Hasker Vijfga, Hasscher Vyfgaen 34 Haskerconvent (Haeske, Hasca, Hasche, Hascherconvent, Hasckerconwent, Hask, Haskera, Hasscha convent), windesheimer mannenklooster (priorij) Sint Maria onder Haskerdijken 44 45 50 52 61 93 108 112 267 312 - monniken 52 61 Haskerdijken (Haskerdyken) 109, zie ook Dyken - pastoor Ema 45 Haskerhorne (Horna) 44 Hasscha convent, zie Haskerconvent Hasscha meden 44 Hasselt, Remboldus Wilhelmi van Hasselt, notaris 149 150 Hattye, zie Haytie Hauck, maag v. Sicka Allart z. 64 Haula, zie Rotsterhaule Haye (Haeye, Haia, Haie, Haio, Haya, Hayo) 68 141 - z.v. Lysck Doekema 94 - bregh 66 - Buwe z. 437 - Camminga 199 403 - Hessel z. Bootsma 446-450 - Hoyte z., pastoor Wommels 420 421 - Jancke z. 376 - Jymkes 189 - Pieter z. Camminga 192 193 253 254 368 - Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga, olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97 98 109-111 - Sirts z. 423 - Syurd z. 193 - Wytie z. Camminga 256 258 406 - , Dueke Haie z. 157 - , Montze Haye z. 346 - , Oege Haye zns wed. 332 333 - , Wlbeth (Wlbed) Haye z. 51 63 64 - , Ydts Hayes z. 197 Hayko, vicaris Sint Mariakerk Leeuwarden 5 Hayo, zie Haye Haytie (Hattye, Haythia, Hayttie, Huythia) 67, zie ook Hattye - Atta z. 131 - , Reninck Hattye z. 178 - , Ulbrant Haytien z. 130 Hayum sate, Wons 172 Haze, Jan de, meester doctor 224 Hebba 97 Hebbema, zie Hibbema Heckawert, Wanswerd 84 Hector, zie Hette Hed (Hedt) 448 Hedama viri 11 Hedinge, Hinrick Hedinge 57 Hedt, zie Hed Heeg (Haeg, Heech, Heegh) 172 173 442 - Sint Christophorus en Wirokerk 172 173 - Heilig Kruis 172 591 - pastoor 172 - priesters, vier 172 - gilden 172 Heeg - , Lolle uth 190 - Abbinscaer 172 - Graelda guedt 172 Heelka, nicht v. Menno Jarla, te Sion 104 heem, Aellme 448 Heemke 5 Heemslaet, Rottum 311 Heemstra (Himstera) - , Ansck 100 101 - , B. van 101 - , Feye 100 - , Reenck 100 - , Syds 100 Heenthiama (Hieenthiama, Heentiama, Henthiema) fenne, Leeuwarden 132 133 269 heer (priester; slechts die personen zijn hier opgenomen die niet bij een parochie onder te brengen zijn) - Anna 389 - Atta 188 - Claes 63 64 - Douwa 62 - Douwe Sytses 141 - Elingh 142 - Focke 189 - Gerlef, biechtvr v. Ansck Heemstra 101 - Gerryt Tyaerd z. 134 - Goslick Donia 141 - Hemmo 105 - Hendrik 235 - Hoitie, maag v. Jorrit Andringa 61 - Humma 43 - Jacop 63 - Jacop 124 - Jacop 156 - Jelmer, oom v. Goedsfrunt Goeslicks 152 201 - Johannes, maag v. Allert Claes z. - Johannes de Oldekerk - Joost 344 - Magnus 322 - Mathias Dirck z. 137 138 - Nanna, vicaris 254 - Pieter 126 - Ritske 125 - Symon Alberts z. van Harlingen 209 - Theodericus 30 - Thomas 105 - Tzaling 234 - Wibba 181 - Wibrandus 32 - Wiggerus Petri, notaris 166 209 - Wilhelmus 30 592 - Willem, br v. Allert Claes z. 101 - Wke, z.v. Lysck Doekema 94 95 - Wopke 182 heer (ridder) - Goslick Juwinga, stadhouder Bolsward 173 211 227-231 328 338 356-358 362-364 - Tiaerdt Burmania 346-349 Heer, Heera, zie Here Heerama weer 86 Heercke (Heerka, Heerke) - Jouke z., secretaris 42 - , Fedda Heerka z. 82 - , Feycke Heercke z. 310 412 413 - , Willem Heercke z. 297 Heera, Heere, zie Here Heeres 349 Heerka, Heerke, zie Heercke Heero, zie Here Heerstraete, Groningen 54 Heert, zie Haert Heerwey, Botta toe 81 Heeryngha, zie Heringa Heesens, zie Hesens Heilig Bloed Staveren 28 Heilig Kruis 139 275, zie ook Bolsward franciscanen-observantenklooster, Dronrijp, Franeker kruisherenklooster, Heeg, Huizum, Marssum, Minnertsga, Sneek Heilig Kruisaltaar, zie Bolsward, Leeuwarden dominicanenklooster, Sneek Sint Maartenskerk Heilig Land 175 Heilig Sacrament 104 368 372, zie verder Britsum, Broek, Harlingen, Leeuwarden Sint Vituskerk, Mantgum, Marssum, Minnertsga, Sexbierum, Tzummarum, Wijnaldum, Ypecolsga Heilig Sacramentsaltaar, zie Bolsward, Franeker Heilig Sacramentsgilde, zie Leeuwarden Heilig Sacramentshuis, zie Leeuwarden, Nijland, Sneek Sint Maartenskerk Heilig Sacramentsleen, zie Kollum Heilig Sacramentsmis, zie Marssum Heilige Drie Koningen, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Heilige Driekoningenaltaar, zie Franeker Heilige Drievuldigheid 164 183 237 292 301 395 446 Heilige Geest, zie Bolsward Heilige Geestgasthuis, zie Groningen Heilige Geestklooster, zie Bolsward Heilige Stoel, Rome 260 Heilige Vijf Wonden Christi 176 Hein, Heine, zie Heyn Heinrich, Heinricus, zie Henrick Helena 214 - Rudolf dr van Bunau 378 Hellen, Luttike 287 Helpman (Groningen), armen te 55 Heltatus, zie ook Gyelt - rector ecclesiae Hartwerd 10 11 Hem, zie Rauwerderhem Hemdyck (Hendycke) 25 Hemelum 286 Hemelum klooster, zie Staveren/Hemelum Hemga, zie ook Rauwerd - , Duco in 5 - , Sicco in 4 5 Hemka, coster 342 Hemma (Hemmo) - priester 105 - Jonck 173 - Odda z., notaris en secretaris Leeuwarden 133 193 - , Dyorcke 25 Hemmema (Hinnema) goed, Jelsum 267 Hemmo, zie Hemma Hempens, Meynert toe 323 hemrick (hemryck) - , Kammenghabuerstera 21 - , Wolterse 321 Hemstra 123 Hemte, zie Henne Henderick, Hendrick, Hendricus, Hendrik, Hendryck, zie Henrick Hendycke, zie Hemdyck Henna, zie Henne Hennaard (Hennaerdt) 411 Hennaarderadeel (Hennaerderadeel) 141 - secretaris Gaathye Pieters z. 405 Hennaerderebuuren, Warga 248 Hennaerdt, zie Hennaard Henne (Hemte, Henna) - Jans z. 418 - , Eda Henne z. 389 Hennekinus, zie ook Heyn - de Bremen, funifex 3 - Drakenborgh junior 1 Hennenberch, Johannes Hennenberch van Emmerik, pastoor Sneek 89 Henrick (Heinrich, Henderick, Hendrick, Hendricus, Hendrik, Hendryck, Henric, Henrich, Henricus, Henryck, Hinrick, Hinricus, Hynrich, Hynrick) - br v. Conradus v. Nendorpe 1 - pastoor Langweer 52 - pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 16 - pastoor Leeuwarden Sint Vituskerk 22 - pastoor Lutkegast - prebendaris Leeuwarden Sint Vituskerk 103 - prebendaris Tzummarum 395 397 - priester 235 - priester Leeuwarden 116 priester Minnertsga 30 32 prior (pater) Ludingakerke 126 vicaris Bolsward Sint Maartenskerk 26 vicaris Harlingen 43 44 Clynse, pastoor Oldetrijne 175 Franck z. 138 Frericx z. 452 Hedinge 57 Henrick z. 239 Hero, meester, vicaris Dronrijp 387 388 Heyne z. scoenmaker 270-272 308 Johannis z., notaris 107 Ludolffs z. Luce, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 263 266 271-274 285 286 295 308 348 349 - Martens z. de Pauw, excijsmr Makkum 401 - mesmaker 214 - Monties 132 - Nanne z. 134 163 164 165 166 208-212 - Pieter z. 283 - Pieters z., schepen Leeuwarden 229 308 - Reme Hanseme neef 176 - Schultynck 184 - Syeuwerdt z. 450 - van Doetinchem, abt Bloemkamp 152 - weeffer 449 - Wilmers, notaris te Leiden 296 - , Fed Hendricks wed. 134 - , Frerick Henricks 138 - , Henrick Henrick z. 239 - , Jan Henricx z. goltsmit, schepen, burgemr Leeuwarden 224 239 - , Kathryn Henrics 119 - , Marten Henrici, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 370 380 385 392 393 - , meester, vicaris Franeker 176 177 180 181 - , Peter Henrick z., bas 366 367 - , Tiedt Simon Hendricks wed. 316 317 318 - , Simon Hendrick z. te Harlingen 234 235 Henthiema, zie Heenthiama Henyshuystera guet, Akkrum 61 Hera, zie Here Herama, zie Herema Herbaijum (Haerbayem, Harbayem, Herbayum) 95 155 156 345 - vicaris 155 - Meyntema goed 95 - Sickema goed 95 Herbayum, Herbayum, zie Herbaijum Herderwyck, zie Harderwijk Herdis Buwe z. 437 Here (Heer, Heera, Heere, Heero, Hera, Hero, Jhero) 447 - pastoor Berlikum 30 - Abbe z., notaris, meester 229 231 235 290 361 593 362 381 382 385 390 393 Burmania 383-385 Douwe z. 188 Gerlofs, burgemr Bolsward 69 Hans z. 47 Hottinga, pastoor Franeker 246 340 341 354 355 441 - Jarich z. Hottinga 60 - Jelbits z. 127 128 - Jelte z. 442 - Luts z. Ockinga 409 - Ockinga 121 126 - Roorda 406 441-445 - tot Ritsum 121 - Tzummis 342 - , Bruyn Hero z. Aldzma 314 315 - , Jarich Here z. Hottinga, jonge 146 - , meester Henricus, vicaris Dronrijp 387 388 - , Pieter Heres a Wouda, notaris en pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 379 393 401 - , Sicke Heris (Herennius), schoolmr Bolsward, meester 358 364 374 - , Tette Heeren huusvr. 212 213 - , Wble Hero z. 398 399 Herema (Herama, a Hereem, Herumae, Herummae) - state, Tzum 404 - , Anna Gerrold dr 280 281 - , Bocke 403 410 - , Gerrold 73 146 149 179 193 227 229 232 279-281 - , Goslick Johan z. 362 - , Hylck 404 - , Johan 356 357 362 - , Lutz 299 - , Take 279 281 298 299 403-405 - , Tied 404 - , Tyaerdt 298-300 - , Wattya Herema, pastoor Nijland, meester 416 417 - , Wiggle 403 404 Herenghe, zie Heringa Herennius, zie Sicke Heris Heringa (Heeryngha, Herenghe, Heringha, Heringe, Heringhe) - auld gued, Rauwerd 97 - stins en state, Rauwerd 97 192 - , Abba Sasker z. 153 - , Doed, e.v. Hantia 96 97 - , Doed Sasker dr 153 206 - , Ede Eelck z. 253 - , Eelck Sasker z. 153 206 250 352 387 - , Eelck Yde z. 50 - , Gerloff Eelck z. 253 - , Gheryt 234 - , Hantia 96 97, zie ook Hantia, bastaardz.v. - 594 Haya Camminga - , Haring Sasker z. 153 206 323 - , Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga, olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97 98 109-111 - , Hobbe Eelck z. 206 - , Hys Sasker dr 153 - , Lisck Eelck dr 253 - , Lisck Haring dr 206 - , Saeck Eelck dr 253 - , Sasker 50 51 153 154 - , Sasker Eelck z. 206 - , Tiets, e.v. Sasker 153 205 206 - , Yde 49-51 - , Ysck Sasker dr 153 Heringaleen, Rauwerd 51 Heringe, Heringha, Heringhe, zie Heringa Herjuwsma (Herjussma, Heerjuesma), Jemma 160 394 Herka, zie Harke Herlem, zie Haarlem Herlingen, zie Harlingen Herman, zie Harmen Hermana (Harmana, Hermanna) - state, Minnertsga 155 369 - , Aelcke 386 - , Gerland 30-33 - , Hobba 155 157 - , Rema 419-421 - , Tako 30-32 - , Wyck 420 Hermannus, Hermen, zie Harmen Herne (Herna) - , Bruder ter 11 - , Hans ter 62 - , Hyddo ter 11 - , sate ter, Burgwerd 11 - , sate ter, Giekerk 436 Hernetenye, Rinsumageest 330 Herntia 71 Hero, zie Here Herpta, Herpte saete, Nes Westdongeradeel 429 430 Hersas, Sein 204 Herscamp 134 hertog Georg van Saksen 178 179 hertogdom Brabant 185 Herumae, Herummae, zie Herema Heryngh in Andalahusem 11 Hesens (Heesens, Hezens, Yssens), Jorwerd 168 245 350 351 - , Jacop 168 Heslinga (Heslinge, Heslinghe, Hesseling) - , Doecke 181 280 - , Hette Butte z. 51 Hessama state, Marssum 153 Hessel (Hessell, Hesselus, Hyssel) 37 93 - halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87 - maag v. Schelte Andla Latsma 434 - Abbema 307-309 - Aesgis 146 - Bootsma 446-451 - Douwe z. 350 352 353 - Epes 175 - Esge z. 181 - Feitsma 199 - Gerrold z. 287 - Godsfrundt z. 358 - in Pascuis 29 - Jongema 422 - Martena 120 148 175-181 - Meckema 386 387 - Obba z. 217 - Reyn z. 414 416 433-435 - Sybren z. 279 - Tyercks z. 382 383 - , Bawck Hessels wyf 23-26 - , Ede Hessels Jongema 100 - , Gerlacus Hesseli 200 - , Jacop Hessels 147 - , Lyuwe Hessels z. Aysma, excijsmeester Bolsward 302 - , Refridus Hesseli 200 - , Syttie Hessels z. 338 - , Tyepke Hessel z., substituut-grietman Kollumerland 450 - , Wyts Oefcke Hessels zs dr 350 Hesseling, zie Heslinga Hesselinghe 59 - gued, Hantumhuizen 81 - meer 59 Hessell, Hesselus, zie Hessel Hette (Hector, Hetta, Hetto, Hitto) 32 - halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87 - pastoor Poppingawier 182 - pastoor Sexbierum 278 279 281 - Aebinga 20 - Albada 182 - Butte z. Heslinga 51 - Hette z. Dekema 399 400 - Hille z. 248 - Jelte z. 413 - Juw z. Dekema 220 243-245 297 - van Hoxwier, meester, doctor, raadsheer Hof van Friesland 308 348 - , Douwe Hette z., prebendaris Franeker 341 - , Bibe Hette z. 206 - , Botto Hette z., rechter Irnsum 375 - , Doeke Hetto z. 241 - , Liwe Hette z. 324 - , Lutz Hector dr van Hoxwier 299 - , meester 119 120 - , Pyba Hetta z. 153 154 - , Pybe Hette z. 413 433 - , Seerp Hettis 234 Heyllum, zie Jellum Heyn (Hein, Heine, Heyne, Heyno, Hyne), zie ook Hennekinus - e.v. Jetcke Hidde dr 25 - famulus et cocus v. heer Jarichus de Horslant 6 - Lambert z. 146 - liemer 147 - Pieters z. 244 - Siuerd z. 134 - Vermerschen, consul Hamburg 2 - Vlogheling 2 3 - , Dirck Heyn z., secretaris Barradeel 242 - , Henrick Heyne z. 271 272 274 - , Jan Heynes 227 - , Johannis Heine z., prebendaris Workum 92 - , Reiner Hein Roedes, schepen Bolsward 69 Heynnama (Heynnemma) - huus Harlingen 43 - , Thyeyka 32 Heyno, zie Heyn Heynrick, zie Henrick Heynsborgen, Johan van 344 Hezens, zie Hesens Hibba 49 Hibbema (Hebbema, Hebema) - gued 140 - huus 73 - , Doed 73 74 - , Taecke Jacop z. 240 242 - , Wibe 73 Hichtum 68 286 - pastoor 31 286 Hid (His, Hyd) Hera Jelbits dr, e.v. Nanne Reins 127 128 174 430-432 Hidaard (Hydaerd, Hydaerdt) 94 141 Hidda, zie Hidde Hiddama - , Dowa 25 - , Epa 25 Hidde (Hidda, Hiddo, Hydda, Hydde, Hyddo) 25 162 - deken 105 - nouwa v. Grathie Camminga 66 - vicaris Nijland 60 - Syurd z. 219 - ter Herne 11 - , Broir Hidda z. 167 - , Douwe Hidde z. 217 - , Freryck Hydde z. 445 - , Jetcke Hidde dr 25 Hiddinga, Eetthia 31 Hieenthiama, zie Heenthiama Hiellum, zie Jellum 595 Hielssum, Hielsum, zie Jelsum Hierusalem, zie Jeruzalem Hijlaard (Eelaerd, Eelarderagae, Elairdt, Hylaerdt) 94 95 153 292 - kapelaan Claes 153 - pastoor Doeka 94-96 Hijlaard - Bernerde guet 287 - Beerg 94 - Bonga huis 94 95 - Bonghustera goed 94 - Sickinga goed 95 - Tjessinga goed 94 Hijum (Hyem) 90 - Boulsme guet 90 Hil, zie Hylck Hilbren, zie Hillebrand Hilck, zie Hylck Hilgont (Hilgunt) Adams 133 Hilk, Hilka, Hilke, zie Hylck Hille (Hilla, Hillo) - Ulbodi 200 - Willem z. 219 - , Broer Hilla z. 144 - , Griet Hilles 235 - , Hetta Hille z. 248 - , Jella Hille z. 218 - van Zwolle 36 37 122 Hillebrand (Hilbren) - priester Huizum 170 - , Wolterus Hillebrandes z. 1 Hillegondt (Hillegonda, Hillegont) - zr v. Siburg 2 - Reyners dr 451 452 Hilleke, Hilleka, zie Hylck Hillen, Harlingen 43 Hillo, zie Hille Hilsum, zie Jelsum Himstera, zie Heemstra Hindere seete, Nijland 23 Hinnaert, Warga 247 Hinnema, zie Hemmema Hinrick, Hinricus, zie Henrick Hinsta, Hinxte fenne, Franeker 148 244 Hio 199 His (Hiss, Hissa, Hisse, Hiske, Hys, Hysse), zie ook Hid - dr v. de ov. e.v. Ede Martena 360 - dr v. Lysck Doekema 95 - dr v. Pieter Pieters z. 286 287 - e.v. Douwe Juwsma 247 248 - e.v. Lolle Ockinga 25 31 - kleinkind v. Jayts Jacobs wed. 283 - ov. e.v. Hessel Bootsma 446 447 - Aernts dr 394 - Bocke dr Harinxma, zr Nijeklooster 85 87 119 596 - Douwe dr Juwsma 247 - Foppa dr 107 - Lambert 146 - Ofka dr Dotinga 63 - Sasker dr Heringa 153 Hitser (Ytser) prope ecclesiam (Burgwerd) 11 Hitsum, Hitzem, zie Hitzum Hitto, zie Hetto Hitzum (Hitzem, Hitsum) 31 43 59 442 - pastoor 31 - pastoor Aernt 43 - , Cornelius Wattze z. 316 - , Upko in 31 Hloyngum, zie Loënga Hobbe (Hobba, Hobbodus, Obbo) 31 332 - decker 209 - Eelck z. Heringa 206 - Hermana 155 157 - Sytze z., pastoor Bolsward 431 432 - Uibrin z. 112 - , Jancke Hobbis 247 248 - , Jarich Hobbe z. van Bolsward 211 Hobbema state, Dronrijp 155 346 Hobbrandus, vicaris Dokkum 8 9 Hockaert, Bolsward 209 Hockama goed, Warga 93 Hocxwier, Hocxwyer, zie Hoxwier Hoddisparth, Andree 186 Hoechstraet, Leeuwarden 309 Hoechstrate (Hogestraet), Bolsward 134 424 Hoeck, Hoecke, zie Hoek Hoeckensera zate, Bozum 291 Hoecko Minnema 6 hoedmaeker, hoedmaker - , Claes 203 - , Yde hoedmakers 119 Hoefclaeten 59 Hoege fenne, Rinumageest 332 Hoege Raet, zie Hof van Friesland Hoeghe dyck, Leeuwarden 267 Hoeghe wech, Snikzwaag 35 Hoek (Hoeck, Hoecke), te Leeuwarden 16 265, zie ook Leeuwarden Sint Catharinakerk Hoelum, zie Hollum Hoemstra 123 Hoen, Groningen 54 Hoerd fenna, Harlingen 43 Hoern, zie Hoorn Hoerna 101 Hoernster state, Beetgum 178 Hoertze, Feyke Hoertze z. 362 Hoexuier, zie Hoxwier Hoeyte, zie Hoyte Hof van Friesland (Concilium Phrisiae, Hoege Raet, Hoghen Raad) 26 124 166 212 295 305 306 308 310 331 314 336 349 362 365-367 370-372 385 388 393 397 418 437 438 442 453 - advocaat Jan van Arum, meester 407 - advocaat Pieter Rieuwerdts z. van Dokkum, tevens notaris, meester 336 337 370 380 381 453 - advocaat Winandt Willems z., meester 340 354 - deurwaarder Benedictus Franchet 437 438 445 - griffier Govaert van Duvenee 427 428 437 438 440 445 - raadsheer Hector van Hoxwier, doctor 348 - raadsheer Johan Rommerts, tevens notaris en secretaris Leeuwarden, meester 289 290 387 388 407 444 - raadsheer Sicke Dekema, doctor 401 410 - raadsheer Pieter Hette z. Dekema 243 308 400 401 Hoffmeedt 68 Hogestraet, zie Hoechstrate Hoghen Raad, zie Hof van Friesland hoichsangher Cristoffel Claes z. van Kampen 366 367 Hoite, Hoitie, zie Hoyte Holcke (Holcko) - priester Leeuwarden 200 - , heer Holckeleen Sint Vituskerk Leeuwarden 347 Holdegae capla, zie Oudega Noordwolde Holdenstede, Ludolfus, consul Hamburg 3 Holdinga (Holdingha, Holdyngha, Hollinga, Hollinge, Houwengha) - , Botta (Boetha), z.v. Thiemk 48 49 97 98 - , Botte 336 337 - , Doed, dr v. Thiemk 48 - , Renke, bastaarddr v. Botta 48 - , Thiemk 48 49 - , Tiepka, e.v. Thiemk 48 - , Tzyaerdt 368 - , Wilcko 348 349 - , Wilko 198 Hole ryd 108 Holla, zie Holle Hollama, Peer 129 Hollander, Jacob 449 Holle (Holla) - Syurd z., schepen Bolsward 432 - Zytie z. 388 389 Hollenga sate, Arum 442 Hollinga, Hollinge, zie Holdinga Hollum (Hoelum) 98 367 - Sint Magnuskerk 18 367 368 - Sint Maria 96 - pastoor 96 - vicaris 96 Holophernes 403 Holten, Jan ten 440 holtsnyder, Wyba 219 Holwerd (Holuert, Holwerdt, Holwert) 83 227 - Sint Willibrorduskerk 219 303 - pastoors 303 - vicaris 303 Holwerd - Jeppema huys 304 - Medwert 303 304 - Meent worp 304 Holwerder meden 304 Holwerdt, Holwert, zie Holwerd Homme (Homma, Hume, Humma, Hummo) 24 304 - pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 263 - priester 43 - Douwe z. 142 - Mennardus z. Scheltinga 32 - Peter z, Harsma 434 - , Alla Homme z. 115 - , Pybe Homme z. Gosninga 142 Hommema (Humgema, Hummama) 29 - state Dronrijp 28 258 - , Feddricus 28 29 Honda bosck, Leeuwarden 268 Honnyghadyc 10 Hoorn, Ten (opten Hoern), tertiarissenklooster bij Groningen 56 Hopper - , Galthye Taede z. 286 287 - , Ghelmer 55 57 - , Harmen, bastaardz.v. Herman 55 - , Harman Herman z. 54 - , Herman 53 54 55 56 57 58 - , Id Saeckle dr 286 287 - , Id Taede dr 286 - , Lyuwck Taede Hopper wed. 286 287 288 - , Reyn Saeckle dr 286 287 - , Syuert Taede z. 286 287 - , Tade Saeckle z. 286 287 Hoppers, B. 388 Horeus 432 Horna, zie Haskerhorne Horne 449 - , Rinsumageest 329 Horslant, Jarichus de, pastoor Sint Mariakerk Leeuwarden 5 6 Horst 45 Horswird, Winsum 245 Hospitaal (Hospitael, Hospital, Spitael), johannieter commanderij en klooster, Sint Johannes, onder Sneek 24 34 46 50 119 314 - commandeur 46 - priesterbr Hoythie 46 - priesterbr Tade 41 597 - priesterbrs 46 119 - prior Johannes 46 47 hospitale, zie gasthuis Hothnye, Hotnia, Hotnya, zie Hottinga Hottie (Hottio, Hotye, Hotze) - Fons, pastoor Jorwerd 377 - , Taecke Hotye z. 395 - , Elingh Hotze z. 422 Hottinga (Hothny, Hotnia, Hotnya, Hottinge, Hottingha) - huus, Nijland 59 60 - state, Wommels 60 - , Anna Epa z. 59 - , Anna meester Juw dr Hottinga te Bethlehem 145 148 379 - , Doed Jarich dr 59 - , Encke Heere dr, zr tertiarissenklooster Staveren 145 177 - , Epa Jarich z. 60 - , Frouck Jarich dr. 146 , Hera (Heere) Jarich z. 60 177 - , Here, pastoor Franeker 246 340 341 354 355 441 - , Hyla Epa dr 59 - , Intzs meester Juw dr te Bethlehem 145 148 379 - , Jacob Epa z. 59 - , Jarich Epa z. 59-61 146 - , Jarich Jarich z. 146 443 - , Jarich Here z., jonge 146 - , Juw Jarich z., meester 60 146 - , Sicka, meester Juw z. 148 - , Wyba Epa z. 59 Hottio, Hotye, Hotze, zie Hottie Hou, preceptor 47 Houckama (Houkama) - leen, Wijnaldum 140 - , Altger Douwes z. 67-70 Houdt, zie Houten Houkama, zie Houckama Houten (Houdt), Frans van 437 438 houtsaeger, Jelteth 67 Houwengha, zie Holdinga Hove, Johan Hoves 121 Hoxne landt 395 Hoxwier (Hocxwier, Hocxwyer, Hoexuier) - , Eedwer van 404 - , Geroldt Aesgo z. van 299 - , Hector van, raadsheer Hof van Friesland, meester, doctor 308 348 - , Lutz Hector dr van 299 404 Hoyte (Hoeyte, Hoite, Hoitie, Hoyt, Hoythie, Hoytte) - pastoor Hayo Hoyte z. Wommels 420 421 - priester, maag v. Jorrit Andringa 61 - priester Leeuwarden 16 21 598 - priesterbr Hospitael 46 - zwager v. doctor Douwa 238 - Bentsma, pastoor Franeker 297 298 - Hoytema 426 - , Botte Hoytis 108 - , Dowe Hoyttes 236 - , Leuwa Hoyte z. 105 - , Lyolff Hoyte z. 432 - , Reyn Hoyte z. 432 - , Simon Hoyte z. 411 412 - , Taecke Hoeyte z. 432 Hoytema, Hoyte 426 Hoythie, zie Hoyte Hoytsma, Gherck 102 Hoytte, zie Hoyte Hubbeldinck, Evert 55 Hubert (Hubertus), vicaris Buitenpost 125 Huge (Hugo) - peerdekoper 57 - , Hans Hugo z. 129 Huins (Huuns, Huyns) 94 363 441 442 444 huiszittende armen, zie ook rechte of huiszittende armen - Arum 145 - Bolsward 68 134 363 - Dantumadeel 429 - Leeuwarden 65 117 132 136 265 269 - Rauwerderhem 253 - Harlingen 317 318 - Sneek 119 - Witmarsum 145 Huizum (Husum, Huusum, Huysem, Huyssum, Huysum, Huzem, Huzum) 27 128 170 227 269 307 - Sint Johanneskerk 2 128 170 199 307 - Heilig Kruis 307 - Sint Maria 128 170 - armen 170 - pastoor 128 170 - pastoor Symon 37 - priester Hilbren 170 - priester Johannes 128 - priester Pybe 128 - vicaris 332 Huizum - , Walken toe 37 - Abbema state 307 - Dyep 332 - Nylandt 269 - Teggma land 128 - Ydsinga of Scheltema state 330 332 333 Humalda - , Frans 406 407 - , Luts Frans dr 406 407 Hume, zie Homme Humgema, zie Hommema Humma, zie Homme Hummama, zie Hommema Hummerke, zie Humsterland Hummo, zie Homme Humsterland, Johannes Wycheranii, proost 45 Husum, zie Huizum Huuns, zie Huins huusarmen, zie huiszittende armen Huusum, zie Huizum Huyckens, Oosterend 442 Huynge, Lamme 54-57 Huyns, zie Huins Huysem, Huyssum, Huysum, zie Huizum Huythia, zie Haythie Huzem, Huzum, zie Huizum Hwe, Tiepka to 169 Hwinthe wirwe 13 Hyama meer 18 Hyd, zie Hid Hydaerd, Hydaerdt, zie Hidaard Hydda, Hydde, Hyddo, zie Hidde Hyellum, zie Jellum Hyelsum, zie Jelsum Hyem, zie Hijum Hyla, zie Hylck Hylaerdt, zie Hijlaard Hylck (Hil, Hilck, Hilka, Hilke, Hilleka, Hilleke, Hyla, Hylce, Hylcke, Hylick, Hylk, Hylka, Hylke, Hylyck) 43 116 - e.v. Andlef Aebinga 13 - e.v. Douwe Juwsma 247 - e.v. Epo Liauckema 280 281 - e.v. Goedsfrundt Goeslicks 201-234 - e.v. Peter Johan z. Auckema 268-270 - halfzr v. Siburg 2 - by Galileen 233 - Doitia dr Albada 41 - Eelke wyf 218 - Epa dr Hottinga 59 - Herema 299 404 - Hessel dr Abbema, zr Nijeklooster 307 - Jan Galis 147 - Laeckes 307 - Lobbema 321 - Payes 119 - Ritsche dr Jelmera 18 - Wattia dr Harinxma 46 87 - , Gossa Hylce z. 182 - , Yekele Hilke z. 129 Hym, zie Rauwerderhem Hyne, zie Heyn Hynrich, Hynrick, zie Henrick Hys, Hysse, zie His Hyssel, zie Hessel I-, zie ook J en Y Id (Idsck, Idska, Idtsck, Iyd, Yd, Yde, Ydscke, Ydt, Yed, Ytie), zie ook Yscke - brs dr v. heer Foppo te Aalsum klooster 115 - e.v. Altger Douwes z. Houkama 67 68 - e.v. Broer Tyarckes 38 - e.v. Ghielt Harkynghe 70 - mette v. Jorrit Andringa 61 - tante v. Henrick Nannes 164 - tante v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320 - Bocke dr Harinxma 85-89 - Feycke dr Harinxma 119 - Heringa 49-51 - Hette dr Dekema 243 400 - hoedmakers 119 - Juw dr Dekema 220 243 245 297 - Saeckle dr Hopper 286 287 - Sydsma 14 - Sythie dr Harinxma 231 356-358 362-364 - Taede dr Hopper 286 Idaarderadeel, Idaerderadeel 346 Ids (Idse, Idts, Idzardus, Itze, Yds, Ydts, Yts) 448 - bastaardbr v. doctor Douwa 237 - Ghaeles 188 - Hayes z. 197 - Jathye z. 129 130 - Meynt z. 448 - Pelmer zwager 213 - Sybe z. bute Weel 323 324 329 330 - te Abbinghawier 41 - Tzalyngs z. 144 163 167 191 197 215 - , Jacop smit Ytzuns 311 - , Johannes Itzes z., schepen Leeuwarden - , Reyner Yds z. 316 - , Sybrant Idzes 304 Idsck, zie Id Idse, zie Ids Idsinga (Ydsingha, Ydsinghe) - , S.H. van 80 - gued, Irnsum 41 250 Idska, zie Id Idsma (Ydsma) - fenne 84 - huis 84 Idts, zie Ids Idtsck, zie Id Idzardus, Idze, zie Ids Idzega (Idzegae) 168 Igbert, zie Egbert Ighlef Jelmer z. 188 IJlst (Ilst, Ylst) 176 345 377 - secretaris F. a Maercx 143 IJlst, Sint Maartenskerk 93 375 - pastoor Gerrit 376 377 IJlst (Ylst), carmelietenklooster 84 93 116 138 176 202 339 350 380 599 - prior Marten 138 IJsbrechtum (Isbreghtum, Ysbrechtem, Ysbrechten, Ysbrechtum) 35 173 - pastoor Rolant 35 - prebendaris en notaris Peter Claes z. 228 229 231 232 235 251 Ilst, zie IJlst Imcke (Impcke, Ymcke, Ympke) - dr v. Lysck Doekema 94 95 - e.v. Sicke Liauckema 227 228 230-234 281 - zr v. Rynts Minnema 406 - Sibren dr Roorda 442 444 - Sypertsma 32 - , parva 32 Indyck, Bozum 81 250 Inheemstra 63 Inne (Enne, Inna, Yemme, Ynna, Ynne) - Bockes 23 25 - Jarich z., schepen Bolsward 425 426 Innynghe schaer 188 Inte (Intetus, Intha, Intie, Inthie) - pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 22 - Janke z. schepen Harlingen 318 - Sythia wyff 44 - Tabbe z. 425 426 Intzs, meester Juw dr Hottinga te Bethlehem 145 148 379 Irnsum (Eernsom, Eernsum, Ernsom, Yrnsem, Yrsem) 410 - rechter Botte Hette z. 375 - pastoor 41 - pastoor Derck Frans z. 138 175 - prebendaris en notaris Reytgo 175 - vicaris 41 Irnsum - Idsingha gued 41 250 - Rytzarde 446 Isbrand, Isbrandus, zie Ysbrandt Isbreghtum, zie IJsbrechtum Isbrent, zie Ysbrandt Itens (Ytens) 206 Itsima, notaris 130 Itze, zie Ids Iwynghewe, zie Juwinga Iyd, zie Id J-, zie ook I en Y Jaarsma (Jaersma) - , Margarete, zr v. heer Ritske, te Sion 303 304 - , Ritske, priester 303 304 - , Syoerdt, br v. heer Ritske 303 Jacla, zie Jaeckla Jacob (Jacobus, Jacop) 82 265 - abt klooster Dokkum 49 - br franciscanenklooster Hamburg 1 3 - pastoor Bolsward 126 600 - pastoor Buitenpost 124 125 priester 124 priester Dronrijp 63 156 ov. e.v. Sibbel Simons wed. 309 vicaris Sint Mariakerk ter Aa, Groningen 57 Abbes 268 Adams z. 277 Adzers 229 backer 149 Camper 323 Claesen 409 cuper 91 Dircks z. 245 Epa z. Hottinga 59 Faber 303 Feddis 137 Frericks z. 373 374 422 Gelys z., burgemr Leeuwarden 370 371 Hanckis 292 Hesens 168 Hessels 147 Hollander 449 Jacob z. te Miedum 268 376 Jans z. 229 Lyoell z. 447 Olffert z. 350 353 Pastow, meester 437 438 Pelgrims 155 Pieter z. cuyper 450 Pouwels 226 schoemaicker 403 schomaker 102 Seldenryck 265 380 Sibrens z. 82 smit Ytzuns 311 van Amsterdam, priester Aalsum klooster 175 Verbolt z. boeckebinder 306 Ysbren z. 268 Zettie z. 388 389 , Agge Jacob z. 197 , Bauke Jacops 63 , Claes Jacobs z., pastoor Molkwerum 144 163 167 191 197 215 , Cornelis Jacobs 289 , Frans Jacobs z. 431 432 , Frerick Jacop z. cuper 134 , Gerrit Jacobs z. 117 135 , Jacob Jacob z. te Miedum 268 376 , Jan Jacob z. 269 , Jayts Jacops wed. 282 283 , Jelle Jacops z. 445 , Kathryn Jacop molleners 119 , meester 244 , Neel Jacobs dr 403 404 , Pieter Jacobs z. 166 , Sibe Jacop z. 157 158 - , Taecke Jacop z. Hibbema 240 242 - , Tryn Jacobs dr 283 Jacobi, W.L., notaris 402 jacobinen, zie dominicanen Jacobus, Jacop, zie Jacob jacopijnen, jacopinen, zie dominicanen Jadde, zr Bethlehem 7 Jaeckla (Jacla) Epe z. 375 Jaen, zie Jan Jaenke, zie Janke Jaensma, Douwe 188 Jaerla, zie Jarla Jaersma, zie Jaarsma Jaithye, zie Jaythie Jaits, zie Jayts Jalmer, zie Jelmer Jan (Jaen, Jann, Johan, Johannes) 68 170 329 441, zie ook Jancke, Johan, Johannes - priester Dongjum 177 - z.v. Sasse Wlbets dr 63 - z.v. Tiedt Johan dr Auckema 269 317 - Barents suagher 148 - Bedner 107 - Bertolff van Aken 221 223 224 - Boeckholt 146 - Borst 149 - Bylion 148 - Claes z. 95 - Claes z. 287 - de Haze, meester doctor 224 - de Merica, meester doctor 224 - de Valle, meester 224 - Dircks z. 245 - drayer 220 - Dryborn 223 - Dyrcks 81 - Egga z. 64 - Evert z. 432 - Franckes 236 - Gerbren z. 420 - Gerlinga 24 - Gerrits 311 - Gerryt z. Midler 113 - Goert z. scroer 361 - Gossis 148 - Gregoris Bertolff van Aken z. 222-224 - Hart 146 - Henricx z. goltsmit, schepen, burgemr Leeuwarden 224 239 - Heynes 227 - Jacob z. 269 - Jan z. 47 - Jan z. Femmes 424 - Jan z. timmerman 361 - Jans z. 452 - Jans z. te Goutum 437 - kannegieter 271 272 274 283 Kempe z. 270 koster, priester Bolsward 164 Lambers 146 Lammers barbier, meester 285 306 Lenart z. 329 332 Martens 146 Mathys z. 287 429 merser 112 Mewusma 140 Meynert z. 170 Olfert z. 332 333 Peter z. 178 179 Peters z. 82 Peters z. 292 Petter 160 Pieters z. 404 Pouwels z. 137 Pyt z. 29 Retinghe 102 Reuwert dr 234 Reyn z. 329 330 332 Ruerts z. 431 Ryoerdts z. 137 Sarius, pastoor Tzum, vicaris Franeker, meester 341 409 scoemaker 329 Simons z. 272 274 ten Holten 440 Tzaluert toe Lollum (jonge) 149 245 297 Uibis 146 van Arum, advocaat Hof van Friesland, meester 407 van den Winckele, meester doctor 223 224 van Egmond, drost Harlingen, jonker 378 van Franeker 203 van Teerns, prior dominicanenklooster Leeuwarden 109 111 visker 219 Welmoets 442 wever 329 Willems 253 Wybe z., prebendaris Franeker 246 299 300 , Aelke cort Jans 147 , Albert Jans z. 420 421 , Alydts Jan Claes zns wed. 263 264 , Andries Jan z. scomaker 383 , Ane Jans 437 , Arent Jans z. 348 , Barent Jans z. 245 , Berndt Jans z. goltsmit 306 , Claes Jan z. 268 , Claes Jan z. 383 , Claes Jans z. schroor 387 388 , Cornelis Jan z. 450 , Cornelis Jans z., prebendaris Bolsward 374 601 - , Dirck Jans z. 400 , Dirck Jans z. 422 , Dirck Jans z. backer 263 , Dodt Janss dr 426 , Epe Jan z. 361 , Frans Jan z., tenoryt 366 393 452 , Gerrydt Jans z. 217 , Gerryt Jan z., prebendaris Kollum 450 , Griet Jans dr 210 , Hairt Jans z. 292 , Harmen Jan z. scroer 361 , Harpert Jans z. 348 349 , Henna Jans z. 418 , Hil Jan Galis 147 , Jacob Jans z. 229 , Jan Jan z. 47 , Jan Jan z. Femmes 424 , Jan Jan z. timmerman 361 , Jan Jans z. 452 , Jan Jans z. te Goutum 437 , Johan Jans z. schroer 306 , Jorrydt Jan z. 447 , Katryn Jans wed. 179 , kort 178 , Lenart Jan z. 329 332 , Lysbeth Jans wyf 102 103 , Mathys Jans z., notaris 249 349 361 365-367 , Melys Jan z. 250 , Meynert Jan z., prebendaris Franeker 119 120 - , Michiel Jans z. 271 272 274 - , Neel Jans 437 - , Outger Jan z. 254 - , Peter Jan z. 250 - , Peterke Jan Dusyngs 119 - , Ren Jan z. 108 - , Reyn Jaens z. 288 - , Sebastiaen Jan z. 424 - , Sicka meester Jans z. 147 - , Sipke Jans z., meester 69 - , Symon Jans z. 245 - , Syurd Jans z. 249 - , Tjerck Jan z., schepen Leeuwarden 424 - , Tjerck Jan z. Backer, prebendaris Bolsward 358 364 425 443 - , Vincent Jans z., pastoor Jelsum 401 - , Willum Jan z. 182 - , Wlck Jans dr, Oegeklooster 210 - , Wopke Jan z. 328 - , Yettie Jan Ripperts wed. 150 151 Jancke (Jaenke, Jancka, Janka, Janke, Janko, Jenka) 109 248, zie ook Jan, Janthien, Johannes - brs z. v. heer Jarich Haryngs z. 189 - Ayl moer z. 329 - Douwama 61 602 - Geyrd z. 112 - Haert z. 430 - Hobbis 247 248 - Jarych z. 190 - Oenema 344 - Peter z. 71 - Rieuwerts z. 387 388 - Sappes (Sapkis) 108 109 - schroer 41 - , Albert Jancke z. 333 334 - , Atte Jancke z. 442 - , Claes Jancke z. 280 - , Haye Jancke z. 376 - , Inte Janke z., schepen Harlingen 318 - , Sneker 132 Janckema 122, zie ook Janthiema Janka, Janke, zie Jancke Janken, zie Janthien Jann, zie Jan Janneken (Jenneken) Gregoris Bertolff van Aken dr 222-224 Jans, notaris 426 Janthiema (Janckema, Jantiema) 122, zie ook Janckema - fenne, Leeuwarden 122 265 268 - , Gerryt 122 - , Jorrit 79 Janthien (Janken, Jantien, Janttyen), zie ook Jancke - e.v. Eesck droechscherier 282 - Douwa Feddes wed. 127 174 175 - Oeghe wyf 270 - Wipcke dr Tyercksma 107 - zr v. Cathryn 234 Jantiema, zie Janthiema Jantien, Janttyen, zie Janthien Janum (Hyannum) 331 - kerk 320 Jargisma, Jaricus 9 Jarich (Jarichus, Jaricus, Jarigh, Jarych, Yarich) - br dominicanenklooster Leeuwarden, senior 92 - pastoor Marssum, meester 84 85 - priester 25 - Baucke z. 396 - Boyens z. 197 - de Horslant, pastoor Sint Mariakerk Leeuwarden 5 6 - Dekema 243-246 - Epa z. Hottinga 59-61 - goldsmyd 114 - Haryngs z., vicaris Workum 188-190 - Here z. Hottinga, jonge 146 - Jargisma 9 - Juw z. Dekema, olderman Franeker, meester 146 149 220 243-246 297 378 403 - Sicka z., 71 - , Agga Jarichs 389 - , Claes Jarych z. 286 289 417 - , Eelcke Jarychs z. 372 - , Enne Jarich z., schepen Bolsward 425 426 - , Jancke Jarych z. 190 - , Siuerd Jarich z. 157 158 - , Swobbe Jarichs 119 Jaringahusen [Oosternijkerk], Wopkama state 48 Jarla (Jaerla, Jarle, Jerla) - huis, Wetsens 104 106 - drs v. Doda, te Sion 99 - zrs v. Gabba en Menno, te Sion 99 104 - , Auke, zr v. Doda 99 - , Botto Menno z. 105 106 - , Doda 99 - , Emko Menno z. 105 106 - , Gabbe, 98 99 100 104 - , Gabken Menno dr 105 - , Lyns Gabbe dr 104 - , Menno 103-106 - , Riska Menno dr, te Sion 103 - , Rixt Menno dr 105 - , Sibet, speelkind v. Menno 104 105 - , Suiwert Gabbe z. 104 Jarych, zie Jarich Jaspar - br Lidlum 282 283 - Aesgema 429 439 - Herman z. 348 349 Jathye, Jaty, zie Jaythie Jay Aucke dr 238 Jayama, Menno 16 Jaythie (Jaithye, Jathye, Jaty), zie ook Jetse - Broka z. 129 - , Idze Jathye z. 129 130 - , Sibbel Jaythies 116 135 Jayts (Jaits), zie ook Jets - Jacobs wed. 282 283 Jebbema, zie ook Jeppema - sate, Driezum 321 Jeets, zie Jets Jel (Jell) 437, zie ook Jelle - e.v. Peter Abbe z. 431 - e.v. Schelte Andla Latsma 412 - Hessel dr Martena 178 179 - Hette dr Dekema 400 - Mencke 446 - Roorda 443 - Syds dr Botnia 416 Jelbet (Jelbit) - prebendaris Sexbierum 415 - , Hera Jelbits z. 127 127 Jelck (Jelcke) - e.v. Hessel Abbema 307 - nicht v. Reintzen Douwe dr 421 - Martena 177 Jelco (Jelkka) - in Laenem 17 - to Binten 13 Jeld Roderssma 130 Jeldera Tyaerde lant 433 Jeldert, Gerbrant Jeldert z. 442 444 Jelis, zie Gelys Jelkama state, Ternaard 390 392 Jelkka, zie Jelco Jell, zie Jel Jella, zie Jelle Jellama, Teeta, provenier Haskerconvent 44 45 Jelle (Gelle, Jella, Jellard, Jellardus, Jello, Jelo, Jolle) 31 32 61 104, zie ook Jel - dr v. Idze Jathye z., zr klooster Mariënacker Workum 129 - pastoor Leeuwarden Sint Vituskerk 40 65 - pastoor Marssum 15 - pastoor Rauwerd 71 82 - priester Leeuwarden 270 - z.v. Jayts Jacobs wed. 283 - z.v. Moy Sipkis 288 289 418 - Adems z. 425 - Bocke dr Harinxma 86 87 - Eyse z. 178 - Feytama 188 - Haerts 442 - Hille z. 218 - Jacops z. 445 - Juwsma, deken, sacrista Sint Vituskerk Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 116 266 - Lolcke z. 279 - Reyncs 37 38 - Siba z. 156 - smid 103 - Sypsma 32 - Syricks z. Harinxma 338 339 376 - Tyesse z. 265 - , Agge Jelle z. 425 - , Anna Jelle goltsmitz 234 - , Kathrina Jella dr 31 - , Kempo Jelle z. 203 353 354 - , Wopke Jellis 123 - , Wybe Jellen swager 108 Jellum (Heyllum, Hiellum, Hyellum) 296 400 - kerk 220 243 297 - priester Sybe 297 - Manninge goedt 244 Jelmer (Gelmer, Ghelmer, Jalmer, Jelmar) 179 - pastoor Nijland 59 60 - priester, oom v. Goedsfrunt Goeslicks 152 201 - Broersma, pastoor Oudega Wymbritseradeel 337 - Hopper 55 57 - , Douwe Jelmers 190 - , grethe 603 - , Ighlef Jelmer z. 188 Jelmera - state, Ballum, Ameland 18 97 192 - , Aenschen Ritsche dr 18 - , Ayle Sasker dr 18 - , Elke Sasker dr 18 - , Haye Sasker z. 18 19 - , Hilleka Ritsche dr 18 - , Jeltgien Ritsche dr 18 - , Jouke Ritsche dr 18 - , Remmeka Ritsche z. 18 19 - , Ritsche 18 19 - , Wytgien Ritsche dr 18 Jelo, zie Jelle Jelsum (Hielssum, Hielsum, Hilsum, Hyelsum, Jelssum, Jelzum) 267 268 - pastoor 380 - pastoor Vincent Jans z. 401 - pastoor Yvo Joannis 370 Jelsum - Dekema state 400 - Eeckeme goedt 400 - Hemmema goed 267 Jelte (Jelt, Jelteth, Jeltetus, Jelth, Jelto, Jolthie, Jolthye, Yelte) 45 - priester Weerd 85 - Fockonis 93 - houtsaeger 67 - Jorryt z. 413 - Minne z. 442 - Thomas faber z., prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 308 348 349 366 393 - Wybes z. 144 163 167 191 197 215 - , Anne Jelte wyf 434 - , Heer Jelte z. 442 Jeltgien Ritsche dr Jelmera 18 Jelth, Jelto, zie Jelte Jelzum, zie Jelsum Jemme (Gemma, Jemma, Jemmo, Yemma) - Douwe z. Burmania 440 - Gerbrandt z. Stenstra 384 - Herjuwsma 160 394 - Wigle z. 411 Jenka, zie Jancke Jenneken, zie Janneken Jensma 26 27 - , Focko 447 Jeppa, zie Jeppe Jeppama, zie Jeppema Jeppe (Jeppa) 49 - dr te Foudens, te Sion 99 - Gerroltsma 332 333 - Jeppema 83-85 Jeppema (Jebbema, Jeppama) - huis, Westernijkerk 83 84 - huys Holwerd 304 604 - torp 83 - , Bottie, zr v. Jeppe 83 - , Feye, br.v. Jeppe 83 85 - , Gerit, br.v. Jeppe 83 85 - , Jeppe 83-85 - , Oentge, br.v. Jeppe 83 85 Jerla, zie Jarla Jeruzalem, zie Gerkesklooster Jese, Piete Jesis 148 Jeselick (Jeselicka, Jeselicke) - e.v. van Titardus carpentator 17 Jeske (Jeska, Yesck, Yeska, Yeske, Yesken) 144 - dr v. heer Mathias Dirck z., zr Nazareth bij Idsega 138 - e.v. Zettie Lickle z. 388 389 - nicht v. Ghielt Harkynghe 70 - , Pier Yesken z. 388 389 Jesselem, zie Jislum jesthues, zie gasthuis Jetcke (Jetke) - kleindr v. Wlck Wygersma 43 - Hidde dr 25 Jetge, zie Jets Jetie, zie Jetse Jets (Jeets, Jettie, Jettye, Jetz, Jyts, Yettie, Yetthye, Yets) 235, zie ook Jayts, Jetse - dr v. Fed Wierd Metzies wed. 365 366 374 375 - zr v. Anna Wattema en halfzr v. Ritske Boelema 255 262 263 408 - Abbe Gerloff z. dr 412-414 433 - Dye dr. 413 433 - Hania 376 - Jan Rypperts wed. 150 151 - toe Sneek 234 - Tzummis wed. 341 342 343 - , Anske Jets dr 408 Jetse (Jetie, Jetthie, Jetthye, Jettya, Jettye, Yette) zie ook Jets, Jaythie - Bynnama 45 - Johan Wytiama z. 6 - waghenaer 147 - , dr v. Jetz, te Bethlehem 199 - , Haryng Jetthyes, pastoor Sondel 288 289 417 - , Thierck Jetie snyder z. 178 - , Tyaerdt Jetse z. 240 242 Jettie, zie Jets Jettya, zie Jetse Jettye, zie Jets, Jetse Jetz, Jetzs, zie Jets Jeuwingha, zie Ewingha Jeye (Jey) Sickinghe 438-440 Jeyp Roukes 236 Jezus, naakte, zie Heeg Jezus, Zoete Naam, zie Leeuwarden Zoete Naam Jezusgilde Jhero, zie Here Jherusalem, zie Gerkesklooster Jicke Mennema 213 Jislum (Jesselem) 39 - Aynge gued 39 - Baerd 332 Jiucka, zie Jucke Joachum, zie Jochum Joannes, zie Johannes Jobbegaee, zie Jubbega Jochum (Joachum, Yochum) - Teye z. 402 - Willems z. 453 Joeryen, zie Jurgen Joeryt, zie Jorrit Joest, zie Joost Johan (Jan, Johann, Johannes, Johannis), zie ook Jan, Jancke, Johannes - bastaardz.v. Aeda Keympa z. Jongema 80-82 - priester 66 - prior Thabor 173 - Berends z. 55 - Borst 446 - Donia 440 - Duker van Leiden, supprior dominicanenklooster Leeuwarden 91 - Gerbranda 157 - Herema 356 357 362 - Hoves 121 - Jan Ripperts z. 151 - Jans z. schroer 306 - Johans z. 40 - Keerbergen, meester 290 310 - Knossens 374 - Pawls z. 117 - Peters 55 56 - Rengers 55 - Reteling 132 - Rewrdts z. 117 - Rommerts, raadshr Hof van Friesland, notaris en secretaris Leeuwarden, meester 289 290 387 388 407 444 - Roorda 443 - Roorda, priester 336 337 - Rosema 446 - Sapis 402 - snyder 309 - Sybren z. 116 131 135 265 - Take z. 396 - van Heynsborgen 344 - van Munster, pater fraterhuis Groningen 57 - Walta 403 - Wersteneren, advocaat Hof van Friesland, meester 306 - , Cornelys Johan z., schoolmr Leeuwarden, meester 366 367 - , Jettya Johan Wytiama z. 66 - , Johan Johans z. 40 - , Peter Johan z. 116 117 135-137 200 264-275 Johanna, e.v. Dirck van Ballen 439 440 Johannes (Jan, Joannes, Joannis, Johannis) 442, zie ook Jan, Janke, Johan - abt Dokkum 132 133 - bastaardz.v. Bocke Harinxma 88 - pastoor Firdgum 149 150 - pastoor Harlingen 317 318 - pastoor Oosterwierum 112 113 153 - pastoor Rinsumageest 8 9 - pastoor Tzummarum 395-397 - pater Aalsum klooster 61 62 - prebendaris Rauwerd 254 - priester, maag v. Allert Claes z. - priester Huizum 128 - priester Leeuwarden 116 135 - priester Metslawier 303 - priester Sneek, br v. de pastoor 46 47 - priester Workum gasthuis 82 188 - prior Hospitaal 47 - vicaris Nijland 60 - z.v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343 344 - Arler, pastoor Rottum 312 - Baernts z., priester 342 343 - Beets, prebendaris Sneek, Sint Nicolaasaltaar 89 - Brandt, prebendaris Sneek, Sint Barbara-altaar 89 - comen Pieters, prebendaris Franeker 145 - Croshaa 186 - de Bremen 1 2 - de Oen 11 - de Oldekerk, priester 58 - Doesburg, pastoor Winsum 310 - Duconis, notaris Dronrijp 158 - Edonis de kartuizer 127 - Feddis 312 - Folkert z., pastoor Arum 299 300 - Gelrie, pastoor Workum, br klooster Staveren/Hemelum 190 - Goeswin van Zwolle, prebendaris Franeker 89 - Heine z., prebendaris Workum 92 - Hennenberch van Emmerik, pastoor Sneek 89 - Hermanni 11 - Itzes z., schepen Leeuwarden 27 - Joannes z., pastoor Kornjum 370 371 - Jorardi, priester Leeuwarden 200 - Kynt 11 - Lensius, advocaat, doctor 387 - Meynardi, pastoor Goënga 195 196 - Monckama 10 - Oldendorp 2 - Ouerhof, frater, pastoor Workum 92 - Palium, canonicus minor Sint 605 Pauluskathedraal Londen 187 Petri, notaris 58 Rodolphi, prebendaris Franeker 246 Rutger z., priester Harlingen 43 Scotus, priester Aalsum klooster 175 Sextinus, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, later in Londen, meester 137, 185-187 - vamme Lo 1 - Vedeler 1 - Volkers z. 3 - Vresen 1 - Wopke z. 323 336 337 - Wycheranii, proost Humsterland 45 - , Cornelius Johannis, priester Sneek 47 - , Guillielmus, scriver v.d. Zeedycken 346 - , Harmen Johannis z., pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 266 271-274 - , Henrick Johannes z., notaris 107 - , Joannes Joannes z., pastoor Kornjum 370 371 - , Siurdt Johannis z., priester 342 343 - , Yvo Johannis, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 272, later pastoor Jelsum 370 johannieters, zie Hospitaal Sneek Joirwirder gae, zie Jorwerd Jolle, zie Jelle Jolthie, Jolthye, zie Jelte Jonck, Hemma 173 jonga, zie jonge Jongama, zie Jongema jonge (jonga, jonghe, junge, yonghe) - Bocke Harinxma 82 87 120 - Claes 59 - Claus 84 - Dirck 323 324 325 - Hans Cruys 366 367 - Jan Tzaluert 149 - Jarich Here z. Hottinga 146 - Peter 311 - Syerck Donia 350 352 353 - Symon 442 - Sywert 33 Jongema (Jongama, Jonghama, Jongghama, Jonghema, Junghama, Juuynghema) 20, zie ook Juwinga - gaesten 252 253 - gued 140 - huis en state, Rauwerd 253 254 - reydmer, Rauwerd 253 - state, Bozum 81 - zate, Pietersbierum 280 - , Aede Eda z. 250 252-254 350 - , Aede Keympe z. Jongema 80-82 168 169 249-253 - , Aeel Aede wed. 350 - , Aggha, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87 - , Anske Keympa dr te Nijeklooster 82 87 88 - 606 - , Doed, zr v. Laes 350 , Doed Agge dr 168 , Ede 173 , Ede Heringa/Jongema 253 , Ede Hessels 100 , Eede Keympa z. 80 81 , Foekel Agge dr 168 169 , Foekel Laes dr 350 , Hessel 422 , Hessel, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87 , Hette, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87 , Johan, bastaardz.v. Aeda Keympa z. 80-82 , Kempo 421 , Laes (Laws) Agga z. 168 249-251 339 349354 376 - , Mynno Eede z. 82 - , Womck Eda dr 250 253 351 352 Jongestall 282 Jongghama, Jonghama, zie Jongema jonghe, zie jonge Jonghema, zie Jongema Jonguma goedt 28 jonker - Rudolf van Bunau 341 378 379 - Jan van Egmond, drost Harlingen 378 Joost (Joest, Jose) 133 - priester 344 - Gerryts z. 339 - Tiaerdt z. Burmania 346-348 - Willems dr, provenierster Aalsum klooster 170 171 214 - Willems z. 309 - , doctor 238 239 Jorard, Jorert, Joret, zie Jorrit Jorgann, zie Jurgen Joris Roelants 26 Jorn 188 Jornssman, Britsum 178 Jorrit (Jorardus, Jorert, Joret, Jorret, Jorrydt, Jorryt, Jorwert) - Andringa 52 61-63 - Fecka z. 284 - Jan z. 447 - Jantiema 79 - , Anna Jorets dr 415 - , Gercke Jorret z., schepen Leeuwarden 239 277 278 381 - , Johannis Jorardi Leeuwarden, priester 200 - , Jelte Jorryt z. 413 Jorwerd (Joirwirder gae, Jorwerdt, Jorwert, Jorwidera ghae, Jorwirgera gae, Jorwirt, Jurwirde ga, Yoruert) 94 168 245 413 416 433 434 - pastoor 413 - pastoor Hottie Fons 377 - rechte armen 413 - Aersem 94 - Hesens 168 245 350 351 - Tzeyntgem 292 - Westerwird 122 Jose, zie Joost Jou, e.v. Mary Syds dr Tjaarda 323 Jouck - Gerbrandt dr Stenstra 384 - Peer dr van Bozum 294 Joucke (Jouka, Jouke, Jowcka, Youka) 441, zie ook Juweco - gued, Rauwerd 97 - Eekengha 21 - Jouka z. 289 - Ritsche dr Jelmera 18 - Taeke z. 389 - Tjaarda 98-100 - , Jouka Jouka z. 289 - , Ju Joucke 236 - , Heercke Jouke z., secretaris 42 Joupe, C. 42 124 Jourik, Eebe Jourikes wyff 44 Jouswier (Jousweer) - pastoor Kempo 106 - Renthiama kolcke 104 Jow, zie Juw Jowcka, zie Joucke Joy, nicht v. Fed Hendricks wed. 134 Ju, zie Juw Jubbega (Jobbegaee) 236 - Sint Catharina 236 Juckama, zie Juckema Jucke (Jiucka, Jucko, Juicke) - br v. weeshuismoeder Ath 360 - neef v. Lieuwe Peters z. 372 - prebendaris, Dronrijp, meester 156-158 - Symnen z. 254 - Taken z. 213 - , Anna Jukonis 39 - , Atthe Jucke z. 245 Juckema (Juckama, Jukema, Jukemma, Jwkama, Jwkame) - , Obba 59 - , Ritscka 160-162 Jucko, zie Jucke Juesma, heer, zie Herjuwsma Juicke, Juka, Juke, zie Jucke Jukema, Jukemma, zie Juckema Juko, zie Jucke Julius, zie Juw junge, zie jonge Junghama, Jungummae, zie Jongema, Juwinga Jurgen (Joeryen, Jorgann, Jurran) 374 - Frouck z. 435 - heer Foppe z. 396 - , Gerryt Jurrans z. 374 Jurwirde ga, zie Jorwerd Juu, zie Juw Juuinga, zie Juwinga Juusma, Juussma, zie Juwsma Juusweer, zie Jouswier Juuynghema, zie Jongema, Juwinga Juw (Ju, Julius, Juu, Juwe, Jw) - Bocke z. Harinxma 87 89 - Botnia 320 330 - Botnia (Julius) 418 419 - Dekema 119 120 146 180 220 243 245 - Hottinga, meester 146 - Jarich z. Hottinga 60 - Joucke 236 - Juwinga 138 - Romke z. coster 414 - Sioeka z. 66 Juweco, zie ook Joucke - Tako z. Ewingha 9 Juwinga (Iwynghewe, Jongema, Jungummae, Juuinga, Jwinga, Jwingha, Yongama) 20, zie ook Jongema - huis, Bolsward 68 - , Anscke 231 - , Douwa Goslick z. 230 362 - , Goslick 29 - , Goslick, heer (ridder), stadhouder Bolsward 126 173 211 227-231 328 356-358 362-364 - , Jw 138 - , Syts 356 357 362 363 - , Tet heer Goslick dr 357 363 364 426-428 - , Tjaerd 60 68 - , Tyaerdt heer Goslick z. 357 363 - , Wyts 328 - , Wytzs heer Goslick dr 355-358 363 Juwsma (Jousma, Jouwsma, Jowsma, Jusma, Juusma, Jwisma, Jwssma) 248 - state, Rinsumageest 324 329 - , Douwe 247 248 - , Hys Douwe dr 247 - , Jelle, deken, sacrista Sint Vituskerk Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 266 - , Kunier Douwe dr 247 - , Oenna Douwe z. 247 248 Jw, zie Juw Jwinga, Jwingha, zie Juwinga Jwkama, Jwkame, zie Juckema Jymke, Haye Jymkes 189 Jyts, zie Jets Jywssma, zie Juwsma Kagh, zie Keegh Kaldahole 5 kalenda Ferwerderadeel 84 Kambuer, zie Cammingabuur Kamingha, Kammega, zie Camminga 607 Kammeghabuer, Kammengabuer, zie Cammingabuur Kammengha, zie Camminga Kammenghabuer, zie Cammingabuur Kamminga, Kammingha, zie Camminga Kamminghabuer, zie Cammingabuur Kamminghaburch, zie Cammingaburg Kammynga, zie Camminga Kammyngabuur, zie Cammingabuur Kampen 413 - dat gued oppa 155 - Peter uppa 29 Kampen (Campen) - franciscanen-observantenklooster 116 - , Claes Frans z. van, rechter Rauwerd, meester 254 - , Cristoffel Claes z. van, hoichsangher 366 367 - , Geert van, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 308 - , Theodricus Campis, prior Thabor 89 Kampstera, Kampstra, Kamstera, Kamstra, zie Camstra Kamygebur, Kamyngabuer, zie Cammingabuur kannegieter (canghieter, kannemaeker, kanneghieter, kannegyter) - , Funger Uylbe z. 385 - , Jan 283 271 272 274 Kapa dy scroder 15 kapel - Cammingabuur 109 - Franeker 177 - Thabor 173 kapelaan, Tjaarda 328 kapelanie Rinsumageest 328 329 Karel V, keizer 197 237 252 291 300 304 312 359 384 390 395 kartuizer, Johannes Edonis de 127 kartuizerklooster - Amsterdam 189 280 281 - Antwerpen 185 Kathryn (Catharyn, Cathrina, Cathryn, Catrina, Catryn, Katerina, Katherin, Katherina, Katherine, Katheryn, Kathriin, Kathrin, Kathrina, Kathryna, Katrina, Katryn, Katryne) 5 148, zie ook Tryn - dienstmaagd v. Lutke Harinxma 234 - dr v. Janken Douwa Feddes wed. 174 175 - dr v. Sibbel Sybets wed. 116 136 - e.v. Goffe Douwe z. Aebinga 160 161 - e.v. Juw Dekema 119 - e.v. Peter Johan z. 265 267 - e.v. Sicko Pieter z. Camminga 368 369 - kleindr v. Titardus carpentator 17 - moeder v. Lysck Doekema 95 - nat. dr v. Hessel Bootsma 448 - stiefdr v. Eda Jongema, zr Nazareth 250 608 - stiefmoeder v. Hessel Bootsma 448 - zrs dr v. heer Fedde Popkema 198 199 - Albert dr 241 242 - Claesma 32 - Douwema, zr Smalle Ee 447 - Epes 163-166 208 - Feyke dr Harinxma 87 - Frericks 119 - Harinxma 87 118-120 - Henrics 119 - Jacop molleners 119 - Jans wed. 179 - Jella dr 31 - Juw Dekema wed. 220 221 243-247 296-298 - Laus goltsmits wyf 119 - meester Berents 119 - meester Thonys 119 - Mockema 183 184 - Peter Korwer wed. 53 - Peters 127 - Pieters dr van Edingen van Aelst 222 223 - Rinia 403 - Reyners wyf 102 103 - Rumerts wed. 155 - Siarsma, familiaris Bethlehem 7 - Sicke Camminga wed. 404 - Sicke dr Liauckema 227 228 230 280 281 - Siurd z. wyf 147 - Titardus carpentator dr 17 - Tytardus dr 31 - Wattia dr Harinxma 46 87 119 Kee (Koe), Franeker 59 60 441 - , Dowa toe 59 60 Keegh (Kagh), Leeuwarden 22 116 Keerbergen (Keerberghen), Johan, notaris, meester 290 310 Keimpe, zie Kempe keizer Karel V 197 237 252 291 300 304 312 359 384 395 keizer Maximiliaan 175 Keizerlijke Majesteit 238 267 301 326 327 331 348 375 401 408 415 418 431 437 442 444 Kelner, Leeuwarden Kempe (Campe, Campo, Cempe, Kampe, Keimpe, Kempa, Kempo, Keympa) 198 250 - dr te Bethlehem 99 - maag van Eda Jongema 250 251 - pastoor Jouswier 106 - vicaris Nijland 417 - Abbema 27 - Bleckne 332 - Donia 387 426 - Hessel z. Abbema 307 308 - Jelle z. Harinxma 338 - Jelle z., secretaris Sneek 203 353 354 - Jelmera 18 19 - Jongema 421 - Martena, doctor 180 181 194 238 277 278 289 290 291 360 380 381 - roeper 105 - Swetye z. 331 - Tadema 448 449 - Unia 37 76 79 - Wiardi 7 - Wyrd z. 335 - , Aede Keympa z. Jongema 80-82 - , Aede Keympe z. Jongema 80 81 168 169 249-253 - , Jan Kempe z. 270 - , Peter Kempe z. 270 - , Pieter Kempe z. Donia 277 278 Kenge gued, Engelum 178 Kensche, zie Kinsck Keppens, Bolsward 134 Kercbure weere 34 Kerckewech, Harlingen 317 Kerckstraet, Bolsward 164 209 Kerstien, Geert Kerstiens 146 Keulen (Colen) 170 - provincie franciscanen-observanten, vicaris en overste Luytgen van Groningen 171 Kimswerd (Kimswerdt, Kimswert) 216 - kerk 216 - pastoor 216 - priesters 216 Kinghum 148 Kinsck (Kensche, Kynsch, Kynsche, Kynsk, Kynska) - dr v. Jouka Tjaarda 99 105 - e.v. Sybren Ropperde 91 - Syds dr Tjaarda 320-322 324 325 333 335 - , Minne Kynska z. 248 kistemaker (kystemaker) - , Eelcke 367 368 - , Siwrd 329 - , Ysbren 265 Klaarkamp (Claercamp, Claerkamp, Clarcampe, Claruscampus, Clercamp, Clircamp, Klericamp, Klircamp, Klirkamp), cisterciënzer mannenklooster (abdij) Sint Maria onder Rinsumageest 7 8 65 84 90 99 102 110 113 114 116 135 177 267 320 330 - abt 7 113 - abt Thadeus 8 - kellenaar 113 - magister conversorum Wygher 8 - priesters 8 13 - prior Meckardus 9 - provenier Ducko Oenema 8 9 - sacristie 8 Klamp, dat gued oppa 248 Kleutinc, zie Cleuting Klircamp, Klirkamp, zie Klaarkamp Knossens (Knosses), Bolsward 37 38 152 - , Johan 374 - , Lutike 174 209 Kochstedes goet Dronrijp 29 Koe, zie Kee koerfmaker, Pycke 115 Koert Gretis 116 Kolderwolde (Colderwolt), kerk 129 Kolken 104 Kollum (Collum) 130 131 448 450 - kerkvoogden 131 - Ghoengaleen (derde leen) 49 - Heilig Sacramentsleen 450 - Sint Annaleen 130 - pastoor Reyner Meinardi 450 - prebendaris Gerryt Jan z. 459 - priester Claes 130 - vicaris 449 Kollum - Apelen 449 - Bootsma staete 448 449 - Cluften 448 - Collummerzyl 447 449 - Galgefenne 448 - Nyelandt 449 - Tarp 49 - Uutterdyk 446 448 - Wiel, sate te 447 449 Kollumerland (Collummerlandt), substituutgrietman Tyepke Hessel z. 450 koning - Engeland 185 - Spanje 178 180 koopman, zie comen Korbeek-Lo (Corbeke) [België, bij Leuven] 222 223 Kornhorn (Kulinghahurna), bona Buttama 11 Kornjum (Coergum, Coernyem, Coernyum, Cornium, Kornium, Kornyum) 112 179 290 380 416 - kerk 176 379 - pastoor 379 - pastoor Dirck 290 - pastoor Joannes Joannes z. 370 371 - vicaris Ghielt Dowe z. 381 - rechte armen 177 Kornjum - Aesgema state 307 - Martena state 360 380 - Scraegdyck 178 - Tyaersmae gued 178 kort (cort) Jan 178 - Aelke cort Jans 147 Kortezwaag (Corteswaech), kerk 108 Kortwolde 45 609 Korwer, Katerina Peter Korwer wed. 53 Kosters wer 396 Kraecka, zie Krake Kraen, Thomas, br dominicanenklooster Leeuwarden 16 22 Krake (Kraecke), Rauwerd 50 97 Krens, Krenze, Krenzera gode, Rauwerd 50 kruisheren (kruisbroeders) 303, zie verder kruisherenkloosters Ter Apel, Franeker, Sneek Kruuss, zie Cruys Kubaard (Cubaerd, Cubaerdt, Cubaert, Cubairdt) 146 442 Kuckheerna, Kukisheernna 288 289 Kulinghahurna, zie Kornhorn Kuneerke, Kunier, zie Cuneer kupper, zie cuper kuster, zie coster Kuukens, Syds 329 kuyper, zie cuper Kuzemer (Cusemar, Cuusmer) premonstratenzerinnenklooster (proosdij) bij Oldekerk (Groningen) 379 - priorin Anne Gercke dr Tjessens 379 Kyck in 338 Kynsch, Kynsche, Kynsk, Kynska, zie Kinsck Kynt, Johannis 11 kystemaker, zie kistemaker Laecke, Hylck Laeckes 307 Laecmers wal 61 Laen 389 Laenen, Harlingen 43 - , Jelco in Laenem 17 Laes (Laus, Laws) - z.v. Haebel Taecke Glins wyff 345 - Agge z. Jongema 168 249-251 339 349-354 376 - , Albert Laus z., burgemr Sneek 53 - , Kathryn Laus goltsmits wyf 119 Lambert (Lambertus) 396 - prior Anjum klooster 31-33 - Willem z. Canter 267 269 - Ysbrants z. 442 - , Abel Lambers z. 213 - , Claes Lamberts 311 - , Heyn Lambert z. 146 - , His Lambert 146 - , Jan Lambers 146 Lambeth (Lamhith) [Engeland, graafschap Surrey] 187 Lamcke (Lamke) - Lutyen backers dr 285 - , Douwa Lamkes 108 Lamhith, zie Lambeth Lamkama - , Schelta 15 610 - , Serip 92 Lamke, zie Lamcke Lamme Huynge 54-57 Lammers, Jan, barbier, meester 306 Lamminghe zate, Tzummarum 404 Langdeel (Langhdeel), Leeuwarden 116 136 Lange (Langhe) - eckeren, Boornzwaag 34 - fenne, Bolsward 68 - ghers, Harlingen 16 - maden 55 - Stryns, Franeker 147 - warran 62 Langezwaag (Langheswaech), kerk 108 Langhdeel, zie Langdeel Langhe, zie Lange Langheswaech, zie Langezwaag Langwar, Franeker 147 Langweer, pastoor Henric 52 Langwerrem 17 Latgema, zie Latsma Latingha gued, Wieuwerd 41 Latsma (Latgema, Latzama, Latzema, Latzme) - state Sexbierum 412-414 - , Gabbe 241 - , Schelte Andla 279 412-415 432-434 Lauke Epe z. 316 Laurens (Laurentius) - backer 368 - e.v. Jella 31 Laus, zie Laes Lauwe (Lauwa, Law) 417 418 - ten Allonna 288 289 - , Myercku Lauwe dr 417 418 - , Sipke Lauwe dr 417 418 - , Tyerck Lauwe z. 417 Lauwers, Lauwersche, Lauwerse 18 57 Law, zie Lauwe Laws, zie Laes Leckem, Leckum, zie Lekkum lector (lesmaester), zie Leeuwarden dominicanenklooster Leege fenne 253 Leeke 45 Leets 108 Leeuwarden (Leeuwaerden, Leeuweerden, Leewarden, Leewardia, Leowerd, Leowerden, Leuerden, Leuwaerden, Leuwairden, Leuwarden, Leuwardia, Leuwerd, Leuwerden, Lewaerden, Lewarden, Lewerden, Lewerdia, Lewerdt, Lewert, Leworden, Lieuwarden, Lieuwerden, Lieuwert, Liewarden, Liewardt, Lieweerden, Liewerden, Liewert, Lioerd, Liouwerd, Loewrd, Lyoewrdt, Lyouwerd, Lyowerd, Lyowird, Lyowrd, Lywardia) 12 13 28 56 66 70 72 75 83 87 90 93 94 97 101 110 117 122 135 136 150 176 193 194 221 224 230 233 248 261 262 272 274 284 347 361 366 369 370 381 382 390 394 400 406 408 409 433-435 446 451 452 - burgemrs 237 239 - burgemrs, twee oudste 261 - burgemr Allert Claes z. 101- 103 - burgemr Dominicus Pybe z. 264 277 278 295 308 - burgemr Jacop Gelys z. 370 371 - burgemr, schepen Jan Henricx z. goltsmit 224 239 - burgemr Seerp Hania, doctor, medicijnmeester 453 - burgemr Tiepke Allerd z. Syrcksma, meester 224 277 361 - burgemr Wibe Gerryts 150 151 214 224 239 - muntmeester heer Wagende 179 - olderman Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/ Camminga 18 19 50 51 65 66 97 98 109-111 - raad 165 265 - schepen Foppe Mathys z. Unia 123 137 - schepen Gercke Jorret z. 239 277 278 381 - schepen Haring Symen z. 229 - schepen Henrick Pieters 229 - schepen Johannes Itzes 27 - schepen Peter Peter z. Golt 366 367 383 - schepen Tjerck Jan z. 424 - schepen Tymen Frerick z. 137 - schoolmr Cornelys Johan z., meester 366 367 - secretaris Hemma Odda z., tevens notaris 133 193 - secretaris Johan Rommerts, tevens notaris en raadsheer Hof van Friesland, meester 289 290 387 388 407 444 - secretaris Matthys Rommarts 383 408 409 424 - secretaris Wilcko Folkert z., tevens notaris 224 239 240 249 263 264 271 272 274 Leeuwarden, seendstoel 102 Leeuwarden, Sint Vituskerk (Aeldehave, Aldahou, Aldahove, Aldahow, Aldehouw, Aldehove, Aldehow, Aldhow, Antiqua Curia, Auldahouw, Oldahow, Oldehoef, Oldehoeff, Oldehooff, Oldehove, Oldenhoeff, Oldenhove, Oudehove) 1 2 13 21 22 65 75 76 90-92 97 99 101 110 111 113 115 117 122 131-133 135137 150 193 194 197-200 219 249 263 265268 271 273 283 285 309 347 379 382 392 408 423 436 437 - Beentiama prebende, Tiets 132 - Burmanialeen, olde 347 - Govertsleen 101 - heer Holckeleen 347 - Heilig Sacramentshuis 21 - Heilige Drie Koningen 151 - Onze Lieve Vrouwe Presentatie 198 263 - Sacramentshuis 21 - Sint Anna-altaar 285 - Sint Christoforus 151 - Sint Christoforusaltaar 76 - Sint Christoforusleen 76 77 - Sint Joris 151 - Sint Maria 151 198 207 214 219 423 - zeven getijden 265 Leeuwarden, Sint Vituskerk - deken Simon 22 - deken en sacrista Jelle Juwsma 77 79 83 90 97 98 116 266 - deken en vicaris Redert Redertsma 77 79 92 - kapelaan Wlcke Aepke z. v. Workum 283 - kerkvoogd Gerryt Midler 113 114 - kerkvoogden 117 122 198 - pastoor 37 65 76 113 285 - pastoor, overste 452 - pastoors, twee 101 117 122 261 - pastoor, zwarte 135 - pastoor Boucke, meester 151 - pastoor Fedde Gerko z. Popkema 109-111 113-115 117 132 133 135 137 151 170 193 194 197-201 - pastoor/vicaris Frans 379 385 - pastoor Harmen Johannis z., meester 266 271274 - pastoor Henrick Ludolffs z. Luce, meester 263 266 271-274 285 286 348 349 - pastoor Henricus 22 - pastoor Homme, meester 263 - pastoor Intha 22 - pastoor Jellardus 40 - pastoor Johannes Sextinus, meester; later te Londen 137 185-187 - pastoor Mamme, meester 97 98 103 109-111 113-116 - pastoor Marten Henrici, meester 370 380 385 392 393 - pastoor Pieter Heres a Wouda, tevens notaris, meester 79 393 401 - pastoor Stephen 423 - pastoor Sybet Beentiama 66 79 90 - prebendaris Frans Simons 385 393 - prebendaris Frans van Alphen 270 272 274 - prebendaris Geert van Kampen, meester 308 - prebendaris Hinrick 103 - prebendaris Jelte Thomas faber z. 308 348 349 366 393 - prebendaris Sipka, Tiets Beentiama leen 132 - prebendaris Yvo Johannis 272 - priester Gysbert 113 - priesters 90 101 437 - priesters, vier principael 113 - sacrista 101 - sacrista Dodo 40 611 - sacrista Jelle Juwsma, later tevens deken 77 79 83 90 97 98 116 266 - vicaris 101 - vicaris Menna 103 - vicaris Peter 114 - vicaris Petrus Syrici, meester 219 255 256 263 268 271-274 295 - vicaris Redert Redertsma, tevens deken 77 79 92 - Feike toe Papingestins, meester 90 Leeuwarden, Sint Mariakerk (ecclesia Beate Marie Virginis Nove Curie, Neyhoff, Nieuwehove, Nigenhove, Nijehove, Nova Curia, Nyahow, Nyehoef, Nyehoeff, Nyehouw, Nyehove, Nyehow, Nyehowe, Nyenhoeff, Nyenhove) 2 5 21 65 77 90 97 99 102 110 111 112 115 123 135 150 198 199 219 263 266 271 272 359 379 408 - pastoor 77 90 99 - pastoor Hermannus Haeghen 27 - pastoor Jarichus de Horslant 5 6 - pastoor Pieter 109-111 - pastoor Rodolpus 207 - pastoor Wibren 97 98 102 103 - prebendaris meester Frans Cannius 266 271274 - priesters 90 - priesters, andere twee 99 102 - vicaris Hayko 5 Leeuwarden, Sint Catharinakerk (Cammingabuur, Hoeck) 5 97 102 109 111 113 115 128 135 170 193 194 199 214 263 367-370 407 - Graethie Camminga prebende 109 - kerkvoogden 406 - pastoor 109 - pastoor Dittie Feyke z. 193 194 214 257 259 370 371 - pastoor Frans Rembolts z. 445 - pastoor Hynrick 16 - pastoor Menna, tevens notaris 66 97 98 - priester Cornelius 109 - priesters 102 199 406 - vicaris Philippus 193 194 - armen 91 92 Leeuwarden, kapel op Cammingabuur (Kammigabuer) [hier Cammingaburg] 109 Leeuwarden, parochiekerken algemeen - prebendaris Focko, meester 180 200 - prebendaris Sibolt 122 - prebendaris Wopke 266 270 272-274 - priesters 113 116 135 266 - priester Albert 170 - priester Albertus 40 - priester Douwa 65 - priester Douwe 116 135 612 - priester Geert 249 - priester Gerryt 65 - priester Hendrick 116 - priester Hoite 16 21 - priester Holcko 200 - priester Jelle 65 - priester Jello 270 - priester Johannes 116 135 - priester Johannes Jorardi 200 - priester Nycolaus 40 - priester Otta 65 - priester Peter 65 - priester Peter 116 135 - priester Petrus Martini 200 - priester Reynerd 16 - priester Sako 99 - priester Sicko 99 - priester Sipcke (Sipko Wibrandi) 116 135 - priester Wopke 135 197 198 200 214 - sacrista Wpko 200 - vicaris Petrus 200 Leeuwarden, dominicanenklooster Sint Dominicus 1 5 16 20 21 65 72 77 84 90 91 93 94 96 99 101 102 104 109 111 113 115 121 131-133 135 137 138 150 151 153 170 176 192 199 202 205 207 219 225 226 232 237 256 263 266 275 320 359 379 392 407 408 451 - Heilig Kruisaltaar 150 - Onze Lieve Vrouwe ter Nood 16 - Sint Maria-altaar 256 - br Jacobus 1 2 - br Jarich, senior 92 - br Thomas Kraen 16 22 - br Wybrant 208 235 263 - convers Jan Halis 123 - lector Gisbert van Bolsward 228-235 - lector Syurdt 22 - prior 91 122 151 392 - prior Dirck Symon z. van Haarlem 91 - prior Gerardus van Graeff 132 133 - prior Gysbert 22 - prior Jan van Tirns 109 111 123 - prior Peter 66 - prior Wilhelmus Smit 207 208 - procurator Wolterus 133 - supprior Johan Duker van Leiden 91 Leeuwarden, dominicanessenklooster (Nye nonnecloester) 231 263 317 359 379 408 - pater Gysbert 317 - priester Pieter 231 Leeuwarden, franciscanen-observantenklooster Galilea (Galeyen, Galileen), Sint Franciscus 61 65 66 70 72 77 84 90 91 93 94 96 99 101 104 106 112 113 115 117 123 131 133 135137 150 151 153 159 170 171 176 199 205 207 219 225 226 231 233 260 261 263 265 267 282 317 356 357 359 366 379 394 399 408 - Sint Maria-altaar 101 - br Peter 71 111 - br Sywrdt 117 - gardiaan 111 117 137 - gardiaan Barenth 66 71 - gardiaan Pieter van Alkmaar 170 171 - procuratores of gaestelike faren 102 Leeuwarden, tertiarissenklooster Galilea/Fiswerd (bagutae, moniales in Lewerdia, Vyswert, Wiswardt, Wiswert, Wisswert)/Sint Annaklooster 1 2 21 28 34 50 61 64 65 90 94 110 131 132 135 141 142 150 151 153 199 205 207 263 266 317 320 379 408 - pater 266 - pater Hermannus 40 - provenier Romko Aynge 39 40 - zr Bauke, zr v. Romko Aynge 39 - zr Beitzs, nat. zr v. Frauw Gerbrandt dr Stenstra 384 - zr Meynu 116 135 - zr Wyck, nicht v. Syds Tjaarda 320 332 - zrs, drs v. Bauck Harings drs 142 - , Eleken, bagijn 1 - , Elleken, monialis 2 Leeuwarden, charitatieve instellingen - armen 91 92 123 198 199 265 266 273 444 - armenvoogden 253 - gasthuis 21 33 65 - Heilig Sacramentsgilde 65 99 101 102 113 133 - rechte of huiszittende armen 65 117 132 136 265 269 272 357 391 Leeuwarden, Sint Anthoniegasthuis (Sunte Thons jesthuus) 77 87 90 99 101 110 112 115 118 133 135 137 150 151 219 248 249 265 269 - priester Pieter 77 92 99 - priesters 101 Leeuwarden, Sint Jacobsgasthuis 102 110 112 113 115 135 150 151 Leeuwarden, Zoete Naam Jezus gilde 260-262 269 283 285 305 309 391 392 Leeuwarden, weeshuis 380 423 424 437 Leeuwarden - , Claes, portier (blok)huis te 285 - , Conradus de 3 - , Cristyn toe 235 - , Peter, meester 83 Leeuwarden - Alde Galileen, zie Galileen - Bilgaert 325 330 - Blitzardera terp 21 - Burmania huis, olde 347 - Buyweerstera fenna 270 - Camminga huys 406 Camminga state 110 192 Camminga tarp 406 Cammingabuur, state te 110 Cammingahorne 368 Cruyse pype 409 Deel 116 136 Eenhoern, dat huus int 283 Fischmerckt 411 Fyeuwerhusum 136 Galgefenne (Pascua patibuli) 122 199 226 268 Galileen 360, zie ook tertiarissen en franciscanen-observantenklooster - Galileen, Alde, Olde 136 268 277 368 - Greppele, het huis ter 122 - Haghe streta 135 - Harmswird 109 116 - Heenthiama fenne 132 133 269 - Hoechstraet 309 - Hoeck 265 - Hoeghe dyck 267 - Honda bosck 268 - Janthiema fenne 122 265 268 - Kagh, Keegh 22 116 - Kelner, oppa 265 - Langdeel 116 - Lege lant 151 - Mager Weyda 266 - Meden, Meeden 267 369 370 - Merssema wech 266 - Minnema fen 226 - Minnema huys 226 229-231 234 - Nyestadt 265 - Nyland 21 116 122 132 268 - Onygemer 151 - Popkema goed 109 - Popkema huis 199 - Popkema steed 132 - Puth, by den 359 - Sint Jacobsstraat 309 - Spoelmansstraet, Spylmanna streta 65 392 - Suetkeer 122 - Swanebosch 368 - Tanyaburen 269 - Tunen 270 283 360 - Ullaverd (Wlaedt) 5 6 270 - Unia stins 123 - Vliet 226 227 270 272 409 - Waerd 102 132 - Wirdumer poorte 409 Leeuwarderadeel (Leeuwerderadeel, Lewerderadeel, Lyouderedeel, Lyowerderadeel) 13 65 110 159 176 - secretaris D. Block 124 - Zuidertrimdeel 128 170 Leeuwe, zie Lyuwe 613 Leeuweerden, zie Leeuwarden Leeuwen, J. van 80 Leeuwerderadeel, zie Leeuwarderadeel Leewarden, Leewardia, zie Leeuwarden Lefert, Metta Leferts dr 36 Lege lant, Leeuwarden 151 Leiden (Leyden, Leyen) 296 - , Andries van 146 - , Johan Duker van, supprior dominicanenklooster Leeuwarden 91 - , Hendrik Wilmers, notaris te 246 lekebroeder, zie convers Lekkum (Leckem, Leckum) 7 20 21 66 270 284 307 369 437 - Sint Ceciliakerk 20 65 110 284 - pastoor 65 - pastoor Albert - priesters, twee 21 - vicaris 110 268 - vicaris Wabbo 284 Lekkum - , Wieke in 7 - Tziarda guet 369 Lelcke, zie Lolcke Lenart - Jan z. 329 332 - , Jan Lenart z. 329 332 Lens (Lentz, Lensius), Hans (Joannes), advocaat, doctor 219 387 Leo, zie ook Lyuwe - A. Melle z., secretaris Dokkum 254 - , paus Leo X 175 185 - , Wybren Leonis Albada, pastoor Dronrijp, meester 387 388 Leowerd, Leowerden, Leowrd, zie Leeuwarden Lepen Gheert z. 52 lesmaester, zie lector Letze 348 Leuerden, zie Leeuwarden Leuven (Lovania) - Sint Pieterskerk 221 - Sint Pietersaltaar, Sint Pieterskerk 222 - universiteit 326 - Colegium Trilinguis 326 Leuwa, zie Lyuwe Leuwaerden, Leuwairden, Leuwarden, Leuwardia, zie Leeuwarden Leuwe, zie Lyuwe Leuwerd, Leuwerden, zie Leeuwarden Lew, zie Lyuwe Lewaerden, Lewarden, zie Leeuwarden Lewe (Luwe) - , Gese 290 415 - , Gheert 55 57 - , Ottye 290 614 Lewerden, zie Leeuwarden Lewerderadeel, zie Leeuwarderadeel Lewerdia, Lewerdt, Lewert, Leworden, zie Leeuwarden Leyen, zie Leiden Liauckema (Liauckama, Liaukema, Lyaeuckema, Lyauckama, Lyauckema, Lyaukama, Lyaukema, Lyawckama, Lyawckema, Lyawkama, Lyawkeme) - huis, state, Sexbierum 72-74 278-282 433 - , Ebel, bastaarddr v. Schelta 72 - , Epe Schelta z. 73 126 228 230-232 278-282 - , Epe Sicke z. 140 - , Georgh 74 - , Geroldt Schelte z. 299 - , Katherina Sicke dr 227 228 230 280 281 - , Luts Sicke dr 226 230 280 281 - , Schelte Schelta z. 72 73 125 126 234 - , Schelte Sicke z. 226 228 230 231 280 403 409 410 413 415 416 - , Schelta 17 71-74 - , Sicke Schelta z. 72-74 - , Sicke Schelte z., heerschap Sneek 126 140 203 225 226 230 234 280 281 - , Sicko Luttze z., bastaardz. v. Epo 279 280 - , Sicke Sicke z. 226 228 230 280 281 - , Trynke Schelte dr 126 140 - , Wibe Schelta z. 73 licentiaat, zie Rienck Tiaerd z. Burmania Lichtaard (Lichtaert, Lichtawerd, Lichtawert) 83 84 199 Lichtaarder state 83 Lichtaert, Lichtawerd, Lichtawert, zie Lichtaard Lichtwoets, Petrus 8 Lickle (Lickla, Likle) - Lolkemma 288 - , Tyerck Lickle z. 389 - , Zettie Lickle z. 388-390 Lidlum (Lidlem, Liedlum, Lydlum, Vallis Sanctae Mariae), premonstratenzer mannenklooster (abdij) onder Tzummarum 30 50 72 139 145 156 163 176 279 280 282 395 396 436 - abt 281 436 - abt Folkerus 30-33 - abt Govert Doeys 395 397 - br Jasper 282 283 - kanunnik Docko 32 - kanunnik Egidius 32 liemer - , Heyn 147 - , Lyowe 148 Lieppa to Dykom (Haskerdijken?) 44 Lieuck, Lieucke, Lieuke, zie Lyuwck Lieuwarden, zie Leeuwarden Lieuwe, zie Lyuwe Lieuwerden, Lieuwert, zie Leeuwarden Lieuwo, Liewa, zie Lyuwe Liewarden, zie Leeuwarden Liewe, zie Lyuwe Lieweerden, Liewerden, Liewert, zie Leeuwarden Likle, zie Lickle linslaegher, Goutie linslaeghers z. 134 Liobbe Romkama 44 Lioele, zie Lyoelle Lioentzerck, Lioentzerke, zie Ludingakerke Lioerd, zie Leeuwarden Lioessens (Liussenze, Luissens, Lyossens) 104 - kerk 100 - , Ludde in 7 Lioule sate 299, zie ook Lyoelle Lioulema (Lyouleme) gued 50 Liouwerd, Liouwert, zie Leeuwarden Lioyngia huus, Marssum 15 Lisbet, zie Lysbeth Lisck (Lisch, Liska, Liske, Liscke, Lysck, Lyska) - Doekema (Sickema) 94 95 - Eelck dr Heringa 253 - Haring dr Heringa 206 - in Oersum 30 - Thiericsma 32 litia, zie lutke, lytia litike, zie lutke Litthiewier (Littyeweer, Lythiewier, Lytycwier), Wetsens 105 106 428 429 - , Ale te 105 106 - , Gerrilf tho 429 littia, zie lytia Littyeweer, zie Litthiewier Liubbeke, zr Bethlehem 7 Liuppa 48 Liussenze, zie Lioessens Liuwa, zie Lyuwe Liuwert, zie Leeuwarden Livius, Titus 403 Liwa, zie Lyuwe Liwbkema fenne 84 Liwe, zie Lyuwe Liweringa gued 61 Lo [bij Neue Burg], Hamburg 1 - , Johannes vamme 1 Lobbema, Hylcke 321 Lodewyck, meester Lodewyck Scribaens 223 224 Loen, Balle ter 48 Loen, Westernijkerk 83 84 Loënga (Hloyngum, Loyngum) 338 339 - Sint Nicolaaskerk 45 338 - pastoor 47 Loewrd, zie Leeuwarden Lolcke (Lelcke, Lolck, Lolcko, Lolka, Lolke, Lollo) 146 179, 396, zie ook Lollo - Anna wed. 369 - Feycke z. 329 - Sibolts z. 414 415 - Sybren z. 389 - Taecke z. 372 - Wigel z. 152 - , Gerleff Lolcke z. 161 - , Jelo Lolcke z. 279 - , Syba Lelcke z. 142 Lolkama gued, Pietersbierum 140 Lolke, zie Lolcke Lolkemma, Lickla 288 Lolla, zie Lolle Lollama, Syoucke 218 Lolle (Lolla, Lollo), zie ook Lolcke - pastoor Harlingen 43 - Ockinga 23 25 31 - uth Heeg 190 - , Aleff Lolle z. 437 - , Evert Lolle z., burgemr Bolsward 134 166 Lollum 148 245 298 299 - , Jan Tzaluert toe 245 297 - , Rienick toe 298 Londen (Londonia) 185-187 - bisdom 187 Londen, Sint Gregoriuskerk 185-187 - pastoor Galfridus Peper 187 Londen, Sint Pauluskathedraal 185 186 - peticanons (canonici minores) chirchyerd 186 - canonicus minor Johannis Palium 187 Londen, dominicanenklooster (claustrum vocatum Pardoner chirchyerd) 185 Londonia, zie Londen Longa delem, Blija 12 Loockele Gruet, zie Lutke Gruet Loon, notaris Van 42 Loper, Harmen 54 Loth Refridus dr te Bethlehem 200 Lotstre gued, Rauwerd 50 Lou, zie Low Loukefoey, Doeckle 329 Lovania, zie Leuven Low (Lou, Louw, Low) - Donia 118 120 231 233 - Franck z. 138 - , Wybren Lous z. 291 Loyngum, zie Loënga Lubbert (Lubbart, Lubert) - Gerloffs z., secretaris Staveren 437 438 - schuemacher 85 - scoemaker 265 - van Terzool 205 Lucas, Aeentien 203 Luce, Henrick Ludolffs z., pastoor Sint 615 Vituskerk Leeuwarden, meester 263 266 271274 285 286 295 308 348 349 Ludde in Lioessens 7 Ludingakerke (Lioentzerck, Lioentzerke, Longnikerck, Lunenkerck, Lunighekerke, Lunykerck, Lunykerk, Luuntzercke, Lyodengetziercka, Lyodingatzercka, Lyoennatzerka, Lyoghinghatzerka, Lyongtzierka, Lyoniaclaester, Lyonietzercka, Lyonyetzercka), windesheimer mannenklooster (priorij) onder Midlum 13 17 19 28 30 43 50 67 72 112 126 127 139 140 145 156 177 - prior (pater) Henricus 126 - prior Nicolaus 140 Ludka, zr v. Mammo Mamminga 5 Ludolff (Ludolfus, Ludolphus, Lyolff, Lyulloff) - Coenders, burgemr Groningen 448 449 - Hoyte z. 432 - Holdenstede, consul Hamburg 3 - , meester Henrick Ludolffs z. Luce, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 263 266 271-274 285 286 295 308 348 349 Luissens, zie Lioessens luitenant, zie Marten van Naarden, meester Lüne, benedictinessenklooster bij Lüneburg [Duitsland, Nedersaksen] 1 Lunykerck, Lunykerk, zie Ludingakerke Lutge, Luthie, Luthye, zie Lutthie Lutien, zie Luttyen lutke (lutike, lutkge, lytke, litike, luttike), zie ook lytia, Lutthie - Borch 174 - Hellen 287 - Herka 99 133 - Knossens, Bolsward 174 209 - Reyner 441 - Siwrd Wopke man 329 - Wynsia goed, Oosterend 71 Lutke Gruet (Loockele Gruet) Bolsward 209 lutkebroers, zie Sneek, kruisherenklooster Lutkegast (Minorigast) 11 12 - kerk 11 - pastoor Henricus 12 Lutkepost (Luttickepost) 45 449 lutkge, zie lutike Lutthie (Lutge, Luthie, Luthye, Lutke, Luts, Luttge Lutthie, Lutthye, Luttye, Luttze, Luttzie, Lutz, Lutzia, Luytzs, Lwitze, Lwtke, Lwttie, Lwttye), zie ook Luttyen - e.v. Gerrold Herema 280 - e.v. Jeppe Jeppema 83-85 - e.v. Minne Wytie z. Camminga 403 404 - Abbema 27 - Feykis dr 81 - Frans dr Humalda 406 407 616 - Frans dr Minnema 356 357 Hector dr van Hoxwier 299 404 Herema 299 Juws dr Harinxma 87 Harinxma 225-235 280 Ockinga 409 410 Sicke dr Liauckema 226 230 280 281 Sjaarda 120 146-149 , Bocka Luttie z., = Bocke Feycke z. Harinxma 81 82 - , Griet Luthyes 119 - , Sicko Luttze z. 279 280 Luttickepost, zie Lutkepost Luttie, zie Lutthie Luttike, zie Lutke Luttyae, voormoeder v. Eda Jongema 250 Luttye, zie Lutthie Luttyen (Lutien, Luttze, Lutyen, Luytgen, Luytzen, Luytzien) zie ook Lutthie, Lywthien - backer 285 - Gerbrandts dr 284 285 286 - Pieters z. 453 - van Groningen, vicaris en overste franciscanen-observantenprovincie Keulen 171 - , Bonthie Lutiens wyff 44 - , Dieuw Luytzens dr 451-453 - , Lamcke Lutyen backers dr 285 Luttzie, zie Lutthie Lutyen, zie Luttyen Lutz, zie Lutthie Lutzeburg, zie Luxemburg Lutzia, zie Lutke Luuntzercke, zie Ludingakerke Luuytken, Menna 29 Luwe, zie Lyuwe Luwens, zie Lewe Luxemburg (Lutzeburg, Luxenburch), Anna, kleindr v. Claes van 360 380 Luystken 446 Luytgen, zie Luttyen Luytzen, Luytzien, zie Luttyen Luytzs, zie Lutthie Luywthien, zie Lywthien Lwitze, Lwtke, Lwttie, Lwttye, zie Lutthie Lyaeuckema, Lyauckema, Lyaukama, Lyaukema, Lyauwkema, Lyawckama, Lyawckema, Lyawkama, Lyawkeme, zie Liauckema Lydlum, zie Lidlum Lyepe (Lyop) - Omme z. 321 - , Ate Lyepes z. 109 Lyeue, Lyeuwe, zie Lyuwe Lynden, Egbert van der 54 Lyns Gabbe dr Jarla 104 Lyodengeztiercka, Lyodingatzercka, zie Ludingakerke Lyoelle (Lioele, Lyoel, Lyoell, Lyoella), zie ook Lioule - gued, Franeker 148 149 - Phaesma 446 - , Jacob Lyoell z. 447 - , Renick 146 Lyoennatzerka, zie Ludingakerke Lyoets, zr v. Frouck Oeds 128 Lyoewrdt, zie Leeuwarden Lyolff, zie Ludolff Lyoniaclaester, zie Ludingakerke Lyonie sylslaet 122 Lyonietzercka, Lyonyetzercka, zie Ludingakerke Lyop, zie Lyepe Lyopkema, Renick 323 Lyossens, zie Lioessens Lyotye 215 Lyouderedeel, zie Leeuwarderadeel Lyouleme, zie Lioulema Lyouwa, Lyouwe, zie Lyuwe Lyouwerd, zie Leeuwarden Lyowe, zie Lyuwe Lyowerd, zie Leeuwarden Lyowerderadeel, zie Leeuwarderadeel Lyowrd, zie Leeuwarden Lysbeth (Elisabeth, Lisbet, Lysbet) 154 214 442 - bastaarddr v. Bocke Harinxma, zr Groendijk 88 119 - nicht v. Kathryn Epes 164 165 - comen Barents 119 - Jans wyf 102 103 - Michiel dr Scribaens 221 Lysck, zie Lisck Lyseghma, Fopke Lyseghma z. 106 Lyska, zie Lisck Lythieweer, zie Litthiewier lytia (litia, littia, lyttye, lytze), zie ook lutke - Dersum guedt, Achlum 155 - Doekema goed 102 - Luwe 329 - tzercka, zie Sneek kruisherenklooster lytke, zie lutke Lyttersum, Menaldum 178 lyttye, zie lytia Lytycwier, zie Litthiewier lytze, zie lytia Lyucke, Arnt Lyuckes z. 215 Lyuk, zie Lyuwck Lyulloff, zie Ludolff Lyuwa, zie Lyuwe Lyuwck (Liecke, Lieuck, Lieuke, Lyuk, Lywcke) 191 - nicht v. Renck Reinners wyff 215 - Myrcks dr 196 - Taede Hopper wed. 286-288 Lyuwe (Leeuwe, Leo, Leuwa, Leuwe, Lew, Lieuwe, Lieuwo, Liewa, Liewe, Liuwa, Liwa, Luwe, Lyeue, Lyeuwe, Lyouwa, Lyouwe, Lyowe, Lyuwa, Lyuwe, Lywa, Lywe), zie ook Leo - br v. Grathie Camminga 66 - kapelaan Aalsum klooster 374 - vicaris Hantum 101 - Bocke z. 446 447 - Bolta 20 - Borryt z. 318 - Broerss z. 178 - Doita z. Albada 41 - Dueke z. 147 - Hessels z. Aysma, excijsmeester Bolsward 302 - Hette z. 324 - Hoyte z. 105 - liemer 148 - Lyuwe z. schepen Leeuwarden 224 239 275278 - Menna z. Mellama 381 - Ogha z. 41 - Peters z. 304-306 371-373 - Renix z. 442 - Rompt z. wed. 449 - Syxts 130 - wever 265 - , Aucke Lyuwe z. 441 - , Goslick Lyeues 435 - , lyttye 329 - , Pieter Lieuwe z. 244 - , Sybe Lyuwe z. 241 Lywardia, zie Leeuwarden Lywck, Lywcke, zie Lyuwcke Lywe, zie Lyuwe Lywthien (Luywthien), pastoor Blessum 95 96 Macke 104 - , suarte 322 Mackum, zie ook Makkum Mackum, Bozum 245 292 293 Maegdelena, zie Magdalene Maercx, F. a, secretaris IJlst 143 Maerlinch (Maerninck, Marlinck), Bolsward 134 209 431 Marten, zie Marten Magdalene (Maegdelena) - apteeckster 411 - Marchaunt 186 Mager weyda, Leeuwarden 266 Maggema, Wythie 448 magister rotulorum, zie meester Cuthbert Tunstall Magnus, priester 322 Majesteit, zie Keizerlijke Majesteit Makkum (Mackum) 61 617 - excijsmr Hendrick Martens z. de Pauw 401 Malcquerum, Malcqwere, Malcqwerem, zie Molkwerum maler, Barent 244 Mamme (Mamma, Mammo) - Mamminga 5 6 - vicaris Franeker, vervolgens pastoor Wirdum, daarna pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 51 65 97-98 103 109-111 113-116 - vicaris Sexbierum 71 74 Mamminga (Mammingha) - , Mammo 5 6 - , Dyo 5 - , Ludka 5 Mammo, zie Mamme Mannaldumadeel, zie Menaldumadeel Manninge goedt, Jellum 244 Mantgum (Mantchum) 50 - kerk 50 - Heilig Sacrament 50 - priesters 206 - Syordema (Syorda) gued 50 153 Marchaunt, Magdalene 186 Marck, zie Merck Marcus, pater Aalsum klooster 171 175 Margareta (Margarete, Margariete, Margreta, Margrete, Margriete) - dr v. heer Ritske Jaarsma - zr v. heer Ritske Jaarsma, te Sion 303 304 - zr Veenklooster 213 - Bertyns 222 223 - Rudolf dr van Bunau 378 Mari, zie Mary Mariaegaerde, Mariaegarde, Mariagaerde, Mariagarde, Mariagerda, zie Mariëngaarde Marie, zie Mary Mariegaarde, Mariegarde, zie Mariëngaarde Mariënacker, tertiarissenklooster, zie Workum Mariëngaarde (Garda, Mariagarde, Mariaegarde, Mariaegaerde, Mariagaerde, Mariagerda, Mariegaarde, Mariegarde, Mariengaerde, Mariengaerdt), premonstratenzer mannenklooster (abdij) onder Hallum 12 13 84 102 104 110 113 116 135 159 177 200 267 - abt 135 - abt Tako Aebinga 14 - abt Tzaling Andlef z. Aebinga 12 13 - br Adzert Andlefs z. Aebinga 12 - kosterie 159 Marlinck, zie Maerninck Marquardus - Berchstede 2 3 - Woldemers, consul Hamburg 2 Marrum (Merrem, Merum) 419 440 - rechter Feycke Ritsche z. 440 - pastoor Ropke 19 618 - Botnia state 418 419 Marssum (Marssym, Marsum, Mersum) 14 15 84 85 121-123 153 206 268 387 - Sint Pontianuskerk 15 50 121 122 153 205 - Heilig Kruis 122 - Heilig Sacrament 122 153 205 - Heilig Sacramentsmis 153 - Sint Andreas 205 - Sint Anna 153 205 - Sint Barbara 153 205 - Sint Catharina 153 205 - Sint Margaretha 153 - Sint Maria 122 - Sint Maria en Annaprebende 121 122 - Sint Maria-altaar 205 - Sint Nicolaas 153 - Sint Petrus en Paulus 153 - Sint Thomas 122 - kerkvoogden 122 - koster Sipke 123 153 154 - pastoor 122 205 - pastoor Jarich, meester 84 85 - pastoor Jella 15 - pastoor Sybryn 153 154 - pastoor Wopko 123 - prebendaris Renick 153 154 205 - prebendaris Tzalling 121-124 - priester Aysze 15 - priester Uillem 205 206 - vicaris 15 122 205 - vicaris Dowa 153 - rechte armen 206 Marssum - Aesgema goed, state 50 153 - Doyema goed 50 - Doytsama graet stuck 123 - Dyckland 15 - Eecke nye fenne 121 - Gaucke waal 121 - Grata stucke 15 - Hessama state 153 - Lioyngia huus 15 - Warnevliet 121 - Wrd 122 Marten (Maerten, Marthen, Martinus, Merten) 332 - prior carmelietenklooster IJlst 138 - vicaris Bolsward 216 217 219 - faber lignarius 200 - faer 329 - Foppe z., medepastoor Bolsward 425 426 431 - heer Foppe z. 396 - Henrici, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 370 380 385 392 393 - Mertens z. 372 - schroer 448 - Sybolt z. 191 - van Naarden, meester, luitenant te Groningen 441 - , Albert Martens z. glaesmaeker 211 218 219 - , Douwo Maerten z. 447 - , Hans Merten z. wyf 179 - , Hendrick Martens z. de Pauw, excijsmr Makkum 401 - , Merten Mertens z. 372 - , Meynert Maertens z. Druyst 420 421 - , Petrus Martini, priester, Leeuwarden 200 - , Sibrich Jan Martens 146 Martena (Martna, Mertena, Mirtena) 380 - state, Kornjum 360 380 - , Agniete, bastaarddr v. Hessel 179 - , Andries bastaardz. v. Ede 359 - , Cuneer Hessel dr 178 179 360 378 - , Doecke Epe z. 360 361 - , Doecke meester Tiebbe z. 360 380 - , Doeke Ede z. 416 - , Ede 277 290 359-362 416 446 - , Epe 290 360 361 379-382 - , Foeckel Hessel dr 178 179 360 - , Hessel 120 148 175-181 - , Jelck 177 - , Jell Hessel dr 178 179 - , Kempo, doctor 180 181 194 277 278 289 290 291 360 380 381 - , Sicko 16 22 - , Sydts Hessel dr 178 179 360 - , Syouck Kempo dr 289 290 360 380 381 414416 - , Syttie, bastaardz. v. Hessel, pastoor Franeker, meester 179 - , Tiebbe, meester 380 Martinus, zie Marten Martna, zie Martena Martyen, tante v. Ryns Pieter z. 272 Mary (Mari, Marie) - Hette dr Dekema 243 400 - Syds dr Tjaarda 320 322 323 326 329 333 - Syricks dr Harinxma, e.v. Laes Jongema en Hessel Bootsma 250 251 338 339 350-352 376 377 447 449 - Wytie dr Camminga 258 406 Matheus Saepe z. Mersma, rechter Wirdum 429 430 Mathys (Mathias, Matthys), zie ook Thys - Dirck z., priester 137 138 - in der Sted 32 - Jans z. 249 - Jans z., notaris 349 361 365 366 367 - Rommarts, secretaris Leeuwarden 383 408 409 424 - van Aken, dienstknecht v. doctor Douwa 239 - , Foppe Mathys Unia, schepen Leeuwarden 123 137 - , Herman Matthys z. 245 - , Jan Mathys 287 - , Jann Mathys z. 429 - , Symon Mathys z. 174 - , Symon Mathys z. 389 Mauryska 59 Maximiliaan, keizer 175 Mayken, dienstmaagd v. Jan Bertolff van Aken 223 Mechelen 24 Mechtelt meester Marten dr van Naarden 441 Meckardus, prior Klaarkamp 9 Meckema, Hessel 386 387 Medem, zie Miedum Meden 396 - , Harmen Hermen z. op dye 395 397 Meden (Meeden), Leeuwarden 267 369 370 medicijnmeester Seerp Hania, doctor, burgemr Leeuwarden 370 371 387 407 Medum, zie Miedum Medwert, Holwerd 303 304 Meed, opper, Tzummarum 31 Meedeind (Meedend) 324 Meeden, zie Meden Meedend, zie Meedeind Meedum, zie Miedum Meensche, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr, te Bethlehem 90 Meent worp, Holwerd 304 Meer 167 - , Grote 35 Meerdum, zie Mirdum meester - Aessge, priester Franeker 177 220 - Aggo Broersma, secretaris Sneek 314 315 339 - Albert Gysbert z. Aernsma 209 255 256 - Albert, pastoor Tirns 173 - Albert, prebendaris Sneek 203 - Berent, Kathryn meester Berents 119 - Bocko Aytta 93 - Botta, priester Anjum 49 - Boucke, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 151 - Bucho (Buko) 93 234 256 - Chrysostomus Meylama 314 315 - Claes Frans z. van Kampen, rechter Rauwerd 254 - Claes Hansen van Dokkum 410 - Cornelys Johan z., schoolmr Leeuwarden 366 367 - Cuthbert Tunstall, magister rotulorum en vicekanselier van Engeland 186 187 - Danet (Danett) 186 - Dirck 43 - Dirck, pastoor Bolsward Sint Maartenskerk 23 619 - 2426 Dirck, pastoor Oosterlittens 310 doctor Andreas Smyth, notaris 186 187 doctor Jan de Haze 224 doctor Jan de Merica 224 doctor Jan van den Winckele 223 224 Doetthie Feyke z. Wiarda, priester en notaris 229 255 256 259 Douwe Petri, pastoor Welsrijp 310 Dyonisius Doyttye Albada, prebendaris 353 354 Edo Walckema, pastoor Bozum 195 203 217 218 295 302 313-315 Falke 186 Feike toe Papingestins, Leeuwarden 90 Feycke 84 Focko, prebendaris Leeuwarden 180 200 Foppa Tyaerdt z. 264 Franciscus 197 200 Frans Cannius, prebendaris Sint Mariakerk Leeuwarden 266 270-274 Frans Simons, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 385 393 Funger Syrsma, schepen Bolsward 302 314 315 358 364 Gabbe 104 105 Geert van Kampen, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 308 Genyns 186 Gerbrandus, notaris 82 Gilt 125 Goeslick Goedsfrundt z. 201-203 Gysbert Willems 424 Haringh, Bolsward 216 Haringh Donia, pastoor Bolsward 165 166 Harmen Johannis z., pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 266 271-274 285 286 295 Harris 187 Haryng 189 Hector van Hoxwier, raadshr Hof van Friesland 308 Henrick, vicaris Franeker 176 177 180 181 Henrick Ludolffs z. Luce, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 263 266 271-274 285 286 348 349 Henricus Hero, vicaris Dronrijp 387 388 Hero Abbe z., notaris 290 361 362 381 382 385 390 393 Hetto 119 120 Homme, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 263 Jacob 244 Jacob Pastow 437 438 Jan de Valle 224 Jan Lammers, barbier 306 Jan Sarius, pastoor Tzum, vicaris Franeker 341 620 - 409 Jan, Sicka meester Jans z. 147 Jan van Arum, advocaat Hof van Friesland 407 Jarich, pastoor Marssum 84 85 Jarich Juw z. Dekema, olderman Franeker 220 243 245 246 297 378 403 Johan barbier 285 Johan Keerbergen 290 Johan Rommerts, notaris en secretaris Leeuwarden, raadshr Hof van Friesland 289 290 387 388 407 444 Johan Sextinus, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, later te Londen 137 185-187 Johan Wersteneren, advocaat Hof van Friesland 306 Johan Zarius, vicaris Franeker 409 Juke, prebendaris Dronrijp 156 157 158 Juw Hottinga 146 Lodewyck Scribaens 223 224 Mamme, vicaris Franeker, vervolgens pastoor Wirdum, daarna pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 51 65 97 98 103 109-111 113-116 Marten Henrici, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 370 380 385 392 393 Marten van Naarden, luitenant te Groningen 441 Menno, pastoor Rauwerd 203 253 254 Meus, Baeff meester Meus 119 Peter te Leeuwarden 83 Petrus Heres a Wouda, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 379 393 Petrus Syrici, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 219 255 256 263 268 271-274 295 Pibe, pastoor Dronrijp 155-158 Pieter Rieuwerdts z. Dokkum, advocaat Hof van Friesland en notaris 336 337 370 380 381 453 Pieter Symons z. 272 274 Pieter van Groningen 385 Sibrant Douo z. Tatinga 381 Sibrant, oom v. Auck Peters dr 136 270 275 Sicke Dekema, raadshr Hof van Friesland 401 410 Sicke Heris, schoolmr Bolsward 358 364 374 Sicke, pastoor Oosterbierum 126 139 149 Sipke Jans (Cyprianus Johannes) z. 69 Stephen, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 423 Syds (Sidts, Sydts) Tjaarda 180 181 319-337 439 Syttie, bastaardz. v. Hessel Martena, pastoor Franeker 179 Thiaerd, vicaris Dokkum 169 Thomas Gotson, notaris 187 Thonys, Kathryn meester Thonys 119 - Thys 284 Tiebbe Martena 380 Tiepcke, Siucke meester Tiepckes wed. 443 Tiepke Allerd z. Syrcksma, burgemr Leeuwarden 224 277 361 - Wattie Roorda 403 - Wattya Herema, pastoor Nijland 416 417 - Wibrant 182 - Willem 244 - Winandt Willems z., advocaat Hof van Friesland 340 354 - Wybren Leonis Albada, pastoor Dronrijp 387 388 Meeus (Meue, Meus) - Agges z. 144 163 167 191 197 215 - Dirx z. 64 - , Baeff meester Meus 119 - , Dode Meues z. Meinardus, Meinert, zie Meynert Meinouw, zie Meinu Meint, zie Meynt Meinu (Meinouw, Meynw) - huisvrouw v. heer Douwe Pibe z. 156 - zr tertiarissenklooster Leeuwarden 116 135 Melius, zie Melys Mella, zie Melle Mellama, Liewa Menna z. 381 Melle (Mella) 178 - cuyper 256 - Uebe z., rechter Baarderadeel 310 - , Leo A. Melle z., secretaris Dokkum 254 Melys (Melius) - pastoor Oudega Noordwolde 129 130 - Jan z. 250 - , Barent 147 - , Buwe Melius z. 351 Mena were 9 Menaldum (Meynaldem, Mynaldum) 5 6 155 178 - , Merck te 24 - Flaeringe 155 - Goekens 155 - Lyttersum 178 - Pascua 29 - Syolema goedt 28 Menaldumadeel (Mannaldumadeel, Mennaldemadeel, Mennaldumadeel, Mynaldemadeel) 15 28 64 94 123 156 427 428 - grietman Taco Glins 158 - secretaris Cornelis Wattie z. 158 427 428 Mencke (Menck, Menke, Meynck) - Mencx z. 405 - Sybet z. 107 - , Jel Mencke 446 - , Menck Mencx z. 405 mendicanten 28, zie ook biddende orden Menke, zie Mencke Menna, zie Menne Mennaldemadeel, zie Menaldumadeel Mennaldum, zie Menaldum Mennaldumadeel, zie Menaldumadeel Mennardus, zie Meynert Menne (Menna, Menno, Meno, Minne, Mynna, Mynno) 66 97, zie ook Meynert - pastoor Leeuwarden Sint Catharinakerk, tevens notaris 66 97 98 - pastoor Rauwerd, meester 203 253 254 - vicaris Leeuwarden Sint Vituskerk 103 - Eede z. Jongema 82 - Hipka z. 138 - Jarla 103-106 - Jayama 16 - Kynska z. 248 - Luuytken 29 - meede 83 - Ponnama 11 12 - Sipke z. 206 - ter Tille 72 - Wytie z. Camminga 258 403 - , Jelte Minne z. 442 - , Liewa Menna z. Mellama 381 - , Ritske Minne z. 161 - , Sibrin Minnema z. 218 Mennema, zie ook Minnema - , Jicke 213 Mennertsgae, zie Minnertsga Menno, zie Menne Mennummae, zie Minnema Meno, zie Menne Mens, zie Meynnss Mensing(e) 55 Ment, Menta, Mente, zie Meynt Meppen, Harmannus de Meppis, klerk 58 mer, Alde 23 24 Merck (Marck), zie ook Myrck - z.v. Roetger Mertyns 235 236 - Douwe Wythye z. 311 312 - tho Mynaldum 24 Mercla, Mercle guth, Hallum 84 85 Mercstrate, Bolsward 424 Merica, meester doctor Jan de 224 Merketstraete, Sneek 203 Merkewa, snaar v. Attha Fecka wed. 167 Mernsta, Feddo 32 Merrem, zie Marrum merser - , Jan 112 - , Sicka 132 Mersherna 82 Merslate, Dantumawoude 9 Mersma (Mertsma), Matheus Saepe z., rechter Wirdum 429 430 621 Merssema wech, Leeuwarden 266 Mersum, zie Marssum Merten, zie Marten Mertena, zie Martena Mertens slaet 61 Mertsma, zie Mersma Mertyn, Roetger 235 236 Merum, zie Marrum Merwerth 68 Mesen (Meson) 367 mesmaker - , Frouck 135 - , Hendryck 214 Meson, zie Mesen messelaer, zie metselaer Metgen, zie Metzie Methardus, abt Gerkesklooster 12 Metsche 448 metselaer (messelaer, metscher, steenmetseler) - , Botta 265 - , Daniel 448 - , Dirck 147 - , Rienck 244 Metske, zie Metta Metslawier (Metselwier) - priester Gabba Dixtera 303 - priester Johannes 303 Metta (Metske, Metteken) - tante v. Conradus de Nendorpe 1 - Conradus dr van der Siden 3 - Leferts dr 36 - Tyaerts 130 Metzie (Metgen), Wierd Metzie z. 365-367 374 Meue, Meus, zie Meeus Mewusma, Jan 140 Meyer, Coert Meyers 367 Meylama, meester Chrysostomus 314 315 Meyle Douwe Wythye z. 311 312 Meynaldem, zie Menaldum Meynardus, Meynart, zie Meynert Meynd, zie Meynt Meynert (Meinardus, Meinert, Mennardus, Meynardus, Meynart, Meyne) zie ook Menne, Meynt - pastoor Broek 35 - Dode z. 290 291 417 - Jan z., prebendaris Franeker, alda heer 119 120 145 - Maertens z. Druyst 420 421 - Meynis, pastoor Rotsterhaule en deken Schoterland 312 - pelser 203 - Symon z. 404 - toe Hempens 323 - , graete 116 136 - , Hermen Meynert z. 128 170 622 - , Hummo Mennardus z. Scheltinga 32 , Jan Meynert z. 170 , Johannes Meynardi, pastoor Goënga 195 196 , Meyne Meynis, pastoor Rotsterhaule en deken Schoterland 312 - , Reyner Meinardi, pastoor Kollum 450 - , Reynert Meynert z. 170 Meynnss (Mens, Meyntthye) - dienstmaagd v. Alydt Jan Claes zns wed. 263 - dr v. Moy Sipkis 288 289 - Syurds 235 Meynsme, Syuerdt, pastoor Firdgum 240-242 Meynt (Ment, Menta, Mente, Meynd, Meynta, Myaent, Myant, Myend), zie ook Meynert, Mynthie - pastoor Franeker 64 - Aeltgema 124 125 - Aylcama 45 - Ballama 45 - Meint z. Aeltgema 124 125 - Tako z. 99 - , Goyke Mentes 119 - , Idse Meynt z. 448 Meyntema goed, Herbaijum 95 Meyntthye, zie Meynnss Michiel (Michiell, Mychyel) 406 - Jans z. 271 272 274 - Scribaens 221 Michiell, zie Michiel Middeler, zie Midler Middum 376 Midler (Middeler) - , Gerryt, kerkvoogd Sint Vituskerk Leeuwarden 113 114 - , Jan Gerryt z. 113 Midlum (Midlem) 31 - Sint Nicolaaskerk 28 - , Woltho in 31 Miedum (Medem, Meedum Medum) 21 91 151 268 369 - kerk 110 - pastoor 110 Minna, Minne, zie Menne Minnema (Mennema, Mennemae, Mennummae, Mynnama, Mynnema) - fen, Leeuwarden 226 - huys, Leeuwarden 226 229 230 231 234 - , Hoecko 6 233 - , Frans 257-259 - , Frans, de jonge 355-357 363 436 - , Fransche Frans dr 356 - , Luytzs Frans dr 356 357 - , Rynts 256-259 405-407 - , Teeth Franciscus dr, zr Bethlehem 199 200 Minnertsga (Mennerdsgae, Mennertsgae, Minnertsgae, Minnersghae, Mynnertsga, Mynnertzgae) 30 43 72 155 226 369 Sint Maartenskerk 30 32 Heilig Kruis 30 Heilig Sacrament 30 Sint Antonius 30 Sint Barbara 30 Sint Bartholomeus 30 Sint Catharina 30 Sint Dorothea 30 Sint Hubertus 30 Sint Maria 30 Sint Mariaprebende 30 Sint Nicolaas 30 Sint Petrus en Paulus 30 Sint Thomas 30 kapelaan Nicolaas, kapelaan van heer Wibodus 30 - pastoor Sibodus 30 32 33 - priester Azego 30 32 - priester Henricus 30 32 - priester Sibrant 43 - priester Wibodus 30 Minnertsga - Appinga delen 31 - Bentum 226 - Goedinga land 30 31 - Hermana state 155 369 - Sellinga goet 261 391 - Ritzarda reden 31 - Schelta beynte 31 Minnertsgae, zie Minnertsga minores, zie franciscanen Minorigast, zie Lutkegast Mintzama, Pier 123 Mirdum (Meerdum) 288 Mirns (Myrnls, Myrns) 286 389 Mirtena, zie Martena Mockema (Mockuma, Mockumma) - , Doed 198 - , Katherina 183 184 - , Poppe 448 - , Taka 48 Moed, Moede Sythiema 320 322 323 325 326 328 330 332-335 439 moer - , Ayl 329 - , Rynts 329 Moey, Moeye, zie Moy Moieken, e.v. meester Lodewyck Scribaens 223 molen - Rinsumageest 331 - Sexbierum 280 Molkwerum (Malcquerum, Malcqwere, Malcqwerem, Molquerum) 143 144 162 163 167 191 196 197 215 216 - Sint Lebuïnuskerk 143 144 162 163 167 191 - 196 215 - pastoor Claes Albert z. 143 144 162 167 191 - pastoor Claes Jacobs z. 144 163 167 191 197 215 - pastoor Evert 215 - vicaris 144 Molkwerum - Brora war 144 - Grons 144 162 - Were 191 Mollema, Syuck 449 mollener (molneer, molner, mongler) - , Dirck, molner oppa Spaers 82 - , Kathryn Jacop molleners 119 - , Peter 117 136 - , Roedmer 250 Molquerum, zie Molkwerum Molswirdt (Molsuert), Schalsum 148 226 227 Monckama, Johannis 10 Monekagha [ligging onbekend] 4 mongler, zie mollener moniales (bagijnen) Leeuwarden, zie Leeuwarden tertiarissenklooster Monickebayum, Monkebayum, zie Monnikebaijum monler, zie mollener Monnikebaijum (Baium, Bajum, Bayam, Bayem, Bayum, Monickebayum, Monkebayum, Munckebaium), premonstratenzerinnenklooster (priorij) Sint Michaël onder Winsum 15 28 50 62 112 145 164 205 309 310 436 447 - zr Doed, dr v. Sibbel Simons wed. 309 - zr Thiets Obbe dr 436 Montie (Montze) - Haye z. 346 - , Henrick Monties 132 Morra (Morre), kerk 100 Mouwema volck 125 moy Rinthie 359 Moy (Moey, Moeye) Sipkis 288 289 417 418 Munckebaium, zie Monnikebaijum Munster - bisdom 58 59 - fraterhuis (broeders des Gemenen Levens) 56 - , Johan van, pater fraterhuis Groningen 57 muntmeester heer Wagende, Leeuwarden 179 Murrimma therp 8 Musela 59 Myaent, zie Meynt Mychyel, zie Michiel Myed, Taka uppa 29 Myend, zie Meynt Myerck, zie Myrck Myercku (Myerckw) Lauwe dr 417 418 Mynaldemadeel, zie Menaldumadeel Mynaldum, zie Menaldum 623 Mynna, zie Menne Mynnama, zie Minnema Mynnertzgae, zie Minnertsga Mynno, zie Menne Mynthie (Mynthye, Myntie, Myntthye), zie ook Meynt, Meynss - Atthyes 119 - Myntye Mintie z. 193 - , Gees Mynthie wed. 447 Myrck (Myerck, Myrcke), zie ook Merck - Evarts z. 377 - Wbble z. 418 - , Lywck Myrcks dr 196 - , Tomas Myrcks z. 196 - , Wlcke Myrcks z. 196 197 Myrnls, Myrns, zie Mirns naakte Jezus, zie Heeg Naarden (Naerden) - , Marten van, luitenant te Groningen, meester 441 - , Mechtelt meester Marten dr 441 Naemkma fenna 167 Naerden, zie Naarden Naezaereth, zie Nazareth Nammo Arys z., priester 342 Nanne (Nane, Nanna, Nannenck, Nanninck, Nanno) - vicaris Rauwerd 254 - Gerrolts 287 - Reins z., burgemr, schepen Bolsward 219 302 358 364 374 430-432 - toe Cammingabuur 270 - , Claes Nanne z., schepen Sneek 339 - , Claes Nanne z., Lekkum 270 307 - , Henrick Nanne z. 134 163-166 208-212 Narla, Narle, Tjaerd 104-106 Nazareth (Gaernaerd, Ganawrd, Garnaerdt, Garnard, Garnawert, Genawird, Gennaerd, Gernaerd, Gernaerdt, Gernaet, Gernawert, Gernawird, Ghenaerd, Ghernawrd), cisterciënzerinnenklooster (priorij) onder Hijum 7 8 13 39 65 77 84 90 99 102 110 113 116 135 159 176 207 263 267 339 350 359 379 - prior Ulricus 7 - zrs brs drs v. Eda Jongema 250 - zr Anna goldsmids 359 - zr Anna Peters 263 - zr Auck Gercke Tjessens dr 379 - zr Gauts, verwant v. Epe Martena 379 - zr Katryn, stiefdr v. Eda Jongema 250 Nazareth (Naezaereth), tertiarissenklooster Sint Maria onder Idsega (dat nyge clost) 129 138 168 233 250 253 339 350 352 - zr Foekel Agge dr Jongema 168 169 250 624 - zr Jeske, dr v. heer Mathias Dirck z. - zr, nicht v. Lutke Harinxma 233 Neel 329 - e.v. Gysbert, z.v. Tiedt Simon Hendricks wed. 317 318 - Jacobs dr 403 404 - Jans 437 - Simons dr 411 Nendorf (Nendorpe) [Duitsland, Nedersaksen, Kreis Nienburg] - benedictinessenklooster 1 - , Conradus de 1 Nes 216 Nes Ameland, pastoor Pieter 96 97 Nes Westdongeradeel - Herpta saete 429 430 - Schylp 429 Nes (Nesse), commanderij en klooster van de Duitse Orde, Sint Maria, bij Akkrum 34 50 62 108 - commandeur Ema 44 45 Nessen 68 Newen feen, Westernijkerk 84 Newkirche, zie Westernijkerk Neyhoff, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Neyhuus, zie Nyehuus Niawier (Nyaweer, Nyeweer) 169 - kerk 100 Nicolaas (Nicolaus, Nycholaus, Nycolaus) 5, zie ook Claes - kapelaan v. heer Wibodus te Minnertsga 30 - priester Leeuwarden 40 - prior Ludingakerke 140 - Ens, notaris 282 - Joest z. Cleuting 426 453 - Rode, consul Hamburg 3 - sartor 32 - , Aeltzo Nicolai 299 300 316 - , Franciscus Nicolai de Delft, notaris 211 212 - , Pieter Nicolay, prebendaris en notaris, zie Peter Claes z. Nicolai - , G. 217 - , N. 295 - , S. 20 272 274 Nicolaus, zie Nicolaas Nieclaester, zie Nijeklooster Niestins, Witmarsum 245 Nieuland, zie Nijland Nieuwe kerk Amsterdam 211 Nieuwehove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nigenborgh, zie Hamburg, Neue Burg Nigenhove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nijehaske (Nyehasch, Nyehaske) - Sint Johanneskerk 108 109 250 236 - Sint Maria 109 - pastoor 236 - pastoor Dirck 109 Nijehove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nijeklooster (Nieclaester, Nyaclaester, Nyacloester, Nyaklaester, Nyeclaester, Nyecloester, Nyeclooster, Nyecloster, Nyekloester, Nyekloster), cisterciënzerinnenklooster (priorij) onder Scharnegoutum 19 20 22 28 41 47 50 61 65 80 82 94 102 118 119 156 250 266 339 350 - priesters 119 - zr Anske Keympa dr Jongema 82 87 88 - zr Hisse Bocka dr Harinxma 85 87 88 119 - zr Hylck Hessel dr Abbema 307 - zr Syte Wattia dr Harinxma 119 Nijland (Nilandt, Nova Terra, Nyaland, Nyeland, Nyelant, Nyland, Nylandt, Nylant) 10 11 23 59 60 146 164 201 265 - Sint Nicolaaskerk 24 59 220 243 - Heilig Sacramentshuis 59 - kosterieleen 59 - Sint Catharinaleen 59 - Sint Marialeen 59 - pastoor 24 - pastoor Jelmer 59 60 - pastoor Wattya Herema, meester 416 417 - vicaris Hydda 60 - vicaris Johannes 60 - vicaris Kempo 417 - rechte armen 177 Nijland 177 - Dycksherna 23 - Hindere seete 23 - Hottinga huus 59 - Wiaerda guet 164 - Wybinga goed 24 Nijland, Kollum 449 Nijland (Nyeland), Leeuwarden - , Tys op 21 116 132 136 268 Nijland, Huizum 269 Nijland (Nieuland), Weidum 245 Nijland - , Deinumer 121 - , Fraenjumer 121 Niste, excijsmr Roelant 405 410 Noerdebuerenn 215 Noerdemerre, zie Noerdermeer Noerderepoerte, zie Noerderpoert Noerdermeer (Noerdemerre, Noordermeer) 322 330 402 Noerderpoert (Noerderepoerte) Franeker 147 Noerdhorn, Sneek 201 noes, Gosse met dye 320 330 335 Nolck, zie Wlck Noordermeer, zie Noerdermeer Noorderpoort, Sneek 314 Noordwolde (Nortwould) 129 Noordwolde, Oudega 129 Norden, Peter van, priester 124 Nortdyke 54 55 notaris - Agricola, R., Arum 194 - Anebath ter Aa, Beerndt, priester 183 184 - Battairdt 194 - Bechemius, S., Dronrijp 158 - Blida, Wthzio Gerardi de, pastoor Oudkerk 372 373 - Bloemedall, J. 26 27 - Broersma, Aggo, secretaris Sneek, meester 252 314 315 339 - Buwalda, Willem Cyricks z. 173 174 291 295 300 302 314 315 364 374 422 425 426 431 432 - Cleuting, Nicolaas Joest z. 426 453 - Conradi, Albertus 58 59 - Coquillaen, Wouter 371 438 445 - Delft, Dirck van, secretaris Franeker 299 300 341 355 - Delft, Franciscus Nicolai de, Amsterdam 211 212 - Dokkum, Pieter Rieuwerdts z. van, advocaat Hof van Friesland, meester 336 337 370 380 381 453 - Ens, Nicolaas 282 - Epeus, Focke 282 - Floris, pater te Engwird 254 - Gerbrandus, meester 82 - Gerryt Douwe z., secretaris Bolsward 126 - Gotson, Thomas, meester 187 - Haghedoern, Folkerus Symonis 47 48 - Harderwijk 445 - Hasselt, Remboldus Wilhelmi van 149 150 - Hemma Odda z., secretaris Leeuwarden 133 193 - Henrick Johannis z. 107 - Hero Abbe z., meester 229 231 235 290 361 362 381 382 385 390 393 - Itsima 130 - Jacobi, W.L. 402 - Jans 426 - Joannes Duconis, Dronrijp 158 - Johan Rommarts, raadsheer Hof van Friesland, secretaris Leeuwarden, meester 289 290 387 388 407 444 - Johannes Petri 58 - Johannes Rudolphi, Franeker 246 - Keerbergen, Johan, meester 290 310 - Loon, Van 42 - Mathys Jans z. 249 349 361 365-367 - Menna, pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 66 97 98 - Peter Claes z. (Pieter Nicolay), prebendaris 625 IJsbrechtum en Sneek 228 229 231 232 235 251 353 354 - Radys, G. 423 - Regneri, H. 27 28 - Reytgo, prebendaris Irnsum 175 - Rippert, pastoor Stiens 37 - Smyth, Andreas, meester doctor 186 187 - Stans, Frans Sybe z., Phrisius 111 305 306 372 - Wiarda, Doetthie Feyke z., priester, meester 229 255 256 259 - Wiggerus Petri, priester 166 209 - Wilcko (Wilhelmus) Folkert z., secretaris Leeuwarden 200 201 224 239 240 249 263 264 271 272 274 - Wilmers, Hendrik, Leiden 296 - Wouda, Pieter Heres a, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 79 393 401 - Wyngie, D. 349 Nova Curia, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nova Terra, zie Nijland Ny uirck, Ny wirck, Ny wyrck, Stiens 159 160 394 Nyacloester, zie Nijeklooster Nyahow, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nyaklaester, zie Nijeklooster Nyaland, zie Nijland Nyaweer, zie Niawier Nycholaus, Nycolaus, zie Nicolaas Nye mercket, Bolsward 67 Nye nonnecloester, zie Leeuwarden, dominicanessenklooster Nyeclaester, Nyecloester, Nyecloster, zie Nijeklooster Nyehasch, Nyehaske, zie Nijehaske Nyehoef, Nyehoeff, Nyehove, Nyehow, Nyehowe, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nyehuus (Neyhuus), Hantum 105 106 - , Goythie te 105 106 - , Siwert te 105 Nyehuystera guet, Wijnaldum 140 Nyekirch, zie Westernijkerk Nyekloester, Nyekloster, zie Nijeklooster Nyeland, Nyelandt, Nyelant, zie Nijland Nyen lychte, Ten, kruisherenklooster, zie Apel, Ter Nyenhuys, Tyetie Sickes v., e.v. Schelta Liauckema 72-74 139 140 Nyenhove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk Nyestadt, Leeuwarden 265 Nyestraet, Franeker 403 Nyeweer, zie Niawier Nykerck, zie Westernijkerk Nyland, Nylandt, Nylant, zie Nijland Obbe (Obba) - Dirck z. 229 361 435-438 626 - Juckema 59 - , Hessel Obba z. 217 - , Rewert Obbe z. scroer 361 383 - , Thiets Obbe dr, zr Monnikebaijum 436 - , Wibe Obbe z. 178 Obbema, Poepe 332 Obbo, zie Hobbe Oberlant, zie Saksen observanten 50, zie ook Bolsward en Leeuwarden, franciscanen-observantenklooster Occo, zie Ocke Ockama, zie Ockinga Ocke (Occo) - pastoor Ferwerd 398 - Focke z. 440 Ockinga (Ockama, Ockema, Ockingha, Ockne) 420 - domus, Burgwerd 11 - feen 335 - , Hero 121 126 - , Hero Luts z. 409 - , Lolle 23 25 31 - , Luts 409 410 - , Rixt Luts dr 409 410 Odde (Odda) - , Hemma Odde z., notaris en secretaris Leeuwarden 133 193 Odulfus 4 Oecka Fecka z. 163 Oede, zr v. Gabba Riptema, te Sion 169 Oeds - e.v. Frouck 128 - zrs z.v. Frouck Oeds 128 Oedsinga - gued, Dronrijp 64 - , Sicka Allart z. 63 64 Oedsma (Oedssma, Oessma), Wytthie 269 Oefcke, zie Ufke Oega, zie Oege Oegaklaester, zie Oegeklooster Oege (Oega, Oeghe, Ogha, Oghe) 84 - pastoor Ternaard 101 - Haye zns wed. 332 333 - , Janthien Oeghe wyf 270 - , Liwa Ogha z. 41 - , Saecke Oege dr 25 - , Sicka Oghes 342 - , Syowck Oege dr 25 Oegeklooster (Oegaklaester, Oegeclaester, Oegecloester, Oegeclooster, Oegecloster, Oeghaclaester, Oeghecloester, Ogaclaester, Ogacloester, Ogeclaester, Ogecloester, Oghaclaester, Oghencloester, Owgoclaystre, Owgocloystre, Ughecloester), tertiarissenklooster Sint Maria onder Hartwerd bij Bolsward 28 50 64 65 102 108 112 127 138 141 145 164 165 174 177 185-187 210 270 287 317 432 - zr Wlck Jans dr 210 Oeghama, zie Oeghema Oeghe, zie Oege Oeghecloester, zie Oegeklooster Oeghema (Oeghama, Oggema, Oghama - gued, Ferwerd 90 91 - , Gercke 83 84 - , Siwrd, br v. Gercke 84 Oeldekercke, zie Oudkerk Oen, Johannis de 11 Oenama, zie Oenema Oene (Oenna, Ona, One, Onne) 45 - Claus z. 420 - Douwe z. Juwsma 247 248 - Sythiema 323 - Tzialingh z. 248 - Ypcke z. 441 - , scipper 92 Oenema (Oenama, Oennama, Oennema, Onnama) - domus, Dantumawoude 8 9 - state Wirdum 257 258 - , Beyka 9 - , Dodo Ducko z. 9 - , Ducko, provenier Klaarkamp 8 9 - , Feya 82 - , Luttie Feykis dr 81 - , Wlcke 376 377 Oenna, zie Oene Oennama, Oennema, zie Oenema Oentge (Onthia), br.v. Jeppe Jeppema 83 85 Oenya, zie Unia Oersum, Minnertsga 30 - , Abbo in 31 - , Liska in 31 Oessma, zie Oedsma Oesterbierim, Oesterbirum, zie Oosterbierum Oesterdick, Sneek 351 Oestereind, Oesterend, Oesterende, zie Oosterend Oestergoe, Oestergou, zie Oostergo Oesterletens, zie Oosterlittens Oestermeer, zie Oostermeer Oesterpoert, Groningen 54 Oesterwerum, Oesterwyerom, Oesterwyerum, zie Oosterwierum Oestrendus, Aggo, pastoor Oosterend 246 251 Oestrum, zie Oostrum Oestryp 442 Offenwier, zie Offingawier Offingawier (Offenwier) 342 Ofka, zie Ufcke Ogaclaester, Ogacloester, Ogeclaester, Ogecloester, zie Oegeklooster Oggema, zie Oeghema Ogha, zie Oege Oghaclaester, zie Oegeklooster Oghama, zie Oeghema Oghe, zie Oege Oghencloester, zie Oegeklooster Oldahow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk olde Anna, dienstmaagd v. Lutke Harinxma 231 233 Olde Biestera goed, Witmarsum 245 Olde convent, zie Groningen, tertiarissenklooster Olde dyck 396 Olde Galileen (Galegen, Galeyen, Galileyen) Leeuwarden 136 268 277 368 Olde graess 179 Olde wech 34 Oldeboorn (Boorn, Borne) 62 - pastoor Reiner 52 Oldecloester (Oldeclooster), zie Bloemkamp Oldeclooster veer (Oudecloester feer), Bolsward 134 209 Oldegae dick, zie Oudega Wymbritseradeel Oldehoef, Oldehoeff, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Oldehoeff, zie ook Bolsward Sint Maartenskerk Oldehoof, Oldehove, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Oldehustera (Awdehuistera) gued, zeta, Wijnaldum 140 281 Oldekerck, Oldekercke, zie Oudkerk Oldekerk (Antiqua Ecclesia), Johannes de, priester 58 Oldenborch, huys te Staveren 287 Oldendorp, Johannis 2 Oldenhoeff, Oldenhove, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Oldetrijne (Aldetrynda), pastoor Henrick Clynse 175 Olfert (Olffert) 226 323 329 - Sickinga 350 - , Jacop Olffert z. 350 353 - , Jan Olfert z. 332 333 - , Wpka Olferts 155 olisleker, zie olyslager Oltger (Outger, Oultger) 178 - Claes z. 292 - Jan z. 254 olyslager (olisleker) - , Gheryt 116 136 - , Rommert 136 Omme, Lyop Omme z. 321 Ona, zie Oene Oncke Onckema 213 Onckema, Oncke 213 One, zie Oene Onnama, zie Oenema 627 Onne, zie Oene Onthia, zie Oentge Onygemer, Leeuwarden 151 Onyngha, zie Unia Onze Lieve Vrouwe, zie ook Sint Maria - in die Sonne, zie Westergeest - Presentatie, zie Leeuwarden Sint Vituskerk - te Staveren 23 28 - ter Nood, zie Leeuwarden dominicanenklooster - ter Nood-altaar, zie Franeker - to Bergh, Dokkum 49 99 104 213 Onze Lieve Vrouwebroeders, zie carmelieten Onze Lieve Vrouwehuiske tho Cappenborrich, Warns 196 Onze Lieve Vrouwetafel, zie Rinsumageest Ooldehoff, zie Bolsward, Sint Maartenskerk Oosterbierum (Aesteberum, Aesterberum, Aesterbirum, Aesterbyrum, Oesterberum, Oesterbierum, Oesterbierim, Oesterbirum) 72 242 396 - Sint Joriskerk 72 125 139 279 - pastoor Schelte 240-242 278 281 - pastoor Sicke, meester 126 139 149 - priesters 139 Oosterend (Aestereindt, Aesterendt, Aestereyndt, Oestereind, Oesterend, Oesterende, Oestereynd, Oestereyndt) 10 71 141 142 179 - Sint Maartenskerk 141 - pastoor Aggo Oestrendus 246 251 - pastoor Goffa 141-143 - prebendaris Ulba 142 - prebendaris Wopke 142 Oosterend - Anska kamp 71 - Bonga gued 179 - Ghellingha 10 - Huyckens 442 - litika Wynsia goedt 71 - Stittenser goed 141 Oostereynd, zie Oosterend Oostergo (Aestergoe, Oestergoe, Oestergou) 110 126 177 178 Oosterlittens (Oesterletens), pastoor Dirck, meester 310 Oostermeer (Oestermeer) 348 - Teercke feen 348 Oosterwierum (Aesteruerum), Aesteruierum, Aesterweerum, Aesterwyrum, Oesterwerum, Oesterwyerom, Oesterwyerum, Osterwerum) 70 71 112 153 206 447 - Sint Nicolaaskerk 70 112 153 195 - pastoor Johannes 112 113 153 - priesters 206 - vicaris Gielt 112 153 - Gerbada state 153 447 628 Oosthem (Aesthem) 68 Oostrum (Oestrum) 105 106 - kerk 104 - Wibo guoden 104 Opemehuysen, zie Oppenhuizen Ophuustre goed, Driezum 321 Oppenhuizen (Opemehuysen, Opnehuysen, Oppenhuysen) 338 - , Atte 413 414 433 Opstrahuis 253 Orendem, Dantumawoude 9 orgelmaeker, Hermen 271 272 274 Osnabrück, bisdom 58 Ostbruxter lant 130 Osterwerum, zie Oosterwierum Otta, zie Otte Ottama, Thyaert 139 Otte (Otta, Otto, Ottye) - priester Leeuwarden 65 - Annes 312 - Baucke z. 405 410 - cuper, br v. heer Douwe Pibe z. 157 - cuyper, Diemoet Otte cuypers wed. 443 - Lewe 290 - Taekes 289 417 - Ygis z. 129 - , Douwe Otte z. 129 Ottinge guet, Tjerkwerd 287 Ottingha weer 44 Otto, Ottye, zie Otte Oudecloester feer, zie Oldeclooster ceer Oudega Noordwolde (Holdegae capla) 129 - Sint Johanneskerk 129 - pastoor Melius 129 130 Oudega Schoterland (Aldagae) 312 Oudega Wymbritseradeel (Oldegae dick) 129 - Sint Maartenskerk 129 - pastoor Jelmer Broersma 337 - Band 129 Oudehoef, Oudehove, zie Bolsward Sint Maartenskerk Oudekloster, zie Bloemkamp Oudkerk (Oldekerck, Oldekercke) 304 306 371 - Sint Pauluskerk 213 372 - pastoor en notaris Wthzio Gerardi van Blija 372 373 Ouerhof, frater Johannis Ouerhof, pastoor Workum 92 Oultger, Outger, zie Outger Overloo, Corbeke, zie Korbeek-Lo Oversteech 73 74 282 Owgoclaystre, Owgocloystre, zie Oegeklooster Oxford (Oxonia) [Engeland], universiteit 186 Ozd Habbe z 161 Padmos, Franeker 147 Padt 311 Paerck, bastaardbrs dr v. doctor Douwa 237 Paesens (Pasens) 261 Palium, Johannis, canonicus Sint Pauluskathedraal Londen 187 Palmere gued, Warga 248 Papingestins, meester Feike toe, Leeuwarden 90 Pardoner chirchyerd, zie Londen dominicanenklooster parva - Renka 32 - Ymka 32 Pascua patibuli, zie Leeuwarden, Galgefenne Pascua, Menaldum 29 - , Hessel in Pascuis 29 Pasens, zie Paesens Pastow, Jacob Pastow, meester 437 438 patibulum, Pascua patibuli, zie Leeuwarden, Galgefenne Paulus, apostel 260 Paulus III, paus 291 300 312 359 371 384 390 395 Paulus, pastoor Staveren, br. klooster Staveren/Hemelum 287 paus - Adrianus VI 197 - Clemens V 260 - Clemens VII 208 237 - Leo X 175 185 - Paulus III 291 300 312 359 371 384 390 395 Pauw (Pauwe), Hendrick Martens z. de, excijsmeester Makkum 401 Pawl, zie Pouwel Paye, Hylke Payes 119 Pebe, zie Pybe Peer, zie Pier peerdekoper, Huge 57 Peeter, zie Peter, Pieter Peins (Peyns), priester Simen 146 Peke, zie Pycke Pelgrim, zie Pilgrim Pelmer, Idse Pelmer zwager 213 pelser - , Dirck Peter pelsers z. 82 - , Epe 20 - , Meynert 203 - , Pieter 311 - , Pouwel 68 - , Sythie 146 - , Wulck Dyerck pelser 351 Pennynghum, zie Pingjum Peper, Galfridus, pastoor Sint Gregoriuskerk Londen 187 Persma, Ryoerd 29 persona op Ameland, Frederic 19 Personie gued 22 Peter (Petrus, Pieter, Pitter, Pyter) 329, zie ook Petrus, Pier, Pieter - br franciscanen-observantenklooster Leeuwarden 71 - neef v. heer Mathias 138 - pastoor Tirns 35 - pastoor Wetsens 104 106 - priester Leeuwarden 116 135 - prior dominicanenklooster Leeuwarden 66 - vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 114 - Abbe z., schepen Bolsward 358 364 - Arent z. 127 - boede 269 - Broenen z. 270 - Buttis 250 - Camminga 15 16 20-22 - Claes z. 372 - Claes z., notaris en prebendaris IJsbrechtum 228 229 231 235 251 - Eenke z. 395 397 - Gysberts z., raadshr Bolsward 431 - Harmans z. 209 - Henrick z., bas 366 - Jan z. 250 - Johan z. 116 117 135-137 200 264-275 - Kempe z. 270 - monler 117 136 - op Doekema 102 - Peter z. Golt, schepen Leeuwarden 366 367 383 - Peters z. 116 - Rinthie z. 239 - scoemaker 329 - Sickinge 95 - Simons z., meester 269 271 272 274 - Staepel 267 - Symon z. 424 - Symons z. Schernebroer 329 - Tialka z. 127 - te Leeuwarden, meester 83 - toe Westhe 439 - uppa Kampen 29 - van Franeker, doctor 414 - van Norden, priester 124 - van Well, priester, pater Aalsum klooster 175 374 375 - wever 265 329 - , Aede Peter z. 324 - , Anna Peters te Nazareth 263 - , Auck Peters dr 275-278 360 380 - , Dyrck Peter pelsers z. 82 - , Humma Peter z. Harsma 434 - , Jan Peters z. 292 - , Jan Peters z. 82 - , Janka Peter z. 71 - , Jann Peter z. 178 179 629 - , Johan Peters 55 56 , jonghe 311 , Katerina Peter Korwer wed. 53 , Katryn Peters 127 , Lyeuwe Peters z. 304-306 371-373 , Peter Peter z. Golt, schepen Leeuwarden 366 367 383 - , Peter Peters z. 116 - , Sas Peter z. 323 - , Tryn Peters dr 174 Peterke (Peterick, Petrike, Petryke, Pietrick) 231 - dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315 316 - huisvr. v. heer Foppe 396 - Allart dr 63 - Claes dr 63 - Jan Dusyngs 119 Petersberum, zie Pietersbierum peticanons, Sint Pauluskathedraal Londen 186 Petri, J. 79 80 143 Petrike, zie Peterke Petrus (Peer, Pier), zie ook Peter, Pier, Pieter - br franciscanen-observantenklooster Leeuwarden 111 - pastoor Firdgum 30 32 - prebendaris Franeker 246 - priester Bolsward 30 - prior kruisherenklooster Franeker 181 - vicaris Leeuwarden 200 - Eponis, priester Sneek 31 - Lichtwoets 8 - Martini, priester Leeuwarden 200 - Syrici, meester, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 219 255 256 263 268 271-274 295 - Tiaerd z. van Workum 415 - , Ento Petri 199 - , Johannes Petri, notaris 58 - , Wiggerus Petri, priester en notaris 166 209 Petryke, zie Peterke Petter, Jan 160 Peyns, zie Peins Phaesma, Lyoel 446 Philippus - prebendaris Groendijk 120 - vicaris Sint Catharinakerk Leeuwarden 193 194 - , Foppe Philippus z. 444 Phocas, zie Focke Phrieslandt, Phrisia, zie Friesland Phrisius, Frans Sybe z. Stans, notaris 111 305 306 372 Piaam (Pyangnum), kerk 37 Pibe (Pebe, Piba, Pibo, Pyba, Pybe) 67 94 130 - kleinz.v. Fokel Gerlefs wed. 216 - pastoor Dronrijp, meester 155-158 - priester Huizum 128 630 - vader v. Lysck Doekema 95 zrs z.v. heer Douwe Pibe z. 157 Hetta z. 153 154 Homme z. Gosninga 142 Ropta 105 Taeten z. 64 , Dominicus Pybe z., burgemr Leeuwarden, grietman Baarderadeel 264 277 278 295 308 310 - , Douwe Pibe z. te Dronrijp, priester 141 142 149 150 154-158 - , Tryn Pybe Hette z. dr 413 433 - , Wautia Pyba z. 64 Pieke, zie Pycke Pier (Peer, Pyer) 61 68 142 159 162, zie ook Peter, Petrus, Pieter - br v. Grathie Camminga - stiefz. v. Zettie Lickle z. 389 - z.v. Fokel Ferlefs wed. 216 - Epo z. van Bozum 291-296 313-315 - Hermens z. 284 - Hollama 129 - Mintzama 123 - Reinthe z. 129 - Sybes 236 - Sytzama 421-423 - Yesken z. 388 389 - , Agge Peers, prebendaris Sneek, Sint Catharina-altaar 89 - , Aucke Peer z. 129 - , Bauke Peers z., burgemr Bolsward 69 - , Dirck Pier z. 298 - , Foppa Piers z. 37 - , Gerben Piers z 123 - , Gerlef Piers z. 216 217 - , Gerleff Piers z., kleinz.v. Fokel Gerlefs wed. 216 217 - , Sipke Pyers z., vicaris Sondel 417 418 - , Sytthie Peer z. 51 - , Wipke Piers z. 108 - , Wobbel Piers dr 216 217 Pieter (Peeter, Peter, Petrus, Pier, Piet, Pietir, Piter, Pither, Pitter, Pyeter, Pyt, Pytter) 245, zie ook Peter, Petrus, Pier - kapelaan Sneek 203 - pastoor Baijum 310 - pastoor Leeuwarden, Sint Mariakerk 109-111 - pastoor Nes (Ameland) 96 97 - pater Groendijk - prebendaris 126 - priester Ballum 96 97 - priester Leeuwarden dominicanessenklooster 231 - priester Leeuwarden Sint Anthoniegasthuis 77 92 99 - z.v. Sibbel Simons wed. 309 - Anthonis z., vicaris Franeker 341 355 378 410 beltsnider 173 Claes z. 245 Claes z., priester 342 Foppe z. 286 Gerret z. 197 Gerrit z. van Belkum 76 77 Jacobs z. 166 Haye z. Camminga 97 98 110 111 191-195 Heert z. 346 Heres a Wouda, notaris en pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 379 393 401 Hermans z. van Bolsward 211 Hette z. Dekema, raadshr Hof van Friesland 243 308 400 401 Jesis 148 Kempe z. Donia 277 278 Lieuwe z. 244 Nicolay, prebendaris en notaris Sneek 353 354 pelser 311 Pieters z. 286 287 Rieuwerdts z. van Dokkum, advocaat Hof van Friesland en notaris, meester 337 370 380 381 453 schipper 122 Sicke z. Camminga 298 299 368-370 403 smid 148 Tyalcke z. 134 166 Tzaluert 148 van Alkmaar, gardiaan franciscanenobservantenklooster Leeuwarden 170 171 van Edingen van Aelst 222 van Groningen, meester 385 Wattia z. Harinxma 46 81 87 wever 311 Willems 416 , Aarent Pieters z. 387 388 , Agge Piters z. 376 , Anne Pyters, schepen Bolsward 26 , Claes Pieter z. 369 , Claes Pieters 304 , Claes Pieters z. 286 , comen 146 , doctor 265 , Dirck Pyter z. 297 , Dode Pieters z. 182 , Douwe Pieters, pastoor Welsrijp, meester 310 , Gaathye Pieters z., secretaris Hennaarderadeel 405 , Gerryt Pieter z. 405 , Gheert Pieter Ysbrants 119 , Gysbert Pieter z. 146 , Hendrick Pieters z., schepen Leeuwarden 229 283 308 , Heyne Pieters z. 244 , Jacob Pieter z. cuyper 450 - , Jan Pieters z. 404 - , Jan Pyt z. 29 - , Johannes comen Pieters, prebendaris Franeker 145 - , Luytzen Pieters z. 453 - , Pieter Pieters z. 286 287 - , Ryns Pieter z. 272 273 - , Simen Pieter z. 146 - , Syburch Pieters dr 210 - , Wlbid Pieters 43 Pietersbierum (Petersberum, Pieterberum, Pietersberum, Pietersbierim) 30 72 279 - kerk 125 - pastoor Wlbodus 30-33 - Jongema zate 280 - Lolkama gued 140 Pietir, zie Pieter Pietrick, zie Peterke Pietrus, zie Pieter Pilgrim (Pelgrim, Pilgrum) 68 - , Claes Pilgrums 147 - , Jacop Pelgrims 155 Pingjum (Pennynghum) 31 - pastoor 31 Pisanus, Summa Pisani 303 Piter, Pither, Pitter, zie Pieter Poepe Obbema 332 Poepke, zie Popcke Polen (Puellen), Dronrijp 28 145 - , Zyoerd in da Polum 29 Polstraat, Bolsward 67 Polum, zie Poelen Ponna, predia 12 Ponnama, Menno 11 12 Popck - Popma 172 - Scolte dr Roorda 244 Popcke (Poepke, Popka, Popko), zie ook Poptatus - Bruningha 9 - Gotama 62 - Gratinga 442 - , Wthie Popka wyff 44 Popengwere, zie Poppingawier Popka, zie Popcke Popkema (Popkama) - goed, Leeuwarden 109 - huis, Leeuwarden 199 - state, Weidum 323 333 - steed, Leeuwarden 132 - , Fedde Gerko z., pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 109-111 113-117 132 133 135 137 151 170 193 194 197-201 Popko, zie Popcke Popma, Popk Popma 172 Poppe (Poppa), zie ook Poptatus 631 - Mockema 448 van Doyum 405 , Bocka Poppa z., burgemr Sneek 53 , Galo Poppe z., schepen/burgemr Sneek 339 353 354 - , Sicka Poppa z. 195 196 - , Sybrant Poppe z., schepen Staveren 287 Poppingawier (Poppengauier, Poppenwier, Poppingwier, Poppyngwyer) 4 182 342 - Sint Nicolaaskerk 182 - kapelaan Tierck 182 - pastoor Hetto 182 - prebendaris Cornelius 182 - Wythiama gued 118 119 Poppyngha, Wybo 432 Poppyngwyer, zie Poppingawier Poptatus, zie ook Popcke, Poppe - br v. Tzalenghus Fetza 3 4 Postme meden, Buitenpost 124 Poutsma (Poulsma) sate, Wierum 261 391 Pouwel (Pawl, Pouwels, Powl) - pelser 68 - Reyner z., raadsman Sneek 339 - Tryne z. 333 334 - , Dierick Pouwels 226 - , Jacop Pouwels 226 - , Jan Pouwels z. 137 - , Johan Pawls z. 117 preceptor van Hou 47 predicatores, prekebroeren, zie dominicanen premonstratenzerinnen, zie Bethlehem, Cusemar, Buweklooster, Monnikebaijum, Veenklooster, Weerd premonstratenzers, zie Dokkum, Lidlum, Mariëngaarde, ’t Zand prepositus, zie proost prester, Johan 66 priorijen, zie Anjum, Ter Apel, Bergum, Bethlehem, Bethlehem bij Zwolle, Franeker, Haskerconvent, Ludingakerke, Monnikebaijum, Nazareth, Nijeklooster, Sion, Smalle Ee, Sneek, Thabor, Vrouwenklooster, Weerd, Windesheim procuratores Leeuwarden franciscanenobservantenklooster 102 procureur fiscaal van Friesland 301 procureur generaal van Friesland 238 - , substituut Anthonius Colibrant 453 proestye binnen Bolsward, zie ’t Zand proosdijen, zie Buweklooster, Kuzemer, Veenklooster, ’t Zand proost (prepositus, prost) - Humsterland, Johannes Wycheranii 45 - toe Fors[....] 214 Pruyssen, S. van 282 388 Puellen, zie Polen 632 Puth, by de, Leeuwarden 359 Pyba, Pybe, zie Pibe Pycke (Peke, Pieke) 330 - koerfmaker 115 - smyt 35 Pyer, zie Pier Pyeter, Pyt, Pyter, Pytter, zie Pieter Quakenburch, Herman 234 Quinque Districtus, zie Franeker Vijf Delen Raad, Hoghen, zie Hof van Friesland raadsheer, zie Hof van Friesland Radys, G., notaris 423 raedhuys Staveren 287 Raerd, Raerdera gae, zie Rauwerd raserus, Douwo raseri 200, zie ook barbier Rauwerd (Raerd, Raerdera gae, Rauert, Rauwert, Rawert) 341 71 192 203 206 250 - rechter Claes Frans z. van Kampen, meester 254 Rauwerd, Sint Laurentiuskerk 4 20 49 50 97 98 100 192 250 252 350 - Doed Camminga leen 110 - Heringaleen 51 - Sint Anna-altaar 252 - koster 250 252 - pastoor 110 250 - pastoor Jelle 71 82 - pastoor Menno, meester 203 253 254 - pastoor Sifridus 3 4 - pastoor Wybrant 443 - prebendaris Johannes 254 - priesters 50 110 - vicaris Nanna 254 - vicaris Syerd 82 Rauwerd, armen 250 252 Rauwerd - , Eelthia te 100 - Abbinghawier 41 - Berns 51 97 - Blintz 250 369 - Buiere fenne 252 253 - Fer 50 - Flansem 41 - Gerlifsma goed 50 97 - Heringa auld gued 97 - Heringa stins, state 97 192 - Jongema huis en state 253 254 - Jongema reydmer 253 - Krake 50 97 - Krens 50 - Lotstre gued 50 - Scerweerstera gued, landen 51 97 253 254 - Take gued 51 Rauwerderhem 3 41 50 182 253 - huiszittende armen 253 Rauwert, zie Rauwerd Rawerderhem, zie Rauwerd en Rauwerderhem Rawert, zie Rauwerd rechte of huiszittende armen, zie Berlikum, Bolsward, Bozum, Franeker, Jorwerd, Hallum, Harlingen, Kornjum, Leeuwarden, Marssum, Nijland, Sexbierum, Sneek, Tzummarum, Wommels rechter - Irnsum, Botto Hette z. 375 - Marrum en Westernijkerk, Feycke Ritsche z. 440 - Rauwerd, Claes Frans z. van Kampen, meester 254 - Weidum, J. Harderwijk 402 Redert (Redardus, Rederd, Reder, Redewert, Reedwert), zie ook Rieuwert - Redertsma, deken, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 65 77 79 92 Redertsma, Redert, deken, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 65 77 79 92 Reema, zie Reme Reen 129 Reenck, zie Rienck Reesche Reescke z. 178 Reescke, Reesche Reescke z. 178 Reeuwardt, Refridius, Refridus, zie Rieuwert Regneri, H., notaris 27 28 Regnerus, zie Reyner regulierenkloosters (reguleersclaesteren) 44 65 Reide (Reyde) [Ommelanden], dominicanessenklooster 56 Rein, zie Reyn Reiner, Reinner, Reinnre, zie Reyner Reinsck, Reinska, zie Reynsck Reinthe, zie Reyn Reintzen, zie Rints Reitsum (Reisum, Reysum, Rheysum) 99 332 333 Rema, zie Reme Rembolt (Remboldus) - Wilhelmi van Hasselt, notaris 149 150 - , Frans Rembolts z., pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 445 Remck, e.v. Albert Wilcke z. 219 220 Remcko (Remka, Remmeka, Remmeke, Rencko) 2 - br v. meester Bocko Aytta 93 - Jelmera 18 19 - Simons z. 1 - Wobbama 105 Reme (Reema, Rema, Ryeema) - Hermana 419-421 - , Hendrick Reme Hanseme neef 176 Remed (Remeda, Remeed, Remet, Remeth) 32 - moeder v. Goffe Douwe z. Aebinga 159 - nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr, zr Bethlehem 90 - Goffe dr Aebinga 159-161 Remicx toe Buwalda 67 Remka, Remmeka, Remmeke, zie Remcko Remka werrim Dantumawoude 8 Remmert 84 - Epes 24 Remmet (Remthia) - prebendaris Franeker 145 - , Bennert Remthia z. 85 Remmie 45 Remtz, zie Rints Ren, zie Reyn Renck (Renka, Renke) - bastaarddr v. Botta Holdinga 48 - Reinners wyff 215 216 - Sipkis 389 - , parva 32 Rencko, zie Remcko Renerd, zie Reyner Renger (Rynger) wever 331 Rengers, Johan 55 Renic, Renich, Renick, Renicks, Renicus, Reninck, zie Rienck Renka, Renke, zie Renck Rennaerda, Zacka 41 Renner, Rennert, zie Reyner Rennya, Wilka 102 Renoldus, Wibe Renoldi, pastoor Beets 402 Rensma, Tetta 32 Rensmagaest, Rensmageest, zie Rinsumageest Rent, zie Reyn Renth, zie Rinthie Renthiama kolcke, Jouswier 104 Renthie, zie Rinthie Renthzen, zie Rints Renthzie, Rentie, zie Rinthie Rents, zie Rints Rentthye, zie Rinthie Rentze, Rentzen, zie Rints Renya, zie Rinia Renyck, Renyk, zie Rienck Reteling, Johan 132 Retinghe, Jan 102 Reuwert, Rewerd, Rewert, Rewrdt, zie Rieuwert Reydingha, zie Rinia Reygha 82 Reylef Claes z. 244 Reyn (Rein, Reinthe, Ren, Rens, Rent, Reynd, Reyne, Ryn), zie ook Reyner - Bottes 442 - Hoyte z. 432 - Jaens z. 288 - Jan z. 108 633 - Ryn scheepmaker 209 Saeckle z. Hopper 286 287 , Hessel Reyn z. 414 416 433-435 , Jan Reyn z. 329 330 332 , Nanne Reins z., schepen/burgemr Bolsward 219 302 358 364 374 430 431 432 - , Peer Reinthe z. 129 - , Reyne Ryn scheepmaker 209 - , Taco Reyn z. 414 415 - , Wybe Reyn z. 190 Reynar, zie Reyner Reynck, zie Rienck Reynd, Reyne, zie Reyn Reyner (Regnerus, Reiner, Reinner, Reinnre, Renerd, Renner, Rennert, Reynar, Reynerd, Reynerus, Reynner, Rimmert, Ryner, Rynnert) 312, zie ook Reyn - pastoor Oldeboorn - pastoor Tzum 149 150 - prebendaris Franeker 126 - prebendaris Harlingen 317 318 - priester Leeuwarden 16 - Ammonius, pastoor Ried 427 428 - Goyka z 162 - Hankis z., schepen Staveren 287 - Hein Roedes, schepen Bolsward 69 - Meinardi, pastoor Kollum 450 - Meynert z. 170 - Reyner z. 146 - ter Tsille 11 - Tzummis 342) - Yds z. 316 - , Frouck Rennerts wed. 323 - , Hillegont Reyners dr 451 452 - , Katherina Reyners wyf 102 103 - , lutke 441 - , Pouwels Reyner z., raadsman Sneek 339 - , Renck Reinners wyff 215 216 - , Reyner Reyner z. 146 - , Rippert Reyner z. 451-453 - , Symen Reynners z. 196 Reynick, zie Rienck Reynner, zie Reyner Reynsck (Reinsck, Reinska, Reynsk, Reynska) 266 269 - Camstra 399-402 - Canters 325 - Pieters dr 286 287 - Simonis 200 - van Dokkum 270 - , Claes Timen zs wed. 265 Reynu (Reynuu) 147 - Wlbeds dr 63 Reysum, zie Reitsum Reytgo, prebendaris en notaris Irnsum 175 Rheysum, zie Reitsum 634 Ribbe, Symon Ribben z. 3 Richemonte, zie Richmond Richeus, Sibrandus, secretaris Franeker 341 Richmond (Richemonte) [Engeland, graafschap Surrey], franciscanen-observantenklooster 186 Ricke toe Dorp 130 131 Ricla, brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr 430 ridder, zie Goslick Juwinga, Tyaerdt Burmania Ried (Riedt) 226 428 441 - pastoor Reynerus Ammonius 427 428 riedhuys, alda, Franeker 147 Riedt, zie Ried Rienck (Reenck, Renic, Renich, Renick, Renicks, Renicus, Reninck, Renyck, Renyk, Reynck, Reynick, Rienick, Rienk, Rinck, Ryenick) 5 51 363 441 450 451 - e.v. Jelle Reyncs 37 38 - prebendaris Marssum 153 154 205 - Camminga 151 - Camstra 16 21 22 - Doitia z. Albada 41 81 - Egga z. 64 - Gerbranda 157 - Hattye z. 178 - Hermens wed. 376 - Lyoella 146 - Lyopkema 323 - metscher 244 - Renick z. 441 - Tiaerdt z. Burmania, licentiaat 346-348 393 - toe Kamygebur, zie Renyck Camminga - toe Lollum 298 - Wattia z. Harinxma 46 87 - Wybe z. 155 157 - Wytie z. Camminga 258 386 405 406 - , Anscke Renick z. 315 316 - , cleyne 265 - , Douwa Riencks z. 155-158 - , Foppe Renick z. opper Schilige 73 - , Gerloff Renick z. 268 - , Leuwe Renix z. 442 - , Renick Renick z. 441 Rientjen, Rientzen, zie Rints Riethamer, doctor Ambrosius 290 Rieuwert (Reeuwardt, Refridius, Refridus, Reuwert, Rewerd, Rewert, Rewrdt, Rieurt, Rieuwerdt, Riewerdt, Riewert, Rioerd, Rioerdt, Riuerdt, Ruardus, Ruerdt, Ruert, Ruwert, Ryoerd, Ryoerdt) 15, zie ook Redert - Albert z. 241 242 - Alberts z. 421 - Andala, predikant Bolsward 69 70 - Froukis 112 - Gysberts z. 217 - Hesseli 200 - Obbe z. scroer 362 383 - Persma 29 schroer 437 Wpcke z. 442 , Albert Ryoerdt z. 240-242 , Blesse Ryoerd z. 178 , Jan Reuwerts dr 234 , Jan Ruerts z. 431 , Jan Ryoerdts z. 137 , Jancke Rieuwerts z. 387 388 , Johan Rewerdts z. 117 , Loth Refridus dr te Bethlehem 200 , Pieter Rieuwerdts z. van Dokkum, advocaat Hof van Friesland en notaris, meester 336 337 370 380 381 453 - , Tryn Ryoerds wyf 279 Rimika, Titardus carpentator dr 17 Rimmert, zie Reyner Rinck, zie Rienck Rinia (Renya, Reydingha, Ringe, Ringhe, Ringie, Rydinga, Rydinghe, Ryedingha, Ryenga, Rynga, Ryngae, Rynge, Rynghe, Ryngie) - goed en stins, Blessum 94 - , Cathryn 403 - , Doecke Haya z. 279 281 - , Taeke 308 370 371 Rins, zie Rints Rinse, zie Rinthie Rinsumageest (Gheest, Renismagast, Rensmageest, Rinsmageest) 319 320 324 328 331 332 336 - Sint Alexanderkerk 98 319 - Onze Lieve Vrouwetafel 319 - kapelaan 320 - kapelanie 328 329 - pastoor 8 99 - pastoor Johannes 8 - pastoor Yle 320 323 328 329 - prebendaris 320 329 - vicaris 99 323 - gasthuis 329 Rinsumageest - Borch 329 - Boschtenye 330 - Galghetenye 330 - Haltenye 330 - Hernetenye 330 - Hoege fenne 332 - Horne 329 - Juwsma state 329 - molen 331 - Sandbrecken 329 - Swarte wolde 324 330-332 - Tjaarda huis, state 319 320 322-325 328 330334 - Weel, sate bute 323 324 329 - Westenfelde 331 - Wynige horne 332 Rinthie (Renth, Renthie, Rentie, Rentthye, Rentzie, Rinse, Rinthe, Rintie, Ryns, Rynth, Rynthie, Rynthye, Rynthz, Ryntthye, Ryntye, Ryntzie), zie ook Rints - Aucka wyf 265 - Bras 132 - Derck z. 434 - Folckert z. 450 - Hans dr 159-162 - Pieter z. 272 273 - Rummert z. 193 - Syama 324 - to Kambuer 231 - , Ana Rentthyen man 213 - , moy 359 - , Peter Rinthie z. 239 - , Romke Rynthye z. 332 - , Saepke Rinthie dr 304-306 373 Rints (Reintzen, Remtz, Renthzen, Rents, Rentze, Rientjen, Rientzen, Rins, Ryns, Rynts, Ryntz) zie ook Rinthie - e.v. Pieter schipper 122 - nicht v. doctor Douwa 238 - tante v. Reintzen Douwe dr, zr Groendijk 421 - z.v. Ansck Heemstra 100 - zr v. Schelte Andla Latsma 412 413 - zrs dr v. heer Foppe 397 - zrs dr v. heer Tzalling 123 - Douwe dr Douma 421-423 - Johan dr Roorda 443 - Minnema, e.v. Wytie Camminga 256-259 386 405-407 - moer 329 - Wbles 447 Rioerd, Rioerdt, zie Rieuwert Rippert (Ripper, Ripperndus, Ryppert) 43 62 - Eelsma 395 - Reyner z. 451-453 - Theoderici de Amsterdammis), pastoor Stiens en keizers orkene 37 40 - , Claes Ripperts z. 82 - , Yettie Jan Ripperts wed. 150 151 Rippertsma - feen, Harlingen 43 - huus, Harlingen 43 Riptema - , Frouck, zr v. Gabba, zr Sion 169 - , Gabba 169 - , Oede, zr v. Gabba, te Sion 169 - , Sypke, br v. Gabba, br Gerkesklooster 169 Riscka, zie Ritske Riska Menno dr Jarla te Sion 103 Rispens, Sybren Sipke z. a, vicaris, prebendaris Franeker 299 300 340 341 354 355 378 635 Ritske (Riscka, Ritscha, Ritsche, Ritscka, Ritscko, Ritska, Ritsko, Ritzka, Rydtsche, Ryske, Rytsche, Rytska, Rytske, Rytsko, Rytzcke ) 199 - priester 125 - Ballincks z. 213 - Boelema 255 258-263 284 390-393 408 409 - Jaarsma, priester 303 304 - Jelmera 18 - Juckema 160-162 - Minne z. 161 - Syerd 264 - Wattema 255 - , Feycke Ritsche z., rechter Marrum en Westernijkerk 440 Ritsum, Deinum 121 - , Heere tot 121 Ritzarda reden, Minnertsga 31 Ritzka, zie Ritske Riuerdt, zie Rieuwert Rixt (Rychst) 35 189 - zr v. heer Foppe 396 397 - Luts dr Ockema 409 410 - Menno dr Jarla 105 Robba uppa Dyck 48 Robyn, zwager v. heer Foppo te Aalsum klooster 115 Rode landen 108 Rode, Nicolaus, consul Hamburg 3 Rodehuysom, zie Roordahuizum Roderssma, Jeld 130 Rodolphus, zie Roelof Roede, Reiner Hein Roedes, schepen Bolsward 69 Roedmer molneer 250 Roedmersma gued, Dongjum 148 Roelant (Rolandt) - pastoor IJsbrechtum 35 - Niste, excijsmr 405 410 - , Joris Roelants 26 27 Roeloff (Rodolphus, Roeliff, Roloff, Rudolf, Rudolphus) 32 447 449 - pastoor Harlingen 18 - pastoor Leeuwarden Sint Mariakerk 207 - Scaap 40 - Syoelle z. 440 - van Bunau, jonker 341 378 379 - Zuer, prebendaris Heilige Geestgasthuis Groningen 54 58 - , Johannes Rudolphi, notaris Franeker 246 - , Wessel Roeliffs z. 418 roeper, Kempo 105 Roerda, zie Roorda Roerdahuysum, zie Roordahuizum Roerde, zie Roorda Roerdehusem, zie Roordahuizum 636 Roetger, zie Rutger Roirda, zie Roorda Rolandt, zie Roelant Roloff, zie Roeloff Romcke (Romcko, Romke, Romko, Rompcke, Rumcke, Rumke) 199 - Aynge, provenier tertiarissenklooster Leeuwarden 39 40 - Bullant 380 - Foeck z. 441 - Rumke z. 234 - Rynthye z. 332 - Sypt z. Oenema 198 - , Bernardus Romcke z., raadshr Bolsward 431 - , Dirck Romke z. 182 - , Focke Rompcke z. 443 - , Jw Romke z. coster 414 - , Rumcke Rumke z. 234 Rome, Heilige Stoel 260 Romkama, Liobbe Romkama 44 Romke, Romko, zie Romcke Rommert (Rommart, Rommer, Rommerte, Romte, Rumert, Rummeren, Rummert) 234 - olyslager, waynman 116 136 - , Douwe Rommerte z. 51 - , Epe Rommert z. 72 - , Feycke Rommerts 442 - , Johan Rommarts, notaris en secretaris Leeuwarden, raadshr Hof van Friesland, meester 96 289 290 387 388 407 444 - , Katherin Rumerts wed. 155 - , Matthys Rommarts, secretaris Leeuwarden 383 408 409 424 - , Ryntye Rummerts z. 193 Rommertsma, Wobbe 84 Romnya, zie Ronie Rompcke, zie Romcke Rompk, brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303 Rompt, Lyeuwe Rompt z. wed. 449 Rompta, Lyuwe Lyuwe z. schepen Leeuwarden 224 239 275-278 Romte, zie Rommerte Roncka Gerardus dr, ’neptis’ v. meester Bocko Aytta 93 Rondiel, Franeker 146 Ronie (Romnya, Ronighe, Ronya) goed, Harlingen 131 132 133 269 Ronkama, Douwa 44 Ronya, zie Ronie Roorda (Roerda, Roerde, Roirda, Rorda) - goed 247 248 - , Baue 443 - , Christoffel 363 426-428 437 438 443 - , Feye 324 - , Frans Johan z., grietman Wymbritseradeel 335-337 353 354 443 - , Georg Sibren z. 403 406 437 438 441-445 - , Goffe Sibren z. 403 441 - , Harmck Georg dr 443 - , Hero 406 441-445 - , Impcke Sibren dr 442 444 - , Jel 443 - , Johan, meester 443 - , Johan, priester 336 337 - , Popck Scolte dr 244 - , Rints Johan dr 443 - , Schelte 296 443 - , Sibren 234 257-259 403 406 441-445 - , Syds 324 - , Taecke 241 395 397 - , Watze, meester 301 403 Roordahuizum (Rodehuysom, Roerdahuysum, Roerdehusem, Roordahuysen, Roordahuysum, Rordahusum) 22 41 93 248 416 443 446 - kerk 22 41 - Aytama goed 93 Ropke, pastoor Marrum 19 Ropta (Ropperde, Ropte) - , Pibo 105 - , Sybren 91 Rorda, zie Roorda Rosema, Johan 446 Rothna, zie Rottum Rotstergaast (Gast, Gaest) 311 312 Rotsterhaule (Haula) 44 - pastoor Meyne Meynis, deken Schoterland 312 Rottum (Rothna) 311 - Sint Benedictuskerk 312 - pastoor Johannes Erler 312 - Heemslaet 311 Rouke - e.v. Rixt 35 - , Jeyp Roukes 236 Ruardus, zie Rieuwert Rudolf, Rudolphus, zie Roeloff Ruechardus Warendorpp, klerk 58 Ruerdt, Ruert, zie Rieuwert Ruigahuizen (Rugehuysen), Sint Johanneskerk 388 389 Rumcke, zie Romcke Rumert, zie Rommert Rumke, zie Romcke Rummeren, Rummert, zie Rommert ruter - van Leuwa Hoyt z., westvelingh 105 - , Geert, ruter v. Menno Jarla 106 - , Simen 148 Rutger (Roetger) - Mertyns 235 236 - , Aerntien Rutgers 234 - , Johannes Rutger z., priester Harlingen 43 Ruwert, zie Rieuwert Ry 291 Rychst, zie Rixt, Rynck Rycka, Wyerd 15 Rydinga, Rydinghe, zie Rinia Rydtsche, zie Ritske Rye Uuter 125 Ryedingha, zie Rinia Ryeema, zie Rema Ryenga, zie Rinia Ryenick, zie Rienck Rykwis, Abba 59 Ryn, zie Reyn Rynck (Rychst), dienstmaagd v. heer Jarich Haryngs z. 189 Ryner, zie Reyner Rynga, Ryngae, Rynge, zie Rinia Rynger, zie Reyner Rynghe, zie Rinia Rynghele, dienstmaagd v. Siburg 2 Rynnert, zie Reyner Rynningha gued 61 Ryns, Rynth, Rynthie, Rynthye, Rynthz, zie Rinthie Rynts, zie Rints Ryntthie, Ryntye zie Rinthie Ryntz, zie Rints Ryntzie, zie Rinthie Ryoerd, Ryoerdt, zie Rieuwert Ryp 84, zie ook Dronrijp Rypp, Ferwerd 48 Rypper, br v. Gala Donterp 29 Ryppert, zie Rippert Ryske, Rytsche, Rytska, Rytske, Rytsko, zie Ritske Rytzarde, Irnsum 446 Rytzcke, zie Ritske Saake, Sack, Sacka, Sacke, zie Saecke Sackele, Sackell, Sacle, zie Saeckle Sacq, zie Saep Sacrament, Sacramentshuis, zie Heilig Sacrament sadelmaker, Gheert 57 Saecke (Saake, Sack, Sacka, Sacke, Saeck, Saeke, Sako, Zaake, Zacka, Zacke, Zaecka, Zaeke), zie ook Saeckle - priester Leeuwarden 99 - dr v. Katherina Mockema 183 184 - e.v. Eda Jongema 250 253 - e.v. Wattia Harinxma 47 - zr v. heer Fedde Popkema 198 - Boulsme 90 - Camminga 15 16 21 22 66 - Eelck dr Heringa 253 - Oege dr 25 - Rennaerda 41 637 - , grosse 83 - , Ulbe Saeckes 142 - , Wiba Zacka z. 41 Saeckle (Sackele, Sacle, Saekell, Sackell), zie ook Saecke - nicht v. doctor Douwa 238 - smidt 290 - , Tiard Saclis 146 - , Wybe Saeckles, ov. e.v. Wytz Aebinga 343 Saeckma - , J., 281 282 - , T. 240 247 298 377 410 Saeke, zie Saecke Saendferde, zie Sandfirden Saepcke (Sacq, Saep, Saepk, Saepke) - e.v. Doitia Albada 41 - zr Foswerd 84 - Burmania 440 - Rinthie dr 304-306 373 Saepe (Sape, Sappe) - fysscher 323 329 - , Eeska Sappe z. 270 - , Janke Sappes 108 109 - , Johan Sapis 402 - , Matheus Saepe z. Mersma, rechter Wirdum 429 430 - , Tyman Sappens 184 Saepk, Saepke, zie Saepcke Saerdera Ee 68 Saesscher, zie Sasker Saexla zate, Sexbierum 279 Sako, zie Saecke Saksen (Oberlant, Sassen, Saxen) 204 - , hertog Georg van 178 179 Sal, Der, zie Terzool Salinc, Saling, zie Tzaling Salvius (Selvius) Foppinga 258 259 385-388 Sampeyn, Symoen 222 Sanctus Cruor, zie Heilig Bloed Sanctus Spiritus, zie Heilige Geestgasthuis Groningen Sand, zie Zand Sandbrecken, Rinsumageest 329 Sander Doye z. 316 Sandfirden (Saendferde) 288 Sand, zie ook Zand Sandt (Sant), ’t, an dye groet syde, Bolsward 287 Sanforda, Aalsum 49 Sant, zie Sandt Santhuusen 312 Santwielen 449 Sape, Sappe, zie Saepe Sappinghe sloet, Akmarijp 34 Sarius (Zarius), Jan Sarius, pastoor Tzum, vicaris Franeker, meester 341 409 sartor, zie ook schroer 638 - , Nicolaas 32 - , Wiardus 9 Sas - snaar v. Jets Tzummis wed. 342 - Peter z. 323 Sasker (Saesscher, Saskar, Saszker) 83 - schoonzr v. Hessel Bootsma, zr Smalle Ee 446 - Eelck z. Heringa 206 - to Tarp 49 - Wiggle z. Camstra/Heringa 50 51 112 153 154 - , Teeth Sasskers 263 Saskera stins, Westernijkerk 83 Sasse Wlbeds dr 63 Sassen, zie Saksen Sassker, Saszker, zie Sasker Scaap, Rodolphus Scaap 40 Scalsum, zie Schalsum Scelte, Sceltetus, zie Schelte scerryer, zie scheryer Scerweerstera (Scerweirstera, Scerweirstra, Schirwinstera, Schirwyrstera) gued, landen Rauwerd 51 97 253 254 Schalsum (Scalsum) 244 - prebendaris Claes 149 150 - vicaris 244 - Molswirdt 226 227 schamele Thys 112 Scharnegoutum (Golthum) 46 47 226 - pastoor 47 scharyer, zie scheryer Schedum 254 Scheen 34 Schelt, Schelta, zie Schelte Schelta beynte, Minnertsga 31 Scheltama, zie Scheltema Schelte (Scelte, Schelt, Schelta, Schelto, Scholte, Scholtetus, Scolte) - pastoor Dronrijp 29 - pastoor Oosterbierum 240-242 278 281 - pastoor Wijnaldum 72 - Andela 168 - Lamkama 15 - Latsma 279 412-414 432-434 - Liauckema 17 71-74 - Roorda 296 443 - Schelta z. Liauckema 72 73 125 126 140 234 - Sicke z. Liauckema 226 228 230 231 280 403 409 410 413 415 416 - Syds z. Tjaarda 320 325 - Wiba z. 156 - , Geroldt Schelte z. Liauckema 299 - , Goslick Schelte z. 318 - , Popck Scolte dr Roorda 244 - , Sicke Schelte z. 147 - , Syble Scholte z. dr 190 - , Syttia Scheltes 144 Schelte cruys 431 Scheltema (Scheltama) - state (ook Ydsinga genoemd), Huizum 330 332 333 - , Auck 320 332 - , Sibet 104-106 Scheltinga, Hummo Mennardus z. 32 Scheltinge gued, Engelum 178 Schelto, zie Schelte Scher, Harlingen 43 Scherhagen, H. 19 20 98 143 282 296 371 Schernebroer, Peters Symons z. 329 scheryer (scerryer, scharyer) - , Aernt 214 - , Geert 203 - , Wte 272 Schettens 287 Schilbanck, Franeker 146 Schillaard, kerk 68 Schillige, zie Terschelling Schingen (Scingen, Schinghen) 147 156 - Sint Mariakerk 28 72 156 - priester Harmen 15 schipper - Ona 92 - Stoffel 255 - , Pieter 122 Schirwinstera, Schirwyrstra, zie Scerweerstera schoenmaecker (schoemaecker, schoemaicker, schoemaker, scholapper, schomacker, schomaecker, schomaker, schuemacher, schwmacher, scoemaker, scoenmaker, scomaker) - , Aerent 272 - , Albert 101 - , Andries 154 - , Andries Jan z. 383 - , Claus 83 85 - , Doythe Dircks z. 134 - , Frerick 367 - , Hendrick Heyne z. 270 - , Henrick 308 - , Hermen 132 - , Jacob 102 - , Jacob 403 - , Jan 329 - , Lubbart 265 - , Lubbert 85 - , Peter 329 Scholastica, dr v. Ede Martena huysfrow, zr Smalle Ee 359 Scholte, Scholtetus, zie Schelte schomacker, schomaecker, schomaker, zie schoenmaecker schoolmeester, zie ook Sicke Heris, meester - Dronrijp 155 - Leeuwarden, Cornelys Johan z., meester 366 367 Schore, zie Hamburg, Schaar Schoter Uuterdycken 312 Schoterland, deken Meyne Meynis, pastoor Rotsterhaule 312 Schoyt, Aerd 221 Schreler, Arent 54 schroer (schroeder, schroor, scroder, scroer), zie ook sartor - , Alyd Sythia scroer wed. 147 - , Claes Jans z. 387 388 - , Dominicus 214 - , Dowe 84 85 - , Eecke 272 - , Ewolt 290 - , Hans 111 - , Hans dy scroder 15 - , Harmen Jan z. 361 - , Hermen 420 - , Jan Goert z. 361 - , Jancka 41 - , Johan Jans z. 306 - , Kapa dy scroder 15 - , Maerten 448 - , Rewert Obbe z. 361 383 - , Ruerdt 437 - , Wibet 448 schuemacher, zie schoenmaecker Schultinge landt 55 Schultynck, Henric 184 schutmaker (scutmaker) - , Claes 219 - , Elke 193 schwmacher, zie schoenmaecker Schylp, Nes Westdongeradeel 429 Schyngen, zie Schingen Schyrcxma, zie Syrcksma Schyre huus, Stiens 160 Scingen, zie Schingen scipper, zie schipper scleetmaker, zie sloetmaker scoemaker, scoenmaker, zie schoenmaecker Scolte, zie Schelte scomaker, zie schoenmaecker Scotus, Johannes Scotus, priester Aalsum klooster 175 Scraegdyck, Kornjum 178 Scribaens (Scrybaens) - , Elisabeth Michiel dr 221 - , Lodewyck, meester 223 224 - , Michiel 221 scriver - , Epo 147 - , Sycke 37 scriver v.d. Zeedycken, Guillielmus Johannis 639 346 scroder, scroer, zie schroer Scrybaens, zie Scribaens scutmaker, zie schutmaker Sebastiaen (Bastian) Jan z. 424 seendstoel (sindstoel), Leeuwarder 102 Seerp (Serip) - Hania, medicijnmeester, burgemr Leeuwarden, doctor 370 371 387 407 453 - Hettis 234 - Lamkama 92 - Seerp z. Beyma 295 - , Seerp Seerp z. Beyma 295 Sein Hersas 204 Seldenryck, Jacob 265 380 Sellinga goet, Minnertsga 261 391 Selvius, zie Salvius Selwerd (Selwerde), benedictinessenklooster (abdij) onder Groningen 57 Sempka Zyncke z. 389 Sendel, zie Sondel Sepke, zie Sipke Serip, zie Seerp Seuert, zie Syurd Sexbierum (Sexberum, Sixbirum, Sixtiberum) 31 414-416 433 434 - Sint Sixtuskerk 31 71 72 125 139 279 412 413 434 - Heilig Sacrament 279 - Sint Catharina-altaar 279 - Sint Maria 71 279 - kapelaan Egbertus Vollenhove 434 435 - kerkvoogden 433 - koster 71 279 - kosterie 412 - pastoor 413 - pastoor Hitto 278 279 281 - pastoor Walterus 71 74 - pastoor Ysbrandt van Harderwijk (later pastoor Spannum) 414 415 445 - prebendaris Claes 434 - prebendaris Frerick 278 279 281 - prebendaris Jelbet 415 - priester Ewirt 279 - vicarie 72 412 413 - vicaris Anno 278 279 281 - vicaris Barent 149 150 - vicaris Mammo 71 74 Sexbierum - armen 433 434 - rechte armen 413 Sexbierum - Latsma state 412-414 - Liauckema huis, state 72 278-281 433 - molen 280 - Saexla zate 279 640 Sextinus (Sixtinus) - , Albertus 185 186 - , Johannes, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, later te Londen, meester 137 185-187 Siama, zie Syama Siarsma, Katerina, familiaris Bethlehem 7 Siba, zie Sybe Sibalda goed, Arum 148 227 Sibbel (Sibbil, Sibla, Sybbell) 146 250, zie ook Sybolt - alde huuysfrou v. Eda Jongema 251 - Alles wed. 287 - Jaythies (Jatys) 116 135 - Simons wed. 309 310 - Sybets wed. 115-118 135-137 265 266 Sibbet, Sibbeth, zie Sybet Sibbil, zie Sibbel Sibbren, zie Sybrant Sibe, zie Sybe Sibers meda 9 Sibet, Sibit, zie Sybe Sibla, zie Sibbel Siblema (Sieblema), Foeke, pastoor Bolsward 295 302 Sibodus, zie Sybe Sibolt, zie Sybolt Sibrand, zie Sybrant Sibrandaburen (Sybrandaburem) 81 - prebende 81 82 Sibrandt, Sibrandus, Sibrant, Sibren, zie Sybrant Sibrich - nicht v. Fed Hendricks wed. 134 - Jan Martens 146 Sibrin, zie Sybren Sibt, zie Sybe Siburg (Syborch, Syburch) - , e.v. Conradus de Nendorpe en Heyno Vlogheling 1 2 - Pieters dr 210 Siccama, T., secretaris Bolsward 26 27 69 70 Sicco, Sicka, zie Sicke Sickama, zie Sickema Sicke (Sicco, Sicka, Sicko, Sike, Sixtus, Sycke, Syke, Syko, Syxt) 287 - pastoor Oosterbierum, meester 126 139 149 - priester Leeuwarden 99 - zrs z.v. Frouck Oeds 128 - Allart z. Oedsinga 63 64 - Camminga 15 21 - Dekema, raadshr Hof van Friesland, meester 401 410 - Dirck z. 272 - Douwe z. Sjaarda 51 60 74 - Dye z. 413 433 434 - Faersma 140 - Foppe z. 414 433 434 - Gratinga 161 162 220 245 - Heris, meester, schoolmr Bolsward 358 364 374 - in Hemga 4 5 - Juw z. Dekema 146 148 149 220 243-246 296 297 - Luttze z., bastaardz. v. Epo Liauckema 279 280 - Martena 16 22 - meester Jans z. 147 - meester Juw Hottinga z. 148 - merser 132 - Oghes 342 - Pieter z. Camminga 110 192 193 253 254 298 368 - Poppa z. 196 - Schelta z. Liauckema 72-74 - Schelte z., Liauckema, heerschap Sneek 126 140 203 225 226 230 234 280 281 - scriver 37 - Sicke z. Liauckema 226 228 230 280 281 - Ydszarda 3 4 - , Bathie Sicka dr, zr Vrouwenklooster 100 - , Fongher Sycke z. 190 - , Jarich Sicka z. 71 - , Lieuwe Syxts 130 Sickema (Sickama), zie ook Lysck Doekema - goed, state Herbaijum 95 96 156 - , Aeffe 447 - , Buwo Aeffe z. 447 Sickinga (Sickinghe, Sickyngha, Syckingha, Syckinghe, Syckumma) - goed, Goënga 86 87 119 120 184 350 351 - goed, Hijlaard 95 - , Olfert 350 - , Peter 95 Sickinghe (Sickingha), zie ook Sickinga - , Jeye 438-440 Sicko, zie Sicke Sickyngha, zie Sickinga Sidachus, zie Syds Siden (Syden) - , Conradus van der 3 - , Ghertrudis Conradus dr van der 3 - , Metten Conradus dr van der 3 Sidsingawier, Sidsingweer, Sydsinghawier, zie Groendijk Sidts, zie Syds Sieblema, zie Siblema Siegerswoude (Sigerswald, Sigerswolde, Sigerswolt, Sigherswold, Sygersualde, Sygerswald, Sygerswolde, Sygerswollde), tertiarissenklooster onder Garijp 93 116 135 153 255 267 317 402 408 - pater 267 - zr Alyt Syolke dr 408 - zr Anna Wattema 255 256 408 - zr Anne Gerloffs dr 408 Siengweir 51 Sierk, zie Syrck Sierndt, Siert, zie Syerd Sietthie, zie Sythie Sieurdt, Sifridus, zie Syurd Siger (Sieger, Sigher, Zyger) - maag v. Jorrit Andringa 61 62 - , Wolter Sigers toe Groningen 270 275 Sigerswald, Sigerswolde, Sigerswolt, zie Siegerswoude Sigher, zie Siger Sigherswold, zie Siegerswoude Sike, zie Sicko Simen, Simon, zie Symon sindstoel, zie seendstoel Sinne, Dowe Sinne z. 417 Sint Alexanderkerk, zie Rinsumageest Sint Ambrosius 176 Sint Andreas, zie Dronrijp, Harlingen, Marssum Sint Andreaskerk, zie Wijnaldum Sint Anna 117 136 201, zie ook Aalsum klooster, Bergum, Marssum, Stiens, Warga Sint Anna en Mariaprebende, zie Marssum Sint Anna-altaar, zie Leeuwarden Sint Vituskerk, Rauwerd, Thabor, Westergeest Sint Annaklooster, zie Leeuwarden tertiarissenklooster Sint Annaleen, zie Kollum Sint Annamis, zie Wijnaldum Sint Anthoniegasthuis, zie Bolsward, Leeuwarden, Sneek Sint Anthonius, zie Ferwerd, Minnertsga Sint Antoniusgilde, zie Dronrijp Sint Augustinus 176 Sint Barbara, zie Ballum, Dronrijp, Marssum, Minnertsga, Wijnaldum Sint Barbara-altaar, zie Sneek Sint Barbarakapel, zie Ballum Sint Bartholomeus, zie Minnertsga Sint Benedictuskerk, zie Dantumawoude, Rottum Sint Benedictusorde 56 Sint Bernardus, zie Sion Sint Blasius, zie Dronrijp Sint Blasiuskerk, zie Haccombe Sint Catharina, zie Dronrijp, Jubbega, Marssum, Minnertsga, Wijnaldum Sint Catharina-altaar, zie Sexbierum, Sneek, Tzummarum Sint Catharinakerk, zie Hamburg, Leeuwarden Sint Catharinaleen, zie Nijland Sint Ceciliakerk, zie Lekkum Sint Christophorus 176 641 Sint Christoforusaltaar, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Sint Christoforuskerk, zie Broek, Engelum Sint Christoforusleen, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Sint Christophorus en Wirokerk, zie Heeg Sint Dorothea, zie Minnertsga Sint Fabianus en Sebastianuskerk, zie Warga Sint Franciscus, zie ook Engwird Sint Gangolfus (Gungel) 45 Sint Gertrudis 17, zie ook Harlingen Sint Gertrudisgasthuis, zie Groningen Sint Gertrudiskerk, zie Akmarijp, Workum Sint Gertrudisleen, zie Abbega Sint Goedelekerk, zie Brussel Sint Gregorius 176 Sint Gregoriuskerk, zie Londen Sint Hieronimus 176 Sint Hubertus, zie Minnertsga Sint Jacobsaltaar, zie Bolsward Sint Jacobsgasthuis, zie Leeuwarden Sint Jacobskerk, zie Hamburg Sint Jacobsstraat, Leeuwarden 309 Sint Johanneskerk, zie Deinum, Hamburg franciscanenklooster, Huizum, Nijehaske, Oudega Noordwolde, Ruigahuizen Sint Johannes en Nicolaasleen, zie Bolsward Sint Johanneswoude, kerkvoogden 329 Sint Joris, zie Leeuwarden Sint Vituskerk Sint Joriskerk, zie Oosterbierum Sint Lambertuskerk, zie Arum Sint Laurentiuskerk, zie Rauwerd Sint Lebuïnuskerk, zie Molkwerum Sint Maartenskerk, zie Beetgum, Bergum, Bolsward, Dokkum, Groningen, Hallum, IJlst, Minnertsga, Oosterend, Oudega Wymbritseradeel, Sneek, Tzummarum, Westergeest, Wirdum Sint Magnuskerk, zie Hollum Sint Margaretha, zie Marssum Sint Maria 117 118 120 130 136 145 163 171 174 176 192 201 207 214 221 223 225 240 241 267 268 279 309 319 342 388 Sint Maria, zie Aalsum klooster, Blija, Dronrijp, Gauw, Harlingen, Hollum, Huizum, Leeuwarden Sint Vituskerk, Marssum, Minnertsga, Nijehaske, Sexbierum, Staveren, Tzummarum, Wijnaldum Sint Maria-altaar, zie Bloemkamp, Broek, Franeker, Groendijk, Leeuwarden dominicanenklooster, Leeuwarden franciscanen-observantenklooster, Marssum, Sneek Sint Mariagilde Sneek 119 Sint Mariakapel, zie Bolsward Sint Mariakerk 28, zie Blessum, Boer, Dongjum, 642 Eglescliffe, Groningen, Hamburg Schaar, Leeuwarden, Schingen, Winsum Sint Marialeen, zie Nijland Sint Mariaprebende, zie Minnertsga Sint Maria en Annaprebende, zie Marssum Sint Maria Magdalena, zie Hamburg Sint Matheuskerk, zie Westermeer Sint Michaëlskerk, zie Berlikum, Harlingen Sint Nicolaas en Johannesleen, zie Bolsward Sint Nicolaas, zie Gauw, Marssum, Minnertsga Sint Nicolaasaltaar, zie Bloemkamp, Sneek Sint Nicolaaskerk, zie Blija, Firdgum, Hamburg, Loënga, Midlum, Nijland, Oosterwierum, Poppingawier, Snikzwaag Sint Pancratiuskerk, zie Wolsum Sint Pauluskathedraal, zie Londen Sint Pauluskerk, zie Oudkerk Sint Petrus en Paulus, zie Marssum, Minnertsga Sint Petrus en Paulusaltaar, zie Sneek Sint Petrusaltaar, zie Leuven Sint Petruskerk, zie Hamburg, Leuven Sint Pontianuskerk, zie Marssum Sint Salviuskerk, zie Dronrijp Sint Sebastianus en Fabianuskerk, zie Warga Sint Sixtuskerk, zie Sexbierum Sint Thomas, zie Dronrijp, Marssum, Minnertsga, Tzummarum Sint Thomasaltaar, zie Franeker Sint Vituskerk, zie Doezum, Leeuwarden, Stiens, Wetsens Sint Walburgkerk, zie Groningen Sint Willibrorduskerk, zie Goënga, Holwerd Sint Wiro en Christophoruskerk, zie Heeg Sinte Mariaegaarde, zie Mariëngaarde Sio (Syo) Clatirsma 7 Sioeka, zie Syoucke Sioelck (Sioelcke, Syoelck, Syoelcke, Syolke), zr v. Anna Wattema en Ritske Boelema 255 261 262 391 408 Sioerdt, zie Syurd Sion (Syon, Syonn, Syowin, Syowinn), cisterciënzerinnenklooster Sint Bernardus (priorij) onder Niawier 8 13 65 85 99 103 104 110 169 176 303 430 - Sint Bernardus 169 - zr Ebel, brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr 430 - zr Frouck, zr v. Gabba Riptema 169 - zr Gautie 99 - zr Heelka, nicht v. Menno Jarla 104 - zr Margarete, zr v. heer Ritske Jaarsma 303 304 - zr Oede, zr v. Gabba Riptema 169 - zr Riska Menno dr Jarla 103 - zr, Jepka dr te Foudens, te Sion 99 - zrs, drs v. Doda Jarla te 99 - zrs, nichten v. Doede Camminga 110 - zrs, Taka zrs v. Alsin 13 - zrs, zrs v. Gabbe en Menno Jarla 99 104 Siouck, Sioucke, zie Syoucke Sipke (Cyprianus, Sepke, Sipck, Sipcka, Sipcke, Sipka, Sipken, Sipko, Sypka, Sypcke, Sypke, Zipke, Zypke) 332 - koster Marssum 123 153 154 - priester Wijnaldum 139 - Abbema 339 353 354 - Aecka z. 173 - Camminga 406 - Douwe z. 215 - Epe z. 248 - Jans z. (Cyprianus Johannis), meester 69 - Lauwe dr 417 418 - Pyers z., vicaris Sondel 388-390 417 418 - Syeurdts z. 411 - Sytzie z. 365 - Thomas z. 167 - Tjaarda 100 101 - Tyercx, raadsman Bolsward 26 - to Dokkum 116 - Wibrandi, prebendaris Tiets Beentiama leen Leeuwarden 116 132 135 - Wpcis 160 - , Abbe Sypkes z. 144 163 167 191 215 - , Douwa Zypkes z. 197 - , Menne Sipke z. 206 - , Moy Sipkis 288 289 417 418 - , Renke Sipkis 389 - , Sybren Sipke z. a Rispens, vicaris, prebendaris Franeker 299 300 340 341 354 355 378 - , Thiaerd Sepke z. 178 - , Tiesck, zr v. heer Sipke 116 Sipsen, Beken 3 Sirck, Siricus, zie Syrck Sirt, zie Syerd Site (Sicke, Sita, Sithe, Sitze, Syt, Syte, Sytg, Sytge, Syth, Sythe, Sythie, Sytia, Zyca, Zyce) 324 330, zie ook Sythie - e.v. Meint Aeltgema 124 - e.v. Peter Camminga 16 20 21 22 - Attahusen 62 - Camminga aldmoeder 20 - Doita dr Albada 41 - Wattia dr Harinxma te Nijeklooster 46 87 88 119 Sits, zie Syds Sitze, zie Site Siucke, zie Syouck Siuerd, Siuert, Siurd, Siurdt, zie Syurd Siwck, zie Sywck Siwerd, Siwert, Siwrd, zie Syurd Sixbirum, Sixtiberum, zie Sexbierum Sixtinus, zie Sextinus Sixtus, zie Sicke Sjaarda (Syaerda, Tzyaerda, Tzyarda, Ziaerda, Ziaerde, Ziarde, Zyaarda, Zyaerda, Zyaerde, Zyarda) 233 - , But 145 - , Douwa 29 51 60 73 74 - , Douwe Sicke z. 235 - , Eedwer 64 119 120 145-150 154 - , Luts 120 146-149 - , Sicke Douwe z. 51 60 74 - , Swob 146-149 - , Tyaerd 63 146 Sjaardema (Syaerdema, Zyaerdema, Zyardema) - fenne, Franeker 299 - goed, Franeker 148 149 - huis, Franeker 299 - vrijleen, Franeker 441 Slachta 33 35 61 Slaet, zie Sloten sloetmaker (scleetmaker, slootmaker, slotemaecker) - , Evert 214 - , Gerrydt 448 - , Wolter 214 Sloten (Slaet) 46 47 72 - kerk 47 - augustijnen (dae broeren) 72 Sluter, Dirck Gerrid z. 283 Smalle Ee (Smaelenee, Smaelnee, Smalenee, Smalenne, Smalgeree, Smalgereed, Smallingheed, Smallnee, Smalnee, Smellingeraklaester, Smellinghera coweynt, Smellingheree), benedictinessenklooster (abdij, later priorij) 65 94 102 112 113 116 135 151 199 263 267 270 359 446 447 - zr Katrina Douwema 447 - zr Sasker, schoonzr v. Hessel Bootsma 446 - zr Scholastica, dr v. Ede Martena huysfrow 359 - zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151 Smallingerland (Smallingerlant) 346 Smallingheed, Smallnee, Smalnee, Smellingeraklaester, Smellinghera coweynt, zie Smalle Ee smid (smet, smidt, smit, smyd, smyt) - , Albert 329 - , Andrews 193 - , Apken 35 - , Baernd 64 - , Dowa 71 - , Hanthia 111 - , Jacop smit Ytzuns 311 - , Jella 103 - , Pieke 35 - , Piet 148 - , Sackele 290 643 Smit, Wilhelmus, prior dominicanenklooster Leeuwarden 207 208 Smitsma, Dirck 73 Smynga fen 253 Smyth (Smythe), Andreas, notaris, meester doctor 186 187 Sneek (Sneck, Sneeck, Snidts, Snits, Snitse, Snitze, Snitzie, Snyts, Snytse, Snytze, Zneeck) 24 26 41 46 61 89 102 127 134 152 173 196 225 226 230 231 233 253 314 349 352-354 421 422 - burgemr Albert Laus z. 53 - burgemr Bocka Poppa z. 53 - heerschap Sicko Liauckema 203 - schepen Claes Nanne z. 339 - schepen Galo Poppe z. 339 - secretaris Aggo Broersma, meester 314 315 339 - secretaris Kempo Jelle z. 203 Sneek, Sint Maartenskerk 30 46 118-120 125 169 201 225 226 342 350 - Heilig Kruis 195 - Heilig Kruisaltaar 118 120 342 - Heilig Sacramentshuis 47 - Juw Harinxma prebende 89 - Sint Barbara-altaar 89 - Sint Catharina-altaar 89 - Sint Maria 47 - Sint Maria-altaar 41 342 343 - Sint Mariagilde 119 - Sint Nicolaasaltaar 89 - Sint Petrus en Paulusaltaar 120 - kapelaan Pieter 203 - kapelaans, twee 118 - pastoor 30 46 118 - pastoor Arent 40 41 53 - pastoor Johannes Hennenberch van Emmerik 89 - prebendaris Agge Peers 89 - prebendaris Albertus, meester 203 - prebendaris Johannes Beets 89 - prebendaris Pieter Nicolay, tevens notaris 353 354 - priester Agga 46 - priester Aggo 431 - priester Coenradus Bloem 47 - priester Cornelius Johannis 47 - priester Gauke 47 - priester Johannes, br v. de pastoor 46 47 - priester Petrus Eponis 31 - priesters 118 126 226 Sneek, kruisherenklooster Bethanië (lutkebroers) (priorij), 41 47 61 70 84 102 108 112 119 120 126 127 141 168 169 172 202 225 226 235 342 350 380 - br Symon 120 644 - kerk 47 - prior 47 - prior Teodardus 168 169 203 - supprior 234 Sneek, Hospitaal, johannieter commanderij, zie Hospitaal Sneek, tertiarissenklooster, zie Groendijk Sneek, charitatieve instellingen - armehuysken 47 - armen 152 - armenvoogden 253 342 - gemene armen 119 - rechte of huiszittende armen 119 203 225 226 227 230 351 353 - Sint Anthoniegasthuis 33 87 119 152 Sneek - , Eeff toe 234 - , Jettie toe 234 Sneek - Harinxma huys 226 230 - Merketstraete 203 - Noerdhorn 201 - Noorderpoort 314 - Oesterdick 351 Sneker - Janka 132 - Vijfga (da Fyff ghaen) 47 Snidts, zie Sneek Snikzwaag (Snyxswaech) 35 - Sint Nicolaaskerk 35 - Hoeghe wech 35 Snits, Snitze, Snitzie, zie Sneek snyder - , Johan 309 - , Syurd 178 - , Thierck Jetie snyder z. 178 Snyts, Snytse, Snytze, zie Sneek Snyxswaech, zie Snikzwaag Soepsum 17 Sol, Solis, zie Terzool Sondel (Sendel, Zendeel) 288 289 388 417 - pastoor Haryng Jetthyes 288 289 417 - vicaris Sipka Pyers z. 388-390 417 418 Sondel, Aeste fenne 288 Sonne, Onze Lieve Vrouwe in die, Westergeest 213 Spaers 82 Spanje (Spangen) 418 - koning van 178 180 Spannum - kerk 443 - pastoor Ysbrandt van Harderwijk, eerder te Sexbierum 414 415 445 - Doenterp 442 444 Spitael, zie Hospitaal Spoelmansstraet (Spylmanna streta) Leeuwarden 65 stadhouder Bolsward, zie Goslick Juwinga Staefren, zie Staveren Staepel, Peter 267 Stans, Frans Sybe z. Stans Phrisius, notaris 305 306 372 Staveren (Staefren, Stauria) 25 28 287 411 - schepen Reyner Hankis z. 287 - schepen Sybrant Poppe z. 287 - secretaris Lubbert Gerloffs z. 437 438 Staveren, kerk - Heilig Bloed 28 - Sint Maria 23 28 - pastoor Paulus, br klooster Staveren/Hemelum 287 Staveren, mannenklooster (abdij) Sint Odulfus 56 102 Staveren/Hemelum, verenigde benedictijner mannenkloosters (abdij) 127 156 - br Johannes Gelrie, pastoor Workum 190 - br Paulus, pastoor Staveren 287 Staveren, tertiarissenklooster 115 127 145 176 - zr Ansch, zrs dr v. Hessel Martena 177 - zr Encke Heere dr Hottinga 145 177 Staveren - huys Oldenborch 287 - raedhuys 287 Sted, Mathias in der 32 steenbicker, Alla 95 Steenharst 449 - , Gerloff te 449 Steenkerk (Stenatziaerka), zusterklooster Duitse Orde, na circa 1510 cisterciënzer orde, Sint Elisabeth, onder Luinjeberd 108 steenmetseler, zie metselaer Steens, zie Stiens Steffen Willebrand 3 Stena porta, Harlingen 43 Stenatziaerka, zie Steenkerk Stennertsma, Tierck 84 Stens, zie Stiens Stenstera (Stenstra) - , Atke Gerbrandt dr 384 - , Eetthie 384 - , Fed Gerbrandt dr 384 - , Frauw Gerbrandt dr 383 384 385 - , Gerbrandt 384 - , Gerbrandt Gemma z. 384 - , Jouck Gerbrandt dr 384 Stephen, meester, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 423 sterka Dowa 147 Stiens (Steens, Stens) 158 159 227 323 408 416 - Sint Vituskerk 159 161 - Sint Anna 159 408 - pastoor Rippert, keizers orkene (notaris) 37 - prebendaris Wauthie 161 - priesters 159 - sacrista Dirck 159-162 Stiens - Ny wirck 159 160 394 - Schyre huus 160 - Swaerd 323 Stittenser (Styensteiseg) goed, Oosterend 141 Stoffel, zie ook Christoffel - , schipper 255 student, zie meester Albert Gysberts z. Styensteiseg, zie Stittenser Styn Douwes 270 Stzialingis, zie Tzaling Suaghe (Tswager) feen 213 Suameer (Suwemeer), tichelwerk 348 suarte Macke 322 Suawoude (Zuwold) - Duymsloet 365 - Ee 365 substituut v.d. procureur-generaal, Anthonius Colibrant 453 Suetkeer, Leeuwarden 122 Suffridus, Suiwart, Suiwert, zie Syurd Summa Pisani 303 Summighe lant Akmarijp 35 Sunt(e), zie Sint Sunte Mariaegarden, Sunte Mariegarde, zie Mariëngaarde Suob, zie Swob Surhuizum (Suerhuesum, Suerhusen, Suyrhuysum, Zuyrhuysom) 447 - , Arnt van 36 37 277 - , Herman van 36 Suura fiolda, Harlingen 42 Suurtremdeel, Suurtremdel, zie Zuidertrimdeel Suwemeer, zie Suameer Suyrhuysum, zie Surhuizum Swaech, Andla uppa 49 Swaerd, Stiens 323 Swanebosch Leeuwarden 368 Swarte wolde, Rinsumageest 324 330 331 332 Swawerth, Wijns 99 Swede 196 Swettha, Deinum 13 Swetye, Kempe Swetye z. 331 Sweyns, zie Zweins Swob (Suob, Swoba, Swobba, Swobbe, Zwob) 234 - Aylva 15 - Sjaarda, e.v. Jarich Epa Hottinga 59 60 119 146-149 244 Swol, Swolle, zie Zwolle Syaerd 68 Syaerda, zie Sjaarda Syaerdema, zie Sjaardema 645 Syama - sate, Ferwerd 324 - , Rynthie 324 Syba, Sybba, zie Sybe Sybbel, zie Sibbel Sybe (Siba, Sibbet, Sibbeth, Sibe, Sibet, Sibit, Sibodus, Sibt, Syba, Sybba, Sybet, Sybit, Sybodus, Sybt, Sypt) - priester Boxum, 151 - pastoor Minnertsga 30 32 33 - priester Jellum 297 - speelkind v. Menno Jarla 104 105 - zwager v. Attha Fecka wed. 167 - Agga z. 137 - Beentiama, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 66 79 90 - Broers 108 - Bryoutick z. 427 428 - Bwa z. 195 - Dirck z. 427 428 - Douwe z. 448 - Frans z. 404 - Jacop z. 157 158 - Lelcke z. 142 - Lyuwe z. 241 - Oenema 85 - Scheltema 104-106 - Sybe z. 244 - Wybe z. 269 - , Frans Sybe z. Stans Phrisius, notaris 111 305 306 372 - , Jelle Siba z. 156 - , Menke Sybet z. 107 - , Peer Sybes 236 - , Romcko Sypt z. Oenema 198 - , Sibbel Sybets wed. 115-118 135-137 265 266 - , Sybe Sybe z. 244 - , Yds Sybe z. bute Weel 323 324 329 330 Sybille, zie Sybolt Sybit, zie Sybe Syble, zie Sibbel, Sybolt Sybodus, zie Sybe Sybolt (Sibolt, Sybille, Syble, Syboldus), zie ook Sybe, Sibbel - prebendaris Leeuwarden 122 - z.v. Gattzie Abbe z. 337 - Scholte zs dr 190 - Uolters 236 - , Focke Sybolts z. 337 - , Lolcke Sibolts z. 414 415 - , Merten Sybolt z. 191 - , Tyaerdt Sybolts z. 337 Syborch, zie Siburg Sybrand, zie, Sybrant Sybrandaburem, zie Sibrandaburen Sybrant (Sibrand, Sibrandt, Sibrandus, Sibrant, 646 Sibren, Sibrin, Sybrand, Sybrandus, Sybren, Sybrin, Sybryn) 147 148 - kapelaan Rinsumageest 328 - pastoor Marssum 153 154 - priester Arum 31 - priester Minnertsga - vader v. Sibbel Sybets wed. 116 - z.v. Fed Hendricks wed. 134 - z.v. Fokel Gerlefs wed. 216 217 - z.v. Sibbel Sybets wed. 116 117 136 137 - Douo z. Tatinga, meester 381 - Douwe z. te Anjum klooster 141 - Idzes 304 - Jacop z. 43 44 - Minnema 218 - Poppe z., schepen Staveren 287 - Richeus, secretaris Franeker 341 - Roorda 234 257-259 403 406 441-445 - Sipke z. a Rispens, vicaris/prebendaris Franeker 299 300 340 341 354 355 379 - Tyerckis z. 82 - Waling z., burgemr Harlingen 318 - Wlbid Pieters z. 43 - , Andries Sybren z. 404 - , Hessel Sybren z. 279 - , Jacop Sibrens z. 82 - , Johan Sybren z. 116 131 135 - , Kensche, e.v. Sybren Ropperde 91 - , Lolcke Sybren z. 389 - , meester, oom v. Auck Peters dr 136 270 275 Sybt, zie Sybe Syburch, zie Siburg Sycke, zie Sicke Syckingha, Syckinghe, zie Sickinghe Syckumma, zie Sickinga Syd, zie Syds Syden, zie Siden Syds (Sidachus, Sidts, Sits, Sydsz, Syd, Sydt, Sydts, Sydzs, Syts, Sytz, Sytzs), zie ook Site, Sythie - halfzr v. Hessel Tyercks z. 382 - neef v. Lieuwe Peters z. 372 - z.v. Ansck Heemstra 100 - Albert dr 241 242 - Allema 448 - Botnia 382 416 417 446 447 - Gabba z. 104 - Hessel dr Martena 178 179 360 - Gekengha 4 5 - Gerrits 283 - Jongema 356 357 362 363 - Kuukens 329 - Roorda 324 - Syds z. Tjaarda 320 325 - Tjaarda, meester 180 319-337 439 - toe Britsum 268 - van Grombach 360 - , Broer Syds z. 429 - , Eeke Syts z. 408 - , Syds dr Tjaarda 320 324 329 Sydsinghawier, zie Groendijk Sydsma, Ydeka 14 Sydsz, zie Syds Sydt, Sydts, Sydzs, zie Syds Sye, Dirck Syes 168 Syerck, zie Syrck Syercktien, Syercktzen Donia 394 395 Syerd (Sierndt, Siert, Sirt, Syerdt, Syrd, Syrdt, Syrt) - e.v. Ritske Boelema 390-392 408 - vicaris Rauwerd 82 - Buuis 402 - Gaytya 23 - timmermaen 102 - , Haye Sirts z. 423 - , Ritske 264 - , Vyncent Sierndts z. 442 Syerdessma, Baldingus 11 Syerdt, zie Syerd Syetya, zie Sythie Syeuert, Syeurdt, Syeuwerdt, Syewerdt, zie Syurd Sygersualde, Sygerswald, Sygerswolde, Sygerswollde, zie Siegerswoude Syke, Syko, zie Sicke syl, Dresere 321 Syl, Deinum 206 Syl, Harke toe 287 Sylroed 95 Symen, zie Symon Symer 109 Symon (Simen, Simon, Symen, Symoen, Zymon) 154 - br kruisherenklooster Sneek 120 - deken Leeuwarden Sint Vituskerk 22 - pastoor Huizum 37 - priester Franeker 107 - priester Peins 146 - zwager v. Gerrit van Belkum 76 - Alberts z. van Harlingen, priester 209 - Claes z. 400 - Dirck z. 268 270 - Gerryt z. 134 - Gherbren z. 46 - Hendrick z. te Harlingen 234 235 316 - Hoyte z. 411 412 - Jans z. 245 - kuster 83 - Mathys z. 174 - Mathys z. 389 - Pieter z. 146 - Reynners z. 196 - Ribben z. 3 ruter 148 Sampeyn 222 Sioerdts z. 142 , Dirck Symon z. van Haarlem, prior dominicanenklooster Leeuwarden 91 - , Engelsche 267 - , Folkerus Symonis Haghedoern, notaris 47 48 - , Gerrit Symons z., raadshr Bolsward 431 - , Godfridus Simonis, vicaris Bolsward 67 - , Greet Symons 285 - , Haring Symen z., schepen Leeuwarden 229 - , Isbrand Simon z. 146 - , Jan Simons z. 272 274 - , Jiucka Symnen z. 254 - , jonge 442 - , Meynert Symon z. 404 - , Peter Symon z., meester 269 271 272 274 - , Peter Symon z. 424 - , Peter Symons z. Schernebroer 329 - , Remmeken Simons z. 1 - , Reynsck Simonis 200 - , Sibbel Simons wed 309 310 - , Tiedt Simon Hendricks wed. 316-318 - , Tyaerd Symons, vicaris Franeker 246 Synnama, Syrck 239 Synne Tyarcks z. 287 Syo, zie Sio Syoeck, zie Syouck Syoelck, zie Sioelck Syoelle (Zoele), Roeloff Syoelle z. 440 Syoerdt, zie Syurd Syolema goedt, Menaldum 28 Syolingh, Wytza Syolinghen z. 13 Syon, Syonn, zie Sion Syordema (Syorda) gued, Mantgum 50 153 - landt 448 Syouck (Sioeka, Siouck, Siucke, Siwck, Syoeck, Syoucke, Syoucktie, Syowck, Syuck, Syuick, Sywck) 330 372 442 - dienstmaagd v. Frouck Oeds 128 - zr v. meester Bocko Aytta 93 - Douwe dr Douma, e.v. jonge Syerck Donia 350 352 353 422 - Haya dr Camminga 97 98 110 111 256-258 - Kempo dr. Martena 289 290 360 380 381 414416 - Lollama 218 - meester Tiepckes wed. 443 - Mollema 449 - Oege dr 25 - Wybe wyff 215 - Wytie dr Camminga 231 232 234 258 - , Juw Sioeka z. 441 Syowin, Syowinn, zie Sion Sypcke, zie Sipke 647 Sypertsma, Ymka 32 Sypka, Sypke, zie Sipke Sypsma, Jella 32 Sypt, zie Sybe Syrck (Ciriacus, Ciricus, Cyerck, Cyriacus, Cyrick, Sierk, Sirck, Siricus, Syerck, Syrick, Syricus) - pastoor Dronrijp 63 64 - pastoor Goënga 196 - Broerkis 147 - Broertties 146 - Gherold z. 37 - Hessel z. Bootsma 446 - Jelle z. Harinxma 338 - Synnama 239 - , Baucke Syricks z. 431 - , Bauke Sierkes 92 - , Gerrit Syrcks 338 - , Jelle Syricks z. Harinxma 338 339 376 - , Petrus Syrici, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden, meester 219 255 256 263 268 271-274 295 - , Syouck jonge Syerck Donia huysvr. 350 352 353 - , Willem Cyricks z. Buwalda, notaris en secretaris Bolsward 173 174 291 295 300 302 314 315 364 374 422 425 426 431 432 Syrcksma (Schyrcxma), Tiepke Allerd z., burgemr Leeuwarden, meester 224 277 361 Syrd, Syrdt, zie Syerd Syrick, Syricus, zie Syrck Syrsma (Syrsme, Syrsseme), Funger, schepen Bolsward, meester 302 314 315 358 364 Syrt, zie Syerd Sysma, Frans 321 Syt, Syte, Sytg, Sytge, Syth, Suthe, zie Site Sythia, zie Sythie Sythiama, zie Sythiema Sythie (Syetya, Sythia, Sytia, Sytse, Sytthia, Sytthie, Sytthye, Syttia, Syttie, Syttya, Syttye, Syttze, Sytye, Sytze, Sytzie) 147, 267, zie ook Site, Syds, Zettie 179 - dr v. Lysck Doekema 95 - zr v. Lysck Doekema 95 - zr v. Tette Heeren huusvr. 213 - Alberts z. 144 - Aylva 332 335-337 - Bauka z. 65 - Harinxma 338 339 351 354 375-377 - Hessels z. 338 - Peer z. 51 - pelser 146 - Scheltes 144 - scroer 147 - Syttie z. 229 - van Grombach 360 648 - Wyba z. 64 Wytie dr Camminga 258 , Aemcke Sytzie z. 365 , Andries Sytye z. 329 , Douwe Sytses, priester 141 , Fecka Syetya z. 188 , Hobbe Sytze z., pastoor Bolsward 431 432 , Intie Sythia wyff 44 , meester, bastaardz. v. Hessel Martena, pastoor Franeker 179 - , Sipke Sytzie z. 365 - , Syttie Syttie z. 229 Sythiema (Sythiama, Sytyema, Syttyema, Sytyema), zie ook Sytzama - sate Hallum 330 331 333 - , Haring 333 335-337 344 399 438 439 440 - , Moed 320 322 323 325 326 328 330 332-335 439 - , One 323 Sytia, Sytie, zie Sythie Syts, zie Syds Sytse, zie Sythie Sytsen terp 141 Sytthia, Sytthie, Syttia, Syttie, Syttya, Syttye, zie Sythie Syttyema, zie Sythiema Syttze, Sytye, zie Sythie Sytyema, zie Sythiema Sytz, zie Syds Sytzama (Sytzema), zie ook Sythiema - , Pier 421-423 Sytze, zie Sythie Sytzema, zie Sytzama Sytzie, zie Sythie Sytzs, zie Sydts, Syts Syuck, zie Syouck Syuerdt, Syuert, zie Syurd Syuick, zie Syouck Syurd (Seuert, Sieurdt, Sifridus, Sioerdt, Siuerd, Siuert, Siurd, Siurdt, Siwerd, Siwert, Siwrd, Suffridus, Sufridus, Suiwart, Suiwert, Syuerdt, Syeuert, Syeurdt, Syeuwerdt, Syewerdt, Syoerdt, Syurdt, Sywert, Sywrd, Sywrdt, Zyoerd, Zyurd) 50 93 179 - br franciscanen-observantenklooster Leeuwarden 117 - br v. Gercke Oggema 84 - br v. heer Ritske Jaarsma 303 - br v. Hessel Tyercks z. 382 - lector dominicanenklooster Leeuwarden 22 - pastoor Rauwerd 3 4 - z.v. Frouck Oeds 128 - Andlef z. Aebinga 12 13 - Baucka z. 27 - in Aeldeburgh 10 - in da Polum 29 - Jans z. 249 - Jarich z. 157 158 - Johannis z. 342 343 - kystemaker 329 - Meynsme, pastoor Firdgum 240-242 - snyder 178 - Taede z. Hopper 286 287 - tapper 386 - te Nyehuus 105 - Tyard z. 62 - Tzaling z. 414 433 434 - Wopke z. Watnyanus 359 360 374 - , Alydt Hans Seuerts wed. 309 - , Baucke Sieurdts, vicaris Berlikum 427 428 - , Dirck Syurd z. 47 - , Haye Syurd z. 193 - , Hein Siuerd z. 134 - , Hendrick Syeuwerdt z. 450 - , Hidde Syurd z. 219 - , Holle Syurd z., schepen Bolsward 432 - , Katherina Siurd z. wyf 147 - , lytke Siwrd Wopke man 329 - , Mens Syurds 235 - , Sipke Syeurdts z. 411 - , Symon Sioerdts z. 142 - , Timen Zyurd z. 178 - , yonghe 33 Syurde zate, Bozum 422 Syurt, Syuwerdt, zie Syurd Sywck, zie Syouck Sywert, zie Syurd Sywich (Zywych) Camminga, 15 Sywrd, Sywrdt, zie Syurd Syxt, zie Sicke Tabar, zie Thabor Tabbe, Inthie Tabbe z. 425 426 Tabbor, Taber, Tabor, zie Thabor Tackle, Taco, zie Taecke Tad, Tade, zie Taede Tadema, Kempo 448 449 Tadeus, Tado, zie Taede Taecke (Tackle, Taco, Taecko, Taka, Take, Takele, Tako, Tecke) 125 329 - bastaardz.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159 - br v. Saepke Rinthie dr 372 - Aebinga, abt Mariëngaarde 14 - Baucke z. 369 - Camminga 105 - Camstra 31 - Dowe z. 157 - faber lignarius 198 - Glins, grietman Menaldumadeel 158 - Glins 345 346 - gued, Rauwerd 51 - Herema 279 281 298 299 403-405 - Hermana 30-32 - Hoeyte z. 432 - Hotye z. 395 - Jacop z. Hibbema 240 242 - Mockema 48 - Reyn z. 414 415 - Rinia 308 370 371 - Roorda 241 395 397 - Sicke z. Camminga 299 368-370 404 - tapper 329 - Tyaerdt z. 358 364 - Unamme 13 - uppa Myed 29 - zrs v. Alsin, zrs Sion 13 - , Brecht Takis dr 134 - , Foppe Take z. 161 - , Gabba Taecke z. 247 - , Johan Take z. 396 - , Jucke Taken z. 213 - , Juweco Tako z. Ewingha 9 - , Lolcko Taecke z. 372 - , Meynta Tako z. 99 - , Otta Taekes 289 417 - , Youka Taeke z. 389 Taede (Tada, Tade, Tadeus, Tado, Taed, Thadeus, Teda) 134 - abt Klaarkamp 8 - dr v. Gerland Hermana 31 - prebendaris Harlingen 317 - priesterbr Hospitaal 41 - Gerba z. 82 - Saeckle z. Hopper 286 287 - , Eppo Teda z. 31 32 - , Lyuwck Taede Hopper wed. 286-288 - , Tytardus Teda z. 31 32 Taeke, Taekele, zie Taecke Taeten, Pyba Taeten z. 64 Taetke, Taetka, Taettie, Taettye, zie Tathie Taka, Take, Takele, Tako, zie Taecke Tamme toe Dorp, z.v. Ricke 130 Tammynga lant 55 Tanyaburen, Leeuwarden 269 tapper - , Arent 329 - , Gerbren 111 - , Syoerdt 386 - , Take 329 Tarp, Kollum 49 - , Saesscher to 49 Tathie (Taetke, Taetka, Taettie, Taettye, Taytie) 4 31 - e.v. Janke Sappes 108 109 - Agges 231 234 Tatinga (Thatinga), meester Sibrandt Douo z. 381 Taytie, zie Tathie 649 Tecchum (Teghum) 21 248, zie ook Teggma land Tecke, zie Taecke Teda, zie Taede Teedt, zie Teeth Teercke feen, Oostermeer 348 Teerns (Teernze, Tirens) 27 333, zie ook Tirns - , Jan van, prior dominicanenklooster Leeuwarden 109 111 123 Teernze, zie Teerns Teet, zie Teeth Teeta (Teta) Jellama, provenier Haskerconvent 44 45 Teeth (Teedt, Teet, Teetke, Teete, Tethe) 116, zie ook Teth - dr v. Lysck Doekema 95 - dr v. Sibbel Sybets wed. 116 136 - dr v. Wybe Saeckles, zr Bethlehem 344 398 - e.v. Jelle Syricks z. Harinxma 338 339 - zr v. Hans Eennes 195 - zr v. Luts Ockema 409 - Franciscus dr Minnema, zr Bethlehem 199 200 - Sasskers 263 - Wiba lya, nicht v. Aeda Keympa z. Jongema 82 - Wytie dr Camminga 258 - Wlbid Pieters dr 43 Teetlum, Doecke van 121 Teggma land, Huizum 128, zie ook Tecchum Teich, Tiepke bey dem 83 tenoryt (tenorista), Frans Jan z. 366 393 Teodardus, zie Tyaerd 169 203 Teodricus, zie Dirck Terkaple (ter Capple) 420 Ternaard (Tonnaerdt, Tonnaeurt, Tonnauwert) 18 104 - pastoor Ogha 101 - Jelkama state 390 392 Terns, zie Tirns Terp, zie Kollum, Dorp, zie ook Tarp Terschelling (Schillige) - , Foppe Renick z. opper Schillige 73 tertiarissenkloosters, zie Aalsum, Bolsward Heilige Geest, Engwird, Groendijk (Sidsingawier), Groningen Olde Convent, Groningen Ten Hoorn, Leeuwarden (Fiswerd, Galilea, Sint Annaklooster), Nazareth bij Idsega, Oegeklooster, Siegerswoude, Staveren, Steenkerk, Tzummarum, Workum (Mariënacker) Terzool (Ter Sal, Sol, Zoil) 4 - , Lubert van 205 - , Hans van 205 - Wygherma guedt 342 Tet, zie Teth Teta, zie Teeta 650 Tetardus, zie Tyaerd Tetema, Douwa, doctor 234 237-239 Teth (Eet, Tet, Tetta, Tette, Tetthe, Tetz) 294, zie ook Teeth - brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303 - dr v. Gattzie Abbe z. 337 - e.v. Upko in Hitsum 31 - Goffe dr Aebinga 160 - Goslick dr Juwinga 357 363 364 426-428 - Heeren huusvr. 212 213 - Rensma 32 - Wlck dr Wyghersma 43 Teye 268 - , Joachum Teye z. 402 Tgeert, zie Tyaerd Thabor (Abert convent, Aebbaerdt, Tabar, Tabbor, Taber, Tabor), windesheimer mannenklooster (priorij) onder Tirns, 13 19 28 30 33 34 41 50 61 64 67 108 112 119 126 127 141 144 156 164 172 195 202 211 218 225228 230 234 249-253 267 320 323 325 350 351 353 362 - graete tierke 172 - kapel 173 - Sint Anna-altaar 172 - brs, brs v. Henrick Nannes en Kathryn Epes 164 - priesterbr Dowa Herkis 195 - prior (pater) 34 35 164 165 227 228 234 353 - prior Johan 173 - prior Theodricus Campis 89 - prior, eerder supprior Worp 173 211 251 253 - procurator 34 35 - supprior, later prior Worp 173 211 251 253 Thadeus, zie Taede Thatinga, zie Tatinga Theerden, zie Tziarda Theodardus, zie Tyaerd Theodericus, zie Dirck Thete, zie Teeth Thette, zie Teth Theuws 446 Thiaerd, Thiard, zie Tyaerd Thiede, Thiedt, zie Tyetie Thiemck, Thiemk, zie Tyemck Thierck, zie Tyerck Thiericsma, Lyska 32 Thierxma (Tyarxma, Tyerxma), Wiba 33-36 Thieth, Thietke, zie Tyetie Thietmarem, zie Tzummarum Thiets, Thieyt, zie Tyetie Thieyt, zie Tyetie Thomas (Tomas, Tomis) 94 299 - prebendaris Franeker 246 - priester 105 - Abbe z. 442 - Ackerman, priester Amsterdam 211 Ansma 226 Bouwen z. 414 433 434 Gerryts z. 219 Gotson, notaris, meester 187 Kraen, br dominicanenklooster Leeuwarden 16 22 - kuyper 453 - Myrcks z. 196 - , Boye Thomas z. 144 163 167 191 197 215 - , Claes 147 - , Jelte Thomas faber z., prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden 308 348 349 366 393 - , Sipke Thomas z. 167 - , Yeck Thomas wyff 190 191 Thonis (Thonys), zie ook Anthonis - Galama 377 - , Kathryn meester Thonys 119 Those 61 Thrin, Thryncke, zie Tryn Thyaerd, Thyaert, zie Tyaerd Thyeyka Heynnemma 32 Thys (Tys) 148, zie ook Mathys - Dowe z. 193 - Evert z. 264 - op Nyland, Leeuwarden 116 136 - Thys z. 217 - , Foppe Tys z. 123 - , meester 284 - , schamele 112 - , Thys Thys z. 217 Tiabbo, zie Tyebbe Tiaerd, Taerdt, Tiaert, zie Tyaerd Tialcke, Tialke, zie Tyalcke Tiard, zie Tyaerd tichelwerck, Dokkum 330 331 tichelwerk, Suameer 348 Tiebbe, Tiebbo, Tiebbodus, zie Tyebbe Tied, zie Tyetie Tiedmarum, zie Tzummarum Tiedt, zie Tyetie Tiemarum, zie Tzummarum Tiemck, zie Tyemck Tiemmarum, zie Tzummarum Tiepka, Tiepke, Tiepko, zie Tyepcke Tierck, zie Tyerck Tiesck, zie Tyesck Tiesse, zie Tyesse Tiet, Tietia, Tietie, zie Tyetie Tietjerk (Tietzercka), pastoor 269 Tietjerksteradeel (Tietzerckeradeel, Tyetyercksteradeel, Tyetzercksteradeell, Tzietzarcksteradiell) 304 330 346 371 Tietke, Tiets, Tietze, zie Tyetie Tietzercka, zie Tietjerk Tietzerckeradeel, zie Tietjerksteradeel Tille (Tsille) - , Minne ter 72 - , Reynerus ter 11 Timan, Timen, zie Tymen timmerman (timmerman, tymmerman), zie ook faber lignarius - , Ariaen 265 - , Douwo 368 - , Jan Jan z. 361 - , Syrd 102 - , Tiard 62 Tirens, zie Teerns Tirns (Teerns, Terns, Tyrlenzee) 173 226, zie ook Teerns - pastoor Albert, meester 173 - pastoor Peter 35 Titardus, zie Tyaerd Titus Livius 403 Tjaarda (Tirdema, Tjaerda, Tyaerda, Tyaerde, Tyarda, Tyarde, Tziarda, Tzyaerda) - familie 331 - kapelaan 328 - huis, Rinsumageest 319 320 322-326 328 330334 - , Anna Syds dr 320 324 325 329 330 - , Jouka 98-100 - , Kinsck, dr v. Jouka 99 105 - , Kynsch Syds dr 320-322 324 325 333 335 - , Mary Syds dr 320 322 323 326 329 333 - , Schelte Syds z. 320 325 - , Sippe 100 101 - , Syds, meester 180 319-337 439 - , Syds Syds z. 320 325 - , Syts Syds dr 320 324 329 - , Womck Syds dr 320 323 324 326 327 329 - , Worp 98 100 - , Worp Syds z. 320 325 327 337 Tjaerd, zie Tyaerd Tjaerda, zie Tjaarda Tjaerdt, Tjaert, zie Tyaerd Tjalke, zie Tyalcke Tjalla, zie Tyalle Tjard, zie Tyaerd Tjebbo, zie Tyebbe Tjepck, Tjepcke, zie Tyepke Tjerck, zie Tyerck Tjerkgaast (Tzarckgheest), pastoor Claes 217 218 Tjerkwerd (Tzerckwert, Tzerkwert, Zerkwerd) 67 218 - priesters 67 - Baebuieren 287 - Ottinge guet 287 - Ymswold 287 Tjessens, Gercke 379 Tjessinga (Tzessinge) 84 651 Tjessinga (Tyessinge) goed, Hijlaard 94 Tockum, zie Dokkum Tode, zie Dode Toerns, Engelum 178 Tomas, Tomis, zie Thomas Tonnaerdt, Tonnaeurt, Tonnauwert, zie Ternaard Tootten Andries z. 178 Topsma worp 304 Toytgum, zie Berlikum Traen, (Tranen) 52 108 Traiectum, zie Utrecht Tranen, zie Traen Treme 33 Tremunt, zie Trimunt Tresinge slaedt 68 Trilinguis, Colegium, Leuven 326 Trimsuyrderdeell, zie Zuidertrimdeel Trimunt (Tremunt) 348 Trin, Trincke, zie Tryn Triris 57 Tritzem, Tzum 94 Truyd (Truyde) - onwettige zr v. Feddricus Hummama 29 - Dirck dr 138 Tryn (Cathryn, Thrin, Thryncke, Trin, Trincke, Trynke) 209, zie ook Kathryn - dr v. Gattzie Abbe z. 337 - dr v. Haebel Taecke Glins wyff 345 - dr v. Id Juw dr Dekema 245 - e.v. Albert Ryoerdt z. 241 - e.v. Tyaerdt Jongema 357 - huisvrouw v. heer Here Hottinga 340 355 - zr v. heer Goffa, zr tertiarissenklooster Tzummarum 141 142 - zr v. Tiedt Simon Hendricks wed., zr Bethlehem 317 - Alberts, weeshuismoeder 423 424 - Arents dr 424-426 - Beelis 285 - Frericx dr 45 - Jacobs dr 283 - Peters dr 174 - Pybe Hette z. dr 413 433 - Ryoerds wyf 279 - Schelte dr Liauckema 126 140 - Wfke dr Foppinga 386 - Wytie dr Camminga 258 406 - , Anna Tryne dr 433 - , Gerbren Tryne kleinz. 241 - , Pouwels Tryne z. 333 334 Trynwolden 372 Tsille, zie Tille Tswager, zie Suaghe Tsyzingawier, zie Groendijk Tunen, zie Tuynen Tunstall, meester Cuthbert, magister rotulorum 652 en vice-kanselier van Engeland 186 187 Tuunen, Franeker 147 Tuynen (Tunen), Leeuwarden 270 283 360 Twijzel (Uptwisel) 448 Tyaemaerum, zie Tzummarum Tyaemck, zie Tyemck Tyaerck, zie Tyerck Tyaerd (Teodardus, Tetardus, Tgeert, Thiaerd, Thiard, Thyaerd, Thyaert, Theodardus, Thiard, Tiaerd, Tiaerdt, Tiaert, Tiard, Titardus, Tjaerd, Tjaerdt, Tjard, Tyaert, Tyard, Tyardt, Tyerdt, Tyert, Tyrd, Tytardus, Tziaert, Tziard, Tzyaerdt) 134 291 - br v. Doed, e.v. Hantia Heringa 97 - brs z.v. Thiemk Holdinga 48 - maag v. Jorrit Andringa 61 62 - pastoor Aalsum 49 - prior kruisherenklooster Franeker 120 - prior kruisherenklooster Sneek 168 169 203 - vicaris Dokkum, meester 169 - vicaris Westergeest 213 - Andringa 61 - Burmania, heer 199 346-349 - carpentator 16-18 - Douwes z., 144 162 163 167 191 197 215 226 - Eelckes 277 278 284 - Eelke z. 239 - Galema 121 - Goslick z. Jongema 357 363 - Hartman z. Harinxma 172 - Herema 298-300 - Holdinga 368 - Janthiema 122 - Jetse z. 240 242 - Juwinga 60 68 - Narla 104-106 - Ottama 139 - Saclis 146 - Sepke z. 178 - Sicke z. Faersma 140 - Sjaarda 63 146 - Sybolts z. 337 - Symons, vicaris Franeker 246 - Teda z. 31 32 - Tialcke z. 123 - Tiard z. 283 - Tyaerdt z. 229 265 - tymmerman 62 - Uppendyck, olderman Dokkum 169 - wasdrayer 367 - Wyba z. 127 - Zytgima 19 - , Aucke Tyaerdes 409 - , Bae Tyaerds z. 287 - , Bronger Tyaerdt z. 448 - , Dodo Tytardus z. 31 - , Dowa Tiaerd z. 148 - , frater 2 - , Foppa Tyaerdt z., meester 264 - , Gerryt Tyaerd z., priester 134 - , Kathryna Tytardus dr 31 - , Metske Tyaerts 130 - , Petrus Tiaerd z. van Workum 415 - , Siwert Tyard z. 62 - , Taekele Tyaerdt z. 358 364 - , Tiard Tiard z. 283 - , Tyaerdt Tyaerdt z. 229 265 Tyaerda, zie Tjaarda Tyaerde, zie ook Tjaarda - waer 215 - , Jeldera Tyaerde lant 433 Tyaersmae gued, Kornjum 178 Tyaert, zie Tyaerd Tyalck, zrs dr v. heer Fedde Popkema 198 199 Tyalcke (Tialcke, Tialka, Tjalke, Tyalke) - br v. heer Tzalling 123 - , Bauck Tialcke dr 123 - , Peter (Pieter) Tyalcke (Tialka, Tjalke) z. 127 134 166 - , Tiaerd Tialcke z. 123 Tyalla (Tjalla) - dr v. Titardus carpentator 16-18 - Doynghe 81 Tyamck, Tyamke, zie Tyemck Tyarc, Tyarck, zie Tyerck Tyard, zie Tyaerd Tyarde, zie Tjaarda Tyardt, zie Tyaerd Tyebbe (Tiabbo, Tiebbe, Tiebbo, Tiebbodus, Tjebbo) - franciscaan 11 - Edes z., pastoor Ferwerd 440 - Martena, meester 380 - Wibama 93 - , Bernke Tyebbis 311 - , Tzyaling Tyebbe z. 193 Tyebke, zie Tyepke Tyedt, zie Tyetie Tyemarum, zie Tzummarum Tyemck (Thiemck, Thiemk, Thyemck, Tiamke, Tiemck, Tyaemck, Tyamck, Tyamke, Tyemke, Tzyemck, Tyempk) - e.v. Adzert Aebinga 207 - e.v. Haring Woldens 39 - tante v. Grathie Camminga 66 - Adzert dr Aebinga 398 - Camminga 15 16 21 22 - Holdinga 48 49 - Wibren dr Boulsme 90-92 - Wytie dr Camminga 258 406 Tyemmarum, zie Tzummarum Tyempk, zie Tyemck Tyepck Tjepcke dr 428-430 Tyepke (Tiepcke, Tiepka, Tiepko, Tjepck, Tjepcke, Tyebke, Tyepck, Tyepka, Tziepke) - e.v. Thiemk Holdinga 48 - Allerd z. Syrcksma, burgemr Leeuwarden, meester 224 277 361 - bey dem Teich 83 - Fokelen z. 52 - Hessel z., substituut-grietman Kollumerland 450 - to Hwe 169 - , Douwa Tiepka z. 104 106 - , Siucke meester Tiepckes wed. 443 - , Tyepck Tjepcke dr 428-430 Tyerck (Thierck, Tierck, Tjerck, Tyaerck, Tyarc, Tyarck, Tyerk) - kapelaan Poppingawier 182 - kleinz. v. Wipcke Tyercksma 107 - Douwa z. 66 - Epe z. 404 - Jan z., schepen Leeuwarden 424 - Jan z. Backer, prebendaris Bolsward 358 364 425 443 - Jetie snyder z. 178 - Lauwe z. 417 - Lickle z. 389 - Stennertsma 84 - Walta 138 - zcu Westa 84 - Zettie z. 388 389 - , Broer Tyarckes z. 38 - , Hessel Tyercks z. 382 383 - , Sibrand Tyerckis z. 82 - , Sippa Tyercks, raadsman Bolsward 26 - , Synne Tyarcks z. 287 - , Waele Tyerck z. 264 - , Willem Tiercks z. 245 Tyercksma - , Eedwer Wipcke dr 107 - , Janke Wipcke dr 107 - , Wipcke 107 108 Tyerdt, zie Tyaerd Tyerk, zie Tyerck Tyert, zie Tyaerdt Tyesck (Tiesck) - zr v. heer Sipke 116 - zr v. Sibbel Sybets wed., zr Foswerd 116 Tyesse, zie Tyettie Tyessinge, zie Tjessinga Tyetie (Thied, Thiede, Thiedt, Thietke, Thiets, Thieyt, Tied, Tieth, Tietke, Thieyt, Tiet, Tietia, Tietie, Tietke, Tiets, Tietze, Tyedt, Tyet, Tyethye, Tyetke, Tyets, Tyeyt, Tyeytia, Tziets) 132 133 - bastaarddr v. meester Goeslick Goedsfrundt z. 202 653 - dr v. Fokel Gerlefs wed. 33-36 e.v. Sasker Heringa 153 205 206 nicht v. Frauw Stenstra, te Bethlehem 384 ov. e.v. heer Tiaerdt Burmania 348 schoonzr v. Syds Tjaarda, zr Foswerd 320 zr v. Taettye 231 Beentiama 132 133 Beentiama prebende Leeuwarden 132 Doytze dr 373 374 Herema 404 Hessel dr Abbema 307 308 Johan dr Auckema, Simon Hendricks wed. 267-270 316 318 - Obbe dr, zr Monnikebaijum 436 - Sickes van Nyenhuys, e.v. Schelta Liauckema 72-74 139 140 - Wantze wed. 156 - Wigghers 148 - Wolter Sigers dr 277 Tyetse, zie Tyesse Tyettie (Tiesse, Tyetse, Tyetthe, Tyetze) 183 265 374 - to Wijnaldum 280 - weduwe 269 - , Jelle Tyesse z. 265 Tyetyercksteradeel, zie Tietjerksteradeel Tyetze, zie Tyettie Tyetzercksteradeell, zie Tietjerksteradeel Tyeyt, Tyeytia, zie Tyetie Tyman, zie Tymen Tymarum, zie Tzummarum Tyme torp, Witmarsum 286 Tymen (Timan, Timen, Tyman) - broeder, pastoor Ee 20 - Ferick z., schepen Leeuwarden 114 137 - Sappens 184 - Zyurd z. 178 - , Barber Tymens dr 411 412 - , Egbert Timans z. 210 - , Dirck Timens 146 - , Gherryt Tymen z. 137 - , Reynsk, Claes Timen zs wed. 265 tymmerman, zie timmerman Tyrd, zie Tyaerd Tyrlenzee, zie Tirns Tys, zie Thys Tytardus, zie Tyaerd Tzaling (Salinc, Salinck, Saling, Stzialing, Tzaelinck, Tzaelingh, Tzalenghus, Tzalinck, Tzalingh, Tzalling, Tzallingh, Tzalyncht, Tzalyng, Tzialengus, Tzialingh, Tzialingus, Tzyaling, Tzyalingh, Zalink) 73 - e.v. Wyck, dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429 - halfbr v. Gattzie Abbe z. 337 - oomzegger v. Jeppe Jeppema 83 84 - prebendaris Marssum 121-123 124 654 - priester 234 - Andlef z. Aebinga, abt Mariëngaarde 12 13 - Aucke z. 264 - Docke z. 353 - Fetza 3 4 - Tyebbe z. 193 - Ublema 84 - , Dode Tzialengi 4 - , Frow heer Tzalings Botnia 439 - , Idts Tzalyngs z. 144 163 167 191 197 - , Oenna Tzialingh z. 248 - , Syurdt Tzaling z. 414 433 434 - , Walla Stzialingis 5 Tzalinghe gued, Dronrijp 148 Tzalling, Tzallingh, zie Tzaling Tzaluert, Franeker 147-149 244 - , (jonge) Jan Tzaluert toe Lollum 149 245 297 - , Pieter 148 - , sate toe 299 Tzalyncht, Tzalyng, zie Tzaling Tzemarum, zie Tzummarum Tzerckes slaet 44 Tzerckwert, zie Tjerkwerd Tzerckwey, Blija 13 Tzerkwert, zie Tjerkwerd Tzessinge, zie Tjessinga Tzeyntgem, Jorwird 292 Tziaert, zie Tyaerd Tzialengus, Tzialingh, Tzialingus, zie Tzaling Tziard, zie Tyaerd Tziarda (Theerden), zie ook Tjaarda - goet, Hallum 261 391 - goet, Lekkum 369 Tziepke, zie Tyepke Tziets, zie Tyetie Tzietzarcksteradiell, zie Tietjerksteradeel Tzrodda, Eeckena 288 Tzum (Tjum, Tzummegae) 404 428 442 - groete kerck 403 - kerk 403 - koster 403 - pastoor Jan Sarius, meester 341 - pastoor Reyner 149 150 - priesters 403 Tzum - Dyck, het goet opte 442 - Fautum 404 - Herema state 404 - Tritzem 94 Tzumma, zie Tzumme Tzummarum (Thietmarem, Tiemmarum, Tyemarum, Tyemmarum, Tzemarum) 30 226 395 - Sint Maartenskerk 72 395 396 - Heilig Sacrament 395 - Sint Catharina-altaar 395 - Sint Maria 395 - Sint Thomas 396 - kerkvoogden 396 - pastoor Johannes 395-397 - prebendaris Henricus 395 397 - rechte huiszittende armen 396 - vicaris Foppe 240-242 395-397 Tzummarum - Lamminghe zate 404 - Meed, opper 31 Tzummarum (Tiedmarum, Tiemarum, Tyaemaerum,Tyemarum, Tyemmarum), tertiarissenklooster Bethanië 141 142 153 205 279 283 399 - zr Bauck Douwa dr 141 142 - zr Edewaer Hette dr Dekema 399 - zr Tryn, zr v. heer Goffa 141 142 - zr Tryn Jacobs dr 283 Tzumme (Tzumma) - Wyba z. 342 - , Hera Tzummis 342 - , Jets Tzummis wed. 341-343 - , Rimmert Tzummis 342 - , Wybe Tzumme z. 342 353 354 Tzummegae, zie Tzum Tzyaerda, zie Sjaarda, Tjaarda Tzyaerdt, zie Tyaerd Tzyaling, Tzyalingh, zie Tzaling Tzyarda, zie Sjaarda Tzyemck, zie Tyemck Uabba, Uabbodus, zie Wabbo Uaerd, zie Weerd Uattie cremer 283 Ubbema gued, Dronrijp 147 Uble (Ubele, Ubelo, Uble, Wbbele, Wbble) - pastoor Blija 19 - Camminga 16 - Hero z. 398 399 - , Myerck Wbble z. 418 - , Rynts Wbles 447 Ublema, Saling 84 Uebe, zie Wybe Uensum, zie Winsum Uerragae, zie Warga Ufka (Oefcke, Ofka, Wfke, Wfko) - Dotinga 63 - Foppinga 29 - Foppinga 386 387 - , Wyts Oefcke Hessels zs dr 350 Ughecloester, zie Oegeklooster Uiba, Uibe, zie Wybe Uibrin, Uibron, zie Wybrant Uillem, zie Willem Ulbet (Ulba, Ulbe, Ulbeth, Ulbodus, Uyelbe, Wlbeth, Wlbid, Wlbodus) 63 - pastoor Harlingen 43 - pastoor Pietersbierum 30-33 - prebendaris Oosterend 142 - Dyrcks 188 - Haye z. 51 63 64 - Pieters 43 - Saeckes 142 - , Claes Ulbet z. 217 - , Funger Uylbe z. kannegieter 385 - , Hillo Ulbodi 200 - , Reynu Wlbeds dr 63 - , Sasse Wlbets dr 63 Ulbrant Haytien z. 130 Uldericus, zie Ulricus Ulcke (Ulke, Wlcke, Wlke, Witske, Wulck, Wulcke) zie ook Wlck - vicaris junior Harlingen 317 - zr v. Jeppe Jeppema 83 - zr v. Zettie Lickle z. 389 - Aepke z. van Workum, kapelaan Sint Vituskerk Leeuwarden 283 - Douwe z. 350 352 353 - Douwe z. Douma 422 - Dyerck pelser 351 - fisker 283 - Myrcks z. 196 197 - Oenema 376 377 - Wiba dr Thierxma 34 Ulger 55 Ulke, zie Ulcke Ullawerd (Ullaverd, Ullavird, Wlaedt), Leeuwarden 270 - , Focko de 5 6 Ulrichus, zie Ulricus Ulricsma, Folpertus 5 6 Ulricus (Uldericus, Ulrichus) - prior Nazareth 7 - Balck 289 418 - Uibronti 9 Unema (Unamme, Wnama), zie ook Oenema - , Jancke 344 - , Romcko Sybt z. 198 - , Sybt 85 - , Taka 13 Unia (Oenya, Onyngha) - stins, Leeuwarden 123 - , Feya 153 154 - , Foppe Mathys z., schepen Leeuwarden 123 137 - , Kempo 37 76 79 universiteit, zie Cambridge, Leuven, Oxford Uobbe, zie Wobbe Uolter, zie Wolter Uopke, zie Wopke Uorckum, zie Workum Upke (Upcka, Upka, Upko, Wbko, Wpce, 655 Wpcke, Wpco, Wpka, Wpko) 6, zie ook Wopke - sacrista, Leeuwarden 200 - Burmania, doctor 255 257 263 264 266 285 286 380 381 390 393 408 - Doyema 14 15 - in Hitsum 31 - Olferts 155 - , Rioerdt Wpcke z. 442 - , Sipke Wpcis 160 - , Syurt Wpke z. Watnyanus 374 Uppe 147 Uppendyck, Thyaert, olderman Dokkum 169 Uptwisel, zie Twijzel Urisgast, zie Lutkegast User Frowa tot Noed, zie Onze Lieve Vrouwe ter Nood Uterdosum, zie Doezum Uterdyck (Uutterdyck) - , Gerkesklooster 12 - , Kollum 446 448 Uterdycken (Schoter) 312 Utrecht (Traiectum, Uutricht) 150 - bisdom 150 295 300 302 314 371 Uus Lieve Vrowe, Uus Liewa Frou, zie Onze Lieve Vrouwe Uuter, Rye 125 Uutfenna 9 Uuthlant 45 Uutlant, Buitenpost 124 Uutricht, zie Utrecht Uutterdyck, zie Uterdyck uyelmaker, Claes 236 Uylbe, zie Ulbet Uynaldum, zie Wijnaldum Uyrdem, zie Wirdum Uyswert, zie Leeuwarden tertiarissenklooster Uytlandt 449 Uytthye, Uytzo, zie Wythie vader Adam 240 278 vaer, Eynthe 323 Valle, meester Jan de 224 Vedeler, Johannis 1 Veenklooster (Feencloester, Feenclooster), premonstratenzerinnenklooster (proosdij) onder Oudwoude 130 213 273 325 - proost 325 - zr Aleit 213 - zr Margreta 213 - zr Wytthyen, tante v. Tette Heeren huusvr. 213 Veenwouden (Feenwolden) 332 - pastoor 329 - Gottema state 322 335 Venetië (Venegien) 238 Verbolt, Jacop Verbolt z. boeckebinder 306 656 Vermerschen, Heyno, consul Hamburg 2 Vert, Derck an dy 129 vice-kanselier van Engeland, zie meester Cuthbert Tunstall vier biddende orden 13 34 37 41 47 59 108 126 128 130 139 144 153 156 159 170 172 174 186 220 247 253 303 421 Vierssen, H.J. van 79 80 vijf biddende orden 31 250 388 Vijf Delen, zie Franeker Vijf Delen Vincent, Vincentius Jans z., pastoor Jelsum 401 visker, zie fisker Vitringa 143 259 Vliet (Fliet, Flyt), Leeuwarden 226 227 270 272 409 360 Vlogheling, Heyno 2 3 Vogelant, Aeyl int 104 Voghelesanck, Docle toe 71 Voiryp, Wijnaldum 140 Volke, Volker, zie Folcker Vollenhove (Vollenhoe), Egbertus, kapelaan Sexbierum 434 435 Voswerdt, zie Foswerd Vresen, Johannis 1 Vrieslandt, Vrieslant, zie Friesland vrijleen Goutum 406 Vrouwenklooster (Frouanconvent, Frouweneconvent, Vrouwencloester, Vrouwenclooster), cisterciënzerinnenklooster (priorij) onder Burum 45 100 130 348 - zr Bathie Sicka dr 100 Vrygemalant 54 Vyncent (Wincentius) - kleinz.v. Yettie Jan Ripperts wed. 151 - Sierndts z. 442 Vyschdam, de 33 Waaxens (Waechssens, Waexens, Waexsens) Hennaarderadeel 157 Wabbe (Uabba, Uabbodus, Wabbo) 215 449 - vicaris Lekkum 284 - Agga z. 115 - , Bauke Wabbes 92 - , Broer Wabbe z. 188-190 Waechssens, zie Waaxens Wael (Waell) - e.v. Symon Claes z. 400 - Buttima 143 144 Waele Tyerck z. 264 Waerd, zie Weerd Waerd, Leeuwarden 102 132 265 waerdinne, zie Aucka Waerkum, zie Workum Waeten, Waetena, zie Wartena Waexens, Waexsens, zie Waaxens Wagende, muntmeester Leeuwarden, heer 179 waghenaer, Jetthie 147 Waiff 447 Walckema (Walikama), Edo, pastoor Bozum, meester 195 203 217 218 295 302 313-315 Waling, Sibren Waling z., burgemr Harlingen 318 Walken - toe Huizum 37 - Eemke dr 21 - Stzialingis 5 Walle (Walla) 108 109 Walle, sate oppe, Wanswerd 262 Walseyndt, zie Woudsend Walta (Walte, Waltta) - fen 50 - huys, Bozum 313 - , Agga 294 - , Agga Walta dr, zr Nazareth bij Idsega 250 - , Doeke Agga z. 294 339 350 351 - , Fedd Agga Walta wed. 291 - , Johan 403 - , Tyarc 138 Walterswald, zie Wouterswoude Walterus, zie Wolter Waltia, zie Wattie Waltinga (Waltinge, Waltinghe, Waltyngha), Andries 346 427 Waltta, zie Walta Waltya, zie Wattie Waltyngha, zie Waltinga Wanswerd (Wansswort, Wanswert, Wanszwordt) 84 85 366 - kerk 199 - priester Fedde 85 - Heckawert 84 - Walle, sate oppe 262 Wantze, Tziets Wantze wed. 156 Wapeka Ewingha 9 Warckum, zie Workum Warendorpp, Ruechardus, klerk 58 Warga (Uerragae, Warragae, Warregae) 93 227 247 248 - Sint Fabianus en Sebastianuskerk 93 247 - Sint Anna 247 - kosterie 93 - Hennaerderebuuren 248 - Hinnaert 247 - Hockama goed 93 - Palmere gued 248 Warham, Willelmus, aartsbisschop Canterbury 185 Warkum, zie Workum Warner (Waerner), Adriaen Warner z. 381 385 Warnevliet, Marssum 121 Warns, Onze Lieve Vrouwehuisken tho Cappenborrich 196 Warragae, Warregae, zie Warga Wartena (Waeten, Waetena, Warthena) 102 269 - Westerburen 247 248 wasdrayer, Tyardt 367 Watama, zie Wattema Watie, Watkie, zie Wattie Watnyanus, Syurt Wpke z. 374 Watta, zie Watte Wattama, zie Wattema Watte (Watta, Watto) 49 - Meint z. Aeltgema, priester Gerkesklooster, 124 125 - to Dychusen 45 Wattema (Watama, Wattama) - sate Ee 255 - , Anna, zr Siegerswoude 255 256 408 - , Rytsche 255 Wattie (Walthia, Waltia, Waltie, Waltya, Watia, Watkie, Watthia, Wattia, Wattya, Wattze, Wattzie, Watze, Watzia Wautia, Wauthie, Wauthye, Wautia, Wauttio) - e.v. Grathie Camminga 65 66 - pastoor Akkrum 61 62 - prebendaris Stiens 161 - z.v. Syoucke Camminga 110 - Abbes z. 76 - Bocke z. Harinxma 46-48 86-88 - Douwe z. Juwsma, br Foswerd 248 - Herema, pastoor Nijland, meester 416 417 - Pyba z. 64 - Roorda 301 403 - Wytie z. Camminga 256 258 406 - , Cornelius Wattie z., secretaris Menaldumadeel 158 316 427 428 - , Goslick Waltia z. 41 - , Kathryn Wauthyes 119 Watto, zie Watte Wattya, Wattze, Wattzie, Watze, Watzia, zie Wattie Waudseyn, zie Woudsend Wauthie, Wauthye, Wautia, Wauttio, zie Wattie waynman, Rommeren 116 Wbble, Wbbele, zie Uble Wbko, zie Upke Wble, zie Uble weeffer, zie wever Weel 253 Weel, sate bute, Rinsumageest 323 324 329 - , Haring bute 323 324 329 - , Yds Sybe z. bute 323 324 329 330 Weelsryp, zie Welsrijp Weerd (Hweert, Uaerd, Waerd, Werd), premonstratenzerinnenklooster (priorij) onder Morra 8 65 85 90 99 104 110 207 303 - kosterie 104 - priester Jelte 83 657 - zrs, Gerbiths zrs en zrs dr 90 Weeren, Franeker 441 weeshuis Leeuwarden 380 423 424 437 weeshuismoeder Leeuwarden - Ath 360 - Tryn Alberts 423 424 Weessel, zie Wessel Weidum (Weydum) 323 426 442 - rechter J. Harderwijk 402 - kerk 220 243 Weidum - Nieuland 245 - Popkema state 323 333 Well (Wel), Peter van, priester, pater Aalsum klooster 175 374 375 Wellum, zie Willem Welmoet (Wendelmoet) - e.v. Allert Claes z. 101 102 - , Jan Welmoets 442 Welsrijp (Weelsryp, Wyelsryp) 147 - pastoor meester Douwe Pieters 310 Wendelmoet, zie Welmoet Werd, zie Weerd Were, Molkwerum 191 Werp, zie Worp Werpen 155 Werperus, zie Worp Werren, Franeker 149 Wersteneren (Wirstenneren), Johan, advocaat Hof van Friesland, meester 306 Wessel (Weessel) Roeliffs z. 418 West meda 9 Westa (Westhe) 417 - , Peter toe 439 - , Tierck zcu 84 Westdongeradeel 261 303 324 Westenfelde, Rinsumageest 331 Wester uutfenna 9 Westerbenthum 48 Westerburen, Westerbuuren, Wartena 247 248 Westergeest (Weestergheest) 212 213 - Sint Maartenskerk 212 213 - Onze Lieve Vrouwe in die Sonne 213 - Sint Anna-altaar 213 - pastoor Wygher 213 - priester Bauck 212 - vicaris Thyaert 213 Westergo, Westergoe, Westergou 110 126 139 177 178 202 Westergrowen 286 287 Westermeer (Westermar) 35 44 - Sint Matheuskerk 35 - pastoor Aggha 35 - Cromma Gheuwe 44 Westernijkerk (Newkirche, Nyekirch, Nykerck) 84 85 439 440 658 - rechter Feycke Ritsche z. 440 - pastoor Wilhelm 85 - vicaris 84 Westernijkerk - Cleyne fenne 84 - Jeppema huis 83 84 - Loen 83 84 - Newen feen 84 - Saskera stins 83 Westerpoort, Franeker 244 Westerwird (Westuirder sate), Jorwerd 122 Westhe, zie Westa Westhem - kerk 23 142 - pastoor 23 Westra werren 289 Westuirder sate, zie Westerwird Westvelingh 105 Wetsens (Wetzen) - Sint Vituskerk 99 104 - pastoor Peter 104 106 Wetsens - Jarla huis 104 106 - Lythieweer 105 106 wever (weeffer) - , Hendrick 449 - , Jan 329 - , Lyuwe 265 - , Peter 265 311 329 - , Renger 331 Weydum, zie Weidum Weymbritseradeel, Weynbritzeradeel, zie Wymbritseradeel Wfke, zie Ufke Wiaerda guet, Nijland 164 Wiarda (Uiarda, Uyarda, Wiaerda, Wyarda), Doetthie Feyke z., priester en notaris, meester 229 255 256 259 Wiardus, zie Wierd Wiba, zie Wybe Wibama, Tiebbodus 93 Wibba, Wibbe, Wibe, Wibet, Wibo, Wibodus, zie Wybe Wibrandus, Wibrant, Wibren, zie Wybrant Wibrich Wattia dr Harinxma 46 Wick, zie Wyck Widmer 227 Wiebingaleen, zie Bolsward, Sint Nicolaas en Johannesleen Wieke, zie Wyke Wieko 7 Wiel, sate te, Kollum 447 449 Wielsum, zie Wolsum Wier 178 Wierd (Wiardus, Wiert, Wyerd, Wyrd, Wyrdachus, Wyrdt) - Metzie z. 365 366 367 374 402 - Rycka 15 - sartor 9 - , Campo Wiardi 7 - , Kempe Wyrd z. 335 Wierum - kerk 261 391 - priesters 261 391 - Poutsma sate 261 391 Wieuwerd (Wyuerdt, Wywert) 41 351 - Latingha gued 41 Wigel, zie Wiggle Wiger, zie Wyger Wigera gued 253 Wigger, Wiggerus, Wiggher, zie Wyger Wiggle (Wigel, Wigla, Wigle) 133 - Camstra 112 113 - Herema 403 404 - , Albert Wiglis 268 - , Jemme Wigle z. 411 - , Lolke Wigel z. 152 Wigher, zie Wyger Wigla, Wigle, zie Wiggle Wijnaldum (Uynaldum, Winaldim, Wynaldum) 72 279 - Sint Andreaskerk 72 125 139 - Heilig Sacrament 139 - Houckamaleen 140 - Sint Anna-mis 139 - Sint Barbara 139 - Sint Catharina 139 - Sint Maria 139 - pastoor 139 - pastoor Schelta 72 - priester Dyrick 139 - priester Sypcke 139 - vicaris 72 Wijnaldum - , Tyettie to 280 - Enghele gued 140 - Faersma gued 139 140 - Fennen, dat gued oppe 139 - Nyehuystera guet 140 - Oldehustera gued, zeta 140 281 - Voiryp 140 - Wynaldema reed 280 - Zyorde gued 140 Wijns (Wyns) 116 136 - Swawerth 99 Wikel, zie Wyckel Wilcke (Wilcko, Wilka, Wilko, Wylcke) 84 - Holdinga 198 348 349 - Folkert z., secretaris Leeuwarden 200 201 224 239 240 249 263 264 271 272 274 - Rennya 102 - , Albert Wilcke z. 219 220 - , Clara Wilko dr 263 Wilcsch (Wilsch), nicht v. Lutke Harinxma 231 233 Wilhelm, Wilhelmus, zie Willem Wilka, Wilko, zie Wilcke Willebrand, Steffen 3 Willem (Uillem, Wellum, Wilhelm, Wilhelmus, Willelmus, Willum) 77 - dienstknecht v. Tyetie Sickes van Nyenhuys 140 - pastoor Ecwert 8 9 - pastoor Westernijkerk 85 - priester, br v. Allert Claes z. 101 - priester Bolsward 30 - priester Marssum 205 206 - vicaris Sint Maartenskerk Bolsward 23 24 26 - Ariaen z. 383 - berbeer 13 - Boreman 186 - Canter 267-270 325 - Cyricks z. Buwalda, notaris en secretaris Bolsward 173 174 291 295 300 302 314 315 364 374 422 425 426 431 432 - Gielis z., secretaris Ferwerderadeel 398-440 - Heercke z. 297 - Jan z. 182 - Smit, prior dominicanenklooster Leeuwarden 207 208 - Tiercks z. 245 - Warham, aartsbisschop Canterbury 185 - , Gheert Willems van Bolsward 233 - , Gillis Willem z. 285 - , Gysbert Willems, meester 424 - , Hille Willem z. 219 - , Jan Willems 253 - , Jochum Willems z. 453 - , Joest Willems dr, provenierster Aalsum klooster 170 171 - , Joest Willems z. 309 - , meester 244 - , Pieter Willems 416 - , Remboldus Wilhelmi van Hasselt, notaris 149 150 - , Winandt Willems z., advocaat Hof van Friesland, meester 340 354 Willich, in de, Dokkum 446 Willum, zie Willem Wilmers, Hendrik, notaris te Leiden 296 Wilsch, zie Wilcsch Wilsum, zie Wolsum Wimbritseradeel, zie Wymbritseradeel Winaldim, zie Wijnaldum Winandt (Wynandt) Willems z., advocaat Hof van Friesland, meester 340 354 Wincentius, zie Vyncent Winckele, Jan van den, meester doctor 223 224 659 Windesheim (Wyndesum, Wynsum), windesheimer mannenklooster (priorij) bij Zwolle 55 56 windesheimers, zie Anjum, Bergum, Bethlehem bij Zwolle, Haskerconvent, Ludingakerke, Thabor, Windesheim Winsum (Uensum, Winsumer gha, Wynsum) 297 - kerk 50 220 - pastoor Johannes 310 - Horswird 245 Winsum [prov. Groningen], dominicanenklooster 45 Winsumer gha, zie Winsum Wipcke (Wipke) - Piers 108 - Tyercksma 107 108 Wirdum (Uyrdem, Wirdom, Wyrdoem, Wyrdom) 205 265 409 430 - rechter Matheus Saepe z. Mersma 429 430 - Sint Maartenskerk 20 21 112 205 247 - pastoor Albert 160 161 - pastoor Douwo Wysma 429 430 - pastoor Mamma 66 Wirdum - , Eemke te 21 - Camstra state 419 Wirdumer poorte, Leeuwarden 409 Wisck, zr v. doctor Douwa 238 Wissum 154 Wisswert, Wiswardt, Wiswert, zie Leeuwarden, tertiarissenklooster Withmarsum, zie Witmarsum Witiama gued, Akkrum 61 Witmarsum (Withmarsum, Witmaersum, Witmaersumer ghae, Witmersum, Wytmaersum, Wytmersum) 31 148 227 245 287 - kerk 50 145 220 243 - pastoor 31 145 220 - priesters 145 220 - huiszittende armen 145 Witmarsum - Aenge guedt 287 - Fylens 245 286 - Niestins 245 - Olde Biestera goed 245 - Tyme torp 286 Witsemera mieden 149 witte susteren, zie Bolsward, tertiarissenklooster wittebroder Dode 1 2 Wittenzee dorp, Wittenzer dorp, zie Wytsumma terp Wittie, Witzie, zie Wythie Wke, priester, z.v. Lysck Doekema 94 95 Wlaedt, zie Ullawerd 660 Wlbed, Wlbet, Wlbed, zie Ulbet Wlbetsma state, Bozum 291 300 301 313 Wlbid, Wlbodus, zie Ulbet Wlck (Nolck, Wolck) 133, zie ook Ulcke - Jans dr, Oegeklooster 210 - Wyghersma 42-44 Wlcke, Wlke, zie Ulcke Wnama, zie Unema Wobbama, zie Wobbema Wobbe (Uobbe) - Deytyame 322 - Rommertsma 84 - , Feycke Wobbe z. 427 428 Wobbel Piers dr 216 217 Wobbema (Wobme) - sate (of Halbaede), Driezum 324 - , Remka 105 Woerkum, zie Workum Woert, Groningen 54 Wolck, zie Wlck Wolde, bij Dokkum 227 Woldemers, Marquardus, consul Hamburg 2 Woldens, Haring Woldens e.v. Tyamke 39 Woldenzerdeel, zie Wonseradeel Woldesende, zie Woudsend Wolsum (Wielsum, Wilsum, Wylsum) 37 127 141 142 - Sint Pancratiuskerk 37 127 142 - pastoor 127 - pastoor Albertus 37 - priester Gysbert 127 Wolter (Uolter, Walterus, Wolterus, Wouter) - kleinz. v. Sibbel Sybets wed. 116 136 - medepriester Aalsum klooster 62 - pastoor Goënga 89 - pastoor Sexbierum 71 74 - procurator dominicanenklooster Leeuwarden 133 - Coquillan, notaris 371 438 445 - Hillebrandes z. 1 - Rysermans 437 438 - Sigers toe Groningen 270 275 - slootmaker 214 - , Claes Wolter z. 332 - , Sibolt Uolters 236 Wolterse hemryck 321 Wolterswold, zie Wouterswoude Wolterus, zie Wolter Woltho in Midlum 31 Womck (Womke, Wompck) - Eda dr Jongema 250 253 351 352 - Syds dr Tjaarda 320 323 324 326 327 329 Wommels - kerk 350 442 - pastoor Hayo Hoyte z. 420 421 - rechte armen 350 - Geyns 81 249-251 350-352 442 - Hottinga state 60 Wompck, zie Womck Wondenzeradeel, zie Wonseradeel Wons - Broytsma 172 - Hayum 172 Wonseradeel (Woldenzerdeel, Wondenseradeel) 30 127 217 - secretaris 143 Woorp, zie Worp Wopcka, Wopcke, Wopka, zie Wopke Wopkama state, Jaringahusen (Oosternijkerk) 48 Wopke (Uopke, Wopcka, Wopcke, Wopka, Wopko, Wpka) 84 101 106, zie ook Upke - pastoor Engelum 153 206 - pastoor Marssum 123 - prebendaris Leeuwarden 266 270 272-274 - prebendaris Oosterend 142 - priester 182 - priester Leeuwarden 135 197 198 200 214 - cuper 329 335 - Folckert z. 447 449 - Jan z. 328 - Jellis 123 - , Auck Wopkes 233 - , Claes Wopke z. 161 - , Johannes Wopke z. 323 336 337 - , lytke Siwrd Wopke man 329 - , Syurt Wopke z. 359 360 - , Wibrant Wopkis 123 Workum (Uorckum, Waerkum, Warckum, Warkum, Woerkum, Worcum, Worckum) 38 61 65 92 129 188-190 - Sint Gertrudiskerk 188 189 - kerkvoogden 188 - pastoor Johannes Gelrie, br klooster Staveren/Hemelum 190 - pastoor Johannes Ouerhof, br klooster Staveren 92 - prebendaris Fungerus 190 - prebendaris Johannis Heine z. 92 - priesters 188 - priesters ebdomodarii, zes 188 - vicaris Jarich Haryngs z. 188-190 Workum, tertiarissenklooster Mariënacker 38 61 65 92 129 138 144 188-190 - prebende 189 - ziekenhuis 189 - zr Jelle, dr v. Idze Jathye z. 129 Workum, gasthuis 33 - priester Johannes 92 188 Workum - , Gerbrant Claes z. van 211 - , Petrus Tiaerd z. van 415 - , Wlcke Aepke z. van, kapelaan Sint Vituskerk Leeuwarden 283 - Beghyne streeta 189 Worp (Werp, Werperus, Woorp, Worperus, Wrp) - z.v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343 344 - supprior, later prior Thabor 173 211 251 253 - Peer z. van Bozum 294 313 - Syds z. Tjaarda 320 325 327 337 - Tjaarda 98 100 Wouda, meester Pieter Heres a, notaris en pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 379 393 401 Woudsend (Waldsend, Walseyndt, Waudseyn, Woldesende) 47 173 176 Woudsend, carmelietenklooster 47 72 173 176 205 - priesterbroeders 47 - prior 47 173 Wouter, zie Wolter Wouterswoude (Walterswald, Wolterswold) 323 324 - Bouschots goed 324 - Ynye fenne 323 Wpce, Wpcke, Wpco, Wpka, Wpke, Wpko, zie Upke Wrd, Dronrijp 442 - , Feddrick opper 442 Wrd (Werd), Marssum 122 Wrp, zie Worp Wthie (Wte, Wthio, Wthzio), zie ook Wythie - Eels z. 448 - Gerardi van Blija, pastoor en notaris Oudkerk 372 373 - Popka wyff 44 - scharyer 272 Wtske, zie Wlcke Wtye, zie Wythie Wulck, Wulcke, zie Ulcke Wyarda, zie Wiarda Wybe (Biba, Bibe, Uebe, Uiba, Uibe, Uibodus, Wiba, Wibba, Wibbe, Wibodus, Wyba, Wybo, Wybodus, Wyebbe) 93 109 147 396, zie ook Wybrant - famulus et armiger v. Focko de Ullawerd 6 - priester 181 - priester Franeker 177 - priester Minnertsga 30 - zwager v. Titardus carpentator 17 - Adzert z. Aebinga 344 398 - Aelckema 213 - Claes z. 179 422 - Dauwama 35 - Doeckle z. 329 - Epa z. Hottinga 59 - Gerryts, burgemr Leeuwarden 117 150 151 214 224 661 - guoden, Oostrum 104 Hette z. 206 Hibbema 73 holtsnyder 219 Jellen swager 108 Obbe z. 178 Poppyngha 432 Reyn z. 190 Renoldi, pastoor Beets 402 Saeckles, ov. e.v. Wytz Aebinga 343 Schelta z. Liauckema 73 schroer 448 Thierxma 33-36 Titardus carpentator z. 17 Tzumme z. 342 353 354 Zacka z. 41 , Jan Uibis 146 , Jan Wybe z., prebendaris Franeker 246 299 300 - , Jolthie Wybes z. 144 163 167 191 197 215 - , Melle Uebe z., rechter Baarderadeel 310 - , Rienck Wybe z. 155 157 - , Schelte Wiba z. 156 - , Sybet Wybe z. 269 - , Syttia Wyba z. 64 - , Syuick Wybe wyff 215 - , Teete Wiba lya, nicht v. Aeda Keympa z. Jongema 82 - , Tiaerd Wyba z. 127 - , Tzumma Wyba z. 342 Wybema, zie Wybe, Jolthie Wybe z. Wybinga goed Nijland 24 Wybma, zie onder Wybe, Jolthie Wybe z. Wybo, Wybodus, zie Wybe Wybrant (Uibrin, Uibron, Wibrandus, Wibrant, Wibren, Wybrandus, Wybren) - br Leeuwarden dominicanenklooster 208 235 263 - pastoor Leeuwarden Sint Mariakerk 97 98 102 103 - pastoor Rauwerd 443 - priester 32 - tantezegger v. Tiemck Wibren dr Boulsme 91 - Boulsme 91 - Leonis Albada, pastoor Dronrijp, meester 387 388 - Lous z. 291 - Wopkis 123 - , Anscke Bouwe Wybrants wed. 272 274 - , Buwa Wybrants Buwama 306 - , Hobbe Uibrin z. 112 - , meester 182 - , Sipcke Wibrandi, priester Leeuwarden 116 135 - , Tiemck Wibren dr Boulsme 90-92 - , Uldericus Uibronti 9 662 Wybrich (Wibrich) - dienstmaagd v. heer Goslick Juwinga en Idsck Harinxma 358 - Wattia dr Harinxma 46 Wyck (Wick) - dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429 - nicht v. Syds Tjaarda, zr tertiarissenklooster Leeuwarden 320 332 - Hermana 420 - Hessel dr Abbema 307 308 Wyckel (Wikel) - kerk 47 - pastoor 47 - vicaris 47 Wyebbe, zie Wybe Wyelsryp, zie Welsrijp Wyerd, zie Wierd Wyger (Wiger, Wigger, Wiggerus, Wiggher, Wigher, Wygerus, Wygher) 45 - magister conversorum Klaarkamp 9 - pastoor Westergeest 213 - Feddema 213 - Petri, priester en notaris 166 209 - , Gherbrant Wyghers z. 213 - , Tied Wigghers 148 45 Wygherma guedt, Terzool 342 Wyghersma - , Thette Wlck dr 43 - , Wlck 42-44 Wyka, zie Wythie Wyke (Wieke) 9 - in Lekkum 7 Wyko, zie Wythie Wylcke, zie Wilcke Wylsum, zie Wolsum Wymbritseradeel (Weymbritseradeel, Weynbritzeradeel) 24 59 141 172 353 - grietman Frans Roorda 335-337 353 354 Wynaldum, zie Wijnaldum Wynandt, zie Winandt Wyndesum, zie Windesheim Wyngie, D., notaris 349 Wynige horne, Rinsumageest 332 Wyns, zie Wijns Wynsia, litike Wynsia goedt, Oosterend 71 Wynsum, zie Windesheim, Winsum Wyrd, Wyrdachus, zie Wierd Wyrdoem, Wyrdom, zie Wirdum Wyrdt, zie Wierd Wysma, Douwo, pastoor Wirdum 429 430 Wytgien, Wythe, zie Wyts Wythia, zie Wythie Wythiama gued, Poppingawier 118 119 Wythie (Uytthye, Uytzo, Wittie, Wtye, Wyette, Wyka, Wyko, Wythia, Wythio, Wytie, Wythye, Wytthe, Wytthie, Wytthya, Wytthye, Wyttie, Wytza, Wytze, Wytzie, Ytzun) 344, zie ook Wyts - Camminga, z.v. Syoucke 110 255-259 268 386 405 406 - Camstra 419-421 - Gheryts 91 - Maggema 448 - Oedssma 269 - Pieter z. Camminga 110 192 193 253 254 367371 391 - Ritsche dr Jelmera 18 - Syolinghen z. 13 14 - , Douwe Wythyes z. 310-312 - , Dowa Wtyes 146 Wytiama, Jettya Johan Wytiama z. 66 Wytmaersum, Wytmersum, zie Witmarsum Wyts (Wytgien, Wythe, Wytthyen, Wyttia, Wytz, Wytzs) zie ook Wythie - e.v. Gerrit van Belkum 76-79 - e.v. Juw Harinxma 47 - nicht v. Aeda Keympa Jongema 82 - tante v. Tette Heeren huusvr., zr Veenklooster 213 - Aebinga 343 344 398 399 - Godschalck dr Jongema 355-358 363 - Gottert dr 402 - Jongema 328 - Oefcke Hessels zs dr 350 Wytsma, Gercke 122 Wytsumma terp (Wittenzer dorp, Wittenzee dorp), Bolsward 209 Wytthe, Wytthie, Wytthya, Wytthye, zie Wythie Wytthyen, Wittia, zie Wyts Wyttie, Wyttye, zie Wythie Wytz, zie Wyts Wytza, Wytze, Wytzie, Wytzio, zie Wythie Wytzs, zie Wyts Wyuerdt, Wywert, zie Wieuwerd Y-, zie ook I en J Yarich, zie Jarich Yck, zie Yeck Yd, Yda, Yde, Ydeka, zie Id Yds, zie Ids Ydscke, zie Id Ydsinga of Scheltema state, Huizum 330 332 333 Ydsingha, Ydsinghe, zie Idsinga Ydsma, zie Idsma Ydszarda, Sicco 3 4 Ydt, zie Id Ydts, zie Ids Yeck (Yck) Thomas wyff 190 191 Yed, zie Id Yekele Hilke z. 129 Yelte, zie Jelte Yemma, zie Jemma Yemme, zie Inne Yerscamp 104 Yesck, Yeska, Yeske, Yesken, zie Jeske Yets, zie Jets Yette, zie Jetse Yetthye, Yettie, zie Jets Yge - nicht v. doctor Douwa 238 - , Otte Ygis z. 129 Yle, Ylo, pastoor Rinsumageest 320 323 328 329 Ylst, zie IJlst Yma, zie Eme Ymck, Ymcke, Ymka, Ymke, Ympke, zie Imcke Ymke lande, Broek 33 Ympke, zie Imcke Ymswold, Tjerkwerd 287 Yndyck, zie Indyck Yngelim, zie Engelum Ynna, Ynne, zie Inne Ynswada, zie Eemswouder Ynye - fenne, Wouterswoude 323 - goed Driezum 323 Yochum, zie Jochum Yongama, zie Jongema yonghe, zie jonge Yoruert, zie Jorwerd Youka, zie Joucke Ypcke, Oene Ypcke z. 441 Ypecolsga (Ypkoldegae), Heilig Sacrament 195 Yrnsem, Yrsem, zie Irnsum Ysbrandt (Isbrandus, Isbrant, Ysbrant, Ysbren) - kistemaker 265 - Simon z. 146 - van Harderwijk, pastoor Sexbierum, Spannum 414 415 445 - , Claes Isbrents 62 - , Dirck Ysbren z. 267 - , Gheert Pieter Ysbrants 119 - , Jacob Ysbren z. 268 - , Lambert Ysbrants z. 442 Ysbrechtem, zie IJsbrechtum Ysbren, zie Ysbrandt Ysck (Yska, Yske) 125, zie ook Id - Sasker dr Heringa 153 - , Aenka Yska z. 127 - , vrouw 231 Yssens, zie Hesens Yten, zie Ytyen Ytens, zie Itens Ytie, zie Id Ytser, zie Hitser Ytyen (Yten) Hans Eennes wyf 195 196 Yts, zie Ids Ytzun, zie Wythie 663 Yvo - prior Bethlehem 7 - Johannis, prebendaris Sint Vituskerk Leeuwarden, pastoor Jelsum 272 370 Zaake, Zacka, Zacke, Zaecka, Zaeke, zie Saecke Zalink, zie Tzalyng Zand, ’t (’t Sand, proestye binnen Bolsward), premonstratenzer mannenklooster (proosdij), onder Pingjum, omstreeks 1500 verhuisd naar Bolsward 50 134 164 174 - proost 174 Zarius, zie Sarius Zeedycken, Guillielmus Johannis, scriver v.d. 346 Zendeel, zie Sondel Zerkwerd, zie Tjerkwerd Zettie (Zytie), zie ook Sythie - Lickle z. 388 389 390 - , Hola Zettie z. 388 389 - , Jacob Zettie z. 388 389 - , Tyerck Zettie z. 388 389 zeven getijden, zie Bolsward, Leeuwarden Sint Vituskerk Ziaerda, Ziaerde, Ziarde, zie Sjaarda Ziburgha, zie Siburg Zidzingweer, Zidzingwier, zie Groendijk ziekenhuis tertiarissenklooster Workum 189 Zipke, zie Sipke Zitscha to Garmahusem 106 Zneeck, zie Sneek Zoele, zie Syoelle Zoelswal 291 Zoete Naam Jezus 201 Zoete Naam Jezus gilde, Leeuwarden 260-262 269 283 285 305 309 391 392 Zoil, zie Terzool Zuer, Roloff, prebendaris Heilige Geestgasthuis Groningen 54 Zuidertrimdeel (Suurtremdeel, Suurtremdel, Trimsuyrderdeell) Leeuwarderadeel 128 170 307 Zuol, zie Zwolle zuster - Ansck, zie Ansck Johan Sybrands dr - Ayl 84 - Fock 93 - Hac 116 Zuwold, zie Suawoude Zuyrhuysom, zie Surhuizum Zweins (Sweyns) 404 Zwob, zie Swob Zwolle (Swol, Swolle, Zuol) 55 56 186 - , Arnt van, zie Arnt van Surhuizum - , Hille van 36 37 122 664 - , Johannes Goeswin van, prebendaris Franeker 89 Zyaarda, Zyaerda, Zyaerde, zie Sjaarda Zyaerdema, zie Sjaardema Zyarda, zie Sjaarda Zyardema, zie Sjaardema Zyca, Zyce, zie Site Zyger, zie Siger Zymon, zie Symon Zyncke, Sempka Zyncke z. 389 Zyoerd, zie Syurd Zyorde gued, Wijnaldum 140 Zypke, zie Sipke Zytgima, Tgeert 19 Zytie, zie Zettie Zyurd, zie Syurd Zywych, zie Sywich