FRIESE TESTAMENTEN
TOT 1550
FRIESE TESTAMENTEN
TOT 1550
uitgegeven door
G. VERHOEVEN
en
J.A. MOL
met medewerking van
H. BREMER
Fryske Akademy
Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde
Ljouwert/Leeuwarden 1994
BOARNERIGE
Under redaksje fan
dr W. Bergsma, dr J.A. Mol en dr O. Vries
Nûmer 4
Nr. 778
CIP-gegevens Koninklijke Bibliotheek, Den Haag
Friese testamenten vóór 1550 / G. Verhoeven en J.A. Mol. - Leeuwarden: Fryske Akademy en
Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde (Boarnerige ; nr. 4) (Fryske
Akademy ; nr. 778)
Met reg.
ISBN 90-6171-778-7.
Trefw.: Friesland ; geschiedenis ; 14e - 16e eeuw.
© Fryske Akademy en Fries Genootschap van Geschied-, Oudheid- en Taalkunde, Leeuwarden
1994
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van
druk, fotocopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke
toestemming van de uitgevers.
Voorzover het maken van copieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16B
Auteurswet 1912, het K.B. van 20 juni 1974, Stbl. 351, zoals gewijzigd bij het Besluit van 23
augustus 1985, Stbl. 471 en artikel 17 Auteurswet 1912, moeten de daarvoor wettelijk
verschuldigde vergoedingen voldaan worden aan de Stichting Reprorecht (Postbus 882, 1180
AW Amstelveen).
Het onderzoek dat aan deze uitgave ten grondslag ligt, alsmede de uitgave zelf
konden worden gerealiseerd dankzij de bijdragen van:
Anjerfonds Friesland
Gravin van Bylandt Stichting
Koninklijke Notariële Broederschap
Meyndersma-Sybenga Stichting
Ottema-Kingma Stichting
P.W. Janssen’s Friesche Stichting
Pollema-Tromp Stichting
Sint Anthony Gasthuis Bolsward
Sint Anthony Gasthuis Leeuwarden
Stichting Het Weeshuis Bolsward
Stichting Hora Siccama van de Harkstedefonds
Stichting Je Maintiendrai
Stichting Juckema-Siderius Fonds Leeuwarden
Stichting Lieve Vrouwe- of Albadaleen
Stichting Van Teijens Fundatie
Van Heloma Stichting
Vereniging van Notarissen in het Arrondissement Leeuwarden
Inhoud
Woord vooraf
VII
Inleiding
1. Het testament: een rijke historische bron
2. Verantwoording van de uitgave van de Friese testamenten
3. Afbakening
3.1. Juridische afbakening
3.2. Geografische afbakening
3.3. Chronologische afbakening
3.4. Compleetheid
4. Wijze van uitgeven
4.1. Keuze van het teksthandschrift
4.2. Weergave van de tekst
4.3. Presentatie van de tekst
5. Toelichting op de bijlagen
5.1. Zegels
5.2. Notarismerken
5.3. Huismerken
5.4. Alfabetische lijst van testateurs
5.5. Familierelaties van de testateurs
5.6. Familierelaties tussen testateurs
6. Toelichting op het glossarium
7. Toelichting op het register
IX
IX
XI
XIII
XIV
XVI
XVII
XVIII
XVIII
XVIII
XIX
XIX
XXI
XXI
XXII
XXII
XXII
XXII
XXIII
XXIV
XXIV
Afkortingen en bijzondere tekens
XXVI
Geraadpleegde archieven
Gedrukte bronnen en literatuur
Testamenten
XXVII
XXX
1
Bijlagen
1. Zegels
2. Notarismerken
3. Huismerken
4. Alfabetische lijst van testateurs
5. Familierelaties van de testateurs
6. Familierelaties tussen testateurs
455
455
475
478
481
485
537
Glossarium
544
Register
551
Woord vooraf
De samenstelling van dit oorkondenboek heeft naar verhouding niet lang geduurd. Het
idee werd geboren in het voorjaar van 1986, toen de nieuw benoemde medewerker
voor middeleeuwse geschiedenis van de Fryske Akademy, J.A. Mol, zijn onderzoeksterrein moest verkennen en een werkprogramma formuleren. Hem was naast diverse
andere werkzaamheden ook opgedragen een bijdrage te leveren aan de ontsluiting van
Friese bronnen. De gunstige ervaring die hij bij zijn onderzoek naar de bezitsvorming
van de Friese kloosters met testamenten had opgedaan, deden hem besluiten een plan
tot uitgave van deze bronnen uit te werken. Na goedkeuring van dit plan door het
bestuur van de Fryske Akademy kreeg hij toestemming een deel van zijn tijd aan de
realisatie ervan te besteden. Gaandeweg werd echter duidelijk dat op deeltijdbasis het
project niet door één persoon binnen een redelijke termijn zou kunnen worden
afgerond. Voor het tijdig presenteren van een editie leek de inzet van een tweede
medewerker gedurende tenminste twee jaar noodzakelijk. Maar hoe moest die worden
gefinancierd? Juist in de tijd dat deze vraag zich opdrong, gaf het bestuur van het Fries
Genootschap bij monde van zijn secretaris W. Dolk te kennen dat het zocht naar
mogelijkheden om zijn traditie op het gebied van het uitgeven van historische bronnen
voort te zetten. Het Genootschapsbestuur bleek meteen bereid het testamentenproject
te steunen, en dat op twee manieren. Het leverde zelf een financiële bijdrage en nam
tevens de verdere fondswerving voor zijn rekening. Vervolgens bleek het plan een
gunstig onthaal te vinden bij diverse particuliere stichtingen en andere organisaties,
voorop de Vereniging van Notarissen in het Arrondissement Leeuwarden. Men vindt
alle subsidiënten hierboven naast het colofon genoemd. Dankzij hun subsidies was
niet alleen de publicatie van het boek verzekerd, maar kon de Fryske Akademy ook
per 1 januari 1992 een tweede medewerker in dienst nemen, G. Verhoeven. Dat
betekende dat er een zodanig tempo ontwikkeld kon worden dat de uitgave vrijwel
binnen twee jaar werd voltooid. Wij prijzen ons gelukkig dat wij daarbij de
medewerking kregen van de heraldicus drs H. Bremer uit Kampen, die de beschrijving
van de zegels voor zijn rekening nam.
Het oorspronkelijke plan voorzag naast de editie tevens in een inleiding waarin
voor de belangrijkste thema’s de waarde en mogelijkheden van deze bron uitvoerig
zouden worden aangegeven. Eenmaal daarmee bezig stonden we voor de vraag wat
belangrijk was en wat niet. Nu is het niet moeilijk een aantal aantrekkelijke
vergezichten te schetsen, maar omdat we zelf allerminst van alle markten thuis zijn,
en vooral ook omdat tevoren niet te voorzien is met welke vragen en voor welk doel
de gebruiker de teksten zal benaderen, hebben we besloten zo’n thematische inleiding
in dit boek achterwege te laten. Dat leek te meer raadzaam omdat het volgens de
regels voor het uitgeven van historische bescheiden niet de taak van de bewerkers is
de uit te geven teksten ook wetenschappelijk te verwerken. Om de lezer hierin toch
enigszins tegemoet te komen, wordt een aparte studiebundel uitgebracht, waarin door
verschillende auteurs een aantal aspecten met betrekking tot het testeren in Friesland
vóór 1550 wordt behandeld. Deze als complement bedoelde bundel zal onder de titel
Zorgen voor zekerheid in het najaar van 1994 verschijnen.
Het is een aangename taak om hierbij ieder die een bijdrage heeft geleverd aan de
totstandkoming van deze editie te bedanken. Die dank geldt allereerst drs J. Woudstra,
penningmeester van het Fries Genootschap, voor zijn organisatorische bijdrage aan
de financiële fundering van het project. Mevrouw prof. dr H. de Ridder-Symoens van
VII
de Vrije Universiteit te Amsterdam, en de heren prof. dr A.H. Huussen van de
Rijksuniversiteit Groningen, drs R. Kunst van het Gemeentearchief Leeuwarden, dr
O. Vries van het Fries Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen en mr D.P. de
Vries van het Rijksarchief in Friesland te Leeuwarden zijn we erkentelijk voor hun
bereidheid zitting te nemen in het Comité van Aanbeveling. Dr O. Vries komt extra
dank toe voor de vele adviezen en inlichtingen die hij ons met betrekking tot de taal,
vorm en inhoud van de teksten heeft verstrekt. Mr C.J. van Heel te Hattem was ons
behulpzaam bij de beschrijving van enkele notarismerken. Zeer veel dank zijn wij ook
verschuldigd aan dr C.M. Cappon van de Universiteit van Amsterdam, die ons voor
rechtshistorische misstappen behoedde - zonder hem was bij voorbeeld de juridische
afbakening veel problematischer geweest. Drs P.N. Noomen liet ons dankbaar
profiteren van zijn enorme kennis van de middeleeuwse Friese elite, waardoor met
name het als bijlage opgenomen overzicht van de familierelaties der testateurs sterk
aan waarde heeft gewonnen. Verder dienen de verschillende archiefdiensten in dit
dankwoord betrokken worden, in het bijzonder het Rijksarchief in Friesland en het
Gemeentearchief Leeuwarden, die samen het grootste deel van de hier uitgegeven
testamenten in hun depots bewaren. De samenwerking met deze naburige instellingen
en hun medewerkers was zoals altijd uiterst plezierig. Zonder anderen te kort te doen
willen we hier de namen noemen van de heren O. Kuipers en B.H. de Vries van het
Rijksarchief, en K. Zandberg van het Gemeentearchief. Onvermoeibaar hebben zij ons
bijgestaan bij het zoeken van relevante stukken en ons op het bestaan van nog niet
gesignaleerde originelen en afschriften geattendeerd. Vanuit het Gemeentearchief
Amsterdam werden ons tal van gegevens verstrekt door drs B.R. de Melker, waarvoor
wij hem zeer erkentelijk zijn.
Tenslotte danken wij alle subsidiënten voor het ons geschonken vertrouwen. Wij
hopen dat vertrouwen met het voorliggende boek en de nog te verschijnen studiebundel niet te hebben beschaamd.
Leeuwarden, 31 januari 1994
G. Verhoeven en J.A. Mol
VIII
Inleiding
1. Het testament: een rijke historische bron
’Niets is zekerder dan de dood en niets onzekerder dan het uur van de dood’. Zo luidt
de overweging die in talrijke middeleeuwse testamenten wordt opgegeven als motief
om te testeren. Het lijkt een stereotiepe formulering, een gemeenplaats die teruggaat
op het gedachtengoed der Stoïcijnen. Niettemin kan de gedachte aan de vergankelijkheid van het aardse bestaan de testateur werkelijk geïnspireerd hebben tot het
formuleren van een uiterste wil.
De historicus mag zich gelukkig prijzen dat mensen met het oog op hun naderende
dood beschikkingen aangaande de verdeling van hun goederen hebben laten optekenen
in testamentaire oorkonden. Deze bieden niet alleen informatie over het bezit en de
familierelaties van de testateurs, maar zij geven ook inzicht in de bezigheden, status,
ambities en religieuze overtuiging van de erflaters. Hans-Dieter Loose, de uitgever van
de Hamburgse testamenten uit de periode 1351-1400, meent om die reden dat de
uitgave van testamenten geen enkele rechtvaardiging behoeft.1 Zover willen wij hier
niet gaan, al is het maar omdat we daarmee onszelf de kans zouden ontnemen de
rijkdom van deze historische bron te onderstrepen.
Men kan niet beweren dat er nooit aandacht aan middeleeuwse testamenten is
geschonken. Sinds de zeventiende eeuw hebben historici testamenten gepubliceerd en
aangehaald, zowel ten onzent als in de ons omringende landen. Tot voor enkele
decennia was de aandacht voor dit bronnengenre echter betrekkelijk beperkt.2
Behalve van genealogen kwam de belangstelling vooral van juristen en politiek
geïnteresseerde geschiedkundigen. Laatstgenoemde categorie had alleen interesse voor
de testamenten van keizers, koningen, graven, bisschoppen, vooraanstaande edelen en
patriciërs, kortom van personen die in de visie van deze historici de ontwikkelingsgang van de geschiedenis bepaalden. Voor hen telde uiteraard vooral de inhoud van
de uiterste wil. Juristen daarentegen waren juist meer geïnteresseerd in diplomatische
en privaatrechtelijke aspecten. Zij bestudeerden testamenten per tijdvak en per streek
om uitspraken te kunnen doen over bij voorbeeld de ontwikkeling van het erfrecht of
over het testament als rechtsfiguur.
Eerst sinds de jaren vijftig van deze eeuw legt men meer belangstelling aan de dag
voor het achter dit rechtsinstituut staande subject: de mens, in zijn alledaagse
bestaan.3 In Engeland trok W.K. Jordan in 1959 de aandacht met zijn lijvige studie
over de ontwikkeling van de filantropie van 1480 tot 1600, waarvoor hij grote
1
2
3
Hamburger Testamente, IX.
Een uitvoerig en recent historiografisch overzicht - dat overigens de Angelsaksische
literatuur grotendeels buiten beschouwing laat - is te vinden in: Baur, Testament und
Bürgerschaft, 14-35.
Het ontbrak overigens ook in de voorgaande periode niet aan onderzoekers die op directe
of indirecte wijze het belang van testamenten als bron voor de kennis van het sociale
leven en de cultuur benadrukten. Veel navolging kregen zij echter niet: Baur, Testament
und Bürgerschaft, 16-18.
IX
aantallen testamenten analyseerde.4 Veel gegevens uit uiterste wilsbeschikkingen
werden ook verwerkt door J.L. Rosenthal in zijn boek over de vrijgevigheid van de
hoge Engelse adel in de veertiende en vijftiende eeuw.5 Wat de ontsluiting van
testamenten in Duitsland betreft, dient de naam van de Lübecker archivaris Ahasver
von Brandt vermeld te worden. Met zijn in 1973 gepubliceerd literatuuroverzicht en
de daaraan toegevoegde schets van de onderzoeksperspectieven wekte hij de aandacht
van collega-historici voor het testament als bron voor de sociale geschiedenis.6 Door
de publicatie van regesten van honderden testamenten bood hij hun meteen een massa
studiemateriaal.7
Een geheel andere benadering werd populair in Frankrijk door toedoen van Michel
Vovelle. Deze historicus uit de bekende Annales-school zag in dat testamenten met
hun pieuze clausules ook voor studies naar de religieuze mentaliteit benut kunnen
worden. Hij onderzocht voor de periode 1600-1800 enige duizenden testamenten uit
de Provence, met als resultaat een omvangrijk boekwerk waarin een duidelijk beeld
van de uiterlijke religiositeit onder brede lagen van de bevolking werd geschetst.8 Zijn
vraagstelling en statistische methode werden al snel door mediëvisten overgenomen.
Van hen verdient Jacques Chiffoleau een aparte vermelding. Om de ontwikkeling van
de houding tegenover de dood en het hiernamaals te kunnen beschrijven, bestudeerde
hij de vrome beschikkingen in duizenden testamenten uit Avignon en omgeving uit
de periode 1320-1480.9
Deze en andere historici uit Engeland, Duitsland en Frankrijk hebben het belang
van het testament als historische bron voldoende aangetoond. Testamenten bevatten
een veelheid aan informatie over zulke uiteenlopende zaken als kerkelijke instellingen,
religieuze gebruiken, memoriecultuur, heiligenverering, familierelaties, maatschappelijke netwerken, sociale en economische verplichtingen, huwelijksgewoonten,
erfrecht, notariaat, armenzorg en onderwijs, maar ook over materiële goederen als
huizen, landerijen, vee, handelswaar, wapenrusting, kleding en kostbaarheden.10
Uiteraard vormen testamenten niet de enige en vaak zelfs niet de belangrijkste
bronnen aan de hand waarvan dergelijke onderwerpen kunnen worden bestudeerd.
Veelal bieden ze alleen aanvullende gegevens, vooral waar het gaat om informatie die
betrekking heeft op het sociale leven en de materiële cultuur.11 Men moet bedenken
dat uiterste wilsbeschikkingen niet noodzakelijkerwijs het gehele vermogen van de
testateur betreffen. Onroerende zaken vererfden immers veelal intestaat en blijven dan
ook vaak buiten beeld. Soms worden ook de roerende zaken in hun totaliteit vermaakt
en zoekt men tevergeefs naar bijzonderheden in de testamenten, maar in combinatie
met andere bronnen blijken zij ook in dit opzicht bijzonder waardevol.
4
5
6
7
8
9
10
11
X
Jordan, Philantropy in England.
Rosenthal, Purchase of Paradise.
Von Brandt, Mittelalterliche Bürgertestamente.
Von Brandt, Lübecker Bürgertestamente.
Vovelle, Piété baroque.
Chiffoleau, Comptabilité de l’au-delà.
Baur, Testament und Bürgerschaft, 23. Verg. Von Brandt, Mittelalterliche Bürgertestamente, 338.
Op deze nadelen wordt onder meer gewezen door Loose in: Hamburger Testamente, IX,
en Oosterbosch, ’Testamenten Antwerpen’, 7-9.
Juist omdat testamenten voor zoveel verschillende vraagstellingen kunnen worden
benut, moeten zij optimaal toegankelijk zijn. Juist op dit terrein is echter nog veel
werk te verzetten. Het aantal mogelijkheden dat testamenten te bieden hebben, lijkt
omgekeerd evenredig aan de mate van toegankelijkheid. De Duitse mediëvist Rolf
Sprandel noemt in zijn inleiding op het overzicht van de bronnen over de Hanze de
toestand ten aanzien van de ontsluiting van testamenten zelfs catastrofaal.12 Het
mankeert dan ook niet aan aansporingen om grote testamentencollecties te ontsluiten.
Zoals Sprandels collega Lothar Kolmer het zegt: ’Wollen wir mehr Erkenntnisse, ...
bleibt uns nichts anderes übrig, als ... eine Art von Postpositivismus zu beginnen - wir
müssen wieder hinein in die Quellen und sie bearbeiten’.13
De bewerker van testamenten staan diverse ontsluitingsmogelijkheden ter
beschikking. Vanwege de grote aantallen gaven Von Brandt en de zijnen de voorkeur
aan regesten. In de Lübeckse context lag dit besluit temeer voor de hand omdat alle
testamenten waren gemaakt voor schout en schepenen, zodat zij betrekkelijk uniform
zijn geredigeerd. Waar de teksten niet van één oorkonder afkomstig zijn, is de variatie
echter veel groter en kan het maken van regesten de bewerker voor problemen stellen.
En hoe zorgvuldig ze ook worden geformuleerd, regesten blijven altijd uittreksels. Zij
wijzen de veeleisende onderzoeker op zijn best de weg naar de complete tekst.
Een andere mogelijkheid is het opnemen van de oorkonden in een computerbestand, zoals de eerder geciteerde Lothar Kolmer bepleitte. Aan de hand van een
uitgebreid vragenschema gaf hij aan hoe hij zich een en ander voorstelde.14 Uit deze
suggesties blijkt dat een dergelijke aanpak het risico in zich bergt dat elke onderzoeker
zijn eigen, originele vragen wil inbrengen, zodat uniformiteit een onbereikbaar ideaal
lijkt. Wel zou ontsluiting door middel van de computer het op den duur mogelijk
maken om een groot aantal archieffondsen in verschillende landen te ontsluiten.
Daarmee zijn echter niet alleen veel kosten gemoeid, maar ook vergt een dergelijk
project tal van organisatorische inspanningen die de garantie en de steun van
internationale organisaties behoeven. Vooralsnog vormt een integrale en door middel
van indices nader ontsloten editie de meest handzame en ideale toegang.
2. Verantwoording van de uitgave van de Friese testamenten
Hoe rijk aan informatie testamenten op zichzelf ook mogen zijn, het plan tot uitgave
van de Friese testamenten was niet tot stand gekomen als er niet ook andere motieven
in het spel waren geweest. Wat Friesland betreft is niet alleen de intrinsieke rijkdom
van deze bron van belang, maar ook de relatieve armoede van het middeleeuwse
bronnenmateriaal in zijn geheel. Vergeleken met andere provincies zijn er in Friesland
evenals in de andere noordelijke gewesten buitengewoon weinig middeleeuwse
archivalia overgeleverd. Een indicatie daarvan geven de oorkondenboeken van OostFriesland en van Groningen en Drenthe.15 Hierin konden reeds vóór 1900 vrijwel alle
bewaard gebleven diplomatische bronnen uit de periode tot respectievelijk 1500 en
12
13
14
15
Sprandel, Quellen zur Hanse-Geschichte, 95.
Kolmer, ’Forschungsergebnisse und Forschungsziele’, 491.
Ibidem, 492-500.
Ostfriesisches Urkundenbuch; Oorkondenboek van Groningen en Drenthe.
XI
1410 in enkele banden worden uitgegeven. Elders zou dat onmogelijk zijn geweest
door de overvloed aan teksten. Voor Holland en Zeeland, Gelre en Zutphen en NoordBrabant, waar nog altijd wordt gewerkt aan de uitgave van de oorkonden tot circa
1300, is de hoeveelheid werk die gemoeid zou zijn met de complete ontsluiting van
het materiaal uit de veertiende en vijftiende eeuw niet te overzien.16
Dat in Friesland zo weinig middeleeuws archiefmateriaal voorhanden is, zal ten
dele een gevolg zijn van het ontbreken van een centraal bestuur. Een landsheerlijk hof
met een kanselarij heeft zich bij voorbeeld nooit in de Friese landen kunnen vestigen.
De middeleeuwse archieven van de talrijke kerken en kloosters in Friesland hebben
op enkele armzalige resten na de troebelen van de Hervormingstijd niet overleefd,
evenmin als de archieven van steden en grietenijen. Verder lieten de Utrechtse
bisschop en de kapittels met aartsdiakonale rechten hun belangen in Friesland meestal
door inheemse geestelijken waarnemen, zodat in hun eigen archieven slechts weinig
sporen van bemoeienis met deze streken zijn terug te vinden.
De consequentie van dit alles voor de in Friesland geïnteresseerde mediëvist is, dat
hij zijn informatie moet putten uit alle mogelijke, vaak niet bepaald voor de hand
liggende bronnen. Om het weinige dat er is ten volle te kunnen benutten, ook vanuit
onverwachte invalshoeken, is hij dus het meest gebaat met integraal gepubliceerde
teksten. Sinds de vroege negentiende eeuw is er op het terrein van bronnenedities al
heel wat werk verzet, ook in Friesland. Verschillende leden van het Fries Genootschap
- voornamelijk erudiete amateurs - hebben zich ingespannen om rechtsteksten,
heiligenlevens, kronieken en administratieve en fiscale registers uit te geven. Tot het
samenstellen van een kritisch oorkondenboek is het echter nooit gekomen. Men is
steeds teruggeschrokken voor herziening en aanvulling van het achttiende-eeuwse
Groot Placaat- en Charterboek van Vriesland van Georg Frederik baron thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg, dat naar het woord van Gosses ’evenzeer ontstemt
door de geweldigheid van zijn formaat als door de stumperigheid van zijn inhoud’.17
Wel is er onder auspiciën van het Fries Genootschap in de jaren 1929-1941 een
driedelige kritische editie verschenen van alle toen bekende Oudfriese oorkonden uit
Westerlauwers Friesland, samengesteld door de filoloog P. Sipma.18 Dit werk werd
in 1976 door O. Vries aangevuld met een vierde deel, waarin de stukken een plaats
kregen die aan Sipma’s aandacht waren ontsnapt.19 Het doel van deze editie was
echter niet zozeer het gerieven van historici, als wel het bieden van studiemateriaal
voor onderzoek naar de Oudfriese taal. Niet ten onrechte kwalificeerde E.H.
Waterbolk het werk van Sipma dan ook als een ’taal-punt uit een historische taart’.20
Historici blijven ondertussen uitzien naar een editie waarin tevens de Middelnederlandse en Latijnse oorkonden zijn opgenomen. Al vele malen is gewezen op de
wenselijkheid van een dergelijke uitgave, die zou moeten reiken tot 1500 of nog later.
16
17
18
19
20
XII
Over het probleem van het ontsluiten van de lawine aan laat-middeleeuwse bronnen, zie:
Prevenier, ’Ontsluiting bronnen uit de middeleeuwen’.
GPCV, 6 dln. (Leeuwarden 1768-1795). Zie over het tot stand komen van dit werk:
Eekhoff, ’Geschiedenis uitgave Charterboek’. De kwalificatie van dit werk door I.H.
Gosses vindt men in diens verhandeling over ’Friesche Jubileumlitteratuur’, 28.
OFO, 3 dln. (’s-Gravenhage 1929-1941).
OFO IV (’s-Gravenhage 1976).
Waterbolk, ’De historische vormgeving’, 664.
Zelfs zijn er in de jaren tachtig enkele notities ten behoeve van een uitgaveplan
geschreven, maar verder dan de tekentafel is dat nooit gekomen.21 Gelet op de
ervaringen met de bewerking van de oorkondenboeken van Holland en Zeeland, Gelre
en Zutphen en Noord-Brabant, zou de uitvoering, rekening houdend met de eisen die
de huidige, verfijnde editietechniek stelt, volgens een zeer globale schatting twintig
manjaren vergen. Ook al wordt alom erkend dat het hier gaat om een belangrijk
desideratum, aan geen van de instellingen die verantwoordelijkheid dragen voor het
ontsluiten van bronnen voor de Friese geschiedenis, heeft men kans gezien voor een
dergelijk project de nodige middelen vrij te maken.
Gegeven deze stand van zaken lijkt het verstandig om uitgaveprojecten aan te
vatten die niet al te groot van omvang zijn en daardoor beter te realiseren. Daarbij valt
te denken aan edities die zijn beperkt tot één thema, één bronnengenre of één
archieffonds. Door middel van dergelijke, zo mogelijk complementaire uitgaven zou
geleidelijk het gat kunnen worden gedicht. Een initiatief tot zo’n project werd in 1969
genomen door M.G. Oosterhout van het Fries Instituut van de Rijksuniversiteit
Groningen. Met een groep studenten verzorgde hij de uitgave van 204 oorkonden uit
het Groningse gemeentearchief met betrekking tot de verhoudingen tussen Groningen
en Friesland in de vijftiende eeuw.22 Voortgaande in deze traditie heeft Oosterhouts
opvolger aan dit instituut, O. Vries, ondertussen een verzameling aangelegd van
Middelnederlandse oorkonden uit Westerlauwers Friesland uit de periode 1411-1500,
met de bedoeling om deze tezijnertijd in druk te doen verschijnen. In deze context
ontstond in 1986 bij de historische afdeling van de Fryske Akademy het plan tot
uitgave van de Friese testamentaire oorkonden tot 1550, waarvan het resultaat thans
voor u ligt.
3. Afbakening
Deze editie bevat testamenten uit Friesland tot 1550. Het uiteindelijke aantal van 212
is het resultaat van de toepassing van de drie selectiecriteria die in dit ogenschijnlijk
eenvoudige zinnetje worden genoemd. Deze criteria spreken echter geen van alle voor
zich. In de hierna volgende paragrafen gaan we in op de vraag wat wij verstaan onder
een testament, en verantwoorden wij de geografische en chronologische afbakening
van deze uitgave. In paragraaf 3.4 lichten wij toe in welke archieven wij speurwerk
hebben verricht en hoe compleet deze editie mag worden geacht.
21
22
Eekhoff sprak in ’Geschiedenis uitgave Charterboek’, 345 al de wens uit tot uitgave van
een Nieuw charterboek van Friesland, ’hetwelk eenen arbeid zal voltooijen, welke ons
vaderlijk gewest steeds tot groot nut, sieraad en eere zal verstrekken’. Vries maakt in het
voorwoord van zijn OFO IV (vii-viii) melding van het plan Brouwer/Gerbenzon uit 1947
en van een voorstel van H.D. Meijering uit 1969. Verder deed H. Halbertsma in 1985
een soortgelijk voorstel aan de directie van de Fryske Akademy, waarop O. Vries op 22
april 1985 een reaktie gaf.
Pax Groningana
XIII
3.1. Juridische afbakening
Juridisch is een testament te beschouwen als ’de eenzijdige, herroepelijke rechtshandeling waarmee iemand beschikkingen maakt waarvan de rechtsgevolgen voor
derden pas intreden na diens overlijden’.23 Een tweede betekenis van het woord
testament is: het schriftelijk stuk waarin iemand zijn laatste wil heeft vastgelegd of
laten vastleggen. Om het onderscheid te verduidelijken wordt in het laatste geval wel
gesproken van een ’testamentaire oorkonde’. Kortheidshalve wordt in dit boek de term
testament gebruikt in de tweede zin: een document dat een uiterste wil behelst.
Het onderscheid tussen beide betekenissen is niet alleen van terminologische aard
maar heeft ook juridische implicaties. Het maken van een uiterste wil is een
erfrechtelijke rechtshandeling, het opstellen van een schriftelijk stuk waarin deze
uiterste wil wordt vastgelegd is een handeling van bewijsrechtelijke aard. Naar uit de
hier gepubliceerde testamenten blijkt, hoefden deze beide rechtshandelingen
chronologisch niet samen te vallen. Het kwam wel voor dat het op schrift stellen van
een testament geruime tijd later plaats had of zelfs volledig achterwege bleef.
Beoorkonding van de uiterste wil was in de Nederlanden gedurende de middeleeuwen
namelijk niet vereist om toch te kunnen spreken van een rechtsgeldig testament.
Wanneer iemand in het bijzijn van getuigen mondeling zijn uiterste wil maakte, was
sprake van testeren op juridisch correcte wijze.24 Voor het leveren van bewijs
aangaande de gemaakte beschikkingen was het oproepen en horen van de getuigen
voldoende. Wel kan men daarnaast de behoefte hebben gehad een oorkonde op te
maken. Na het overlijden van de getuigen kon dan door middel van een authentieke
oorkonde, dat wil zeggen een oorkonde met volle bewijskracht, toch het bewijs van
de eenmaal getroffen beschikkingen worden geleverd.
Wat de totstandkoming van testamenten betreft, geeft deze editie een enorme
variatie te zien. Sommige erflaters stelden zelf de oorkonde op die hun testament
bevatte, anderen dicteerden deze of vervaardigden een concept dat zij lieten uitwerken
door een notaris. Soms was de testateur echter in het geheel niet betrokken bij de
beoorkonding van zijn uiterste wil. Zo kwam het wel voor dat hij al was overleden op
het moment dat de testamentaire oorkonde werd opgemaakt. In dat geval diende de
opsteller zich te baseren op aantekeningen die bij voorbeeld door de biechtvader aan
het sterfbed waren gemaakt of moesten de getuigen hun geheugen aanspreken. Het
was zelfs niet nodig dat daarbij de volledige mondeling gemaakte uiterste wil werd
vastgelegd. Als een bevoordeelde een bewijsstuk voor een op grond van erfstelling of
legaat verkregen recht wenste, kon worden volstaan met de beoorkonding van de
daarop betrekking hebbende makingen.
De keuze om alleen testamenten uit te geven, houdt in dat duidelijke en hanteerbare selectiecriteria moeten worden gehanteerd om dit type documenten te kunnen
onderscheiden van andere. Deze regels kunnen worden afgeleid uit de eerder geciteerde juridische definitie van het testament. Er moet sprake zijn van een eenzijdige,
herroepelijke rechtshandeling, waarvan de rechtsgevolgen voor derden pas intreden
na het overlijden van de testateur. De toepassing van deze criteria is niet altijd
eenvoudig. Op grond van de tekst is soms moeilijk vast te stellen of een beschikking
23
24
Cappon, De opkomst, 15-16.
Cappon, De opkomst, 121-129.
XIV
al dan niet herroepelijk is. Zo kan een testamentaire bepaling die postuum op schrift
werd gesteld, uiteraard niet meer worden herroepen. Bepalend is in dit geval echter
niet het moment waarop de bewijsrechtelijke handeling van de beoorkonding werd
verricht, maar het tijdstip waarop de erfrechtelijke handeling van het testeren
plaatsvond. Tijdens zijn leven had de testateur nog altijd andere beschikkingen kunnen
treffen. Een ander probleem doet zich voor bij een mutueel testament, waarin bij
voorbeeld echtelieden wederzijds de langstlevende instellen tot erfgenaam. Deze
rechtsfiguur draagt karaktertrekken van een contract tussen twee partijen dat niet
eenzijdig kan worden herroepen.
Ook het criterium dat de rechtsgevolgen pas na het overlijden van de erflater
intreden, is niet probleemloos. Zo is uit de tekst soms moeilijk op te maken of de
begiftigde meteen rechten verkrijgt op een object van de rechtshandeling (in welk
geval het een schenking is), dan wel pas na het overlijden van de schenker. Slechts
wanneer dit laatste uitdrukkelijk wordt vermeld, is sprake van een testament. Een
ander probleem doet zich voor wanneer verschillende rechtshandelingen tegelijker
worden beoorkond. Soms zijn behalve testamentaire bepalingen ook schenkingen die
onmiddellijk rechtsgevolgen hebben voor de begiftigde in een oorkonde opgenomen.
In dit geval wordt toch de volledige tekst uitgegeven, al was het maar ter illustratie
van de grote variatie aan vormen waarin testamenten werden gegoten.
Deze editie bevat niet alleen testamenten, maar ook codicillen. Het onderscheid
tussen beide hangt ten nauwste samen met de rechtskring waarbinnen de uiterste wil
is gemaakt. Het vroeg-middeleeuwse Friese recht kende het testament niet. Vanaf de
twaalfde en dertiende eeuw werd dat Friese recht geïnfiltreerd met elementen van
canoniek- of kerkrechtelijke en van Romeinsrechtelijke aard. De praktijk van het
testeren is hier, zoals overal in West-Europa, in zwang geraakt door toedoen van de
Kerk. Door een testament te maken kon iemand een deel van zijn nalatenschap, die
anders volgens gewoonterechtelijke regels zou vererven aan de familie, een andere
bestemming geven. Vooral de Kerk had er als potentieel bevoordeelde instelling
belang bij dat deze mogelijkheid werd gecreëerd en dat de drempel om te kunnen
testeren bovendien zo laag mogelijk was. Als vormvereiste van een testament gold dan
ook slechts dat het werd gemaakt ten overstaan van ten minste twee getuigen. In de
loop van de middeleeuwen veranderde de situatie onder invloed van de infiltratie van
het Romeinse recht, dat veel strengere eisen aan de vorm stelde. Zo moesten ten
minste zeven getuigen aanwezig zijn bij het maken van een testament en diende het
een erfstelling te bevatten. Wel kende het Romeinse recht hiernaast het codicil,
waarvoor slechts vijf getuigen nodig waren en waarin een erfstelling geen absoluut
vereiste was.
Dit alles betekent dat er uiterste wilsbeschikkingen konden worden gemaakt die in
canoniekrechtelijk opzicht als volwaardig testament golden, maar naar Romeins recht
zelfs niet de status van codicil bezaten. Welke gevolgen deze verschillende
vormvereisten hadden voor de geldigheid, kan men slechts aan de weet komen door
onderzoek naar de toenmalige rechtspraktijk. Aangezien het beslechten van geschillen
over de uiterste wil in middeleeuws Friesland tot de competentie van de kerkelijke
rechter behoorde, zal vóór de Hervorming de geldigheid van canoniekrechtelijke
testamenten niet problematisch zijn geweest. Desalniettemin wordt in menige hier
uitgegeven oorkonde bepaald dat zij mag gelden naar óf canoniek óf Romeins óf
gewoonterecht, al naar gelang dat het meest wenselijk is voor de geldigheid en de
uitvoering. Bovendien hebben talrijke testateurs een zogenaamde codicillaire clausule
XV
opgenomen, waarin wordt bepaald dat de desbetreffende oorkonde mag gelden als
codicil of enigerlei andere vorm van laatste wilsbeschikking, ingeval de geldigheid als
testament ter discussie wordt gesteld. Hoewel dergelijke clausules standaard waren en
waarschijnlijk stamden uit formulierboeken, kan niet worden uitgesloten dat men
omtrent deze zaken werkelijk in onzekerheid verkeerde. Mede daarom hebben wij
geen uiterste wilsbeschikkingen buiten beschouwing gelaten op grond van mogelijke
gebreken van erfrechtelijke of bewijsrechtelijke aard.
3.2. Geografische afbakening
In deze editie zijn alle traceerbare uiterste wilsbeschikkingen opgenomen die werden
gemaakt binnen de grenzen van de huidige provincie Friesland. Het gaat daarbij in de
eerste plaats om testamenten van geboren en getogen Friezen. Verder hebben we in
onze verzameling ook een plaats ingeruimd voor drie ’passanten’, mensen die tijdelijk
in Friesland verbleven of hier waren komen wonen. Gregoris Bertolff, die zich Van
Aken noemde, was een uit Brabant afkomstige jurist, als raadsheer verbonden aan het
Hof van Friesland. Hij testeerde in 1527 in Leeuwarden, alwaar hij kort daarna
overleed en werd begraven. Cornelis Alexanderzoon was afkomstig uit Bergen op
Zoom en maakte in 1530 een testament op zijn sterfbed in het Leeuwardense Sint
Anthonygasthuis. Mogelijk was hij een koopman, op doorreis in Friesland. Rippert
Reynerzoon was van geboorte Amsterdammer, maar burger en inwoner van Leeuwarden toen hij in 1550 testeerde. In een enkel geval hebben wij de grenzen van het
huidige Friesland mogelijk enigszins overschreden. Menno Ponnema gedenkt in zijn
testament van 1436 behalve het Friese Gerkesklooster slechts parochiekerken in het
Groninger Westerkwartier, namelijk die van Uterdosum (Doezum) en Urisgast
(Lutkegast), zodat het aannemelijk is dat hij in die regio woonde. Duidelijk is echter
dat hij geheel op Gerkesklooster georiënteerd was; alleen al daarom verdient zijn
testament hier afgedrukt te worden.
Omgekeerd hebben wij ook de ons bekende testamenten opgenomen van Friezen
die buitenslands vertoefden. Herman Hopper, afkomstig uit Staveren, trouwde Lamme
Huïnge, een vrouw uit de Groninger stadsadel, en testeerde in 1475 te Groningen.
Kathryn Harinxma, weduwe van Juw Juwinga en hertrouwd met Tjaard Mockema,
maakte in 1518 haar testament, eveneens in Groningen. De uit Bolsward afkomstige
geleerde geestelijke Johannes Sextinus, vooral bekend door zijn correspondentie met
Erasmus, maakte carrière in Engeland en testeerde in 1519 in Londen. Hendrik
Nannezoon maakte in 1511 met zijn vrouw Kathryn Epesdochter een testament in
Bolsward en in 1524 een codicil ten overstaan van een notaris in Amsterdam, waar hij
inmiddels burger was geworden.
Aparte vermelding verdienen de beide oudste documenten in deze verzameling,
afkomstig uit Hamburg. Daar testeerde in 1376 een zekere Syborch, echtgenote van
Heyno Vlogeling. Zij vermaakte aan haar broer Remmeke en haar zuster Hillegonde
haar erfdeel in Friesland, en legateerde bovendien een en ander aan kerken en
religieuzen in Leeuwarden en omgeving. Wij mogen er dus wel van uitgaan dat zij uit
deze streek afkomstig was. Drie jaar eerder, in 1373, testeerde Conradus de Nendorpe,
de eerste man van Syborch. Waarschijnlijk omwille van de materiële belangen en de
relaties van zijn vrouw, bedacht hij een aantal Friese personen en instellingen. Ook
zijn testament is opgenomen, al zijn wij ons ervan bewust hiermee de gestelde grenzen
enigszins te hebben overschreden. De belangrijkste reden voor opname is de
XVI
aanwezigheid in onze collectie van de uiterste wil van zijn weduwe. Andere buiten
Friesland gemaakte testamenten van niet-Friezen zijn niet opgenomen, ook niet als
daarin wel legaten aan Friese instellingen of personen voorkomen.25
3.3. Chronologische afbakening
Als einddatum van dit boek is 31 december 1550 gekozen, vooral om redenen van
praktische aard. Liever zouden wij de editie hebben afgesloten met 1580, het jaar
waarin de Hervorming in Friesland haar beslag kreeg. Deze omwenteling had immers
ingrijpende gevolgen voor de praktijk van het testeren. Pastoors en andere geestelijken
hadden hierin altijd een belangrijk rol vervuld. Als biechtvader of als brenger van de
laatste sacramenten waren zij voor velen de aangewezen personen om de uiterste wil
op te tekenen. Weliswaar namen ook vóór 1580 mensen wel een notaris, een gerechtelijke functionaris of een stads- of grietenijsecretaris in de arm voor het op schrift
stellen van een testament, maar door het verdwijnen van de geestelijkheid viel toch
een belangrijke groep potentiële beoorkonders weg. Men zou zelfs kunnen stellen dat
het na de Hervorming moeilijker werd om op het sterfbed te testeren, omdat er niet
meer vanzelfsprekend een persoon aanwezig was die een testament schriftelijk kon
vastleggen, zoals voorheen de priester. Ook wat betreft de inhoud van de makingen
vormt 1580 uiteraard een ingrijpende cesuur. De opheffing van de kloosters en de
toewijzing van het merendeel der kerken aan de gereformeerden betekende dat een
belangrijke categorie van te bevoordelen instellingen wegviel. Legaten aan kerken
bleven wel mogelijk, maar de altaren en de daarop gevestigde (memorie)diensten
waren verdwenen.
Een keuze voor 1580 als einddatum zou evenwel grote praktische bezwaren hebben
opgeleverd, omdat de verzameling dan nog eens de helft omvangrijker zou zijn
geworden. Een editie van meer dan 300 testamenten bleek financieel niet haalbaar.
Wat betreft de inhoud van de makingen zou 1520 wellicht een bruikbaar alternatief
hebben gevormd, omdat omstreeks dat jaar een teruggang in pieuze beschikkingen
lijkt in te zetten.26 Het corpus zou dan uit een kleine honderd oorkonden hebben
bestaan. Omdat wij deze daling in het aantal makingen met religieuze bestemming zo
veel mogelijk in de collectie tot uiting wilden laten komen, hebben wij besloten de
gulden middenweg te bewandelen en de grens bij 1550 te leggen. Zo is het totaal
aantal uitgegeven oorkonden op 212 gekomen, hetgeen nog juist een editie in één
band mogelijk maakt.
25
26
Zo bij voorbeeld de testamenten van Rodher vam Koberge en Godeke van Brilo te
Lübeck, die aan Sint Nicolaas in Vli (op Vlieland) een bedrag legateerden ([vóór 1288];
Von Brandt, Lübecker Bürgertestamente I, nr 3), heer Johannes Lambertuszoon, rector
van het Sint Ceciliaconvent te Hoorn, die aan de zusterkloosters van Staveren en
Leeuwarden elk een rijnsgulden naliet (1450 oktober 11; GA Hoorn, Oud Stadsarchief,
inv. nr 3076) en van Johannes Simonszoon en Duyf Dirksdochter te Amsterdam, waarin
Duyf aan een zekere Foyck, de zuidelijke kerk (waarschijnlijk Strijp) en de Sint
Brandariskerk op Terschelling elk 30 stuivers legateerde (1496 mei 3; GA Amsterdam,
Archief Weeskamer, Boedelpapieren lade 129).
Mol, ’Friezen en het hiernamaals’, 56-58.
XVII
3.4. Compleetheid
Voor het verzamelen van de uit te geven oorkonden hebben wij alle archieven in
Friesland doorzocht, waar wij op grond van archievenoverzichten en inventarissen
relevant materiaal konden verwachten. Met enig vertrouwen menen wij dan ook te
mogen stellen dat er binnen deze provincie weinig of geen originelen of afschriften
van testamenten uit de periode vóór 1551 aan onze aandacht zijn ontsnapt.
Enigszins anders ligt de situatie voor de archieven buiten Friesland. Voor het
traceren van oorkonden die binnen onze afbakening zouden kunnen vallen, zijn wij
in eerste instantie afgegaan op gepubliceerde bronnen en inventarissen. Daarnaast
hebben wij zelf een groot aantal fondsen doorzocht die mogelijk relevante stukken
bevatten. Tenslotte hebben wij talrijke inlichtingen ontvangen van de eerder
genoemde O. Vries, uitgever van het vierde deel van de Oudfriese oorkonden, die
beschikt over een uitgebreide documentatie ten aanzien van archieven buiten
Friesland. Hoewel de mogelijkheid bestaat dat in bij voorbeeld familiearchieven en
notarisprotocollen nog ’Friese’ testamenten berusten, achten wij de kans klein dat
nieuwe vondsten een substantiële uitbreiding van het hier geboden bestand zouden
kunnen betekenen.
4. Wijze van uitgeven
4.1. Keuze van het teksthandschrift
Als van een testament het origineel bewaard gebleven is, wordt dit als basis voor de
editie genomen. In dat geval worden eventuele afschriften niet in de vaststelling van
de tekst betrokken. Is het origineel niet voorhanden, dan wordt in principe het afschrift
gebruikt dat het meest direct teruggaat op het origineel. Dit hoeft niet de oudste kopie
te zijn: een afschrift uit de achttiende eeuw dat rechtstreeks is vervaardigd naar het
origineel, verdient in het algemeen de voorkeur boven een kopie uit de zeventiende
eeuw die teruggaat op een zogenaamde copia copiae. Een situatie als hier geschetst
doet zich overigens slechts hoogst zelden voor.
Varianten uit andere versies dan het teksthandschrift worden slechts gesignaleerd
als er een redelijke kans bestaat dat zij een betere lezing bevatten. Hiervan kan sprake
zijn wanneer geen origineel, maar wel een aantal van elkaar onafhankelijke afschriften
is overgeleverd. Varianten in kopieën die teruggaan op het teksthandschrift, worden
verwaarloosd. Verder worden in het algemeen slechts die afwijkingen in de annotatie
betrokken, die meer zijn dan spellingsvarianten. Ten aanzien van de spelling van
eigennamen is deze regel echter soepel toegepast. Als localisatie van een toponiem of
identificatie van een persoon problematisch is, kan elke variant in de schrijfwijze van
belang zijn.
Indien het teksthandschrift een afschrift is, wordt dit integraal uitgegeven, inclusief
autorisatieverklaringen en andere opmerkingen van afschrijvers. Deze geven immers
niet alleen inzicht in de tekstoverlevering, maar bevatten bovendien meestal gegevens
over het origineel, die anders zouden moeten worden opgenomen in de aantekeningen.
Afwijkende informatie over het origineel uit andere, van het teksthandschrift
onafhankelijke afschriften, wordt echter wel gesignaleerd in de annotatie.
XVIII
4.2. Weergave van de tekst
De oorkonden zijn uitgegeven volgens de kritische methode, zoals die is beschreven
in de Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden, behoudens de volgende
afwijkingen en aanvullingen.27
- De dubbele i (ii of ij) wordt in Nederlandse en Friese teksten afgedrukt als y, in
Latijnse als ii.
- De w wordt in Friese teksten niet opgelost als uu waar hij staat voor de oe-klank,
zoals in wr (over) of kwgang (koegang).
- Waar oplossing van w als uu tot gevolg zou hebben dat er drie u’s na elkaar komen
te staan, wordt de w opgelost als u. Dus wut wordt niet uuut maar uut.
- Romeinse cijfers worden niet weergegeven in Arabische cijfers, maar in kapitaal.
Alleen de bovengeschreven aanduidingen van honderd en duizend worden in
superscript onderkast gedrukt. Zo bij voorbeeld IIIm en XIVc.
- De dubbele f aan het begin van een zin of eigennaam wordt weergegeven als F.
- Het gebruik van accenten en apostrofs wordt niet genormaliseerd. Waar deze tekens
in het teksthandschrift staan, worden zij echter wel overgenomen.
In de tekst worden de volgende bijzondere tekens gebruikt.
[ ]
Onleesbaar, bij voorbeeld door verbleking of beschadiging, maar
met redelijke zekerheid te reconstrueren. Als het aantal
ontbrekende letters bij benadering kan worden geschat, wordt een
overeenkomstig aantal puntjes afgedrukt. Als het aantal in het
geheel niet zeker is, worden drie asterisken [***] afgedrukt. Waar
in slechts in druk overgeleverde teksten lacunes zijn aangeduid met
puntjes, wordt hetzelfde aantal overgenomen.
< >
Voor goed begrip van de tekst ingelast door de uitgevers.
<n.m.>
Notarismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 2.
<h.m.>
Huismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 3.
<ondertekend:> Aankondiging van handtekening(en).
<m.a.h.:>
Met andere hand. Aankondiging van wisseling van handschrift.
4.3. Presentatie van de tekst
De testamenten zijn chronologisch geordend. Elke tekst wordt voorafgegaan door een
volgnummer (linksboven) en de datering (rechtsboven). Wanneer de beoorkonding
heeft plaatsgehad op meer dagen, zijn deze alle weergegeven. Zo is een aantal
testamenten gemaakt by gesonden lyve, maar op het sterfbed aangevuld of bevestigd.
Bij de oplossing van dateringen naar heiligedagen deden zich geen problemen voor
met jaarstijlen. Overal waar controle mogelijk was, bleek men een winterstijl
(kerststijl of nieuwjaarsdagstijl) te hebben gehanteerd.28
27
28
Richtlijnen, 11-13. De afwijkingen en aanvullingen in onze methode gaan meest terug
op de uit 1954 daterende Regels.
Zie de nrs 57, 82, 101, 106, 125, 150, 157, 182.
XIX
Als kopregest geven wij slechts de naam van de testateur. Een uitgebreidere
weergave van de inhoud leek ons overbodig, aangezien dan steeds een formulering
zou moeten worden gebezigd als: ’X maakt zijn testament’ of ’X beoorkondt het
testament van Y’. Bovendien zou dan voor de volledigheid steeds moeten worden
onderzocht of het stuk een testament dan wel een codicil is, hetgeen om eerder
uiteengezette redenen haast ondoenlijk is. Door ’testament’ te vervangen door ’uiterste
wil’ wordt dit probleem omzeild, maar ook dan is nauwelijks sprake van een
wezenlijke toevoeging van informatie aan het kopregest. Dat de tekst een uiterste wil
bevat, spreekt immers vanzelf in een editie van testamenten. Ook een alternatieve
formulering als ’X vermaakt het een en ander aan Y’, leek ons minder gelukkig, daar
deze nodeloze uitvoerigheid tot gevolg zou hebben.
Na het kopregest volgt onmiddellijk de tekst van de oorkonde. Eerst daarna wordt
de informatie geplaatst die in de meeste oorkondenboeken te vinden is in een
zogenaamde kopnoot. Voor omkering van deze volgorde hebben wij gekozen om
louter esthetische redenen. In dit onderdeel worden - voor zover van toepassing - de
voorhanden zijnde gegevens geboden over originelen, voorstadia van originelen,
afschriften en edities, waar nodig voorzien van een toelichting.
Een origineel wordt aangeduid met een hoofdletter A. Indien het origineel
ontbreekt, wordt uit afschriften of andere bronnen informatie overgenomen die van
belang is voor kennis omtrent het oorspronkelijke stuk. Als er meer originelen bestaan,
worden deze genummerd als A1 en A2. Steeds wordt vermeld:
- vindplaats;
- schrijfstof, indien anders dan papier (alleen als het stuk op perkament is geschreven
wordt dit meegedeeld);
- beschadigingen;
- bezegeling (met verwijzing naar de zegelbeschrijvingen in bijlage 1);
- dorsale notities, alleen voor zover ouder dan circa 1800; jongere aantekeningen
worden slechts weergegeven indien zij informatie van bijzonder belang bevatten.
Voorstadia van het origineel, alsmede afschriften worden aangeduid met de
hoofdletters B en volgende. Zij zijn zoveel mogelijk chronologisch geordend. Voor
afschriften gelden dezelfde criteria als voor dorsale notities: zij worden slechts
gesignaleerd indien zij dateren van vóór circa 1800; latere kopieën zijn uitsluitend
aangehaald als zij informatie bevatten die van belang is voor de vaststelling van de
tekst. Waar mogelijk, is aangegeven welke Vorlage werd gebruikt, dus op welke
versie van de tekst een afschrift teruggaat: op het origineel dan wel op een oudere
kopie. Ook niet meer voorhanden afschriften worden betrokken in de weergave van
de overleveringsgeschiedenis. Hierbij wordt steeds vermeld:
- datering; indien deze ontbreekt, maar het afschrift is vervaardigd door iemand die
bij de opstelling van het origineel was betrokken, wordt als datering ’gelijktijdig’
gegeven;
- kopiïst;
- Vorlage;
- vindplaats;
- schrijfstof, indien anders dan papier;
- dorsale notities en andere aantekeningen, voor zover van belang voor de overleveringsgeschiedenis.
Eerdere edities van een oorkonde worden aangeduid met onderkast-letters (a en
volgende). Zij zijn chronologisch geordend en waar mogelijk is aangegeven naar welk
XX
versie van de tekst de druk is vervaardigd. In de toelichting kan men een verantwoording aantreffen van de datering of van de keuze van het teksthandschrift.
5. Toelichting op de bijlagen
Met de bijlagen hebben wij twee doelen voor ogen gehad. Enerzijds wilden wij zo
veel mogelijk informatie die in deze testamenten besloten ligt, doorgeven aan de
gebruiker. Zo rekenden wij het tot onze taak om behalve de teksten ook beschrijvingen
of afbeeldingen van de gebruikte validatiemiddelen te bieden. Verder hebben wij
gemeend er goed aan te doen om de - onder meer ten behoeve van het register verzamelde genealogische informatie uit te werken tot aparte bijlagen. Zo wordt naar
onze mening de toegankelijkheid van de afzonderlijke teksten en van de editie als
geheel vergroot. Tenslotte hopen wij dat van deze bijlagen een stimulerende werking
zal uitgaan voor verder historisch onderzoek naar laatmiddeleeuws Friesland.
5.1. Zegels
De beschrijvingen zijn alfabetisch geordend op de namen van de zegeldragers en
bestaan uit maximaal acht onderdelen.
1. Naam van de zegeldrager. Dit kan een persoon of een instelling zijn. Nietpersoonsgebonden zegels worden vermeld onder de naam van de instelling. Zo staat
het zegel van Johannes, abt van Dokkum, onder de D van Dokkum, omdat het overging van de ene op de andere kloosteroverste en niet zijn naam bevat. Het zegel van
Thadeus, abt van Klaarkamp, draagt daarentegen wel zijn naam, en wordt dus
beschreven onder de T. Van één zegel (nr 72) is de status onduidelijk; het is met enig
voorbehoud toegeschreven aan het kruisherenklooster te Sneek, waar de zegelaar prior
was. De naam van de zegeldrager wordt gegeven zoals die in de tekst voorkomt;
tussen haakjes wordt de naam gegeven die op het zegel staat.
2. Nummer van het zegel, nummer van het testament waaraan of waarop het zich
bevindt, aanduiding van de plaats van het zegel. Alle zegels die het stuk ooit heeft
gedragen, zijn genummerd van links naar rechts. Als bij voorbeeld aan een stuk
oorspronkelijk twee zegels hingen, waarvan er één verloren is gegaan, kan men aan
het nummer van het beschreven zegel zien waar dit zich bevindt: heeft het nummer 1,
dan zit het links; heeft het nummer 2, dan zit het rechts.
3. Aankondiging van het zegel, waaruit doorgaans is af te lezen wie zegelt en in welke
kwaliteit. Indien de zegelaar elders in de tekst vollediger wordt aangeduid, is ook die
omschrijving geciteerd.
4. Ondertekening door de zegelaar. Hieruit is af te lezen hoe deze zichzelf presenteert.
5. Staat: kleur, vorm, afmetingen in millimeters (hoogte x breedte), materiële staat.
Als het zegel gaaf is, wordt dit niet expliciet vermeld. Om de mate van beschadiging
aan te geven hanteren wij de termen: beschadigd, zwaar beschadigd, fragment.
6. Randschrift. Voor de weergave van het randschrift zijn de volgende tekens gebruikt:
A
_
onduidelijke letter, waarschijnlijk een A
_
onleesbare letter
( ) oplossing van een afkorting
[ ] aanvulling naar een ander exemplaar van hetzelfde zegel
< > aanvulling die niet te bewijzen maar wel waarschijnlijk is.
XXI
Bij beschadigde randschriften zijn de omvang van de lacunes en de exacte plaats van
de wel leesbare passages niet nader aangeduid.
7. Voorstelling. De aanduidingen ’rechts’ en ’links’ zijn gehanteerd in heraldische zin;
’rechts’ betekent dus: ’voor de toeschouwer links’.
8. Commentaar. Hier wordt onder meer verwezen naar andere exemplaren van hetzelfde zegel, die zijn gebruikt voor de completering van de beschrijving. Verder wordt
gewezen op overeenkomsten tussen beschreven zegels.
5.2. Notarismerken
Een testament dat werd opgemaakt door een notaris, werd door hem gewoonlijk
gewaarmerkt met zijn signum, hoewel het ook wel voorkwam dat hij tevens zegelde
(zie bij voorbeeld nr 37). In deze bijlage zijn de signa afgebeeld die voorkomen op de
door ons gebruikte stukken van vóór 1551. Wij hebben ons hierbij ruimhartig
opgesteld: niet alleen de in Friesland zeer schaarse ’klassieke’ merken zijn
opgenomen, maar ook enkele door notarissen gezette uitgewerkte handtekeningen die
vermoedelijk nooit als signum zijn geregistreerd.
5.3. Huismerken
Met de naam ’huismerk’ wordt een teken aangeduid dat een getuige gebruikte als
waarmerk in plaats van een handtekening. Ook op diverse zegels komen dergelijke
tekens voor, meestal op een wapenschild. Omdat huismerken zich niet gemakkelijk
laten beschrijven, zijn zij in deze bijlage nagetekend.
5.4. Alfabetische lijst van testateurs
Deze editie is chronologisch geordend. Wie op zoek is naar een testament waarvan hij
niet de datum kent, maar wel de testateur, kan via het register zoeken. Daarin wordt
echter verwezen naar alle plaatsen waar iemand voorkomt, ongeacht of dat is als
testateur, getuige, legataris etcetera. Om het zoeken naar het testament van een
bepaalde persoon te vergemakkelijken is deze bijlage vervaardigd, als een soort
alternatieve inhoudsopgave. Hierin is bovendien in één oogopslag te zien of van een
testateur wellicht meer dan één uiterste wilsbeschikking is opgenomen. Er wordt
anders dan in het register niet verwezen naar pagina’s, maar naar de nummers van de
testamenten. De ordening is alfabetisch op voornaam. Van de paren die testeerden, is
onder de voornaam van beide personen een verwijzing geplaats.
5.5. Familierelaties van de testateurs
Testamenten bevatten een grote hoeveelheid persoonsgegevens. Deze zijn echter lang
niet altijd eenvoudig te interpreteren. Familieverbanden worden vaak niet expliciet
verwoord, zodat slechts door moeizaam genealogisch onderzoek is te achterhalen in
welke relatie iemand tot de testateur of tot anderen heeft gestaan. Bij de vervaardiging
van deze editie werd veel in dit opzicht relevante informatie verworven, vooral ten
behoeve van de samenstelling van het register. Verwijzingen naar een persoon die
meermalen voorkomt, kunnen immers onder één lemma worden gebracht, mits voldoende aannemelijk kan worden gemaakt dat het inderdaad steeds om dezelfde gaat.
XXII
Het onderzoek dat moest worden verricht ter identificatie van personen, leverde zoveel
genealogisch interessante informatie op dat wij besloten niet te volstaan met
verwerking hiervan in een register, maar ook een aparte bijlage te wijden aan de
familierelaties van de testateurs.
Uiteraard kon in dit bestek geen uitputtend genealogisch onderzoek worden
verricht. Wij moesten ons beperken tot raadpleging van uitgegeven bronnen en konden
slechts de belangrijkste literatuur doornemen. Aangezien een groot aantal testateurs
behoorde tot de adel, ligt gebruik van het Stamboek van den Frieschen adel voor de
hand. Dit negentiende-eeuwse naslagwerk voldoet echter lang niet altijd. Het is een
compilatie van een aantal bronnen, die op vaak oncontroleerbare wijze met elkaar
worden verweven. Vooral de pogingen van de samenstellers om informatie uit de twee
belangrijkste oude genealogische handschriften, die van Upke van Burmania (?-1615)
en Josias Rispens (1634-1690), met elkaar en met andere, vaak slechtere bronnen te
verzoenen, leidden tot wonderlijke constructies en gissingen.29 Om te voorkomen dat
informatie als het ware gaat rondzingen, is in deze bijlage in eerste instantie slechts
gebruik gemaakt van het Burmaniaboek. Dit is niet alleen het oudste, maar dankzij de
kritische werkwijze van zijn auteur ook het meest betrouwbare handschrift.30 Het
werk van Rispens voegt aan de genealogieën van adellijke geslachten weinig van
belang toe, maar bevat soms wel interessante informatie over eigenerfde families.31
Naar het Stamboek wordt slechts verwezen voor families en personen die niet in het
werk van Upke van Burmania voorkomen, zoals bij voorbeeld de Auckema’s.
Bovendien signaleren wij zo nodig waar de gegevens uit de testamenten in strijd zijn
met de genealogieën in het Stamboek of het Burmaniaboek.
Per testament zijn alle gegevens over familierelaties en woonplaats van de testateur
beknopt weergegeven. Een plus-teken (+) staat voor ’overleden’, een maal-teken (x)
voor ’gehuwd met’. Als wel duidelijk is dat iemand getrouwd was, maar de naam niet
wordt vermeld, wordt dit weergegeven als ’x N.N.’. Informatie uit andere bronnen en
uit secundaire literatuur wordt verwerkt in de rubriek ’commentaar’. Hierin zijn waar
mogelijk de ouders en de partner(s) van de testateur vermeld, en wordt verwezen naar
de nummers van de testamenten van naaste familieleden (ouders, kinderen, partners,
broers en zusters).
5.6. Familierelaties tussen testateurs
Wie in deze uitgave wat heen en weer bladert of het register bekijkt, zal bemerken dat
er heel wat verwantschapslijnen tussen testateurs moeten lopen. In bijlage 5 zijn veel
29
30
31
Josias Rispens was de auteur van het ten onrechte aan Sybolt van Adelen van
Cronenburch toegeschreven handschrift RAF, Collectie Fries Genootschap, inv. nr 968,
zoals werd aangetoond door Noomen, ’Buwaldaburen’, 34-35. Het zogenaamde
Burmaniaboek berust in RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen,
inv. nr 1323b. Hierover: Noomen, ’St. Magnus’, 9-11. De genealogieën van adellijke
geslachten bevinden zich op f. 30v- 64r: ’Frisicae nobilitatis genealogia’; de titel van dit
onderdeel wordt vermeld op f. 65r.
P.N. Noomen en G. Verhoeven bereiden een editie van het Burmaniaboek voor, die in
afleveringen zal verschijnen in het Genealogysk jierboek.
Zie bij voorbeeld nr 158.
XXIII
van deze verbanden reeds gelegd. Om een en ander wat aanschouwelijker te maken,
zijn in bijlage 6 in enkele schema’s de relaties weergegeven binnen en tussen families
waaruit een relatief groot aantal testamenten is overgeleverd.
6. Toelichting op het glossarium
In deze uitgave bevinden zich stukken in vier talen, in volgorde van frequentie:
Nederlands, Fries, Latijn en Duits.32 Bij het opstellen van het glossarium hebben wij
niet voor elke taal een aparte woordenlijst gemaakt. Uitgangspunt bij de keuze voor
het opnemen van woorden en uitdrukkingen waren eigen ervaringen. Waar het onszelf
lastig viel de betekenis van een woord of een passage te doorgronden en te achterhalen, hebben wij een lemma aan die plaats gewijd in het glossarium. In de praktijk
komt het er op neer dat men hierin slechts die woorden en uitdrukkingen zal vinden,
die niet gemakkelijk zijn te vinden in de woordenboeken voor elk van de genoemde
talen. Niet zelden is dit het gevolg van een eigenaardige schrijfwijze, of van corrupte
overlevering van de tekst. Vooral in het laatste geval kunnen wij soms niet meer doen
dan een gissing omtrent de betekenis wagen; soms tasten wij geheel in het duister.
Verder hebben wij enkele woorden opgenomen die een bijzondere betekenis hebben
in een Friese context, zoals leen of vicaris. De keuze voor al dan niet opnemen is en
blijft natuurlijk arbitrair. Anderen zouden zeker andere keuzes hebben gemaakt, maar
wij hopen de gebruiker toch een handzaam hulpmiddel te hebben geboden. Evenals
voor bijlage 5 geldt voor het glossarium dat wij geenszins uitputtend zijn geweest bij
het doen van onderzoek. Ons doel was niet om een begin te maken met bij voorbeeld
een Oudfries woordenboek, maar slechts het verhelderen van een aantal duistere
passages.
7. Toelichting op het register
Het register bevat alle persoons- en plaatsnamen die voorkomen in de testamenten; de
inleiding en de bijlagen zijn er dus niet in verwerkt. Met het oog op het gebruiksgemak zijn personen niet alleen op hun voornaam en familie- of bijnaam geïndiceerd,
maar ook op patroniem of metroniem, functie of ambt, en plaats van herkomst. Dat
houdt in dat dezelfde persoon vele malen in de index kan opduiken. Zo vindt men bij
voorbeeld meester Pieter Rieuwerts van Dokkum, notaris en advocaat aan het Hof van
Friesland, behalve onder zijn voornaam ook onder meester, onder Rieuwert, onder
Dokkum, onder notaris en onder Hof van Friesland. Wanneer een instelling bekend
is waaraan de persoon verbonden was, zijn de functie- of ambtsgegevens steeds
daaronder gerangschikt. Burgemeesters, oldermannen, stads- of deelssecretarissen treft
men daarom aan onder hun stad of grietenij, geestelijken en religieuzen onder hun
parochiekerk of klooster, etcetera. Onder heer (priester) zijn alleen de priesters
opgenomen van wie niet bekend is tot welk godshuis ze behoorden. Met uitzondering
van de plattelandskloosters, die onder hun meest bekende eigennaam geplaatst zijn,
32
Over de verhouding Fries-Nederlands in de testamenten, mede in vergelijking met andere
privé-oorkonden: Vries, Naar ploeg en koestal, 56-61, 108-109 en 168-170.
XXIV
vindt men de instellingen (stadskloosters, parochiekerken, gast- en weeshuizen,
rechterlijke instellingen e.d.) steeds onder de plaats waar ze gevestigd waren.
De geslachtsnamen zijn zoveel mogelijk geïndiceerd naar de meest gebruikte vorm.
In de meeste gevallen gaat het daarbij om namen van adellijke families. De andere
vormen en spellingsvarianten zijn eveneens in alfabetische volgorde opgenomen, maar
dan alleen met een verwijzing naar de gekozen hoofdvorm.
Bij de normalisatie van de voornamen is afgezien van een taalkundig te verantwoorden standaardisatie, omdat het binnen de ons toegemeten tijd niet mogelijk bleek
zulks voor het Oudfriese namenbestand met zijn buitengewoon grote variatie te
realiseren. Men bedenke dat alleen al van thans nog gangbare Friese mansnamen als
Lieuwe en Sjoerd niet minder dan respectievelijk 22 en 28 vormen en spellingsvarianten in onze teksten overgeleverd zijn - zij zijn hier gegroepeerd onder Lyuwe en
Syurd. M. Oosterhout heeft destijds voor de uitgave van de Snitser Recesboeken wel
zo’n systeem ontwikkeld, maar dat kwam ons door zijn archaïserende opzet bij nader
inzien toch als minder geschikt voor. Wij hebben de voornamen daarom eenvoudig
geïndiceerd onder de meest voorkomende vorm of spellingsvariant. Dat kan betekenen
dat de plaatsing soms wel eens inconsequent lijkt te zijn uitgevallen (bij voorbeeld
Siburg naast Sybrant), maar omdat alle varianten in alfabetische volgorde zijn
opgenomen onder verwijzing naar de gekozen hoofdvorm, zal dit voor de gebruiker
geen problemen opleveren. Als de verwijzingen meteen boven of onder de bedoelde
plaats- en persoonsnamen uitkwamen, zijn zij overigens omwille van de overzichtelijkheid achterwege gelaten.
Buurtnamen, waternamen, straatnamen en andere microtoponiemen zijn zowel
onder hun eigennaam geplaatst als onder de naam van het dorp of de stad binnen
welks gebied ze gelocaliseerd kunnen worden. De dorpen en steden vindt men onder
hun huidige Nederlandse naamsvormen, ook weer met verwijzingen bij de diverse
spellingsvarianten (bij Leeuwarden zelfs 38!).
Per persoonsnaam is steeds een onderverdeling aangehouden. Direct na de naam
wordt eerst verwezen naar de pagina’s waar personen met deze naam voorkomen
zonder familienaam, patroniem, toe- of bijnaam of andere verduidelijkende bepaling.
Dan volgen de personen van wie alleen een functie of familierelatie kan worden
gegeven (bij voorbeeld priester, of tante van -). Vervolgens komen de personen met
een familienaam, patroniem of metroniem, toenaam of beroep aan bod. De laatste
rubriek bevat persoonsnamen in patroniem- of metroniemsamenstellingen (bij
voorbeeld onder Claes: -, Tyaerd Claes z.).
Ook voor de plaatsen zijn de gegevens nader gerubriceerd, wanneer het althans
steden en dorpen met veel namen betreft. Eerst worden de namen met betrekking tot
het wereldlijk bestuur (burgemeesters, oldermannen, enz.) vermeld. Daarop volgen de
parochiekerken, kloosters en charitatieve instellingen met hun diverse instituties,
patrocinia en geestelijken en andere personen. Dan komen de leken die zich naar de
plaats genoemd hebben, waarna de rij sluit met de te localiseren toponiemen. Voor
steden is geen onderscheid gemaakt naar de ligging binnen of buiten de stadsgracht.
Wij zijn ons ervan bewust dat het register ondanks alle inspanningen toch nog
wensen onvervuld zal laten. Wie er onvoldoende mee uit de voeten kan omdat hij of
zij de testamenten op een buitengewoon uitgebreide of bijzondere wijze wil
ondervragen, kan altijd bij de Fryske Akademy terecht. De teksten zijn daar in
computerbestanden opgeslagen en kunnen er dus ook langs geautomatiseerde weg
geanalyseerd worden.
XXV
Afkortingen en bijzondere tekens
ARA
BB
EHD
FPU
GA
GPCV
OFO
OSA
PKAF
RAF
RvdA
SFA
UvB
Algemeen Rijksarchief, ’s-Gravenhage
Beneficiaalboeken van Friesland
Ernestus Harinxma a Donia, ’Een kerck-calender ofte dootboeck
...’ (1613); RAF, Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten, inv.
nr 443
Friesische Papsturkunden aus dem vatikanischen Archive zu Rom
Gemeentearchief
Groot Placaat en Charterboek van Vriesland
Oudfries(ch)e oorkonden
Oorkonden der geschiedenis van het Sint Anthonij-Gasthuis
Leeuwarden uit de 15e en 16e eeuw
Prekadastrale Atlas fan Fryslân
Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden
Register van den Aanbreng van 1511 en verdere stukken tot de
floreenbelasting betrekkelijk
M. de Haan Hettema en A. van Halmael jr., Stamboek van den
Frieschen, vroegeren en lateren adel
Upke van Burmania, ’Frisicae nobilitatis genealogia’; f. 30v-64r
van het zogenaamde Burmaniaboek, RAF, Archief Familie Van
Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1323b
Bijzondere tekens in de tekst
[ ]
Onleesbaar, bij voorbeeld door verbleking of beschadiging, maar
met redelijke zekerheid te reconstrueren. Als het aantal
ontbrekende letters bij benadering kan worden geschat, wordt een
overeenkomstig aantal puntjes afgedrukt. Als het aantal in het
geheel niet zeker is, worden drie asterisken [***] afgedrukt.
< >
Voor goed begrip van de tekst ingelast door de uitgevers.
<n.m.>
Notarismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 2.
<h.m.>
Huismerk, met verwijzing naar afbeelding in bijlage 3.
<ondertekend:> Aankondiging van handtekening(en).
<m.a.h.:>
Met andere hand. Aankondiging van wisseling van handschrift.
Bijzondere tekens in bijlage 1
A
_
_
( )
[ ]
< >
XXVI
onduidelijke letter, waarschijnlijk een A
onleesbare letter
oplossing van een afkorting
aanvulling naar een ander exemplaar van hetzelfde zegel
aanvulling die niet te bewijzen maar wel waarschijnlijk is.
Geraadpleegde archieven
(Achter elk archieffonds staan tussen haakjes de nummers van de testamenten
waarvoor stukken uit dit fonds geraadpleegd zijn).
Algemeen Rijksarchief, ’s-Gravenhage
- Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief (11, 12, 37, 49, 50, 57)
Rijksarchief in Friesland, Leeuwarden
- Archief Staten van Friesland 1578-1795 (41)
- Archief Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918 (15, 38, 41, 75)
- Archief Hof van Friesland (12, 50, 98, 121, 129, 137, 138, 145, 171)
- Archief Nedergerecht Barradeel (122, 184)
- Archief Nedergerecht Bolsward (201)
- Archief Nedergerecht Franeker (155)
- Archief Nedergerecht Gaasterland (181)
- Archief Nedergerecht Sloten (143, 160, 166, 196)
- Archief Klooster Aalsum (20, 31, 32, 35, 59, 60, 70, 73, 91, 94, 170, 174, 187)
- Archief Klooster Anjum (22)
- Archief Klooster Engwerd (93)
- Archief Klooster Fiswerd (23)
- Archief Klooster Gerkesklooster (8, 27, 64, 87)
- Archief Klooster Haskerconvent (26, 31, 56)
- Archief Klooster Hospitaal (28)
- Archief Klooster Klaarkamp (6, 59, 70)
- Archief Klooster Oegeklooster (79)
- Archief Klooster Veenklooster (107)
- Archief Hervormde Gemeente Dronrijp (81)
- Archief Dekema-, Cuyck- en Foeyts-Veencompagnie (120)
- Archief Familie Van Beyma thoe Kingma (151)
- Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga (14, 34, 17, 48, 57, 171)
- Archief Familie Buygers (50)
- Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen (9, 30, 42, 58, 63, 80, 81,
86, 90, 104, 116, 117, 119, 124, 126, 127, 137, 159, 163, 165, 202, 211)
- Archief Familie Van Harinxma thoe Slooten (91, 176)
- Archief Familie Sixma van Heemstra (52)
- Archief Familie Van Sminia (7, 12, 25, 58, 69, 81, 82, 98, 105, 110, 114, 121, 137,
138, 153, 162, 185, 186, 198, 203)
- Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg (12, 29, 50, 57, 59, 65,
92, 98, 103, 167, 169, 188, 210)
- Archief Huis Liauckamastate (36, 40, 65, 74, 81, 138, 145, 147, 180, 194)
- Archief Huis Tjaardastate (44, 98, 123, 129, 138, 142, 146, 157, 171, 175, 186,
191, 193, 194, 206, 207)
- Collectie Aanwinsten (81, 138, 183)
- Collectie Copieën elders (43, 199)
- Collectie Fries Genootschap (164)
- Collectie Gabbema (98)
- Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland
(21, 39, 41, 62, 63, 65, 71, 129, 165, 171, 177, 209)
XXVII
- Collectie Murray Bakker (19, 24, 63, 93, 101, 149, 161)
- Collectie Varia Staten (99)
Gemeentearchief Bolsward
- Oud Stadsarchief (15, 38, 106, 173)
- Archieven Armvoogdij (106, 112)
- Archieven Bolswarder lenen (15, 84)
- Archief Weeshuis (55, 66, 204, 205)
Gemeentearchief Franeker
- Archief Gerecht (106)
- Archief Huis Sjaardastate (HAS) (77)
Gemeentearchief Leeuwarden
- Oud Stadsarchief, inv. Singels (45, 53, 59, 115)
- Oud Stadsarchief, L-nummers (78, 89, 108, 121, 137)
- Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) (111, 145, 148, 154)
- Archief Olde Burger Weeshuis (137, 178, 200, 208)
- Archief Ritske Boelema Gasthuis (130, 131, 132, 133, 139, 141, 150, 152, 172,
182, 190, 212)
- Archief Sint Anthony Gasthuis (20, 61, 70, 72, 113, 125, 134, 135, 136, 140)
- Archief Bestuurders Sint-Jobsleen (134, 136, 156)
- Archief Burgemeester en Wethouders als provisoren Sint-Christophorileen (41)
- Archief Hervormde Gemeente Huizum (16, 67, 88)
- Archief Familie Battaerd (145, 148, 154)
- Archief Familie Van Burmania (164, 179)
- Archief Familie Van Camminga (57, 129, 189)
- Archief Familie Van Martena (144, 168, 177, 195)
- Collectie Families en personen (116)
Gemeentearcheif Nijefurd te Workum
- Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600 (76, 83, 85,
97, 100, 109)
- Archief Beneficiën Workum (96)
- Archief Klooster Mariënacker Workum (46, 68, 96)
Gemeenteachief Sneek
- Oud Stadsarchief (102)
Gemeentearchief Wymbritseradeel te IJlst
- Archief Sint Geertruidsleen Abbega (75)
Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum
- Archief Huis Epemastate (77, 118, 128, 145)
Provinciale Bibliotheek van Friesland te Leeuwarden
- Collectie Handschriften (5, 47, 151, 158, 192)
XXVIII
Rijksarchief in Groningen, Groningen
- Archief Huis Lulema (145)
- Register Feith (53, 59, 70)
Gemeentearchief Groningen
- Oud Stadsarchief (33)
Familiearchief Sirtema van Grovestins te Bloemendaal (190)
Staatsarchiv Dresden, Geheime Rat (43)
Staatsarchiv Hamburg, Senat (1, 2)
Londen, Public Record Office, PROB (95)
XXIX
Gedrukte bronnen en literatuur
Abma, G., De vier Bolswarder lenen (Bolsward 1979).
Allan, F., Het eiland Ameland en zijne bewoners (Amsterdam 1857).
Analecta of enige oude ongedrukte schriften van diversen inhoud, tot Friesland alleen
specterende, [E.M. van Burmania ed.] (Leeuwarden 1750)
Angenendt, A., ’Missa specialis. Zugleich ein Beitrag zur Entstehung der
Privatmessen’, Frühmittelalterliche Studien 17 (1983) 153-221.
Angenendt, A., ’Theologie und Liturgie der mittelalterlichen Toten-Memoria’, in: K.
Schmid en J. Wollasch ed., Memoria. Der geschichtliche Zeugniswert des
liturgischen Gedenkens im Mittelalter, Münstersche Mittelalter-Schriften 48
(München 1984) 79-199.
Angenendt, A., ’Religiosität und Theologie. Ein spannungsreiches Verhältnis im
Mittelalter’, Archiv für Liturgiewissenschaft 20/21 (1978/1979) 28-55.
Apeldoorn, L.J. van, ’Het Romeinsche recht in Friesland’, Mededelingen van de
Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Afdeling Letterkunde, Nieuwe reeks
3 (1940) 379-436.
Baur, Paul, Testament und Bürgerschaft. Alltagsleben und Sachkultur im
spätmittelalterlichen Konstanz, Konstanzer Geschichts- und Rechtsquellen, Neue
Folge der Konstanzer Stadtrechtquellen 31 (Sigmaringen 1989).
Bavel, H. van, Inventaris van 100 Bossche testamenten, 1353-1698 (’s-Hertogenbosch
1976).
Beelaerts van Blokland, M.A., ’Van Aylva’, De Nederlandsche Leeuw 106 (1989) kol.
14-66.
Beelaerts van Blokland, M.A., ’Burmania’, De Nederlandsche Leeuw 107 (1990) kol.
419-442.
Beelaerts van Blokland, M.A., ’Nogmaals Aebinga van Humalda’, De Nederlandsche
Leeuw 106 (1989) kol. 5-13.
Beneficiaalboeken van Friesland, J. van Leeuwen ed. (Leeuwarden 1850).
Berns, J.L., Verslag aangaande een onderzoek naar archiefstukken, belangrijk voor
de geschiedenis van Friesland, uit het tijdperk der Saksische hertogen (’sGravenhage 1891).
Boeles, W.B.S., De geestelijke goederen in de provincie Groningen van de vroegste
tijden tot op heden. Een geschiedkundig onderzoek (Groningen 1860).
Boer, T.J. de, ’Oorkonden uit het familie-archief Van Sminia (1450-1535)’ De Vrije
Fries 19 (1900) 295-316.
Bolt, H., Geschiedenis van het Sint-Geertruidsleen te Abbega 1508-1933 (z.p. z.j.).
Boltjes, Joh. [Testament van Auck Petersdochter] (z.t., z.j.[18de eeuw])
Boockmann, H., Leben und Sterben in einer spätmittelalterlichen Stadt. Ueber ein
Göttinger Testament des 15. Jahrhunderts (Göttingen 1984)
Borssum Waalkes, G.H. van, De kerkelijke toestand van het dorp Huizum voor de
hervorming, aangewezen meestal uit onuitgegevene stukken (Leeuwarden 1875).
Brandt, A. von, Regesten der Lübecker Bürgertestamente des Mittelalters I: 12781350; II: 1351-1363 (Lübeck 1964/1973).
Brandt, A. von, Mittelalterliche Bürgertestamente. Neuerschlossene Quellen zur
Geschichte der materielen und geistigen Kultur (Heidelberg 1973).
Brouwers, Y, e.a., Andringa. Geschiedenis van de verschillende families Andringa van
1450 tot heden (z.p. 1983).
XXX
Buijtenen, M.P. van, ’Kloosters onder Workum. Grauwe zusters en Karthuizers’, De
Vrije Fries 36 (1941) 131-148.
Buitenrust Hettema, F., Bloemlezing uit Oudfriesche geschriften (Leiden 1890).
Bullarium Ordinis Fratrum Minorum, E.T. Ripoll en A. Bremond ed., 8 dln (Rome
1729-1740).
Bunskoeke, D., Inventaris van de archieven van de Stichting Het Weeshuis te
Bolsward 1553 (1453) - 1952 (1961) (Bolsward 1990).
Buttinga, C., [zonder titel] (z.p. 1642).
Cappon, C.M., ’Een uitspraak van Frederik Barbarossa in een geschil inzake het
testament van een geestelijke’, in: C.M. Cappon e.a. ed., Ad fontes. Opstellen
aangeboden aan prof.dr. C. van de Kieft (Amsterdam 1984) 187-202.
Cappon, C.M., De opkomst van het testament in het Sticht Utrecht. Een studie op
grond van Utrechtse rechtsbronnen van het begin van de achtste tot het midden
van de veertiende eeuw (Deventer 1992).
Chiffoleau, J., La comptabilité de l’au delà. Les hommes, la mort et la religion dans
la région d’Avignon à la fin du moyen âge (vers 1320 - vers 1480) (Rome 1980).
Courtemanche, Danielle, ’Les testament parisiens sous Charles VI: des écrits sur soi
au service de la mémoire collective’, Le Moyen Age 97 (1991) 367-387.
Dolk, W., ’Decretale verkopingen van kerkelijke goederen in de 16e eeuw’, It Beaken
27 (1965) 124-147.
Dolezalek, G.R., ’De kerkelijke notaris in de middeleeuwen’, in: Gepasseerd. De rol
en positie van notarissen in het verleden (Nijmegen 1987) 3-16.
Eekhoff, W., Beknopte geschiedenis van het voormalige Sint Anna-leen in de kerk van
Oldehove te Leeuwarden (Leeuwarden 1860).
Eekhoff, W., ’Geschiedenis van de zamenstelling en uitgave van het Groot Plakkaat
en Charterboek van Friesland’, De Vrije Fries 7 (1856) 324-361.
Eekhoff, W., Geschiedkundige beschrijving van Leeuwarden van den vroegsten tijd
tot den jare 1846, 2 dln (Leeuwarden 1846, fotomech. herdruk Leeuwarden 1846).
Feenstra, J.Y., ’Het geslacht Jelgerhuis’, Jierboekje fan it Genealogysk Wurkforbân
1954, 10-31.
Fischer, H.F.W.D., ’De voorgeschiedenis van het testament in Nederland’, in: E.M.
Meijers en J. Eggens, Het testament, een bundel monografieën uitgegeven ter
gelegenheid van het honderdjarig bestaan van de broederschap der candidaaatnotarissen (Arnhem 1951) 23-37.
Friese brieven uit de vijftiende en zestiende eeuw. Uitgegeven door studiegroepen aan
de rijksuniversiteiten te Groningen en Utrecht onder leiding van dr. P. Gerbenzon
(Groningen 1967).
Friesische Papsturkunden aus dem vatikanischen Archive zu Rom, H. Reimers ed.
(Leeuwarden 1908).
Genealogia Ayttana, in: Vita Viglii ab Aytta Zuichemi, ab ipso Viglio scripta sive
dictata quod in praefatione explicuimus, C.P. Hoynck van Papendrecht ed.,
Analecta Belgica tomus I, pars I (’s-Gravenhage 1743) 255-277.
Gerbenzon, P., Friese rechtstaal en vreemd recht. Inaugurele rede Utrecht (Groningen
1958).
Gerbenzon, P., ’Het testament van Gerryt van Berltium, 13 februari 1480. Een poging
tot reconstructie van de inhoud der stichtingsacte van het Sint Christophorileen tot
Oldehove te Leeuwarden’, Us Wurk 33 (1984) 51-74.
Gibson, J.S.W., Wills and where to find them (Chichester 1974).
XXXI
Gosses I.H., ’Friesche Jubileumlitteratuur’, Tijdschrift voor Geschiedenis 44 (1929)
14-39.
Goff, Jacques le, La naissance du Purgatoire (Parijs 1981).
Grafschriften en andere genealogische en heraldieke merkwaardigheden in en om de
kerken tussen Flie en Lauwers, I. Achtkarspelen, A.L. Heerma van Voss ed., II. Het
Bildt, H. Sannes ed., III. Leeuwarden, Galileeërkerk, H.M. Mensonides ed., IV.
Menaldumadeel, D.J. van der Meer ed., V. Vlieland, D. Vermeulen ed.
(Leeuwarden 1950-1969).
Groot Placaat en Charterboek van Vriesland, 6 dln, G.G. thoe Schwartzenberg en
Hohenlansberg ed. (Leeuwarden 1768-1795).
Haan Hettema, M. de, ’Het eiland Ameland’, Nieuw Friesche Volksalmanak 1855, 2787.
Haan Hettema, M. de, en A. van Halmael jr., Stamboek van den Frieschen, vroegeren
en lateren adel, 2 dln (Leeuwarden 1846).
Hallema, A., Vier eeuwen weeshuisgeschiedenis Bolsward, 1553-1953 (Bolsward
1953).
Hamburger Testamente, 1351 bis 1400, Veröffentlichungen aus dem Staatsarchiv der
freien und Hansestadt Hamburg XI, Hans-Dieter Loose ed. (Hamburg 1970)
Heemstra, M.J. van, Old Burger Weeshuis (Leeuwarden 1959).
Heerma van Voss, A.L., ’De opgezette grafzerken in de Martinikerk te Franeker’, De
Vrije Fries 40 (1950) 19-34.
Hempenius, A.L., ’Wilco van Holdinga en zijn drie testamenten’, Genealogysk
Jierboek 1975, 102-125.
Huber, Ulrici Huberi vindiciae Amelandicae primae et alterae, cum aliorum opusulis
eiusdem argumenti (z.p., z.j.), Provinciale Bibliotheek Leeuwarden 3507a G.
Inthiema, Hero ab, Disquisitio juridica, ortu suo producta,... (Leeuwarden 1619).
Jordan, W.K., Philantropy in England, 1480-1660 (Londen 1959).
Kaps, J., Das Testamentsrecht der Weltgeistlichen und Ordenspersonen in
Rechtsgeschichte, Kirchenrecht und bürgerlichem Recht Deutschlands,
Oesterreichs und der Schweiz (Buchenhain v. M. 1958)
Kater, B.W., ’Het testament van Watse Bockes Haringsma’, Ons Noorden, bijblad
Frisia Catholica 1990, januari 17 en februari 14.
Keikes, W.H., en H.T. Obreen, Workum. Inventaris der archieven (Bolsward 1966).
Kolmer, Lothar, ’Spätmittelalterliche Testamente. Forschungsergebnisse und
Forschungsziele. Regensburger Testamente im Vergleich’, Zeitschrift für
bayerische Landesgeschichte 52 (1989) 475-500.
Kuske, Bruno, ed., Quellen zur Geschichte des Kölner Handels und Verkehr im
Mittelalter, III: Besonder Quellengruppen des späteren Mittelalters. Publikationen
der Gesellschaft für Rheinische Geschichtskunde 33 (Bonn 1923/Düsseldorf 1978).
Leuwerderadeels aenbrengh gemaect int jaer 1540, J.A. Mol ed., Boarnerige 2
(Leeuwarden 1989).
Lexlev, Thelma, ’Wills, deeds and charters as sources for the history of medieval
women’, in: B. Carle e.a. ed., Aspects of female existence (Kopenhagen 1980).
Meer, D.J. van der, ’Nij ljocht op de âldste generaasjes fan de slachten Van Scheltinga
en Heixan’, Genealogysk Jierboekje 1960, 30-37.
Meer, D.J. van der, ’Walta-state to Boazum’, Genealogysk Jierboekje 1958, 78-93.
Meesters, G.L., ’De Petri en Pauliprebinde te Boalsert’, Genealogysk Jierboek 1990,
36-62.
XXXII
Meijers, E.M., ’Het Friese en het Drentse erfrecht en huwelijksgoederenrecht’, in:
Koninklijke Nederlandsche Akademie van Wetenschappen, Akademiedagen II
(Amsterdam 1949) 37-71.
Mensonides, H.M., ’Het stadszegel van Leeuwarden en de kerk welke op de oudere
stadzegels voorkomt’, De Vrije Fries 40 (1950) 68-100.
Mol, J.A., ’Friezen en het hiernamaals. Zieleheilsbeschikkingen ten gunste van kerken,
kloosters en armen in testamenten uit Friesland, 1400-1580’, in: J.J. van
Moolenbroek en N. Lettinck ed., In de schaduw van de eeuwigheid. Tien studies
over religie en samenleving in laatmiddeleeuws Nederland, aangeboden aan
prof.dr. A.H. Bredero (Utrecht 1986) 28-64, 259-269.
Nève, P.L., ’Het openbaar notariaat op de drempel van de Nieuwe Tijd (15de en 16de
eeuw)’, in: Gepasseerd. De rol en positie van notarissen in het verleden (Nijmegen
1987).
Nicolas, Nicolas Harris, Testamenta vetusta (Londen 1826).
Niermeyer, J.F., Honderd Noord-Nederlandse oorkonden en akten uit de jaren 12541501 (tweede druk; Groningen 1970).
Noomen, P.N., ’Buwaldaburen te Tjerkwerd’, Genealogysk Jierboek 1989, 31-48.
Noomen, P.N., ’St. Magnus van Hollum en Celdui van Esens. Bijdrage tot de
chronologie van de Magnustraditie’, De Vrije Fries 69 (1989) 7-32.
Noomen, P.N., ’St. Vitus van Corvey en het wapen van Leeuwarden’, Leeuwarder
historische reeks II (1990) 55-65.
Noordhoff, L.J., Archieven van leden van de familie Lewe en vele aanverwante
geslachten (Groningen 1979).
Oldenhof, H., In brêge dy’t bliuwt. Oer de skiednis fan de parochy Easterwierrum
(Leeuwarden 1978).
Oldewelt, W.F.H., ’Notarissen te Amsterdam voor 1600’, Jaarboek Amstelodamum 26
(1929) 25-43.
Oorkonden der geschiedenis van het Sint Anthonij-Gasthuis te Leeuwarden uit de 15e
en 16e eeuw, W. Eekhoff ed. (Leeuwarden 1876).
Oorkondenboek van Groningen en Drenthe, 2 dln, P.J. Blok e.a. ed. (Groningen 18961899).
Oosterbosch, M., ’Testamenten, inventarissen en rekeningen van sterfhuizen uit het
kathedraalarchief van Antwerpen (1302-1586)’, in: F. Daelemans ed., Bronnen
voor de geschiedenis van de materiële cultuur, staten van goed en testamenten,
Handelingen van de studiedag te Brussel op 24 oktober 1986, Extranummer
Archief- en Bibliotheekwezen in België 25, dl 2 (Brussel 1988) 1-29.
Ostfriesisches Urkundenbuch, 2 dln, E. Friedländer ed. (Emden 1878-1881,
fotomechanische herdruk Wiesbaden 1968).
Ostfriesisches Urkundenbuch III, Ergänzende Regesten und Urkunden zu Band I und
II 854-1500, G. Möhlmann ed. (Aurich 1975).
Oudfriesche oorkonden, 3 dln, P. Sipma ed., Oudfriesche Taal- en rechtsbronnen 1-3
)’s-Gravenhage 1927-1941).
Oudfriese oorkonden IV, O. Vries ed., Oudfriese Taal- en Rechtsbronnen 14 (’sGravenhage 1977).
Overdiep, G., en J.C. Tjessinga, De Rechtsomgang van Franekeradeel 1406-1438
(Franeker 1950).
Pasche, V., Pour le salut de mon âme. Les Lausannois face à la mort (XIVe s.)
(Université de Lausanne 1989).
XXXIII
Pax Groningana; 204 oarkonden oer de forhâlding Grins-Fryslân yn de fyftjinde ieu,
M.G. Oosterhout e.a. ed., Estrikken 49 (Groningen 1975).
Postma, O., ’Oer it testamint fan in ûnderpastoar fan it jier 1544’, It Heitelân 35 (1957)
177-179.
Postma, O., ’It testemint fan de mem fan Greate Pier’, It Heitelân 18 (1936) 33-35, 53.
Prekadastrale Atlas fan Fryslân, J.A. Mol en P.N. Noomen ed. (Leeuwarden, 1988-;
inmiddels 7 dln verschenen).
Prevenier, W., ’Ontsluiting van bronnen uit de middeleeuwen’, in: Bron en publikatie.
Voordrachten en opstellen over de ontsluiting van geschiedkundige bronnen,
uitgegeven bij het 75-jarig bestaan van het Bureau der Rijkscommissie voor
Vaderlandse geschiedenis (’s-Gravenhage 1985) 7-21.
Regels voor het uitgeven van historische bescheiden in opdracht van het bestuur van
het Historisch Genootschap (gevestigd te Utrecht) opnieuw herzien door D.Th.
Enklaar en A.J. van de Ven (Utrecht 1954).
Register van den Aanbreng van 1511 en verdere stukken tot de floreenbelasting
betrekkelijk, I. Telting ed., 4 dln (Leeuwarden 1880).
Richtlijnen voor het uitgeven van historische bescheiden samengesteld in opdracht van
het Nederlands Historisch Genootschap en van de Rijkscommissie voor
Vaderlandse Geschiedenis (zesde druk; ’s-Gravenhage 1988) 11-13.
Roarda, R.S., ’Canter’, Genealogysk Jierboekje 1963, 67-72.
Roarda, R.S., Ut it selde skaei as Greate Pier (Leeuwarden 1961).
Robert, U., Testaments de l’officialité de Besancon, 1265-1400 (Parijs 1902).
Rosenthal, J.L., The Purchase of Paradise. Gift giving and the Aristocracy, 1307-1485
(Londen/Toronto 1972).
Schoengen, M., ’Akten en bescheiden betreffende de Cisterciënser abdij Bloemkamp
of Oldeklooster bij Bolsward’, Archief voor de geschiedenis van het Aartsbisdom
Utrecht 29 (1903) 134-242; 30 (1905) 419-440; 31 (1907) 23-220.
Schotanus, Chr., Tablinum, dat is: brieven ende documenten dienende tot de Friesche
historie, apart gepagineerd in: Idem, De geschiedenissen kerckelyck ende
wereldtlyck van Friesland Oost ende West (Franeker 1658).
Schroor, M., ’Een lijst met Leeuwarder burgers uit 1492’, De Vrije Fries 73 (1993) 63102.
Schulz, Gabriele, Testamente des späten Mittelalters aus dem Mittelrheingebiet. Eine
Untersuchung in rechts- und kulturgeschichtlicher Hinsicht, Quellen und
Abhandlungen zur mittelrheinischen Kirchengeschichte 27 (Bonn 1976).
Schuur, J.R.G., ’Peilingen naar de sociale stratificatie van het laatmiddeleeuwse
Leeuwarden’, It Beaken 46 (1984) 15-57.
Sheehan, M.M., The will in medieval England (Toronto 1963).
Sibrandus Leo’s abtenlevens der Friesche kloosters Mariëngaard en Lidlum, D.A.
Wunkes ed. (Bolsward 1929).
Singels, J.C., Inventaris van het Oud-Archief der stad Leeuwarden (Leeuwarden
1893).
Snitser Recesboeken (1490-1517), M. Oosterhout ed., 2 dln (Assen 1960-1964).
Spanninga, H., ’Hoofdelingen en burgers, armoede en armenzorg. Politieke en sociale
verhoudingen in Leeuwarden omstreeks 1500’, Leeuwarder Historische Reeks 1
(1987) 11-45.
Sprandel, R., Quellen zur Hansegeschichte, Ausgewählte Quellen zur deutschen
Geschichte des Mittelalters 36 (Darmstadt 1982).
XXXIV
Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae (Coloniae Batavorum 1597).
Telting, A., ’Eenige levensbijzonderheden van doctor Pieter Tiara toegelicht’, Nieuwe
Friesche Volksalmanak 9 (1861) 3-15.
Telting, I., ’Iets over Sjaardemaleen, in verband met de geschiedenis van eenige huizen
te Franeker’, De Vrije Fries 16 (1883-1886) 535-609.
Testament van Gerrit van Belcum (Leeuwarden z.j. [c. 1900]; heruitgave 1980).
Verhoeven, G., ’De laatste wil als egodocument. Testamenten uit Friesland vóór
1551’, Driemaandelijkse Bladen 44 (1992) 65-79.
Verhoeven, G., ’De middeleeuwse kerkpatrocinia van Friesland. Een inventaris’,
Fryske Nammen 8 (1989) 75-108.
Verhoeven, G., ’Het voor-reformatorisch doopregister van Molkwerum’, Genealogysk
Jierboek 1992, 114-224.
Veteris aevi analecta seu vetera monumenta hactenus nondum visa ..., 5 dln, A.
Matthaeus ed. (tweede druk; ’s-Gravenhage 1738).
Vovelle, M., Piété baroque et déchristianisation en Provence au XVIIIe siècle. Les
attitudes devant la mort après les clauses des testaments (Parijs 1973).
Vries, O., Correcties op P. Sipma, Oudfriesche oorkonden I-III, aangevuld met een
overzicht van schrijvershanden, Estrik 64 (Groningen 1984)
Vries, O., ’Dialektysk kleure Aldfrysk fan in Ljouwerter pastoar’, Us Wurk 35 (1986)
27-30.
Vries, O., "Naar ploeg en koestal vluchtte uw taal". De verdringing van het Fries als
schrijftaal door het Nederlands (tot 1580), Fryske Histoaryske Rige 9
(Leeuwarden 1993).
Vries, O., ’De skriuwtaal fan de sekuliere geastlikheid yn Westerlauwersk Fryslân yn
de 15de en 16de ieu’, Us Wurk 40 (1991) 42-60.
Vrijmoedig beroep van S.H. van Idsinga tegens het vrymoedig beroep der volmagten
ten Lantsdage (z.p., z.j. [na 1774, vóór 1779, het jaar van overlijden van de auteur]
GAL, Bibliotheek, E 241).
Waterbolk, E.H., ’De historische vormgeving’, in: J.J. Kalma, J.J. Spahr van der Hoek
en K. de Vries ed., Geschiedenis van Friesland (Drachten 1968) 636-666.
XXXV
1
1373 augustus 5
Conradus de Nendorpe
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Ego, Conradus de Nendorpe, compos mentis et racionis, licet corpore debilis, si
morte preventus fuero in hunc modum meum preordino testamentum.
Primo do, lego et assigno ad structuram ecclesie Sancti Nicolai XX marcas, et do
ad perpetuum lumen, pendens coram Corpore Cristi in eadem ecclesia, V marcas, et
in eadem ecclesia eligo meam sepulturam. Item volo quod ematur mihi silex, liksten
dictus, pro XX marcis. Item volo quod ematur mihi frustum sericeum pro XX marcis,
quod vero frustum sericeum do ad usum dicte ecclesie Sancti Nicolai. Item do vicerectori ibidem II marcas, et do cuilibet capellano ibidem I marcam.
Item do ad structuram ecclesie fratrum minorum V marcas et V porcorum carnes,
et do fratri Jacobo ibidem 1 marcam. Item do <ad> structuram ecclesie fratrum
predicatorum in Hamborgh V marcas et V porcorum carnes. Item do ad structuram
ecclesie Sancti Petri X marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti Jacobi V marcas.
Item do ad structuram ecclesie Sancte Katerine V marcas. Item do ad structuram
Sancte Marie tome Schore V marcas. Item do ad structuram ecclesie sanctimonialium
in Lune prope Luneborgh VI marcas. Item do ad structuram ecclesie to Lo prope
Nigenborgh X marcas. Item do ad structuram ecclesie sanctimonialium in Nendorpe
XX marcas.
Item do ad structuram ecclesie Sancti Viti in Leworden V marcas, et do fratribus
predicatoribus ibidem V marcas, et do fratri Jacobo ibidem I marcam, et do wittebroder Doden ibidem I marcam. Item do ad structuram ecclesie Sancte Marie ibidem
XXIIII solidos, et do bagutis ibidem I marcam, et do Eleken, bagute ibidem, I
marcam. Item do Remmeken Simons sone ibidem V marcas. Item do Woltero
Hillebrandes sone ibidem XII½ marcas.
Item do Ziburghe, uxori mee, primo et principaliter ante divisionem de parte
meorum bonorum que mihi post mortem cedi poterit, L marcas et omnes vestes suas
ad corpus suum inscisas et omnia fabrilia argentea, tam ad vestes ipsius quam ad
mensam nostram pertinencia, proprie cledersmide et tafelsmide appellata, et omnia
nostra utensilia maiora et minora et omnia nostra lectisternia.
Item do Greten, sorori mee, XX marcas. Item do Johanni vamme Lo, fratri meo,
omnia arma mea et meum cingulum argenteum et XV marcas. Item do Hinrico, fratri
meo, XV marcas. Item do Alleken, matertere mee, XV marcas. Item do Metteken,
matertere, XV marcas et novam tunicam de anglico panno duplicis latitudinis. Item
do Johanni Vresen X marcas. Item volo quod ematur mihi griseus pannus pro IIII
marcis, et ponatur super tumbam meam, et donetur pauperibus propter Deum. Item do
Conrado van der Siden V marcas, griseam tunicam, griseam togam, griseum
capucium, ferialem meam togam et fuscam tunicam, et do Gheseken, filie eiusdem
Conradi, V marcas. Item filio Alleken Duses in Bremen II marcas. Item do iuniori
Hennekino Drakenborgh V marcas. Item do Johanni de Bremen X marcas, cistam et
duo paria novarum caligarum.
Item obligor pro vulneribus Johanni Vedeler factis in XII solidis antiquorum
grossorum, de quibus expo<s>ui III antiquos schilde, et Siburg, uxor mea, dabit
proximis dicti Johannis Vedeler IX solidos antiquorum grossorum.
Item omnes donaciones predicte debent recipi de parte bonorum meorum que mihi
1
5
post mortem meam cedi poterit. Et omnia residua bona mea que michi post mortem
cedi poterint, provisores mei infrascripti pro salute anime mee pauperibus erogabunt.
In provisores meos eligo Marquardum Berchsteden, Johannem Oldendorp et
Johannem de Bremen, avunculum meum. Hec enim omnia grata et rata tenebo donec
ea notorie contradicam. Protestor eciam in presenti testamento quod omnia bona mea
cum adiutorio Dei et cum meis laboribus acquisivi et nulla bona hereditaria sublevavi.
Actum anno Domini Mo CCCo LXXo tercio, feria sexta post Ad vincula Petri,
presentibus dominis nostris consulibus Heynone Vermerschen et Marquardo
Woldemers.
10
Origineel: A. Staatsarchiv Hamburg, Archiv Senat, Classis X Volumen 4 Series I, 1373
Aug. 5. Perkament, deel van chirograaf.
Druk: a. Hamburger Testamente, nr 30.
2
1376 januari 23
Syborch, vrouw van Heyno Vloghelingh
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Anno nativitatis eiusdem Mo CCCo LXXVIo, feria quarta ante festum Beati Pauli
apostoli, ego, Syborch, uxor Heynonis Vloghelingh, corpore licet infirma, mentis
tamen compos et racionis, meum preordino testamentum.
Primo de bonis meis do et assigno fratri meo, dicto Remmeke, centum marcas
Lubicenses. Item Hillegundi, sorori mee, centum marcas. Item do prefatis fratri et
sorori mee omnem partem hereditatis in terra Frisonie ad me spectantem, equaliter
dividendo. Ali<i>s vero duabus meis sororibus, scilicet Eweken et Hylleken, proprie
mynen halfsusteren, do unicuique XII paria perechilidum, proprie mowenspanghen.
Item do Elteken, mee sorori, annulum meum aureum meliorem, cum uno annulo habente rubeum lapidem. Item do uxori fratris mei meum cingulum argenteum et unum
nodum ante togam meam pendentem et duo paria spanghen dicta.
Item do ad structuram ecclesie Sancti Viti in Lewerden V marcas. Item do ad
structuram ecclesie Sancti Johannis ibidem V marcas. Item fratri Toden, ibidem
monacho, III marcas, et fratri Jacobo unam marcam. Item fratri Tyerten dicto unam
marcam. Item monialibus ibidem II marcas ad cervisiam. Item do Elleken, moniali,
unam marcam. Item do Rynghelen, quondam ancille mee, unam marcam. Item do
Beate Virgini in Nigenhove II marcas. Item do ad structuram ecclesie Sancti
Mychahelis in Berlekom II marcas.
Item ad structuram ecclesie Sancti Nicolai in Hamborch do V marcas. Item Corpori
Cristi do meam mixtam togam blaveam. Item do eiusdem ecclesie rectori unam
marcam, et cuilibet cappellano VIII <solidos>. Item do III marcas ad missam primam,
scilicet nautarum, in eadem ecclesiam tenendam. Item do ad structuram cappelle apud
Schore III marcas. Item ad structuram claustri barvotorum do VI marcas, pro quibus
carnes recipiant. Item ad ecclesiam Sancti Johannis VI marcas, pro quibus Marquardus
Berchstede fratribus lateres ad tegendam ecclesiam, proprie dacsten, presentabit. Item
ad structuram ecclesie Sancti Petri III marcas. Item ad ecclesie structuram Sancti
Jacobi II marcas. Item ad ecclesiam Sancte Katherine III marcas.
2
5
10
15
20
Item do Aleken, sorori Conradi de Lewerden, X marcas ad ambulandam Romanam
viam. Item do XII marcas ad emendum unum frustum cericum, unde una casula
preparari valeat, quam habebit frater Heynonis Vlogheling si in presbiterum ordinetur;
si vero non, tunc in honorem Dei dabitur, ubi Heynoni Vloghelinghe utile videtur.
Item V marcas pro uno panno griseo. Item do fratri Jacobo in claustro Beate Marie
Magdalene II marcas, quas exponet Steffen Willebrand. Item do Beken Sipsen unam
marcam. Item III marcas pro cera. Item do II marcas pro vigiliis legendis. Item do
Metteken, filie Conradi van der Syden, meam togam dieticam cum mea tunica rubea.
Item do Ghertrudi, eiusdem Conradi filie, meam viridem tunicam. Item adhuc daria
oportent VI marce pro homicidio per Conradum facto. Item do III marcas pro missis
legendis et pauperibus dandis.
Item de prefatis IIc marcis Heyno Vloghelingh fratri meo et sorori mee prescriptis
unicuique suam dimidietatem in prompto dare tenetur, reliquam vero infra spacium
istius anni.
Item do et assigno marito meo, Heynoni Vloghelingh, omnia mea bona huic
testamento superexistencia, tam in civitate quam extra, sine contradictione omnium
amicorum meorum firmiter optinendo et possidendo.
Et modo prenarrato presens testamentum firmum et incorruptum habebit
processum, ita videlicet quod decimus denarius super prefati testamenti exposicionem
per Heynonem Vloghelingh dominis consulibus certificetur.
Testes huius rei sunt viri honesti et discreti domini Nicolaus Rode et Ludolfus
Holdenstede, consules, Marquardus Berchstede, Johannes Volkers sone, Symon
Ribben sone et Hennekinus de Bremen funifex, qui ad presencia sunt ordinati pariter
et rogati.
25
Origineel: A. Staatsarchiv Hamburg, Archiv Senat, Classis X Volumen 4 Series I, 1376
Jan. 23. Perkament, deel van chirograaf.
Druk: a. Hamburger Testamente, nr 35.
3
1401 juli 27 of 28
Clothus Bentha
30
35
Universis praesentia visuris, lecturis et audituris ego, Clothus Bentha, parochianus
Rawerderhem, deduco per praesentes ..., licet sanus corpore composque mentis
fuerim, tamen praenoscens communem viam mortis affuturam, quam praevenire volo
ordinatione testamenti, itaque de concilio domini Sifridi, mei curati in
Rawe<r>derhem, ac aliorum testium praesentis infrascriptorum ad hoc specialiter
vocatorum et rogatorum, meum condo et condidi testamentum, meisque de bonisb in
hunc modum, ac deliberato et maturo concilio.
In primis Sicconem Ydszarda, Tzalenghum Fethza et eius fratrum Poptatumc,
a
b
40
c
A: dare.
Hier ontbreekt een woord als: dispono.
In plaats van fratrum Poptatum in a: fratres Poptacum.
3
5
10
15
20
25
30
35
40
parochianos Popengwere, Rawerderhem et Solis, haeredes instituo meorum omnium
bonorum mobilium et immobilium, legatis et donationibus exceptis, in modum qui
sequitur. Ita vero quod Poptatus praedictus habebit in praerogativis castrum Bentha,
domum et aream cum sex talentis novae terrae praesentis, sibi antea convenientibus
propter quotidiana scienciaa amicorum, et quod respondebit presbyteris in Rauwerderhem in partitionibus cum sexta feria et annuatim in anniversariis videlicet Odulfi,
Dode Tzialengib et mei, perpetuis temporibus duraturis. In caeteris bonis domus Benta
praedia haeredibus aequaliter dividi volo. Item praedia domus praedictae Poptatus a
praedictis haeredibus in huiris habebit, et de huiris illis respondebit secundum modum
et consuetudinem terrae. Item si Poptato et suis prius mori contigerit et mater
pupillorum seu puerorum superstes fuerit, extunc volo quod tantum tertia pars castri
cum caeteris praerogativis devolvantur ad matrem pupillorumc seu puerorum Poptati,
et duas partes ad Sicconem et Tzialengum seu eorum successoribus, in forma ut
praefertur.
Item do et assigno Anseke, meae uxori, quousque vixerit castrum Fetza, domum,
aream et omnia praedia sicut sunt: seminalia, pascualia sive etiam graminalia ad
eandem domum usque ad haec tempora usufructuata, ea conditione adiecta quod
annuatim respondebit presbyteris in Rauwerderhem in duobus anniversariis, perpetuis
temporibus duraturis, videlicet Taetke et Graetke, necnon et propter cotidiana
scienciad amicorum. Deinde post obitum Anseke antedictae praedicta bona ad haeredes meose et successoribus eorum devolvantur. Item si Anseka antedicta castrum
vel domum construere vel renovare voluerit, extunc haeredes ...... in illis succedent,
nisi ipsa ex proprio motu et voluntate in suo testamento aliter ordinaverit. Item volo
ut antedicta Anseka inhabitet domum Fethsa. Item domus Benta, Feddingahus et
domus in Monekagha manebunt abbatis divisione, ita videlicet quod haeredes mei
manebunt cum domo alia in Benca et Anzeka cum illis domibus in Feddigahus et
Monekagha. Item Anzeka manebit absque divisione cum omnibus suis vestimentis
necnon caeteris clenodiis auri vel argentif ac etiam propinatoriis, et similiter mei
heredes manebunt cum meis vestimentis, clenodiis auri et argenti ac eorum propinatoriis vasis abbatis divisione. Item assigno patrono in Rauwerderhem post obitum
Anseke aream Dodonis lusci cum alia area prope infra domos Dodonis praedicti et
Andriae in aggere situatis.
Item si heredibus meis et Anzekae in divisione bonorum mobilium discordia contigerit, extunc volo quod dominus Sifridus, curatus loci praedictus, Sicco in Hemga et
Sidachus Gekengha ordinabunt ut temporis expeditione melius videtur. Item mei heredes respondebunt de legatis meis, quae in summa XXXta scutatorum, infra annum,
vel patronus in Rauwerderhem succedet a duabus .... terrae seminalis de melioribus
et propinquioribus domus Benca. Item si praedicti mei heredes meum antedictum
testamentum impugnaverint, extunc do patrono in Rauwerderhem duas partes omnium
bonorum meorum immobilium, et haeredes tantum manebunt in tertia parte.
a
b
c
d
45
e
f
4
a:
a:
a:
a:
a:
In
s cia.
Sciakengi.
pupil.
scia.
mei.
plaats van vel argenti in a: verargenti.
5
Hanc autem voluntatem valere volo iure testamenti aut cuiuscunque ultimae
voluntatis, quo melius possit subsistere et valere.
In cuius rei testimonium sigillum meum Benca cum sigillis discretorum virorum
testium ad hoc specialiter vocatoruma et rogatorum, videlicet Sicconis in Hemga,
Sidachi Gekenga, Duconis in Hemga et Renici fratris et ......
Datum anno Domini M quadringentesimo primo, feriab quantac post Jacobi
apostoli maioris.
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 68-69 (naar A?). Opschrift: Clothi Bentha, parochiani
in Rauwerderhem testamentum, ubi et uxoris meminit.
10
4
1407 november 25
Mammo Mammingha
15
20
25
30
35
Jarichus de Horslant, ecclesiae Sanctae Mariae in Leuwardia curatus, et Hayko,
vicarius ibidem, frater Albertus, vicegardianus fratrum minorum conventus Bodilswerdiensis, Focko de Ullauird, praedictae ecclesiae Sanctae Mariae parochianus, ac
Folpertus Ulricsma, assertus ecclesiae in Menaldum parochianus, notum facimus
universis tenore praesentium publice protestando quod nobilis et discretus vir Mammo
dictus Mammingha, sanus mente et corpore, in nostra et testium infrascriptorum
praesentia, ob hoc personaliter constitutus, considerans nichil certius morte et nihil
incertius mortis hora, suum testamentum seu ultimam suam voluntatem in modum qui
sequitur disposuit, fecit et ordinavit.
Primo sepulturam suam apud fratres praedicatores in Leuwardia elegit, et dispositionem legatorum suorum ibidem et alibi domino Jaricho et Fockoni in Ullauerd,
cognatis suis, commisit.
Item pueros suos ligitimos seu puerum, si quos aut quem mortis suae tempore
haberet, verum et legitimum haeredem instituit, et substitutionem ipsis Jaricho et
Fockoni commisit. Et si sine liberis decederet, Beatissimam Virginem et Beatam
Katarinam in ecclesia Sanctae Mariae in Leuwardia ad unam praebendam et Christi
pauperes in tertia parte omnium bonorum suorum, altorum et bassorum, haeredes
libere constituit. Item Nycholaum ..... Kaldahole, Ludkam, suam sororem, et Ankam,
filiam fratris sui Dyonis, in duabus partibus aliorum omnium bonorum suorum, cum
suis honoribus et oneribus, aequaliter haeredes instituit. Et si bona sua praedicta ad
Wallam Stziallingis vel ad Katharinam fuerint devoluta, in istis substitutionem praedictis domino Jaricho et Fockoni commisit.
Item dispositionem donationis Heemke fiende, ipsis Jaricho et Fockoni commisit.
Item dispositionem voluntatis suae circa Adonem et Feddeconem, fratres suos illegitimos, praedictis domino Jaricho et Fockoni commisit. Item Fockoni in Ullawerd
a
b
40
c
a: vocatrum.
a: pria.
Lees: quarta of: quinta.
5
5
10
15
20
25
dedit unum domistadium sive aream de domistadiis seu areis situatis in Dowama
campe, mediocrem, pro multis beneficiis. Item literas sigillo suo proprio et sigillis
venerabilium virorum Fockonis predicti et Hoeckonis Mennema, suorum cognatorum,
sigillis ad rogatum suum sigillatas, et domino Jaricho praedicto datas, innovavit,
confirmavit et ratificavit. Caetera omnia utilia, necessaria et requisita ad suum testamentum seu ultimam suam voluntatem, praedictis domino Jaricho et Fockoni seu
eorum alteri, alio tamen prius de medio sublato.
Et hoc ultimum suum testamentum seu ultimam suam voluntatem esse voluit, quod
seu quam valere voluit iure testamenti, codicillorum, seu iure cuiuslibet alterius
ultimae voluntatis. Quod suum ultimum testamentum seu quam ultimam suam voluntatem omnibus suis testamentis seu omnibus suis ultimis voluntatibus, tam factis quam
de caetero fiendis, praeesse, praeferri voluit et praevalere.
Et si quis haeredum, legatorum donatariorumque hoc suum testamentum in iudicio
contentiose seu extra iudicium voluntarie refregerit, infringentem voluit esse expertem
omnium bonorum et haereditatis de iure communi, seu iure testamenti, seu qualitate
altera competentium, et quemlibet haeredem ipsum suum testamentum seu suam ultimam voluntatem servantem contra infringentem, voluit proinde haeredem.
Actionum nostrarum testimonio litterarum nostris sigillis sigillatarum actum et
factum in Leuwardia, in domo habitationis domini Jarichi predicti, anno Domini
millesimo quadringentesimo septimo, ipso die Beatae Katharinae martyris et virginis,
hora nona vel quasia, praesentibus ibidem venerabilibus viris nobilibus suprascriptis,
una cum Heynone, famulo et coco domini Jarichi supradicti, Wybone, famulo et
armigero Fockonis praenominati, ac aliis fidedignis testibus ad praemissa rogatis et
requisitis.
Et nos, Jarichus, frater Albertus, Focko et Foelpertus, praedicti humani testamenti
seu ultimae voluntatis factioni, ac omnibus et singulis praemissis, dum sic inpraesentiarum agerentur et fierent, una cum praemonitis testibus praesentes interfuimus,
eaque sic fieri vidimus et audivimus, nos hic superscripsimus requisiti sigilla nostra
solita et consueta appendimus in testimonium omnium praemissorum.
30
Datum per copiam sub sigillo domini Jarichi supradicti.
35
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (gelijktijdig, bezegeld door heer Jarich, verwant van de testateur en
executeur-testamentair, naar A). Niet voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 69-70 (naar B). Opschrift: Testamentum nobilis viri
Mammonis Mamminga in Leowardia, 1407.
a
6
a: quarta.
5
1409 maart 21
Katerina Siarsma
5
10
15
20
25
Noverint universi ac singuli quorum interest vel interesse contigit in futurum, quod
nos, fratres Yvo et Ulricus, priores in Bethlehem et Nazareth, hiis presentibus publice
recognoscimus et protestamus quod honesta matrona Katerina Siarsma de Berdawerd,
pro nunc familiaris in praedicto conventu in Bethlehem, gravi detenta infirmitate, tale
ut sequitur, in nostra ac aliorum fidedignorum <presentia> condidit testamentum, a
qua infirmitate postea plene reconvaluit, hoc idem testamentum firmiter roboravit.
In primis quod Camponem, filium Wiardi et Ludde in Liussenze, suum verum et
legitimum heredem instituit, sub forma prout insequitur infra, videlicet quod eidem
Camponia castrum cum fundo et cum omnibus prediis infra fossatum villae et octo
uncias quae vulgariter dicitur Dychte, dedit et assignavit, tali condicione adiecta quod
ipse personaliter ibidem habitare debet, et pro mortuariis ecclesiae et aliis oneribusb
sacris facere teneaturc, nichilominus cum in omnibus bonis dictae Katherinae cum
aliis heredibus aequaliter succedendis.
Insuper assignavit Jadde et Liubbeke, cognatis suis, sanctimonialibus in Bethlehem, septem talentata cum dimidio in Boingmera situata, quorum quatuor post
mortem ambarum ad Sionem Clatirsma et tres cum dimidiod ad usum sanctimonialium in Bethlehem perpetuo debent devolvi, ita quod nullus de conventu praedicta
praedia quovismodo potest alienare.
Insuper praedicti Campo et Syo, Wbko, Wieke in Leckum, Beike, Eteke, Galteke,
Wieko et Atte in caeteris bonis quae ipsa Katherina in morte relinquerite, aequaliter
succedant, salvo sibi reservata proprietate omnium bonorum quamdiu vixerit in
humanis.
In quorum omnium et singulorum testimonium sigillum meum, videlicet Yvonis
praedicti et secretum abbatis Claricampi ex parte fratris Ulricis in Nazareth prioris, qui
sigillo non utitur, hiis praesentibus sunt appensa.
Datum anno Domini M CCCC IX, Benedicti abbatis.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (17de eeuw, door S.A. Gabbema, naar A?). Provinciale Bibliotheek van
Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, 9056 Hs. O2 (Copiarium Frisiacarum)
41-44. Opschrift: Fen Katerina Siarsma fen Berdawert.
De datering heeft betrekking op de bevestiging van het kennelijk eerder gemaakte
testament.
30
35
a
b
c
d
e
B:
B:
B:
B:
B:
Camponem.
oreribus.
tenteatur.
dimidia.
relinquit.
7
6
1423 mei 27
Ducko Onnama
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Universis Christi fidelibus presencia visuris seu audituris nos, frater Thadeus,
permissione divina abbas Sancte Marie in Clarocampo, Geno, curatus in Dontimwald,
Johannes, curatus in Rensmagaest, Wilhelmus, curatus in Ecwert, Hobbrandus, vicarius perpetuus in Dockum, Jaricus Jargisma, Dodo Doingha, hiis presencibus cupimus
fore notum publice protestando quod honorabilis vir et discretus Ducko Onnama,
quondam parrochianus ecclesie in Dontimwald, nunc autem commensalis domini
abbatis Claricampi, in lecto sue egretudinis decumbens, licet corpore debilis, compos
tamen mentis et rationis existens, saluti anime sue consulere desiderans, ne ipsum
omnino intestatum decedere contingeret, ordinavit et disposuit in nostra presencia de
universis et singulis rebus et bonis suis, tam mobilibus quam inmobilibus, pro tunc
memorie sue occurrentibus, hancque ordinationem et dispositionem esse voluit suum
testamentum seu ultimam suam voluntatem, et si iure testamenti non valeret defectu
alicuius sollempnitatis vel alias ex quacunque causa, valeat iure codicillorum aut
donationum causa mortis, vel inter vivos, vel ad pias causas, vel alterius cuiuscunque
ultime voluntatis, quo melius subsistere poterit ac valere, et expresse revocavit et
annulavit et nullius vigoris esse voluit quamcunque aliam ordinationem, dispositionem, testamentum aut ultimam voluntatem, si quam ipse testator presens fecisse
reperiatur, sola sua presenti voluntate robur efficaciem et effectum habuerit, ordinavit
itaque et confirmavit suam ultimam voluntatem seu testamentum in hunc modum.
In primis siquidem dictus testator volens respicere suam ecclesiam legavit, dedit
ac deputavit suo patrono Sancto Benedicto ad edificationem ecclesie in Dontimwald
Clamsma heerwarra totaliter. Item legavit ac deputavit ibidem curato pro tempore
existenti sex talentatas terre in da Deelcampe situatas. Item legavit centum talenta
bone monete dividenda sicut consuetudinis est, et hec domum eius possidens et
inhabitans persolvebit.
Item dedit et legavit domino abbati Claricampi suum equum meliorem, et conventui ibidem par boum. Insuper testator predictus libere legavit ac dedit fratribus
presbiteris in Clarocampo, ubi suam elegit sepulturam, decem talentatas terre circa
tugurium Petri Lichtwoets ex parte occidentali, et novem ibidem ex parte origentali
situatas. Item quinque talentatas terre in Remka werrim et unam buppa da Dellim
eisdem presbiteris communiter legavit pro sui perpetua memoria habenda, adiciens
insuper quod si predicti fratres presbiteri de predictis prediis a quoquam hominum,
quod absit, ex parte domus Onnama molestarentur seu alienarentur, extunc heredes
ipsius prenominatis fratribus equivalentia predia dabunt et alibi demniabunt. Item
legavit ad sacristiam Claricampi scutum. Item legavit specialiter fratri Wyghero, suo
confessori, unum scutum.
Item dedit et legavit Sancto Martino, patrono in Dockum, agrum paludis iuxta
paludes Dodonis Doyingha ex occidentali parte situatum. Insuper legavit quatuor
conventibus monialium, videlicet Syon, Warde, Ghernauert et Betlehem, cuilibet duas
lagenas cervisie. Item legavit presbitero pro tempore existenti in Ecwert novem
unciatas terre, ex occidentali parte Murrimma therp sitas. Item legavit presbitero in
Renismagast undecim unciatas terre in da Garrim iacentes. Preterea antedictus testator
dedit ac deputavit specialiter possidenti et inhabitanti domum Onnamam quatuor
8
5
10
15
20
25
30
35
40
45
talentatas terre, in der Wester uutfenna buta da Merslate sitas, et quinque ageros buppa
da huise in der huiswere sitas, et ille de istis presbitero pro oneribus animarum plenarie respondebit.
Item dedit filio Dodonis, filii sui, Gherulds heerware, octo talentatas terre, in da
Orendem der geyth on Sibers meda situatas. Item dedit filie Dodonis, filii sui, novem
talentatas terre, quintumdimidium in Sibers meda et quintumdimidium in der West
meda sitas. Item dedit eisdem pueris in similem quartamdimidiam virgam paludis, up
van Dontuma szerka iacentem, sub hac conditione: si antedicti pueri Dodonis infra
annos distinctionis ac sine liberi decesserint, extunc premissa bona ipsis data post
mortem ultimi ad domum Onnama devolventur et revertentur. Item dedit ac deputavit
pueris antedictis omnia bona mobilia qua pro nunc in domo Onnama sunt, et cetera
clenodia aurea et argentea qua a Beyka Onnama habentur ac eisdem reserventur.
Item dedit ac deputavit uxori sue Beyke Cupersma hala stadza et dimidium campum upper Wyke wal ad usum vite sue, post cuius mortem ad domum Onnama devolventur et revertentur.
Item dedit Juweconi scolari, filio Tako Jeuwingha, sex talentatas terre, ex occidentali parte der Mena were sitas. Item dedit Wyrdacho sartori in Dockum, pro debitis et
donationibus caritatis, sex talentatas terre, in der Alda meda locatas, perpetue possidendas. Item dedit Ulderico Uibronti viginti octi pedes albe paludis. Item dedit
Bockoni, filio Dodonis Doyngha, quatuor talentatas terre, in der Uutfenna iacentes,
perpetue duraturum.
Insuper sepenominatus testator proinde, considerans testamentum fore cassu<m>
et irritum absque institutione heredis, ideoque Bettekam et Wapekam, duas sorores
Ewyngha, instituit heredes veras et legitimas domus et domistadii Onnama, ita tamen
quod cetera bona, exceptis donis datis et legatis, ad omnes alios iure hereditario
heredes dividentur et divolventur.
Talem adiciens penam quod quicunque homo presens testamentum inpugnaret seu
infringere presumpseret, si sit donatarius, a donatione privetur, si heres, ab hereditate
repelletur et deponetur.
Acta et facta sunt hec anno Domini M CCCC vigentesimo tercio, mensis maii die
vigesima septima, hoc est in quinta feria sacre ebdomade Penthecoste, presentibus
honorabilibus et religiosis discretis viris domino Thadeo, abbate Claricampi, fratre
Meckardo, priore, et fratre Wighero, magistro conversorum ibidem, et domino Ghenone, curato in Dontimwald, domino Wilhelmo, curato in Ecwert, domino Johanne,
curato in Renismagast, domino Hobbrando, presbitero in Dockum, et converso Gerico,
Jarico Jargisma, Dodone Doingha, Broris Alisma, Popkone Bruningha, Wiardo sartori,
Aliwardo Doingha ac aliis presentibus testibus fidedignis, ad premissa vocatis
specialiter et rogatis.
In quorum omnium testimonio sigilla nostra in principio littere prememoratorum
huic scripto sunt appensa.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 7. Perkament. Van de zeven
uithangende zegels nog aanwezig: 1 (115), 2 (46) en 6 (58). In dorso: Testamentum
honorabilis viri Dokonis Onnama de Dantimwolt, anno CCCC XXIII. Pro Clarocampo.
XXXVI. De decem talentatis terre circa tugurium Petri Lichtvoet ex parte occidentali, et
nomine ibidem ex parte orientali quinque, quinque talentata terre in Remka werrim et unam
buppa da Dellim. XXX IIII.
Druk: a. GPCV I, 458-459.
9
7
1424 augustus 12
Benedictus Doyngha
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Universis et singulis presentes visuris seu audituris Theodri[cus] in Burghwert et
Heltatus in Hertwert, ecclesiarum rectores, cupimus fore notu[m] quod honestus et
discretus vir Benedictus Doyngha, parochianus in Burghwert, mente sanus, licet
corpore languidus, de anime sue salute quamplurimum sollicit[us], suum testamentum
in hunc modum qui subsequitur disposuit, condidit et ordinavit, secundum quod dixit
se claudere consangwinitatis extremitatem, ecclesiam dictam et Christi pauperes in
suos heredes voluit habere, et successores suorum bonorum instituit et ordinavit.
Et sic elegit suam sepulturam in conventu et ecclesia Floridicampi, ante altare
Beatae Mariae virginis, penes Getteka[m], pie memorie suam relictam uxorem, cui
omnia bona sua et predia in Nova Terra situata, cum onere ecclesiae ibidem annexo
et obligatione de Johanne Monckama ex parte Getteke praefate, ac eciam cum suo
honore, pro anime sue et suorum parentum salute dedit et assignavit, nichilominus
tamen, si aliqui comparuerint qui se veros et legittimos possent probare hered[es],
contra praedictam ecclesiae et Christi pauperum heredis institutionem, illis solum de
bonis Ghellingha in parochia de Oesterende situatis, ad venerabilis patris abbatis
Floridicampi, honorabilium et discretorum dominorum Alberti in Hertwert, Frederici
in Nova Terra curatorum, et mei Theoderici praenominati ordinationem, certa pars
dabitur et assignetur pro eorum certa hereditate.
Insuper Etheke, uxori sue legittime, quia honeste et diligenter habuit se cum
eodem, pro sua donatione propter nuptias in contract[u] matrimonii per presens litteratorie expressas et parafarna sua: castrum, domum, castristadium, domistadium, cum
suis atinentiis et prediis propinquioribus ibidem situatis, ultra sexaginta talentata, ad
dictamen dominorum praedictorum ulterius dedit et assignavit.
Cetera vero predia ibidem situata ad sua debita solvenda et ad pios usus reliquit,
secundum eorum dominorum ordinationem, sed conventui Floridicampi de bonis in
Berlinze situatis domistadium cum predio septem talentatorum veluti circiter ibidem
dedit et assignavit. Insuper ecclesie in Burgwert et personatui in similia quatuor
talentata terre in Honnyghadyc, que in iudicio suo de Sifrido in Aeldeburgh recepit,
dedit et assignavit, sic quod ecclesia et curatoa simul eidem Sifrido solvatur quod
superesse debet cum effectu.
Insuper commisit in Theodorico praescripto in praesentia testium infrascriptorum
ad hoc vocatorum et rogatorum, causas quasmodo sub secreto commisit, ordinare
secundum suam voluntatem et anime sue salutem.
Insuper ultra istam specialem testamenti sive ultime voluntatis ordinationem
constituit, instituit et ordinavit venerabilem patrem et honestos dominos, abbatem
Floridicampi, Albertum, Fredericum prefatos et me Theodericum, in suos veros et
legittimos testamenti executores, ecclesie dicte, Christi pauperum et anime sue
tanquam fideles dispensatores, primo ad sua debita solvenda, et aliorum suorum
bonorum pro anime sue salute et legatorum suorum ecclesiis, conventibus, prout eis
coniunctim visum fuerit, in veros ordinatores, secundum bonorum suorum et cetero-
a
10
C: curatus.
5
10
rum requisit[ionum] dispositionem. Et quidquid per eos actum vel gestum fuerit, ab
omnibus ratum, gestum et firmum voluit observari inviolabiliter et sine aliquali
condicione.
Testamentum istud voluit valere iure testamenti, quod si iure testamenti non valet,
valeat tamen iure codicillorum vel cuiuscunque alterius ultime voluntatis.
Acta sunt hec in Burgwert, in domo Ockingha, anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo quarto, sabbato post Laurentii martiris, presentibus ibidem
Heryngho et Allone in Andalahusem, Brudero ter Herne, Hitsero et Buone prope
ecclesiam, Johanne de Oen, Reynero ter Tsille, Johanne Kynt et Johanne Hermanni,
testibus fidedignis ad premissa vocatis specialiter et rogatis.
In quorum fidem et testimonium nos, Theodericus, Heltatus, ecclesiarum rectores,
Herynghus in Andalahusem, sigilla nostra hiis presentibus duximus appendere, una
cum sigillo Hyddonis ter Herne, qui nomine et ob petitionem Ytseri prope ecclesiam
de Burghwert eciam sigillavit.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A?). Waarschijnlijk in een cartularium van
Oldeklooster. Niet voorhanden. - C (17de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Sminia,
inv. nr 1078, f. 1r-1v. Opschrift: Geextraheert uyt een oudt geschrewen boeck, soo [ick]
gelove by een munnick van Oldeclooster, synde als een register van de aencoop ende
tverkryghen haerer landen. Testamentum Benedicti Doyngha, mensionem faciens de prediis
in Nova Terra et de prediis in Birns legata.
20
8
1436 oktober 9
Menno Ponnama
25
30
35
Anno Domini M CCCC XXXVIo, in festo Sancti Dyonisii et sociorum eius, Menno
Ponnama, in presencia domini abbatis ac Atte, eius uxoris, ceterumque fidelium,
compos mentis et corporis, suum testamentum constituit in hunc modum qui sequitur.
In primis quod seipsum et sua bona mobilia et immobilia assignat sicut et prius
assignavit conventui in Jherusalem, pro amicorum suorum et eius salute animarum,
ac oratione perpetua religiosorum predicti monasterii perfruenda, exceptis donis et
legatis que secuntur.
Primo namque dedit et legavit Sancto Vito in Uterdosum, pro salute et iugi memoria parentum suorum, octo scutata clinckardorum, qua Atta, uxor eius, persolvebit
in bonis transsicona. Item legavit Tiabboni, fratri mendicanti, scutatum clinckardi,
quod etiam Atta, uxor eius, persolvebit, pro prediis ibidem emptis. Item legavit et
dedit partem bonorum suorum in bonis Buttama in Kulinghahurna viris Hedama, perpetuis temporibus. Item legavit ecclesie in Urisgast octo scutata clinckardorum, pro
iugi memoria avi sui Baldingi Syerdessma et aliorum suorum amicorum ibidem quiescentium, que conventus persolvebit. Item dedit Atte, uxori eius, partem lignee domus
a
40
Boven de laatste lettergreep een afkortingsstreep. In druk a opgelost als: transsitionis.
Lezing en betekenis onzeker. Mogelijk: transitoriis (vergankelijk).
11
5
10
15
20
ad usum uxoris eius. Item assignavit et dedit Atte, uxori eius, omnia utensilia aurea
et argentea que pro nunc temporis habent, pro utensilibus aureis et argenteis hinc
etiam proditis et legatis in [sa]cristiam [in] Gherkescloster.
Item eodem tempore quo supra Atta Ponama predicta assignat, sicut et prius
assignavit et dedit, monasterio predicto in Jherusalem omnem partem castri et
edificiorum que sibi attingat seu attingere potest, et predia in Uterdyck situata sibi
pertinentia, pro iugi memoria et sua prebenda persolvendum. Item omnia alia bona
mobilia et immobilia Atte predicte pertinencia, erunt a nobis quita et absolvata, nisi
de eius voluntate aliqua nobis pro maiore mercede a Deo habenda nobis donare vel
legare procuraverit vel voluerit.
Item omnia predia inter duas fossas, scilicet in occidente et origente nomine Ponna
situata, infra aggerem et extra aggerem, spectant ad Mennonem predictum, cum altero
dimidio graminato ex parte occidentalis fosse. Post vero eius mortem spectabunt ad
monasterium predictum. Item predicti coniuges, scilicet Menna et Atta, suis temporibus emerunt ac mutationibus procuraverunt XXti quattuor graminata, nomine in
der Ponna, ex parte occidentali fosse, ex quibus Atta dimidietatem obtinebit, alteraque
dimidietas post mortem Mennonis ad claustrum predictum pertinebit.
Acta et transacta sunt hec anno et die quo supra, in presencia dominorum reverendi
domini domini abbatis Methardi in Gherkescloster, Henrici in Minorigast et E[yso]nis
in Uterdosum, specialiter ad predictum negotium vocatorum.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 156. Perkament. Van de
twee uithangende zegels nog aanwezig: 2 (28).
Druk: a. GPCV I, 515.
9
Andlef Abbengha
25
30
35
40
1438 februari 28
Int jeer Ons Herens M CCCC ende XXXVIII, op den freed tofarra Invocavit, so
hather mackat ende ordineret Andlef Abbengha en testament om syn zeel salicheyt fan
syn tytlyke guden, in aldussedenighe menneren ende forme als hyrney scrioun steeth.
Int aerst so hatter macket Sywert, syn soen, to en riuchte erwe al syns gudes,
byhale summighe sunderlinge articulen, lyafyeften ende legaten als hyrney scrioun
staeth. Aldeerum so hatert ordineret, is dat secke dat Andleffs gued forscrioun an
Beyka Abbengha hand falla schold of an oers handen deer fan Abingha huus naet
uutbernd sint, so schellet Tzaling ende Adzert, syn sonnan, hyara parten namma, bode
fan moders gued ende fan feders gued, ghelyck oft hya da kovent nat byfellen weer,
also to forstan dat ellick syn part namma schel fan al da guden.
Alderney is dat sack dat Abinghe erfnammen dae presteren ende dae helge tzerke
to Blye naet foldwe in braed, in offer ende in oers gude wercken als dat heert, so
schellet Abbingha statha ende huuss, stens end stensweer, ende da landen uppa Longa
delem, also lanc ende also breed so Abingha huus mitter greft da uutwysen is, da
presteren ende da hellige tzercke warria ende fuldwan foer Abingha gasta.
Aldeerney so schel dy abbet to Garda, Andelefss soen, habba twen huussteden to
Lewert, der Buwa in fortiden toheerd heed. Aldeerto so scheller habba den gulden
12
5
10
15
20
25
30
35
40
45
penning, da selwer rakens mit solke handen als se foersyrit is, aldeerto Beyke syn
moders solveren knap. Disse forscrioun schel hy bruka ende berschya to syn ayne
wella, men diss tween huusteden forscrioun da schellet weerina to Abinga huus als
dy abbeth lyves bylyowet. Aldeerto so scheller habba dy abbeth foerscrioun da solveren snoren tot syn frya wella.
Aldeerney so hatter toleyt Adzer, syn soen, dat solveren foerspan, ende dat schel
aerst in da abbets bysittinga set werda. Men is dat secke dat hy dat forkapya wol, so
schelt Sywert fan syn broer inlesa ende bytalliat hem. Item so schel Adzer habba
tween huussteden to Lewert, der Atie grutester dan ena fan bruket ende Wellum berbeer den oura. Da schel hy bruka to syn lyfstond, men hwanneer hy lywes bylyowet,
so scellet hya weerfalla an da nesta eerwen to Abbingha huus. Aldeerto so schel
Adzert habba tween golden regghen, to leten ende to laughyen hwer dat hy wel, ende
disse forscrioun regghen schel dy abbeth in syn byhoed hebba, al heur dat Adzer da
byfellen werdet.
Item so hatter Hylka, syn lyafte, toleyt foer en lyaefyefta to ewegha deyem tyendahalen schyld aldes jeldes in heren rema der Andliff uutjawen hat. Aldeerto so schel
Hylyck forscrioun habba to hyr lyffstond fyer ende twintich para boesemslagen. Item
bet XL sydslaghen, aldeer schel Sywert den heldeel fan habba, ende Hylick dan oer
haldeel to hio lyfstond. Aldeerney so schel Hylick habba toe hyr lyfstond da landen
deer heten sint IIII, pundameten deer lidzen sint by Hwinthe wirwe, to lyafyeften, mer
deer schelme alderarst Jelkka to Binten ful fan dwan fan dat landewezel der mit
malkorem deen is, of hit weer sack dat Siwert ende Hylick oors mit malkorem in
freedscyp fan disse forscrioun landen schicke mocht.
Item so hatter toleydt da patroen to Blya, Sunte Nycolaes, alwa ansa seedland,
lidzende by da Tzerckwey. Item da solveren knapen deer Hylick an hiar kapa hat, da
schel hio bruka to hiar lyfstond. Item da presteren to Blya XXVII anza seedland by
Deyngha steed foer een ewich incommen foor Abinga gasta. Item da tzercka to Blya
een pundesmeta meedlandiss by da Hascampen to temmer. Item da person to Blya an
renschen golden. Item da jungherprester an postelatgolden. Item her Egbert an
arnsgolden.
Item elke person in Ferwerderadeel twen ald flamsb, ende elk vicarius an. Item to
Aldahou to Lewert to temmer XXII anza by Deynma utera land by der Swettha. Item
da abbeth to Dockum an schield to tzercka temmer. Item da presteren to Clerckamp
an franschen schield. Item syn neften to Forswert tue ald flamsb ilken, ende al da oer
susteren in Forswert an alden flamsb. Item to Sinte Mariaegarde an franschen schyld
to temmer. Item to Syon Taka susteren fan Alsin illick tween flamsb. Item to Syon, to
Forswert, to Garnawert, Bethlahem, to elken twa tonna gudis byaris. Item Lutteke
Taka Unammes tween ald flamsb. Item 4 bidden orda an renschen golden. Item in
Thabor, in Lyoghinghatzerka, to Aldaclaster, ellick an franschen schyeld. Item to da
haudtzercken in Dongeradeel, in Ferwerderadeel ende in Lewerderadeel tween ald
flamsb, ende dae capellen an. Item so hatter byjarret en ordineret dat Wytza, Wytza
Syolinghen soen, schellet fulgia twyra pundameten deer lidsen sint by Sunte Mariaegarden, indem datter hem in dat claster byjout, mer is dat dat naet en schyth, so schel
Sywert da landen to hem nemma, ende schel Wyko forscrioun da heer bytallia fan de
a
b
Misschien te lezen als: weer infalla.
a: flax.
13
5
10
15
twam hustedem, deer Andlef opberd had fan der tyt dae Andlif Wyka mond wesen
hath. Ende fortmaer so hatther toleyd da tzerka to Blya to temmer da landen by
Benthama fen, der by aldis Ydeka Sydsma toheerden. Item so hatter byspritzen syn
besta tabbert mit da slaghem, alsodeen so hy is, Ons Liava Frouwe to Blya, hir byld
mey to forghulden.
Item so hatter ordineret, weer dat seck dat Sywert sunder testament stoer, so schel
dy abbeth to Sunte Mariaegarde ende Adzer, deer syn kynden sint, da riuchta erwen
wassa to Abbinga stathim, als huus ende huussteed, stens ende stensweer, als
forscrioun is, mit XXX pondameten landen deer Abingha stathim alderneyst ende
aldergadlykest lidzen sint. Item da presteren to Sunte Mariegarde illick tween ald
flamsa, mer her Sywert to Sunte Mariegarde sex ald flamsa.
Haec praedicta, disse foerscrioun articulen ende punten sint nemmen fan werd to
werd ut dat weerheftigha testament Andlef Abinghens, deer God nedich se, sunder
allerhanda falscheyt ende ny infynda, deer ick, her [***]b, byorknye mit myn selfvis
zighel.
Int jeer Ons Herens M CCCC ende LXXXIX, up Sunte Urbanus dey pape.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift (mogelijk onvolledig): B (1489 mei 25, door heer N.N., naar A). Niet
voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 130-131 (naar B). Opschrift: Testamentum Andeleffs. b. OFO III, nr 21 (naar a). Met onjuiste datering 1488 februari 22.
De datering M CCCC ende XXXVIII is in druk b aangevuld tot: M CCCC ende
<L>XXXVIII vanwege de vermelding van het jaartal 1489 aan het slot. Dat heeft echter
betrekking op het afschrift. Ook de inhoud van het testament wijst op 1438. Zo vermeldt
Andlef twee zonen in een klooster, Tzaling en Adzert. Goederen van Adzert worden in
bewaring gegeven aan de abt van Mariëngaarde, zoon van Andlef, die dus wel mag worden
geïdentificeerd met Tzaling. De 22ste abt van Mariëngaarde (1427-1462) was Tzialingus
(Sibrandus Leo’s abtenlevens, 24-27). Wel was ook tussen 1485 en 1512 een Aebinga abt,
maar die heette Tako, en stamde waarschijnlijk uit de Aebinga’s van Hijum en Hallum.
Andlef noemt verder slechts één zoon die in de wereld is gebleven. Dit strookt beter met de
’oude’ Andlef dan met de ’jonge’, die zes of zeven kinderen heeft gehad (UvB, f. 31r).
20
25
30
10
1439 oktober 9
Wpka Doyema
35
In Dei nomine, amen.
In da jere Uus Herens deerma screeff M CCCC ende XXXIX, wp den sanenda idus
in da monna deer heten is october, en byscheden man deer heten is Wpka Doyema to
Mersum, hath meckit testament ende aen lesten willa, by sunda synne ende by gansa
liwne, ende waes bysinnen syn krancke menscklickheed, dat wy naet wistera habben
a
40
b
14
a: flax.
De naam is niet ingevuld.
5
10
15
20
25
dan den daed ende onwistera dan dae stund dis daedis, ende hath aeck mecket by reed
syns personis ende jelkere guedane lioda, in alducka manera als ney fulghet.
Int aerst soe hatter byjareth syn leggerstoed by dae helga patroen Sinte Pontianus
to Mersum, ende hath maket Swoba kynden Aylwa to een riuchta eerwa al sins guedis,
uutseyd dae bockinga en dae jefta.
Int aerst soe hatter boecka dae personne to Mersum tryra pundameta ende IIII anza
in dae Dyckland by Lioyngia huus. Item soe hatter boecket da jongeraprester niogen
pondameta nesta dyke by da nordera igges weys, ende foerd so scil die jongeraprester
reecka Sinte Poncianus fiowr pondameta in dae Grata stucke, by rede des jongerapresters ende Wyerd Rycka, ende disse foerscrioun IIII pondameta hatter byfellen
sonderlingen her Ayszen ende Wyerd Rycka to here jefta to sellen, ende dae bytael in
dae tzerka to keren. Item so hatter boecken dae persona aen klenckert, ende den
jongereprester aen goldene.
Item Sinte Christophore to Yngelim II pundemata, en dae persona alsoe foel, ende
dae jongereprester II gulden. Item to Beethgem Sunte Martino I hael pondameta, ende
da persona also ful, ende dae jongerprester II gulden. Item to Deynum I pundameta
Sante Johannis, ende da persona also ful, ende dae jongerprester II gulden. Item to
elker tzercka in dae dele II golden, ende dae personnen II golden, ende jongerprester
I golden. Item to Bayem ende to Aenyem in elleka loege in dae kustera II gelden. Item
her Harmen wp da Scingen an goldena. Item elka biddenda broeren en hael lepen
koorns jetta een lepen hyowra.
Item soe hatter Rioerdis kinden toleyd niogenteen pondameta landis by dae Greena
wey, ende jelkers dat oer gued willer Swobba kinden to. Item so hatter Focke, syner
lyawne, <toleyd> to lyaeffjeftina to her lyffstond dat stens ende tryra kuwagers ende
thet algued.
Dit sinth da toroepen orkenen: her Jella person, her Ayszens, Kapa dy scroeder,
Schelta Lamkama, Galla Gapkama, Wyerd Rycka ende Hans dy scroder.
Item is dy sechk dat Rioerdt aldeer naet bynoeghia letha wel, soe schiller naet
habba.
30
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 123 (naar A?). Opschrift: Testament van Upke Doyema
to Marsum, anno 1439. - b. OFO I, nr. 78 (naar a).
11
1440 mei 8
Peter Kammengha
35
40
Int jeer Usis Herens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up Sente Wironis dey,
zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama,
maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich
scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth.
Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid
jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende
Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes
guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele
15
5
10
15
20
25
habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der
mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba
da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da
guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da
kynden ende da guede byfellen had, als Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Renyck
Kampstera ende Syko Mirtena.
Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet
ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth
frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat
thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid
al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den
scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer
upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey.
Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot Noed.
Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her
Reynerdis ende der mondena rede.
Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden.
Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn
persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to
Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha
ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren.
Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc.
In ene kenneze disser wirde zo habbet wy, Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran,
ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele
on dyt breeff hanghet.
Datum als vorsc. is, etc.
Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7.
Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter
Kammyngha testament.
Druk: a. OFO II, nr 215.
30
12
1442 november 17
Titardus carpentator
35
40
In nomine Domini.
Anno a nativitate eiusdem millesimo quadringentesimo quadragesimo secundo, in
sabbatho id est ante profesto Elizabethae viduae, in mei Andreae vicarii in Almenum
et testium infrascriptorum praesentia personaliter, Titardus carpentator, parochianus
in Almenum, corpore et mente adhuc sanus et firmus, in hunc qui sequitur modum
suum fecit et ordinavit ultimum testamentum seu ultimam suam voluntatem constituit.
In primis legavit Sancto Michaeli, patrono suo in Almenum, duo talentata terrae,
vocata Lange ghers. Deinde legavit presbiteris in Almenum portionem perpetuam
supra praedium in Aedlum. Insuper legavit curato suo clinkardum, et domino Andreae
tantum, et cuilibet alteri sacerdoti medium clinckardum. Item legavit ........ scutatum
16
5
10
15
20
25
30
35
40
et Beatae Virgini tantum, apostolo suo Beato Andreae tantum. Item ante altare summum unam facem ad X annos, quam vult solvi de medietate magni prati sui.
Item florenum pauperibus pro calceis in perpetuum, supra eandem medietatem
prati antedicti. Item legavit hospitali in Herlingen unum clinckardum.
Insuper legavit cuilibet ecclesiae in districtu Berri tres grossos, et cuilibet sacerdoti
ibidem duos grossos.
Item cuilibet mendicantium scutatum.
Item voluit ac ordinavit beneficio Beatae Virginis in Almenum medium talentatum
terrae in Langwerrem, quod habet ab eo Jelco in Laenem, pro quarta parte debiti
avunculi sui, domini Dodonis, vicarii eiusdem beneficii, pie memoriea, quod quidem
debitum ipse legavit beneficio Beatae Virginis pro nova structura domus eiusdem.
Item legavit Jeselick, sorori suae, et filio suo Hermanno, decem klinckardos. Item
Jeselicke, sorori suae, nutrimentum unius vaccae in magno prato suo ad usum vitae
Jeselicke. Item legavit Sykae, filiae Catrinae filiae suae, tria talentata terrae cum
medio in Langwerrem, quando venit ad annos discretionis, et si praefata Syka
decesserit sine liberis, tum ista talentata terrae antedictae iterum veniant ad filiam
materteram ipsius Sykae. Item remittit Jelconi debita quae tenetur sibi de concessis.
Item legavit domino Andreae clinckardum de antiqua conputatione patris sui.
Item legavit conventui in Longnikerck clinckardum.
Item voluit et ordinavit filio suo Wibodo domum habitationis suae et domistadium
et aliud prope domum et praedium retro domum. Item legavit Tjallae, filiae suae,
primum domistadium extra portam cum camera una, et Amelio, filio Rimikae filiae
suae, et Ankae, sorori Amelii, et Katrina, sorori eiusdem, secundum domistadium cum
alia camera, et ista duo domistadia cum cameris habebunt pro domistadiis in quibus
Titardus nunc residet.
Item ordinavit et voluit Beatae Gertrudae duodecim buckinos annuatim in perpetuum suum alimentum dimidium talentatum terrae quod mutavit contra Jelmarum
fabrum.b
Item voluit et ordinavit Jeselickae, uxori suae, unum domistadium extra portam,
prius non expressum, et praedia quae superemebantur in Soepsum, et aliud domistadium haeredes aequaliter dividant.
Item voluit quod haeredes, scilicet Wibodus, Frouckia et Tjalla, omnia legata
aequaliter solvant, et si sua debita reliqua extra primam, vel in prima, quae per iustos
viros iuste prius permonstrari, etiam aequaliter solvant.
Item voluit et ordinavit Jeselicke, uxori suae, cum filio suo Wibodo caetera bona
in domo existentia, mobilia et immobilia, ad Jeselicke usum vitae suae, et post mortem
eius in istis praefatus Wibodus solus succedat.
Item fecit et ordinavit tutatores filii sui Wibodi: Sceltetum Lyaukema, Wibodum,
socerum suum, Elgerum, socerum suum, et dominum Andream, vicarium in Almenum.
Insuper instituit Wibodum, filium suum, Tjallam et Frauckam, filias suas, in aliis
bonis suis non expressis seu nominatis, mobilibus et immobilibus, aequaliter in
haeredes.
a
45
b
a: morientis.
De zin lijkt corrupt. Misschien moet na na alimentum een woord worden ingevoegd, bij
voorbeeld: et.
17
5
10
Et si quis de haeredibus huic testamento contradixerit, perdet haereditatem suam.
Et si quis de illis quibus legatum est, aliquid etiam contradixerit, similiter perdet quod
sibi legatum est, quam quidem haereditatem seu legatum habebit patronus in Almenum.
Hoc praesens testamentum seu hanc ultimam voluntatem valere voluit testamenti
iure aut codicillorum, seu cuiuscunque ultimae voluntatis omnibus modis et formis,
quibus melius valere poterit.
Acta et facta sunt haec in domo habitationis domini Andreae, vicarii in Almenum,
anno et die quibus supra, in mei, Andreae antedicti, praesentia et domini Rudolphi,
curati in Almenum, ad praemissa vocati et rogati.
In praemissorum fidem sigillum meum et sigillum curati antedicti sunt impressa.
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 70-71 (naar A?). Opschrift: Testamentum Titardi
carpentatoris, parochiani in Almenum, anno 1442. Notabis autem hunc meminisse uxoris
suae et filii Wibodi et filiarum Tjallae et Froukae.
15
13
1450 januari 17
Ritsche Jelmera
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Dit is Ritschen Jelmera testament oft syn lesten wille, al was hy cranck van
lichame, hy was toch wytlyck ende gesont van sinnen, in alsulken forma ende manire
als hyrnae staet.
Item in dat erste dat hy maket to rechte arfnamen al synes gudes Remmeka, Kempa
ende Haye, uutseyt yefte, almisse ende bukinge, ende synea drie bruders haer twe
susteren als Ayle ende Elken uut to beraden by vrienden rade.
Item van dissen voers. guden soe sal Remmeka voer die bernth der zyelen Jelmera
staeta to besitten ende een pennighshure als syneb Jelmera stede gadelix leggende is
nae Ritschen doot.
Item soe leghet Ritscken Jouken, synre dochter, toe tyen schilden renthen op
Amelant ende een stal koen ende een gued bedde mit syn toebehoren, ende dit voers.
gued nae Jouken doot weder to vallen als dat recht inholt nae Vryeschen rechte.
Item soe leyt Ritschen voers. syn drie dochteren, als Jeltgien, Wytgien ende
Aenschen, datselve gued toe dat hy hoerluden ontheyten heeft, als syt bewisen
moghen ende niet geboert en hebben, dat sullen betalen syn arfnamen, ende Hilleka,
hoer suster, alsoe vele als een van die drie dochteren, der onberaden is.
Item soe wil Ritschen buken Sunte Magnus, syn patroen hy<r> ter kerken, IIII
schilden. Item soe wil hy boken in Dongeradeel ende Ferwerdedeel tot elken convent
twe tonne byers. Item voertan soe wil hy buken tuschen Ee ende zee, Hyama meer
ende die Lauwerse, als sede ende pleghe is. Item to Tonnaeurt, daer hy in die fonte
a
40
b
18
D: zie.
D: sie.
5
10
15
20
25
30
geweest heeft, een schilt. Item elk bidden orden een halven schilt. Item soe wil hy
hebben dat syn arfnamen sullen wyen laten die cappelle in die ere Godes ende Sunte
Barbare, ende voertan wil hy dat sy sullen holden tot disser voors. cappelle enen
stedighen priester in dat ewighe op horen kost, buten ander luden schade, om al
vergetene saken daer syn zyele pine van hebben mochte. Item soe wil hy, Ritscha, alle
bekende schulden betaelt hebben van syn arfnamen. Item soe begeert hy nae syn doot
dartich swaer missen. Item voer al vergheten zyelen leyt hy toe Abert convent, Lunighekerke ende Nyeclooster elkerlyc een olde schilt. Item voertan soe wil hy die buken
vergheven by syn personen rade ende goede luyden alst redelyck ende goedelixt is.
Item alle disse voors. ponten wil hy holden hebben stedelic ende vast van syn
arfnamen, by een pene des arfschips toe verliesen. Item disse voers. ponten begeert
Ritschen oeck van Remmeka, Kempa ende Haye vol to brenghen soe sy alre eerst
moghen nae sine doot sonder vertoch, altoos dit testament toe verbeteren ende niet toe
verarghen, bi den pene die vors. is, als Remmeka ende Kempe ghelovet hebben in syn
hant als hy ligghende was in syn crancheyt.
In heren Frederic, persoen up Amelant, here Ubele to Blie, here Ropke to Merum
ende Tgeert Zytgima jegenwoordicheyt.
Want wy, vors. lude, sonderlinghe syn daertoe ghebeden ende gheropen van Ritschen, ende op ene merea vasticheyt ende waerheyt disse vors. ponten soe hebben wy,
voers. luden, onse seghelen up spacium disses jeghenwoerdighen testament ghedruct
om Ritschen, Remmeka ende Kempa bede wille. Ende ick, Ritsche vors., in mere
ghetuich des waerheyts heb selve myn seghel op spacium disses brieves ghedruct.
Int jaer Ons Heeren dusent vyerhondert ende vyftich ghescreven op Sunte
Anthonisdach confessoris.
Onder den principale deses, in papier geschreven, stonden gedruct vyff groene
wassen segulen, doch waren de vier all door outheyt ende droogte affgevallen, ende
d’vyfte noch kenbaer.
<M.a.h.:> Nae gedane collatie tegens den principale testamente van Ritske
Jelmera, geschreven in franchyn ende versegelt als boven, is desen daermede
bevonden te accorderen.
In kennisse van my, desen 7en decembris 1663, ter ordonnancie van den Hove,
<ondertekend:>
Scherhagen.
12.7.1663.
35
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens de vervaardiger van het afschrift E was het
geschreven op papier. Scherhagen, die E tekende voor collatie, spreekt van perkament. Het
is niet duidelijk of Scherhagen hier de afschrijver corrigeerde, dan wel of hij zelf een
vergissing maakte, bij voorbeeld omdat hij een soort standaardformulering hanteerde voor
de authentisering van afschriften. In F, gebaseerd op E en geschreven door dezelfde hand
als E, is in het afschrift van de ondertekeningsformule franchyn stilzwijgend veranderd in
papier.
40
a
E: mette. D: mera.
19
Afschriften: B (1483 maart 13, vidimus door broeder Tymen te Ee en Lywa Bolta, naar
A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, naar B). Niet voorhanden. - D (1568
oktober 21, door P. Eemskerck, naar C). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1913
a 3. Opschrift: Copia copiae. In dorso, m.a.h.: Minuten vant proces van de heerlicheit van
Amelandt tusschen Hette van Aebingha ende Peter van Cammingha. A. - E (1663 juli 12,
geauthentiseerd door Scherhagen, naar A). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE
2, f. 519-520. - F (1664, door dezelfde hand als E, maar niet geauthentiseerd, naar E).
RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 939.
Druk: a. De Boer, ’Oorkonden Van Sminia’ 296-298 (naar D). - b. OFO IV, nr 11
(naar D).
Uitgegeven naar E, dat als enige van de afschriften rechtstreeks teruggaat op het
origineel. Bovendien is D, waarop de eerdere drukken teruggaan, zwaar beschadigd.
5
10
14
1451 april 18
Site Kammingha
15
20
25
30
35
40
In den name Ons Heeren, amen.
Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath
dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende
kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament
fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc.
Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende
hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God
nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige
memorie, ney inhalt Peters testament.
Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her
kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den
d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil
habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum.
Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat
schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der
tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe
heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om
needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle,
Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben.
Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters
was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers
dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als
Peter [***] deer hy land lidsen heed.
Item hath part dar Peter compt deer hio opa in [***]myngheb gued hadt toe
Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert
habbe den haeldeel, ende dae sistere toe Ny[e]cloester den haeldeel. Item des heed hio
a
b
20
Hierna doorgehaald: d. Ook het woord op lijkt overbodig.
Misschien niet het slot van een langer woord, maar te lezen als Iuynge (Juwinga).
5
10
15
20
25
30
35
40
45
leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe
da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen
dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende
als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als
een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende
Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio
oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun,
ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys,
o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe]
ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke
steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald
schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo
Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer
haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder,
dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit
tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg.
renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat
terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land
dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet
habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck
dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille
hyat alder habbe.
Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge
ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een
scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jo achthondert pondameten,
dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder
habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe
oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe
schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is
dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum.
Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen
schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert
pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden
ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to
betelien. Ende weer dio somma meer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen
habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn
selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya
lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum.
Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil
Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to
Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is.
Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item
Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da
litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden,
als her Hoite wel weet.
Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land
leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye.
21
5
10
15
20
25
30
Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een
hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae
Keegh.
Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe
schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia
derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil
habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae ora
schensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia,
hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende
tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck
tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe.
Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk
goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item
dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item,
deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende
wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie.
Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden
sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius
was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert,
broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da
Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden
waeren, in der tyt ende des deys als vors. is.
In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy, Henricus, Intetus, vors. personna, uus
sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus
ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende
wy, broer Thomas vors., Simon, decken ende prester, Sike Martena vors., habbet dit
brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer
Thomas, orloff tho joun hadt.
Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli.
De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B).
RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het
eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.
Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date
1451. <M.a.h., 18de eeuw:> Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag.
Druk: a. OFO IV, nr 12.
35
22
15
1452 oktober 4
Bawck, vrouw van Hessel
5
10
15
20
25
30
35
In Godes naeme, amen.
In jeer Uus Heren M CCCC ende twa en vyftich, op Sente Franciscus dey, by
vespertyt deys ofte deeromtrent, da betochte Bawck Hessels wyff, all wasa hyo
lichamelyck sieck, machtich allyckewal in da sinnen, datter naet wier wisser ende
vergankelycker tingen dan dy daed, en naet onwisser wier dan dy uhre des dades,
alldeerom soo hat hyo haer leste wille oefte testament maket van wirde tho wirde als
hierney schreven stiet.
Int aerste soo beyerret hyo her legerstall thoe broern, by her moeder, ende hyo
bespreckt da broern fyour pondematen landes, lidsende oppe Nyland in den Hindere
seete by da fyouer pondematen in da Dycksherna. Ende dy landseta schill altydt wesse
nest hier en hiere erven nest kaep, falt dat da broern dat landt verkapende. Ende
hiervoor wil hyo habben een yoege missa thy da broern. Item soo bespreeckt hyo dy
gardiaen een postillatusgolden. Item de lestmaester eeck alsoo fulla. Item da koster
een heel postillatusgolden. Item elcke prester van da broern die missa det thy her
uutinge, een hael golden, ende elcke jonge twa flaemschenb. Item elcke haudprester
dir missa det twa flaemsck. Item soo beyerret hyo fyourwerff XXX missen als voor
haer zeel, haer kynderen zeelen, ende voor haer vader ende moeder zeelen. Ende dissa
schill Ynnenc winna van da broern, dir hem best tincket. Item voirt soo will Bawck
dat dy gardiaen sil uuytlidse thy haer uuytinge da kost thy alle freunden ende Sinned
Bockes dat bier.
Item voirt soo bespreckt hyo Sinte Marten twa pondematen op Engla meden. Item
maester Dirck een rensgulden. Item die persunna ende heer Willem elck een klinckaert
ende twa oere presteren elck een haele klinckert. Item voirt soo bespreckt hyo da
presteren tho Aldehouw [***]e ende dan broern alsoo fulla, ney syd ende plyga. Item
da oere trye bidden oerden elck een postillatusgouden. Item soo bespreckt hyo Uus
Lieve Vrowe thoe Staveren een pondemate op Engla meden, ende da schillet da
foechden inlossen mit tiaen rinsgouden thy haer IIII pondematenf behoeff. Item voirt
soo bespreckt hyo der tzercke ofte patroen thy Westhem sex pondematen, lydsende
op Alde mer in Siert Gaytya gueden, dyr hy syn lichter sin joun hiede, ende dat
schilme vercaapie als men die tiercke timmeren schillet, ende naet eer. Ende dat schill
bewerye ende regerye maester Dirck to Bolsert ende heer Willem, vicariuen aldaer,
ende Lolle Ockingha, ende hyo wil naet dat Hessel dirin taesta schill. Item wiert dat
Hessel oeff syn persunna oeff immen ven syn wey hierthog seyt oeft det, soo schillet
dye foegden ty Aldahow dat landt vercaapyen ende bruycke thy Sinte Martens timmer,
ende twa pondematen aldiertho dir hierney schreven steen. Item soo bespreckt hyo dat
a
b
40
c
d
e
f
g
G: wal.
K: blanken.
K: emandt. Blijkbaar las de afschrijver: ymmen.
K: Inne.
G: open gelaten. K: seven jaerdelen.
In plaats van IIII pondematen in K: nye pronda.
Hierna in K: eet.
23
5
10
15
20
25
30
35
persunnaetschap tho Westhem twa pondematen landt, lidsende endea op da ferw<er>t
als voors. is. Item da patroen op Nylande ende dae pastorenb aldeer een pondemate
landt, lidsende op Alde mer als voors. is. Item voort soo bespreckt hyo dat betal van
trya pondematen, lidsende aldier, Merck tho Mynaldum.c Item ist dat Homma hierthojest naet en det, meer let dat betal uutkommen restelyck vand alle desse voors.
landen ende ney maester Dirck, heer Willems ende Lolle Ockingha voors. ordonnantie, soo will hyo dat tsercke in Abbega toe een pondemate in da verschrevene landen
ende alle da achterstallinge renten da Homme hat behindert ven dat voors. landt, dir
hyo Homma conscientie mey beswiert, ende oors soo wil hyo naet tho dat zerck voors.
Voirt bespreckt hyae Remmert Epes twintich rinsgouden toe leeringe, ende dirin
soo will hyo recknet habbe dat hyo hem joun het.
Item thy timmeringe dat gasthuys fyower rinsgoune. Item bespreckt foirt hyo die
arme LVI rinsgoune, thy thyane jerum te betelien, ende dat wil hyo aldus deeld habbe,
als elckes yers da op Goede Freed to Hospitael by Snitse twer rinsgulden da arme
menschen om tho delen, ende in da costerie aldir een, ende to broeren afflaten twyree
rinsgolden oick da armen om te delen. Ende dit wil hya dat maester Dirck, heer
Willem ende Lolle voors. betelie van Wybinga ende Janf Gerlinga goeden eer dy
aeeriwe eewige renten opberra schall, hwant dit is van zyn setta penitentie toe
Mechelen. Ende dirthoboppe soe bespreckt hyo den aermen hondert peer schoen ende
sestien klinkaerden aen linwaerden, dat neettreftelycxste isg.
Item soo bespreckt hyo elcke tiercke in Wimbritseradeel twa flaemsckh, ende een
da zercke, ende een dy persunna.
Item voirt om haer ziel silligheydt ende foir faer ende moeder ende haere kynderen
ende alle haere fryeune zielen ende voir alle tuestere secken dir verjetten syn ende naet
foirklaert, soo ordonneert hyo een pronda in Sinte Martens tzercke tot Bolswardt, thy
Godes eere ende Sinte Nicolaes ende Sint Jans Baptist, ende jout thy da pronda Wybinga goed oppa Nyland, alsoo graet alst nu is ende dy landzeta bysget, dat huys dir
hyo nu in wennet, ende fyowre pondematen op Engla meden, ende dirtho bespreckti
een heel miswade met een thelck van trytich laed silvers. Ende die aerste priester op
da pronda wil hyo dat maester Dirck dir dy pronda besitter schil wesse, hy wil oft toe
lyff sie. Ende thy da pronda soo schillet dirney da trye haedpresteren toe Bolswart
habbe altyda syn frya ker, hwam dat hya tzese willet, sonder des steds tosidsen jeff
oers emmen, ende altyda soo schillet hya een priester tzesa van haer bloed, alsoo langh
als dir ys een tho lyff, oers soo moege hya tzese hwa dat hya willet als voors. is.
Item foert soo macket hya Ebela, Bocka Ynne sins wyff, toe eenichste erva to da
neyscrewe goederen, als in Gerlinga goeden mit syn toebehoren. Item in da helfte dir
a
b
c
40
d
e
f
g
45
h
i
24
K: alde. Lees: aldier?
K: priesters.
Deze zin luidt in K: Item voort soo bespreect zy dat Hospitael van [***] drie
pondematen, leggende aldaer, hoorende toe Mynaldum.
In plaats van betal uutkommen restelyck van in K: Hospital rustelick toecomen.
K: drie.
K: van.
In plaats van dat neettreftelycxste is in K: daert nootdruftichst is.
K: blanken.
Hierna in K: zy.
5
10
15
20
25
30
35
hya lidsende haet van alle goeden op Hendycke, ende hiervin soo schill Ynna voors.
da boeckinga ende bespreck jefte lyaeffyefte oers den voorschreven is.a Item dat oer
helfte bespreckt hyo all heer susterlingen thygaer ende Dowa Hiddama kynder
thoelycke meyb melcoren tho delen, op aldocken vorwert: indien dat hya helpet
Ynden en Ebel, syn wyff, thiarens toe vercriegen op Hendyck, ende hwam hen naet
helpt, dy sall syn deel verschaet habben thy datjens behoeft deert Yemmec helpt. Item
hierthoboppe soo bespreckt hya Dyorcked Hemma fyower ponda in Gerlinga goed
indien dat hy Haering da sex ponda naet vercapet hat, ende hat hy dat deen, soo will
hya hem naet meer tho. Item soo bespreckt hya Doede Alberts een pondemate aldeer.
Item Epa Hiddama aeck een aldier, ende Hidde ende haer kynderen oick een aldeer,
jeft hyaet muchte teftae wessen ven her vader.
Item soo bespreckt hya Hidde hiaer grawe tabbert ende oick dat foer, ist dat Hessel
her dat foer toestiet. Item soo sell heer Harichf dat span habbe, indam dat heer Jarich
syn wiert halt toejens hiaer ven da XX postalaten. Item ist dat Jetcke Hidde dochter,
Hyne wyff, naet weer kryget ven her klayen, soo bespreckt hyo Jetcke haer nye rede
rock. Item voirt bespreckt hya ven her deel tilg guedes een bed die aermste broer int
klaester op tho slepen. Ende als dy broer off wey reyset, soo schil dy praster ven heer
pronde dat bed weer tho syn huys hallie ent dir compt effter een oor schemel broer.
Voirt soo bespreckt hy een bed om Godts wille. Item soo bespreckt hya Doecke
dochter Gautien ses pondematen landts in Gerlingha goed, ende her blawe rieme ende
een blawe pongh ende een paer blawe klaen mit da schoten, ende een bed met zyn
toebehoren, met een foerde fachte ende een goed lirsh, dir Inna schil jaen, ende
fyower paer slaegen staen aen her rede rock, ende Inne schilt verbetteren by goede
luyden ried, ende disse famulei bevelt hyo maester Dirck tho Bolswardt, Lolle
Ockingha ende Hissen, syn wyff. Item voirt sooj bespreckt thyo Gautie een stuel ende
een banck met kessen ende hiaer dyoep ende her linwerck. Item soo byspreckt hyo
Syowck Oege dochter een lytie silveren rieme van tien leed, ende Saecke, her suster,
een gouden ringh. Item soo bespreckt hyo een schamel vrow te Staefren een klinckert.
Item tisse lesta wille will Bawck voors. een voordgongh habbe ende steed ende fest
hadden habbe ney syn articulen, ende wil dat dissa lesta willa machtich sy als een testament j<e>fte codicille jefte als eenen leste wille, ende in alle manieren als hyo best
ende goed wesse mey ney dat riucht, geestelyck yeff wraetsch. Ende wiert dat hyo een
oer testament maket hierney, soo will hyo dat dit testament allickewoll machtich sy
ende dat oer naet, het en sy dat dat oer testament een roepinge maket ven da eerste twa
rygen des testaments. Ende wiert secke dat immen dit testament inbrecken wolde ende
a
b
c
d
40
e
f
g
h
45
i
j
In deze zin ontbreekt een werkwoord, bij voorbeeld: bitellie of: foldwaen.
G: ney. K: met.
K: Innen.
K: Dweke.
In plaats van jeft hyaet muchte tefta in G: jest hyaet riuchte testa. In K: ofte zy iets
mochte ten achteren.
K: Jaerich.
G: te; K: roerende.
K: liew. Misschien liif (lijfje)?
K: familie.
Hier breekt K af.
25
5
10
naet haede wolde datter in schreven stiet, dy schil verberd habbe ende verberren alle
da baete, jeften ende ruychten dir hem thoschreun sint in dit yegenwordige testament.
Hier habben wr ende oen wessen maester Dirck als een testamentoir, persunne tot
Bolswardt, Hendricus ende heer Willem, vicariuen aldir, Sippa Tyercx, raetsman,
Dowe Auckes ende Anne Pyters, schepen tho Bolswardt, als orckenen geroepen ende
gebeden.
Ende wy, Teodricus, Hendricus ende Wilhelmus, Sippa, Dowes ende Anna en da
tuygen th[***]a voirschreven wierhet habbet uuse sigelen aen dit brieff hensen om
Bawcke beda willa.
Int jaer Uus Heren ende op den dey als voirschreven is.
Onder dese copia copiae stonde geschreven als volcht: Gecollationeert yegens
seeckere olde gelyckluydende instrument ofte copia, in papier geschreven, ende is
bevonden daermede te accordeeren op den XXII november 1576 by my, secretaris van
Franekerdeel. Verteeckent: Ae. Ailema, met eenyge streecken.
15
20
25
Ende stonde under deese acte: Nae gedane collatie tegens dselven copie is desen
daermede van woirde tot woirde accorderende bevonden, behalven dat den woirden
op de andere zyde, parenthesi includeert, aldaer in margine stonden gescreven. In
kennisse van my, onderges. openbare ende by den Hove van Frieslandt geadmitteerde
notaris, wonende binnen Sneek, in presentie van Joris Roelants, die desen heeft helpen
collationeeren ofte verlycken, op den derden daech junii anno XV acht ende
tnegentich. Oirconde onse handen. Onder desen stonde geteeckent: Joris Roelants
ende J. Bloemedall, met hun linien ende streecken gecircumschribeert.
Ende is naer collatie bevonden metten voors. copia copie te accordeeren by my,
onderges. secretaris der stede Bolswardt, op den 24en augusti. Ende was geteeckent:
T. Siccama, met eenige streecken.
Ende daermede accorderende bevonden by my, onderges. secretaris der stede
Bolswardt, den 6 october 1621. Ende was verteekent: T. Siccama, met eenyge
streecken.
30
Accordeert metten copia van copia copie, in kennisse van my, onderges., den 25
november 1643,
<ondertekend:>
Jensma.
1643.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (genoemd in C). Niet voorhanden. - C (1576 november 12, door Ae.
Ailema, secretaris van Franekeradeel, naar B). Niet voorhanden. - D (1598 juni 3, door
35
a
26
G: na de th een afkortingsteken. Lees: thuigenisse? De hele passage en da tuygen
th[***] lijkt corrupt, en moet waarschijnlijk worden gelezen als: in da tuyg fen disse.
notaris J. Bloemedall te Sneek, naar C). Niet voorhanden. - E (z.j. augustus 24, door T.
Siccama, secretaris van Bolsward, naar D). Niet voorhanden. - F (1621 oktober 6, door
dezelfde, naar E). Niet voorhanden. - G (1643 november 25, door Jensma, naar F). GA
Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 23. - H (18de eeuw, naar G). GA Bolsward,
Oud Stadsarchief, inv. nr 36, p. 358-368. Opschrift: Copia van copia copiae. In dorso (=
f. 4v): Copia uyt zal. Bawck Hessels testament, 1643. - I (19de eeuw, naar G). RAF, Archief
Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 401-413. Opschrift: Copia
van copia copia uit Bawck Hessels testament, Wiebinga leen, anno 1452. - J (19de eeuw,
naar G). Ibidem, inv. nr 2065, p. 257-268.
Onvolledige vertaling in het Nederlands: K (17de eeuw, naar voorganger van G). GA
Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 24. Opschrift: Translaet.
Druk: a. OFO IV, nr 15 (naar HIJ). - b. Abma, Bolswarder lenen, 69-73 (naar a).
Uitgegeven naar G, het oudste afschrift. Enkele suggesties voor betere lezingen uit K,
dat een van G onafhankelijke overlevering biedt.
5
10
15
16
1455 oktober 9
Lutze Abbama
20
25
30
35
Ick, Hermannus Haeghen, personner tho Nyehowe, Siwerd Baucka zen, ghaemegch tho Huzem, wy bekennen ende bytughen myt tussen open breeve dat wy daer
over ende aen gheweest hebben ende thoegeropen als ander orkenen, dat Lutze
Abbama, daer God naedich soe, heeft gemaeckt een eewich deel en een eewich fredex
bolla thoe jowichga deghen tho Huzum tzierka tho bringhen, prester aefter prester, in
dat veech als foers. is. Ende waer dat saecke dat Lutze fundena foers. hyran breckelick
of foersumelick in woerden, soe heeft Lutze foers. dyrmey byzwerighit ende inleit in
da trera pundameta fan dae sexsum dyr hya <ende> Campe Abbama, dyr God nedich
zee, dyr hya thogaerra caepet habbeth, lidzende in dae gued dyr hya tho Teernze
habbeth in dae finne.
In een orkenschip disser weerheit so hab ick, Hermannus, personner foers., myn
sigel opt spacium disses breefs ghedrucketh. Ende hwant ick, Siwerd foers., gheen
sigel brucken bin, soe heb ic ghebeden Johannes Itzes soen, scheppen in Loewrd, dat
hi dit breef om myner bede wille bysiglet haet.
Int jaer Ons Heren dusent fiowerhundert ende LV, op Sinte Dyonisius dey et
sociorum eius.
Onder de principale deeses stonden de reliquien van twee zegelen, in groenen
wasse gedruct. Nae gedaene collatie is deesen metten principale te accorderen
bevonden, in kennis van my, ondergescreven notario, den 8 january 1614,
<ondertekend:>
H. Regneri.
1614.
a
Lees: frunden of: kynden.
27
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1614 januari 9, door notaris H. Regneri, naar A). GA Leeuwarden, Archief
Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 269. Opschrift: Copia.
Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 46-48. - b. OFO IV, nr
20.
5
17
1455 november 26
Feddricus Hummama
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Anno nativitatis eiusdem M CCCC quinquagesimo quinto, in crastinum Katherine
virginis, Feddricus Hummama, licet corpore infirmus, compos tamen mentis ac
roboris, suam ultimam voluntatem ac testamentum condidit, disposuit et in modum
quod sequitur ordinavit.
In primis elegit suam sepulturam apud Sanctum Salvium, patronum in Dronryp,
et assignavit eidem sex klinkerdos, quos dedit lapicidiis ad structuram turris. Insuper
dedit eidem pro se et pro suis amicis et pro terra situata in da Polum, quam sua
mattrona pie memorie eidem Sancto Salvio assignavit, terram situatam in Menaldum,
vulgariter dictam Syolema goedt, tali conditione adiecta quod curatus in Ryp una cum
inhabitanti in Hummama stata de predio predicto annuatim usque in eternum devolveret tres klinkerdos pro salute anime sue: unum klinkerdum in honore sui apostoli
Thome ad quoddam lumen cerei, vulgariter dictum een scywrie, alios duos klinkerdos
ad utilitatem pauperum in calceos. Item voluit ut curatus et sui heredes sint procuratores predicti predii, ut si aliquis attentaverit predictam terram regere ac dare alicui in
huyer, ex prescripto voluit ut prefata terra ad suos heredes devolvetur. Item assignavit
curato et perpetuo vicario cuilibet duos postulatos. Item prebendario duos florenos.
Item omnibus mendicantibus, cuilibet florenem renenzem. Item fratribus regularibus, videlicet in Anygem, Lyoniaclaester, et Abert, Achtlum, Audaclaester, cuilibet
postulatum. Item sororibus, videlicet Nyaclaester, Ogaclaester, monialibus in Lewerdia et Bayum, cuilibet florenum. Item Virgini Sancte Marie in Blessem, Schyngen,
Dongum, Buer, cuilibet ecclesie talentum, presbiteris stuferum. Item assignavit in
districtu Mennaldum ad quaslibet ecclesias quatuor flamenses, presbiteris stuferum.
Item ut mendicantibus omni anno de Hummama stata daretur una mensura ordei, videlicet een lest koern. Item curato in Englum florenum. Item Sancto Nicolao, patrono
in Mydlum, florenum, presbiteris stuferum. Item ad Sanctum Cruorem in Stauria et
Virgini Marie ibidem in salutem talentum etiam. Item hoc in loco pro vino et hostibus
toties phlypporum.
Insuper fecit heredes suorum bonorum omnes filios suos ac fi[....]a, videlicet in
omnibus suis bonis mobilibus et immobilibus, et voluit ut sua legitima mulier Eteka,
mater fyliorum suorum, haberet custodiam, proprie byheld, omnium bonorum mobilium et immobilium. Et etiam pro causa donationis, videlicet lyaefgefte, assignavit et
dedit ei unum predium, vulgariter dictum Jonguma goedt, tali condicione adiecta quod
a
28
Aan te vullen tot: filias of: filiam.
5
10
15
20
25
30
35
antiqua Eteka, mater Etkonis, anuatim de predio prescripto habeberit VI klinkerdos,
videlicet ad suam utili[tatem]. Post obitum vero eius allegati sex klinkerdorum
redditus devolventur ad heredes, videlicet suos filios, et si filii sui seu legittimi discesserint sine filiis legitimis, voluit ut pretacti VI klinkerdi anuatim ad usum ecclesie et
patroni in Ryp devolven[tur].
Item ordinavit ut soror sua illegitima, videlicet Truyd, tantum de suis bonis habebit
quod per biennium sine aliqua datione huyr sedebit super terra, super qua iam actu
sedet, elapso vero biennio devolveri ad heredes, et tunc vi[ro] et cum fyliis suis
habebit Kochstedes goet, situatum in Humgemagae, in altis et bassis, sicuti [est], tali
annexa condicione, quod si Truyd una cum viro suo et filiis suis se bene regunt et sunt
concordes cum Eteka et filiis suis, habebunt terram prescriptam; si vero contrarium
contigerit faciens, committet partem suam ad un[um] filiorum Etekis revolvendam.
Item voluit ut si Abba huic ultime voluntati sue contradixerit, e[t] ea tenere noluerit
qua hic inscripta sunt, et istud eius legatum nulliusa esse momenti.
Item voluit ut liberi Hesseli in Pascuis pie memorie, videlicet Hyd cum suis
sororibus, habebunt sex talenta, situata in Pascuis Mennaldum, qua Taka uppa Myed
iam actu habet in huyr.
Et alius testam[***]bus ad quem legatum est, suam partem vendere voluerit, ordinavit quod filii sui sint proximioresb in em[ptione]. Si vero contrariam operam fuerit
faciens, sua parte carebit ad utilitatem heredum devolvendam, ita ut infringens aliquomodo suam voluntatem ultimam, parte sua carebit.
Insuper affirmavit omnia anniversaria et porciones sexti feriarum, et oneravit ea
super Hummama stata, sicuti quod inhabitans dab[it] sacerdotibus in Ryp annuatim
X klinkerdos ex[ecu]to suo anniversario, quos solvunt in pane. Et omnia predia sua
in Ryper libera scilicet quoad ecclesiam voluit ut discedens facerit ad anniversarium,
et si tunc ab aliis etiam fecerit anniversarium et tunc scilicet cessaberit predicta.
Insuper instituit tutores suorum filiorum me, Scultetum testamentarium, Douwa
Zyarda, Goslyg Jongama, Ufka Foppynga, Zyoerd in Polu[m], Gala Donterp, Rypper
frater Galonis.
Data sunt hec anno ac die ut supra, in presentia mei, Scelteti testamentarii, curati
in Ryp, et horum testium fidedignorum, videlicet Upka Foppynga, Zyoerd in da
Polum, Abba, sin zwager, Ryoerd Persma, Claes Bant, Peter uppa Kampen, Menna
Luuytken, Jan Pyt zoen et horum ad hoc vocatorum et requisitorum.
In fidem premissorumc et munimen ego, Sceltetus testamentarius, sigillum meum
huic presenti testamento duxi imprimendum.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga,
inv.nr 50. Zwaar beschadigd. De foto in ons dossier geeft meer te zien dan het archiefstuk
zelf, dat inmiddels verder achteruit is gegaan. In dorso: Hummema. Exemplum conditionis
testamenti Frederici Hummama in Dronrypd, dato dato 1455. <M.a.h., 18de eeuw:> Copia
testamenti Frederici Hemmama in Dronryp, anno 1455, crastina Catrinae virginis.
40
a
b
c
45
d
B:
B:
B:
B:
ullius.
proxomires.
piissimorum.
Dronryt.
29
18
1456 januari 17
Gerland Hermanna
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In mei, Sibodi, curati in Mennerdsgae, ac testium infrascriptorum praesentia,
honesta mulier dicta Gerland Hermanna, licet corpore debilis, mente tamen sana, suum
condidit testamentum in hunc qui subsequitur modum, considerans quod tanta est
conditionis humanae miseria, quod ea quae hodie videntur in esse, cras deduci possunt
visibiliter in non esse, obitum suum cupiens ordinatione testamentaria praevenire,
meliori modo et forma quibus potuit, de iure seu consuetudine.
In primis animam suam peccatricem salvatori suo Jhesu Christo ac Beatissimae
Virgini Mariae omnibusque sanctis, quanta devotione potuit, commendavit, eligensque
sepulturam in Anynghum, et legavit ibidem viginti clenkardos. Item legavit ibidem
ad fabricam novi transitus laicorum viginti florenos rynenses, tali adiecta conditione,
quod si non fecerunt transitum praedictum, distribuantur istae pecuniae pauperibus.
Item legavit conventibus in Thabor, Lyongtzierka, cuilibet conventui decem clenckardos. Insuper legavit tribus conventibus praedictis quinque talentata terrae, situatae in
Thietmarem prope altum pontem, ad usum vini et panis aequaliter dividendum.
Item legavit Sancto Martino, suo patrono in Mennersgae, tredecim clenckardos.
Insuper legavit quatuor praebendis octo talenta terrae, situatae in Oersum, quae empta
sunt de Liska in Oersum, et si aliquis apparuerit legitimus contradictor de istis octo
talentata terrae, tunc Tako Hermana respondebit illi contradictori, et suplebit presbyteris de eisdem. Item quartae praebendae, iuniori videlicet, legavit quatuor talenta
terrae fructiferae, ad velle Takonis situandae seu locandae. Item legavit Sanctae Cruci
duas vaccas. Item Venerabili Sacramento rynensem. Sanctae Mariae klinckerdum.
Sancto Anthonio vaccam. Sancto Nycolao, Sanctae Katharinae, cuilibet decem bockinos. Item Sancto Thomae, Sancto Petro et Paulo et Sancto Bartholomaeo, cuilibet
talentum terrae. Item Sanctae Dorotheae, Barbarae, Sancto Huberto cuilibet duos
grossos. Item legavit mihi, Sibodo, curato in Mennerdsgae, domino Azegoni, domino
Wibode et domino Nycolao, suo capellano, cuilibet florenum rynensem, et domino
Henrico postulatum. Item legavit duabus praebendis, Sancti Martini scilicet et Sanctae
Mariae, cuilibet unam vaccam perpetuam. Insuper fecit unam portionem perpetuam
praesbyteris in Mennerdsgae, cum qua oneravit Godina land, et commisit Takoni ut
solvat portionem et habeat praedia praedicta.
Item legavit domino abbati in Lidlum, priori in Anyngum, domino Wlbodo, curato
in Petersberum, cuilibet coronam auream. Item legavit et resignavit conventui in
Lidlum duas nuces argenteas, impigneratas pro triginta florenis bavariis. Item domino
Heroni in Berlikum et domino Petro in Firdighum curatis, cuilibet postulatum. Item
insuper legavit cuilibet ecclesiae per districtum Berum grossum, quia prius similitera
in vita solvit legata. Item cuilibet sacerdoti philippenses tres. Item per Quinque
Districtus istos et per districtum Woldensem cuilibet ecclesiae grossum, quia prius
solvit legata. Item curato in Burichwirdt, praebendario, cuilibet postulatum. Item
curato in Bolswert et dominis Theodrico, Wilhelmo et Petro cuilibet florenum
arnemensem. Item ecclesiae in Snekis duos rynenses, curato clenckerdum aureum,
a
30
a: semiliter.
5
10
15
20
25
30
35
40
aliis sacerdotibus ibidem stuferum album, et domino Petro Eponi octo bockinos. Item
curato in Hichtum florenum arnemensem, praebendario decem bockinos. Item curato
in Withmarsum arnemensem, curato in Pennynghum talentum pecuniae. Item domino
curato et domino Sibrando in Alde[rum]a cuilibet dimidium clenckardum, curato in
Hitzum postulato, praebendario decem bockinos. Item in Franeker cuilibet sacerdoti
stuferum. Item legavit ad fabricam ecclesiae in Sixtiberum decem clenkerdos. Item
quinque mendicantibus cuilibet florenum arnemensem.
Insuper fecit et voluit quod Tako tenebit unum capellanum, suis expensis et
stipendiis, ad decem annos pro anima eiusdem et omnium amicorum suorum, et pro
istis donavit Takoni domum cum domistadio in qua ipsa habitavit, cum undecim
talentatis terrae dictae in Goedinga land. Item decem talentata terrae situata in
Appinga delen. Item tria talentata terrae cum dimidio in Schelta beynte. Item duo
talentata cum dimidio in Ritzarda reden, quae emebat a Goffrido.
Item legavit Takoni filum aureum, cum meliori novo corrigio argenteo, cum novo
annulo aureo. Item legavit Takoni omnia praedia in altis et bassis, castrum, castristadium, domum cum domistadio, sicuti nunc situata sunt in Firdighum, et olim relicta
ab avo suo Takone Campstra piae memoriae. Item legavit Jellae praedia sua in Gaetswird, sicuti spectaverant ad ipsam Gherland. Item legavit Jellae et Takoni praedia
situata in Thietmarem opper Meed, aequaliter dividenda, illa adiecta conditione, si
Laurentius testamento Hobbodi contentus fuerit, alioquin Tako solus habebit dicta
praedia opper Meed. Item voluit ordinationem et divisionem inter Takonem et sororem
suam, sibi commissam ex testamento Hobbodi piae memoriae, fieri ad dictamen et
arbitrium dominorum abbatis in Lidlum, prioris in Anynghum, et Wlbodi, curati in
Petersberum. Item legavit Jellae viridem vestem, proprie vltenceb sorket, et meliorem
togam. Item legavit Kathrinae, filiae Jellae, melius par scoten, cum meliori corrigio
argenteo et unum nodum. Insuper legavit Tytardo et Epponi reditus duorum florenorum rinensium, quos sustulerat ex successione Tedae, matris eorundem, equaliter
dividendum. Item legavit Tytardo annulum aureum, et Kathrinae, filiae suae, minus
par scoten et minorem nodum. Item legavit Ankae, uxori Tytardi, blaviam tunicam
cum argenteis. Item legavit Epponi corrigium argenteum, qui semel circumit latus,
filio suo Dodoni novum taberdum leydensem. Item uxori Epponis, Ebelae, melius
pellicium cum meliori taberdo.
Item legavit Upkoni in Hitzum partem castri sui in Hitzum cum praediis quac
Gherlanda permutavit contra Wolthonem in Midlem. Item legavit Tettae, uxori
Upkonis, suam meliorem tunicam rubeam, sine argenteis scilicet scoten. Item legavit
Eetthiae Hiddingae duos annulos aureos. Item legavit Lolloni Ockinga annulum
aureum cum saphiro. Item legavit Kathrinae, filiae suae, reditus undecim florenorum
usualis monetae, vel annuae pensionis de praediis in Burrichwerd, conditione tali
adiecta scilicet, si sine liberis discesserit ante obitum patris sui, ex tunc Lollo habebit
huiusmodi reditus ad vitam duntaxat, et eodem discedente, divolventur ad haeredes
Gherlandae aequaliter. Item legavit Hissae, uxori Lolloni, melius dyoep cum argenteis
suis. Item legavit Betkae, filiae Abbonis in Oersum, decem clenckerdos. Item legavit
Taetkae, famulae suae, iuvenem vaccam, quatuor ulnas panni romundscher, novum
a
45
b
c
a: na Alde ruimte opengelaten.
Lees: vlamse?
a: quae.
31
5
10
15
20
25
30
35
40
pellicum, novam lineam tunicam et duas novas camisias, et Nycolao sartori commisit
tuendam. Item legavit Hummoni, filio Mennardi Scheltinga, decem clenckerdos, si
vixerit et ulterius studere intenderat, et istae pecuniae tam diu serventur a priore in
Anyngum, quam diu non perrexerit ad partes alienas, sin autem, dentur pauperibus.
Item legavit Sancto Martino, hero in Mennerdsgae, et patrono in Burichwerd illud
frustum panni linei, quod de Mathia in der Sted levavita. Item legavit haeredibus
Cathrinae duas vaccas. Item assignavit et legavit [***]b hospitali reditus quinque
clenckerdorum in perpetuum duraturos, quos tenetur Goffridus solvere. Item legavit
Ymkae Sypertsma suam mediam togam. Item Tettae Rensma medium taberdum suum
mediocrem. Item Jellae Sypsma meliorem nigram tunicam cum pellicio, sicuti nunc
est cum argenteis, Teutonice dat connyna dyoep mit knopen ende mit slagen. Item
legavit Lyskae Thiericsma den swarta sorketc. Item Cathrinae Claesma dat sulveren
capsel cum meliori peplo capitis. Item legavit parvae Renkae den middelsta bruna
rock. Item parvae Ymkae viridem tunicam cum latis manucis. Item uxori pauperis
Hettonis nigram tunicam cotidianam et unam novam camisiam. Item legavit Remedae
in hospitali antiquum taberdum cum pellicio cotidiano et unum novum peplum capitis.
Item legavit Thyeykae Heynnemma antiquam viridem tunicam cum nova camisia.
Item legavit Avae, uxori Rodulphi, novam griseam tunicam.
Item causam Feddonis Mernsta et Wibrandi transtulit ad manus dominorum abbatis
in Lidlum, prioris in Anynghum et Wlbodi, curati in Petersberum, submittendo se
ordinationi illorum, quantum ipsi dictaverint dandum pro negligentia et defectu
probationis iurisiurandi.
Insuper fecit et ordinavit et voluit quod omnes pecuniae, solutis legatis, ad pias
causas distribuantur pauperibus, ad dictamen trium praedictorum, quam solutionem
legatorum ad pias causas Takoni commisit de pecuniis faciendam.
Item voluit et petiit humiliter quod si fuerint aliqui legitime conquerentes de
aliquibus debitis non solutis vel iniuriis alicui vel aliquibus irrogatis, si legitimam
praetendant, causam eisdem ad arbitrium et dictamen solvatur discretorum.
In caeteris vero bonis, mobilibus et immobilibus, ubicunque existentibus et situatis,
in altis et bassis, instituit haeredes Tytardum, Epponem, Takonem et Jellam in
solidum, aequaliter dividendis.
Et hoc ultimum testamentum seu hanc ultimam suam voluntatem esse voluit, quod
omnibus suis testamentis, seu ultimis voluntatibus praeesse, praeferri voluit et
praevalere, et quod valeat iure codicillorum, seu quovis alio modo, quo melius possit
valere.
Acta sunt haec in praesentia mei, Sibodid, curati praedicti, praesentibus testibus
fidedignis, videlicet domino Folkero, abbate in Lydlum, devoto fratre Lamberto,
priore conventus regularium in Aninghum, domino Wlbodo, curato in Petersberum,
domino Petro, curato in Firdighum, domino Azegone, domino Wibrando, domino
Henrico, Dockone et Egidio, canonicis regularibus praemonstratensibus, ad hoc
vocatis specialiter et rogatis.
In veritatem omnium praemissorum confirmandam, sigillum mei, Sibodi, curati et
a
b
45
c
d
32
a:
a:
a:
a:
lenanit.
xxx.
sorker.
Sibodo.
5
testamentarii praedicti, praesentibus est appensum, anno Domini M CCCC quinquagesimo sexto, die vero Sancti Antonii confessoris. Et propter huiusmodi certificationem
maioremque confirmationem singulorum, nos, Folkerus, divina providentia abbas
Vallis Sanctae Mariae in Lidlum, Lambertus, pia professione prior conventus
regularium in Anynghum, Wlbodus, curatus in Petersberum, tanquam testes et
executores testamentarii, ad hoc specialiter rogati et vocati, sigilla nostra praesentibus
digna duximus appendenda.
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 125-127 (naar A?). Opschrift: Testamentum Gerlandae
Harmanae. Anno 1456.
10
19
1456 juni 5
Wiba Thierxma
15
20
25
30
35
In den name Ons Heren, amen.
In [***]a ick, Wiba Thierxma, wonende yn Brokestergae, machtich mynre
[re]dene ende vyf synnen, by gaende ende bi staende ende bi sonden lyve, hebbe
anghesien ende bekent dat een mensche yn deser tyt nyet wissers en heeft dan den
doot, ende nyet onwissers dan die ure des dodes, ende hyromme heb ic myt volcomen
synne ende mit gueden berade myn testament ghemaect ende gheordiniert, ende
mynen laetsten willen bewyst, in aldusdaner manyren als hyrnae ghescreven staet.
Ende ic begheer ende wil dat dese laetste wille gheholden werde als een testament of
als een schickinghe ende een ordinancie mynre gueden of als een codicil, ende dat iure
codicillorum of alst yn eenigher wys staen mach nae recht ende reden. Ende myt desen
laetsten wille heb ic myne siele besorget myt mynen tytliken guede om dat ewige guet
te vercrighene.
Int eerste verkiese ic myne legherstede toe Thabor yn dier reguliercloester bi
Sne[e]k. Voertmeer die lande die ick, Wibe, ghecoft hebbe van den patroen [***]b
[d]ie bespreke ick weder denselven patroen Sente Cristofer, als int yrste eenen acker
landes die legghende is yn Ymke lande bi der kerken, ende den kamp die buten leit op
Broringhe wiels [wa]l. Item drie pondemate landes die legghende syn op Banslaets
wal, ende eenen rietpol daer by li den Vyschdam, die ic ghecoft heb van yonghe
Sywert. Item voertmeer so bespreke ic, Wibe vors., den priesteren yn den Broke to
ewigha tiden voer die vridachsbolle die op myn statten ende guet hoert daer ic nu ter
tyt op wonachtich bin, ende oec mede voer die jaertyt, sestehalf pondemate lands, daer
die vyrdehalf af legghen bi die Graswey ende die twee pondemate buten die Graswey
bi dier Treme. Item noch seven ensen die leggende syn boven bi die Slachta yn der
vennen ten oesten, die bespreke ic den vors. patroen.
Item voertmeer bespreke ic, Wiba, die wintmolen dien vier gasthusen, als to Sneke,
to Bolswert, to Workum ende [Lew]erden, alsoe dat die vogeden dier armen dese
a
40
b
Twee of drie woorden weggevallen, waarschijnlijk: den eersten.
Twee of drie woorden weggevallen, lees bij voorbeeld: in den Broke.
33
5
10
15
20
25
30
35
40
molen vors. vercopen sullen, ende dat ghelt ghelike deilen totter armen behoef ende
daer renten mede te cop[en]e.
Item den cloester to Hospitael bespreke [i]c ses postulaetsgulden. Item den vyr
biddenden oerden eenen ygheliken twee postulaetsgulden. Item in Hasscher Vyfgaen
ende in Goynghegryp to elker kerken twee vleemsche, ende den priesteren een. Item
voertmeer so bespreke ic den convente to Nes neghen pondemate lands, ligghende in
Ackamaryp binnen den Gau, opt west van Sappinghe sloet. Item neghen pondemate
aldaerbi besprekic den patroen Sunte Ghertruit yn Ackamaryp.
Item voertmeer so bespreke ick, Wiba vors., den broderen ende den convente to
Thabor bi gueder lude rade yn een levende ghifte, die men hietet donacio inter vivos,
bi gaende ende bi staende ende bi sonden live, sonder weder[spreken tot een]
hoechnisse mynre sielen ende alle mynre vrienden ende aldierghen[e daer] myn guet
van uutkomen is, dat [huys ende] die s[ate] daer ick nu ter tyt op won[aftich bi]n ende
[***]a voert achterwerts [tot ae]n die Scheen ende voerwerts [an die] Bansloet, ende
is elve acker briet, op ende uut. Voertmeer sal dat vors. convent [***]b [lig]gende in
[Go]yngha lant, ghehe[t]en d[en] Brede wier, ende oec vyr pondemate die ligghende
syn op Kercbure weere, ende anderhalf leggende buten den Olden wech op des Olde
[w]eges egghe yn Broerken[s] lant. Ende dese goeden vors. sal dat convent vors.
hebben yn dusdaniger maniren, dattet vors. convent een ewige memorie sal hebben
ende elkes dages eene misse op Onser Vrouwen altaer voer my ende dieghene daer ics
voer begheere. Ende oec begheer ick dattet vors. convent eene lampe holde voer dat
Hilighe Sacrament, durende ynt ewige, ende dat sie dese goede voers. nyet en sullen
verwandelen of vercopen. Voer[tmee]r wil [ick d]at men eenen igheliken priester die
comt tot myn uutleede ende misse doet, sal geven twee vlaemsche, ende die ghene
misse en doet eenen vlaemsche.
Item den susteren [to] [***]c [ee]nen c[linc]kert, ende den susteren to Lewerden
oec eenen clinckert.
Item so bespreke ic, Wibe, Bauken, mynre huisfrouwen, to liefghiften den silveren
gordel den ick hoer ghegheven hebbe, ende twee silveren leppelen, ende oec dat halve
telbaer goet dat binnen vyr hoernen is, beesten ende bedden ende ander ynbodel,
uutgeseit golt ende silver, behalven dat hyrvoer gheroert is. Item voertan sal Bauke
hebben vyftich postulaetsgulden ende vyftich rynsche gulden an reden ghelde. Item
voertmeer so bespreke ic hoer neghentien pondemate landes, die legghende syn op
Bonningswaech yn die Langhe eckeren, ende van desen lande vors. sal Bauke die
rente boren solange als sie levet, ende sie en sal dit vors. land nyet vercopen noch
verwandelen of en wechgheven. Mer na Bauken vors. doot sullen die prior ende
procurator van Thabor desen neghentien pondemate vors. ordiniren ter eeren Godes,
hoe ende waer dat h[oer alrebest] dunct. Ende dier vyf silveren leppelen die ick hebbe,
sal Ulke, myn dochter, drie hebben ende Bauke die twee als vors. is.
Item voertmeer so make ick eerfghename myn[re goeden Wl]ken, myn dochter,
uutgheseit die vors. lande ende goeden die ick ghegheven hebbe ter eeren Godes voor
salicheit mynre sielen ende mynre vrienden, ende oec uutghes[eit die ly]aefghifte die
ic Bauke, mynre huisvrouwen vors., besproken hebbe. Item ynt yrste sal Wlke, myn
a
45
b
c
34
Drie of vier woorden weggevallen.
Drie of vier woorden weggevallen.
De (korte) naam van het convent weggevallen. Vermoedelijk: Aalsum.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dochter, beholden huis ende lande die legghende syn in Ackamaryp, dat hieten is
Summighe lant, ende daerbi neghen ensen die legghende syn op die Slachta. Voertmeer sal Wlke hebben to Westermeer hoer moders guet, daer nu ter tyt op woent Wiba
Dauwama, mit dat meedelant dattic nu ter tyt daertoe te hure ghegeven hebbe. Van
desen vors. madelande na Wlken doet sal hebben die patroen to Westermeer vyr
pondemate landes, die legghende syn bi den Groten meer. Ende oec voertmeer van
desen madelande vors. sal hebben die patroen Sunte Nyclaes op Snyxswaech vyr
pondemate landes na Wlken doot. Item die grote van desen vors. madelande is
neghentiendehalve pondemate, daer die vyr pondemate van leggende syn op die
Swaech binnen die Hoeghe wech. Ende oec sal Wlke hebben dat lant daer Douwa
ghastman nu ter tyt op woent, ende dat lant is breet ses eckeren doergaendes landes,
op ende uut. Ende van desen vors. lande na Wlken dode sal hebben die patroen Sunte
Matheus enen ecker doergaendes landes, die legghende is in Apken smets lande. Item
die sate daer Pieke smyt nu ter tyt op woent, mit twaleftehalve pondemate madelandes
dat ic daerto Pieken te hure ghegheven hebbe, ende die sate daer Rouke, Rixten man,
nu ter tyt op woent, mitten madelande dattic Rouken daerto te hure gheven hebbe,
uutgheseit die vyrdehalve pondemate vors. vor die vridachsbolle. Hyrvan sal Wlke,
myn dochter, den notma van hebben ofte die hure van boren so langhe als sie levet,
mer na hoerre doot sal die prior ende procurator van Thabor al dese goeden vors.
ordiniren ter eeren Godes ende voer myn ende mynre vrende silen selicheit, hoe ende
waer hem alrebest dunct, sonder yemants wederspreken.
Ende wanneer ick sterve ende Godes bod vervulle, soe sal elk arm mensche die
comt tot mynre lede, die sal hebben eenen penning ter eeren Godes.
Item voertan soe hebbe ic, Wiba vors., eene provende ghestichtet in Goynghagryp,
in aldusdanige manire ende voerwaerde als hyrna volghet. Tot welker tyt dat die
provende vry is ende sonder priester is langher dan een half jaer, soe sal dat guet ende
dat lant voers. vry wesen totter armen behoef van dien vyr ghasthusen die voer
gheroert syn, alsoe dat die vogheden der armen vors. dat sullen vercopen ende
beleggen an rente totter armen behoef. Ende wanneer dat dese provende voers. sonder
priester is, soe sal die prior ende procurator van Thabor vors. ende die persoenre yn
Goynghagryp den koer hebben wat priester sie daerop setten, die hem dunct dat nutte
ende orberlic sy dier meente, daer sullen sie mede tevrede wesen sonder wederspreken
hoers of yemants van hoerre wegen. Ende waert sake dat die prior ende procurator
ende persoenre vors. nyet overeen en mochten, soe sal die mynre deel dien meerre
volghen. Ende waert sake dat die persoenre vors. dat beletten wolde mit hemselven
of mit yemande van synre weghen, dat die prior ende procurator vors. den koer na
inholt des testaments ende Wibe brewe nyet volbrengen mochten, ende die provende
boven een half jaer vry stonde sonder priester, uutghenomen nootsaken, soe sal dat
lant der provende vors. vry wesen totter armen behoef als voers. is, sonder alrehande
wedersprake off last.
In een tuich der waerheit deses testaments ende deser dinghen die voers. syn, hebbe
ick, Wiba voers., ghebeden die eerbare manne her Meynert, mynen persoenre in den
Broke, heer Aggha, persoenre to Westermeer, heer Rolant, persoenre to Ysbrechtem,
heer Peter, persoenre to Tyrlenzee, ende die ander eerbare manne die hare namen hyrbeneden baven hare segele ghescreven staen, voer my dit testament te bisegelen, want
ickselve op dese tyt gheen seghel en hebbe. Ende wy, heer Meynart, heer Agga, heer
Rolant, heer Peter ende dier hoere namen hyrbeneden baven hare segele staen ghescreven, hebben dit testament om Wiben vors. bede wille mit onsen segelen bisegelt.
35
Int jaer Ons Heren dusent vyrhondert ende ses ende vyftich, op Sunte Bonifacius
dach des hilighen biscops ende martelaers.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 69.
Zwaar beschadigd. In dorso: Copia testamenti Wiba Tyerxma. <M.a.h.:> Copia testamenti
Wybonis Tyarxma. - C (19de eeuw, naar B). Ibidem.
Uitgegeven naar B. Enkele aanvullingen waren mogelijk door vergelijking met afschrift
C.
5
20
Arnt van Suerhusum en zijn vrouw Hille
10
15
20
25
30
35
40
1459 januari 12
Alle denghenen der dit brief sullen sien ofte horen lesen, dem sy kunt ende openbaer dat wy, Arnt van Suerhusum ende Hille, afteluuden, aendachtich syn gewest dat
wy niet sekers en hebben dan die doet ende niet onsekers dan die ure des dodes, ende
in derselver ure menich mensche bekommeret wert mit die vrese des dodis, alsoe dat
hi syns guedis en recht besorgher niet wesen en kan, hyrum heb wy mit voersichtigen
sinnen, by ghesonde lyve, gaende ende standende, een ordinancie ghemaket van unse
gueden der uns God verlienighet haeth ende wy toe samen ghewonnen hebben mit
Godis hulpe, in een maneer als hyrnae gescreven staet.
Int erste so ordeniren ende schicken wy, ist dat ic, Arnt voirs., sterve voer Hille,
myn wyf, ende eer sy, soe legghe ic her toe tot enre vryer ghiften in dat leven ofte in
een ghedachte des dodes dat derdendeel van alle myn gueden der ick afterlate, heth
sy golt, silver, reppelyc ofte onreppelyke gueden, tyl ofte ontyl, in wat komenscip ofte
lande der dese guede ghelegen synt, ofte in wat tymmer. Ende dat ander derdendeel
van myn gueden voirs. sal Hille voer myn ziele om Godis willen gheven, bi her personers raet der sy onder gheseten is, ofte by ander gestelike luudene raet der her orde
holden, in aldusdanigher mathen, ist dat Metta Leferts dochter ende Herman van Suerhusen by unse raed synt als sy to buucwas kommen, soe sullen sy elckerlyc hebben
twintich rynsscher gulden van dat derdendeel dat om Godis willen ghegeven sal
werden als voirs. is tot unser zielen salicheid. Ende dat derde derdendeel sullen myn
naeste vrenden toelyke delen also als sy naest blodes synt.
Ende desghelykes, valtet alsoe dat ic, Hille voirs., eer Arnt, myn man, Godis boet
vervolle ende sterve, soe sall Arnt tot enre vryer ghifte hebben dat derdendeel van alle
myne gueden der ic naelaete efter myn doet, in alsulke gueden waer sy gheleghen
synt, als sy voer ghenomet syn. Ende dat ander derdendeel sal Arnt voer myn ziel
reken by raede als voirs. is. Ende dat derde derdendeel sullen myn vreenden voer her
erwenscap toelike delen der myn naeste vrenden synt, sonder argelist.
Ende want wy, Arnt ende Hille voirs., dese vrye ghifte malckander holden willen
steed ende vaste ende onbreeckelyc, soe versaeck wy ende gheven over mit desen
breef alle rechten, sy synt gestelyc ofte waerlyc, der men bruken ofte vinden moghen
toeyeghens dese vrye ghyften voirs., der ons baten mochten tot deser ordenancie toe
breken, dat is oftet ons hyrnae rouwen jefte wy daer ander punten in brenghen wolden
der disse vrye ghyften hinderen mochten, der wil wy niet brukende wesen ende
36
5
10
15
versaken ze als voirs. is. Ende willen dat dese vrye ghyften van werden sy als men se
nae alle rechten heten moghen, sonder alle faelkant ende nye vonden.
Hyrum heb wy, Arnt ende Hille voirs., her Rippert toe Steens, cureit ende en
keysers oerkene, ghelovet mit hande ende mit monde dat wy dese ordinancie ende
vrye ghyfte als voirs. is, sonder alle weerropinghe steed ende vaste holden willen
onwerropelyc tot unse lyfs eynde, sonder arghelyst. Ende weert datter enich van unse
erfghenamen ofte vreenden toyeghens desen vrye ghyften spreken wolden, die sal syn
paert van dat ervenscip verloren hebben, ende dat paert sall vallen tot der tymmer der
heiligher kerke der dat lyck begraven is der dat erfscip van koemt.
Ende want wy, Arnt ende Hille voirs., dit ghelovet hebben als voirs. is, toe holden
steed ende vast in heer Rippertz antwort, so heb wy hem toelike ghebeden dat hy dit
brief over ons bisegelen wil. Ende um en merre vasticheit so heb wy oeck ghebeden
unse personer toe Aldehove toe Lywerd, Kempo Onyngha, Walken toe Husum, her
Symon toe Husum, personer, ende Sycke scriver, dat sy dit brieff over uns bysegelen
willen. Ende wy, voernoemde oirkenen, hebben dit brief bysegelet mit unse segelen
deraen ghehanghen.
Int jaer van neghen ende vyftich, frydaghes nae Ephyfanie Domini, um Arnt ende
Hille bede willen ende bygheren.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv.nr. 47. Perkament.
Met vijf uithangende zegels: 1 (107), 2 (60), 3 (70), 4 (119), 5 (114). Eén van de zes
aangekondigde zegels ontbreekt, waarschijnlijk dat van Sycke scriver. In dorso: Aernd van
Swolss testament. Sinte Jacop.
Druk: a. OSA, nr 25.
20
21
Jelle, vrouw van Reync
25
30
35
40
1459 januari 14
Jelle Reyncs, ghafrouwe in Wylsem, leggende op hoer doetbedde, syeck van
lychaem mer sond ende froed van synnen, het maket een testament, bisprekinghe of
een laeste wille voer mi, Albertum, cureit in Wylsem, ende orkenen als Syrck Gherold
zoen ende Foppa Piers zoen in Ferdingueer, daerto gheropen ende ghebeden, in een
manier als hiernae folghet.
Int eerste het sie bisproken die patroen in Wylsem, Sinte Pancratius, teerste jaers
rente van fyf pondesmeten to Knossens, daer hieten Hessels myede. Item Sinte Marten
to Oudehove to Boelsuert twie pond. Item to Pyangnum die patroen twee pond. Item
fier biddende oerden elc een pond. Item to tuyntich kerken elc twee flaemske.
Item hiernae het sie bisproken Reynck, hoer man, voer syn youwen ende bisprekinghe al dat sie het in Ferdingueer, leggende of rorende, quyck ende til, klederen
ende sulferwerck, uytscu<l>de ende inscu<l>de, ende al dat sie het to Ferdingueer,
bynne huse of bute huse, bihalven een koe van hoer koyen, daer Reynck die patroen
gheven sal to Wylsem voer hoe[r ***]a.
a
Een kort woord weggevallen, mogelijk: siel of: steed.
37
5
Item hiernae het sie erfe maket hoer broer van hoer lande daer leyt to Knossens,
[ende] daervan sal hi bitalen hoer bisprekinghe, afterdaden ende bokynghe.
Ghemaket ende ghescreven int jaer Ons Heren M CCCC ende neghen fyftich, op
Sinte Poncianus dach martiris.
In een tuych der waerheit so heb ic, Albartus fors., dit biseghelet int jaer ende
daghe als fors. is.
Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek
van Friesland, inv. nr 100. Met opgedrukt zegel: 6. In dorso: 1459.
22
1465 april 21
Broer Tyarkes zoen en zijn vrouw Yde
10
15
20
25
Ic, Broer Tyarkes zoen, ende Yde, syn wyf, doen kont ende kenlic allen denghenen
die desen brief horen of lesen sullen, dat dit onse begheerte ende leste testament is, dat
wi onse goeden die wi nu hebben of ons namals an comen moghen, dat wi die bruken
willen tot onser twier laester doet toe.
Ende na onser twier doet so begheren wi dat die kinderen die wi uutghehiliket
hebben, ende Alle, onse zoen die nu ter tyt to Anynghen woent ende professyt is, ten
eersten in den goeden sullen tasten ende daer eerst of nemen, ont dat si soevele van
den goeden hebben als die die alremeest tevoren van den goeden ontfanghen hebben.
Ende soe wat dan daer overblivet, sullen si tesamen ghelyc delen als susters ende
broeders tobehoert, mit mynnen ende vreden, uutgheseyt dat huus ende den hofstede
mit syn toebehoer. Ende waer dat sake dat Alle, onse soen, oflivich worde of uut deser
cloester <gaet>, so sal dat cloester van Anyngen vyftich scilde hebben van onse
goeden, als na onser beyder doet.
In een ghetuyghe ende vasticheit des brieves so heb ic, Broer vorscreven, dit brief
beseghelt mit myn eyghen zeghel.
Int jaer Ons Heren dusent vierhonderta vyf ende tsestich, opter octaven van
Paeschen.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Anjum, inv. nr 1. Perkament. Het uithangende
zegel in groene was verloren. In dorso: Iste laicus dixit in professione sua sic: quod si
recepero omnia bona mea ab utroque parente secundum istam literam, tunc sorores prope
Woerkum habebunt de bonis meis X sc. seu clinckerdos.
Druk: a. GPCV I, 610.
30
a
38
A: vierhonders.
23
1465 mei 30
Romko Aynge
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Anno a nativitate eiusdem Domini Mo CCCCo LXVo, die Iovis tricesima mensis
maii, indictione quintadecima, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini
nostri domini Pauli, divina providencia pape secundi, in mei, notarii publici, ac
testium infrascriptorum ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum presencia, personaliter constitutus honorabilis vir Romko Aynge, laycus dyocesis Traiectensis,
sanus corpore et mente compos, cogitans tamen se aliquando moriturus, cum nichil
cercius morte et nil incercius eius hora, omnis homo necessarie expectat, omnibus
igitur melioribus modo via iure causa et forma quibus melius et efficacius fieri potest,
suam ultimam ordinavit voluntatem seu ultimum suum condidit testamentum de bonis
sibi a Deo collatis, in hunc qui sequitur modum.
Primo Deo omnipotenti et Beato Francisco suam animam cum de corpore egressa
fuerit commendans, postfacienda et legata sua honeste virgini Bauke, sorori sue,
professe tercii ordinis Sancti Francisci, per districtum Ferwerdensem secundum
consuetudinem districtus illius et suum statum commisit distribuenda, cum tribus
lagenis servicie conventibus et sororibus in Ganawrd, in Bethleem et in Forswerd
equaliter dandis, cum ipsum ab hac luce migrare contigerit.
Insuper suos veros legitimos et indubitatos instituit heredes sororam suam Baukam
supradictam et Feckonem, filium fratris sui, in parte bonorum suorum, scilicet in
allodio iacente in villa vocata Jesselem, quod Anna Jukonis possidet de presenti,
valente singulis annis decem scutata antique monete in hura, ad usum vite eorum
equaliter participantium. Et post ipsorum decessum substituit verum heredem prefatorum bonorum conventum sororum in Wiswert, tercii ordinis Sancti Francisci prope
Lewerdiam, perpetuis temporibus retinendorum per conventum eundem, in quo seipsum offert donec vixerit permanere, et conventus viceversa debet eidem necessaria
victus et amictus ministrare.
Deinde Romko, testator predictus, donat Gaykoni libera donacione, filio fratris sui,
redditus quinque scutatorum antique monete in allodio Anye gued vulgariter nuncupato, hereditarie levandos, hac adiecta condicione quod sorores in Wiswert et
Gayko, filius fratris eius, dabunt et numerabunt realiter cum effectu discreto iuveni
Feddoni, filio suo naturali, quilibet XV scutata antique monete cum ad annos suos
devenerit maturos et boni regiminis comprobatur.
Demum retulit coram me, notario, et testibus infrascriptis Romko, testator memoratus, quod Tyamke, nepti sue, tempore contractus matrimonii inter ipsam et
Haringum Woldens pie memorie dedit castrum unum et castristadium cum redditibus
duorum scutatorum antique monete perpetuis temporibus fruendis, in quibus ipsam
voluit contentari, rogans Gaykonem et Tyamkam suprascriptos ut redditus et bona, in
quibus conventus substitutus est heres, libere permittant possidere in profectum anime
sue et omnium parentum suorum, ut omnia meritoria opera, qua in huiusmodi conventu salubriter fiunt, sibi et parentibus suis eciam prosint in remissionem peccatorum.
Hanc igitur ultimam suam voluntatem voluit Romko, testator supradictus, irrevocabiliter manere firmam et per nullam aliam si de post forte ordinacionem suorum
bonorum fecerit huic instrumento derogare, quod si et iure testamenti valere non
possit, valeat iure donacionis inter vivos, seu causa mortis, vel de iure codicillorum,
39
5
10
vel quovis alio iure quo valere posset.
Acta sunt hec in conventu Wiswert sepenominato, sub anno, die, indictione, mense
et pontificatu quibus supra, presentibus ibidem honorabilibus et discretis viris dominis
Jellarde, curato in Lewerdia, Dodone, sacrista ibidem, Alberto et Nycolao, presbiteris,
necnon Dodone Broderi, layco, testibus ad premissa vocatis specialiter et rogatis.
Et ego, Ripperndus Theodrici, clericus Traiectensis diocesis, publicus sacra imperiali auctoritate notarius, quia premisse ordinacioni ultime voluntatis sive testamenti
factioni omnibusque aliis et singulis dum sicut premittitur fierent et agerentur, una
cum prenominatis testibus presens interfui. Ideoque hoc presens publicum instrumentum, manu mea propria scriptum, exinde confeci et in hanc publicam formam
redegi, signoque et nomine solitis et consuetis signavi, in fidem et testimonium
premissorum rogatus et requisitus hec verba supraponenda, anno scilicet predicto
approbo manu propria.
<M.a.h.:>
15
Theodericus de Amsterdammis, notarius, fuit subscriptus sub signo.
Dominus Hermannus, pater in Wisswert apud Lewerdiam.
Actum in profesto Omnium Sanctorum, presentibus Engelberto Geerardis, famulo
meo, necnona Rodolpho Scaap.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (z.j. [15de eeuw] oktober 31, door heer Hermannus, pater van Fiswerd,
naar A?). RAF, Archief Klooster Fiswerd, inv. nr 1.
De naam van de notaris zoals die is weergegeven door de afschrijver, wijkt af van die
in het notariële onderschrift. Dit is wellicht het gevolg van een foutieve lezing van de
ondertekening. De voornaam (Ripperndus) kan bij voorbeeld als initiaal verwerkt zijn
geweest in een notarismerk en zo zijn ontgaan aan de afschrijver, die daarom het
patroniem aanzag voor de voornaam.
20
25
24
1466 mei 6
Doitia Albada
30
35
In nomine Domini, amen.
Arnoldus, personne toe Sneeck, doe kondt ende openbaer hoe dat in den jare Ons
Heren dusent vierhondert ende ses ende tsestich, op Sinte Joannes dach ante Portam
Latinam, ontrent middach ofte daerby, soe heeft Doitia Albada bedacht niet wissers
te wesen dan die doet ende onwissers dan die uure des dodts, om dan te sachten den
toern des strengen rechters, al was hy sieck van lichame, nochtans was hy gesont van
sinnen, ende heeft geordineert ende gemaeckt, puierlicken om Godts willen ende
salicheyt synre zielen, syn testament ende laeste wille, in myn andtwordt ende de
tuighen naegeschreven, in manieren als hiernae volget.
a
40
Hierna doorgehaald: Johan Johans soen, famulo Gerardi.
5
10
15
20
25
30
35
Int eerste bigeert hy syn legherstede in der kercken toe Sneeck voor Ons Lieve
Vrowen outaer, ende heeft der kercken vors. besproken een schildt ouds geldes. Item
den personne aldaer een postulatsgulden. Item heer Tada een halve klinckert. Item
elcke priester aldaer een pondt.
Item toe Hospitael, Thabor, Oudekloster ende Nyekloster synen hingst, toegelicke
toe delen. Item toe Betanien in Sneeck tuie postulatsguldens. Item die vier biddende
orden elcs een pondt. Item toe Rordahusum drie klinckerts. Item toe Rawert drie
klinckerts. Item toe Irnsema toe die personaetschip tuie pondemate landts, leggende
in de personnes landt. Item die jongerschip toe Irnsem een acker die by die jongerpriesters huys leyt, ende den mollenwier. Item elcke kercke in de Hem tuie flamsche,
halff die kerck ende halff die priesters.
Item soe maeckt hy erffgenamen syn kynderen in al syn ander guedt die hy
afterlaten hevet, in sulcken manier als hiernae geschreven staet. Int eerste soe sal
Rienck, syn zoon, hebben hondert pondematen landts in Latingha gued toe Wywert.
Item Lyuwa, syn zoon, hondert pondemate landts toe Flansem. Item Syt, syn dochter,
dat groete guedt toe Abbinghawier. Item Hilke, syn dochterb, dat gued daer Ids op
woent toe Abbinghaweer.
Item fort soe sel Saepc hebbe Idsingha gued ende alle andere gueden die Doitya
ende Saepd tegader beseten hebben, toe hoer lyffstond. Ende nae haer doedt soe sullen
Rienck ende Liwa vors. disse gueden vors. toelika delen, ende Rienck ende Liwa
melkanderen gelick rekenschip te doen van alle andere gueden die de vader voor hen
in voortyden uutgeleyt heeft. Item soe sal Saep opboeren die renten toe Flansem toe
haer lyffsstond, voer Idsingha gued, daer Liwa opboeren sal tot haer lyffstond.
Item soe wil Doitya vors. dit testament ende laeste wille vast geholden hebben in
alle synen articulen, ende befestiget hebben met sulker fasticheyt daer men
testamenten, laeste willen ofte codicillen mede befastigen mach in beyde rechten,
geestelick ende waerlick.
In orkonde der waerheyt ende wasticheyt des testaments ende laesten willen soe
heb ick, Arnoldus, personne vors., myn zegel hieraen gehangen. Ende om meerre
vasticheyt soe hebben wy, Zackae Rennaerda, Liwa Ogha zoen, Wiba Zacka zoen
ende Goslick Waltia zoen, onse zegelen als tuuchsluyden hier mede aengehanghen.
Ende wy, Jancka schroer ende Dirck goudtsmid, meede tuuichsluyden, want wy op
disse tyt selven geen zegel voeren, soe hebben wy beden heer Tado, conventpriester
in Sneeck, dat hy syn zegel voor ons hier mede wil aenhanghen, dat ick, Tadeus vors.,
om Jancka ende Dircks vors. beede wille geern gedaen hebbe. Ende disse zegelinghe
van ons allen vors. is geschiet in den jare, daghe ende uure als vors. is.
Die principale van desen, geschrewen synde in fransyn, was befesticht met ses
onder uuthangenden zegelen van groenen wasse ende an dubbelen steerten. Onder de
princepale copie stondt: Gecollationeert tegens tprincepael van desen, synde
40
a
b
c
d
45
e
Hierna doorgehaald: drie.
syn dochter lijkt doorgehaald.
Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Saepck.
Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Saepck. In de marge, m.a.h.: By
olts Sacq, ende is van Douma geslachte weest.
Door dezelfde hand maar met andere inkt verbeterd in: Zaecka.
41
geschreven ende befesticht als boven, behalven dat een van den zegelen vors. was
gecorrumpeert. Is daermede befonden te accordeeren by my, ter ordonnantie van den
Hove. Onder stondt: Joupe, met syn linyen.
5
Nae collatie gedaen, is met gelicke copie, befesticht ende ondertekent als boven,
befonden te accorderen by my, onderges. secretaris. Op de ander syde stondt: Heercke
Jouke zoen.
<M.a.h.:>
Desen met de voors. copiaa gecollationeert, is befonden daermede taccorderen, in
kennis van my, notaris,
<ondertekend:>
10
Van Loon.b
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (z.j., door Joupe, naar A). Niet voorhanden. - C (door Heercke Jouke
zoen, secretaris, naar B). Niet voorhanden. - D (1620, geauthentiseerd door notaris Van
Loon, naar C). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 67. Opschrift: Copia copiae.
In dorso: Copia van salighe Doitya Albada testament, met noch sekere acte van attestatie
op dander syde. 1466.
Op de andere zijde waarnaar wordt verwezen, staat OFO IV, nr 165 (1507).
15
25
1471 november 13
bevestigd 1472 februari 10
20
Wlck Wyghersma
25
30
In nomine Domini, amen.
Dit is Wlck Wyghersma testament jefta leste willa, deer hyo macket hath by
voerdrachter sin, by gaen ende by staen in her cranckheet ende met een goede
memorie, om heer siele sillicheed ende om alle twydrecht dier falla mocht twyska her
kinderen ney her daed, toe beggherien.
Int aerst befelt jae God ende Sinte Marie ende Sinte Michiel her ziel, ende byjerret
toe resten ende lidzen op Sinte Michiels hoeff in Almenum, ende bysprect dyo patroen
enen gulden rinsgoelden, ende deertoe een steed byt ghesthuys, dier Hans nuu ter tyt
op wennet.
Item dat Bura gesthuys. Item Geertruud een lyttick stuk land deer leydt by Sinte
Geertruud land op Suura fiolda. Item Sancte Marie ende her apostel elck een pondt
a
b
42
voors. copia verbeterd uit: principale.
In de handtekening verwerkt de getallen: 40 25 4 40 1620.
5
10
15
20
25
30
35
40
waegs. Item een tortizaa in dae eera des Heyliga Sacramentis. Item toelyff jeeradeel,
dier Rippert bytellya schel van Ripperts huus, ende deerney een kw voer een joega
memorie, ende dyo schel Hilck betellye. Item dae presteren, als dy persinna een
postelaet, her Henrick een goldena, dae ora presteren elck twa pond, her Johannes
Rutger zoen een hael goldena, ende dae coster elck een pond. Item wr Barradeel elck
tzerck twae flaemsck, elcke prester een butter. Item dae conventen toe Lyodengeztiercka, toe Aenygum ende toe Thabor elck een postulaet. Item daer bidde oerden
elck een lepen koern. Item her Aernt toe Hitzum een postulaet. Item her Sibrant toe
Mynnertsga een pond, her Humma soefulla.
Item Thete, Wlbid Pieters dochter, een suart roeck, ende Sibrant, her bruer, eenen
rinsgulden jeft als hy uuttylt toe wyen.
Item jae bisprect Jetke, her kindtskint, toe syn lyffstondt dae landen toe Bengeterp
deer Bengeterpstera landzeta nuub in syn heer haeth, ende ist seck dat hy to huus
compt, so schil dat tweer leerd juristen ordinerie hat hem blicka mey fan sinen
altvaders gueden. Item op dys pont neenpt jaet op her wolverren dat hye naet ther tyt
haet oennomen dyo baer dier her Lolle, persinna in Almenum, dem God nedich zee,
ende maester Dirck hetet barret, als dat Thette kinden scholden staen in haere moeders
steed.
Item soo het joe besprytzen Rippert int aerst Rippertsma huus ende hoeff, myt huus
ende steed deerby, ende dae steden op dae Laenen ende dat land by da Stena porta
ende twira cunenagonhc in Rippertsma feen by den Hoerd fenna ende dat land in dae
Scher, alsoe graet soe dat leyt, ende dae Hillen.
Item Hilck Heynnama huus ende huusstede. Item Hilck eenen tax om enen seck
dier persinna ende her Aernt wol wyten. Item Hilck schil bitellya dae bokingae ende
tiaen schilden dae schamela lued, by persinna ende heer Aernts reed, ende jae schil
habbe dat land op dae Aeylim deer Sibrant sweednota is. Item ist seck dat Hilck uut
Harns besteget ende toe Harns naet bliuwet mitterwen, soo schil Rippert dyo feen
allinne habbe, ende Hilck deervoor ora landen, by vriondna reed.d
Item alle ora gueden, reppelick ende opreppelic, land jefta sandt, Rippert ende
Hilck lycke ervan, uutseyd van dae clenodien, dier Wlck hiar selff al witha leten hath.
Dit testament jefte lesta wille toe halden als enen <testament> jefte codicil alst ney
dae riucht heert ende alderbest en macht habbe mey, by der pena deer dat riucht van
seyt hockera van dae kinderen dat naet halt.
Dit testament is mecket in orkenscips andert, daertoe ropt ende beden orkenschip
toe haeden, als her Wlbid, persinna in Almenum ende testamentarius, her Aernt,
persinne toe Hytzum, ende her Hendrick, vicarius perpetuus in Almenum, ende
Sybrant Jacop zoen, burger in Herlingen.
Int jeer Uus Heren Mo CCCCo ende een ende tsantich, op Sinte Brixeius dey
episcopus. Ende voerd op her lest conformeret int jeer Uus Heren Mo CCCCo ende twa
ende tsantich, op Sinte Scholastica dey virginis.
In orkenschip dis testamentis ende weerheed soo habba wy, Wibodus, Arnoldus,
a
b
c
45
d
e
C: fortiza.
C: wr.
C: turenagong.
Hierna doorgehaald: ende jae schel habbe dat land.
C: tyck.
43
Henricus ende om beda willa Sybrins voors., als andirt orkenen dit brieff bisiglet mit
uus siglien.
Op Sinte Scholastica dey vors.
5
Onder stont geschreven: Hieronder waeren geset twee segelen, dwelcken segelen
enen weynich gecorrumpeert syn. Geconcordeert met den principaele.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B).
RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2040.
Druk: a. De Boer, ’Oorkonden Van Sminia’, nr 12. - b. OFO I, nr 219.
10
26
1472 maart 12
Teeta Jellama
15
20
25
30
35
40
Inn den nama Goedes, amen.
Dit is Teeta Jellama testament ende lesta willa, provener, wenhafftich to Hasscha
convent.
Int aerste toe Westermeer vyff pondameta landis, lidzende by dae Cromma
Gheuwe to Westermar. Item Wthie Popka wyff in dae Horna schel habba VII pondameta in dae Horna bynna dae Gauwes tynyngha. Item Eebe Jourikes wyff op dae
Haula schel habba twa pondameta toe Ottingha weers eynde. Item Intie Sythia wyff
schel habba een pondameta in Foppa korta meeden. Item sauwen pondameta op
Hasscha meden toe aesta Bandslaet schel habba Alle, myn huusfrouwe, toe her
liwesstonde, ende ney her daet soe schel dat Hasscha convent habba. Item achte
pondameta by Ottingha waers eynde ende ffiordahael by dae Geuwes tyningha, deer
schel Alle, myn huusfrouwe, dae sex fan habba. Item Alle, myn huusfrouwe, schel
habba twira pondameta by Bauwingha tyningha. Item Bonthie Lutiens wyff schel
habba III pondameta toe eynde nest Liobbe Romkama meeden. Item Hasscha convent
schel byhaelde tria ende twintich aelda schilda van uutleyda goet. Item dat goet toe
Tzerckes slaetis eynde, deer Eema op wennat, dae helft mey syn toebyheer schel
habba Hasscha convent, ende jae deervoer ffol toe dwaene in al dae reguleersclaesteren van jara orda. Item grata Douwa toe Westermeer schel habba oerhael
pondameta by da Cromma Gauwe.
Item Alle, myn huusfrouwe, myn besta hoythia. Item een bord mey syn tobyheer
toe Hasscha convent mey foor dae aerma lioede op te slepane.
Hyr habbet wr ende oen wessen als orkenen Lieppa to Dykom, Douwa Ronkama,
Gherka, Broer, Hermen ende oer fula goede mannen ende frouwen deer syn frionden
ende nyften weren.
Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXII, op Sunte Gregorius dey.
In een tioch der wirde soe hab ic, her Ema, nu ter tyd commelduur toe Nes, des
lettera deys ney Holligha Tree Koningha, dit testament screuwen fan werd toe werd
uut Teeta Jellema testament, deer ick dae ter tyd mey my selves hand was scriwende
dat Teta, den God nedich sie, dit testament was meckiende, want ick dae syn persona
44
5
was ende hem syn bicht heerde ende dat Heylighe Sacrament hab brocht ende hab hem
ter moelda bystegha als men een crysten menscha schildich was toe dwaene.
Om mara festicheed disses breuwes soe hab ick, her Eema, kommelduur vorsc., dit
uutscrifft bysigla mey myn selfes sighel.
Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXXVIII, des deys als vorscr. is.
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1488 januari 7, door heer Ema, commandeur van het Duitse Huis te Nes,
naar A). RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 5. Perkament. Het uithangende
zegel verloren.
Druk: a. GPCV I, 649. - b. OFO I, nr 223 (B onjuist gedateerd op 1488 januari 8).
27
1472 augustus 28
Fosse Aylycama
15
20
25
30
35
In den name Godes macke ic, Fosse Aylycama, myn testament, in jar Ons Heren
M CCCC ende LXXII, des vrydages vor Sunte Johannis decollacionis.
In erste dat ic bocke ende legge hilligen ende heren to ene koe de is to Butepost.
Item to Lutkepost I schilt van olde ende nye bokynghe. Item to Kortwolde I gulden.
Item de presteren to Gherkiscloester I tunne byers ende I punt wass in de koesterie.
Item to Vrouwencloester I tunne byers ende I punt wass in de kosterie. Item Sunte
Gungel I punt was ende I gulden in witten doeck. Item de broescap to Groningen ende
to Wynsem elck I gulden. Item IIII mercken sal men rechtverdighen.
Item IX ense landes upt Uuthlant sullen Yette Bynnama kynderen hebben. Item
XXIIIII schilden in lande ende dat lant sal <hebben> Meynd Aylycama ende dyt lant
is koft ende wal betalt in Uuthpostme meden. Item XX schilden in ghelde sal hebben
Yelte, de Ment Ballama schuldich is ter Horst. Item vor dyt vors. heft Bror Aylycama
ontfanghen XL olde schilden. Item in de Strenghen I pundemate landen, de sal Yelte
hebben. Item Yelte is syn vaders gued al betalt. Item ic hebbe van Yma I sulveren
reme, de sal Meynd bewaren alsolanghe als Onne een wyf nymt. Item Remmie ende
Galtye elc III gulden. Item Fosse heft to Wygers hues I bedde, I spynde, I pot, I sytten,
I yye, I lam ende XIIII floreni. Item Leeke sal hebben III gulden van den huesen.
Hyr hebben by ghewest als togheropen tugen: Yma, Myend, Albert ende Watto to
Dychusen.
Ende omme merre vestycheyt des vors. testament so heft her Eysso, myn
bychtvader, dyt bezegelt um mynre beede wille.
Int jar etc.
<M.a.h.:>
Ego, Johannes Wycheranii, prepositus Hummercensis, presens testamentum
confirmavi per sigilli nostri impressionem.
40
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 157. De twee opgedrukte
zegels, dat van heer Eysso in groene en dat van Johannes Wycheranii in rode was,
verloren. In dorso: Testament van Fosse Aylcama.
45
28
1472 november 11
Wattia Harinxma
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In derr namma Godis, amen.
Kuud ende kenlick so seet alla gueda lioden deer dit brieff schelleth syaen jefta
heret lessen, dat dy eerbera man Wattia Harinxma, fan der gracie Godis sondt fan syn
synnen ende verstant, al was hi teder van lichaem, hattet dygherlike bitocht datter nen
tingh sikerar is dan dy daed ende naet onsikers dan dy ura des dadis, ende datter
nymmen op eerda is flaschelic deer dat ordel Godis weerstaen mey, so hath Wattia
foers. int jeer Ons Heren M CCCC ende LXXII op Sancte Martens dey, twiska alva
ende toliff uren, bi rede syns biechtfaders, macket ende ordineret syn testament ende
syn lesta wolla, in maneren als hyrney scrn steed.
Int aerst soe mecket Wattia foers. syn efta kynden eerwen alle synre goeden, replic
ende onreplic, uutseit syn twa dochteren deer wraldsch syn. Dae dochteren scellat mey
een hant toetasta ende dae kneppen mey twam handen, uutseyt Sytg, syn dochter. Ist
seeck dat hioe uut dae claester gheet, soe scel hioe habba also fulla als een fan dae ora
twa dochteren. Ende ist seeck dat Sytg int claester blyut, soe scel hioe habba also alst
her moeder mecket hath, deer hi festicheit op jouwen hath. Item soe scellet syn eerwen
kost ende scada tolika staen fan alla secken, elkerlyc na graetheit synre goeden. Item
jeff Hilke, syn dochter, enighe goeden uutwysd weer fan syn goeden in her birnze,
hioe dat tofara off to korten in her eerffschip fan her deel. Item so scel Wibrich, syn
dochter, habba tyen postlaetsgulden jeerlix renten. Ende Kathryn, syn dochter deer
Ebel moeder toe is, scel habba acht post.g. jeerlix renten. Ende dat scelleth hia togara
habba uut dat gued to Golthum, deer Symon Gherbren zoen nu op wenneth. Mer weert
seke dat entra fan disse twam kynden stoer jefta albeid sonder blikena berth, soe
scellath disse foers. renten ende goed weerkomma oen dat bloet deert fan uutkommen
is.
Item soe scel Pieter, syn sen, habba dat slot to Slaet. Ende ist seck dat Renick, syn
sen, to boesta comt, so scel Pieter hem an ora wey also fulla jaen als dat hael slot
wirdich is. Ende weert seeck dat Pieter sturff sonder aefta kneppa kynden, Renick dan
dat besit fan dat slot to habben, ende Pieters famna bern weerom to dwaen als Pieter
Renick dwaen scel. Ende ist seck dat Pieter dit foers. slot naeth bywanya wil jefta
naeth bywenneth, soe scel Renick dat slot habba ende Pieter weerjaen als Pieter hem
scolda dwaen.
Item soe byjarreth Wautia op Pieter, syn sen, ende alla syn ora kynden, dat hia alla
dae breven ende festicheed steed ende fest ende onforbreclic scellath halda, hit sie fan
landen, husinghe jefta schilda, jefta weerfan datse sie, naemd jefta onbinaemd.
Item so byjerreth hi syn legherstede to Hospitael, ende hia scelleth selff to
Hospitael bykostghia den steen opt greff ende dat houwen, ende hia scelleth habba
twintich post.g. Item foert so jout hi den commenduer to Hospitael een rinsg. Item den
prior ende her Hoytie elc een ghelresg. Item da ora presteren altogara deer int convent
sint, elkerlyc een post.g., ende hyrvoer schellet hia dwaen ende to grave gaen als men
een oer conventsbroer deth.
Item dy patroen to Snits Sinte Marten XIIII clinckerden. Item dy persynna to Snyts
een ghelresg. Item her Agga een philipsschilt. Item elke capelaen een gouden
arnoldusghulden. Item her Johannes persynna broer tria pont. Elke prester oers in da
grata tzercka twa pont. Item dy patroen to Hloyngum een clinckert. Item to Golthum
46
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dy patroen een clinckert. Item to Goyngum dy patroen een clinckert, ende dae ora
tzercka in da Fyff ghaen elkerlyc een hael pont. Item elke personer fan Hlyongum, fan
Goyngum ende fan Golthum elkerlyc twa pont. Item dae fyouwer biddenda oerden
elkerlyc een post.g. Item dyo tzercka to Slaet ende Wikel elkerlyc fyoer rinsg. Item
to dat Sacramentshuys to Snits twe rinsg. Item dy preceptor van Hou XVIII post.g. fan
syn oerde weghen. Item dat armehuysken to Snits een nobel des jeers uut Berdwera
gued. Item Uus Liewa Frou to Snits een rinsg. Item dy prior to Waldsend tria pont,
ende dae ora presteren aldeer elc twa pont. Item to Nyaclaester een ton coyts ende
fyoer rinsg. Item to Sydsinghawier een nobel. Item dae littia tzercka to Snits een
nobel. Item dy prior in da littia tzercka twa punt, ende elc prester aldeer een punt. Item
dy persynna to Wikel I post.g., ende elke jongheraprester aldeer twa punt. Item off
Wattia off Sacka, syn wyff, aet foersumet habbet om tiden to bringen to Wikel,
deerfoer scel dy persynna ende oer presteren habba tweer post.g.
Item alla schielden deer Bocka, uus fader, schieldich is deer bywiselic is, dat wol
ick dat myn eerwen foer den trimdel deer fol foer dwe.
Item soe wil Wattia dat alle disse foers. puncten foldeen wirda eer ymmen fan syn
eerwen dat eerffschip oentast. Ende weert seck dat ymmen fan syn eerwen dit
testament inbreeck, die scel syn eerffschip foerbert habba. Ende dit deer foers. is, dat
wil Wattia dattet syn testament ende lesta wolla see, ende wil dattet standfestich
blyuwa ende halden werde. Ende meyt naeth halden wirda als een testament ney dat
riucht, soe wol hi dattet allyckwal halden wird als een codicil off een utersta willa, hoe
dattet aldeerto best daghia mey ney syd ende pliga. Ende al weer deer dae solempnitaten naeth halden ney dae ruucht, soe wil hi allycwel dat dit testament off codicil
off utersta willa naeth scel scaedia, mer dattet stantaftich blyuwa.
In een tuuch der wird soe hab ick, Wautia foers., dit testament off codicil off
uterste wille bisiglet met myns selvis sigel. Ende want wy, her Johannes, prior to
Hospitael, her Gauke, her Jan persynna broer, Hera Hans zoen, Dirck Syurd zoen ende
Jan Jan zoen, hyr by, wr ende oen habbet wessen als toeropen orkenen, soe habbet wy
dit brieff mey bisiglet met uus selvis sigel.
Int jeer Uus Heren M CCCC ende LXXII, op Sinte Martens dey.
Super quibus omnibus et singulis premissis ego, notarius subscriptus, fui a
prescripta domina diligentissime requisitus, ut sibi unum vel plura, totquot ad predicti
negocii aut cause cognitionem fuerint neccessaria, conficerem instrumentum aut
instrumenta, quod ipse ad sepedicte instantiam libens peregi.
Acta sunt hec in civitate Snekensi, anno et die mensis quibus supra, in presencia
testium fidedignorum ac ecclesie Beati Martini Snekensis sacerdotum Cornelii
Johannis ac Coenradi Bloem, ad premissa seriose vocatorum et rogatorum.
Et quia ego, Folkerus filius Symonis Haghedoern, clericus Traiectensis dyocesis,
publicus sacra imperiali auctoritate notarius iuratus, premissis omnibus et singulis una
cum prescriptis fidedignis testibus dum sicut premittitur pre predictam dominam
Wyttiam honestissimam fierent et agerentur presens interfui, eaque sic fieri vidi
necnon testamentum Wauttionis Harinxma, sigillo suo proprio sigillatum, propriis
luminibus conspexi, ideoque hoc presens transsumptum, transscriptum seu publicum
instrumentum exinde confeci, quod propria mea manu verbatim fideliter ex originali
testamento sigillato excopiavi, in verum conscripsi et in hanc publicam formam redigi,
quod manu mea propria signoque meo solito et consueto testor ac protestor, ad
47
premissas specialiter vocatus et rogatus, in fidem et robur omnium singulorum
premissorum.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de eeuw, door notaris Folkerus Symonis Haghedoern, naar A). RAF,
Archief Klooster Hospitaal, inv. nr 18. Perkament. Het aangekondigde notarismerk
ontbreekt. In dorso: Wautia Harinxma testament.
Druk: a. OFO I, nr 232.
5
29
1472 december 31
Thiemk Holdinga
10
15
20
25
30
35
40
In den nomma Godes, amen.
Ick, Thiemk Holdinga, cranck fan lichamme, men witlick ende fulmachti<c>h
mynre fyff synne, markende ende wrtracteriende datter naet sekera is dan di daed ende
naet onsekera dan dio wre des dades, ende om een affnymmynghe des twispans, kyff
ende schilinge deer deer schaen mochten om myn eeffterletena gueden twisscha myn
kynden ende eerwen ney myn daed, so dwe ic, Thiemk fors., kued, kanlick ende
oppenbeer alle lioden mit disse jenwirdiga scriffte dat ick hab macket ende makie myn
testament off lesta wille, in jenwirdicheed der orkenen deer ick aldeer besonderlinge
hab to beden ende ropen, deer harra nommen hyronder screwen staet.
Int aerst so wil ick dat Botta, my<n> soen, schil wessa di riuchta eerwa al mynre
neyletene guede, til ende ontil, replick ende onreplick. Ende so schil Botta habba da
bernt mynre siele ende der owr sielna deer wy schyldich sint to bigaen, ende so schil
Botta bitellia da legata off bokinga deer ick helgum ende herum ende fraemde
frionden bispritzen hab.
Item so set ick Dode, myn dochter, eerwa to wessen to Wopkama stathem to Jaringahusem. Item to dat gued to Ferwert in da Rypp ende dat gued to Westerbenthum
ende dat gued deer Balle ter Loen up sit. Dissen fors. gueden schil Doede, my dochter,
altogara habba sonder bernth der seelna ende der schyldena. Ende ak schilse fry habbe
al hir selwerwirck altogara. Ende aldeermey schilse schioed ende schaet wessa fan al
myne gueden ney myn daed, hwant ick in foertiden aen macka hab macked deer Botta
is scadelic wessen, deer Doed da gueden fan hath. Aldeerom off Botta nu maer heed
dan Doed, deer schil Doed nu mey tofreed wessa. Ende hab ick enerleye onthetinga
deen deer Taka off Doede off harra kynden Taka dochter to bireden off to birnlsien,
deer hia fan sidza willet, deer ick naet fan weet, dat roep ick weer, ende wil dat dio
onthetinge se fan nenner wirden.
Item so lids ick to Tiepka, myn aeffte man, sawen marke rante to syn lyffstond to
da tarp deer Liuppa up sit. Item so reek ick Thiard, myn broers soen, dat gued deer
Hylke to Tarp up sit, deer is fyff ende twintich golden rante, ende dat sofyr so Thiard
aeffte kynden foerd thiocht, ende is dat naet, so schil dat gued weer infala up Botta off
syn eerwen, ende Botta dat gued to bruken ende to bysgien al ont Thiard upcompt,
ende him aldeerfan to reden ende to feden. Item so lids ick to Renke, Botta lichtera
dochter, toleff goldenna ranthe, deer Robba uppa Dyck up sit, ende dat sofyr so hio
aeffte bern thiocht ende eeffterlet, ende stortse sonder aeffte bern, dat gued weer in to
48
5
10
15
20
25
falen up Botta ende syn eerwen, ende Botta dat gued to bruken ende to bysgien al ont
Renke upcompt.
Item so jow ick den steed deer leit to Dockum by Aelthie Doynga hues, in dat arme
jesthues tho Dockum. Item so reek ick to da tredde leen to Collum, als to Ghoenga
leen, to ewige tiden toe twintich pondsmeta landes, hwelk land Saesscher to Tarp
bruken is. Item so lids <ick> to dat leen tho Aelsum tween eckeren lands, lidzen by
da Sandforda by da buren to Alsum. Item bet aen halen goldena rante to ewige tiden
in da guede deer Jeppa up sit, foer da ewige bede. Item so lids ick toe da patroen to
Aelsum to ewige tiden aen rynschgolden rente in da gued deer Jeppa up sit. Item ist
seck dattet fierd leen wart foerd stifft to Anyngum, so jow ick aldeerto aen rynschgolden rente to ewige tiden. Item so lids ick to Andla uppa Swaech da treddehale
pondsmeta landen by da Birch to Dockum. Item so hab ick owrs bokinga ende legata
bispritsen for myn seel, deer ick owrs bescriwa leten hab.
Dit is myn testament off leste wille, dat wil ick datma hald als screwen riucht. Ende
mochtet naet dagga als een testament, so wil ick dattet daeg als een codicil off als een
oer leste wille ney da screwena riucht, aldeert best dagga mey. Item hab ick enerleie
testament off lesta wille off schickinge off ordineringe in foertiden macket, dat roep
ick weer, ende wil dat allynne dit testament off lesta wille schil aen stael habba ende
oers nen.
Dit hab ick macket in jenwirdicheit der orkenen deer ick aldeerto besonderlinge
beden ende ropen hab, als her Tiard, personna to Aelsum, maester Botta ende her
Claws, presteren to Anyngum, Hibba, Watta, Jeppa ende Abe, gamegen to Aelsum.
Dissen fors. orkenen hab ick beden elk besonderlinghe dat hia dit testament off
lesta wille willeth biseglia. Ende hwant dit in der wird aldus is als fors. is, so habbet
wy, her Thiard, Hibba, Watta, Jeppa ende Abe forg., beden den ersamen her Jacop, abt
to Dockum, dat hi syn contrasigillum an dit breeff hwinsen hat om uusen bede wille.
Ende wy, maester Botta ende her Claws fors., habbet elk uus segel mey an dit breeff
hanget.
Int jeer Uus Herens tusent fiowrhundert ende twa ende tsawentich, up jeers jond.
30
Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr
874. Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Tzyemck
Holdingha testament.
Druk: a. OFO I, nr 235.
30
35
40
1473 april 23
Yde Heringhe
In den namme Godes amen.
Dit is Yde Heringhe testament ofte leste wille, deer hyoe hat macketh by sonda
lyff, gonghen ende staende ende machtich her sinnen, wrtenzene dae sykerheid dis
dades ende dae onsykerheid der ure dis dades.
Int aerst so bifelt hioe her seel Gode van hymmerick, ende byerret her leigherstoe
bi Sinte Laurencius to Rawert, ende bisprect aldeer voir een ewich memorie den
patroen ofte d[ir] tzerke twen rinsghe goldenen jeerlix, int ewich toe durien, ende
49
5
10
15
20
25
30
35
40
45
bihlestighet dyrmey tolif pondameta landis bi der Krenze. Ende hioe mecket een
aedeel, deir bilestighet hioe mey Krenzera gode, ende hioe wil dat dae presteren to
Rawert buppe dit vorsc. aedeel scillet habba elkerlic twer flaemsck. Ende deerfoer
scillet hiae op her jeirwand songhe vigiliea, ende wirde deir nen vigilie songhen,
dyjen deir wenneth to Krens dae acht flaemsk om Goden wille to jaen. Ende hoecke
prester naet comt ty dae vigilie, hy naet to habben, ende syn deel om Goden wille to
gaen als vorsc. is. Item hio bispreck Sint Laurancius tien pondameta landen wr dae Fer
bi dae tzercburen to Rawert, deir Elbrich backster nu hat to hyr. Item Lotstre gued, soe
graet alst is, hieten XXX ofte tria ende tritich ponsmeta, ende fyftien ponsmeta deir
Sywert hat op der Krake, ende aeck fyff ponsmeta hieten in Walta fen, uutcommen fan
Gherlifsma gued, wel Yde dat wesse scillet ende blywe int ewich toe aen presterprowena. Ende dy prester self wyn ende oblate to halden oem syn ayn huus staende
to halden.
Item elke tzerck ende elke prester in den Hym twer flaemsk. Item to Nyeclaester,
to Haeske, to Nesse, to Aylsym, elke claester een clenkert ofte een tonne biers. Toe
Spitael, toe Taber, toe Aldeclaester, te Ogeclaester, opt Sand, to Lioentzerke, to
Aenghem, to Bayum, to Wiswert, to Berghen, elke claester een hael klinkert. To
Lidlum een rinsg. goldene. Elke biddende oerde een hael ton rogghe, dae observanten
also fulle. To Mantchum, to Deynum, to Mersum, to Wynsum, toe Halm, to Witmersum, op Aemland, elke tzercke een pond, elke prester een flamske.
Woertmeer so mecket Yde eerwen her godis Haya, her sin, ende Sasker, her
dochter zen, onder manieren ende deelscip hyrney scr., also dat Sasker, her kynskynd,
sol halda Syordema gued to Mantchum, also graet alst is, mit al syn tobiheer ende
mith dyn hlest tir tzerke, als elke prester ende dyr tzerke jeirlix en flaemske. Ende
dyrto bisprect Yde twae pond waxis van dit voirs. gued, deir barne scil voir dat
Heilich Sacrament to Mantchum, ende dae jeerlix, ewlick to durien. Item deirto scil
Sasker habba van Yde eerfscip Aesgheme gued ende Doyemme to Mersum, mey al
hiara tobyheer, uutseid den steen fan beedae stenzen, deir Yd selven hat forcapeth.
Ende Sasker bytallie den hlest tir tzerke. Ende to dyn alde hlest bisprect Yde fan
Aesgheme gued jeerlix twa pond waxis, to bernen foir dat Heilige Sacrament to
Mersum, durien int ewich. Ende so byerret Yd datse sie mey Aesghen, her fadir, to
Rawert, to Mantchum ende to Mersum in dae joegha beed. Woertmeer wil Yde dat
Sasker scil habba Lyouleme gued, deir Eelck, her zen, in foertiden Haya, syn broer,
joe toe bernlins. Ende ist seck dat Haya dit gued Sasker naet wil lete fulghe, so scil
Sasker habba tryttich pondemeta to Gerlifsma, bute dae statten. Ende mey disse vorsc.
landen scil Sasker tofreed wessa van al Yde erfscip, replick ende onreppelick. Ende
weert seck dat Saskir voirs. storf sonder efte kynden ofte kynskynden, so wil Yde dat
dae twen deelen van Doyemme gued, Aesghema gued ende Lioulema gued weerom
falle ende erwie op Yde neste erwen, ende dy tremdeel alst dy daed brenct. Item so
scil Sasker bitellie den trimdeel van Yde scilde ende boekenghe, ende hi nen renten
to berren van Mersumma twa gueden eer dae scilden ende bokinghe syn deels bitellet
sent.
Item Haye, her zin, scil habbe alle oer gueden dyr hyrtoferra Sasker naet to sint
scroen, alsuck als hya zent in stenzen, huusen, stoe ende statten, land ende sand, in
a
50
Hierna: Ende hoecka fan dae presteren naet comt ty dae vigilie. Deze passage had
moeten worden doorgehaald, want hij vormt het begin van de volgende zin.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
elke loech deir hiae lidzet, reppelic ende onreppelick, quick ende claed, gold ende
silver, alsuck alst Yd leth ney her liaeud, mith eer ende feir, ende mith dyn hlest in
elke loech, uutseit Take gued to Berns, dat hald Yde oen herself, ende wil dyrmey
dwaen her wille to bisprecken toe laughien, bi her persinne reed, hweer hioe wil.
Item so wil Yde dat dy prester dier is op Herenghe leen, hab dis jeirs een postelaet
van Scerweirstera gued, ende dat dier jeirlix wert joen twa pond uaxis, to barnen voer
dat Heilich Sacrament, in dat ewich bede to durien. Ende fan Siengweir scilme jaen
dis jeirs een postelatusgoldene arme lioedem oen scoen, in dat ewich. Ende fan alle
oer gueden scil Haya dy hlest bitellie ter tzerke, alsoe als dierop leit off in foertiden
dierop leid is. Ende hi scil bitellie dae tweer deelen van Yde scilden ende boekinghe,
ende dae inscilde allenne opberre, ende nen heir opberre fan Heringhe ald gued ende
Scerweirstra eer dae scilde ende boekinghe sent bitallet. Ende ist seck dat deir
oenspreck comt oen Mersumma gueden, Haye dat tolike mit Sasker to wranderden,
mer in alle oer gueden scil elkerlick syn aeyn gueden bescyrme, ende dyn hlest bitallie
deir op dae gueden leyt als voerscr. is.
Dit voirs. testament wil Yde dat machtich sie ende hab een stal ney alle riuchten
een testaments, een codicils oft een oer leste wille, ende hioe wil dat Haye ende Sasker
mith disse voersc. testament see deeld, scoed ende scaeth in al her gueden ende
erfscip, ende det elkerlich hald dier hy in foertiden op hath berd van Yde voirs. in
jeften ofte birnddels gueden, ende deermey see toefreed.
Aec soe wil Yde dat Haye ende Sasker dit voirs. testament halde sonder wederspreeck ende infyuchtenghe. Ende weert seck entre van hyarem oft emmen fan hiare
weghene wolde onriuchtelic ende onreedelic dissen lesten wille infyuchte, jeft odirs
gueden wieldelick bisitte ende byseete, buppe Yde wille eer her daed, ofte buppe dit
testament efter her daed, scydit fan Haye weghena, Scerweirstre gued dier Renick op
wenneth, ende schidit fan Sasker weghena, Mersumma twa gueden dat to hoden. Ende
fan hoekera weghena dae wield deen waerde oft dat testament infuchten, hy syn
verberd toe habben van disse gueden voirs., ty dis ora byhoeff deir dat testament
hielde ofte dae wield lith.
Scryowen ende macketh is dit testament oft hleste wille int jeer Uus Herens thusent
fyouwerhondert ende tria ende sauetich, op den dey Georgii martiris, in dae sted to
Fraenker, in tienwirdicheit maister Mammens, vicarius aldeer ende her testamentarius,
Douwens Syaerda, her brodir, ende Sicke, syn zin, ende Hette Butte zin Heslinghe,
ende oer orkenscip dierto ropen ende beden, als her Claes, vicarius to Fraenker,
Douwa Albert zin, Douwe Rommerte, Wlbeth Haye zin, Sytthie Peer zin, Douwe
Douwe zin.
Ende in een weerheed dis testamentis soe hath Sicke vors. mith dae erbare
reedslioed to Fraenker dit testament bysygheleth mith dae sted secreet, van syn self
weghena ende um maeisters Mammens, Sytthie Peers zyn, Douwo Douwe zin bede
wille. Ende wi, Douwo Syaerda, her Claes, Hette, Douwe Alberts zin, Douwe Romte
zin ende Ulbeth voirs., uuse sighelen mey onder dith voirsc. testament hanghet, als
orkenen van Yde voirsc. dierto ropen ende beden.
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 295.
Perkament. Niet bezegeld; wel zijn zeven zegelstaarten aangebracht. In dorso: Yd
Heringha testament.
Druk: a. OFO I, nr 236.
51
31
1473 juni 11
Tyebke Fokelen zoen
5
10
15
20
25
Ic, Tyebke Fokelen zoen, doe kont ende kenlyc allen luden myt dessen openen
breve dat ic myt fryen willen hebbe overghegheven ende toeghestaen den monyken
toe Hasscha tusschen XII ende XIII pondemate landes, ligghende an Lepen Gheert
zoens lant, gheheiten in den Traen, dat alle jaer die pontsmate goet is voer V
flaemschen to huer, voer my ende mynre vrienden ziele daer icts voer begherende syn.
Des sullen nae desen jaer tco<n>vent my die huer besorghen alsoe langhe als ic leve,
III½ clinckerden voer myn deel.
Ende nae mynre doot soe set ic hem die helfste van den lande to bokinghe, alsoe
groet alst is, ende stae hem toe grunt ende greten mitter besittinghe, tot ewighen
daghen toe, opdat ic mach mede deelachtich werden alle die goede werken hoerre
broederscap int ewich. Mer wert sake dat ic, Tyebke, dit lant vorsc. eer ic storve
bewandelde, dat sal wesen toe des convents bate, soe sal dat convent vorsc. hebben
van dat lant dat ic wederghecregen hebbe voer de Traen, alle jaer na mynre doot twee
clinckerden. Ende wert sake dat ic, Tyebke vorsc., storve sonder echte kynder, so sal
dat convent dat heele lant beholden tot ewighen daghen. Ende weert lant vorsc. niet
fry, soe sal ict fry maken, sonder des conventes schaden. Ende hyr sal mede doot
wesen ende in gherekent Fedden mynre huusfrouwen bokynghe, daer tconvent vorsc.
dit jaer die hure voer sullen inholden.
Alle dinghen sonder arch ende list. In een tuech der waerheit soe heb ic, Tyebke
vorsc., ghebeden heer Henric, persoenre op Langweer, ende heer Reiner, persoenre te
Borne, ende Jorwert Andelamma to Ackeren, dit breef over my to beseghelen. Dat wy,
vorsc. personen, ghedaen hebben om Tyebkens bede wille.
Int jaer Ons Heeren dusent vierhondert ende LXXIII, feria VI post Penthecoste.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 19. Met drie opgedrukte
zegels: 1 (49), 2 (104), 3 (68). In dorso, m.a.h.: Tyebke Fokelen zoen, qualiter in hac littera
resignat conventui in Hasche circa XII vel XIII pondematen terre.a
Druk: a. GPCV I, 651-652.
Zie ook: RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 19 (OFO I, nr 313) oorkonde
van 1481 december 31, waarin deze overdracht wordt teruggedraaid, in ruil voor ander
land. Na de datumregel volgt nog: Item ick, Tiepka, hlie ende bykanne mey dit breef onder
den sighel myns personers vorscr. dae convent fan Hasscha en ku schildich to wessen ney
myn daed, om sillicheed mynre ziele, jae dae fan myn eerwen to aesschien, ende dan foer
mi to bidden.
30
35
a
52
pondematen terre verbeterd uit: talentata en een onleesbaar geworden woord,
waarschijnlijk ook: terre.
32
1473 september 24
Katerina, weduwe van Peter Korwer
5
10
15
Ic, Katerina, Peter Korwers zaligher ghedagten wyff was, by consent Ghisbert
Ghisberts zon, myns monds, belie ende bekenne myt desen tegenwoirdighen breve dat
alle de gude de ic brenghe tot Aylsem in dat cloester by mynen leven ende in mynen
ende dair ghewonden woirden, dat de voirsc. gude in dat cloester sullen bliven na
mynre doet, sonder emans wedersegghen, ende dair nemant bewys af te doen.
Ende ic, Ghisbert voirsc., als een mond Katerinen voirsc., bekenne dat dit voirsc.
by mynen consent gheschiet is, ende in ghetuchenisse der wairheit hebbe ic myn
zeghel ghedruckt op spacium des breves. Ende in eenre meerre vestinghe so hebbe ic,
Katerina voirsc., ghebeden her Arent, myn persoen van Sneeck, ende Albert Laus zon
ende Bocka Poppen zon, als burghermeisteren van Sneeck, dessen brief aver my te
bezeghelen. Dat wy, Arnoldus ende Albert ende Bocka voirsc., om beden willen
Katerinen voirsc., gheerne ghedaen hebben.
Ghescreven in den jair Ons Heren dusent vierhondert ende drie ende tsoventich,
des vridaghes na Sunte Matheus dach apostel.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 57. Met vier opgedrukte zegels:
1 (47), 2 (7), 3 (5), 4 (9). In dorso, m.a.h.: Wat Kathriin toe Allsem brocht heft, dat sal daer
bliven.
Druk: a. GPCV I, 651.
20
33
1475 maart 15
Harmannus Hopper
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Anno nativitatis eiusdem millesimo quadringentesimo septuagesimo quinto, indictione octava, mensis martii die undecima, hora vesperorum vel quasi, pontificatus
sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Sixti, divina providencia pape
quarti anno quarto, in mei, notarii publici, testiumque infrascriptorum ad hoc vocatorum et rogatorum presencia propter hoc, personaliter constitutus providus vir
Harmannus Hopper, opidanus in Groningen Traiectensis dyocesis, sanus corpore ut
apperuit composque mentis et rationis sue, salubriter in anima sua revolvens cum nihil
sit certius morte nihilque eius hora incertius, melius fore prevenire quam preveniri,
volens quod ob hoc obitus sui diem ad intestati casum enitandum testamentaria
ordinatione iuxta providam discretionem sibi a Deo datam salubriter prevenire, habens
igitur in manibus suis quandam papire cedulam, suum testamentum sive ultimam suam
voluntatem in scriptis continentem, eam mihi, notario publico subscripto, tradidit
atque suum testamentum sive ultimam suam voluntatem in eadem conscriptum sive
conscriptam esse asseruit, requirens suum huiusmodi testamentum sive ultimam suam
voluntatem instrumentari et in publicam sive auctenticam formam confici et conscribi,
ad dicti igitur testatoris instantem requisitionem mei notarii officii diligenter eidem
exhibui facultatem.
53
Tenor igitur dicte cedule talis est ut sequitur.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Ick, Harman Hopper, borger in Groningen, gesunt ende machtich, gaende ende
staende, belye ende beleve ende wyl dat dyt naebeschreven myn uterste wylle ende
myn testament wesen sal, ende dat myn executores also als ick dat nu beschrive,
exequeren ende vullentrecken sollen, buten yemants wederspreken off behynder in
eniger wys, myt geestliken off wairliken rechte.
Item int eerste geve ick tot ener vicarien in Onser Lever Vrouwen kercke ter Ae
daer men een altaer toe stichten sal onder de orgele, myn andeel van der Woert, de
tusschen beyde Oesterpoerte gelegen ys. Item tyn grase landes toe Nortdyke, daer
Buser op plecht toe woenen. Item twalleff gulden renthe uth Arent Schrelers hues in
de Heerstrate, daer Harmen Lopers hues naest lycht in de zuidzyt ende Egbert van der
Lynden op de nordzyd. Dusse vicarie geve ick Harman, myn zone, ist dat he preester
wort. Ende bynnen der tyt eer he preester mach worden, soe geve ick de vicarie her
Roloff ten Hilligen Gheeste inden dat he se selven vorwaren wyl, ende wyl he des
nicht doen, soe mogen se myne executores enen anderen gueden preester geven, de
desse vicarie bewaren ende holden sal soelange dat Harmen, myn zone, preester wort.
Ende wort myn soen gheen preester, so sal deghene de vicarie beholden de daeirtoe
gekoren is. Ende to de vicarie vors. soelen alle myn soen Harmans guede blyven, is
dat he deselven bewonet, ende desgelykes, doet he hylick ende stervet sonder wytlike
boert, soe sal syn gued oeck totter vors. vicarie komen. Ende nae mynen dode offt nae
dode dergheener de ick offte myne executores die vors. vicarie geven, als se vaceert
soe sullen de kerckhere in der tyt van Onser Lever Vrouwen kercken ter Ae ende de
borgemester in der tyt, des het syn pant is, de vors. vicarie altychs vorgheven, ist datse
vordragen mogen. Mochten se nicht vordragen, soe sal de oldeste borger in der Ae
kerspel oer overman wesen. Ende myn wylle is dat de vicarius selven sal resideren in
Onser Lever Vrouwen kercke, ende sal allen deenst mede doen gelyck andere gemene
presters, ende he sal kuesch ende recklick wesen van leven. Ende velle in desen
vorgeschreven punten gebreck, ende he anderwerve ende dardewarve vormaent sick
nicht en beterde, soe sal he mytterdaet priveert wesen ende berovet der vicarien. Ende
de collatores sollense enen anderen, de sy van leven ende syck hebbe als vors. is,
geven. Item de vicarius sal alle weke een zielmisse lesen ende een vigilie van negen
lexen. Item des vrydages sal he lesen ene mysse van den Hilligen Cruce, ende des
saterdages ene mysse van Onser Lever Vrouwen, tensy dat opten twen dagen sonderlinge myssen vallen. De andere myssen, is des van steden, mach he lesen nae uthwysinge syner devotien. Ende in allen myssen sal he bydden vor my, Harman Hopper,
ende voer myne salige huesvrouwe, Lamme Huynge, ende voer alle onser beyder
vrende ende vor alle kersten zelen.
Item ick gheve Onser Lever Vrouwen kercke ter Ae myne veer grase landes in den
Hoen, de men tot ewygen dagen off tyden nicht vorkopen off vorsetten sal. Des soelen
de vogeden van der kercken vors. my ende Lamme, myn huesvrouwe, alle jaer op
mynen starffdach begaen myt twe clene pont wasses, ende geven alsdan enen yegeliken preester de mysse plecht toe doen in de vors. kercke, twe olde buddragers. Ende
een yegelick van em sal bydden vor my, Harman Hopper vors., voer Lamme, myn
huesvrouwe, ende alle onser beyder vrende.
Item ick gheve toe Sunte Meerten ende toe Sunte Wolberge toesamene vyer grase
landes in Vrygemalant, daer Gosen van Dullick myt synen steeffkynderen onvor54
5
10
15
20
25
30
35
40
45
scheyden mede ingelandet is, de men tot ewygen dagen nicht vorkopen noch vorsetten
en sal. Hyrvoer sollen my de vogeden van beyden kercken vors. ende Lammen, myne
huesvrouwen, ende onser beyder olders alle jaer op mynen starffdach begaen myt twe
cleyne pont wasses, ende geven alsdan enen yegeliken preester de in beyden kercken
misse toe doen placht, ende den preesteren in dat clerckhues ende ten Hylligen Geeste,
elken enen braspenninck.
Item ick gheve totten Hilligen Geeste myne ledige stede de ick by oeren kerckhove
an der stadmuren lyggen hebbe. Item ick geve tot Sunte Ghertruden gasthuys vyff
gulden. Item ick gheve den armen toe Helpman vyff gulden. Item ick gheve myn hues
daer ick nu ter tyt ynne woene, den reguliercloester toe Wynsum by Swolle, nae forme
ende inholt der stadbreve de ick em daerop gegeven hebbe.
Item ick gheve Ghelmer, mynen broder, twalleff grasen landes de ick lyggen hebbe
in Tammynga lant, daer Ghert Lewe by gelandet is an der zuydzyd, ende Johan
Rengers ende Evert Hubbeldinck an der noerdzyd. Item ick geve em de westerzyd van
Lamme Huynge strate, toe beghynnen van mynen hoff ende streckende an Johan
Berendes soens hues, dat Ghelmer nicht mede hebben sal. Oeck en sal Ghelmer nicht
hebben uth den hoffsteden dar Johan Peters op woent. Item ick gheve oeck Ghelmer
elven rode landes ende een tyndendeel van eener roden, gelegen opte Lange maden.
Item ick geve em oeck teyn grase landes ende een verendeel, gelegen toe Nortdyke,
de Ulger nu ter tyt bruket. Item desse vors. guederen de ick Ghelmer, mynen broder,
gegeven hebbe, sal he bruken soe lange als he lyvet ende levet, ende nicht langer.
Ende he en sal de guederen allegader offte yenich deel van den guederen nicht
vorkopen, vorsetten offte voranderen, by vorlees der guederen.
Ende na Ghelmers vors. dode sal de helffte van al den guederen vorbenompt de
Ghelmer vors. toe synen lyve gegeven synt, komen an dat cruesbroercloester ten Nyen
lychte, gemeenliken Apel genomet, dat myn uterste wylle is dat men em de helffte der
vors. guederen rusteliken ende vredeliken sal volgen laten. Des sollen de broders des
vors. cloesters tot ewygen dagen bydden vor my ende Lammen, myne huesvrouwe,
onser beyder olderen ende vrenden alle gader, ende soelen op mynen starffdach my
ende myn huesvrouwe begaen in eer kercken myt vigilien ende zielmissen, soedat een
ygelick leybroder alsdan sal lesen vigilien van negen lexen, ende de preesters alle jaer
op den dach ende nae den dach sollen se holden dertich vigilien van negen lexen ende
dertich zeelmissen, ende sollen my ende myn huesvrouwe tot ewygen dagen hebben
in oer memorien, so vake als se mysse lesen.
Item de ander helffte van den vors. guederen, Ghelmer tot synen lyve gegeven,
sollen hebben de armen opter straten, welker almissen toe distribueren ende toe geven
sal bewaren de prester de der myne vicarien besittet, daer mede opseen hebben soelen,
dat den armen van oeren almissen nicht ontogen en sal worden, beyde cloesteren,
Wyndesum ende Apel vorgeschr.
Item ick gheve Harmen, mynen natuerliken soenen, achtyn gulden renthe, teyn
vlegers voer en gulden, jaerlinges uth Mensing[.....]a toe boeren. Item ick geve em
negen mudde roggen ende een verendeel jaerliken renthen, toe Empne gelegen. Item
ick geve em vier grase landes myn een verendeel in Schultinge landt. Item ick geve
em dat hues in Lamme Huynge straet dar Johan Berendes soen in woent.
Item ick geve den clercken de staen sollen onder sorge ende bewaringe des paters
a
Ruimte voor circa vijf tekens opengelaten.
55
5
10
15
20
25
30
35
40
45
van des clerckhuuses bynnen Groningen, twe golden rynsche gulden renthe uth der
hoffstede in Lamme Huynge strate daer nu ter tyt Johan Peters soen op woent. Des sal
een ygelick van den clercken op myne jaertyden voer my ende Lamme, myn huesvrouwe, onser beyder olderen ende vrende, lesen ene vigilie van negen lexen. Item de
broderen des clerckhuuses in Groningen sollen hebben myn beste bedde myt al syn
toebehoert. Item myner seliger huesvrouwen beste tydeboeck. Ende al dat de broders
vors. van my ontfangen hebben, sollen se vry ende quyt beholden. Des sollen se vor
my ende Lamme, myne huesvrouwe, op mynen starffdach ende jaergetyden in eren
vigilien ende missen truweliken bydden. Item ick geve den cloester van Bergemer
convent by Lewarden een sulveren schale van twalleff off XIII loden. Des sollen se
als wanneer em myn starffdach vorkundiget wort, lezen XXX vigilien van IX lexen,
ende dertich seelmissen. Item myn schenckvat, de parlemoder, gheve ick den
reguleercloester toe Wyndesum by Swolle, in vorworden dat men daer tot ewygen
dagen mede geven sal de ablutien den broderen des cloesters vors. wanner se dat
Hyllige Sacrament ontfangen hebben. Item ick gheve myn sulveren ketthe den twen
cloesteren toe Essen ende toe Assen, gelyck myt malkanderen toe deelen, toe vulste
dat daer een ygelick van em enen kelck van sal laten maken. Des sollen een ygelike
van den susteren beyder cloesteren soe wanneer em myn starffdach vorkundiget wort,
lesen een ygelike vigilien van IX lexen. Item ick geve den jonfferen toe Reyde myn
roede mit een schenckvat. Des sal een ygelike suster wanner em myn starffdach
vorkundiget wort, vor my ende Lammen, myn huesvrouwe, ende onse vrende, lezen
vigilien van IX lexen. Item ick gheve den cloester toe Aedwert myne sulveren kanne.
Des sal een ygelick broder vor my ende Lamme, myne huesvrouwen, tot wat tyde dat
em myn starffdach gekundet wort, lezen vigilien van negen lexen, ende daertoe de
preesters XXX zielmissen. Item ick gheve den cloester toe Staveren, van Sunte
Benedictus orden, vyffteyn post.gulden. Des sal een ygelick van den broderen vor my
ende Lammen, myne huesvrouwe, ende onse vrenden, op mynen starffdach als em de
gekundet wort, lesen vigilien van negen lexen, ende daertoe de preesteren XXX
zielmissen. Item den cloester toe Florecamp by der Sneeck geve ick teyn post. gulden.
Des sal een ygelik broder vor my ende Lammen, myne huesvrouwen, ende onser
beyder vrende, op wat tyde em myne starffdach gekundiget wort, lesen vigilien van
IX lexen, ende daertoe de presteren XXX zielmissen. Item ick geve den broders int
clerckhues toe Munster een bedde, naest mynen besten bedde, ende een tydboeck myt
sulveren sloeten ende een sulveren pulverbusse ende XX ar.gulden. Des sullense vor
my lesen ende Lammen, myner huesvrouwen, wanneer em myn starffdach vorkundet
wort, XXX vigilien van IX lexen, ende XXX zielmissen, ende mynen starffdach
soelense tekenen in oer memorienboeck, ende holden myns ende mynre huesvrouwen
jaertyden, als se doen voer andere waldaders. Item ick gheve den susteren opten Hoern
myn landt in de Buschnack. Des sal een ygelike suster voer my ende Lamme, myn
huesvrouwe, lezen vigilie van IX lexen. Item den beghynen naest der mynrebroderkercke gheve ick myner huesvrouwen crallen paternoster, ene cranszea ende vyff
ar.gulden. Ende se sollen lezen vor my ende myne huesvrouwen XXX vigilien van IX
lexen. Item ick gheve den beghynen daernaest achte sydene kussen ende den besten
sydene budel myt sulveren knopen ende myner huesvrouwen sulveren slotelreem ende
vyff arn.gulden. Des sollen se lesen vor my ende myn huesfrouwe ende onser beyder
a
56
Onduidelijk geschreven. Misschien ook: crausze of: causze.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
vrende XXX vigilien van IX lexen. Item ick geve den mynrebroders in Groningen
myn beste becken ende mynen meesten pot ende myn meeste braetspit. Des sollen se
vor my ende myner huesvrouwen ende onser beyder vrende XXX vigilien van IX
lexen, ende XXX zielmissen lesen, ende laten voer ons bydden van den preeckstoel.
Item ick geve den broders totten jacopynen bynnen Groningen teyn ar.gulden. Ende
se sullen voer my ende myne huesvrouwe ende onser beyden vrenden lezen XXX
vigilien van IX lexen, ende XXX zielmissen, ende doen voer ons bydden van den
preckstoel. Item ick geve den susteren des Olden convents in Groningen dre rynsche
gulden. Des sollen se vor my ende Lammen, myner huesvrouwen, lezen vigilien van
IX lexen. Item ick gheve den cloester toe Selwerde by Groningen mynen besten
gulden rynck mytten zaphyr. Des sal een ygelick van den susteren vor my ende
Lammen vors. lezen vigilien van IX lexen. Item alle de cloesteren twysschen der
Emeze ende der Lauwersche soelen myn testamentoers begaven, een ygelick als em
sal guetduncken, van den renthen de em overlopen mogen van dren jaeren renthen de
se sullen boeren uth alle myne naegelaten guederen.
Item ick gheve Ghelmer, mynen broder, vry alle myne sulveren lepelen, myne
cleyne sulveren schale, myne bedden noch onvergeven, ende dat vierendeel van al
mynen huesraden dat voer nicht genomet off vorgeven en is. Item ick geve den armen
int gasthues by den mynrebroders myne meesten sulveren schale. Item is enig gued
van mynen guede dat ick nicht vorgeven hebbe, noch niet in dessen mynen testamente
geschreven en is, dat make ick myne testamentoers machtich dat se dat sullen moegen
keren in de ere Godes.
Item so byn ick noch schuldich van olden schulden, de myne testamentoers bytalen
soelen, wes ick daer nyt van en betale derwyle dat ick leve. Item int eerste hadde Huge
peerdekoper ansprake op my van Ghize Ghizinge wegen, den beyde God genadich sy,
welke ansprake nu machtich synt Hinrick Hedinge erffg. in Groningen, den men
vornogen sal. Item de schult de ick Triris schuldich byn van wyn, sal men em betalen
tot oers selves seggen. Item men sal betalen stenen pannen de ick ontfangen hebbe van
potters. Item Gheert sadelmakers erffg., dar ick een hues van hadde in Ebbinge strate,
nu ter tyt wonhafftich toe Dockum als ick mene, sal men geven vyffteyn ar.gulden.
Item myn executoers ende testamentoers sollen een ygelick hebben enen golden
rynck van twen rinsgulden. Item alle dusse vorschr. guede de ick vorgeven hebbe als
vors. is, daer renthe van komen mach, de sullen dre jaer lang nae myner doet staen in
handen ende macht myner testamentoers, ende wat darvan komen mach, daer soelen
se int eerste mede betalen myne schulden ende testament, ende offte yemant ansprake
van wytliker schult dede, de sal men daer oeck mede betalen, beholden Ghelmer,
mynen broeder, syn lyfftucht an den vors. guederen, ende Harmen, mynen sone, de
renthe de vors. synt. Item offter enych mensche sy, levendigh off doet, den ick
schuldich mach wesen buten mynen weten ende de nyet beschreven en synt, de maeck
ick ende begeer se deelhafftich toe wesen voer alsulke onkundige schulden alle de
waldaden de ick den kercken toe Sunte Meerten ende ter Ae gedaen hebbe, alsoe voele
als em myt rechte darvan boren mach. Item ick, Harmen Hopper, sette myne executoers totten vorschr. testament stedige ende vast, recht offt ick dat selven dede, ende
maeckse machtich van alle myne guederen, in dessen testament genomet ende ongenomet, uth toe geven ende in toe boren, nae uthwysinghe desselvens myns testaments
als vors. is, dat myn uterste ende myn leste wylle alsoe is. Ende sollen wesen de erbare
heren Jacob, vicarius in der Ae kercken, heer Johan van Munster, pater des clerckhuuses by Sunte Wolbergen kercke, ende Gheert Lewe. Ende weert dat yenich van
57
5
10
15
20
25
30
35
dessen storve, soe soelen de anderen twe enen anderen kesen in syn stede, de nutte
ende orberlick daertoe is. Item soe wyl ick dat nemant van dessen dren vorschr. yenich
dynck off saken handelen sal off exequeren allenigen. Sonder mach yemant van den
dren om noetsaken daer niet by komen, soe mach he syne macht den twen anderen
bevelen. Item soe beleve ick, Harmen Hopper, ende wyl dat dyt testament vulmachtich
sal wesen in allen maneren hyrvoer beschreven, ende begheer dat gy, executores
vorschr., dyt vorgeschreven testament soeals dat inholdende is, vullenbrengen ende
vullentrecken wyllen om Godes wyllen.
In een orkonde ende een getuech dat dus als vors. is, myn leste wylle is, hebbe ick
myn zegel beneden upt spacium desses breves offte instrumentes gedrucket. Ende tot
merer vestinge bydde ick den erberen Johannes Petri, notarius, dyt testament myt
synen woentliken tekene ende myt syner hant toe schrivene, toe onderschryvene ende
toe instrumenteren, ende dat soe vestigen dattet stevicheyt ende vasticheyt hebbe, na
forme des rechtes.
Et in hoc finitur dicta papiri cedula dicti testatoris, continens testamentum sive
ultimam voluntatem. Hanc igitur ultimam suam voluntatem dictus testator esse
asseruit, quam valere voluit iure testamenti, iure codicillorum, vel saltem iure
uniuscumque ultime voluntatis, prout melius valere poterit et de iure subsistere, super
quibus dictus testator a me, notario publico subscripto, fieri petiit unum instrumentum
publicam seu plura.
Acta fuerunt hec in domo clericorum prope ecclesiam Sancte Walburgis, sub anno,
indictione, mense, die, hora et pontificatu quibus supra, presentibus ibidem honestis
viris et dominis Rodolpho Zuer, ad Sanctum Spiritum prebendario, et Johanne de
Antiqua Ecclesia, presbitero, ac Ruechardo Warendorpp, Monasteriensis dyocesis, et
Harmanno de Meppis, Osnaburgensis dyocesis clericis, testibus fidedignis, ad
premissa vocatis specialiter et rogatis.
Et ego, Johannes Petri, clericus dudum Monasteriensis dyocesis, publicus imperiali
auctoritate notarius ac ordinaria approbatione Traiectensis admissus, quia huiusmodi
ultime voluntatis cedule exhibitioni ac testamenti ordinationi omnibusque aliis et
singulis premissis unanimis nominatis testibus presens interfui, eaque dum sicut
premittitur fierent et agerentur fieri vidi et audivi, ideo hoc presens publicum
instrumentum, manu mea propria scriptum, exinde confeci, subscripsi et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi, rogatus et
requisitus, in fidem et testimonium omnium premissorum, preterea ut evidentius sine
quavis dubitatione appareat hanc dicti testatoris ultimam fuisse et esse voluntatem,
sigillum suum proprium hiis presentibus suppressum.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (begin 16de eeuw, door notaris Albertus Conradi, naar A). GA Groningen,
Oud Stadsarchief, inv. nr RvR 1092.1. Op de voorkant: Ter Aa. Fundatio vicarie per
Hermannus Hopper in ecclesia Beate Virginis Marie fundate, ad quam vacantem ius
presentandi habent curatus eiusdem ecclesie, consul turnarius, consul senior parrochie dum
dissenserint predicti. 1475. 1477. 1477.
Druk: a. Boeles, Geestelijke goederen Groningen, 184-189.
De maker van het afschrift maakt zich bekend aan het slot van het katern, na de
bevestiging van het testament door Harmannus Hopper op zijn sterfbed (1476 december
3), de goedkeuring van de vicariestichting door bisschop David van Bourgondië (1477
40
45
58
maart 7) en een uitspraak door het stadsbestuur van Groningen in een geschil over de
nalatenschap (1477 maart 3): Auscultate et diligenter collationate sunt copie suprascripte
per me, Albertum Conradi, clericum Monasteriensis dyocesis, publicum sacra imperiali
auctoritate notarium, quas cum suis originalibus de verbo ad verbum concordare repperi
et inveni, manu mea propria teste. Notaris Albertus Conradi wordt in het overzicht van
notarismerken, dat aanwezig is op de studiezaal van GA Groningen, genoemd in 1502 en
1510.
De persoonlijke voornaamwoorden se, he, em zijn in dit Groningse stuk niet opgevat
als enclytische vormen, en dus niet aan de eraan voorafgaande woorden vast geschreven.
5
10
34
1475 mei 25
Jarich Epa Hotnya
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uns Heren M CCCC ende fyff ende tsantich, up Heylige Sacraments dey,
dae bytochte hem Jarich Epa Hotnya, hoewol hi syeeck was lychama, nochtan sund
ende machtich fan forstand, datter naet sykera was dan dy daed ende onsykera dan dyo
wra des dadis, deerom hath hy syn testament jefta leste willa mecketh, in maneren als
hyrney scryowen steeth.
Int aerst byereth hi to lidzen by Sente Nycolaus, syn patroon uppa Nyaland, in der
tzerka foert Heylich Sacramentshuus, ende leyt den patroon voors. toe tyaen eynsa
seedlandis, heten dae Hoefclaeten, deer hy fan Sente Katherine pronda kapeth hede.
Item dae persoenaetscip ende Sente Marie pronda schelleth habba fyff klinkerda renta
uuter Musela, dat personaetscip dae tweer delen ende Sente Marie pronda den trendeel, ende hyrmey scelleth hya toefreed wessa om dae touliff alda schillingen deer hya
pligen toe habben uut Obba Jukemma ald gued. Item Sente Katherine pronda schel
habba een klinkerd renta uuter Musela voorsn. Item dy kosters pronda leyt hi toe een
hael klinkerd renta, ende eelck klirck deer meysyonghet vigilie in Jarichs jeertyt, een
flamsken, ende dit schelma bytelya fan Hotnya huus. Item dae fyower bidden oerden
eelck een postelaet. Item eelcke prester in Weynbritzeradeel tweer flamsch, ende eelck
tzercka tweer flamsck.
Item Swobben, zyn afta syd, leyt hi toe lyafjeften toe dat guedt toe Kee deer jonga
Claes up wenneth, toe hyaer lyffstond. Ende hyo schel dae kynden dae kaeplanden
byhalda leta, ende hyo schel dae kyndena renten upberre, ende bytelya uutschulda
ende uupberra inschylda, onta kynden toe buuckwesta kommeth, hyt weer secka dat
hyo oersta boestghet. Item Doed, zyn dochter, scel habba tyen pundemeta landis in
Obba Jukema ald gued. Item Jacob, zyn broer, scel habba nyogendehael punsmeeth
landen, lidzen toe Hitzem, deer hi kapeth hath fan Dowa toe Kee ende Mauryska. Item
Anna, zyn broer, leyt hi toe nyoghen pundameta landen deyr hem oenstera schelleth
fan Bruen Atnya. Item Hyla, syn sister, scel habba fyff pundameta landen in Abbaghae
in Abba Rykwis goed, ende twira pundameta seedlanden, een wer deer oprent onder
Musela. Item Wyba, zyn broer, schel habba hath dae landen toe Hesselinghe meer
gilda mogen dan fyfteen klinkerden des jeers. Ende her Jelmer hath my deen triahondert klinkerden redis geldis up een caep fan da landen toe Hesselinghe ende op
tyen pundameta in Obba Jukemma ald gued, deer scel hi foer habba fyfteen klinkerda
renta toe Hesselinghe, jeff oer landen deer hem oen noghet, jeff hem scelma syn gild
59
5
10
15
20
25
30
35
40
weer jaen, dit scel wessa als her Gelmer ende Zwob dat toe eens wirde. Item huckera
fan disse onafta kynden voorsn. stereth sunder afta kynden, soe schelleth hyara
toelegghen weerfalle up Jarichs aefta, ende hya scelleth naet in fraemde handen falle,
ner hya scellis setta jeff sella mogha.
Item foerdaen soe mecketh hi een schickinghe ende ordinancie in syn erwen ende
syn aefte kynden aldus. Item int aerst byereth hi dat Ju, syn zin, schel prester wirde,
ende hy scel toe zyn scoelgungh habba dae twae gueden toe Kee, als deer Dowa ende
alda Claes up wenget, ende al Jarichs boken. Item Epa, syn zin, schel habba Hotnya
huus mey zyn toebiheer, ende al dae landen ende gueden upt Nyaland ende toe Bolswert deer Jarich toeheerth. Ende Hotnya huus ende dae gueden deer Hotnya huus
bysget wirdet, scelleth naet stera mogha in fraemde handen ende uut dae lyoed gaerde
deerse fan uutkommen synt. Aerst schelles up Epa ende syn kynden, deerney alsoe up
Hera ende zyn kynden, deerney alsoe up dae dochteren ende hyara kynden ende
kyndiskynden. Item Hera, syn zin, schell habba dae staethen to Wommels mey hyara
toebiheer ende dae goeden ende landen toe Wommels. Ende huckera als Hero ende
Epa voorsn. meer hath dan oer, dat schelles toelika dela, ende aeck Jarichs oer gueden
ende landen doer afara naet bynaemdt synt. Ende Hero ende Epa voors. schelleth eelck
suster uut dae manda jaen deer toe mannen komma, tria snees klinkerda renta, ende
woll byreda mey goud ende silwerwirck dattet mey erum see.
Item foerdtoen soe mecket hi munden ende biwareren toe zyn kynden voors.
Douwa Zyaerda, Tyaerd Juuinga, Sicka Zyaerda, Eedwer Zyarda ende Zwobben, syn
huusfrow, ende byereth dat thisse monden voorsn. schelleth syn kynden reda ende
helpa als hya wolden dat hy bi hyarem deen hede, ende meckethse aeck executores jeff
foerfolgers syns lesta willa jeff testaments. Item kompt en de bischaedigeth is jeff toe
kort schiden is fan Epa, Jarichs faer, jeff Jarich, ende bliken is ende epenbeer jeff derer
biwys toe habbeth jefta oerkenscip, dat scilleth disse munden voors. ryochfirdicha bi
gueda lyoda reed.
Item disses lesta willa wol Jarich datma steed ende fest halda schel, ende duga
schel in all syn articulen als een testament jeff als een codicil jeff als een oer lesta
willa, als hi alderbest gued wessa mey ney dae riochten, hya sye gastelick jefta
wraulsc.
In een tyoch der weerheyts ende disses testaments jefta lesta willa soe hab ick, her
Gelmer, persenna uppa Nyaland ende testamentoer Jarichs voors., disse lesta willa
mey myn selwis sighel besigheleth. Ende um mara festicheyt soe habbet wy, her
Johannes ende heer Hydda, joncrapresteren uppa Nyaland, dit mey bisygheleth om
Jarichs voors. beda willa.
Int jeer ende up den dey als voerscrouwen is.
Ende is het originael testament van dese copie gesn in papier, ende onder opt
spatium myt drye segelen van groenen wasse besegelt, ende buyten opten rugge staet
gesn: Dit is Jarichs testament.
Gecollationeert myttet originael testament, bezegelt als voren, ende concordeert,
by my,
<ondertekend:>
Delphus subscripsit.
60
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Delphus, naar A). RAF, Archief Familie Van BurmaniaVan Eysinga, inv. nr 51. Opschrift: Copie. In dorso, m.a.h.: Copie van Jarich Epa zoons
Hottingha testament, in date 1475. <M.a.h., 18de eeuw:> Testament van Jarich Epa Hotnya
(Hottinga), 1475 op Sacramentsdag.
Druk: a. OFO IV, nr 45.
5
35
1476 mei 15
Jorert Andringha
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Waltia, persona toe Ackrum, Johannes, pater toe Aylsem, als testamentarii Jorerts
Andringhes, hliet dat Jorert Andringha fors., witan ende verstansem synre sinnen, hat
mecket syn lesta willa jeff testament, int jeer Uus Heren M CCCC ende sex ende
tsantich, des wernsdeis ney Sinte Servaes, omtrent fyour uren wr middey, in manieren
als hyrney sc. steet.
Int arst byerret hi syn leggherstoed toe Aylsem. Item hi wol dae fon Aylsem toe
vyftahael pondameta deer nu toe Rynningha gued gaet, deer Igbert nu op wennet, deer
dio trira fon lidzet op dio Laecmers wal ende dae oerhael byn da Slachta, ende hyrfoer
schillet Aylsema halda en jowich bed foer dae eerma.
Item dyn patroen toe Ackrum jowt hi Witiama gued wr meed ende fenne, soefula
als hi deer hat, ende in huys ende steed aldeer. Item toe dyn pronda deer Tyard, syn
broer, bigonnen hat, jowt hi syn huys ende steed als Garbrich, syn wyff, deer naet
langher in wenya wol. Item toe dynsella pronda tolf kl. ranta, als sandahael pondameta
bi Gatze slaet ende fiardahael bi dae Diapa slaet, een wer bynna slaet ende tolf
pondemeta bi Abingha slaet. Item hi wol Idska, syn metta, toe een rinsg. ranta in Claes
guet. Item hi jowt Aldaclaester dat hala guet deer Igbert nu op wennet, ende dyn ora
halt Nyaclaester ende dae fon Thabor toelika, dae IIII½ pondameta fors. uutnymmen.
Item Jella bern sex pondameta toe Peers fonna eynd. Item Haskera monken tian kl. fon
dae XL deer hi hemmen leend hat uut Garbrichs jeld ende syn toemanda. Item dae
crucebroren toe Snytse V kl. fon dit jeld fors. Item dae sesteren toe Grenadyc ende dae
sesteren toe Warkuma elc vyf kl. uut dit jeld fors. Item X kl. toe Galileen ende V toe
Wiswert fon dit jeld fors. Item hi wol Garbrich, syn wyff, toe quyk ende til ende
Henyshuystera guet ty her lyfsstond.
Item Jenka Douwama ende Douwen, syn sen, wol hi toe dio Those ende Liweringa
gued, soefula als hi daerin hat, opdat hia naet fyrar tastat in syn gueden. Jels wol hi
hiarrym naet toe, mer hi wol dit fors. dan dae fon Aylsem toe. Item hi leyd een aeddeel
op Dychuystera gued. Item Tyard, syn meech, sex ponda<meta> buppa mer. Item
Gossen ende Atten VII post. ranta toe Birstym. Item Feyken, syn meech, Dychuystera
gued. Item Sigher, syn meech, VII½ pondameta ende Douwen, syn meech, sauwen
pondameta in Mertens slaet toegara. Item her Hoitien, syn meech, Hermens hael guet,
a
In druk a ten onrechte: Mackum. Zowel de beide originelen als het concept geven de
naam als: Warkum.
61
5
10
15
20
25
30
ende syn twa sestera toe Bayam dyn ora halt ty harra lyffstond. Item Aylsema fors.
vyff pondameta deer hi kapet heed fon Popka Gotama, deer Popka inleya mey eer Sint
Jacop nestcommen mey XXVa kl. reeds jeldes. Item toe Sita Attahusen tweer post.
ranta, deer Aylsema jeerlics opberra schillet, om Gades willa toe jaen. Item Garbrich,
syn wyff, II post. ranta ty her lyfstond in Ripperts guet.b Item in Neskera bloc dae
rantan fon III½ ponda<meta>, heten dae Langha warran, schel Feyka, syn meech, jeerlics jaen. Item Aylsema fors. syn deis rema toe en Sacramentscibori. Item hi wol dat
Garbrich fors. mey syn eerwen dit jeers ranta opbarra schillat, ende bitellia syn
schulden ende uutledingha deerfan. Item hat syn lantsatta schyldich syn fon dit
foergliden jeer, dat jowt hi hiarrym quyt. Item persona toe Ackrum een rinsg. Item her
Boldewyn een post., jongherprester aldeer. Item jowlika tzerka een stoter. Item dae
bidden oerda syn bitellet.
Item hwa naet noghet oen dat hem toeleid is in disse leste wille, di schel siin deel
vurbert habba toejen dyn patroen toe Ackrum, ende di schel naet habba.
Item hi mecket eerwen synre gueden deer in disse lesta willa naet bispritzen syn,
Feyken, Atten, Siger, Tyard ende Douwen, syn sibben, mey dae gueden deer hi
hiarrym toeleid hat.
Item dat jeld dat Gherbrich fors. hat, schil hio bisteighia om Godes wille.
Item hi is schildich Claes Isbrents bern XX kl., deer foldeen is op syn daedbed.
Item Claes Frerick zin IIII post., Tiards wyf tymmerman IIII post. Item Foke, her
Douwa huysfrow, III rinsgulden. Item Siwert Tyard zin dyn kw deer hi fon hem hat.
Item alda Hans ter Herna III kl. Item toe Boorn oerhael steed toe dyn tredda prond<a>.
Item soe wol Jorert fors. dit testament jeff lesta willa halden habba ende wol dattet
een stal jeff macht schil habba als enich testament, codicil jef lesta willa aech toe
habben, onferbreclic ney riocht jeff syd ende pliga disses lands.
In en weerheit disses soe hat uus Jorert forsc. hyrtoe ropen mey her Boldewyn,
jongherprester toe Ackrum, ende her Wolter, mey prester toe Aylsem, Claes Frerics
zin ende Attya, gaelyoed toe Ackrum, als tioghen ende orkenen.
Ende disse lesta willa hab ic, Waltia forsc., bisiglat mey myn sigel tfaer my ende
faer Claes ende Attya forsc., myn gaelyoed, deer nyn sigel en bruket. Ende ic,
Johannes fors., hab myn sigel hyrop tracht faer my ende Walterum fors., deer nyn
sigel en bruyct. Ende ic, Baldewinus forsc., hab myn sigel hyrop set in en tioghe der
wirde dattet Jorert dus habbe wold als fors. is.
Originelen: A1. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 29. De drie opgedrukte zegels
verloren. In dorso: Joret testament. Onder Joret m.a.h.: Jorrets. - A2 (zelfde hand als A1).
Ibidem. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (63), 3 (64). In dorso, m.a.h.:
Jorryts testament. Het laatste zegel, geplaatst onder het toegevoegde legaat aan Garbrich
(zie noot b), is evenals het eerste van heer Johannes. Slechts van één ander zegel is een
afdruk zichtbaar, dus één van de overige twee aangekondigde zegelaars (heer Waltia en
heer Baldewinus) heeft deze oorkonde blijkbaar niet gezegeld.
35
40
a
b
45
62
A2: XIII; B: XXV.
Dit legaat in B in de marge. In A2 opgenomen in een aparte bepaling onderaan het
testament: Item ick, Johannes, pater van Aylsem fors., belie onder myn sigel, hyrbaven
opdruct, mit myn hantscryft dat Jorert fors. wold Garbrich fors. toe II post. renten in
Ripperts guoden ty her lyffsstond, deer Attia foers. ende ick mit menich man over ende
an waren, mit Feyken fors., Jorerts neeff.
Ontwerp: B (zelfde hand als A1 en A2). Ibidem. In dorso: Testement Jorert ende
Gherbrich.
Druk: a. OFO I, nr 268 (naar B, met varianten uit A1).
Uitgegeven naar A1.
5
36
1476 september 16
Sicka Allart zoen
10
15
20
25
30
35
40
In den namma Godis, amen.
Int jeer Uus Heeren thusent fiouwerhundert ende sex ende sauntich, op Sinte
Lambarts jound, in myn andert her Syrck, personna op dae Dronryp, als een testamentarius, ende dae toeroepene ende beden orkenen deer hyrney scrioun staed, so hat dy
erbare man Sicka Allart zoen, gesond ende voerstandel fan synnen, al was hy syeck
fan lichama, oensyoen datter naet wissers is dan dy daed ende naet onwissers dan dio
wra dis daedis, so woulde hy syn frionden ende syn zeel foersyaenlyck wessa, ende
woulde fan dae gueden deer him God foerleniget hat, syn testament meytia ende dae
gueden schicka, opdat hy naet sonder testament stera schoulde, opdat onder syn
friounden ende eerwen neen plaeyt ner schylingen falla schoulde. Hwelck testament
hy would dat daegha schel ney alle riochten, beda gastelyck ende wrauldsk, als een
testament jef als een codicil jef codicillen jef lesta wollen ende schickinge synre
gueden, ney alle riochten ende syd ende plyga, also als dat alderbest mey staen ende
stal habba. Hwe<l>ke testament, codicil, lesta wolla ende schickinge der gueden hy
hat macket als hyrney scrioun steet.
Int aerst so hat hy syn zeel God fan himelryck byfellen, ende would syn lichaem
byfellen habba bygroun to Fraenker by Sinte Merten, ende byspreckt him aldeer acht
klinkerden.
Item Sinte Thomas op dae Ryp hat hy byspritsen IIII pond wax. Item to Fraenker
hat hy byspritsen een adeel, deermey hat hy byhlestiget dy huussteed deer Bauke
Jacops op wennet. Item hy hat byspritsen her Syrck, syn testamentarius, ende her
Claes ende her Jacop, eelck een hael postelaetsgolden. Item syn moers testament hat
hy macked in syn macht in den punnt als dat to dae nya pronda schel wessa fyftich
klinkerden jouwelike renten, gaende uut Grauda ende Inheemstra ende Fockama
gueden, ney inhauld syns moeders lesta wolla.
Item Hisse, syn frysster, Ofka Dotinga dochter, hat hy toleyd joulyck ende eerflyck
toulf klinkerden renten uut Fockama gued. Item Wlbed Haya zoen hat hy toleyd syn
best paer claen. Item Reynu Wlbeds dochter dae sillveren slagen fan syn paers
wamboes, ende Sasse Wlbets dae slagen fan zyn green wamboes, ende Jan, her zoen,
dae malien deer staed oen dae grena mouwen. Item Tjaerd Syaerda sy<n> swart paer
claen mit da hossen. Item Petrike Claes dochter, syn nifte, byspreckt hy syn hinxt ende
dy silveren hoern deer to Wlbeds huusa was, ende een bed mit twam tecknen, ende
II lycka stolen, ende Aeyle, syn nifte, dae silveren malien ende haeken deer oen dat
swart wamboes sinnt, ende III stolen ende twa strycklecken. Item Petryke, syn sister,
a
Hierna geëxpungeerd: is.
63
5
10
15
20
25
30
35
een leydsken tabberd. Item Hauck, syn meegh, dat raed paer claen, mit dat green
wamboes ende dae besta grena hossen. Item Allart Foppa zoen syn raeda hoeytia mit
dat green foer.
Item hy hat ordineret dat dy prester deer siongt op den vors. nya pronda, schel int
jouwigh dis fredis missa lessa fan da Heyliga Crioes, ende dis snioundis een eermissa
sionga fan Sinte Maria, dio moeder Godis. Ende dise missen schellet op dae Dronryp
deen wirda foer him ende alle sine friondena zelen. Item dae aermen to Fraenker hat
hy bespritsen int jouwigh fiouwer klinkerden, deer Wlbed Haya zoen omdela schel,
ende dae aermen op dae Dronryp een klinkert, dat schel dy personna dela in dat
jouwigh. Ende disse fyf klinkerden schellet gaen uut Oedsinga gued in dat jouwigh.
Item eelka biddenda oerda hat hy toleyd een hael rynsgoldena, ende eelka tzherka in
Mennaldemadeel II flaemsk, ende eelka prester een flaemska. Item Aldaclaester, to
Thabor, to Aenghum, to Ogaclaester, to Aeylsim, to Wiswert, to eelkum een hael
postulaetsgoldena.
Item Sicka hat Eedwer Zyaerda, syn moeytie, bespritsen ende toleyd Oedsinga
stins ende stoe ende statten ende dat huus, mit den trimdeel fan Oedsinga gued ende
landen deer nest dat stins lidset, om dae woldeden deer hio him ende syn zillige broer
deen hat. Ende foerd so wol hy dat Eedwer vors. syn ora eerwen uutwandelia schel uut
Oedsinga gued mit lyka landen ende renten deer himmen mey blyka fan Oedsinga
gued. Item so hat Sicka vors. Eedwer ende Doeden, syn twae moeytien, tolyka macked
to eerwen alle sine ora gueden, replick ende onreplick.
Dit foers. is Sicka testament ende syn lesta wolla, ende wol dattet schel syn fulla
macht ende een stal habba, als een testament jef codicil jef leste wolla tobyheert.
Hyr habbed by ende wr ende oen wessen ende sint deerto roepen ende beden fan
Sicken als her Syrck, persona op dae Ryp, testamentarius, ende her Claes ende Reenck
Egga zoen, Wlbed Haya zoen, Albart Claessen, Syttia Wyba zoen, Baernd smit, Jan
Egga zoen, Wautia Pyba zoen, Pyba Taeten zoen, Meeus Dirx zoen, als andert orkenen
vors.
In een tioegh der wird so hab ick, Syricus vors., dit testament jef codicil jef lesta
wolla besyglet mit myn sigel, foer myselm ende omme her Claes ende Baernd ende
Pyba ende Meeus vors. bede wolla. Ende wy, Reenck ende Wlbed ende Albart vors.,
habbed dit testamennt, codicil, lesta wolla als vors. is, foer uusselm besygled mit uuse
sygelem. Ende wy, Syttia Wyba zoen ende Wautia Pyba zoen ende Jan Egga zoen
vors., habbet beeden den erba<er>en heeren her Menta, uus personna to Fraenker, dat
hy dit vors. testament, codicil, lesta wolla als vors. is, omme uuse bede besyglet hat
als vors. is.
Origineel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 207. Perkament. De vijf
uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Sicka Oedsinga testament. <M.a.h., 16de
eeuw:> Raeckta het leen.
Druk: a. OFO IV, nr 49.
40
a
64
Hierna doorgehaald: mede.
37
1476 december 10
Grathie Kammynga
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Ick, Grathie Kammynga, nuu ther tyt wys ende wytlick fan zen ende forstand, al
ist dat ick ben kranck fan lichma, bytensende dat wy menschen naet sykerer habbit
dan den daed, ende naet onsykerer habbit dan dioe wre ende stond des daedis, soe
meckie ende schick ick ende ordinerie myn lesta willa ende testament fan myn gueden
deer my God hat forleengit, in alducke maneer ende forma als hyrney scrn steet, schil
een stal, festicheit ende forfulg habba, ney alle riuchten.
Int aerst soe byfel ick God fan hymelryck myn zeel ende de eerde myn lichma,
ende byjerie myn legerstoe by den helliga fader Sinte Franciscus toe Galileen, ende
boekie aldeer tyeen rinsg.
Item soe byspreck ick Sinte Katherina, myn helliga patrona, tyeen post.gn rantha
toe euwiga degem toe, den personna aldeer tweer rinsgn, den jongerprester een post.,
ende een euwich deel. Item soe byspreck ick der helliga joncfrouwe Sinte Cecylia toe
Leckum een ny gaer ende een karsuffel fan fyff rinsgn, den personna aldeer een rinsgn
ende den jongerprester een post. Item den hellige fader Sinte Dominicus toe jacopynen
tyaen rinsgn. Ende Uus Liauwa Frouwa toe Nyahow byspreck ick den steed in Spylmanna streta deer Sytia Bauka zoen nuu ther tyt op wennit, den personna aldeer een
klinckert, her Otta een klinckert, ende her Gerryt een haelen post. Item den aerma int
jesthuus een tonna koytis ende een hael scuta eedss, ende her Peter aldeer een goldena.
Item Sinte Fyt toe Auldahow een aulden schield. Item soe byspreck ick den riuchta
scamela huussittende, als dat Hellige Sacramentis jeld toe Liouwerd, niogen post.goldena ranta int euwich, ende disse forsn ranta naet toe setten noch toe sellen, men
een euwich memorie toe wessen foer myn aerme zeel. Item den personna aldeer een
rinsgn, her Jelle een post., her Redert, her Gysbert, her Douwa, elkem een klinckert,
ende dae oera presteren elkem een haelen post.
Item dae broeren toe Bolswert een tonna kabliaw. Item dae oera biddende oerden
onbynaemd, elkem een post. Item elke tzerck int deel een haelen goldena, elke personna een stoter, byhaelen master Mamma een post., ende elke jongerprester een jager.
Item Klirkamp, Aedwerth, Auldaklaester, elkem een schield. Item toe Nyaklaester een
tonna koytis, ende hir twa niften aldeer elkem een klinckert. Item Aeylsum ende
Wiswert, elkem twa tonna bierss. Item toe Grenadyck, toe Oegaklaester ende toe
Waerkum, elkem een post. Item dae reguleersklaestren elkem een schield. Item toe
Gernaerd een tonna koytis, toe Berlaheem desgelyka, ende hir twae niften aldeer
elkem een klinckert. Item toe Furswert een tonna koytis. Item toe Waerd, toe Syona
ende toe Smellingeraklaester, elkem een tonna biers. Item dat convent toe Dockum
een schield.
Item soe meckie ick toe riuchta eerwa Doede Kammynga, myn moeder, al myn
gueden, replick ende onreplick, uutseyd boekynga fors. ende liaeffjefta neyscrn.
Item ick byspreck Waltya, myn aefta man, toe liaeffjeften al dae landen deer wy
toegara kapit habbit, ende trytich postulatusgoldena rantha, euwelick ende erfflick,
a
Onduidelijk geschreven. De bedoeling is duidelijk, de lezing onzeker. Mogelijk: Syowin.
Aan de slotletter een haal, dus misschien ook: Syowinn.
65
5
10
15
20
25
30
35
40
den helffta toe Leckem ende den helffta toe Liouwerd in steden. Ende dae tweer fan
disse steden lidza by Haya bregh, ende dae oera tweer oppa Dyck: Tyerck Douwa zens
steed ende Johan presters steed. Ende hat disse fiouwer steden naet forstrecka mogen
in den helfte fan disse forsn ranten, dat schil Waltya berra toe Leckum. Item ist seck
dat ick, Grathie, nuu dat bod Goedis forful, om dae temrynga deer Walthia toe
Kammynga huus hat deen, dat schil staen op kannynga gueder mannen, als op her
Sybit, personna toe Auldahow, her Mamma, personna toe Wirdum, her Menna, personna toe Kammyngabuur, ende <de> gardiaen toe Galyleen.
Item soe byspreck ick Hidda, myn nouwa, een nobel. Item Tyemck, myn moytie,
schil habba een schenckfet, ende Sacke myn moytie kynden aeck een schinckfet. Item
soe wil ick dat Haya ende Doede, myn moeder, schillet Tyemke, myn moytie, ende
Sacke myn moytie kynden hreka ende uutuisa alsoe fulla ranten als hemmen berra
mey fan zalige Siuckis wegena, ney inhauld der baer deer in foertyden meckit is
twiska Doede, myn moder, ende my fan der ener syda, ende Tyemke ende Sacke, myn
twa moytien, fan der oeder syda, ofte Menna ende Waltya fan hiare wegena, ney
inhauld der baer. Item soe byspreck ick Peer ende Liuwa, myn tweer broren, elkem
twinchtich goldena rantha, deer Liuwa dae syn in synre beerlinser al ontheten ende
toeseyd sint.
Item soe wil ick dat dit testament ende lesta willa folkomlick schil staen in al syn
fulle macht, in alle pu<n>ten ende articulen als fors. is. Ende roep weer ende nem op
alle oedera breven deer dit testament ende myn lesta willa contrarie mochten jeff
mogen wessa, sonder weerroepinga jeff jenspreeck fan enigen fan al myn frionden
ende sibdelen, naemd ende onbynaemd.
Al ting sonder argelist jeff enigherhanda byhyndicheit uutseyd toe wessen deer
myn lesta willa ende testament hinderlick mochte wessa. In orkund disser forsn punten
ende kennisse myns lesta willa ende testamentis als fors. is, soe hab ick, Gratye fors.,
beden her Menno, myn personna, dit testament ende myn lesta willa om myn bede
willa toe byfestigien ende toe bysiglien mit meer toeroepen orknen neyscrn. Ende ick,
her Menno fors., als een testamentarius zalige Gratyens fors. ende notarius ofte
keysers orkena, hab myn sigel hwinsen an dit breeff ende testament, foer myselff ende
mey om Jw Sioeka zens bede willa, alhyr toeropen ende beden mey toe siglyen, als
ick toeferra deen hab. Ende in lyker forma soe hab ick, her Sybit, personna toe
Auldahow toe Liouwerd, myn sigel aeck an dit breeff ende testament hwinsen, foer
myselff ende mey om Jettya Johan Wytiama zens bede willa, als toeroepen orkenen.
Ende wy, broeder Peter, prior toe dae jacopinen toe Liouwerd, ende broeder Barenth,
gardiaen toe Galileen, toeroepen ende beden orknen dissis testamentis, soe hab ick,
broed<er> Peter fors., myn amptissigel an dit breeff ende leste testament hwinsen,
omdat wy alhyr wr ende an habbit wessen ende hyrtoe beden sint.
Scr. in dae jeer Uus Heren thusent fiouwerhondert sex ende tzanchtich, op den
tysdey ney Uus Liauwa Frouwa dey Conceptio, omtrent trya wra ney middey.
<M.a.h., op de pliek:>
45
<n.m. 5> Et ego, Meinardus, Romane ecclesie clericus, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, quia premissis omnibus et singulis una cum
prenominatis presens personaliter testibus interfui, eaque omnia sic fieri vidi et audivi,
preterea hoc presens publicum testamentum, manu aliena fideliter scriptum, desuper
confeci, subscripsi, signavi et sigillavi, nomine, signo et sigillo meis solitis et
66
conswetis, rogatus et requisitus, in fidem et testimonium omnium et singulorum
premissorum.
Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.13.
Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (82), 2 (112), 3 (15). In het notarismerk: M.
Johannis W.I.G. In dorso: Grathie Kammynga testament.
Druk: a. OFO I, nr 271. - b. Niermeyer, Honderd oorkonden, nr 93.
5
38
1478 augustus 13
Altger Douwes zoen Houkama
10
15
20
25
30
In nomine Domini, amen.
Godfridus Simonis, vicarius toe Bolswerd, dwe kuied en kanlyk alle lioeden deer
dit breef schallet siaen jefta hera lessen, dat int jeer Uus Heeren tuysen fjouwerhondert
acht en tsantig, op Sinte Ypolitus dey marteler, Altger Douwes zoen Houkama mey
for[ta]chta sinnen, sondt van lyff, gaende ende staende, wol by reden, oensyoen datter
naeth wissers is zoe dye daedt ende naeth onwissera dye wre des daedts, om sillicheed
syn seels, haeth in myn jenwirdigeed ende der orkende neyschriouen macket syn
testament ende lesta wolla in mannire neysc., en wol datteth festicheed schil habba in
alle syn puncten en articulen ende ryoichten als een codicill jefte lesta wolla en als een
schedinga jeff schickingha synre goeden.
Int aerst soo biyerret hy, is hy Godes bodt verfolt, syn leegersteed toe barfoete
broeren in syn vaers graff, ende bespreckt aldaer voor hem ende voor Yda, syn
huisvrou, syn silwer noothb ende een gouden ringh toe een tselck.
Item soe byspreckt hy Sinte Marten, syn patroon, daer huyssteeden daer hy haeth
oppa Nye mercket, als die steedt daer Jelteth houtsaeger nu op wenneth, die steedt
daer Haythiac op wenneth ende een hael steedt daer Pybe op wenneth. Item soo
bespreckt hy de presterend toe Aldehow sauwn jeerdeel ende deertoe syn deel in
Beencke meedt voor een eeuige memorie. Item elcke haedprester een klinckert, ende
dae altaristene elck een pondt. Item toe Thabor, Lyodingatzercka, toe Ayngium, toe
Aldacloester, elk een postulaatgulden. Item soe byspreckt hy int gasthuis toe
Bolswerdt dyoe helfta van trya pondameta, lidsende in Ynswadaf hem, in dae fenna
daer Ena glaesmaakers en Remicx toe Buwaudag kynden een deel mey in habbeth,
mey alducke forwirda dat dae fouden van gasthuis voors. elkes jeer in dat eeuich
schallet bytallia daer presteren toe Tzerckwert fyftien buttenh, ende hiertoe bespreckt
a
b
35
c
d
e
f
g
40
h
Hierna in D: soe.
D: ..wth.
D: Huythia.
D: persenne.
C: altarissen; D: vicarissen.
D: Ymswada.
D: Buwanda.
D: buttren.
67
5
10
15
20
25
30
35
40
hy dat gasthuis voors. syn steet op de Polstraat. Item soe byspreckt hy dae ryuchta
huusarmen to Bolswerdt ende sonderlinge die van syn bloet synt, ende jout in dat
eeuich ien fenna buten porta, daer leit oppa Grefftswal, ende deervan schella dae
procuratoren van dae armen voors. betallia dae voogden in dat Heilige Geest tree
klinckerden, ney inhalt des breefs der alreedt op macketh is. Item elcke biddende
orden een hael klinckerdt.
Item soe bysprekt hy ende jout Yda, syn jefta huiswyven, dat huus deer Haia nu
in wenneth, ferra en teftaa, mey al dat tilbaer goedt, jeldt, gold ende silwers, alsuk
isser nu toe ghara brucketh ende bysgeth. Item soe bysprekt hy Yda voors. toe frya
ayna da helfta van Pouwels pelsers steedt ende daarto Syaerds steed, ferra en tefta,
mey al dat schuldich is, ende dat aeck to frya ayna. Ende hiertoboppa so confirmereth
<hy>b ende byfestigeth mey dissa jenwirdige testament dat breeff deer hy ende Yda
in voortyden toegerra macketh habbeth. Item hiertoeboppa soo besprekt hy Yda, syn
huyswyfc voors., toe haer lyffstonde fyouwer kuwagungh in da fenna by Equerdera
laan, deerse nu selfs in molkketh, ende ney her daedt wol hy dat dit voors. lant schel
komma toe een pronda neysc. Item hiertoebuppa schel Yda jetta habba toe her lyfstondt trya kuwagongh in da Lange fenne, ende ney her daedt soe schellet dissa trya
kuwagongh voors. aek komma toe dat pronda voors.
Item soo besprecket hy ney syn daed toe dissa voors. pronda sex pondameten,
lidsende op Saerdera Ee, deer Pier nu toe heer hadt, en vyftehael pondamete in dae
Nessen, heeten oppa Draya wal. Item dyo helft van nyogen pondamete en twira by
Equert, by syn lant deer Anna nu bysgeth. Alle dissa voors. landen wol hy dat komma
schelleth ney syn daedt toe een pronda. Item soo wol hy in dat jeer wanneer hy Gods
bodt ferfolt, dat de insthaende renthen deerma opbarra schel, dae schel Yda, syn jefta
wyff voors., opbarra en schelse jaen om syns siels sillicheed weer jo wol, het <se> van
steeden, huisen en landen, uutseidt deer hy dae armen byspretsen haet.
Item soo macketh hy erven van alle syn goeden deer aferra naet synt byspritsen,
Anske, syn nift, en Epe, syn mieghd, in manieren neysc. Eersten schel Anske habba
vyff pondameten deer da byginen nu bysget, en vyftehael toe Tresinge slaedt. Item dae
helfte fen Pilgrims steedt, en ney heer daedt dya helft Sinte Marten en de oera helft toe
da pronda voors. Item Epe schel habbe achterheel pondameten te Aesthem, en van dit
voors. lant soo schel hy betallia tree klinkerden eens die patroon toe Schillaard, deer
Jan en Altger tegara scioldig weeren. Item syn deel van fyaerdehael pondameten oppa
Hoffmeedt en syn deel to Hichtum, deer heer Anna nu toe heer hath, ende syn deel by
Clyarstera syl en syn deel van 8 pondameten te Merwerth. Item soo wol Altger dat,
weert secken dat Epe storf sonder aefte kinderen, soe schillith disse voors. gaersen aek
falla en komma toe disse pronda voors.
Item opdat syn testament, codicil jefta lesta walla tho berdte halden wirden, soo
macketh hy executoers van syn leste wolla da treedf haedpresteren toe Bolsward en
Tjaerd Juwinga jeff dyjen dier Juwinga huys bywenneth, ende dae fyouwer raedts-
a
b
c
d
45
e
f
68
D: testa.
Ontbreekt in C, aangevuld uit D.
D: huysfrouwen.
D: meeghen.
D: best.
D: treed.
5
10
15
20
25
30
lyoed. Ende disse voors. executoers te kiese op disse pronda voors. en te tzesen een
van syn bloed, ina dat sy nuth en bequaem daertoe synt. Item hy wol dat disse pronda
voors. schel wessa toe Aldehouw toe Bolswaert oppa Cruysaltaer, soe lang is deer een
altaer compt van dat Heilige Sacrament, ende dan da pronda op dat altaer toe wessen
en naet oppet Cruysaltaer.
Item soo wol hy dat, weert secke dat emmen syn lesta wolla jeff testament inbreeck
jeff inbreecke woud, het se van jeftb, <het se> vant bespreck, dy schel dat deer hem
toeleidt is, verberdt habbe toe jonst Sinte Marten tot Aldehouw, ende wol datmeth
allyck nimma schol toe Sinte Marten behoeff jeft verberdt goedt wier.
In oorconde der wirde soe <hab> ick, Altger Douwes zoen, dit testament, codicill
jefta lesta wolla besigelet met myn selfs sygele. Ende om een marre vasticheedt soe
hab ik, Altger voors., bedden de eerbaren heerc Goytien, uus vicarium toe Bolswardt,
myn biechtvaader ende testamentoer in deese seck, ende daer eerbaeren heeren Ghalo,
persinna, ende heer Gautia, perpetuum vicarium tot Bolswart, ende Heere Gerlofs
ende Bauke Peers zoen, nu ter tyt burgemeesteren, ende Albert Baernsd ende Reiner
Heyn Roedes, schepenen in Bolswart, als orkende, dat hya dit testament mey wouden
bisiglia. Deer wy, Godfridus, Galo, Gautia, Heera, Bauko, Albert en Reyner, deen
habbet in Altger voors. beeda wolla.
Int jeer en dey als voors. is.
Gecollationeerd tiegens syn principaale, in pampier gesc. en met acht segelen
bevestigd, dewelcke door oldheid meest gebrooken zyn, is bevonden te accordeeren,
in kennisse van my ondersc. Onder stonde geschreven: Cyprianus Johannes, met
sekere linien gecircumscribeert.
En stonde vorder gesc. als hierna volgt: Ende is nog andermaal ter audientie van
voorge<me>lde meister Sipke Jans zoon metten princepalen voors. testamente gecollationeerd ende daarmede bevonden te accorderen, by my, ondergeschreven secretaris
der steede Bolsward, op den sevenden julii anno XVc XC. Onder stonde geschreeven:
T. Siccama, met eenige streeken gecircumscribeerd, en is bevonden daarmeede te
accordeeren.
<M.a.h.:> Gecollationeert met de copia copiae bi mi berustende, hebbe bevonden
daarmede te accorderen.
<Ondertekend:>
Ruardus Andala, ecclesiasticus Bolswardiensis.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (z.d., door Cyprianus Johannes, naar A; opnieuw gecollationeerd in
1590 door T. Siccama, secretaris van Bolsward, naar A). Niet voorhanden - C (1698,
35
a
b
c
40
d
D:
D:
D:
D:
indain.
aeff.
G.
Bat[***].
69
gecollationeerd door Ruardus Andala, predikant te Bolsward, naar B). GA Bolsward, Oud
Stadsarchief, inv. nr 825. - D (18de eeuw, naar B). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv.
nr 36, p. 369-376. - E (1832, naar D?). RAF, Archief Provinciaal bestuur van Friesland
1813-1918, inv. nr 2064 (Leenregister II), p. 101-106.
Druk: a. OFO IV, nr 51 (naar D). - b. Abma, Bolswarder lenen, 114-116 (naar a).
Uitgegeven naar C, met varianten uit D.
De overleveringsgeschiedenis is niet geheel duidelijk. Omdat Siccama spreekt van
andermaal collationeren met het origineel, is hier verondersteld dat dit een dubbele
collationering van hetzelfde afschrift betreft, hetgeen wel vaker voorkomt (zie bij voorbeeld
nr 84). Andala heeft B bestempeld tot copia copiae, maar kan zijn misleid door deze
tweevoudige collationering.
5
10
39
1479 februari 3
Ghielt Harkynghe
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Herens M CCCC ende neghen ende seventich wasser een arbaer man,
gheheten Ghielt Harkynghe, wys ende vorstandel fan synnen, alhoewel dat hy kranc
was in den lichame, die hevet syn testament ende syn leste wille ghemaket in maneren
als hyrnae ghescr. staet.
In den eersten soe bygheert hy syn legherstede by syn heiligha patroen Sunte
Nycolaus, ende byspreckt hem tot syner tymmer vyftich klynkerden voer hemself ende
voer syn fader ende voerfaders, ende bygheert bygraven toe worden in die kerck, by
Yde syn wyfs stoel.
Ithem soe hevet hy de preesters to Oesterwerum bysproken XX klynkerden reed
ghelds foer een ewich adeel, onder ducke forwarde, alsoe langh als men jaerlixs fan
syn huus den preesters voerscr. een deel brenghen, soe sullen sie ghen segghen hebben
op dysse XX klynkerden voerscr., mer als men gheen deel fan syn huus bringhen, soe
salme mitte XX klynkerden lant kopen, ende daer sal dan syn adeel eewelick op
legghen. Item hyrtoe soe bysprect hy den preesters voerscr. een jaer frydaghisbolla.
Item soe hevet hy bysproken elke kerck in Baerderadeel een half pont, ende elke
preesters een stuwer. Item soe hevet hy bysproken elke biddende oerde een
rynsgulden, mer den baerfoete broeren toe Bolswart ende toe Lewerden ellick III
rynsgulden. Item soe hevet hy den armen bysproken tot hoer noetruft een half
romonsch laken, ende daertoe III klynkerden an schoen, daert Yde orberlics dunket
toe wesen. Item die crucebroers toe Sneeck ende toe Franiker ellick twee pond.
Item soe hevet hy Baucken, syn dochter, aerfname maket in syn halve onrepliken
goeden, als in land ende sand. Ende Yde, syn wyf, hevet hy die ander helft fan syn
land ende sand bysproken, mit huus ende hofstede, ende alle ander replike goeden
daertoe, tot hoer lyfstond.
Ende we dyt testament niet en holdet, die syn deel verboert toe hebben ewelic tot
die patroens byhoef toe Oesterwerum.
Item soe hevet hy Yesken, syn oems dochter, bysproken een pondsmeta landen, in
haer lande legghen, tot een leefghyfte ende verhochnisse syn dodis.
70
5
10
15
Item nyemant sal rentha opboren eer alle boekynghea wel bytalt synt, ende Yde
sal sie opboren al onter tyt toe dat alman tsyn hevet.
Item soe hevet hy Bauken, syn dochter, bysproken foer hoer deel replike goeden
oft sie daer om kronen wolde, twee pondameta landis, legghen toe Oesterend int litike
Wynsia goed, gheheten Anska kamp.
Dyt is Ghieltis voerscr. leste wille ende testament, ende byghert dat ment houden
sullen alsme leste willen oft testamenten fan Godis weghen sculdich synt toe holden.
In een tuch des waerheeds soe hebben hyr by ende over ghewest broder Peter,
mynrebroder toe Galileen, als syn testamentoer, omdatter doe ter tyt gheen personer
was toe Osterwerum, Docle toe Voghelesanck, Dowa smit, Jarich Sicka zoen ende
Janka Peter zoen, syn buren, die daertoe gheropen waren ende om ghebeden fan
Ghieltis voerscr. dat siet helpe souden toe bescarmen, als toeropen ende bedene
orkenen sculdich synt toe doen.
Ende omdat nyemant fan ons, orkenen voerscr., seghelen brukende syn, so hebben
wy, orkenen voerscr., ellick bysonderlinck ghebeden her Gellen, personer toe Rawert,
dyt testament to byseghelen, als hy ghedaen hevet om bede wille fan ons.
Int jaer Ons Herens als voerscr. is, op Sinte Blasius dach.
Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek
van Friesland, inv. nr 894. Het opgedrukte zegel verloren. Opschrift: Testament van Ghielt
Harkynghe te Oosterwierum. In dorso: Gielt Harckna testament.
Druk: a. Mol, ’Friezen en het hiernamaals’, 59-60.
20
40
1479 april 13
Schelta Lyauckama
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Dit is Schelta Lyauckama testament ende lesta wille, deer hy macket ende ordineret
hat by consent ende reed synre persinnen ende bichtfaren, ende dat mey voertochte sin
ende sondige herta ende goed verstandt, al was hy cranck van lichaem, hy was
nochtans sterck van sinnen ende foersyonich in der memorie, ende hat bitocht dat hy
sterfflich was ende alle menschen sterfflich zyn.
Weerom zoe hat hy dat alderaerst bifalen Godt almachtich syn eedele seel, ende
syn sterfflich lichaem by syn hellige patroen Sancte Sixtus in der helliger tzercke, als
by Liauckama stoel. Ende hat syn hellige patroen Sinte Sixt bispritsen aerst yn twyra
pondmeta landis, lidzende op Aesterwauds meed, ende deerney trya pondameta landis,
dyo een ponsmeet is lidsende by dy Herntia, ende dae ora twyra sint lidzende op Doiet
meed. Item deerney soe hat hy byspritzen Sinte Maria, dyo moeder Goedis, X
clinckarden, ende bet X clinckarden tho tymmer toe der hellige tzercke bihoeff. Item
deerney hat hy bispritsen her Waltero, syn persinna, ende her Mammo, syn vicario,
elckerlyck een golden rinsgolden, ende dae oer tweer jongerapresteren elckerlick een
golden post., ende dy coster tho wyn ende oblaten een halff clinckardt. Item deerney
a
A: beokynghe.
71
5
10
15
20
25
30
35
40
45
soe hat hy macket een ewich deel tot der hellige tzercka, deer hy mey bisweerd hat een
stick landis op dat Haeg terp, deer deer rent an dat landt deer dyo vicarie toebeheert.
Item deerney soe hat hy bispritsen dyo hellige tzercka tho Firdghum ende tho
Tiemmarum, tho Minnertsgae, elcka tzercka X buttiens, ende elcke prester in elcke
loeg een pondt. Item deerney hat hy bispritsen dy convent tho Lidlum XXX
clinckarden. Item toe Aesteberum hat hy bispritzen dyo helliga tzercka X clinckarden,
ende elcke prester aldeer een pond. Item thoe Petersberum dyo helliga tzercka X
clinckarden, elcka prester een pond. Item tho Wynaldum dyo helliga tzercka hat hy
bispritzen X clinckarden, ende her Schelta, persinna aldeer, een wilhelmusschyeld,
ende dy jongerprester een pond. Item tho Harns dy hellige patroen Sinte Michael hat
hy bispritzen X clinckarden, elcke prester aldeer een pond. Item dy convent tho
Waudseyn ende dae broeren tho Slaet elckerlick een rinsgolden. Item dae jacopynen
tho Lyowrd hat hy byspritzen een rinsgouwn, ende dae baervoete broren alsoe fulle.
Item tho Lyonietzercka hat hy byspritzen tria rinsgolden. Item tho Franeker tho dy
grata tzercka alsoe fulle, ende tho dy claester aldeer III rynsgowen, ende elcke prester
aldeer in dat claester een pond. Item dae tria Sinte Maria tzercken elckerlyck V
clinckarden, elcke prester in elcke loeg een pond. Item dy convent tho Anighum hat
hy bispritzen V clinckarden.
Item deerney soe hat hy macket ende bispritzen thoe byhoef der arme menschen
als vyff clinckarden, op Sinte Sixtus dey tho deelen tho Lyawkama huus, ende deertho
een tonna biers ende een guet meeltyt, dit soelang tho durien als een van syn kynderen
libbet jeff lifachtich sint.
Item deerney soe hat hy bispritzen Ebel, syn dochter, als XXI clinckarden rent, X
clinckarden deer Epe Rommert zoen nu ter tyt jowt, ende XI deer Minne ter Tille nu
ter tyt jowt. Ende is dat seeck dat hyo sterft sonder aefte kynderen, soe schille disse
vors. renten wederom an her broren <commen>. Item is dat seeck dat hyo boestget by
Tyetie reed ende her broren reed, so schilma her claia by Tyeytia reed ende her broren
reed, ende deertho schil hyo habba een silver reeme van XX schilden uirden, ende een
paer scotten van XVI schielda uirden. Ende is dat seeck dat hyo boestget bute Tietie
ende her broren reed jefte consent, soe schil Ebel vors. disse vors. renthen ende
goeden voerberdt habbe.
Item soe mecket hy syn fyower sinnen ende kynden eerwen syn tytlicke goeden,
ende dat kyndt deer Thieyt mey geet algelyck, is dat seeck dat hyo een kerstenseel
criget. Ende dat in duwer maneeren, als dat hy bispritzen hat Schelte, zyn jelderste sin,
Lyawckama huus, porte, stens ende state, mey alle da landen deer syn awdfaer in
voertyden bruckt ende bysget hat, ende leeten ende laget hat, deer tho Lyawckama
huus heerden ende gingen, deerthoe syl ende sylroede, mey dyo molna ende syn
tobiheer. Hyrfoer so schil hy foldwaen armen, agen ende alle gaestlicke lyoeden deer
tho Lyawckama huus commet, ende als syd ende plyg pligat tho wessen, ende deertho
syn vaers deel, awdvaer ende awdmoers deel elckers jeers tho bitellien. Item is dat
seeck dat Schelte voors. een aefte zyd criget deer hy kynden bi tyocht jefte bi tian
mochte, ende hy stoer eer zyn aefte zyd jeff voer syn kynden liwes bilyowd, so schel
dyo snoer schede van Lyawckama huus ende van dae goeden als vors. is, ende schil
dan laugie op Sicke, Schelte broer voors., ende dyo snoer mey her kynden schil dan
dae goeden ende renten weder habbe deer Sicke vors. dan ter tyt bruyckt ende bysget
72
5
10
15
20
25
30
35
40
hat. Ende Sicke vors.a schil dan Lyawckama huus, porte, stins ende staete, mey dae
landen, goeden ende lesten als voers. is, bisitten sonder Schelte wyffs jefte kynden
weersydzen jef van hyarra wegen. Item voertan is dat seeck dat Sicke voers. een aefte
zyd cryget deer hy desgelycke kynden bi taeg, ende eer syn wyff ende kynden liwes
bilyowd, so schyl Sicke wyff mey her kynden dan scheden van Lyawckama huus als
vors. is, ende schil dan dae goeden ende renten weder habbe deer Epe, Sicke broer
vors., dan ter tyt bruckt ende bysget hat, mey her aeyn goeden. Ende Epe vors. sil dan
Lyawckama <huus> als vors. bysitte, mey dae goeden ende lesten als Schelte vors.
bisetten hat, ende leeten ende lawget was.
Item deerney soe hat hy bispritsen Wiben, syn sin, Hibbema huus, stee, stins ende
state, alst sellige Wibe Hebbema syn deel Schelte Lyauckama leeten ende lauget hat.
Item deerney soe hat Doed Hebbema by libben ende bi standen bispritsen Wyben
voers. her oer deel van Hebbema huus, stee, stins ende staten, wanneer hyo lywes
byliowd, ende deerto alsoe fulle goeden ende renten deer hyo dan in her testament
bispreckt. Item is dat seeck dat Wibe voers. aefliwich waerd, al is dat hy aefte kynden
tioecht, soe schil Wibe wyff vors. mey her kynden scheden van Hebbema huus ende
staeten als voers. is, ende schil dan lawgya op een van Schelte jelderste kynd<en>.
Ende wa soe dat dan van Schelt<e> jelderste kynd<en> Hebbema huus ende staten als
vors. is, bywennet, di schil dan dajen deer van Hebbema huus schedet, reke ende jaen
alsoe fulle goeden ende renten als Doed vors. in her testament byschruwa let.
Item deerney soe hat hy mecket dat dy graete beste silveren hoern ende dy lytiae
beste silveren hoern ende dy monnen sonder selver, disse vors. hoernen schillet blywe
op Lyawckama staeten, ende alle dae ore schinsfetten schille da kynden tholyke deele.
Item deerney hat hy mecket dat Tyeyt Lyawckama huus soe als vors. is, schil
bywenia also lang als hyo lywet jef als her lyaeff is. Ende wanneer hyo Lyawckama
huus byaen wil, so schilla her lyaeffjeften wessen ney her persinnen reed ende dae
munden schickinge. Item deerney soe hat hy mecket dat Tyeyt schil al renten berre
deer Schelte ende hyo thogerre bruckt ende bysget habbet, al on ter tyt toe dat dae
kynden toe buucueste commet jef boestget, ende da kynden deervan to reeden ende
to clayen alst eerlick is, ende da kynden nen renten schillet berre on ter tyt toe dat hya
bysonderlinge boestgie.
Item soe hat hy mecke ende ordineret dat da schyelda deer ryochtferdich schyelda
sint, schilma bytallia, by syn persinna reed ende mundana reed.
Item deerney hat hy byspritzen Doeden, zyn moier, een ny bed mey zyn toebyheer,
ende dy beste silver hunt.
Item deerney soe hat hy bispritzen Tzaling ende Andla dae renten ende landen in
Dirck Smitsme goed, alsoe fulle al syn deel is, ende deertho elckerlick een buten paer
clana. Hyrmey so schyllet hya hyarren moieb lete, als hyaet hun lowet ende ontheten
habbet in goede lyode andert, ende deertoe nen foerspreeck tho meyttyen op Doed
Hebbema vors. testament.
Item deerney het hy mecket ende byschickt monden ende biwarers tho syn kynden,
als Douwa Zyaerde, Gerroldt Herama, Foppe Renick zoen opper Schilige ende Eda
Douwe zoen. Op disse vors. monden soe hat hy byerret datse willet Tyetyen mey her
a
45
b
Hierna in druk a en in de door Oversteech aangebrachte correcties in E nogmaals: dan
ter tyt bruckt ende bysighet hat. Ende Sicke fors.
I: nor. E: noie.
73
5
kynden helpe ende reda deer hya behoeftich mogen wesse, ende in secken deer hyerra
mochte toe fallen. Ende is dat seeck dat Douwe Zyaerde aefliwich wirt, zoe hat hy
bygerret dat Sicke Syaerda staen schil in Douwa steed. Ende deertho soe hat hy
bigerret dat disse vors. monden schillet Doed Hibbema, syn moer, helpa ende reeda
ende byscherma, also lang als hyo lywet.
In een weerheed dit testament vors. soe habbet wy, Walterus, persinna, ende
Mammo, vicarius perpetuus, uuse selwis siglen hanget aen dit jenwirdige testament
vors.
Int jeer Uus Heerens tusen fyowerhondert ende LXXIX, des tysdeys ney Pasca dey.
10
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens mededeling van Oversteech aan het slot van
E: in franchyn geschreven ende bevestighet mit twee uuythanghende segelen aen twee
dubbelde franchynen sterten in groenen wasse daerop gedruickt.
Afschriften: B (naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (c. 1600, naar B). RAF,
Archief huis Liauckamastate, inv. nr 237. Opschrift: Copia copiae. In dorso, m.a.h.: Het
testament van oude Schelte van Liauckama. - D (16de eeuw?, naar een afschrift). Niet
voorhanden, bekend uit E-K. - E (omstreeks 1613?: vgl. het door dezelfde hand geschreven
afschrift F van 137, naar D). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 237. Met
marginale aantekeningen en toevoeging aan het slot door Oversteech (zie ook F).
Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema, anno
1479, des dyngsdachs nae Paeschen. Overgeplakt met een papiertje, waarop m.a.h.: Dit syn
pampire die op Liaukema hooren. Beneden dit papiertje, m.a.h.: Copia van het testament
van Schelte van Liaukema. - F (datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr 66.
Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema.
<M.a.h.:> Anno 1479, des dyngsdachs nae Paeschen. Voor Georgh van Lyauckema. Anno
1479. <Ondertekend:> Oversteech. - G (datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr
237. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia uut het testament van Schelte van Lyauckema,
anno 1479, des dyngsdachs nae Paeschen, voor Georgh van Lyauckema, overste etc. - H
(datering en hand als E, naar D). Ibidem, inv. nr 225. Opschrift en dorsale aantekeningen
als D. - I (17de eeuw, naar D). Ibidem, inv. nr 66. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copie
van olde Schelte Liauckama testament. - J (17de eeuw, zelfde hand als I, naar D). Ibidem,
inv. nr 225. Opschrift: AA. Copia. In dorso: Copia van olde Schelte Lyauckema testament.
Anno 1479. - K (17de eeuw, naar D). Ibidem, inv. nr 237. Opschrift: AA. Copia. In dorso:
Copia van olde Schelte Lyauckema testament. Anno 1479.
Onvolledige afschriften in het Nederlands: L (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 66. M (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 471. - N (17de of 18de eeuw). Ibidem, inv. nr 237.
Druk: a. Inthiema, Disquisitio juridica, 273 (waarschijnlijk naar C). - b. OFO I, nr 296
(naar a).
Uitgegeven naar C, dat de beste tekst bevat. De afschriften E-K, geschreven door drie
verschillende handen, hebben een aantal minder goede lezingen gemeenschappelijk. Zij
gaan dus kennelijk niet terug op het origineel, maar op een afschrift, hier aangeduid als
D. E bevat marginalia en een toevoeging aan het slot door Oversteech, waaruit zou moeten
blijken dat hij dit afschrift collationeerde met het origineel. Het is echter niet waarschijnlijk
dat hij werkelijk het origineel ernaast heeft gehad. Oversteech noteerde in de marge
namelijk ook folionummers, en die zullen niet op een perkamenten origineel hebben
gestaan. Verder nam hij een stotter over die alleen voorkomt in druk a. Dit alles maakt het
aannemelijk dat hij collationeerde naar druk a, die naar alle waarschijnlijkheid is
gebaseerd op C. Daarin staan in twee opeenvolgende regels de woorden Sicke vors. recht
boven elkaar, hetgeen een stotter als in a verklaarbaar maakt.
15
20
25
30
35
40
45
74
41
1480 februari 12
Gerryt van Belcum
5
10
15
20
25
30
35
40
45
<Afschrift D>
<Afschrift E>
In den name Godes, amen.
Int jaar Onses Heren als men schreef
1480, des sondags voor Valentini, doen
wasser een eerbaar burger in Leeuwarden, geheten Gerryt van Belcum, sieck
van lichame, hoewel dat hy ware wys
ende vernuftigh van verstande ende
kloek van sinnen, welke Gerryt voors.
hadde aengesien ende terdegen overdaght dese jegenwoordige korte tyt, en
de sekerheit des tytlyken doodts en de
onsekerheit der uire des doodts, ende
hiernamaals de eeuwige tyt, waerom
soo heeft hy met vryen wille ende met
voorbedagten sin, om alle quaad te
vermyden en alle twedragt te keren,
ende ook mede om syne ellendige
zielen zaligheit, maakt, schickt en
ordineert een testament van syn tydlyke
goederen die hem Godt almaghtigh
hadde verlenigt, welk testament ofte
laeste wille begeert hy ende wil hebbe
vast ende volmagtigh, na alle manieren
van reghten daart magh, om tot een
vastigheit te hebben, ende bidt een
iegelyk om Godts wille die dit hoort en
magt heeft dat te sterken, dat sy dat
bescherme, settende de poene van
reghte in cas van dispuit op diegene die
aldaer in dispuit komen ende dit niet
holden, hoewel dat hy dat hoopt ende
op syn kinderen betrouwt dat sy dit
nooyt straffen ofte warssen sullen.
Int eerst soo heeft Gerryt voors. syn
lieve ziel bevolen Godes almagtige
grondelose barmhartigheit, begerende
syn legersteed by syn heilige patroon
Sint Vyth, in dat nieuwe coor op die
zuydzyde, op het west van de deur,
ende heeft toegeleit ende gegeven dien
heilige patroon tot behulp van syn timmeragie een nieuw glasfinster, exempt
In den name Godes, amen.
Int jaer Onzes Heren als men
schreev MCCCCLXXX, des sondags
voor Valentini, doe was er een eerbaer
borger in Lieuwert, gehieten Gerrit van
Belkum, ziek van lighaem, hoewel dat
hy was wys en vernuftig van verstande
en kloeck van sinnen, welke Gerrit
voors. hadde aangesien en deeg overdagt deese tegenwoordige korte tyt,
wisheid des tydelyken doods en hiernamaals de eeuwige tydt, alwaarom zoo
heeft hy met vryen wille en voorbedagten zin, om alle kwaad te vermyen
en alle tweedragt te keren, en ook mede
om syn elendige zielen zaligheid,
maakt, schikt en ordineert een testament of leste wille van zyn tydelyke
haaf ende goed dat hem God vant
hemelryck heeft verleend, welke
testament of leste wille begeert hy en
wil hebben vast en volmagtig, met allen
manieren en rechten daar het mag en
kan een vastigheid te hebben, ende bidt
een iegelyk om Godes wille die dit
hoord en verstercken kunnen, dat men
dat bescherme, settende de pene des
rechtes daartegen so iemand maer
aldaer tegen kome ende dat niet en
houdet, hoewel dat hy dat hoopt en op
zyn kinderen betrouwt dat zy dat ten
genen tyde berispen, betwisten of
wraken sullen.
Int eerst soo heeft Gerrit voorsz. syn
lieve ziel bevolen Godes almachtige,
grondelose barmhertigheid, begerende
syn legerstede by zyn heilige patroon
Sinte Vyt, in dat nieuwe choor op de
zuidsyde, op het west van de deur, ende
heeft toegeleit ende gegeven den
heiligen patroon ten syner hulpe te
timmeren een nieuw glasvenster,
75
5
10
15
20
25
30
35
40
45
het steenwerk ende yserwerk dat aldaertoe behoort. Ende begeert tot de ere
Godes ende wil dat men aldaer sal
make een nieuw altaer, daer Sinte
Christoffel sal op staan, ende buiten aen
de kerke wil hy hebbe een figure van
Ons Lieve Here Godt, dragende syn
Heilige Cruys. Dit voorschreven altaar
met syn toebehoren, mette figure ende
glasvenster als voors., hadde Wyttie,
syn huisvrouw, hem onthieten ende al
aengenomen te bekostigen, tot der eere
Godts ende om haer lieve zielen
zaligheit.
Item daertoe soo heeft Gerryt
voorschreven geven tot Godts eere
seshondert luicker gulden gereden
gelde, welke seshondert luiker guldens
sal Pytter, syn soon, ende Symen, syn
swager, met den opperpriester toe
Oldehove nemen van syn part geldts,
ende kopen daermede vyftigh klinkarden wisse renten, welcke vyftigh
klinckarden renthe schicken ende
leggen tot dat altaar voorschreven tot
een prysters prove, welke prove heeft
Gerryt voorgenoemt beswaart met drie
of vier missen ende gelyke veel vigilien
daertoe des weecks ten alderminsten.
Ende begeert vrindelyk van Kempo
Unia ende Waltie Abbes dat sy hier
mede toe raden ende helpen willen dat
men dat voors. geld profytlyken ende
nutlyken bestede als voors. Item op
dese voors. prouve, daer Gerryt syn
lieve ziel en alle syn lieve vrienden
zielen heeft mede bedaght of hy of
ymant van haar Godt mede vertoornt
hebben in enige tydelyke saken, sal
Pytter ende Symen, met syn andere
kinderen of swageren, kiese moge een
goed man, ten allen tyden by des
opperpriesters raad, opperpriester na
opperpriester, wanneer dat ledigh is, die
trouwelyk voor syn lieve ziele en al syn
lieve vrinden zielen mede sal bidde. En
isser emant van syn geslaghte of
bloede, die dat voor een vreemden te
76
uitgenomen dat steen en yzerwerk dat
aldaartoe behoort. Ende begeert tot der
eere Godes ende wil dat men aldaar zal
maken een nieuw altaar, daar Sinte
Christoffel zal op staan, en buiten aan
de kerke wil hy hebben een figuir van
Onse Lieve Here God, dragende syn
Heilig Cruis. Dit voorsz. altaar met zyn
toebehoren, met de figuir en glasvenster
als voorsz., heeft Wytie, zyn huisvrou,
hem onthyten en aangenomen halv te
bekostigen, ter eeren Godes en om haar
liefs zielen saligheid.
Item daartoe soo heeft Gerrit voorsz.
gegeven tot Godes eere zeshonderd
rhynsguldens reed geld, welke zeshondert rhynsguldens zal Pyter, zyn zoon,
en Symen, zyn zwager, met de personna te Oldehove nemen van zyn part
geldes, en kopen daarmede vyftig klinkende wissera renthen, van welke vyfftig klinkende renthe zullen zy voorsz.
dartig postulaten wissere renthen beschikken en leggen tot dat altaar
voorsz. tot een priester inkomst, welke
inkomst heeft Gerrit voorgenoemd
bezwaard met drie of vier missen en
alsoo veel vigilien daartoe des weeks
ten allerminsten. En begeert vrindelik
van Kempe Unia en Wattie Abbes zoon
dat zy hier mede toe raden en helpen
willen dat men dat geld voorsz. profytelyk ende nuttiglyk bestede als voorsz.
Item op deeze voorsz. inkomst, daar
Gerrit zyn lieve ziel en al zyn lieve
vrinden zielen heeft mede bedogt of hy
of iemand van haar God mag vertoornd
hebben in eenige tydelyke zaken, sullen
Pyter en Simen, met zyn andere kinderen of zwageren, kiesen mogen een
goede man, ten allen tyden by des personna raad, pryster na pryster, wanneert
leedig is, die trouwelyken voor zyn lieve ziele en al zyn lieve vrinden zielen
mag of zal bidden. Ende is er iemand
van zyn geslagte of bloede, den dat
voor een vreemde te gunnen, zoals dat
behoort. Item daarmede zo begeert hy
5
10
15
20
25
30
35
40
45
gunnen, als dat behoort. Item daerna
soo begeert hy ende wil dat Pytter ende
Symen met de opperpriester willen
schicken ende ordineren 15 klinkarden,
of sooveel als de vyftigh klinckarden
syn beter als 30 post., tot den armen
behoef ofte tot reparatie der heilige
kercke, daert haerluiden aldernutst
dunckt. Ende wil dat men den provepriester een huis coopt daer hy magh in
wone van dat voors. geld.
Item soo had hy maak<t> verdelinge
ende heeft geboekt de heiligen en heren
als naschreven staat, dat sy trouwelyk
voor hem willen bidden. Item den opperpriester 1 guld. Item den deeken,
heer Reder, ende heer Jelle elk een halve guld., ende de andere priesteren te
Oldehove iegelyk een stoter. Item Sint
Antonis in jesthuis een halve gulden,
ende heer Pytter een stoter. Item Ons
Lieve Vrouwe toe Nyehove een guld.,
den opperpryster een stoter, ende de
andere prysters elk een jager. Item de
broeren tot de jacobinen 1 post. Item de
perfoeta broeren een tonne kostelyk
bier, ende daertoe een tonne koyts. Item
toe Foswert, toe Gernawird end<e> toe
Betlehem, elkerlyk een tonne koyts.
Item [***] op syn kinderen verbeteringe.
Item daerna so bevestight hy Pytter
syn soons bryven soo dat Pytter, syn
soon, by Wyttien sal weder inbrenge de
helft van syn uitbirnsinge die hy
ontvangen hadde, uitgesondert de
huisinge, in de te makene deelschap te
gaan daerna. Ende waart sake dat
hierover imant in quaestie wilde
komen, die sal hebben verbeurt hondert
post. tot Pytters behoeff.
Item daernae soo bespreekt hy salige
Willems kinderen elk hondert post.,
ende sullen hiermede tevreden wesen,
soodat dat ene kindt sal erve op dat
andere, tot des laestes dood toe. Ende
sterven sy aleer dat sy tot buikueste
komen ofte lieten sy geen kinderen na,
en wil dat Pytter en Simen met zyn
personna wil schikken en ordineren
vyfftien klinkerden, dan of zoveel als
XV klinkerden syn bedragende <meer>
dan dertig postulaaten, tot den armen
behoefte ofte tot het timmeren der heilige kerke, daar het iemand allernuttigst
dunkt. Ende wil dat men den prysterinkomst een huis kopen daar hy mag in
wonen met dat voorsz. geld.
Item so heeft hy gemaakt ten jaardeel ende heeft te boek gesteld heiligen
en heren soals mede beschreven staat,
dat sy getrouwelik voor hem willen
bidden. Item de personna een gulden.
Item den deken, heer Rederd, en heer
Jelle elk gelyk een halven gulden, ende
den anderen prysters te Oldehove ieder
een stoter. Item Sint Anthonis int gasthuis een halven gulden, ende heer Pieter een stoter. Item Ons Lieve Vrouwe
toe Nieuwehove een gulden, den personna een stoter, en de andere prysters
elk een jager. Item de broeren by den
jacobinen een postulaat. Item de professi broeren een tonne rod scher ende
daartoe een tonne koits. Item toe Foswert, toe Genawird ende toe Berlichem
elk een tonne koits. Item voortaan op
syn kinderen verbeteringe.
Item so bevestigt hy Pytter zyns
zoons brieven so dat Pyter, zyn zoon,
by de Wytien sal weder inbrengen de
helft van zyn kindsdeel dat hy ontfangen heeft, uitghezeid de huisinge, ende
dan mede tot gelyke deelschap te gaan
daarna. Ende waart sake dat iemand
hiertegen wilde komen, die zal verbeurt
hebben hondert postulaten tot Pyters
behoef.
Item daarna bespreekt hy salige
Willems kinderen elk hondert postulaten, ende zullen hiermede tevreden
weesen, sodat dat eene kind sal erven
op dat ander, tot des lestens dood toe.
En sterven si aleerder dat sy tot buikueste komen of laaten zy geen kinderen
na, so wil hy dat het sal weder in daar
77
5
10
15
20
25
30
35
40
45
soo wil hy dat het sal wederkeren daart
uitgekomen is, ende dese goederen
sullen sy niet ontvangen eer die kinderen te buickuest syn gecomen.
Item voorts soo leit hy toe Wyttie,
syn eghte wyff, dat huis ofte woninge
tot haer lyfstonde, ende agter dat hoff
met de twe kleine huisingen int hoff,
syn deel vry ende quiteert dat hy
daeraan heeft. Item daertoe soo sal
Wyttie hebbe tot onderhoud al datgene
wat daer in dat hoff is, aghter ende
voor, boven ende beneden, als rogge,
weit, bonen, orten, koorn, haver, sout,
bier, olye, honingh, eeck, flas, met al
dat men eeten ende drinken magh, ende
daertoe holt ende turff, alst aldaer te
huys is. Ende hiervoor soo sal Wyttie
weder staen ende bewaren de uitledinge
ende den dartigste dagh, die dagh,
uitgesondert dat boecke. Item soo wil
hy dat Wyttie sal vooruit hebbe haere
klederen, goldt ende silverwerk, met de
kleinodie dat tot haer lyff behoort, ende
daertoe dat beste bed met syn toebehoren, sonder deelschap.
Item daerna in het slot soo maakt hy
syn wyff en kinderen tegelyk erven in
alle andere goederen, te voren niet
geroerd, hetsy replyke of onreplyke,
klein of groot, ende begeert dat sy die
vrindelyk ende minnelyk tegare willen
delen, ende syn laeste wille nooyt niet
straffe, by poene van voorby gegaen te
syn.
Item waart sake dat het geviel dat
syn kinderen ofte swageren schelinge
ofte enigerhande schortinge kregen of
oneens waren over dit testament ofte
laeste wille, ofte soo hieruit komen
mogte tot dispuit emant of de kinderen
onder malkanderen om enige poincten,
dat begeert hy dat sal blyve by twe of
drie goede mannen, om alle quaad te
vermyden.
Item soo wil Gerryt dat men nogh
een postolata rente sal schicke tot dat
leen voors., dat men nemen sal van dat
78
het uitgekomen is, en deese goederen
zullen zy nooit ontfangen eer dat de
kinderen tot buikueste zyn gekomen.
Item zo leyt hy toe aan Wytie, zyn
egtelyke huisvrou, dat huis of de
woninge tot haar lyfstonde, ende agter
dat hof met de twee lutie huisingen int
hof, syn deel vry ende quyt dat sy
daaraan eygent. Item daartoe zal Wytie
hebben tot een lyffgifte al de eetwaren
dat int huis is, agter en voor, boven en
beneden, als rogge, weit, bonen, orten,
koren, haver, sout, bier, oli, heuning,
edick en vleisch, met al dat men eeten
en drinken magh, ende daartoe hout en
turv, soals het aldaar te huis is. Ende
hiervoor zal Wytie weder instaan en
besorgen de uitvaart en bewaren de uitludinge en de dertigste dag, uitgeseit te
boekinga. Item soo wilde hy dat Wytie
zal vooruit hebben haar klederen, gold
ende silverwerk, met de kleinodien die
tot haar lyff behoren, ende daartoe dat
beste bed met zyn toebehoren, zonder
deelinge.
Item daarna in dat slot soo maakt hy
zyn vyff kinderen toegelyke erven in
alle andere goederen, tevoren niet genoemd, si zyn roerende of onroerende,
klein of groot, ende begeert dat sy die
vrindelick ende minnelick tezamen
willen deilen, en zyn laatste wille niet
berispen, by peene voorgenoemt.
Item waart sake dat het viel dat zyn
kinderen of zwageren verschil ofte
eenige haperinge kregen ofte oneens
werden over dit testament of laatste
wille, ofte dat hieruit komen mogte
tegen Wytie, zyn wyff, ofte Wytie
tegen iemant, of de kinderen onder
malkanderen om enigen pointen, dat
begeert hy vrindelyk dat sy dat sullen
verblyven laten effenen blusschen
tusschen en by twee of drie goede
mannen, om alle kwaad te vermyen.
Item zo wil Gerrit dat men nog een
postulaet renthe sal schikken tot het
leen voorsz., dien men nemen zal van
5
10
15
20
25
30
35
40
voors. geld, ende dit sal hoede een
aedeel, ende wesen een eeuwige memorie jaarlyx voor syn lieve ziele.
Item soo heeft Gerryt gemaekt ende
wil dat Wyttie, syn huisvrouw, sal
hebben ende met syn kinderen delen
alle andere goederen, tevoren niet
benoemt, halff ende halff, het sy land of
sand, gold ende silver, tilbaer en
ontilbaer, klein of groot, als hy dat is
agterlatende ende sy in sitten blyven.
In een waerheit ende vastigheit des
testaments ofte laeste wille, soo heeft
Gerryt voorschreven hiertoe geroepen
en gebeden de eerbare heren ende
burgeren als heer Sibit Beentiania, syn
opperpryster, heer Reedert Redertsma,
vicarius en deken, ende Jelle Jusma,
sacrista en chistarys, Kempo Unia,
Waltie Abbes, Jorrit Jantiema ende
Gerlof Broersma, dat sy dit testament
ofte laeste wille wilden bezegilen. Ende
wy, Sybodus, Redardus, Jellardus,
Kempo, Waltia ende Gerlof, hebben dit
bezegild om Gerryts beeds wille. Ende
ik, Jorrit, heb beden den eersamen
Kempo Unia dat hy dat voor my wilde
bezegil<en>, want ikselff nu ter tyt
geen zegil bruikende ben.
Geschreven int jaer als voors.
Aen de principale van desen waren
hangende ses zegilen, waervan drie geheel, een geplettert en twe afgebroken
waren, alle met francinen steerten.
Onder stonde: Gecollationeert jegens
syn principale, versegelt als boven, is
desen daermede bevonden te accorderen, in kennisse van my, den 10 july
1630. Onder stonde: Ter ordonnantie
van den Hove, vertekent J. Petri, met
enige togen.
dat voorsz. geld, ende dit sal hoeden
een echte deel, ende wesen een eeuwige
memorie jaarlyks voor zyn lieve ziel.
Item zoo heeft Gerrit gemaakt ende
wil dat Wyttie, zyn huisvrouw, zal
hebben en met zyn kinderen deelen alle
andere goederen, tevoren niet benoemd,
halv ende halv, het si land of zand, gold
oft silver, roerende of onroerende, groot
en klein, gelyk als hy dat is nalatende
ende si in sitten blyft.
In een waerheyt en vastigheid des
testamentes ofte uittersten wille so
heeft Gerrit voorsz. hiertoe geroepen en
gebeden de eerbare heren en burgeren
als heer Sybet Bentiana, syn personna,
heer Redert Redertsma, vicaris ende
deken, ende Jelle Jousma ende Keimpe
Unia, Waltie Abbes zoon ende Jorrit
Jentiema ende Gerlof Broersma, dat sy
dit testament ofte leste wille besegelen.
Ende wy, Syboldus, Redardus, Jellardus, Keimpe, Waltie en Gerlof, hebben
dit besegeld om Gerrits bede wille.
Ende ik, Jorrit, heb bidden den eersamen Keimpe Unia dat hy dat voor my
wilde besegelen, want ikselfs nu ter tyd
geen segil bruikende bin.
Geschreven int jaer als voorsz.
Onder stonde: Aan de principale
deeses waren hangende zes segelen,
waarvan drie geheel, een geplettert en
twee afgebroken, allen met francynen
steerten. Gecollationeerd jegens zyn
principale, versegeld als boven, is
desen bevonden daarmede te accorderen, in kennis van my, den 10 juli
1630. Ter ordonnantie van den Hove,
Petri, met eenige togen.
<M.a.h.:> Na gedane collatie is
desen met copia copiae testament
bevonden te accorderen. Actum den 1
september 1774, in kennisse van my,
<ondertekend:>
45
H.J. van Vierssen.
79
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (1630, door Petri, naar A). Niet voorhanden. - C (naar B). Niet
voorhanden, bekend uit D en E, waar sprake is van een copia copiae. - D (18de eeuw, naar
C?). GA Leeuwarden, Archief Bugemeester en Wethouders als provisoren SintChristophorileen, inv. nr 25. Opschrift: Copia uit een copia copie. In dorso: Copia.
Testament van Gerrit van Belcum, anno 1480. Solvi 1.-.- . - E (1774, geauthentiseerd door
H.J. van Vierssen, naar C?). RAF, Archief Staten van Friesland 1578-1795, inv. nr 2944,
Bijlage A van een memorie van S.H. van Idsinga (zie druk a). Opschrift: Copia copiae. F (na 1791, waarschijnlijk naar E of naar dezelfde voorganger als E). RAF, Archief
Provinciaal bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 198-207. - G (19de eeuw,
door J. van Leeuwen, naar D). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale
Bibliotheek van Friesland, inv. nr 374 hs. - H (19de eeuw, door J. van Leeuwen, naar D).
RAF, Archief Staten van Friesland 1578-1795, inv. nr 2945, p. 88-90.
Druk: a. Vrijmoedig beroep van S.H. van Idsinga tegens het vrymoedig beroep der
volmagten ten Lantsdage (z.p., z.j. [na 1774, vóór 1779, het jaar van overlijden van de
auteur]) 25-27 (waarschijnlijk naar E). Van deze editie is slechts één exemplaar bekend:
GA Leeuwarden, Bibliotheek, E 241. - b. Eekhoff, Sint Anna-leen, 77-81. Naar D. - c.
Testament van Gerrit van Belcum (Leeuwarden, z.j. [c. 1900], herdrukt 1980). Door het
leen uitgegeven in eigen beheer (naar D). - d. Gerbenzon, ’Testament Gerryt van Berltium’,
51-74.
In de afschriften zijn twee tradities te onderscheiden, die onafhankelijk van elkaar
teruggaan op B, namelijk D en EF. Op D gebaseerd zijn G en H, die volgens Gerbenzon
(zie druk d), 52-55 samen een derde traditie vormen. Hij gebruikt als argument dat beide
vele afkortingen bevatten die niet in de andere versies voorkomen. Dit is echter een
gebruikelijk verschijnsel in het handschrift van Van Leeuwen: ook in teksten van eigen
hand kort hij vele woorden af. Slechts in één geval bevatten deze afschriften een betere
lezing dan D (hy i.p.v. sy), hetgeen een al dan niet opzettelijke verbetering door Van
Leeuwen kan zijn.
Geen van beide tradities is duidelijk beter dan de andere. Nu eens verdient de ene de
voorkeur, dan de andere. Omdat de verschillen zo groot zijn dat weergave in annotatie
bijzonder onoverzichtelijk zou worden, zijn de beide oudste versies parallel uitgegeven:
links D en rechts E.
5
10
15
20
25
30
42
Aeda Keympa zoen Jonghama
35
40
45
1481 maart 29
bevestigd en aangevuld mei 14
In den namma Godis, amen.
Int jeer Uus Heren tusent fyouwerhondert ende een ende tachtich soe haed Aeda
Keympa zoen Jonghama, kranck fan lichaem ende sond van sin, up den tonghersdey
ney Annunciacionis Beate Marie Virginis, ontinsende dae onsyke<r>heed der wra
syns daedis, macket syn lesta wulla ende testament fan dae gueden deer hem God haed
foerlenyghed ende bifellen, in maneren als hyr neyscr. steed.
Int aerst soe bifelt hi God syn ellindighe ziel, ende byarreth syn legerstoe toe dae
Nyaclaester, foer dae peyedorren.
Item soe haed hy macked eerfwen syn tytlicke guedis int aerst Eeda, syn folbroer,
Hessel, Aggha ende Hetto, syn haelbroeren fan syn faeders weghen, ende Johan, syn
80
5
10
15
20
25
30
35
40
45
natuerlicke zin, toelycke in al syn gueden deer hem oeneerfweth sinth, in alducken
maneer, alsoe dat Eedo ende Johan schillet habba dat gued deer nu ter tyd Jan Dyrcks
zoen toe Yndyck fan Aeda haed toe heer, by dae nordera syde des paedis in dae
Bonghjeerd. Ende weerd seeck dat Johan, myn zoen foerscr., sterft sonder aefte
kynden, soe schil syn deel falla op Eeda jefte op syn eerfwen. Item soe wul ick dat al
datself deer ick Eeden hab bispritszen toe syn eerfscip, dat schil int ewich blyuwa by
Jonghama staeta, fry sonder deelscip, ende dyjenne dat toe habben toe foerndeel, deer
dae staeta foers. toelyed wirth jefta bert ney syd ende pliga uus landis, ist datse
nymmen bisonderlinghe bisprytszen wirth. Item soe bisprect hy ende jowth wr Eeda,
syn broer foers., al dat riucht deer Lwttye Feykis, hyara systerlingh, hem jouwen ende
bispritszen haed on dat styns ende wen deer hy nu besittende is, toe den tal fan jerum
alst hem bispritszen is, ende dat riucht deer hi haed in dae landen deer Renick Doytia
zoen onderset sint. Item soe schillet myn oer tree broren, als Hessel, Aggho ende
Hetto, habba Geynsera gued mitta aulde hlest ende bernte. Ende aldeer uut dat gued
soe schil Hacke, myn lya, habba twyntich clinckerda des jeers toe her lyfsstond foer
hia lyafjefte. Ende updat syn tweer jonxta broren de neerstighera bi dae schoela
blyuwet ende dy eena fan hiarrum twam doctoer wirth, soe schillat dae oer fyouwer
eerfwen uut hiarra gueden hem jaen toegaera <toe> help hondert golden fransche
kroenen. Ende wirdetse beed doctoren, soe schil eelk habba toe help hondert golden
rynschgolden fan dae oer tree eerfwen. Dit byarrie ick on jempna, myn uutfoerkerna
broren, dat jempna hald als foers. is. Ende ist seeck dat Hessel myt syn tweer broeren
dit naet wulled halda, soe schil Eeda habba dae twa deelen mey al syn riucht fan
moeders gued, ende Johan den trymdeel. Ende hiarra faeders gueden schilletse dan
toelycka deela mit Johan ende Hacka bispreckma in syn macht. Ende weert datt Eeda
naet halda wold, soe wul ick dat hya dae gueden ende eerfscip deel ney inhald myns
faeders testament, ende naet ney dat myn. Ende dan schil Johan foers. habba in dat
gued toe Yndyck trytich klinckerda rant, ende Hacke twyntich als foers. is. Ende ist
dat Johan dan sterft sonder aefte kynden, soe schil dy konvent toe Aeghenwird eerfwa
wessa syns guedis.
Item soe bisprect hi Hacke trya snees rynschgholden deer Botta toe Heerwey hem
schieldich is foer dat golden span deer hy her foerkaeped haed foer fyftich
rynschgolden, deer Botta dy helft nu toe maya schil bitallia ende dy oera helft toe
Sinte Matheus nestkommen. Item soe bispreck ick Hacken foers. dae spreeck ende
saen deer ick hab on Hesselinghe gued toe Hantighehusem. Deerfoer schil hyo bitallia
Tyalla Doynghe jefta syn eerfwen sexteen rinschgolden foer dae oexen deer ick fan
hem heed. Item den lyttia rema fan twyntich laed sulvers jefte deerby, den bisprect hi
Hacke foer den dusengh deer ick Peter Harinxma jaed foer dae gluppen. Ende aeck soe
bispreck ick her den selvera knoep, deer is twyscha fyoertich ende fyftich laed, mey
al myn inboel, claen ende quyck [jefte]a beesten.
Item dae kaped[e] landen deer Hack ende ick toegaera habbeth caped, ende deer
al en deels sint kaeped myt Lwttie myn nifte gueden, ende deer des jeers jeldet toe
heer by fyouwer ende twyntich klinckerden, dae bispreck ick toe en pronda ty Sybrandaburem. Ende alsoe langh alsma nen prester halda mey, soe schilmer een cappellaen
mey halda, deer foer my, Luttie ende Hacke ende foer alle ghelovighe gasten schil
bidda. Ende ick bid Bocka Luttie zoen om Godis wulla dat hy dit wul consenterie,
a
Aangevuld uit A2.
81
5
10
15
20
25
30
ende willert ymmer naet dwaen, soe bispreck ick hem fan ditselfe land ende gued sex
klinckerda rant in Claes Ripperts zoen gued, ende fyf pondameta in dat litick gued toe
Mersherna, deer Bocka dat oer self fan aegh. Ende haet dat dan aldeer wrblyut, dat
schil allyck toe een pronda jefta toe een cappellaen als foers. is. Hyr haed Hack
folkommen consent toe jouwen.
Item jonghe Bocka Harinxma bispreck ick als hi toe buuckwesta kompt, fan myn
eerfwen fiouwer gued ky ende een riden hinxt alser huuswestinghe begint toe halden.
Item Mynno Eeda zoen, myn matta, byspreck ick myn selvera foergultena tzielck.
Al hyrtoe is macket up den dey foers., in jenwirdicheed my, her Jellens, persona
toe Rauwerd, magistri Gerbrandi, notarii publici, ende oer orkenen, als Jacops Sibrens
zoen ende Jan Peters zoen.
Ende is ney confirmeret fan Aeda self up den mannendey ney Sinte Servaes in
datself jeer fan LXXXI mey disse neyscrouwen articulen ende ponten. Int aerst soe
bisprect hy Feya Wnama acht rinschgolden foer den swarta hinxt, ist dat hy aldeertoe
tasta wul, ende ist naet, soe schilmet kera on den riuchte arma, deer dy hinxt fan
kommen was. Item hy bisprect Anscke, syn syster toe Nyaclaester, toe her lyfsstond
jeerkis een gouden rinschgolden toe kruud uut Jacops gued oppa Reygha. Item Wyttia,
syn nyfte, bisprect hy hondert clinckerda on gued bital. Item dae boekinghe, helghum
ende herum ende in dae Goedis huusem, dae bifelt hy Eede, syn broer, dat hy see
mackie eerlick ende naet wrfloedelick, alst ney syn staet berra mey.
Dit haed hy nu ordineret ende schict, up den mannendey foers. dae hy syn testament confirmeret, in jenwirdicheed my, her Jellens foers., her Syerd, vicarii toe
Rauwerd, magistri Gerbrandi, ende Teete Wiba lya, syn nifta, Sibrand Tyerckis zoen,
Taede Gerba zoen, Dirck molner oppa Spaers, Fedda Heerka zoen, Dyrck Peter pelsers
zoen, ende oer mannigha orkenen deer aldeertoe roepen ende baeden waerden.
In een orkond der wirde soe hab ick, Aeda, myn selfs sigel hyrup tracht. Ende wy,
orkenen foerbinaemd deer leken sint ende nen sigel sint feren, habbet beden her Jellen
ende her Syerd foers. dit testament ende lesta wulla foer uus toe bisiglien. Deer wy,
Jello ende Syerd, deen habbet foer uusself ende om hiarra bede wulla.
Int jeer ende op den dey foerbinaemd.
Item dit testament jefta lesta wulla wul ick dat een stal schil habba in alla maneren
deer hit allerbest mey ney dae riucht jefte ney syd ende pliga uus landis.
Ende Johan confirmeret Dyrck deer buta scryouwen is heer [***]ent.a
Originelen: A1. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr
341. Van de vier opgedrukte zegels nog aanwezig: 3 (43). In dorso: Testamentum Aedonis
Junghama. <M.a.h.:> Ade Keympo zoen Jongama testament. <M.a.h.:> Feudum van
Sybrandaburen. - A2. Ibidem. Van de vier opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (44), 3 (61),
4 (113). In dorso: Testamentum Ada Kempo zoen Jongama. Aeda Junghama testament.
Druk: a. OFO I, nr 307 (naar A2).
Uitgegeven naar A1.
35
40
a
82
Twee of drie woorden weggevallen wegens een gat in het papier. Deze zin ontbreekt in
A2.
43
1483 oktober 29
Jeppa Jeppama
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Im jhaer Unnsers Herren M CCCC und LXXXIII, des andern tages nae Sante
Symons und Juden tagen, da ordinirte ich, Jeppa Jeppama, meyn testament und letzten
willen, den ick wil unvorbrochlich gehalten haben von allen denjenigen die es anroren
mach, bey der belobnisse dy zy gethan haben und bey der pena nachgeschr.,
bekennende dy grosse visitacie dy mir Got gethan hath mit groszer krangkheit, und
auch bekennende das nichts sicherer is dan der todt, und nichts unsicherer is dan dy
stunde des todes, al bin ich kranck von leycham, szo bin ich doch vorstendig von
synnen, God sey des gebenedyt, und das gethan hab in kegenwerdickeit guther leuthe,
vor urkunden zcurueffen und gebethenn yre urkunde hirinne zcu thun, uffdas keyne
schelunge, twiste, kyff unde tzwytracht in recht und ausserhalb recht werde, darom
meyn guther dy ich nachlasse under meynen bruedern unde frunden und Luttge, meyn
ehelich weyb, und das hab ich gemacht und ordinirt in maniren hirnach geschr.
In dem ersten so setze ich zcu erbe meynea drey brueders und Saling, meyn
schwester sun, und meyn tzwoe schwestern, uff sulchen bescheydt und manier
nachgeschr., als das Feye sal habenn Jeppema haus mit dem hornleger, und das troegh
dy uffin hawsze is, und dy hempgarten, und dy alde hem, und dy tzwoe huszstethe zcu
vor dy boeszder. Und davor sal er besorgen dy kirche mit tzweyen teylen in ewigkeit,
und sal stehnn vor alle anspraeche dy felt von allen geweldigen sachenn da ich mag
schuldig inne seyn, in recht aber ausserhalb des rechten, da ich mochte ymande zcu
kurtz gethan habenn, und solchs zcu widderstaten bey des pastors zcu Ferwert und des
abts zcu Fuchswert rath. Und hirzcu sal Feye haben uff Minna meede XIIII
mannenmayde, das saedlandt zcu der kirchen ende als das ist, dy fenne zcwischen dy
Loen und Claus schwmachers haws, und das saedlandt zcu der fenne ende, alzo grosz
zu szeyn, XII kuegrasz uff Jeppama torp. Vor dysze landen sal Feye Oentge und Gerit
in gnugsamen renthen, als hier nw in dieszem jare gelden, widderreichenn XXXVI
schilde renthen. Dartzu sall Oentge und Gerit haben VIII schilde renthen, da Tiepke
bey dem Teich uff sitzt, zcu den achten dy zy im schuldig waren von yr muther
erbeteyl. Item Feye sal meyster Peter zcu Lewarden betzalen, und sal widder
enpfangen Alyt Hermans zcu Holwert, nae auszweyssungen des brieffs der daruff is,
und meyster Peter und Feye zcu bleyben bey her Jelle zcu Lewart und dem pastor zcu
Ferwerdt umb dy schelinge dy darin zyn.
Item so sollen Bottie und Ulke, meyn schwestern, haben Sasker guth, alzo das es
zcusamen wesen sal XXX schilde renthen, indem das der wandel vortgehet zcwischen
Jeppa und Sasker kinder und yr vormunden, nach inhalt des brieffs den dy vormunden
mir gesant haben. Und is das der wandel nicht vorgehet, szo sollen dy tzwey mit
Lichtawerder stathe bewart zeyn, gleich als dy szeyn, und so sollen dy kinder haben
III½ pond. bey dy Loen hemmen zcu naest, und dy stad da Dowe uff want, und dy
stete da grosse Sack uff waent, und dy pond. vor Simon kusters hawsz, dartzu finff
kwgrass uff Saszker terp. Und ist es sach das Saskera styns besser were, nach
kanunghe des abts zcu Fuchswert und Gercke Oggema, das sal Feye hemmen betza-
a
Hierna doorgehaald: tzweue.
83
5
10
15
20
25
30
35
40
45
len, bey yrem rath und her Hermens zcu Ferwerdt. Item Siwrd, Gercke broeder, sal
habenn vier schilde renthen zcu Lichtawert, da Dyora nw zcur zceit uff waent, vor dy
landen dy Jeppa zcu Nyekirch von ym hat. Item Saling, meyner schwester zoen, sal
haben das guth bey Ydsma hawsz da junge Claus uff wanth, alzo grosz zo das ist. Von
dem guthe sal schwester Ayl dy renthen boren so lange als Saling zcu zeynen jaren
kommet, ende stirbet Saling szunder eliche kinder, zo sal das guth widder uff Jeppa
erben.
Item Lutge sal haben Mercle guth, alzo als es ist, ewig und erblich, auszgescheyden
funff marck renthen dy Ethie kinder darinn habenn, und vier gulden renthe off der
feen zcu Hallum, und das silberwerck und goldt, alzo alsie es haben, und dartzu das
hausrath, vihe, cleyder, uszgesagt dy guther und gaben zo Jeppe gebet von disz huszrath. Und diesze guther sal Luthie haben von den baw, kosten, muhe und arbeyt dy zy
gethan hat zcu Jeppama hus, und vor yr teyl gekauffte landen und liebegabe, und zy
sall meyn szele began das erste jaer und dy legaten betzalen und alle geltschulde
betzalen. Und dy dreyerhanda als Gaucke Feyckema, Tierck Stennertsma und Wopke
kinder sullen haben dy inkomende jaerrenthen und fruchten, und das haws bewanen.
Item zo hab ick ordinirt und gestifft zcu eyner vicarie das guth da Tierck uff waent
zcu Westa, das ick gekaufft hab von Wobbe Rommertsma, und dy VIII schilde renthe,
dar mir dy VI von geg. zyn im Dongerdeel von Remmert vor den uitlegger den ich
gethan hab vor ym und szeyn sziel, und den eynen der dem patron besprochenn is, und
den andern dem priester vor dy ewige memorie. Und diesze acht schilde renthe
vorschr. sollen meyn drey brueder frey machenn, aber dem vicario dy acht schilde
renthe zcu betzalen aus yren eygen guthern.
Item zo sal der pastor haben II pond. saetland uff der Batis, vor eyn ewige memorie
zeyn und szeynr siele, und IIII pond. in der Newen feen bey der westerszeyte der
Loen, und davor sal dy Cleyne fenne bey Claus haus widder zcu Jeppama haus. Item
dy patron sal hebben X lange ackeren vor Dowe schroer haus, und das ewig bey der
kirch zcu bleybenn.
Item zo begert Jeppa szeyn begrebnis zcu Fuchswert, und davor sal haben das
closter vor eyn ewige memorie und beth VI pond. uff der Beer, frey, und XIIII ensz
in Idsma fenne und eyn halben schilde renthe. Item Banna guth, davor sal de abt
kouffen eynen blawen steyn uff Jeppa grab. Item den nunnen zcu Fuchszwert II tonne
koyt und eyn golden r.gulden, und den andern II conventen alzo vil. Item dy pond. uff
den Gromben vor Hepkama hus, die sal Fuchswerder convent widder haben. Item zcu
Clarcampe sechs r.gulden. Item durchs teyl itlich kirch eyn gulden post. unnd itlichem
priester in der kalenda II stoter, und den andern itlichen eynen. Item itlichen von
szeynen muhemen zcu Bethlehem ½ goltf., suster Ethie eyn r.f. Item den jacopinen
VIII alde schilde, die barfuszem vier schilden, dy brueder von der Ylst und Schneck
itlich tzween schilde. Item den gasthausz zcu Ferwert V schilde renthen zcu
Wansswort zcu Heckawert. Item dem patron zcu Ferwert anderhalff schilde renthe in
der Ryp, und das landt das Saling Ublema in szeyn hewr hath, darvon sollen dy
fogden zcu Ferwert betzalen Oega tzwoe tochtern II pond. Item szo hab ich vier
schilde renthe zcu Blye, da meyster Feycke und ich irrig umb szeyn, zcugebardt
Ferwerder vier priestern, mit den brievenn dy daruff dyenen. Aber meyster Feycke
thio gnug vor den andern halbteyl den Tzessinge mir vorgnuget hat, wan Wilcke und
Dowe zcugleich dy landen von Botte Halbada tzwungen, dy tzween brueder waren.
Item suster Saepke zcu Fuchszwerdt sal haben III pond. landen in Liwbkema fenne,
widder frey, und dartzu II r.f. Item her Jarich zcu Marssym der sal haben meyn besten
84
5
10
15
hengst mit szeyn zcubehor. Item her Herman zcu Ferwert den andern nehest dem
bestenn, mit seynem reytgetzug, und Lubbert schuemachers stedt zcu seynem leyb,
und als er es vorlest, szo sal es Sante Antonius zcu Ferwert habenn. Item Mercla guth,
das Lutge haben sall, das sall Feye, Onthia und Gerit frey machen in alle rechten,
auszgeschlossen dy funff marck renthen dy Ethie kinder darinn haben. Item her Jelte
to Waert der hat von mir eyn hengst, den sal er behalden, und davor sal er mich zcu
Waert, zcu Tockum und zcu Syon in dy bethe brengen. Item zcu Bergum eyn goltf.
Item disse berurten punct wil ich, Jeppa, gehalten haben von dysen berurten erben
und Lutge, unvorbrechlich, bey vorlies als das ich yn besprochen und zcugelegt hab.
In eyn warheit disser punct und testaments vorschr. szo hab ich, Jeppa, meyn szigel
hiruff gedruckt. Und wier, Hermannus, abt zcu Fuchswert, vor myr und her Fedde zcu
Wanszwordt umb seyne bethe willen, Hermannus, parsoner zcu Ferwert, vor mich und
vor her Wilhelm, pastor zcu Newkirche, umb seyne bethe willen umb vor Claus
schwemacher und Dowe schroer, meyster Jaricus, pastor zcu Marssym, vor mich und
Bennert Remthia zoen umb seyne bethe willen, als gerueffen und gebethenn oerkunden von Jeppa, wan wier hir met, bey, uber und an gewest seyn, das es szeyn letzter
wille alzo als berurt is was, und disz alzo ordinirt hath, orkunde hirin zcu thun, haben
unnsze sigel hirmit uffgedruckt.
Im jhaer und tag vorschr.
20
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1505 januari 27 overlegd door Sybt Unema, naar A). Niet voorhanden.
Vertaling in het Duits: C (1505, naar B). Staatsarchiv Dresden, Geheime Rat
(Geheimes Archiv) Loc. 8194 (Acta in causa Sibts Unema und Salingk Sitze wegen eines
hausses bey Dockum gelegen, (1483) 1504-1505), f. 8v - 10v. - D (begin 20e eeuw, door
Berns, naar C). RAF, Collectie Copieën elders, inv. nr 6007, nr 168. (= Berns, Verslag
archiefstukken Saksische hertogen, 41 nr 271).
25
44
1483 december 20
Yde Bocka dochter Harinxma
30
35
40
In name Godes, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vierhondert ende drie ende tachtentich, op Sancte
Thomas avont, heb ic, Yde Bocka dochter Harinxma, overdacht dattet verstant der fyf
zinnen veel verstandeliker is by sontheit des lichams, wanttet nyet belast en is om the
soeken raet teghen die zwaerheit der pynen, dant wesen kan in der tyt der pynen, want
last der sieckte vake brecht die wysheit des verstandes. Hierom dan, want ic in gheen
cloester professye ghedaen heb, ende mit ghenen testamenten onterft byn van myn
zalighe ouders, daerom bin ic recht erff tot myn deel guets, soe rechtverdelick als een
ander kyntd. Ende dat ic sonder testamente storff, soe mochte sommighe sondich
werden an myn tytlike gueden to delen, want ic ghien zibbet bloet nu heb dan myn
volsuster Hysse, die een hoersame nonne is ende nae den rechten erfscip ontfangen
mach, want sie Gode dient, ende solde destbet erff ontfanghen, want alle goeden van
Gode comen, al ist dat sommighe leeken segghen dat monyken ende nonnen niet yneerfven omdat sy niet uuteerfven moghen, ic sorghe dattet ghien recht en is voer God
dat sy gheen eerff onfanghen mach. Ende al waer Hysse doet voer my, soe waeren
85
5
10
15
20
25
30
35
40
45
myn volbroders ende volsusters kynderen myn eerfven, ende die mochten schelinge
crighen oft syt dan delen solden by hoefden dan by slachten. Ende mede want myn
salighe vader, God betert, basterkynderen ghewonnen hadde, die hy een deel
besorghet hadde opdat si den huusman niet lastich worden ende den vrienden tho
scanden ghynghen, ende een deel ombesorghet bleven overmits synen hasteliken doot,
God betert, ende al ist dat die warlike rechten alsulcke kynderen ghien eerfscip
gonnen, men moetse doch voeden nae den geesteliken recht. Ende mede want ic veel
wist van myns lieven vaders menynghe ende wille, hierom heb ic vake myn bichtvaders gevraghet ende oec menyghen wysen man, die my al gheraden hebben dat ick
my wachten sal dat ic sonder testament niet sterve, want int testament mach ment
verseekeren dat anders onseeker mocht bliven, want dat testament gaet boven die
rechten daer spreken van eerfscip sonder testament tho delen. Want dat recht gont
allen vryen kersten menschen die syn recht niet verbort heft ende tot syn rypen jaren
comen is, noch niet professiet is oft anders vant recht niet specialiter verboden wert,
datze moghen maken testamenten, codicillen ofte uutersten willen. Hierom heb ic by
gaende ende staende, mit verstandeliken synnen, by rade wyser luden, myn testament
of uutersten willen schicket ende maket ende ordiniert, als hierna volghet, van mynen
tytliken goeden.
Int eerst begheer ic myn legherstede van myn lichame to Zidzingweer, ende van
myn ziel in der barmherticheit Godes.
Item dan kenne ic dat ic heb maket ende sticht een eerfelike misse, tho gheschien
daghelix tho Zidzingweer op Onser Liever Vrouwen altaer. Ende die priester sal in die
misse voer in myn leven ende na in myn doot speciael memorie van my ende Bocke
ende Gautken, myn olders, Watkien, Feykien, Juu ende Jellen, myn broderen ende
susteren, ende generael voer myn slacht, in die misse hebben als dat hoert. Ende dese
namen sal men in een bordt of steen scriven op dit altaer, tot ewighen daghen dese
memorie daer tho hebben. Ende dese misse salt cloester doen laten van horen pater in
der tyt, of syn ghesel, of van een ander priester, wonende bynnen dat cloester of buten
dat cloester, opdatse daghelix op dat vorscr. altaer gheschiet, hoe dattet cloester dat
profytelixte procureren kan, mer wattit kost dat sal dat cloester betaelen van die
goeden naebescreven tho ewighen tyden. Ende oec heeft dit cloester scade ende
verdryt had van dat land, hetende Heerama weer, daer si van myn vader in dese sate
mede huuert hebben, ende het is horm al heel niet vry maket, daer sullen si self voer
versonen ofter yet breckes in vonden wordt, ende mede want die sate niet holden mach
die volle mate. Hiervoer thosamen heb ick dit cloester die huuer van myn land wat
licht, als dat die fiertich rinsche gulden die si tho huer gheven van myn land to
Zidzingwier, nae inholden des brieves twisschen myn salige vader ende dat vors.
cloester, die sullen si jaerlix betalen mit viertich comens rynsghe gulden, dat is
twintich gancber stuvers in der tyt der betalinge foer den gulden gerekent, want doet
convent die sate huerde, doe gold die golde rinsche gulden twintich stuvers. Ende
daertho laet ick hem quyt die sculden die si my sculdich waeren nu tho meye verleden
of daer thovoeren. Ende ist sake dat my God uuter tyt haelt nae meye ende voer
Heilighemissa in enyge toecomende jaeren, soe sal dit convent den helfte van die
jaersrenten holden tho Sinte Andries daernae komen, ende bidden voer myn siele
mittit hele convent, als hem God dan instueren sal, datse hoer eyghen sielen daerin
quyten datse voldoen daer voer. Ende den anderen helft van die jaersrenten sullen myn
eerfven niet boren als die ander twintich komens rinsche gulden, mer die sal men
gheven daer ick dan hete, of om Godes willen, storff ic roeckelose, an die bastart86
5
10
15
20
25
30
35
40
45
kinderen daer myn broderen afterlaten hebben. Ende oft ic sturf na Heiligemisse ende
voer meye, dan sullen die conventsluden die hele jaershuer gheven, als viertich
komens rinsche gulden, het en waer dat ic wat ontfanghen hadde in die jaerhuer, dat
sold men korten.
Ende voer dese voers. lichten in die huer ende ander weldaden daert convent van
my heeft, soe heeft dit vors. convent mitten helen capittel my ghegont ende ghegheven
dat elc van myn rechten echten eerfven nascreven, die echte dochteren hadden die
ghesont van synnen ende lichaemen waren ende bequaem ware tot Sancte Franciscus
oerden als men tho Zidzingwier profitiert tho holden ende tho ontfanghen ende een
stede begheerde, dien sullen die conventsluden vors. niet weygeren, van elcken
eerfven naescreven een als vors. is. Mer die olders sullen bysorghen haer nootdorft ter
tyt thoe datse professyt synt, alst boert na der staet, mer alsse professiet synt, so sullen
die olders gheven so veel alstem God int hart sent, sonder meysteren vant convent
vors. Ende alse dan van elcken myn eerfven nascr. neergaender boerte als vors. is enen
heft ontfanghen, soe heeft dit convent my voldaen als van dien, uutseit die misse vors.,
die sal ewich dueren. Ende die gheen echte nedergaende eerfven heeft noch hier
naemaels cryghet, den sal gheen stede boren van barsterden, noch van sydgaende
eerfven.
Item of yement van myn eerfven dese missen of gaven ende lichten daervoer
behynderde, of dit convent moyde boven myn testament mit pleyt of mit ghewelt,
denghenen ende syn naekomelinge onteerfve ick van mynen guede, want hy myn siel
ende mynre vrienden siel rovet, ende syn deel make ick denghenen van myn eerfven
diet holden, ende dit convent salt holden dat ic hem gemaket heb, ende diet breecht,
syn dochteren gheen stede te hebben als vors. is. Ende alle brieven ende voerwoerden
die myn vader mit dit convent maket heft, die confirmere ic mit dit testament in al
sinen articulen, uutseit allene datse fiertich komens rinsgulden of gancbar rinsgulden,
als twintich ganbers of currente stuvers voer den gulden gerekent, gheven sullen
erfelike voer die fiertich gouden rinsgulden daer dat brieff van seit dat maket is
twisschen dat convent ende myn salighe vader. Ende waer daer enighe brieff of
voerwaerde die desen ghiften of quytlatinge scaden mocht, dat roep ic weer ende
cassyre dat mit desen teghenwoerdighen brief, testament of leste wille. Ende oft alle
myne erfven dit testament niet holden wolden, soe onterfve ick hoerm al, ende make
die armen Godes erfven tot al myn goet dat ic to Zidzingweer heb ende oeck tho
Sickyngha, den derdendeel dat armehuus to Sneeck, den derndel tho Lewerden, den
derndeel tho Boelswerdt, uutseit dat ic desen convent maket heb voer die misse ende
steden, dat salt convent holden, ende gheven ghenen steden, mer die missen moten sy
doen als vors. is. Ende of myn vryenden den armen myn goet dan mit ghewelt
benamen, dat sal keren Gode ende Sancte Anthonius, die beschermere der armen, die
motent wreken an hoer goet ende bloet.
Item dan instituere ick ende make tho erfve tot myn landen tho Sickinghe ende tho
Sidsingweer, daer van myn olders uutkomen synt an my, uutseyt dat hierin byroerd
is: Peter, Renyke, Hylken, Kathrinen ende Sythen, Watkie kynderen; Bocken ende
Katherinen, Feyken kynderen; Lwtken, Jws dochter; ende Hessel, Agghen, Hetten
ende Ansken, Jelle kynderen; ende Hyssen, myn folsuster, by hoefden tho delen dese
vorsc. goeden ende nyet by slachten, op maten als hiernae volghet, als dat Hysse vors.
sal erfven nae hoer doot datze van myn erfscip ont[fanget], op dese vorscr. myn
eerfven, by hoefden ende niet by slachten, op dien die dan leven als Hysse sterfft,
87
5
10
15
20
25
30
35
40
45
endese sal myn goet in hoer convent niet erfven, noch n[erghen]ta bespreken dan als
vorscr. is, ende wat hoer comt van my, dat salse to Zidzingweer tot hoer lyfstond
boren. Item Ansken ende Syten sullen myn goeden noch erfven, [noch] bespreken in
hoer convent noch nerghent, danse sullen elck erfven op volbroeren ende susteren die
dan leven, by hoefden ende niet by slachten, oft op hoer volbroders kynderen of
volsusters kynderen, w[aer]t datter enich van sturff. Ende wat Syten ende Ansken
boren mach, dat sullense oeck boren van Zidzingweer renten, soe langhe alsse leven.
Item ofter enich meer int cloester ghingen van myn broders of susters echte kynderen,
syn deel solde mede lyfrenten wesen ende erfven als van Syten ende Ansken vorscr.
is.
Item want Johannes, myn broder, niet gheven is, soe besprecke ic hem uut myn
renten tho Zidzingweer van dese vorscr. feertich komens rinsche gulden neghen
komens rinsche gulden jaerlike renten tot synen lyfstond, self tho boren van die
beghynen vorscr. Item so bespreke ick Lysbeth, myn suster, tien komens rinsche
gulden jaerlike renten van dese vorscr. renten tho Zidzingweer tho hoer lyfstond, want
myn vader loefde den convent wat tho gheven dattet ter eeren waer doe sy Lysbeth
ontfenghen, dat hy niet betaelde, want hy roekelose sterff, God betert, datze niet
creghen, ende want my Lysbeth veel diensten daen heeft. Ende dese vorscr.
neghentien rinsche gulden renten daer Lysbeth ende Johannes hebben sullen, synt
lyfrenten, ende sullen nae hoer doot erfven op myn voerscr. erfven, by hoefden ende
niet by slachten.
Item soe heb ick des jaers tho rente uut Syckingha goet tho Goyngum feertich
gouden rinsche gulden, ende uut Zidzingweer goet feertich komens rinsgulden, dat ick
rekent heb thosamen dattet comt op hondert komens rinsche gulden ende drye rinsgulden des jaers of daeromtrent, dese sal men deelen als vors. is. Mer Hysse, Syte,
Anske, Johannes ende Lysbeth sullen hoer parten hebben uut Zidzingweer goet tho
horen lyfstonden ende by horen tyden. Item als die vorscreven dat hoers hebben als
vors. is, dan comen daer over drie komens rinsche gulden of daerby nae myn rekenscip, die sal Katherina Feyken dochter self daer opboren, ende niet hoer monden daer
sie heft of crighen mach. Ende wat hoer paert meerer is danner over Hysse, Syte,
Anske, Johannes ende Lysbeths delen blyft tho Zidzingweer, dat sal Katherina voert
hebben tho Syckinghe vors.
Item dan hebben dat convent ende myn vader thosamen twewerf tymmert van hoer
mande steen ende holt myn huus tho Zidzingweer, ende dat convent stond der ambochluden kost ende myn vader dat loen, ende doe wast foerwerde twisschen hem
beyden dattet convent dat huus fry holden solde nae myn doot, want my dit kondich
is, hierom byspreke ict convente vors. dat huus. Ende ic begheere oft enich van myn
broders dochteren soe viel datze hoer kost int vors. cloester koft, dat diet dan hebben
mochte hoer tyt voer den anderen.
Item wat my meer boren mocht van myn olders goeden dan die landen tho Zidzingweer ende fiertich golden rinsche gulden renten tho Syckinghe vors., dat gheve ic myn
broderen, elck allyke vele, hoer kynderen, dat by slachten ende niet by hoefden tho
byholden, ghelycke oft myn broderen leefde. Ende die afterstalige renten late ict quyt
uut gronde mynre herten, indien dat hoer kinderen dit testament of uutersten willen
holden. Want ict nyet van myn olders onterfvet byn, soe was ic vol eerf nae den
a
88
Aangevuld naar analogie van de volgende zin.
5
10
15
20
25
30
35
40
keysers rechten, diewelcke dat die dochteren ende sonen gelyck nae erffen ab intestato
maken.
Item soe besprecke ick al dat my boert van myn huus daer ick in woene tho
Sneeck, staende naest myns vaders huus, tot Jws provende, myn salighe broders,
indien dat die provendt voert gemaket wart als hyt op syn dootbed begheerde.
Ende wat reppelike goeden dat ick hebbe, ende oft ick enighe lande kofte die my
nyet eerfd waren, die sullen myn vors. eerfven nyet hebben, mer die hoepe ick noch
te schicken om Godes willen of an vrynden, als my God ingheven mach, daer hoep ick
dat men wel brieven of codicillen of ander bescheyt van vynden sal. Ende of my God
onderghynck den wech, dat ick daer nyet anders van makede, soe salt al om Godes
wille, uutseyt wrochte cleynodien die my angheerft syn, die sull[en my]n eerfven
hebben.
Ende ick, Yde, Bocka Harinxma ende Gautkie dochter, kenne dat dit myn testament is, ende ick wil dit voerscr. testament gheholden hebben in al synen articulen als
een testament. Ende ofter enighe sake ware of hyernaemaels komen mocht dattit nyet
staen mocht als een testament solempne nae den recht, soe wil ick dattit nochtans
stande ende gheholden worde als een codicillus of uutersten wille ofte testamentum
nuncupativum, hoet beste doghen mach sonder solemptayten daer men totten uutersten
wille behoef is.
Hierom dan dit fast tho holden, ende dat men my noch nyemant hierin sal straffen,
ende opdattet ymmer vast blyve, soe heb ick dit testament of brieff in myn huis self
gheholden, ende heb ghebeden dese naebescreven heren: her Theodricum Campis,
priorem in Thabor, her Johannem Hennenberch van Embrick, myn personer tho
Sneeck, her Wolterum, personer tho Goynghum, her Aggo Peers, prebendarium in
Sneeck op Sinte Katherinen altaer, her Johannem Beets, prebendarium in Sneeck op
Sinte Nycolaus altaer, her Johannem Brandt, prebendarium in Sneeck op Sinte
Barbaren altaer, ende her Johannem Goeswin van Swolle, prebendarium in Fraeneker,
datze dit om myn bede blyndelinghe thozeghelen willen mit horen zeghelen, want ic
self gheen zeghel bruke. Omdat ment by der strate nyet omdraghe, daerom begheer
ick dat ment nyet opbreke eer ick uuter tyt byn, ende dan befele ick dat men dit dan
opdoe dat die zeghelen daer nyet of comen ende snyden die ene syde doer ende laten
dan die ander syde heel, dat die zeghelen hanghen bliven. Ende wy, Theodricus, prior
in Thabor, Johannes Hennenberch van Embrick, personer in Sneeck, Wolterus, personer in Goyngum, Agge Peers, prebendarius in Sneeck, Johannes Beets, prebendarius
in Sneeck, Johannes Brandt, prebendarius in Sneeck, ende Johannes Goeswin van
Swolle, prebendarius in Fraenker vorscr., hebben om Yde bede onse zeeghelen hieran
hangen als an hoer testament of codicillum of uutersten willen ende anders nyet, als
oerkenen hiertho gheropen, datze dit hoer testament of leste wille heet tho wesen, ende
datze tself ende anders nyemant in der haent hadde, hierom hebben wy dyt thozeeghelt
ende sloten mit onsen zeghelen als vorscr. is.
Int jaer ende dach vorsc.
<Bij de zegels namen der zegelaars, de eerste op de staart, de laatste in dorso:>
Prior. Personer. Her Wolterus. Her Aggo. Beets. Brant. Goeswini.
45
Origineel: A. RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 418. Perkament. Van de zeven
uithangende zegels nog aanwezig: 3 (120), 4 (3), 6 (65), 7 (66). De middelste zegelstaart
89
en de beide buitenste zegelstaarten hebben gediend om het testament te sluiten. In dorso:
Item snydet dit brief doer die ene syde, soe wart hit open en die zeghelen bliven daeran
hangen. Ende wacht u dat ghy beyde syden nyet doorsnydet. Ende soealst mit
eyncketstreeken is, soe snydet in die streeken.
5
45
1484 juni 29
Tyemck Wibren Boulsme dochter
10
15
20
25
30
35
40
In den nemme Gods, amen.
Int jeer Ons Heren tusen viouwerhondert ende fiower en tachtich, des tysdeys nei
Sancte Johannes midsommera, dae waes er een erber frowe, hetende Tyemck Wibren
Boulsme dochter, wynheftich binne Liewert, hwelke Tiemck haet aensioen dio sekerheed des daedes ende dyo onsekerheed des ure des daedes, hweerom hio her lyawe
ziel tochte te bisorgien, ende haet, by ghaende ende staende lyf, meckit een ordinancie
of schickinge mit hyr gueden in een testament of leste wille, als hyrney volghien is.
Int eerst bifelt hyo her ziel in da handen des almachtighen ende barmhertighe
Goedis, ende dat licham dio eerde diert van meckit is, byjeerryende dat toe lidzen by
da jacopynen in da tzerke, bi salige Wibren Boulsme, her veer. Item so hadt hio maket
een ewich deel to yacopinen ende to Aldehow, ende diervoer soe haet hyo uutwysd
vyf licht gouna rente in een gued tho Hyem, in Boulsme guet, dier nu ter tyt Sacke op
wenneth. Ende disse vyf gouna renta vorsc. schil berra dy prior to jacopinen, prior
eefter prior, in dat ewich, ende schil biwarrya dat dae diel comme te Aldehow, van een
lepen rogga ende also folle butera als dat syd ende pligha is, al baetzen. Ende haet dae
vyf gouna bettera sint dan dae twa diel berennit, dat schil dat claester to jacopinen
vorsc. habba voer da bywaringe datze dae diel to Aldehow bringit ende voer dae
legherstoed.
Item so leytze to Sancte Vyt III rynsgounen ende dan remma dier op leer slayn is,
ende dat eerwirdich Sacrament aldier een schyld rente in een gued te Hyem, to den
eermen bihoeff, den schyld rente schil dy armen habbe in dat ewich. Item her Sibet,
personer aldier, een ald schyld, ende maester Feike toe Papinge stins een goulden
postelaet, ende syn capellaen een haelen klinckert. Item her Jelle een postelaet, ende
her Redert een clinckert. Item dae oer presteren toe Aldehow elck een stoter. Item Ws
Lyaef Frow te Nyehow ende twa jeesthuus leyt hio to hyr litke selver reme, Ws Liaef
Frow den helfta, ende dae twa jesthuus di ora helft. Elck prester int jesthuus een stoter.
Item dy personna to Nyehow een stoter, dae oer presteren elk een yagher. Item dae
barfotte broren to Galilee een schute herdriper torff ende twa tonne koyts. Item dae oer
biddende oerde elc een haelen goune. Item dat claester tho Clercamp, to Bethlahem,
Ghernawrd ende to Wiswert, Bergum, in elke loegh een tonne koyts. Item Meensche,
Remet ende Ayl, her trye niften to Betlaheem, elck een haelen postellaet. Item to
Waerd in Dongheradiel een tonne byars, Gherbits suster en haelen postelaet ende syn
suster dochtera togarra een haelen postelaet.
Item so leydze tho Gerbith, hyr efte man, acht ald schylden renthe uut Oeghama
gued tho Ferwert, dier Haya nu op wannith, den helfte van disse vorsc. ald schylde
rente to lieten ende to lawyghen, ende dy ora helft to syn lyffstond. Ende als hy lywes
byleweth, so schilla da fiower schilde rente dier hyoe hem to syn lyfstond bespritzen
90
5
10
15
20
25
30
35
40
45
haet, faelle op dat convent to jacopinen. Item als disse vorsc. fiower schilde rente
faellet op da jacopinen, soe wil Tyempk dat hya dier missen schillet vor dwaen, voer
her ende voer her yelderen, ende da jacopinen disse vorsc. IIII schilde rente to berren
in dat ewich, ende naet en schillet sette noch selle, neer van der hand bringhe. Item so
leyt Tyempk to Gherbith, her aefte man, hier paert van dat tilber guet ende huysreed,
lyttick ende alzo graet als dat is, ende dat quick dier hia to garra habbet, to lieten ende
to lawighien. Item soe leytze to Gherbith hier hoytie ende den blawe tabert.
Item Kensche, Sybren Ropperde wyf, schil habbe her bruyn leytsche tabert mit dae
foeder. Item soe leyt Tyempk to Wibren, her zuster zoen, deer is hyr riochte eerwe,
al dae landen ende steden dier hioe haet to Boelswert, uutseyd dat Yfka, Tyempke
eem, di schil habbe den steed dier Peter smit op wennith, to leten ende to lawighien.
Disse landen ende renten schil Wibren habbe to lieten ende to lawigien. Ende hyrmey
schil Wibren kaem aff wessa van hyr gueden. Item soe leyt ze Bauke, her broer, to
acht ald schilde rente in Oeghema gued to Ferwert. Fyf leyt Tyempk her broer to vor
da vyff dier hy to Medem hat, ney inhalden syns vaders testament, ende soe leyt hio
hem nu trie to in dat sel gued vorsc., to syn lyffstond. Ende als Bauka stert, so schilla
dae III schilde rente falle op den armen to Aldehow. Item so leytze to Galileen XX
alder schilden, to hiara tzerke to tymmer. Item haet Oghama guet bettera is dan santien
schilden, dat schillet Gherbith ende Bauke tolike dielen, schae ende baete. Item so
schilme da onschylde hael bitaelie. Item so leyt Tyempk to yacopinen her pong ende
vyftich, to Galilee her kaysiel ende scheed. Diervoer wil Tyempk dat da guede broeren
in elk loech missen schillet voer dwaen. Item so wil Tyempk datme schil vorkaeppie
to Medem sex ald schilden rente Jacop cuper of Wytie Ghertys, of oers emmen dier
aldier ghainghe aen hat. Item dit is Tyempke byerrien an den eerwerdighen prior to
jacopinen, ende is hem bidden om Godes wille dat hy dit jeld wil opbarra van hiara
entra, ende dat hi so wal wolde dwaen, ende bighaet her in hiara claester. Ende makit
den eerwerdighen prior dit folmachtich disse sex schilda renta to vorkaeppien, dat jeld
op to barren, ende myn ziel diervan to bighaen. Item so schil dy prior opbarra Tyemke
rente to Ferwert ende Boolswert, in alle loghen dierse lidzen sint, dit yeer. Item disse
vyff schilde rente van disse sex vorsc., dis sint Bauke toleyt ney inhauld Wibrens
testament, dier Bauke syn suster tostinzen haet to vorkaepien, ende diervoer haet
Tyempk Bauke weer uutwysd vyf schilde rente to Ferwert, ende dierto trie to syn
lyffstond. Ende ist dat Bauke by syn wirden naet staen wil, so schilma sex schilde
rente to Ferwert vorkaeppie, ende dan schil Bauke dae tre ald schilden to syn lyffstond
naet habba to Ferwert vorsc., so schilleze dy aermen to Aldehow habben int ewich.
Item dae hael siedinge to Ferwert, dier schil Gherbit dae tween deellen van habba,
ende dy convent to jacopinen dan trimdeel. Item dit noet schil dy prior habba voer syn
arbeyt. Item haet van disse vorsc. somme wrkompt, dat schil dy claester to jacopinen
habbe to hiara tymmer to der tzerke. Item hat dat gued to Medum bettera is dan XIX
licht gounen, dat schil dy aermen to Aldehow habbe. Item so wil Tyempk ende is
bidden den prior datme disse somme jeldes vorsc., datme her aldiervan schil eerwerdelic bighaen, als uutleeden, sawendeel, moernstond, voert dat yeer om ende yeertyt
boekinge, ney inhauld diss testaments, dae haele onscylde.
Item Tyemp dyo wil dat dit testament follen stael schil habba, ney alle riuchten.
Ende hwa dat naet en hald, di schil syn eerwenschip vorberd habbe.
Ende hat dit testament ofte leste wille macket in jenwirdicheed der oerkenen dierto
roepen ende to beden, als broer Dirck Symon zoen van Herlem, prior to jacopinen to
Lyowrd, broer Johan Duker van Leyden, supprior to jacopinen to Lyowrd, ende broer
91
5
Jarich, senior, ende her Reedwert, vicarius to Lyowrd to Auldehow, ende her Pieter
int jesthuys. Ende in een tyoechnisse der wierheit des testaments of leste wille, so hab
ic myn syghel myns ambochts voer my ende voer myn broren vorsc. hanghet an dit
brieff, om herre bede wille, want hya selm nen syghel brukende synt. Ende wy, her
Redewert ende her Pieter vorsc., om een mare vesticheed habbet uus syghelen mey
hanghet an dit brieff, om Tyempke bede wille.
Int jeer Uus Heren als vorsc. is.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 47. Perkament. Van
de drie uithangende zegels nog aanwezig: 2 (103), 3 (100). In dorso: Instrumentum de
testamento Tyamke Gerbrandi, cum parte istius porcionem damus in Antiqua Curia.
Druk: a. OSA, nr 62a. - b. OFO I, nr 336.
10
46
1484 juli 31
bezegeld september 17
Baucke, scipper Ona kyndeskynd
15
20
25
30
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren dusent CCCC ende LXXXIIII, op Sinte Germanus dach to
vespertydt, makede Baucke, scipper Ona kyndeskynd, int cloester to Woerkum syn
testament ende lesta wolla, in myn jeeghenwoerdicheyt, Johannis Heine zoen, prebendarii in Woerkum, als een testamentarius, al was sie seeck in die lychaem, so was
sie allickwel wys ende cloeck in hoer voerstand by der gracye Goeds.
Ende heft maeckt als een volkomen testament ende laeste welle dat al hoer waer
an dattet gheleghen is, hoer halwe gueden sal wesen in dat cloester to Woerkum, ende
dat sellen sie hebben, ende die ander helfte sal hebben hoer rechte erwen.
Sonder valicant. Hyr heft Baucke voers. togheroepen ende owerghenomen her Johannis int gasthuus ende Serip Lamkama als orkenen hyrin die waerheyt to bewysen.
In een tuugh disser waerheit so heb ick, Johannis Heine zoen, dit testament
bysegelt myt myn eygen segel. Ende iyck, her Johannis int gasthuus, heb beden her
Johannis, personer in Woerkum, dat hi dit testament wil bysegelen om myn bede
wille, omdat ic sellef geen segel en voere. Daer ic, frater Johannis Ouerhof, personer
in Woerkum, heb bysegelt om her Johannis int gasthuus bede wille. Ende ic, Serip
Lamkama voers., heb desen breef oeck bysegelt mit myn eygen segela, op Sente
Lamberts dach.
Origineel: A. GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr
25. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso: Dit is ons Bauke Sierkes brief.
<Doorgehaald:> Dit is ons Bauke Wabbes brief.
35
a
92
A: selel.
47
1484 september 23
Magister Bocko
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Ultima voluntas domini magistri Bockonis, qui anno Domini 1484, die Tecle, licet
debilis corpore, mente tamen sanus, condidit suum testamentum in hunc modum, quod
iure testamenti seu quocunque iure codicillorum, quo melius potest, valere intendit.
In primis committit Deo omnipotenti animam suam, corpus vero suum ecclesiae
Sancti Sebastiani in Warragae, legans patrono omnia ista praedia qua emit in bonis
Jelteti Fockonis, ac etiam omnia debita qua ecclesia sibi tenetur, scilicet XLVII
renenses ex bonis Jelteti Fockonis, ex quibus portio perpetua observabitur. Item decem
talenta qua emit a Sifrido, legat pro oleo ante Sacramentis in perpetuum luminare,
cuius executores erunt sacerdotes et advocati ipsius ecclesiae. Item tertiam partem
quam emebat a Tiebbodo Wibama in bonis prope ecclesiam, legat pro custodia, in
quantum ibi habitat custos sciens deservire ecclesiae.
Insuper instituit haeredes bonorum suorum mobilium et immobilium Remckonem,
fratrem suum, Syoucke, sororem suam, et pueros Gerbodi, fratris sui, legitimi in
stirpes, ita quod pueri praefati habebunt tantum simul quantum Rencko, frater suus,
et Syoucke. Item insuper vult quod pueri Remckonis, Syoucke et Gerbodi divident
mobilia statim, sed immobilia pro parte Remckonis et Sioucke habebunt ad vitam
suam, et pueri Gerbodi etiam divident immobilia. Insuper instituit Renckonem et
pueros Gerbodi legitimos in Aytama in Roerdahuysum, Syoucke vero in bonis
Hockama in Uerragae et novem talenta qua emit a Syoucke, iacentia in pascuis Pinga.
Item neptem Ronckonem, qua dicitur filia Gerardi et Volke, instituit in portionem cum
filiis Renckonis, et bona ipsius habebit Bavo in custodia quousque venerit ad annos
legitimos. Si decesserit ante annos legitimos, tunc substituo pueros Remckonis. Item
tunc solvet Gerardo XL post. Item promptuarium suum magnum legat Wybodo, in
quantum ipse benevole cum aliis haeredibus procedet. Item si Wibo et Hesselus volunt
contra hanc dispositionem violentiam facere, in praediis Ayttanis non possunt
transmutare cum aliis capitaneis. Domum et domistadium in Leewardia habebit
Remcko cum pueris Gerbodi, et Remcko emet et solvet partem puerorum Gerbodi, ad
dictamen bonorum virorum. Item Jow donavi vaccam et iuvencum. Item Fock sorori
novum tabard. Insuper legavit minoribus unum iuvenem bovem, et praedicatoribus
unum bovem. Item in Leewardia pro pauperibus par boum. Item in Aelsem iuvenem
bovem et in Hasca similiter. Item in Boxum patrono renensem, curato tres philippeos,
et vicario philippaeum. Item successori suo in loco duas parvas domos, ita quod unus
post alium relinquere debet, etc. Item nepoti suo Buchoni omnes suos libros et
vestimenta sua, et de aliis bonis ipse nihil habebit, tam de mobilibus et immobilibus.
Item in Hasca unum librum, scilicet Attexianum vel Glosam Psalt., quam volebunt
habere. Item aliis ecclesiis in Ilst etc. Item sororibus in Sigherswold renensem.
Item desiderat a parochianis quod haeredes possunt tenere capellanum per
hyemem, et omnia bona maneant simul donec legata et donationes fuerint soluta.
Acta sunt haec ut supra.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (17de eeuw, door S.A. Gabbema, naar A?). Provinciale Bibliotheek van
Friesland te Leeuwarden, Collectie Handschriften, 9056 Hs. Y4. In dorso: Testamentum
M. Bockonis Aytta.
93
48
1484 december 4
Lysck Doekema
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uuys Heeren tuyssen fyouwerhondert ende fyouwer ende tachtich, op Sinte
Barber[a] dey virginis, soe hadt bytocht dyo eerbare frouw Lysck Doekema to
Blessem dat wy minschen naet sykerra habbe dan dy daed ende naet onsyckera dan
dyo wra des daedes, hyerom hat zie me[y] voerstandela sin ende gesonda lichaem hiar
lesta wille ende testament macket, opdatse God f[an] himelryck mochte een goed zeel
anderya [....]a hiar kinden een ffryondelykcka schedinga mey tytelycke goeden, als
hierney s. steet.
Int aers[t] soe byfelt zie [G]o[d] fan hymelryck ende Mari[a], dyo moeder Goeds,
hyar hyllyge patroen, hya[r] zeel, ende byerret hyar legerstoel toe Bless[em], by hyar
silige man Docka, deer God dyo zee[l] moet fan habbe, ende byspreckt uut Ringhe
goed een schyffwa mey waxbrand toe halden in deer tzercka toe ewiga deggen, welcke
schel bern[a] in deer tzercke alster goedestyenst schyt. Item foerd zoe byspreck zie
dyo tzercke ende hyar patroen twa ky. Item hyar persinna dier dan persinna is toe
Blessem, byspreck sie een gouden rinsg. buta syn aeffterdeda.
Item dya bervoet[e] broeren toe Lewert schilla habbe ende bysprec[k zie] sex
rinsgounen ney deer ghemene rekenscip. Item dya preykebroeren toe Lewert twe
rinsg. Item dya odera twa bidden oerden elck twa pondt. Item Eylssemma byghinen
een tonne hamburghera byaer ende een gouden penninck. Item dya nonnen toe Smalgereed een tonna hamburghera byaer. Item dya susteren toe Grenedyck een gouden
postulaet, ende toe Nyeclaester alsoe fulla. Item dya susteren toe Wiswardt een tonna
hamburghera byar. Item ford zoe byspreck zie bockinghe in dya deel toe dya tzercken
ende presteren als zyd ende pliga is in dya deel. Item soe byspreck zie her Douwa op
Droenryp, her Goffa in Abbegae, her Doeka toe Eelaerd, persin[nen], elck een gouden
rinsg.
Item foerd soe ma[ck zie] eerwen toe her goeden hyar kynden ende kyndtskynden
[i]n manieren neys. Int aers[t] her Wken wilse toe ende byspreck zee sex ende trytich
pondametha toe Aersem in Jorwirgeragae ende fyftich toe Hydaerd. Item Haya, hyar
sin, dat goed toe Tritzem ende foerd hae[t] wyr dae toeleff klinckerda renten is toe
Eelaer[d], op dya Beerg geheten. Ende deertoe schil Haya habba acht pondameta by
dya sura yg van Reydingha stintds deer Thomas nu op wennet. Item Hobba, myn sin,
in Eelarderagae Tyessinge goed ende toelyff pondemetha in dat goed op dya suyde yg
fan Ryenga stints in Blessemmagae. Item Harynk, myn jongista sin, Ryedingha goed
foer een ende nyogentich pondameta, ende soe seller habbe dat huys ende stynts mey
syn timmeringhe ende toebyheer, ende trya pondemeta by Bongha huys, end[e]
fyouwer pondametha in dat goed by Ryding[ha] styndts. Ende Haring schil habbe al
dya repplycka goed[en], des schel Haring Ymcke, syn suster, een kista byreda dattet
eerlick zie her mey uuyt toe jaen. Item Pyba kynden toe Huuns ende toe Eelaerd in
Bonghustera goed tachtich pondameta, ende al dy scaed dy ick hand habbe fan Pyba
weynghe, deer schelle myn kynden neer kyndtskinden naet fan habba, meer schell[e]
daed wessa, ende trettienthehalf ponsmeta in Fockinga goed, deer Piba ontfinzen toe
a
94
Een kort woord weggevallen, mogelijk: ende.
5
10
15
20
25
30
35
40
45
syn timmeringhe. Item Douwa kinden Sickama goed toe Haerbayem foer sau<n>tich
pondametha geheten, als Douwa dat toe birns jouwen ys, ende dat hael goed wr dy
Sylroed fan soefoelle als ick deerin aeg. Item Bauck, myn dochter, schel habbe dat
goed toe Harbayem, alsoe alst hyar jond is in een aeft, ende toeleftehael ponsmet toe
Blessem in Fockinge goed, ende hyar selwerwirck fry. Item Teedt schel habba
Meyntema goed toe Harbayem, alst hyar toe birns jond is, ende dat hael goed jenst
Douwa kynden wr dy Sylroed, ende hyar silverwirck vry. Item Hys schil habbe dat
goedt deer Alla steenbicker op wennet, alst hyar toe birns jond is, ende XX ponsmeta
in Fockinga goed, ende hyar silver[w]yrck vry. Item Imcke, myn jongista dochter,
[sc]hil habba Sickinga goed toe Eelaerd, ende acht pondemetha by Bongha huys dier
Peter Sickinge in fan hier haet, ende tyen pondametha in dat goe[d] oppa suyra yg fan
Rydinghe stynts toe Bless[em]. Item Syttya, myn dochter, schil hab fyff ende twintich
pondemeta toe Eelaerd deer Jan Claes s[i]n nu op wennet, ende ist dat z[ie] hiermey
naet toe freed wessa wol, hyo zie in dae claester jofta buyta claester, myn ora kynden
deen ende kynskynden hyarfoer foellenissa toe dwaen in goeden, by dysse goede
mannen ende presteren reed, bynaemdt in dit testament, een nylick uuyt syn goeden.
Item Teet, myn dochter, schil myn rinten baerra fan dat goedt wr dae Sylroed, eer dat
zie her Wken jond haed fyftyen rinsg., deer her Wke eerffrinte mey kaepye schil toe
een eewyge memorie myns fader Pyba ende myn moeders Kathryn ende myn suster
Syttye ende myn selves toe Haerbayum. Item soe schel nymmen nen rinthen baerya
van dissa goeden dier myn kynden nu meer barya mey, eer dat myn schilden bitellet
zynt ende Imcke, myn dochter, is byraed mey g[ol]d ende mey silwer alst eerlick is.
Item foerd [s]oe wil ick dat myn kynden desse ordinancie voers. ende schicnisse
schelle halda als voers. is, ende elck zyn goeden toe habben mey syn hlesten alser op
hera, ende hwa disse ordi[n]anci ende deelscip naet halda wil, syn eerfscip foerbeerd
toe habben toe di[s]se jen behoeft deert halt. Ende dit hab ick aldus ordineret wr myn
kyndera faders goed ende myn selwes goed by goede lyoed reed, want Doecke, myn
kyndera faer, op syn lest op my haet byerret dat ick uus kinden scholda scheda ende
twalidza alst my oerbaerlyckest toecht toe wessen, hwant Doka goeden ende myn
goeden uus kynden jond sint in een aeft ende gaer myndts synt, alsoe dat ick allunna
wr myn goeden nin ordinancie kan meckya buta Doke goeden, dam God nedich see.
Item foerd soe wil ick ende bid al myn kynden ende kyntskynden troch dyo moderlycka mynna ende lyaefte dat zie dyt voers. schella halda. Ende ist seck datter enyga
scortinga falt twiska myn kynden joffta kyndeskynden, dat scilletze blywa by dy
persinna toe Blessem ende dy persinna toe Eelaerd, her Goffa in Abbegae ende her
Douwa oppa Ry[p], persinnen. Item joft d[isse] mannen storem jofta wr myn kynden
schill[in]ga naet gaen wouden, myn kynden als voers. dan oer goede mannen fan myn
fryonden jofta hyar eyn froenden toe nymmen, ende deer hyar schylinghe by toe
blyu[w]en om alle quaed toe fermyen.
Item foerd zoe wil ick da[t] disse ordinan[c]ie schyl wessa voer alle ryochten als
een tes[ta]mente jofte codicill, ende ist dattet dier naet noielycke noch foer is, soe
schelt nochtans staen ende nouwelick wessa alst alderbest mey ney dae ryochten,
bey[d]t gaestlyck ende wralchsche.
Altyng sonder argelist. In een weerheet ende festichee[t] disses testaments jofta
ordinanci jofta brieves soe hab ick, Lysck foers., baeden ende ropen orkenen dyo wird
toe hoeden, als her Lywthien, myn persinna, als een testamentoer, her Doecka,
persinna in Eelaerd, her Goffa, persinna in Abbegae, her Douwa, persinna oppa Ryp,
ende hab hyara baeden dat sie dit testament wouden bysygelya foer hyaraselm als
95
orkenen ende foer my, Lysck foers., om myn beda willa. Ende wy, her Luywthien, her
Doeka, her Goffa, her Douwa foers., habb[a] dit testament bysyghellet om Liske beeda
[willa] foer uusselwen als vors. is.
Int jeer ende [op] deen dey foers., etcetera.
5
End [w]as tprincipael ende oryginael met vier grone wassen segels, waer[van]
deene gecorrumpiert was, bevest[ig]et.
<M.a.h.:>
Gecollacionierdt met den princepael, [acc]ordierde, by my,
<ondertekend:>
J. Rommarts subscripsit.
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, geauthentiseerd door J. Rommarts, naar A). RAF, Archief
Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 46. Beschadigd. Opschrift: Copia. In dorso
(= f. 4v), m.a.h.: Ringe. <Met de teksthand:> Copia testamenti. <M.a.h.:> Liske Doekama.
Copia van Lisck Doekema vel potius Sickam[a], que uxor fuit Doconis Ringhe, testament
in dato 1484. <M.a.h., 18de eeuw:> Copia van het testament van vrouwe Lisch Dekema,
1484, op Sinte Barbaradag.
Druk: a. OFO IV, nr 65.
15
49
Doed, vrouw van Hantya
20
25
30
35
1485 juli 13
In den namma Godis, amen.
Item dit is saligha Doed Hantya lyaefs leste willa ende testament, dier hyo op her
lest bygerret haet van Hantya tho folbringhen, in teghenwirdicheits her Pieters, her
byriuchters ende bychtfaers, ende folle oer lyoden, bede wyf ende mannen, alhoewol
dat hyo [wa]es cranck van licham, nochtans soe waes hyo sterk ende wys van sinnen,
in manieren is hyrney volghet.
Item int aerst soe haet hyo byspritsen her edele seel God van hymelryck ende
Maria, syn lyave moder, mey al dat hymelsche heerschip. Item her leygherstoed haet
hyo bygerret by Sinte Barbera.
Item Use Lyauwe Vrou tho Hollum haet hyo tholeyd her een schote tho en stzylck.
Item dyo oer schotte haet hyo tholeyd Sancta Barbera tho Ballum, aeck tho en stzelck.
Item dy personna tho Hollum haet hyo tholeyd I rinsg. Item syn caplaen en hael rinsg.
Item her Pieter tho Ballum en rinsg. Item her Pieter tho <Nes> haet hyo tholeyd en
hael rinsg.
Item da berfote bruren ende da jacopinen tho Lyouwerth elkerlyck en rinsg. Item
da frouwebruren ende da augustinenses elkerlyck en hael rynsg. Item da cruusbroren
tho Francker en rynsg. Item soe haet hyo byspritsen da armen XXX paer schoen.
Item Hantya Heringha, her man, haet hyo tholeyd ende byspritzen tho lyaefgeften
96
5
10
X schielden ranten in Bernser goed tho ewyghe tydem. Item voertoen soe haet hyo
tholeyd Hantya her selveren rieme mey al da oer selverwirckim, ende din schil Hantia
vorscr. her edele seel weer bytinse mey offerhande, tyden, delen, eerliken ney dis
lands manieren, fyaertich jer langh.
Item Tyaerd, her broer, haet hyo tholeyd VI schyldench ranten voer ut her gueden.
Item her audste suster haet hyo tholeyd her blauwe claen mey her rada tabert. Item her
jonxste suster haet hyo tholeyd her boxhoern claen mey her blawe rock.
Item om en maerre festicheit disser vorscr. ponten soe hab ick, her Pieter tho
Ballum, mey sommighe van myn ondersetten beden her Pieter tho Nes dit vorscr. testament tho bysighelyen, want ickselm nyn syghel fyeren bin. Ende ick, her Pieter
vorscr., hab dit brief bysighelt om disse vorscr. lyoed beda willa.
Int jeer als ma scryoen Mo CCCCo LXXXVo, ipso die Mergarete virginis.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de eeuw, naar A). ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief,
inv. nr 10313.16.
Druk: a. OFO I, nr 342.
15
50
1486 maart 9
Haya Kammingha
20
25
30
35
40
In den namma Goedis, amen.
Int jeer Uus Heren twsen fyourhondert sex ende tachtich, des tonnersdeys farra
Sinte Gregorius, dae macked silge Haya Kammingha, aulderman thoe Lyouwerd,
cranck fan lichaem men scerp fan sinnen ende wytlick fan foerstand, syn testament off
lesta willa ende en scheedinghe twische syn kynden, yn jenwirdicheed gueder mannen,
als orkenen deerthoe beden ende roepen, als her Menna, personna thoe Kamminghabuer, her Jella Jwisma, decken thoe Lyouwerd, her maester Mamma, personna thoe
Aldahow, her Wybren, personna thoe Nyahow, ende Boetha Houwengha, in maneren
neyscryowen.
Int aerst soe wolder dat Peter ende Syoeck, syn kynden, alla lyoedem deer spreeck
mochten habba offte hauwen habba aen synre persoene offte gueden ney riucht ende
reeden, scolden fuldwaen by gueder lyoedena reed.
Foerdmaer soe macked hy ende seth syn kynden eerwen all synre gueden, repplick
ende onrepplick, ende wold datse dat eerwenscip scolden deela yn maneren neyscr.
Int aerst soe scil Peter habba yn syn deel eerwenscips Heringha stins ende staetha,
mith dae landen deer aldeerthoe byhered ende mith all syn thoebyheer. Item deerthoe
scil Peter habba Scerweerstera gued, deer Menna nu ter tyd up wanned, soe graet alst
Haya aldeer heed, ende aldeerthoe Heringhe auld gued, soe graeth alst is. Item soe
willer dat Syoeck, syn dochter, yn hir deel eerwenscips scil habba Gerliffsma gued toe
Rauwerd, alsoe graet als dat is. Item deertoe Jowcka gued toe Berns, soefulla als Haya
deer leten ende lauwighed hath. Foerdmeer wold silge Haya voers. dat Peter ende
Syoeck scilled thoelycka habba ende deela Hebba gued uppa Kraecka, deer jelt
fyortich klinckarden jeers, byhaulden dat dyoe tzierck toe Rauwerd offte dy patroen
deeruuth scil jeerlicks habba ende barra tween rynschg., deer silge Haya dae tziercka
97
5
10
15
aldeer byspritzen hath, ende scil dae kynden thoelycka aeff ghaen. Item foerdmeer scil
Peter habba yn syn deel eerwenscips Jelmera staetha up Aemland mey hyara thoebiheer, ende acht pennyaheer thoe Ballum. Item Syoeck scil habba fyff pennyaheer
thoe Hoelum ende dae huussteeden thoe Ballum altoeghaera, uuthseyd Copthiens
steed.
Foerd soe hath hy byspritzen Hanthia, syn natuerlicka zen, thoe dae gueden deer
Hanthia yn foertyden ontfinsen hath ende Haya hem jouwen hath, een penninghsheer
thoe Hoelum ende Copthiens steed voers. Hyrtoebuppa om dae gunst ende lyaeffte
deer silge Haya toe Hanthia heede, soe jowth Doed Kammingha Hanthia voers.
sauwen gouna renta thoe Hallum fan dae nyoeghen deer hyoe aldeer hath.
Dit foers. testament off lesta willa ende scedinghe wold silge Haya dat Peter ende
Syoeck, syn kynden, scolden haulda sonder weersidsen hyaerens offte emmens fan
hyara weyna.
Sonder arghelist. In orkund der wird ende foer sterckinghe dissis testamentis soe
habbed wy, Menno, Jellardus, Mammo, Wybrandus ende Boetha voers., oerkenen
hyrtoe beden ende roepen, uuse sigelen bynya aen dit testament hanghed.
Scrn anno, die etc.
Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.17.
Perkament. Met vijf uithangende zegels: 1 (83), 2 (59), 3 (75), 4 (123), 5 (10). In dorso:
Haya Kammynga testament.
Vertalingen in het Nederlands: B (17de eeuw, door F. Baardt, secretaris Ameland, naar
A). Niet voorhanden. - C (1663, geauthentiseerd door H. Scherhagen, naar B). RAF,
Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 520v-521v. - D (1664, geauthentiseerd door H.
Scherhagen, naar C). RAF, Archief familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv.
nr 940.
Druk: a. OFO I, 346.
20
25
51
[tussen 1474 en 1488]
Jouka Tirdema, vrouw van Gabba Jerla
30
35
40
In da nemma Godis, amen.
Jouka Tirdema, Gabba Jerla efta wyf, kranck in den licham mer sterck in der sielen
ende synnen, anmerkien dy brecklicheit der menschen naturen ende dat suurd des
almachtigen Got is der is op my uuttein, ende wiet naet of di sleeck op my schil gaen
of naet, anmercken da werden uus salichmakers uut dat Ewangelium: ’Wecket, want
ghi witet die ner wr’, so hab ic myn testament of codicille of lesta wil, alsma dat ney
dat riucht heita mei, mecket mey foirsette syn ende by ried guder mannen, ende wil
dat dit testament schil habba festicheit ende sterckheit ney alle manyre ende alle
festicheit als dat gastelike off wraldsche riucht diervan aesket, als hirney.
Int eerst so bevel ic myn ziel nu ende tot allen tiden mey festa lau ende riucht
begherte in da handen ende beschermynge des barmhertigen ende alma<ch>tighen
Godis, dat licham da eerda, ende byjer myn leegersted by Wrp myn eerer mans syd,
by Sancte Alexander, ende bueck dio zerck oppa Geest fiowr schilden, opdat hy myn
foertinger wil weessa for dy almachtige Got.
Item myn patrona to Nyahou to Liouwert een gouden rynsgulden. Item Sancte Vyt
98
5
10
15
20
25
30
35
to Wetzen, myn patroen, myn helt van 2½ pondsmeta dier Gabba ende ic togaera
habbet kaepet van Synte Vyt. Item Sunte Vyt Liouwert een gouden postelaet. Item
Sancte Anthonis jesthus to Liouwert een postelaetgul. Item dat Sacrament to den
armen to Liouwert een gouden rynsgulden. Item da berfote broren to Galileien fiowr
schilden. Item da jacopinum to Liouwert sofulla rens alsma twa kuerkleden fan meitte
mey, ende een davidsgulden. Item dae oura twa biddenda oerden elcs een davidsgulden. Item Klerkamp ende het klaester to Dockum eelck een gouden rynsgulden in
da kostery. Item Uus Lief Frouwe to Birch een gouden. Item to Beetlehem, to
Ghenaurd, to Foswert, to Sion ende to Werd, elck II tonna biers. Item Kempa dochter
to Beetlehem een gouda. Item Doed, myn broers dochter, een haelen schild. Item myn
suster dochter to Gernaerd en hael schild. Item Doda Jarla twa dochteren to Sion, item
Gautie ½ gouna. Item Jepka dochter to Foudens ½ gouden. Item Gabba twa susteren
elck ½ schild. Item den persynna oppa Geest een gouden rynsgulden. Item den jongeraprister een gouden postelaet. Item den persynna to Nyahou to Liouwert een gouden,
da oudera twa pristeren eck ½ gouden. Item her Sicko to Liouwert ende her Sako elck
½ gouden. Item her Pieter in Sunte Anthonys jesthus to Liouwert een gouden.
Item so mettie ic erwen al myn guden, til ende ontil, myn twa dochteren, Kynsche
ende Auka, nei ponten ende maanyren als hirney screven is, als dat Aucka schil habba
fiowr en twyntich schilda renta to Britsum, der Gabba op siet. Item bet sawn schilda
renta to Swawerth, dier litia Herka op wennet.a Item so schil Kynska habben to
Swawerth, der Dirck op sitte, twoliftehael schild renta. Item bet tria schild renta in
Herka gued. Item bet sawn schild renta to Reysum, der Meynta Tako zoen op sit. Item
bet schil Kynska habba da mollerenta. Item myn goud ende silver Kynska ende Auka
tolika to deilen. Item so wil ic dat Kynska her ker schil habba van da renta bescreven,
hoeckera diel hio habba wil, hoer hio op Auka diel tast, so hio dat haud dier hir toscr.
is. Item so schil Kynska myn ziel begaen alst sied ende pligh is, dat Nyehou to
Liouwerde ende oppa Geest, dat eerst jeer. Dierfoer schil Kynska habba da renta dy
nu instaende synt van dit jeer, ende darto da tilguden ende klaen als ic da to Liouwert
hab, uutsad den halshotia schil habba Doda Jerla, ende Auke, hoer sister, schil habba
myn besta swarte tabbert. Item so schil Aucka habba myn litie silveren reemb. Dier
schil Kynsk wer tienst habba myn klen selver, als malien, bislaien scheed ende ouwers
klenodien, alsodien als da synne van kleene sulver. Item weert dat Auka, myn dochter,
aflifich werd eer hio to befestingh kum, dat een trymdeel van her renta vorscr. dier
heer anlawie van my, schil wirom gaen op Kynska, myn dochter, dat ouwer trimdel
to dat Heilige Sacrament den armen to Liouwert dat helt, da odera helt van dit trimdeel
den armen to Dockum, dat tredde trymdeel op Gabba, myn man.
Dit is myn testament en lesta willa, ende byer van myn kynderen dit to ferfulgien
ende fest to hauden.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Buygers, inv. nr 1. In dorso:
Jouck Tyaerda testament.
Druk: a. OFO I, nr 384. Aldaar beschouwd als mogelijk concept. De kennelijk te vroeg
40
a
45
b
Hierna doorgehaald: Item so schil Kynska habba da mollenrenta. Item myn goud ende
sulver Kynska ende Auka. Deze passage komt enkele zinnen later terug.
B: teem.
99
gecopieerde en later doorgehaalde passage (zie noot a) is echter een aanwijzing dat het
een afschrift betreft.
Gabba Jerla overleed in 1488 (SFA I, 230). Als het juist is dat Jouka behalve met Wrp
(Worp Tjaarda) ook nog gehuwd is geweest met de in 1474 overleden Ede Hessels Jongema
(SFA I, 233), is het testament opgemaakt tussen 1474 en 1488.
5
52
1491 maart 25
Ansck Himstera
10
15
20
25
30
35
Int jeer Uus Herens M CCCC ende XCI, ipso die Anunciationis Beate Marie
Virginis.
Ic, Ansck Himstera, kranck van licham, fulmachtich mynen fyf synnen, meith myn
testament off lesta wylla, by reed ende consent myner bychtfeer ende oers oerkunden,
alder van my to beden ende ropen, ende wyl dat disses myn lesta wylle schil degghe
ende festicheit habba als een testament of codicel of als een lesta wylla dach, ney
riucht of ney onscrn riucht als syed ende pligha.
Int aerst soe set ich myn kynden to myn eerwen, ney uutwysinghe zalighe Sippen
myn aefte syets testament, ende confirmery dat testament myt myn daed, ende wyl dat
myn [kynderen] ende kyndeskynderen alderney schillet foertfarra ende alderby blywa.
Foertmeer soe jou [ic]k myn trye so[nnen, als] Feye, Reenck ende Syds ende fry
to leds foer dae bernte, uutseyd da dochters bern, da schille [***]a mins unde Sippens
al dae oer renten der ick by myn tyden brucht hab ende zalig[h]e Sippe testam[ent
***]b ende alderto al myn eefterletene gueden, al ende al, gold, selverwerck, jeld,
bynaemd ende onbinaemd, [***]c so leds ick toe den patroen to Morre sex sneesa
aelder schilda, ist dat dae oer tr[y]a ryka husen ney [***]d ist dat dae oer trya ryka
husen naet neyfolgya wylle, soe schil het steen an ende o[p] myn trem sonnen
fo[***]sse[..]e folla dat dy patroen vorscrn schil habbe van disse sex snesa schilda
vorscrn. Item dy patroen to Lyossens schil habba uut myn eefterleetenne gueden fyf
ende twyntych alder schilden to da nye tymmer tot holt, steen ende kalck, dat dyo
tzarck vorscrn alder efterlich in is ende best byhovet. Item dye patroen to Anygum aen
alden schil<d>. Item dae tre presteren to Anygum togaerre aen aelden schild. Item
Sinte Merten ti Dockum acht guldnen to syn tymmer, ende Sinte Bonifaes fyower
golden. Item ti Rauwert dy patroen ewelyck ende eerflyck twyra punsmeta landis,
lydzen oen da tarp, kapit fan Eelthia to Rauwert, ende prester eefter prester alder een
iser kw. Item den patroen to Nyaweer een kw of da werd. Item sex pund wex to twaem
tzarckum, als Morre ende Lyossens, ende to dar eere des Hillighen Sacraments. Item
Bathie Sicka dochter to Frouanconvent elckes jeers an heelen schield to hyr lywstond.
a
b
c
d
40
e
Gat van circa 35 tekens.
Gat van circa 20 tekens.
Gat van circa 20 tekens.
Gat van circa 15 tekens. Mogelijk naar analogie van wat volgt in te vullen als: folgya
wylle, mer.
Gaten van resp. circa 8 en circa 2 tekens.
100
5
Item da berfoeta broren een gued tonna bier ende V golden rynschgulden to herra
tymmer.
In ener weerheit disses testamentes ende lesta wyllens soe hab ick, her Gerlef, als
zalighe Ansckis bychtfaer, op her lest dyt testament of lesta wylla om Ansche bede
wylle byzeglet ende foer myself ende foer Wopka, als oerkunden ropen ende beden
aldertoe, dir ick, her Gerlef forsn, hab om beden dat hy syn zegel aeck om myn beede
wylle syn zegel upt spacium disses breves hat tracht.
Int jeer Uus Herens M CCCC ende XCI, ut supra.
10
Item dyt concorderet fan werd to werd myt syn principael. Dat oerkunden wy, her
Ogha, persona ti Tonnauwert, ende Lywa, vycarius to Hantum, wnder her Ogha zegel
foerscrn.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (15de eeuw, geauthentiseerd door heer Ogha en Lywa, naar A). Niet
voorhanden, waarschijnlijk verloren gegaan in de Tweede Wereldoorlog. Foto in RAF,
Archief Familie Sixma Van Heemstra, inv. nr 159. Op de achterzijde: Fotografie van
testament van Ansck Heemstra, weduwe van Sippe Tjaerda, 1491. Eigendom van mr dr B.
baron van Heemstra te Nijmegen, 1930. Iets kleiner dan ware grootte.
Druk: a. OFO III, nr 22 (naar B).
53
20
25
30
35
40
1493 januari 17
Allert Claes zoen
In den namma Godis, amen.
Int jeer Uus Herens tusen fiouwerhundert ende trya ende nyoghentich, op Sinte
Anthonius dey confessor. Allert Claes zoen, burgher to Leowerd, aensyaende dae
sekerheed des daeds ende dae onsekera wra ende tyd des daeds, haeth hy by sonde
lywe, ghaende ende staende, by foertochte sin ende reed gueder lyoeden, mecketh een
schickinghe synre tytliker gueden, in manieren syns testament off leste willens, dier
hy wil dat stal ende festicheed schil habba ney alla riuchten dier enich testament off
lesta willa moeghen byfestighia, ende dat in disse manier.
Int aerst hat er Goede almachtich bifeln syn ziel, ende haeth syn legherstoed
byerreth to Galileen by dae mynrebroers, yn sillighe her Willem syn broers greff, farra
Uus Lyauwe Vrouwe aulter, ende bispreckt aldeer to dae foersn broeren needtrefticheed ourhaelhundert rynsgounen om een ewighe memorie.
Item dierney boeket hy Sinte Wyt, syn patroen, fyff schylda rentha uuth dae
stedwaegh. Item so macketh hy een aedeel to Aldahow, to jacopinen ende to Galilee,
ende biswerith aldiermey syn deel fan dae Hoerna, ende disse foersn deel schillet
biwarya dae jacopinen, ney inhald des brewis dier hia fan hem ende Wendelmoet op
da Hoerna ontfinzen habba, hwelker brieff Allert nu mit syn lesta willa aeck
byfestighet ende yn wirden wil halden habba. Item dae tween personnen to Aldahow
elk een rinsgoune. Item den vicarius ende sacriste elk een goune, ende den prester op
Goverts leen een goune, ende to dat leen een rinsgouna rentha uuth dat huus dier
Albert schomaker plighet yn thoe wanyen, ende dae oer presteren to Aldehow elk ½
gouna. Item dae Heilighe Sacrament to der aermen byhoeff datjen dat hem toheert fan
101
5
10
15
20
25
30
35
40
45
lytia Doekama gued, dier Peter up wannith. Item Sinte Anthonius jesthuus een schuta
torfs, ende dae presteren aldier elk ½ goune. Item Uus Lyauwe Vrouwe to Nyahow
een gouna rentha jeerlix uut den steed dier Syrd timmermaen up tymrid haeth, her
Wibren, persinna aldier, een franker schyld ende dae oer presteren aldeer elk ½ goune.
Item dae jacopinen een schyld rentha fan der tzercke to Kamminghabuer, ende soe
schyld Allert da tzercke qwyth syn deel fan dae eefterstalligha renten, ende disse
foersn schylde rentha schillet da jacopinen habba to datjen dier hy hyarrum yn
foertydem to der ere Godis jown haeth.a Item dae presteren to Sinte Katherine tzercke
elk I jagher. Item dae aermen yn Sinte Jacobs jesthuus een schute torfs. Item dae oer
tzercken yn Leowerdera sindstoel elk tzercke een phs., ende elk prester een phs.
Item to Mariegaerde een rynsg. Item to Birghum syn deel fant faen dier Wendelmoet ende hy togara kepet habba, uutkommen fan Wilka Rennya. Item to Aylsem den
helft fan dat stuck lands by Warthena, uuthkommen fan Gherck Hoytsma. Item dae
oer tween bidden oerden elk ½ rynsg. Item to Forswerth, to Gernaerd ende to Bethleheem elk I tonne koyts. Item to Clircamp II r.g. ende I tonne koyts. Item to Dockum
int coweynt I r.g. Item to Buwecoweynt XX r.g. Item to Aldaclaester VI r.g. Item to
Nyaclaester II r.g. ende I tonna koyts. Item da cryoesbroeren to Snits I r.g. Item den
patroen to Starem II post.g. Item to Smellinghera coweynt I r.g. Item da mynrebroeren
thoe Boelswert I tonna hamburghera bier. Item to Oeghaclaester dae boeken dier her
Johannes, syn meech, fan him haeth to leen.
Item Wendelmoet, synre huusfrouwe, bispreckter to hyara lyffstond hyara huus
ende schura tho bywanyen. Ende ney hyr daed so schil syn deel, dat is dy helft fan
huus ende schure, mey alle riuchten ende ney al syn wille, dae procuratores ofte
gaestelike faren fan Galilee foerkapie ende bruke to netticheed, profyt ende needtrefticheed des claesters to Galileen ende der broeren aldier, ende dat sonder wersinghe ofte jensidzen emmens fan syn eerwen. Item diertho bispreckt hy Wendelmoet
to lyaefjefte ende to forndel dat beste bed mey syn tobyheer ende dat beste schensfet
ende den helft fan dat land ende kameren dier hya uppa Waerd habba, dier Jan
Retinghe yn da heer haeth, ewelyck ende erflick, ende dierto allen dat to her lyff
heerth ende pligheth to dreghen, claen, clenodien, gold ende selwer, dat to leten ende
to lauwighien hweer hyo wil, ende alla eetwand ende baerninghe. Item so wil Allert
dat Wendelmoet schyl bywarrya dae uutledinghe ende monstond ende foerd dat jeer
om uuth hyara ghemene gueden, ende schil diertojenst afarra uuth nyma also fulle als
dat koste.
Item Jacob schomaker, syn sister sin, bispreckt hy XX rynsg. Item Ayle Gheerdsma een dubbeld romunsck taberth.
Item so naemt Allert ende seth to syn eerwen syn trya sistera, Lysbeth Jans wyf,
Ghertruut Gherrits wyff, ende Katherina Reyners wyff, alla trya wenhaftich to Snits,
in al syn oer gueden, replick ende onreplick, tolika.
Ende so wil Allert dat hya disse foersna bispreckma ende boekingha, dat minsta
mey da maesta, schillet bytellia binne jeer ende dey, sonder alle falikant. Ende weerth
seck dat hya dat naet en dwaeth, so wil Allert dat dae foechden des Hillighe Sacraments jeld schilleth aentasta ende nyma al syn gueden, replick ende onreplick, ende
bytellya disse foersn byspreckma ende legaten ney syn willa. Ende soe naemt ende set
Allert foersn dae aermen ende dae foechden foersn fan da aerma weyna, eerwen al
a
Deze zin is onderstreept.
102
5
10
15
20
synre gueden, dat sie by syn sistera foersn willa ofte onwilla. Item ist seck dat syn
sistera foersn aennymed ende aentasta syn testament om dae foersn bispreckma ende
legaten to bytellyaen als foersn is, ende dwaen willeth als eerwen thobyheerd, so wil
Allert datse alla trya ghelyck schillet dela al datjen dier delick is ende wrblywth ney
der bytalinghe der bispreckme ende legaten foersn, ende dyo een min ner maer to
habben dan dyo oer, men alla trya ghelyck. Ende aeck so bikant Allert foer God ende
alla guede lyoed ende seyt dat by syn daed dat hy nemmen by syn libben haeth ontheten ofte louweth enich fan syn sistera buppa da oera forndel to dwaen, ofte fan syn
gueden maer to jaen, ofte aeth tofarra uuth to nymen dyo ene fara dy ora, yn nenerleye
manieren. Ende oft hyth yn enighe maneren mochte dien habba, dat roept hy mit syn
testament ende lesta willa weer. Item so haeth Allert syn gueden altogara wrleyd, ende
weeth dae graetheed synre gueden, ende vorbyoth epelick yn dit syn testament syn
eerwen foersn dat hya fan dae foersna boekinghe dier hy foer syn ziel hilghum ende
heren ende toe guedertierlike secken boekid haeth, naet afftyaen ofte nimme schillet
moeghe, fan nen riuchtes weghena.
Dit is Allert foersn testament ende lesta willa, deer hy haeth mecketh haeth yn
jenwirdicheed maester Mamma, syn personna to Aldahow, als testamentarius, ende
her Wibrens, personna to Nyahow, her Menna, vicarius to Aldahow, ende her Hinrick,
prebendarius to Aldahow, ende Jella smid, orkenen hyrtoe roepen ende beden.
Ende wy, maester Mamma ende orkenen foersn, als her Wibren ende her Menna,
habbe dit testament ende Allerts lesta willa foersn om Allerts bede willa mit uus selfs
sighilen bisighelet. Ende ick, her Hinrick foersn, hab dit mey bisighelet om Allerts
bede willa, foer myselff ende mey foer Jella smit om syn beda willa.
Int jeer ende dey als foersn is.
25
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 75. Perkament. Van
de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (76), 3 (81), 4 (54). In dorso: Dit is Allert
Claes zoen testament.
Druk: a. OSA, nr 73a. - b. OFO I, nr 398.
54
1494 juli 18
bezegeld augustus 19
30
Menno Jarla
35
40
In den namme Godis, amen.
Int jaar Ons Heren M CCCC ende XCIIII, up Sente Fredericus dach martyr. Ick,
Menno Jarla, cranck van licham mer wal wetende mynre vyf sennen, anmarkende
ende tracterende datter niet seekerder is dan die doet ende niet onsekerder dan die ure
des dodis, soe heb ick, Menno foerscrioun, dit overtracteert, ende heb gemaeckt ende
ordeneert myn testament ende laeste wille, in maneren, artikelen ende ponten hyrnae
screven.
Item in eerst biveel ic myn ziel God almachtich ende den heylige vrent Godis Sinte
Bernardus, ende begeer myn leghersteed tho Syon, ende ic legh den convent toe foer
die legerstede als die olde ghewonte is. Item elck prester to Syon en par halven
aregulden, ende en yghelick professit suster twe philips. Item myn dochter Riska en
103
5
10
15
20
25
30
35
40
45
golden gulden. Item myn twe susters elck en golden gulden. Item myn nift to Syon,
Heelka, en aregulden. Item de susteren to Syon twe tonnen grongher beers, ende in die
costerye to Syon en halven aregulden.
Item Sent Vyt, onsen patroen, legh ic to des jaers en schild renthe, ende wye Jarle
huus besit, die sal des jaers den schild renthe betalen den patroen Sente Vit. Item Sente
Vyt, den patroen, ben ic schuldich XXV aregulden, ende in betalenge der schulden
gheef ic an die kercke twe missalen, een in percomente ende een in papier. Item her
Peter, myn biechtvaer, legh ic to foer die bockinghe en golden gulden, ende to help
der temmeringe syns husis en gued kuu, ende noch II golden gulden, daer hee boren
sal fan Syd Gabba zen tho Aelsem. Item den patroen tho Oestrum ben ic schuldich X
off XI jaerhuer fan III pondamate, geleghen in Renthiama kolcke to Juusweer, ende
in betalenge deser huer soe legh ic tho den patroen V gulden renthen uut dat lant daer
Aeyl int Vogelant in woent. Item bet soe legh ic den patroen tho Oestrum toe en schild
renthe tot Wibo guoden to Oestrum.
Item myn heer den abbet to Dockum ende syn presteren legh ic to twe tonna
bremmer biers ende twe golden gulden, ende ic begheer dat die presteren missen foer
myn doen willen. Item in die custerye to Dockum en halven aregulden ens. Item Ons
Lyf Frouw to Bergh en golden gulden. Item to Waert twe tonne grongers biers, ende
elck prester an vlems, ende elck professit suster an philipst. Item in die custerye to
Waert en halven aregulden. Item to Mariagarde en golden gulden, ende ic begheer dat
de presters foer my XXX missen willen doen. Item den barvoten ende praedicaerbroers to Lewarden legh ic to die gheldenghe fan zalige Gabba, myn broer, ende ic
begheer dat dese vorschrewen broers foer my ende foer Gabba ende foer al ons
olderen in alle daghe mith eenre collecten in een misse ewighe memory willen hoden,
ende macket Sibet Scheltama ende Tjaert Narla machtich die gheldenghe fan zalighe
Gabba uut to eyschen, ende dat Sibet sal bliven daerby hoe dat myn heer die abbet to
Dockum ende meester Gabbe ende noch III ofte IIII guoden mannen macken. Item de
ander III biddende orden elck en aregulden.
Item den armen menschen die men deelt ofte dient uut Heylich Sacraments gelt,
legh ic toe III schelden renthen in den guoden to Tonnauwert daer Macke op went.
Item Suiwart, Gabba myn broers soen, heb ic besproken die guode daer Drich op
woent, ende sent XII pondematen, ende noch beth VIII pondematen in Yerscamp.
Ende uut desen guoden sal Suiwert foerschrewen Lyns, syn suster, des jaer reken en
schild renthe. Item Lyns, Gabba myn broers dochter, heb ic besproken die landen die
Douwa Tiepka zen in die huer heft, ende macken VII aregulden, uut welke landen
heeft Douwa Tiepka zen IX anse ghecoft ende wal betaelt. Item bet in de Kolken by
Douwa Tiepkens sen, ende syn VII pondemaet. Suiwert ende Lyns, Gabba kinden,
sullen hebben al Gabbe tylguod, soedanich als sie to Syon sent, ist dat sy by Sibet
Scheltema raet doen. Item Sibet, myn spoelkint, heb ic besproken VIII schilde renthe
uut Jellarden guoden tho Luissens, ende waert sacke dat dese guode to Luissens
vorspeert worden, soe sal see Sibet boren uut myn ander guoden. Ende Griet sal Sibet
bewaren, voden ende cleden, ende sal dese renthen voert mitten kint ontfanghen. Ende
isset zake dat dese foerschrewen kinder, als Suiwert, Lyns ende Sibet, sunder echte
kinder sterven, soe sullen dese foerschrewen renthen weder comen op die rechte
erfnamen. Item Griet, myn maecht ofte huusfrouw, heb ic besproken IIII koyen, buten
die koyen ende dieren die sy nu heft, ende II bedden mith hoer tobehoer. Item II
deventer stoelen ende IIII banckwerck kussen, II nyen ende II olden, ende II oerkussen. Item een coperen pot ende en koettel, die menste noch die beste. Item dat
104
5
10
15
20
25
30
35
40
45
tenwarck datter in de koken is, dat nu daghelix ghebruket wordt, ende en tennen kan.
Ende isset zake dat Sibet, myn spoelkint, voer Griete sterft, soe sal Griet dese guoden
beholden. Mer sterft Griete voer Sibet, so sal sy die guoden arven op Sibet, ende niet
up hoer ander kinder.
Item myn twe echte soens maeck ic tolyk erfgenamen myns guoden. Ende isset
zake dat Rixt, hoer suster, toe live bliwet, soe sullen sy haer brengen to cloester, ende
Gabken sal in die warld bliven. Mer sterft Rixt, soe sullen sy hoer kar hebben off sy
Gabken to cloester brenghen, off dat sysee holden in de warlt. Ende sy sullen die
suster uutbolen alst seed ende pleegh is.
Item Sibet Scheltama, Pibo Ropte ende Tjaerd Narle heb ic mond ghesat over myn
kinder, mer Sibet Scheltama als die principael, ende ben fan Sibet begherende dat
Sibet die staden ende al myn guoden VII jaer lanck wil bewaren ende besitten, ende
holden myn twe zoens eerlike in de scholen, ende besorghen hoer noetdruft, dat sie
mith eren manck die studenten ofte guode luden moghen gaen ende staen. Ende wat
Sibet foerschrewen voertan uut al myn guoden overwynt, sal syn wesen, ende myn
zoens gheen rekenschap doen dan van die biesten die der bliven na betalenghe der
bocenghe ende dae uutschulden, ende oeck fan den telber guod, dese sal Sibet
Scheltama den zoens ofte kinderen wederleveren na die mondscap ende rekenschap
doen. Item dat gelt dat Sibet fan my ontfanghen heft, sal Sibet die bockenghe mee
betalen, ende den kinden gheen rekenschip van doen.
Item soe heb ic Sibet Scheltama besproken myn eghen hinxt, mith sael ende toem,
ende dat harnis als in den huuse is, creeft ende bussen. Item Tjaerd Narle heb ic
besproken Kempe roepers hinxt, mith sael ende toem, ende mith eenen creeft. Item
Goythia tho Nyehuus myn beyers enter voel. Item Suiwert tho Nyehuus myn brunroet
enter voel daer ic fan Gatte heb. Item Ale to Lythieweer en enter stier.
Item is welcke van dese voerroerde punten to groet ofte cleyn, dat scil staen in
verclarenghe ende kennen myns here die abbet to Dockum ende myns ende Sibet
Scheltama ende Tjaerdt Narle.
Item die IIII pondameta die ic heb fan Remka Wobbama, die twe gyf ic hem weer,
ende die ander twe in die kerke to Anygum. Item alle die broken die men my noch
schuldich is, die scheld ic die helft quyt, ende die helfte sullen sy geven in die kerke
daer sy wonen, behalven dieghene die my vrelos syn. Item die saken ende die schelinghe die twysken her Thomas ende my ende die buren to Oestrum syn, gyff ic te
maken ende sonen na hore conscientien den zoenluden die daerto nomen ende gesat
syn, als myn here die abbet to Dockum, myn heer die deken, heer Hiddo, meester
Gabbo ende heer Hemmo. Ende ic set Sibet Scheltama in myn stede, al wat dese IIII
soenlude up welcken dat compromitteert is, daerin doen ende segghen, Sibet Scheltema daerby to bliven, alsoe dat die buren to Oestrum mede in soent sullen warden.
Item die schelinghe twysche myn kinden ende Take Kammega kynskynden sullen
scheden die pater to Berghum, die procuratoer ende persenna to Berghum, Sibet
Scheltama ende Tjaert Narle. Item die sake die Kinsck Tyaerda up my heft van die
guoden daer sy my saent off myn kinden, die sullen macken van mynre weghen off
myn kinder weghen Sibet Scheltema ende Tjaert Narle. Item Leuwa Hoyt zoen heb
ic afslagen en ruter ende dat was en Westvelingh, dit begeer ick dat Sibet Scheltema
ende myn kinden den geven willen na seeda ende pleegh des landis ende der daden.
a
a: beed.
105
5
10
15
20
25
30
35
40
Soe heb ick oock begheredt gewest ende wil, waert sake dat myn zoens Botto ende
Emko storven sonder eghte kynden, dat die stade to Wetsens, Jarle huus, niet en solde
arvet worden up myn dochteren, mer die stade to Wetsens, Jarle huus, XX pondameten, ende mit V pondameten to Oestrum uut myn guoden solden arvet worden op
Tyaert Narle. End waert saecke dat Tjaerd Narle oeck sunder eghte kinder storff, soe
solde Tyaert die stade to Wetsens, Jarla huus, voert mith den forschreven guoden voert
arven up een van synen broeders, den hy dat best gunnende sy.
Item Geert, myn ruter, sal hebben ny leyske kleden van den hoeft totten voeten,
ende III enckelgulden ende vry schoen, ende des sal Geert mith Sibet Scheltama
dienen hene to mey. Item Fopke Lyseghma zen heft fan my ghekoft en hinxt voer
XXVI enckelgulden, dat sullen Fopke erfghenamen betalen, ende dat gelt heb ic
besproken den bervoten to Lewarden, ende Sibet Scheltama sal dat uutmanende syn.
Item overt deel to delen als seed ende pleegh is.
Item alle diegheen die my fan broke scheldich sent, sullen comen tot Sibet
Scheltama, den ic in myn stede ghesat heb, ende righem mith Sibet, soe sal hem Sibet
seggen wat sy doen sullen. Item van denghene die vrelos syn, heb ic Sibet Scheltama
in myn stede gestat. Item isset sake dat ic, Menno foerscreven, yeman schudich bin,
dat hy die schulde nuchghelyck bewisen mach, die sal betael ontfanghen, na verclaringhe myns heeren die abbet to Dockum ende her Peter, ons personna, ende Sibet
Scheltama. Item alle diegene die schelinge off saninghe hebben up myn guoden, die
mach comen ende spreken mith rechte, dat willen Sibet Scheltama ende Tyaert Narle
voerstaen ende antworden, als monden mynre kynden.
Item soe bin ic, Menno foerscrewen, seer begheerende dat ment niet vertrecken en
sal, mer dat die boeckinghe bennen die dartighe nacht betaelt solden worden, updatsee
soeveel te eer myn ziel to staden mochten comen.
Item dit is myn testament, daer ic, Menno Jarle foerschrewen, ghemackt ende
ordeneret heb, in praesentie ende teghenwoerdigheit guoder mannen, als orkenen ende
tughen hyrto gheroepen ende ghebeden, daer hoer namen hyrnae volghen. Item heer
Peter, myn persona, Goythie tho Nyehuus, Siwert to Nyehuus, Zitscha to Garmahusem, Douwa Tiepke zoen, Alla to Littyeweer, Wopke to Engwerum.
Ende ic, Menno foerschrewen, bid ende begheer dat dese tuchlude ende orkenen
foerschreven dit testament beorkenen ende besegelen willen. Sunder allerhande arghelist ende falikant. In een waerheit disses testamentis soe hebben wy, Goythie ende
Siwert, mith die andere orkenen toghelike ghebeden heer Peter, ons personne, dat hy
dit testament foer ons wilde besegelen, omdat wy gheen seghel bruken sent. Ende ic,
heer Peter forschreven, heb voert ghebeden heer Kempo, cureeth tho Juusweer, dat hy
dit testament om myn bede wille would besegelen, ende oeck om des orkenen bede
wille foerschrewen. Ende ick, heer Kempo foerschrewen, heb myn seghel ghedrucket
up spacium disses brevis.
Int jaer Ons Heren M CCCC ende XCIIII, up Sente Magnus dach martyr.
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Druk: a. Schotanus, Tablinum, 136-139 (naar A?). Opschrift: Minna Jaerla testament.
106
55
1496 januari 8
Wipcke Tyercksma
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren dusent f[ierhonde]rt ende ses en tneghentich, opten achten dach
in januari, [soe] heeft [Wi]pcke Tyercksma van Bolswert by gaen ende staen, sterck
[ende] ghesont int verstant ende voerdochtich van synnen, also dat sy overdocht heeft
datter niet sekerre is dan die doet ende nyet onsek[er]re dan die ure des doots, een leste
wil ghemaect ofte een testament, in manieren als hierna screven staet.
Int eerst, ist dat sy to Franeker sterft, so begheert sy horen leghersteed bi dat
Heylighe Cruys in die kerck der cruysbroeren, ende bespreect daertoe tien enckelgulden, begherende daervoer een ewighe memori om Gods wil, ende dat leetse op
anderhalf pondsmaten, [legg]ende by Longhee, ende wes dat lant beter is, sellen hoer
dochter [***] maken. Ende sterft sy to Bolswert, so begheert sy to liggen by Sunte
Franciscus to mynrebroeren, ende wat dan o[***]t sel syn, ende alle anderen
boekinghe sal gheschien als syt hoer dochteren heeft bevoelen ende toebetrout, ende
om die d[***]en sal men copen een huys totten armen luden in Bolswert. Item voert
soe maectse seven jaerdeel, beyde den prieste[re]n ende den broeren.
Item so sal Hisse Foppa dochter hebben twee enckelgulden van Foppen Broers
zoen, welck hi hoer schuldich is, ende hoer beste tabbert. Item voert so gheeftse
Janken ende Eedwert, hoer dochteren, d[a]t huis ende schuer alst staet opten D[yck]
bynnen Bolswert, ende daertoe acht coegangh, legghende aen die Gasthuys fenne by
Bolswert, ende die silveren scael, dat becken ende deken die sy Hisse gheleent heeft,
ende al hoer reppelicke goeden die sy in voertiden [aen] enen ander wech niet heeft
ghegeven.
Item voert soe maect Wipcke vorscn erven hoerre landen ende goeden die nyet
besproken syn, [J]anken ende Eedwert, hoer dochteren, ende Tyerck, Hiss hoer
dochter soen, ghelyck to deylen, op condicien ende manieren [nascreven], als weert
saeck dat Tyerck vorscreven storf sonder echte kynden ofte syn kynden sonder echte
kynden storven, so sellen [***] Janken ende Eerwer vorsc. ofte hoer erven. Ende
willen Douwa ende Hera [.......] d[...]sland[..] met [***] so goet syn als die landen to
Ysbrechtem, so sullen sy collationeren. Ende voert s[o w]il Wipcka vorsc. dat [***]
Tyerck vorsc. aenerven, regiert ende opghebuert sellen worden van Janken ende
Eedwert vorsc., ter tyt toe dan Ty[erck to syn ri]pe jaren comen is, tot syn profyt,
indien dat Foppen vorsc. rekenscap doet Janken ende Eedwert van die goeden die sy
[hem] ghelaten heeft. Ende oeck so heeft Foppe vorsc. ontfanghen van Wipcke vorsc.
neghentien enckelgulden, die sy hem leenden doe sy die comenscap overgaf, welcke
somme sy oeck wil dat Tyerck aen sal comen indien dat hy to lyf blyft, mer anders s[o
selle]nse Janken ende Eedwert vorsc. van Foppen Broers zoen ontfanghen ende opboren, ghelyck als sy oeck alle anderen inschulden op sellen [bor]en ende uutschulden
sellen betalen.
Dit is Wipcke Tyercksma leste wil ofte testament, welc sy onferbrekelike wil
hebben gheholden, by pene elck syn parte te verboren.
Ende heeft dit ghemaect in min antwoert, broer Folkerus, prior.
Ende om [meren] sekerheit ende vasticheit so heeft Wipck vorsc. ghebeden my,
prior vorsc., heer Gheerlof, prebendarium to Bolswert, heer Symon, priester te
Franiker, Henrick Johannis [zoen], notarium, Menken Sybet zoen, Jan Bedner ende
107
Ren Jan zoen, inwo[n]eren [van] Franiker, dit to beseghelen. Welc wy, broer Folker[us
ende heer] Gheerlof voer ons ende om bede wil van den and[eren voer] hoer gheernen
hebben ghedaen.
Int jaer [al]s hiervoer staet.
5
10
Origineel: A. GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 79. Perkament, zwaar
beschadigd. Met twee uithangende zegels: 1 (71), 2 (45).
De beschadigingen die zijn aangegeven door drie asterisken [***], zijn alle circa
vijftien tekens groot. Waar mogelijk hebben wij suggesties gedaan voor een zinvolle
aanvulling van de lacunes.
56
1496 januari 28
Janke Sappes
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren van XCVI soe heft Janke Sappes syn testament ghamaket nae
dat olde testament, als in punten ende manieren naghescreven.
Int eerst heft hi Gode bevolen syn siel, ende dat lichaem die eerde.
Item voert is syn leste wille weest dat Tathie solde besitten dat huus ende land ende
gars.
Item XIII olde scilden, die sculdich is Sibet Broers Jaenke, die II kerken: die
Langheswaech ende die Corteswaech. Item copman Feyen is sculdich X golden
gulden: half Edingheswaechster kerck ende half Walle. Item Wipke Piers zoen is
sculdich VI golden gulden, die sel hebben Haskerconvent toe sielmissen. Item Wybe
Dyures is sculdich XI klinckerden, die sel hebben dat convent to Hask, ende daer is
wat in betaelt. Item elck IIII biddende oerden een golden gulden van die Rode landen
wegen. Item Sinte Elizabeth een klinckert ofte [een] dwele. Item die lutkebroers to
Sneeck een stock holts. Item to Nes ende to Aelsem elck een pont was. Item
Ogecloester een stock holts of een golden gulden. Item to Aber ende toe Oldecloester
elck een lopen rogghe. Item twie pondemeten twisken twie Gawen die patroen Sinte
Johannes. Item XX golden gulden die nye kerck to hulpe ofte toe een kelck. Item I
pondemaet in Douwa Lamkes uutganc by die Hole ryd. Item oester dat huus ende land
dat kynt, ast dat toe bueckwas comt, ende ist dattet sterft, dan to erven als nae recht.
Item Ata III ellen leyds laken, als van comenscip. Item Sunte Johannes VIII klinckerden dat Botte Hoytis sculdich is. Item Haskerconvent XI½ pondemeten, VI in die
Tranen ende twie buten die Leets, ende III½ bynnen die Grewen van Bonthien. Item
noch II pondemeten die leggen in die Tranen. Item XI pondemeten hoylanden, Tathie
to bruken hoer lyfstond, buten die Leets, ende dat beste bed mit syn berou voer uut.
Item die boekinghe doer dat land als seed ende pleech is, ende elck priester die daer
versoeket syn leed II flaems, ende al dinck in verbeteringhe, ende die goeden voert toe
delen als na goder mannen raet. Item II golden gulden Sinte Elizabeth to Stenenkercke
toe tymmert, wanneer sy dat behovet, ende dat sel Haskerconvent betalen van twie
pondemeten die sy noch oeck sullen hebben, die leggen twisken dat lant dat Janke
ghecoft heft van Wyben Jellen swager by dat lant. Item III ossen toe Haskerconvent,
daer sielmissen voer te lesen, ende voert Janke, syn olderen ende Tathie in ewighe
108
5
10
memorie te wesen. Item dat beste paer ossen to Sinte Johannes, onse patroen, to hulpe
toe die nye kercke. Item syn beste blawe hoyck Onse Lieve Vrouwe, ende syn hosen.
Item een beslagen morre, die te lossen als nae goede mannen raed. Item VII clinckerden toe tymmer toe die nye kerke, als van den cloet torves. Item Tathie alsoe veel
garsinge als sy behoeft tot hoer scetten.
In een orkonde der waerheit soe waren hyr over ende an mit my, heer Dirck, personer toe Nyehasck, Ate Lyepes zoen in Haskerdyken, Ebeke, Wybe, Symer ende Janke
suster, Walle, ende meer goede mannen.
Ende om een meerre festicheit soe heb ick, heer Dirck fors., dit brief ofte testement
besegelt mit myn selves segel.
Int jaer Ons Heren dusent CCCC ende ses ende tnegentich, in octava Sancte
Agnetis virginis et martyris.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 18. Met opgedrukt zegel:
13. In dorso: Testamentum Johannis Sapkis in Nyehasch. <M.a.h.:> 1496 numero XXIX.
Druk: a. GPCV I, 774-775.
15
57
1499 maart 22
Dode Kamingha
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heren tusen fyouwerhondert ende nyoghen ende nyoghentich, is
commen dyo eerwirdighe frow Dode Kamingha, des freeds foer Palme, als deys ney
Sinte Benedictus, foer uus, maister Mammo, her Fedde, persinnen thi Aldehow, ende
her Pieter, personna thi Nyahow, broer Jan van Tirns, prior der jacopinen in Lyoewrd,
ende broer Gysbert fan Boelzwerd, lesmaester aldeer, ende haet her testament ende
laeste wille mecka in manieren neyscroyn.
Int aerst soe bevelt Dode voersn den almachtighen God her ziel, ende dat lichaem
der eerde dier dat fan commen is, ende byarret her legerstoel thi da jacopinen, in Sicka
greff, ende byspreckt aldier XII gouden rynsche gownen.
Item so bysprectze tho Graetthia lien jeffta pronda in Sinte Katherine tzercka twien
alda schilda, dier ghaen schilla uut Ghercka ende Haetthia steeden. Item so bysprectze
Sinte Katherine, her haedfrow, ende dio kapelle tho Kamynghabuer datgyen dat dae
twa steden voernaemdt meer tho heer gielden, tholycke tho delen. Item so bisprectze
thi da tzeercke jefta capella tho Kaminghabuer tho help tho tymmeringha X rynsche
gownen. Item den personna tho Kaminghabuer een gouden rynsche gounen, ende her
Cornelius ende den prondaprester op Graetthia liena elcx een rodolphus postulaet.
Item so bifestighet hyo dae freedsbollen dyr fan aldis brocht sint van Kamynghabuer
ende Doede voerdan by her tyden brocht haet, ende byswierget diermey tria pondameta terpland tho Harmswird. Ende jeff dis trie pondameta naeth foldwaen mochten,
so leyt hyo diertho een brieff fan een gowden rynsche gowne jeff schilde rentha, dyer
hyo kaped haeth in Popkama goed, hockera her Feddo schil weer inlossen mey alsocke
a
B: den prondaprester op Graetia lien in de marge, daarna doorgehaald: hir Symen.
109
5
10
15
20
25
30
35
payment als dat brieff inhaut, dyer men oer renthen schil weer om kapia om dae
freedsbollen tho voldwaen, om sillicheit der sielen dyer dis landen fan commen sint.a
Item Sinte Cecilie, haedfrow tho Leckum, een gouden r.g., ende her Albert, personna
aldier, een rodolphuspostelaet, ende den jongherprester aldyer een hoerntgispostelaet.
Item tho Medum een hael gouna, ende den prester aldyer een hael gowna. Item Sinte
Vyt een gouden r.g., ende den tween personnen, maester Mammo ende her Feddo,
elckx een gouden r.g. Item Uus Lyaeff Frow tho Nyahow een gouden r.g., ende den
personna, mayster Pieter, een gouden r.g. Item dae oer presteren binna Lyowerd elckx
een ½b postelaet. Item dae baervoete broeren in Lyowerd V gouden r.g. Item Sinte
Anthonius ende Sinte Jacob gasthusen elckx een gouden r.g. tho hyarra needdrufticheyt.c Item den personna tho Raerd een gouden r.g., ende her eyn prester op her
lyen aldyer een hael gouden r.g., ende dae oer presteren aldyer elckx een hael
postelaet. Item elcka tzercka in Lyowerderadeel een stoeter, ende elcka personna een
stoeter, ende jongherprester twyn stuveren.
Item her nifften tho Syon elck een hael g.r.g. Item tho Syon ende Werd elckx twae
tonne koyts. Item tho Foswert, tho Ghenaerd ende Beetlehem elckx twe tonne koyts.
Item tho Dockum, Clircamp ende tho Sinte Mariegaerda elckx een davidsg. Item her
myegh tho Gerckisclaester een hael g.r.g. Item dae sisteren tho Angwird een hael
gouden r.g. Item tho Bwinghaclaester een davidsg. Item tho Aedwert een gouden r.g.
Item dae sisteren tho Wiswert een tonna hamburgher byer jeff twa tonna koyts. Item
dae oer claesteren in Aestergoe ende in Westergo, thafarra naet bynaemd, elckx een
gouden pennich, ende dae twa oer biddende oerda elck een hael gouden r.g.
Item Syouck, her dochter, bysprectze her huys dyer hyo nu selm in wennith thofarra uut, mit den steed dier dat huys op steet, mey dat haele tilber goed. Item
Graetthie Pieters dochter bysprectze Graetthien Kamingha scotte, ende Sicke Pieters
zoen Sicka Kamingha riemma, uillert, ende Wythia Pieters zoen XXX g.r.g.d tho een
riemmae. Item so schil Pieter thofarra uut habba den statta in Lyowerd ende dat
silveren schinckffet, Kamminghaburchf, ende Syouck desghelyckes den statta tho
Kaminghabuer, ende Watthia ende Wythia, Syoucke soenen, elckx XXX gouden r.g.
jeeldis elck tho een riemmeg.
Item so maecket hyo ende set eerwen al her gueden, replyck ende onreplyck, her
kynden, als Pieter Kamingha, her sin, den twa deel, ende Syouck, her dochter, den
trimdeel, ney inhaudinghe her meckbrieff. Ende foerdoen alle oer schyllingha dyer
twiscke hyarrum sin jeeffte vallen mochten om Haya ofte Doede afterletena gueden,
a
b
c
40
d
e
f
45
g
B: deze hele zin in de bovenmarge geschreven.
B: lijkt later tussengevoegd.
B, in de marge: Item Heylighe Sacraments aermen XIIII liepen rogghe, de voluntate
prolium. Ipso die Thome episcopi, anno Domini I. Dit legaat is niet opgenomen in A.
Zie verder het onderschrift van B.
Hierna in A, aan het eind van de regel in kleine lettertjes toegevoegd: des. Mogelijk te
verstaan als: desgelyckes (namelijk: uillert, indien hij het wil).
B: ende Wytia Pieters zoen XXX g.r.g. to een riema in de marge.
B: ende dat silveren schinckfet, Kamminghaburch in de marge, verbeterd uit: Item so
bisprecze Pieter, hir zoen,.
B: ende Watia ende Wytia, Siowcke soenen, elx XXX g.r.g. jeldis elx to een rieme in
de marge.
110
5
10
15
20
25
30
35
40
Pieter ende Syouck dat claeckloes tho bliwen by ffyower jefte fyff eerbere mannen,
dier hya fan beda syden hiertho schille tziesa, ende hwa dat naet dwaen wil fan Pieter
ende Syouck, dy schil verbert habba fyfftich gouden r.g. tho profyt tho dae trye
parrochitzercken ende jacop<i>nen in Lyowerd.
Item soe set hyo executoren her testamentis Pieter Kammingha, her sin, ende
Syouck, her dochter. Ende wil dit voersn testament habbe halden ney alle ryochten
eens testamentis offte oer lesta willa.
Meckit is dit voersn testament fan Doede voerscn int jeer ende dey voerscn, in
jeenwirdicheit maester Mammo ende her Feddo, personnen thi Aldehow, ende maester
Pieter, personna tho Nyahow, broer Jan van Tirns, prior der Jacopinen in Lyowerd,
ende broer Gysbert, lesmaester aldyer, ende aeck oerkenen dyertho roepen, Hanthia
smit, Hans scroer ende Gherbren tapper, burgeren bynnen Lyowerd, orkenen dyertho
baeden ende roepen.
Des tho oerkonde siglet mey myn sygel, mayster Mammo voersn, foer myselm
ende mayster Pieters weyna, personna tho Nyahow, om syn beda willa. Ende her
Feddo voersn foer myselm ende Hanthia ende Hans ende Gerbren voersn beda willa.
Ende van my, broer Jan fan Tirns, foer my ende broer Ghysberts voersn beda willa,
mey dat sighel myns prioerscip.
Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.20.
Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (77), 2 (29), 3 (16).
Ontwerp: B (met marginale toevoeging van 1501 december 29). RAF, Archief Familie
Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 52. Onderschrift (met de teksthand): Item disse copie
ys dyo riuchte copie deer dat principael testament deer bysiglit ys, uut screwen ys. Dat byly
ick, her Fedde, meyn hawntscrift. <M.a.h.:> Ego, frater Petrus, de ordine fratrum minorum
de observancia, testificor scriptura manus proprie, de licencia venerabilis patris nostri
gardiani Lewerdensis, quod haec copia testamenti concordat in sensu cum suo origina<li>,
in presencia mea, dum adhuc eram in seculo et ecclesie Beate Marie Virginis Nove Curie
curatus, confecto, demptis addicionibus postea in margine cum minori calamo conscriptis,
quare rogo venerabilem patrem fratrem Johannem de Tirns, fratrum predicatorum in
Lewerdia priorem, et magistrum Mammonem, ecclesie Sancti Viti curatum, ut hanc in
publicam redactam suis sigillis communiant, vice et nomine meis, prout melius ipsis
secundum Deum videbitur expedire, ne veritas occultetur. <M.a.h.:> Et ego, frater
Johannes de Tirns, scriptura mea manuali hac propria protestor, eandem que honorabilis
dominus Feddo, Antique Curie curatus, scriptis suis hic lingua nostri premissis protestatus
est. In dorso: Testamentum Doed Kamminghe. <M.a.h.:> Expirata anno 1499.
Afschrift: C (16de eeuw, door notaris Frans Sybe zoen Phrisius, naar A). RAF, Archief
Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 941. Opschrift: Copie. In dorso:
Doedt Kammingha testament.
Druk: a. OFO I, nr 440.
Geen van de handen uit B komt overeen met de hand die A schreef.
111
58
1499 april 14
Wiggle Campstra
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heren M CCCC nyoghen ende tnyogentich, op den dey Tiburcii et
Valeriany martyrum, hat Wiggle Campstra oensioen dat dy mensche naet siker hat dat
dyo daed ende naet oensikers dan dyo uure des daeds, deerom, al hat hy cranck wessen
van lichaem, nochtans hat hi wessen sond ende wytelick van sinnen, ende hat mecket
syn testament of lesta wolla in manieren als hyrney scrn steet.
Int aerst so byerret hy syn leghersteed to Aesterweerum by Sinte Niclaes, syn
patroen, op dat tzerckhof, oen dy noerdera syd by dat Heilighe Sacrament, ende
bisprect him X enkelg. ende triatusent steens.
Item syn personna een enkelg., ende dy jongheraprester XX st. Item elka tzercka
in Baerderadeel een stoter, ende elke prester also folla, mer dae Frowe tzerka elck een
pond. Item dae biddende oerden elck een hoerntiespost., mer dae minores toe Lyoerd
een enkelg. Item dae crucebroers to Snits ende to Fraenker elck I pond. Item dae
fyower conventen als Thabor, Luuntzercke, Aenyem ende Hask elck I rodulphuspost.
Item Oeghaclaester I tonne weets. Item dyo tzerka to Foudsghara een syde specks.
Item schamele Thys een claynghe van hoerns lecken mey syn foer. Item Ede, syn
broer, bisprect hy al syn claynghe. Item dy patroen to Wirdim I enkelg. Item Smallingheed I post. Item dae sisteren to Greendick een tonne biers. Item dae sisteren to
Bayem een kw. Item dae arme lyoed fyf enkelg., duuriende fyf jeer langh. Item so
bisprect hi een ewigh deel foer hem ende Eelck, syn aersta wyf.
Item so bisprect hi Doed, syn aefta syd, to lyaefjefta to her lyfstond acht enkelg.
in dat goed deer Jan merser nu op wennet. Item Doed schil habba dae haele landen
deer jae toghara capet habba by hyara tyden.
Item so byspreckt hy Sasker, syn sin, to forndel dyo stata mey dat timmert, ende
deerto XV pondameten notfestigher landen ende fyf pondameta reydland ende fyf
pondameta in dae Haeghera Boezyla ende dy dyckstal mey trira pondameta, lidzende
in dae Fiaerndelen.
Item foerdoen soe mecket hy syn tria kynden, als Sasker, Auck ende Gauthie,
eerwen to alla syn oera gueden, replick ende onreplick, ende dae toelicka mey
mancorum to delen. Ende wol dat Auck, syn dochter, schil habba Boetsingha gued,
ende Gauthie, syn dochter, dae renten to Coernyem, ney dat foerstrecka moghe.
Item so wol hy dat Doed schil blyve dit jeer int bisit ende schil berra al dae renten
ende folduaen een ygelick also fier als dae renten foerstrecke moeghe. Ende hatter oer
comt, deer schil joe reckenschip van duaen. Ende ist dat Sasker, myn sin, hyrtoboppe
det, so schil hi foerberd habbe al syn eerfschip deer hem comma mey van my.
Item tho dit testament sint ropen ende baeden disse orkenen, int aerst her Johannes,
syn persinna, als een testamentarius, her Gielt, vicarius, Hobbe Uibrin zoen, Rioerd
Froukis, Janke Geyrd zoen.
In een weerheit dissis so hab ic, Johannes voersn, dit testament bisigle voer my
ende om dae orkenen voersn bede willa.
a
C: Boerzyl.
112
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1077. Het opgedrukte zegel in
groene was verloren. In dorso: Wiggle Campstera testament.
Afschriften: B (gelijktijdig, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van
Claerbergen, inv. nr 240. Ondertekend: Heer Johannes. In dorso, m.a.h.: Wigle Kamstra
testaement, een cupya. - C (17de eeuw, door dezelfde hand als nr 7, naar A?). RAF, Archief
Familie Van Sminia, inv. nr 1078, f. 1v-2r.
Druk: a. OFO I, nr 441 (naar A). - b. OFO I, nr 442 (naar B).
5
59
1499 mei 2
Gheryt Midler
10
15
20
25
30
35
40
In den name Godis, amen.
Int jaer Ons Heren M CCCC ende neghen ende neghentich doe makede die eerwaerdyghe Gheryt Midler, kerckfoghet fan Sente Wyth in Lewerden, syn testament
in maneren hiernae ghescreven.
In den eersten soe wyl Gheryt dat men nae syn doet al syn goeth aen drien sal
delen. In den eersten daerndeel seth hee thoe erwe God syn heylighen kerken, gasthusen, gheesliken mannen ende aermen foer syn ziel; int ander daerndeel dat cloester
van Claerkamp; int daerde Jan, syn soen, ende syn dochters kynderen toelyke, elck syn
helft int stirpes toe delen, in maneren naeghescreven.
Int eerste sullen Sente Wyth ende Sente Franciscus kerken hebben elc XXV koepmansgulden fant eerste daerndeel, ende daerfan syn uutleden ende achterdaede, als X
jaerdeel. Item nae dat eerste jaer wp syn jaertyt des avents vigilie, elke priester een
philippis die sie singhen, ende des moerghens elke priester die toe Oldehoeff misse
doen, elc I sthupher, die ander fier principael priesteren elc II stupher. Item die aermen
des Heilighen Sacraments sex gulden rynsgulden. Item Onse Liewe Vrouwe toe Nyehoeff een haelf enkelgulden, toe jacopinen XX stupher, die II gaesthusen elc een
gulden fan X philipsen, Sente Katherine kerck V philipsen. Item die ander bidden
oerden elc IIII philipsen, toe Dockum een postolaet. Item toe Foeswert, toe Betleem,
toe Ghenaerd, toe Sente Mariagaerde, toe Berghum, toe Smaelnee, elck een half
postolaet. Item onse II persoeners ende her Gysbert elck een postelaet, ende onse
ander priesters die toe Oeldehoeff horen, elck III stupher, die persone te Nyehoeff III
stupher, die ander priesters in Lewerden elck II philipsen, her Doeke toe Deynum een
groetten platiel. Item watter meer van de goeden overbleven syn van den daerndendeel
als dye yaerghetyden omghekomen syn van salyghe Ethye ende Gheryt, dat sal dan
dat cloester byhoelden.
Item van die ander daerndeel sullen die abt en keller up syn jaertyt gheven dys
jaers den priesters ende broren een tonne koyts, datze sullen voer hem bidden. Item
sye sullen Jan ghewen elcks jaers IIII enkelgulden, daer Jan syn wyl mede doen sal
soelang als hee lewet, boven kost ende klederen. Item sie sullen gheven eelc fan syn
suster kynderen twe enkelgulden. Item Deuke sal hebben dat huus daer Hans Fetthies
in wonth.
Item den lesten daerndeel sulle Jan unde syn dochters kynderen toelike delen. Int
eerst sal Jan fan syn moeders weghen foerenuut hebben den helft fan allen goeden,
repelick ende onrepelick, daer salyghe Eethie ende Gheryt thoesamen hadden doe
Eethie stoerve. Ende ist dat sie myet die rekeschap nyet thovreden syn die tho
113
5
10
15
Claerkamp gheschiede in des keller teghenwoerdicheit, uant ic dat op myn consciencie
naem dat hem wel ghescyet is nae utuisinghe des testament alst vorscreven is, yst dat
hem daer niet an gnoecht, ende soe heft Gerryt syn dochter ghegeven hondert
roduphuspostolaten meer daen hoers moeders goet, van Eethye ende Gheryts goeden,
ende synt sy met die rekenschap thovreden die toe Claercamp gherekent woert, soe
wyl hy die hondert post. staen laten, ander<s> sallen sye staen op des rechts
kennynghe, ende die summe die toe Claerkamp gherekent is, byloepet soven ende
soeventich enkelgulden, ende wat elc gheboert heft, dat sal men korten an syn deel.
Dyt vors. testament wyl Gheryt ghehoelden hebben als en testament ofte een leeste
wylle, by pene dys rechts, ende macket executoren dys testamentis principallick dena
eerwerdighen devoten religiosen abt van Claercamp ende den keller, by help ende
hraed daer eersamen pastoers, her Peters, wycarii, Tymen Freryck zoen ende Yarich
goldsmyd.
Maket is dit testament by my, meister Mamme, personer, int jaer vors., daghes nae
Philippi et Jacobi. Daer sent toegheroepen als orkenen her Fedde, persoener, her Peter,
vicarius, Tymen ende Yarych, ende Halbet, syn neef.
Des te orkonde hebben wy, Mamme, Fedde, Peter, Tymenb, dyt fors. testament
beseghelt van oyrselven ende um Gheryt vors. ende um Yarich ende Halbet beed
wylle.
20
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 8. Perkament. Met vier uithangende zegels: 1 (78), 2 (20), 3 (91), 4 (117). In dorso: Littere de testamento Gherardi
Middeler et quitancie amicorum. Anno CCCCXCIX.
Druk: a. GPCV II, 210-211. - b. OSA, nr 83a.
60
1499 september 14
Heer Foppo
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer ons Heren M CCCC ende XCIX, Exaltacionis Crucis, heb ic, her Foppo,
confessor sororum in Aelsym, docht datter ghien ding is seker dan die doet ende och
ghien ding onseker dan die wr des dodis, daerom soe heb ic macht myn testament ende
myn leesta walla foer myn professio, ney welke professio myt verbeeden is ney da
riuchten.
Int aerst soe jou ic God myn ziel ende dae eerdde myn lichaem etc.
Item soe jou ick tho Aelsym, myn selves kynden, om Godes walla ende om salicheit mynre ziel myn replike gueden ende myn boekyn dier hyr tho Aelsym sint
commen, datma myn fronden dier sal neen reckynsich van daen ende naet fan jaen,
mer hyr tho Aelsym to bliven alst vorsn is. Mer werer ymmen fan myns broers
kynskynden dier tho schola ghenck ende jeen tho dwaen heed, soe somme jeen dwaen
uus Decretales. Item soe jou ic dae susteren ende dat convent tho Aelsim forsn dat
a
40
b
A: des.
Hierna doorgehaald: ende Halbet.
114
5
10
15
20
huus ende dat hoefsteed diert huus op steed, ney inhaeld dat pachtbreef, dier Pycke
koerfmaker in wannid, neest Fockema greet huus on da noerdsyda, aerflic ende ewelic,
ende dat salma naet verkepien, by een pena des huus, ende soe salt wessa totta rochte
schamela profyt alst schamel Aelsym sint. Item soe jou ic Aelsim ach dat huus ende
dat hoefsteed diert op steed tot myn liefstond dier steed neest Alla Homma zoen huus
opper Fonna, mer ney myns, her Foppo forsn, tyt soe jou dat aerflic om Gods willa dae
susteren tho Staveren, aerflic ende ewelic, nae inhalt der pachtbreven. Item uut grethe
Jalmers huus heb ic, her Foppo forsn, ses schilden, ney inhalt mynnen breven, dat
sallyd Aelsma bruken ende byssigha tot myns, her Foppo, tyt. Ende ney myn forsn
tiden soe sal Yde jefta Ytie, myn broers dochter, dat habba eerflic ende euelic als myt
Wabba twe kynderen.
Item soe meytie ic tho eerwe myns vaders ende myns moers goeden Allen Aepka
zoen, myn broer, mer Ytie, myn broers dochter, ende Robyn, myn suegher, sallyd
habba fan my waders ende moers gueden fyftich schilden. Item soe jou ick Wabben
Agga zoen in Ferwalda also gret als is Feecka aerva.
Item dyt heb ic salven screven opten dey foer mynner professio, alst forsn is. Al
ting sonder faelcant ende arghelist ofte nye fondenisse. In een oerkond van dessen soe
hab ic, her Foppo forsn, dyt testament ende myn leesta <willa> bisighelyd myt myn
salves sighel, ende walt halden habba foer een testament jefta myn testament jefta als
een codicille jefta ney dat riucht diert best ney allen riucht, ghaestelyc jefta waerls,
doeghe mey.
Int jeer Uus Hern M ende CCCC XCIX, alst jeer ende dey forsn is, etc.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 50. Het opgedrukte zegel in groene
was verloren. In dorso: Paters testement. <M.a.h.:> Her Foppa Aelsum.
Druk: a. GPCV II, 211. - b. OFO I, nr 443.
25
61
1501 april 3
Sibbel Sibbetzme weduwe
30
35
40
In dae nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Herens tusen fyfhundert ende een, ub Palme jond, dae haed dye
eerwerdige weduwe Sibbel Sibbetzme, by gande ende staende ende by sunde lyff, her
testament ofte laste wille mackid, in jenuerdicheyt orknen deertoe ropen, ende wil dat
fast ende stedes halden habbe als een noglike testament off een codicil off owre
ghewonten deer een testament moghe verstarckie, een yglicke by dio pene des riuchtis
ende foerbarnisse syns delis der hem in dit testament toleyd ward, ende dat wppersteed
to habben Sinte Vyt, her patroen, in dae steed toe staen deer tyenst dit testament dat,
sunder jenzydsens, myt riucht off sunder riucht, welcke testament ys als neyscn steed.
Int aerst so bifeltze God heer zeel, ende dae eerde dat lichem deert van kommen
is, ende byjarrid her legerstoed by dae mynnerbroers, ende bisprackt hemmen XX g.
rynsg.
Item Sinte Vyt sex g. rynsg. Item dae jacopinen V g. rynsg. Item Uus Liaf Frouwe
tho Nyehouw III, Sinte Kathrine II. Item Sunte Thons jesthuus ende Sunt Jacops elckx
een. Item Sinte Anne klaester IIII g. rynsg. Item master Mamme ende heer Fedde elkx
115
5
10
15
20
25
30
35
40
45
een g. rynsg. Item heer Douwe I g. rynsg. Item heer Johannes ½ g. rynsg. Item heer
Sipcke ½. Item heer Peter V st. Item heer Hendrick V st. Item dae ouwre prestren to
Lyowrd ellicx III st. Item so voerbattrisse sillige heer Jelle her broers leen mey V
pondematen ende fyouwer anze nylandis deer Koert Gretis in dae heer hat, ende
master Mamme ende Johan Sybren zoen naestleggeren, ende biswerdig den prester wp
dat leen, prester nay prester, dat hy in dat ewich to heer jeertyt schil da prestren to
Aldehouw sjonghe jowns vigilie ende des moerns schillis misse lasse, elcke prester
schiller reke een ½ fyoerisser, ende des moerns allso fulle to misse, man dae fyouwer
principael prestren schiller reke dubbil portie. Item dit schil wasse voer Sibbil ende
Sibbeth. Item Mariengaerde, Gernawert, Fosswert, elcx I g. rynsg. Item Tyesck, her
zuster, VI jelne lisk lacken to een nye kappe. Item to Bethleem ½ g. rynsg. Item to
Klircamp, toe Smallnee ende Berghum, elkx een g. rynsg. Item to Bethleem to Zwol,
den prior I g. lew. Item Apelremedammers ende Uus Lyaf Frowe broren in der Ilst,
elckx V st. Item to Aylzum I g. rynsg. Item in Sigerswald ½ g. rynsg. Item Peter Johan
zoen, Sipke to Dockum, Peter Peters zoen, Auck, zyn zyster, Ansck Johans dochter,
Sibbel Jatys, Teet ende Auck, elkx I g. ducaet. Item suster Hac ende zuster Meynw,
elckx ½ g. rynsg. Item Hilk ende Tiesck, her Sipke suster, elkx ½ g. rynsg. Item to
mynnerbroers to Kampen een tonne hamborger biaers.
Item deerney satze to riuchte eerwen heer ownraplike goeden her enyghe zoen
Sibbren ende her kyndiskynden, als Gryd, Auck ende Wolter, mey alducke onderschee. Item aerst so schil Sibbren, her zoen, foeruut habbe tusen g. rodulphuspost., als
Teet ende Kathryn zilligher gedachte, her kynden, toferre uut hawn habbit. Ende voer
disse tysen g. rodulphuspost. voors. schiller habbe dat gued ende renthen deer Tys wp
Nyeland van her to heer haet, mey dae XV pondematen landis deer Meynert in zyn
heer haet, ende deerto dio fynne inne Kagh deer graete Meynert in zyn heer haet. Item
ney der tyd dat Teet ende Kathryn voors. herre beerlys alle wey heden, zoe habben
nochtans alle jeren ende daggen fast maer krighet, nuu int een ende dan int ower, deer
Sibbil neen rakkenschip van weet, ende om des ghenetis wille so jouwtse her zoen
Sybren deertyenst fyouwer kwnegung after Alde Galileen ende dio fyn to Harmswert.
Item so wilze dat Sybren voors. her zeel schil bywerrie ende dae bockin voors.
bitellye, ende deervoer schiller habbe dat huus, after ende foer, mey dy steed ende
meyt hof deerse nu in wannid, ende deertoe Anske moers huus ende dy steed deer
Gerryd olisleker nu wp wannid, mey dio helft deerwp dy steed leyt. Ende off dae
kyndiskynden in Anske moers huus ende steed voors. warsinghe ofte sanynghe mettie
wolden, soe datzit mey alducke byscheed, want Frans her zyns deel wp heer stoern is,
ende dat jowtze Sibren mey. Ende oftit itte batter mochte wasse dan Sibren deervoer
dwaen schil, dat jowtze Sibren toe foerndeel, wantit her enige kynd is. Item al butte
dae tusen g. rodulphuspost. deer elke kynd, als Teet ende Kathryn voors., wey habbit,
soe habbit dae swagren Sibbil also pyngid datze hemmen itte maer uutwise most,
scholden her dochtren freed habbe bynnis husis, zoe hatze hemme uutwisd dat gued
byt Langdeel, mey V pundemate ende X pundemate to Wyns. Ende ist een dat da kyndiskynden by de uutwisinge blywe willyd, deervoer schil Sybren weer habben da
weyde deer Rummeren maynman in sen heer haet. Ende wille dae kyndiskynden dae
uutwysinge losleten, so schil Sybren mey dae kyndiskynden dat gued byt Deel, mey
da X pundemate to Wyns, die weyde voors. ende V pundemate voors. dele, elkx herre
trymdeel. Item zo haet Sibbren, <Sibbel> voors. faer silligher gedachte, dae aermen
byspritzen hundert g. rodulphuspost. jeers, ende jaet her doervan berre mey ende hia
deerin schildich kand wert ofte her kynd Sibbren, deervoer bysweerget dat gued deer
116
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Peter monler zoen wp wannid, ende dat schil Sibren wpberre henter tid dattet schaet
is, ende alst schaet is, hwerin datter dan voerwan wyrt, dat schiller salff reken den
aermen hussittede toe Lyowerd, ende dat gued deervoer behalde, ende zyn deel ford
blywe by den aermen.
Item foerdmaer alle ownraplike gueden ferre naet sn, dae schille Sibbren ende da
kyndiskynden voors. dele in stirpem, dat is: da kyndskynden schillet staen in herre
moers steed, ende dae rapliken gueden schil Sibren allene halde. Ende haet gueden dat
dae kyndiskynden to deel faele, dae schillen naet voermynrie, satte noch salle, eer
datze to buckweste kommen synt ende aefte kynden habbet, bi foerbarnisse herris
erwenschips.
Ende storris sunder aefte kynden, so schille da gueden in tryn faele, di eene deel
da riuchte aermen, di owre deel Sunte Vit, ende di tredde deel da mynnerbroers to
Galileen. Item weert een dat Sibren Godis bod foerfulde ende neen aefte kynden
afterleet, so schilme sjonghe to Aldehow moerns to sex wren, snyawns ende tysdeis,
een syonghen misse, een in da eere van Uus Liaf Frouwe ende een in dae eere van her
benedide moeder Sinte Anne, ende dae prestren deer da missen bywarrie, schille
deervoer habbe sex g. rynsg. jeers. Ende foerdmaer so schilme dele to elken sexsteen
arme lioed elkx een trymdeel van een kaepbraed, ende wp elke stuk braedis I pund
buttre. Ende disse XXXII arme mensken schille hussitten wasse bynne Lyowerd, ende
bisonderlinghe synter enighe aerme lyoed deer van herre slacht mochten wasse. Ende
disse aermen schillid aeck jeerlix habbe fyower hael lacken, da II ferwid ende dae twa
ownferwid, aeck elkx twa paer schoen, wynters een paer ende somers een paer, ende
deerto wynters elkx een hael schutte hael herdegeripper torff. Hirto schillid riucht ende
reed ende dae tweer per<son>nen tyetze tweer fowden deer dit bischicke van alle
Sibren voors. neyletenne gueden. Item dae fowden voer herre arbeyd schillid jeerlicx
habbe elkx tre g. rynsg. Ende so schillen alle mayen dae II per<son>nen rackenschip
dwaen, ende isser dan hatte wr, dat schymme wplidze ofter enighe dyore jeren kamen,
datme dae jelmisse allickewal halde mochten. Item dat aerste jeers rynthen die schille
dae mynnerbroers wpberre to herre tymmer. Item disse substitutie haed Sibbren voors.
salff consenterid.
Item so satze executoren her testamentis die gardiaen van Galileen, da II per<son>nen, dae fowden van Sunte Vitus tzyarke, Peter Johans zoen ende Sibbren, her
ayne zoen.
In een tiogh dissis testamentis zoe haetze de<r>to ropen orknen, als di gardiaen van
Galileen ende zyn meybroeder her Sywrdt, heer Fedde, her per<son>ne, Peter Johan
zoen, Wibe Gerrid zoen, Gerrit Jacobs zoen, Johan Rewrdts zoen ende Johan Powls
zoen.
Des toe orkunde zoe hab ick, gardiaen do ter tyd to Galileen, onze zegil hanghen
aen dit testament, voer myselff ende mede om broder Sywrdt bede wille. Ende wy,
Peter Johan zoen, Wybe Gerrit zoen, Gerrit Jacop zoen, Johan Rewrdt zoen ende
Johan Pawls zoen, habbit baeden alderman, riucht ende reed des sted Lewerdt dat hya
herre stedtssecreet om uuse bede wille mey aen dit testament habbit hangid. Ende ick,
heer Fedde, hab myn sigel hiran hanghid foer myselff ende mey om Sibbil bede wille.
Anno ut supra.
De principale van deesen was gescn in franchyn, bevesticht mit drie uuythangende
segelen van groenen wasse, daervan die twee bynae geheel van ouderdom vergangen
ende affgevallen waren.
117
Gecollationeert jegens doriginaele, bevesticht als boven, is daermede bevonden
taccorderen, by my,
<ondertekend:>
P. Eemskerk.
5
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door P. Eemskerk, naar A). GA Leeuwarden, Archief Sint
Anthony Gasthuis, inv. nr 7. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (18de eeuw): 1501 op Palmavond.
Copia testament voor Sibbel Sibbitzme. Anthony gasthuis 1 golden rynsgulden.
Druk: a. OSA, nr 86. - b. OFO I, nr 449.
62
1501 oktober 28
bezegeld 1502 april 23
Kathryn Harinxma
15
20
25
30
35
In den naeme Godes, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende een, op Sinte Symon ende Judas dach,
omtrent een uure nae middach, soe heb ick, Kathryn Harinxma, anghesien datter niet
sekerer is dan die doet ende niet onsekerer dan die uure des doets, ende om verghiffnisse mynre sonden toe bet te vercrighen, ende om alle schelinghe ende schortinghe
te verbieden die nae myn doet mochten comen tusschen myn erven van myn tytlike
gueden, heb ick myn testament, laeste wille, codicill, of schickenisse of ordinancie
mynre gueden ghemaket, hoewel ick cranck bin uutwendelick na den lichaem, nochtan
wys, cloeck ende verstanzem van synnen, inwendelick ende uutwendelick, in teghenwoirdicheyt der tughen onderghescreven, in maniren naeghescreven.
Int eerste biveel ick God almachtich myn ziele, ende myn legherstede waer ic dat
op myn leste bigheer. Ende daer ic dan myn leghersteed bigheer, byspreeck ick een
pair silveren pullen van een marck silvers. Ende soe bigheer ic van myn erffghenamen
dat sy een eerliken stien op myn graf copen ende die laten uuthouwen.
Item soe byspreeck ick dat convent toe Nyacloester een silveren cruess van drie
golden gulden, daer die susteren die ablucy mede nemen sullen als sy dat weerde
Heylighe Sacrament ontfanghen hebben. Item Sinte Marten, myn patroen toe Sneeck,
byspreeck ick ses loet silvers tot een pasbort. Item myn personer byspreeck ick eena
postulatisgulden, ende die twie cappellaens toe Sneeck een yghelic een half postulatisgulden. Item een yghelic priester in Sinte Martens kerck byspreeck ic een pond.
Item soe make ick een ewighe memorie op dat Heilighe Cruys altaer toe Sneeck,
daer Lou myn mans olders ghestichtet hebben, twe missen in die weke, als des
vrydaegs een misse van dat weerdighe Heylighe Cruys, ende des saterdaegs een misse
van die reine moeder Goets Maria. Des byspreeck ick tot dat altaer tien golden
rinsgulden jaerlixe renten in Wythiama gued toe Poppingawier int ewich. Des so wil
a
Hierna doorgehaald: loet silvers.
118
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ic dat men van stonden an een priester op die proven vorscrn kiesen sullen. Ende waert
sake dat daer ghebreck in ghewiel ende soe niet en ghesciede als vorscrn is, soe wil ic
dat die renten mit die lasten vorscrn sullen comen tot die crucebroderen bynnen Sneeck
die helft, ende die ander helft tot die crucebroeders van Fraenker. Item wat Wythiama
gued toe Poppingawier vorscrn beter is ende meer verstrecken mach dan dese tien
golden gulden renten vorscrn, daer sal men jaerlix int ewich van betalen in botter ende
in weytenbroet in Sunte Martens kerck to Sneeck ende tot die crucebroderen aldaer
op myn ende op myn vaders ende moeders jaertyd, op een yghelix jaertyd die darde
paert van die delen.
Item so byspreec ick die drie bidden oerden elcs een postulaet. Item die barvote
broren toe Boelzwert byspreeck ick een golden pont groet. Item so byspreeck ick toe
Thabor, Oldecloester, tot onse crucebroederen bynnen Sneeck, toe Gronedick, toe
Hospitael, elcs twie golden gulden. Item elker priester toe Hospitael, bynnen dat
convent, bispreec ick een oirt golden, om soevele toe bet voer myn ziele te bidden.
Item soe bispreeck ick Onse Lieve Vrouwe ghildebroeders bynnen Sneeck een golden
gulden. Item soe bispreeck ick suster Hisse toe Nyacloester ende suster Anska to
Foswert, myn twie moeyen, ende suster Syth toe Nyacloester, myn nichte, elcks een
nye delfse cap. Item soe byspreeck ick een yghelic priester toe Nyacloester een halve
golden gulden. Item suster Lysbeth toe Gronedyck, myn moeye, byspreeck ick drie
golden gulden tot een nyen rock, scappelier ende een cappe daermede te copen. Item
soe byspreeck ick onse crucebroederen bynnen Sneeck, die barvote broeren toe
Boelzwert ende die susteren toe Groenedick vyftich golden rinsgulden eens, dese drie
conventen vorscrn dit toeghelike toesamen te delen, opdat sy soevele trouweliker voer
myn ziele sullen bidden.
Item soe byspreeck ick die ghemene armen in Sneeck een golden pont groet eens.
Item ander arme huysseten byspreeck ic drie golden gulden eens, toe gheven nae myn
doet, ende die toe schicken daert aldermeest van noden is bynnen Sneeck, totter armen
profyt.
Item so bygheer ick ende wil dat die monden tot myn kynderen sullen voer allen
saken voldoen van myn renten dat derde paert van myn moeders testament datter
onbetaelt is.
Item Eedwer moer byspreeck ick myn nye sayen hoyke. Item Swobbe Jarichs
byspreeck ick myn lakens hoyke. Item Katryn, Jw Dekama wyf, byspreeck ic dat beste
syden webthyen myt een gaerslach. Item Eelke, myn mans suster, byspreeck ic een
nyen tabbert. Item Yde, myn suster, bispreeck ick een nyen tabbert ende myn rode
onderrock ende myn tydboeck, naest dat best. Ende noch bispreeck ic Yde, myn
suster, vier golden gulden jaerlixe renten in Syckinghe guet toe Goynghum tot hoer
lyfstond. Item heer Meynert Jan zoen toe Franiker byspreeck ick een nye delfse
tabbert. Item dat gasthuys bynnen Sneeck byspreeck ic dat archste bedde mit een
deken. Item ick bispreeck Kathryn Frericks, Goyke Menthes, Katryn meyster Berents,
Baeff meyster Meus, Lysbeth comen Barents, Kathryn Laus goltsmits wyff, Yde
hoedmakers, Agge Dircks, Peterke Jan Dusyngs, Hylke Payes, Kathryn Henrics,
Kathryn meyster Thonys, Mynthye Atthyes, Gheert Pieter Ysbrants myt hoer dochter,
Griet Luthyes, elcs een hoefdoeck. Item Kathryn Wauthyes sel holden dat ghelt dat
sy van my heft, ende daertoe myn daghelixe tabbert. Item Kathryn Jacop molleners
byspreeck ick een enkelgulden.
Item soe bigheer ic op Eedwer moer dat alle schelinghe daer is of comen mochte
tusschen hoer ende myn kynderen van beyde bedden, wolde blyven op meyster Hetto
119
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ende heer Meynert Jan zoen.
Item die crucebroeren toe Sneeck byspreeck ic een pont groet. Item broeder
Thiaerd, prior der crucebroderen bynnen Fraenker, byspreeck ick een nye delfse cap.
Item so maeck ick drie ende dartich jaerdeel in Sinte Martens kercke ende tot die
crucebroderen bynnen Sneeck. Die eerste seven jaren wil ic dat men den armen mede
delen sullen, ende die ander jaren woirtan als vorscrn is sal men allien delen myt
weytenbroet ende botter in beyde kerken vorscrn. Ende ick wil niet dat men dese delen
ofcopen sullen, mer alle jaren op myn jaerstont toe brenghen als vorscrn is. Ende of
myn erffghenamen hier versumich in waren ende niet deden als vorscrn is, dan
Syckinghe guet toe Goynghum dat te hoeden.
Item voertmeer make ick erffghenamen tot al myn ander gueden, replic ende onreplic, diete voren niet besproken syn, myn drie kynderen. Ende want Low, myn man,
syn landen ende gueden vercoft heft in syn vanghenscip om hem mede uut te helpen,
ende myn landen niet vercoft syn, soe make ic Low die vierde erve, alsoe dat Low myt
myn drie kynderen all myn gueden die niet besproken syn, ghelyck mit malcanderen
sullen delen, ende myn testament ende alle myn schulden die ick Eedwer moer schuldich bin, ende alle ander schulden ende afterdaden ghelyck sullen voldoen, ende die
inschulden ghelick sullen boren.
Item waert saeck dat myn kynderen storven sonder blykende boert, soe wil ick dat
die alderbeste sate daer ic heb, sal wesen tot dat weerdighe Heylighe Cruys ende Sinte
Pieter ende Pauwels altaer in Sinte Martens kerke in Sneeck tot een ewighe memorie
voer myn ziel ende salighe Bocka myn broers ziel ende all myn lieve vrienden zielen,
alle weken twie missen te doen, een van Onse Lieve Vrouwe ende die ander een zielmisse.
Item soe make ick monden tot Luthye, myn dochter, Jw Dekama ende Eedwer
Zyaerda. Ende soe make ick monden tot myn ander kynderen ende set executoren tot
myn testament mit Low, myn man, die eersame meyster Hetto, Jw Dekama ende
Hessel Martna.
Dit altesamen als vorscrn is wil ic, Kathryn vorscrn, dattet sal wesen myn testament,
codicil of uuterste wil off een schickenisse ende een ordinancie mynre gueden, hoe
dattet alderbest nae den rechten, syd ende plyga staen mach. Ende ick wilt gheholden
hebben van myn erven ende alman, in al syn articulen.
Hierby hebben over ende an gheweest als toegheropen orkenen ende tughen die
eerweerdighe prior van Fraenker, broeder Thyaerd, heer Pieter, pater van Tsyzingawier, heer Meynert, provenpriester bynnen Fraenker, broeder Symon, crucebroer
bynnen Sneeck, heer Philippus, prebendarius toe Gronedick.
In orkund der waerheit heb ic, broeder Thiaerd vorscrn, dit testament byseghelt myt
ons ambochtsseghel voer myselven ende om bede willen heer Meynerts ende broeder
Symons vorscrn. Ende wy, heer Pieter ende heer Philippus vorscrn, hebben dit testament byseghelt myt ons selves seghelen, want wy hier over ende an gheweest hebben
als togheropen orkenen ende tughen, als vorscrn is.
Gheseghelt int jaer Ons Heren van vyftyenhondert ende twe, op den dry en twyntichsten dach in aprili.
Origineel: A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek
van Friesland, inv. nr 895. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 2 (101). In dorso:
Testamentum Katherine Harinxma. Katry<n> Hary<n>xma testament.
Druk: a. SFA I, 161-162.
120
63
1501 november 26
Heer Tzalling
5
10
15
20
25
30
35
40
In den name des Heeren, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende een, ten daege des Heyligen paus
ende martyris Lini, heeft heer Tzalling, praebendarius toe Marsum, begerende die
gerechticheyt, by hem vercregen, omme te mogen testeren ende een testament
maecken, te gebruycken ende te genieten, in deser manieren syn testament ofte
verclaringhe van de goederen, hem van Godt verlenicht, gemaeckt, willende dat tgene
hierna geschreven sal worden, crachtich sal wesen naer allen rechten ende in der bester
voegen als het kan bestaen, tsy na rechte van een testament, codicil, ofte andere laeste
wille.
Aengemerckt hebbende aller menschen eynde ende na dit een eeuich leven, befeelt
het lichaem de begraeffenisse by Sint Dominicum tot die praedickebroeders binnen
Lewarden, in de begraeffenisse der broederen.
Maeckt erffgenamen van alle syne goederen Godt den Heeren almachtich, de heilige moeder Goedes Maria, Sint Anna, Sint Pontiaen ende alle heyligen Goedes ende
alle armen Christi, soewel gestelyck als waerlyck, met syn naeste bloedtverwanten,
in voegen navolgende.
Item heeft hy ingestelt, gefondeert ende geordineert van syn landen tue praebenden
sullen worden gemaeckt.
Een tot Marsum, tot dewelcke hy heeft geassigneert ende bewesen dese naebeschreven landen. In den ersten vyff pondematen teynde de dycken van den patroon,
die hy heeft gekocht van Feye. Item heeft hy noch geassigneert tot deselve prove eliff
pondematen op Deynumer Nylant, gelegen opt ende van de weyde van Hero Ockama
landtsate, waervan die negen tegenwordelyck syn verhuyert aen Heere tot Ritsum,
ende tuie bynae in Eeske herne. Item heeft noch geassigneert tot dieselve praebende
Gaucke waal, synde drie pondematen ende vier eynsen, gelegen op Marsumer Nylant,
streckende aen Ritsume waterlossinge. Noch vyff pondematen, Eecke nye fenne
genaemt, gelegen op Marsumer Nylant, met noch tue en tuintich eynsen aldaermede
opt oost gelegen. Item heeft noch geassigneert ses pondematen op Fraenjumer Nylant,
Johan Hovesa ten norden naestgelegen. Item tuie pondematen, in Warnevliet gelegen,
die coster van Beetchum van zuyden naestgelegen. Item tuie pondematen op de
dyckstal, gekocht van Tiaerdt Galama, ende desselves kinderen aldaer ten naesten
gelegen. Item heeft noch daertoe geassigneert thien rynse guldens sjaers uuyt Doecke
van Teetlums goederen toe Ritsum, by hem van deselve Doecke gekocht. Item heeft
noch toe dieselve praebende besproecken syn eygen kelck, die hy selver heeft laten
maecken. Ende dit alles alsoe versamelt tot een praebende, diewelcke hy, testator,
fundeert de Heylige Maget Maria ende haer moeder Sint Anna, deselve daertoe
gewende ende instellende, ordinerende, willende ende belastende den praebendarium
vant selve leen dat hy alle weecken drie missen ende een vigilie van negen lessenen
voor hem, testator, den synen ende alle versturvene gelovigen sal celebreren. Heeft
oeck gewilt dat dieselve praebendarius ter plaetse in eygener persone sal resideren,
ende soe daer iemant van syn testateurs bloede bequaem mochte syn, sal deselve
a
In C in de marge: ofte zoents, male scriptum. E: Goente.
121
5
10
15
20
25
30
35
40
moeten allen anderen voorgestelt ende gepraefereert worden. Ende heeft hy, testator,
de collatie ende het jus patronatus gecommitteert ende committeert tselve by desen
fundatie den prior van de praedikerbroeders binnen Leewarden, die pastoer, vicaris,
kerckvoogden, met die andere eerlycke gaeluyden van Marsum.
Heeft noch een ander praebende ofte leen geordineert binnen Leewarden tot
Oldehooff by Sint Wyt, tot dewelcke hy, testator, gegeven heeft in den ersten het huys
ter Greppele, welcke huys ende huysteede hy, testator, gekocht heeft van Gercke
Wytsma, ende dat tot het praebendehuys, ende heeft tot deselve prabende geassigneert
die nabeschreven landen. In den eersten vyff koegangen ende een kalffsgras in de
Galgefenne, ende drie koegangen ende een kalffsgras, gekocht van Hille van Zuol,
ende noch tuie andere van Tiaerda Janckema. Item tuie in Janckema fenne, gekocht
van Pieter schipper ende syn wyff Rints. Item ses pondemate landts op Liewarder
Nylandt int Suetkeer by Burmania ende die praebende van heer Sibolt. Item tualiff
rynse guldens jaerlix uuyt Westuirder sate tot Jorwert. Welcke leen hy, testator, wil
dat bedient sal worden duer een bequaem priester, in de vors. kercke binnen Lewarden
residerende, daerby voegende die dienste van drie missen ende wigilien van negen
lessenen ter weecke, als in de andere fundatie hiervoeren is aengeuesen. Het jus
patronatus, de collatie ofte vergevinghe vant selve leen wil hy, testator, dat sal staen
ende syn in de macht van de prior der praedikebroederen binnen Lewarden ende by
de tuie Oldehoofster pastoren ende kerckvoochden aldaer, haerluyden conscientie
bewarende dat sy een eerlyck ende bequaem priester opt selve leen stellen. Ende soe
daer iemant van syn testatoers bloede bequaem mochte syn, sal allen anderen
voorgestelt moeten worden.
Item heeft die testator geasigneert tot het leen tot Marsum het huys ende de
huyssteede naest syn vicariaetshuys aldaer.
Item heeft hy, testator, besproken die patroon tot Marsum vier rynssguldens sjaers
in de Patroons fenne aldaer. Item die Heylige Maget Maria tot haer ciraetsel een
pondemate, gelegen in deselve fenne, opt suyden van Lyonie sylslaet. Item heeft
besproken in de sacristie tot wyn ende oblaten int vors. dorp een halff pondemate
landt, mede in de vors. fenne gelegen. Item het Eerweerdich Sacrament, de Heylige
Moeder, het Heylich Cruys, de Heylige apostel Thomas, elx een pondt was tot een
eeuige memorie. Heeft noch het pastoorsb ende vicarisleen aldaer besproken tsynder
ende der synen gedachtenisse elx een pondemate landts, gelegen by Wrdc, ende den
residerende pastoor tuie golden rynsguldens. Item den vicaris een rynsgulden. Item
alsoe het huys van syn testators leen van de vyant verbrant is geweest ende by hem,
testator, op syne kosten wederom hertimmert, heeft hy, testator, geuilt ende wild dat
daervooren by den vicaris alle weecken gelesen sal worden een vigilie, ende dat
daervoren het huys den vicaris sal volgen, sonder vergoedinge ofte betalinge.
Item die praedikebroeders binnen Liewarden vyff golden rynsche guldens sjaers
uuyt Buama goedt tot Dixtrahuysum, gekocht van Feye, begerende dat deselve praedikebroeders syn graff willen versien ende decken met een eerlycken steen, met
a
b
c
45
d
In C in de marge: Soe schy<n>t, ex alio exemplari: Gerryt.
E: patroons.
E: Werd.
Het vervolg van de zin luidt in E: dat daarvooren het huis den vicaris zal volgen zonder
vergoedinge ofte betalingen, mits daarvoor alle weken gelesen zal worden een vigielie.
122
5
10
15
20
25
30
35
vigilien van negen lessenen ende een hoechmisse sjaers eelyck tot syn jaerstondt. Item
die minnebroeders aldaer ses rynsche guldens sjaers in Hoemstraa besit (gekocht van
Foppeb Tys zoen, ende soe Foppe dieselve wil aflossen, sal hy daervoor geven
tnegentich guldens van goede munte golt ende gewichte) tot een eeuighe memorie van
hem, testator, ende den synen in eeuicheyt. Item in Aenium by den regulieren drie
golden rynsche davidsguldens.
Item heeft gelegateert den armen binnen Leewarden sjaers acht golden rynsche
guldens in Britsum, ofte die waardye ende somma daermede deselve gekocht syn (nae
inholden ende vermogen van de brieven daeraff gemaeckt byt Heylich ende Eerweerdich Sacrament) tot een eeuige memorie aldaer.
Item heeft hy, testator, Wopke Jellis besproken het vruchtgebruyck van de vier
pondematen in da Fiaerliggengenc tot voltreckinghe van syn studeringhe, diewelcke
daerna sullen komen tot het leen, binnen Leewarden geordineert ende gesticht. Item
heeft noch tot dieselve praebende geassigneert drie pondematen buta dyxstal naest
Doytsamad graet stuck. Item heeft gegeven syn dienstmeyd ende haer dochter darthien guldens. Item yder kercke in Menaldumadeel elcke kercke een stoter, ende ider
priester int selffde deel een stoter.
Item heeft gelegateert ende erffgenamen gemaeckt in syn vordere naegelatene
roerlycke goederen syn naeste erffgenamen in gelycke portien ende deelen, te weten
Tiaerd ende Bauck, die kinderen van syn broeder Tialcke, ende Rints, die dochter van
desselves syn suster. Ende sal hy, testator, dese dingen nader specificeren ende
uuytdrucken in syn legaten, die hy naderhandt gedenckt te maecken.
Befelende ende committerende die vors. eerweerdighe heeren, soewel in de eerste
als de tueede fundatie, die geheele ende volle executie nae syn doot in haer
conscientien ende verdienste van het eeuich leven, dat sy daervan Godt almachtich in
alles (van dingen, Godt ende die kercke geoffert ende gegeven) den menschen ende
die kercke nu ende in der eeuicheyt mogen verantworden.
In oirkonde der waerheyt van dese fundatien, gewinghe, instellinghe ofte institutie,
legaten ende assignatien, is het segel van de vors. heer Tzallingh onder desen tegenwordigen gedruckt, ende syn tot getuygen van goeden ende waerachtighen wetenschap
hiertoe geroepen ende gebeden met namen hierna uuytgedruckt, te weeten heer Wopko, pastoir to Marsum, broer Jan dTirense van de praedikerorde binnen Lewarden,
broer Jan Halis, convers ofte leeckebroeder aldaer, Sipke koster tot Marsum, Wibrant
Wopkis, Pier Mintzama, Gerben Piers zoen. Ende tot merder vasticheyt is het tegenwordich testament doer beede van heer Tzallingh bevesticht met het segel van heer
Wopko voornoemd, voor hemselven ende ten versuecke van vors. getuygen.
Op jaer ende dach als boven.
Het principael deses was geschreven in fransyn ende befesticht met tuie uuythangende segelen, in groenen wasse gedruckt.
40
a
b
c
d
45
e
In C in de marge: Alia exemplaria habent Hemstra.
In C in de marge: Ick meine Foppe Mathys zoen Unia toe syn, een heerschap hebbende
syn stins by Nyehoeff tot Lewarden, sicut alia exemplaria habent Foppe Mathys zoen.
In C in de marge, doorgehaald: Puto male translatum aut descriptum.
In C in de marge: Wordt nu Dothingha genoemt.
In C in de marge: Heeft die copiist dese name niet te recht gestelt. Lees: Jan de Tirns.
123
Onder de copie deses stond in Latynsche tale soo volcht: Collationeert tegens syn
originale, accordeert met hetselve, by my etc., ende stond leger: ter ordinantie van den
Hove van Vrieslandt, C. Joupe, met syn streecken.
5
Noch stond hieronder: Getranslateert uuyt d’authentique copie deses, in den
Latynsche tale geschreven ende befesticht als voren, ende uuyt deselve tale overgestelt
by my, ondergeschreven secretaris van Lewarderadeel, den 7 december 1593, was
getekent: D. Block, met syn streecken.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door C. Joupe, naar A). Niet voorhanden.
Vertalingen: C (1593, door D. Block, secretaris van Leeuwarderadeel, naar B). Niet
voorhanden. - D (17de eeuw, naar diverse afschriften en/of vertalingen). RAF, Archief
Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, supplement, inv. nr 25. Opschrift:
Translaet.
Onvolledige afschriften van vertalingen: E (18de eeuw). RAF, Archief Familie Van
Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1a. - F (19de eeuw, door Van Leeuwen, naar
E?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland,
inv. nr 374 hs. - G (19de eeuw, naar E). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56,
Copiarium p. 134-137.
Uitgegeven naar D, de enige volledige vertaling, met enkele varianten uit E, dat op
onderdelen een van D onafhankelijke lezing lijkt te bieden.
10
15
20
64
[1503] juni 23
bevestigd 1503 november 25 en december 16
Meynt Aeltgema
25
30
35
40
In den name Goedes, amen.
Soe make ick, Meynt Aeltgema, myn testament ende uuterste wille, in teghenwoerdicheyt heren Jacop, myn kerckheren, heer Jacop, heer Peter van Norden, heer
Watte ende ghemeene bueren, op Sint Johannes avent, int maneeren naescreven.
Item int eerste sint dit dye articulen dye den convent to Gherckescloester anroren,
want ick, Meynt voers., int eerste tolegghe den voers. convent van heer Watten
weghen, rorende van zyns moeders goet, allyke foel als Buwe daervan boret heft, nae
uutwysinghe des registers daer heer Watte heft, ende voer disse goeden set ick, Meynd
voers., onder den voers. convent dye Grote fenne, ende wat dye fenne nae uutwysynghe des registers nyet bytalen mach, zel staen upt lant daer ick van Aetgema
bysettet heb.
Item is dat sake dat Sytge, myn huusfrowe, my verlevet, soe legghe ick hoer toe
hoer lyfstond II pondematen in Postme meden, ende als zy stervet, soe zellen disse II
pondematen voers. int ewich blyven voer een ewyghe memorye voer onse twere zyelen in Gherckescloester.
Item Myaent, myn soen, zel hebben om zyn schamelle kinder willen ende nyet van
eyghendom, dat mansmat opt Uutlant, daer my gheven is mit Eelke, Myants moer, to
124
5
10
15
bodel van grote Gayke, want hyt bysetset hadde van Mouwema volck, endea nae
salighe Eelken doet ick, Meynt voers., dit voers. lant coft hebbe van Mouwema voers.
voer XX schilden den eyghendom, ende Myant voers. coft hebbe ende bytaelt wat
hem van zyn moeders goet tocomen mochte, ende van dit voers. mansmat van bracht
hebbe. Ende alle anderen goeden gheef ick hem ende zyn kinder om Goedes wil, om
bede wil myns kerckheren, mit dat darde part van dye husinghe. Ende hyer is in
byforwert, is dat saeck dat Myant voers. ye enighe reden segghen wolde van eyghendom op dissen voers. gaven, soe zellen disse voers. ghifte gaven van gheenre weerden
weesen van Myant weghen.
Item alle ander goeden zellen vallen nae rechte ervenscip etc.
Item disse punten heft Meynt voers. conformeret int jaer XVc ende dree, in teghenwoerdicheyt my, heer Jacops, heer Hubertus, Yske, Take, Rye Uuter, ende anders
ghemeene bueren, op Sinte Katherynendach ende des saterdaghes nae Sinte Lucyen
int selfte jaer, doe heer Hubertus hem zyn leste sacramenten brochte, ende allen
scortinghe daer op my ende heer Watte bygheven waren, op een darde ofte wy nyet
verdreghen mochte, als een gheleert man als heer Ritske ofte meester Gilt, daer is hy
by bleven, ende anders nyemant toramet heft to bywysen als dat to doen is mit heer
Hubert ende ander tughen.
Quod protestor manu propria.
20
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift, waarschijnlijk onvolledig: B (gelijktijdig, door heer Jacop, naar A). RAF,
Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 50. Opschrift: Copia ex origenali de omnibus
articulis ex parte conventis Iherusalem. In dorso: Meint Altema testament. <M.a.h.:>
Meint Altema testament, sine anno abusive, 1503.
Druk: a. GPCV II, 231-232.
25
65
1503 oktober 3
Schelte Lyawkeme
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren XVc ende III, die derde dach in october, dat was duorum
Ewaldorum martirum, to VIII uuren jof daeromtrent, soo heet hem Schelte Lyawkeme
bedocht datter onder alle verganckelike dinghen niet sekerer waer dan die doet ende
niet onsekerer dan die uure des doets, alsoe dat hy was volmaect van sinnen ende
verstandt, al was hy cranck van lichaem, ende het gheordiniert ende maect syn testament jof laeste wille in maniren naescreven.
In eerst soe begheert hy syn legherstoel toe Sneeck by Sinte Marten, ende besprect
aldaer XX schilden.
Item syn patroen to Sexbierim X schilden. Item Pieterbierim ende Oesterbierim
ende Winaldim elck I golden g. Item al die priesters in Barredeel elcks II st., ende al
a
Hierna doorgehaald: soe? a: tot.
125
5
10
15
20
25
die kerken elcks I stoter. Item een yghelyc priester to Sneeck II st. Item die IIII
biddende oerden elcks I enckelg. Item Lunykerck, Lydlim, Anyghem ende die crucebroers to Sneeck elck I enckelg. Item to Tabor ende Oldecloester elck I half enckelgulden. Item die kerck to Boelswert X schilden, ende elcke priester I stoter. Item al die
susterenclesters in Oestergoe ende Westergoe elcks I half enckelg.
Item voermeer soe maec ic erven over myn gueden, replyc ende onreplyc, myn kinderen ghelyc, als Sycke ende Trynke. Mer Sycke sel hebben to vorendeel Lyawkeme
staten, mit dat hof ende hoernlegher ende graft, ende L enckelg. jaerlyxse renten,
welke renten hy besproken het in teghenwoerdicheyt onsis, als Henricus, pater van
Lunykerk, heer Goeslyc Jwinga ende Here Ockingha, als wy mit onsen seghelen onder
spacium des testamentis betughen sullen.
Item ten laesten soe maeck ic monden over myn kinderen voerghenoemt meyster
Sycke, personer to Oesterbierim, heer Goeslyc Jwinga, ende myn broer Eepe ende
Here Ockinga.
In een teyken des waerheyts voerghescreven, soe syn daeto gheroepen ende beden
om toe tughen heer Jacop, personer van Boelswert, heer Geerlof Bryontsma, nu ter tyt
deken aldaer ende prebendaet, ende ic, heer Allaert, vicarius ende testamentoer, heer
Pieter, prebendaet, ende heer Reyner, prebendaet to Franiker, ende Geryt Douwe zoen,
notarius ende secretarius des voernoemdes stedes Boelswert. Ende wi, Henricus, pater
van Lunykerck, ende heer Goeslyc Jwingha ende Here Ockinga, sinten daer oeck toe
gheroepen ende beden, om to tueghen die artikel als van L enckelguldens jaerlixe
renten.
Ende ic, heer Jacop, heb voer my ende myn vicari[o], heer Allart, om syn bede
wille myn seghel hierop gheset. Ende ic, heer Geerlof, heer Pieter ende heer Reynner,
hebben onse seghelen daer mede op gheset, ende ic, Geryt, myn ghewoentlike hant als
een notarius, ende ic, Henricus, pater, ende heer Goeslyc ende Here hebben onse
seghelen op spacium des testamentis mede ghedrucht.
In den jaeren als voerscreven is.
<Ondertekend:>
30
Ick, Gerryt Douwa zoen vors., orconde onder myn woenlicken notaristeyken dattet
alsoe is, als vors. staet.
<n.m. 2> Gerardus Dodonis, notaris, subscripsit
35
Origineel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 67. Van de zeven opgedrukte
zegels nog aanwezig: 6 (48). In dorso (18de eeuw): Dit is het originel testament van jonker
Schelte van Liaukama.
Afschrift: B (18de eeuw). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale
Bibliotheek van Friesland, inv. nr 896.
Druk: a. Hero ab Inthiema, Disquisitio juridica, 278 (naar A?). - b. GPCV II, 230-231
(naar a).
126
66
1504 mei [2]3
Hera Jelbits zoen
5
10
15
20
25
30
35
40
In den namma Uus Herens Jhesu Christi, amen.
Van der berthe Jhesu Cristi in den jere fyteenhondirt ende fiouwer, den tryae
[***]a may, hath Hera Jelbits zoen himself bitocht datter onder alle verganghende
thinghen naet sikera ende wisser is dan dy daed ende naet onwisser dan dyo wra des
daeds, als is hy cranck fan lichaeme, nochtans sterck, verstandich ende witich fan
sinnen ende vroedscip, hat mecket syn testament, leste willa jef alst best ney riucht
staen mey, in maneer n[eys]cr.
I[nt] arst bejerreth Hera syn lichaem to resten in d[ae] minrebroren tzerka fara dae
peyen, ende bisprect aldyr tyaen klinckerden.
Item hy bisprect dae presteren to Aldehow hiara gewoenlike boekinge, ende dyrto
sawn jeeradeel. Item hy bisprect Sinte Marten tree enckelg. rinsg. Item hy bisprect dae
oer tree biddende oirden ende dae crioesbroren to Fraenker ende to Snitze eelck een
half gouden rynsg. Item hy bisprect her Johannes Edonis den cartuser twier gouden
vlesen. Item hy bisprect eelck parrochietzerke in Woldenzerdeel een half pond, ende
eelck prester aldyr een flaemsche. Item hy bisprect dyo tzerck to Wilsum een half g.g.,
dy persenna VII st. ende her Gysbert twier flaemschen. Item hy bisprect to Aldeclaester, Hemmelem, Lyonyetzercka, Aningum ende Tabor eelck een hoirntyspost.
Item hy bisprect to Ogaclaester een gouden rynsg. Item hy bisprect Sinte Antonius
ende dyo Heylige Geest eelck tzercka een half g.g., ende eelc prester aldyr VII st. Item
hy bisprect to Aylsum ende to Staveren eelck tyaen st.
Item hy bisprect Douwa Fedda zoen syn mantel, ende Peter Arent zoen syn swarte
sloef, Tiard Wyba zoen een selver leppel. Item hy bisprect Sinte Peter ende Sinte
Paulus altaer een selver leppel. Item hy bisprect Jantien Douwis ende Katryn Peters
eelck een selver leppel. Item hy bisprect fara syn doer den armen hondirt roggisbraden
ende een half tonna buter. Foird bifelt hy Eedwer om Godis willa to jaen als hyt up
hiar bitrowt.
Item fiord bisprect hy Eedwer, syn wyf, to hiar lyfstond alle caeplanden dyr hy
capeth hat to Wilsum. Item alle caeplanden, lidzende in der parrochia fan Bolswert,
scellet Eedwer ende Hid, syn dochter, dela half ende half.
Item so mecket Heera eerwa al synre gueden, reppelic ende onreppelic, His, syn
dochter, hwierze lidzende sint, dyr fara naet bispritsen sinth. Ende mecket monden to
Hid, syn dochter, her Allert, uus prebendarius, Tiaerd Wyba zoen ende Douwa Fedda
zoen.
Ende wil dit testament halden habba by pena des riuchts.
Alle falikant uutseyd. Desse to oirconde siglet mey syn ayn sigil. Ende om mara
festichheed hat hy baeden her Gerlif, Douwa Fedda zoen ende Aenka Yska zoen dit
testament tot siglien om syn bede, in jenwirdichheed oirknen, hyrto baeden ende
roepen, Foppa Broers zoen, Peter Tialka zoen ende Gerryt backer. Dyr wy fors. siglet
habba foir uusself ende om bede der oirknen fors.
In den jere ende dey fors.
a
Gezien de lengte van de lacune, ontstaan door beschadiging, moet wel de
drieëntwintigste zijn bedoeld.
127
Origineel: A. GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 80. Van de drie opgedrukte
zegels nog aanwezig: 2 (22), 3 (1). Van het eerste zegel, dat verloren is gegaan, is wel de
afdruk bewaard gebleven. Het lijkt dat van heer Gerlif te zijn (zie nr 55, zegel 45). Het
aangekondigde zegel van de testateur ontbreekt dus. In dorso, m.a.h.: Hett testament van
Here Jelbets zoen, fader van Hid Nanne weduwe saliger memorie.
Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 215-216. - b. OFO IV, nr 139.
5
67
1505 januari 10
Frouck, vrouw van Oeds
10
15
20
25
30
35
Int jeer Uus Herens XV hundert ende fyff, des freeds foer Ponciani martyris, dae
mackada Frouck Oeds huusfrow hyar testament ende hyar lesta wille leet byscruwa,
gesont ende wytlick van synnen, kranck van lychaem, in maneren neysn.
Int aerst soe byfelt God almachtich hyar ziel, ende dae eerda dat lychaem, ende dat
to resten by Sunte Johannes, hyar lyave hellige patroen, up dat wyde tzerkhoff to
Huusum, ende bysprekt Sunte Johannes, hyar patroen, een kw, dae beste ner dae
leepste. Item Uus Lyaff Frou to Huusum XX stuveren van hyar selver rema. Item
personna een enkelgna. Item her Johannes een hael enkelgna. Item dae fyower bidden
oerden elck II stn jeff ½ leepen koerns. Item int Suurtremdel elck tzerk een phs ende
elck prester een phs. Item VII jeradeel, ende dae sawn jeerdeel schil hoeda dio ½
pondameta deer leyt up Teggma land, ende dae deel schil Oeds bywarria, hyar aeffta
zyd, off dy personna. Ende als dae VII jeer omkommen sint, soe schillets habba dae
½ pondameta dae presteren to Huusum, ende deerfoer schillets Frouck ende Aesga
wessa yn dat ewich gebet to Huusum. Item Lyoets, hyar syster, den blaw rock, ende
Syowck, hyar famna, den blawa tabbert. Item Sunte Katerin uppa Hoeck sex stn toe
help to tzelken. Item Oeds, hyar aeffte syd, to lyaeffjeffta den hynst e[n]de [...
k]aepmans rinsgn fan dat huus van her deel. Item to Gowtum den patroen ½ kaepmans
rinsgna. Item to Buurgwert den patroen VII flaems, ende elck prester aldeer I flaems
van dae VII vorsn. Item Oeds ende Sicka, hyar sister synnen, elck I kaepmans rinsg.
Item soe mackat Frouck eerve hyar gueden deer hyar berra moget, Sywrd, her zoen
forsn.
Yn jenwerdiched der orkenen, als her Pyben, hyar testamentoer, Hermen Meynert
zoen, Lolla Sywrds zoen, Fedda Gyelt zoen.
Int jeer ende dey vorsn.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 88, naar A?). GA Leeuwarden, Archief
Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 5. Beschadigd.
Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 52-54. - b. OFO IV, nr
143.
128
68
1505 januari 14
Idze Jathye soen
5
10
15
20
25
30
35
40
Anno Domini millesimo quinginto quinto, op den dingesdach nae der octava van
Heilige Driekonige, is komen Idze Jathye soen in den Nortwould in dat Holdegae
capla, in myn thegenwordicheyt, her Melius, personer in dat gae vorscreven, ende
orkenen hyrnae screven, ende heeff maket syn testament, al was hy seec in der nature,
was ual wetende syn wyff synnen.
In dat ee<r>st soe byfeelt hy God syn zeel, ende macht suster Jelle, syn dochter,
toe erwe syns guden, als van dat gud in Colderwolt, dat is acthe roden van den Reen
toe dy Flosen, daer is leggen an dy uestsyd van Peer Hollama land ende an de oestersyd van Otte Ygis soens land, ende dyt land vorscreven sal sy hebben foer hoer
moders gud ende dat myn tosamen. Ende X schilden rente in dy Band, ende twehundert schilden ende L dat ich uutleyd heb foer dy susters toe Worckum, ende XX daer
sy op bort hebben van en hinxte ende twe uaghen ende tinwerck en eyde ende ploch,
ende dyt vorscreven gud sal sy hebben in hoer erwe, ende XXXVI kl. dat sy wesselt
hebben tegen Aucke Peer soen ende teghen Derck an dy Vert. Item dat erste jaer rente
in dy Bant sal hebben dat nyge clost ende Sunte Martens kerke op Oldegae dick, ellick
allike fole.
Item Alle, myn soen, geeff ick dat gud daer Douwe Otte soen nu ter tyd op wont,
huus ende steed, alsoe grote als daer leggende is. Ende dyt vorscreven gud geeff ick
hem dat hyt myn natulike kynd is ende an my foerdeent heeff. Ende is sake dat hy is
hilkende buten consent der monden offt dat hy is stervende sonder kynden, soe salt
wesen tot en leen in gaee vorscreven. Ende is sake dat emen dat toe bygert to regeren
dan dy personer offt dy fogeden, soe salt comen op syn naste bloed daer van uutkomen
is. Ende hy heet munden seet toe dyt vorscreven kynd her Melius, personer in dat gae
vorscreven, Jaithye Broka syn ende Peer Reinthe soen. Item Alle vorscreven sal ghen
macht hebben dat gud thoe regeren alsoe lang als hy niet komen is toe syn XXV jaren,
alsoe lang sullen dy monden vorscreven regeren, ende sal ghen mach hebben toe
weercopen totten tyd thoe als vorscreven is. Ende Alle vorscreven sal wonen by her
Melius vorscreven.
Item ick geeff Sunte Johan, myn patron, X schilden, toe drie tiden toe bitalen, ende
fyff schilden die kerke in Colderwolt, toe twe tiden toe bytalen. Item elke byrden orde
II schilden, toe twe tiden toe bytalen. Item sowen schilden an schoen ende en deel
tosamen. Item wyff ewige memorie sal men holden foer myselleff ende foer myn wyff
ende faer ende twe soen, als Alla ende Harmen. Item disse vorscreven ewige memorie
legghe ick op en pondamata meetlanden op dy oestersyde van dy byghen van dat
meedland daer Alla vorscreven hebben sal.
Hyrthoe soe heeff Idze beden toe orkenen ende toe nomen [al]s Dyothye Goslick
soen, Yekele Hilke soen, Douwa Broers soen, Hans Hugo soen.
In en teken deer warheit dat dyt gelick ys van uort toe wort als dy principael is, soe
heb ick, her Melius, testamentor, myn selvis segel ghedruckt op spacium uutscriftis
dis testamentis.
In jaer Ons Heren dusent ffyffhundert ende vyff, des donderdages nae Sunte
Ambrosius episcopi.
129
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1505 april 10, door heer Melius, naar A). GA Nijefurd te Workum, Archief
Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 26. Het opgedrukte zegel verloren. In dorso:
Testamentum Idzardi.
5
69
1505 april 6
bezegeld mei 8
Ricke toe Dorp
10
15
20
25
30
35
In den naeme Godes, amen.
Doe men screff vyftyenhondert ende vyff, des sondachs na Pasca achten, doe
maeckte de ersame Ricke toe Dorp haer testament off leste wille, in tegenwoordicheyt
myn, heer Claes, prester toe Collum, end ander tuygen, beneden gescreven, ende
wolde dattet een stal sal hebben ende ongestraft sal blyven van hoer erffgenamen, in
forme ende maniere hier gescreven.
In den eersten soo beveel ick, Ricke voers., Tamme, myn soen, min siel te bewaren
ende de ander vier sielen de op den stede vallen ende ick bewaert ende begaen heb,
nae eysche ende plege des landes. Daervoor sal Tamme hebben ses pondematen landts
daert hem selves alderbeste bylieft. End bet sal hy oock daervan geven alle jaren tot
Sinte Anne leen een phs.gulden renten, voor syn vaers siel op een dinxdach misse voor
te doen. Wanneer geen prester opt outer is, soo sal hy de misse winnen ende doen
laeten toe ewige dagen. Ende dese voers. ses pondemate sal hy vry vooruut hebben,
met den lasten voers. Ende ist oock sake dat hy hem niet wal regert, soo sal hy niet
machtich wesen, ende een ander sal men setten in syn stede daert best regeert.
Item toe de nye ciborie den ryms daer wy ontvangen hebben van salige Pibe, als
hy nu ter tyt is, ende een gulden rinck, ende de ene Sinte Anne mede te stofferen. Item
toe Feenclooster een pont was end een tonne biers, off de waerde daervoor. Desgelyck
tot Vrouwenclooster. Item de vier oorden elck een arntsgul. Toe elck kerk in Ostbruxter lant dre flamsk. Item myn bychtvaer een ou schilt. Item Onser Liever Vrouwe
een ½ schilt. Item Sinte Anthonis een ½ schilt.
Item schilt werkonen, om Godes wille toegeroepen tuygen, heer Claes voers., Jeld
Roderssma, Metske Tyaerts, Lieuwe Syxts ende Tamme toe Doer.
In orkonde deser waerheyt soo heb ick, Ulbrant Haytien zoen, prester nu ter tyt in
Collum, dit testament bisegelt om dese tuygen beden wille voers.
Int jaer vyftienhondert ende viff, op Wironis dach.
Nae gedane collatie is desen met syn principael (voor soo veele ick het lesen conde
ende leesbaer was) accorderende bevonden, by my, onderges. notaris, op den 17en
decembris 1642,
<ondertekend:>
Itsima.
17 12 1642.
130
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1642 december 17, door notaris Itsima, naar A). RAF, Archief Familie
Van Sminia, inv. nr 2049. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Quytantie ende afflossinge
van enige rente de kerkvoochde competeert hebben. <M.a.h.:> Principael ende copia van
sekere olt testament, gemaeckt by Ricke toe Terp, ende afflossinge van rente, comende
voor in deselfte, tot laste van Jets[...]a.
5
70
1505 april 12
Anscke Johan Sybrands zoens dochter
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Ick, Anscke Johan Sybrands zoens dochter, overmerckende myn periculose staet
daer ick langh in geweest bin, om beteringe myns levens ende om die barmharticheit
Godis te bet to vercrygen, heb angenomen en gheestlick leven, als die derde regel van
Sinte Fransiscus oerden binnen Lewarden, welke oerde wilt dat die susteren van der
vorscn regel sullen hoer gueden ende ander tytlike saken scicken ende hoer daeraff
ontslaen, om God neerstliker to dienen, na dat exempel ons zalichmakers Christi
Jhesu, die syn testament maeckte. Hyrom heb ick mit walbedachte moet, vlytich voerbedencken ende vrien gueden wille, in gesonde lyve, in allerbesten maneer, wys ende
forma so ick mach, myn spreecklick testament, in Latino nuncupatuum, off codicil off
leste wille, so het na den recht, gheestlick off waerlick, allerbest cracht ende macht
hebben sal ende mach, gemaeckt ende make in cracht desis brevis, in tegenwoerdicheyt der tugen nabyscreven, in forma ende manier als hyrna bescreven staet.
In den yrsten soe offere ick myn ziel ende lichaem God ende Sinte Fransiscus, in
handen mynre oversten.
Foerd biken ick opentlick dat ick folcomen consent heb gehat in dat echt tusschen
Haytien Atta zoen ende my, twelck was oeck consent ende wille mynre vrenden. Daerenboven bin ick Haytien mit dekens recht togekent, ende daerop hebben wy gehat die
boeden na landis gewoente over die kerke.
Item ick sette to erwe Frans, myn kynd, dien ick hebbe laten echt maken, in al myn
gueden, roerlick ende onroerlick. Ende wil dat Frans sal dese gueden, hem in dit
testament off leste wille assigniert, ontfangen als echt ende recht erfgenaem, off als
en begave uut frier herten tusschen levenden, off begave uut bewegenis ende oersaeck
des doedis off lesten willen, woe dattet best mach staen ende Frans, myn soen,
profytlickst mach wesen nae recht, uutgesloten datgheen dat ick expresslick ander
luden ende plaetzen legier, assignier ende geve. Ende geboertit dat Frans, myn soen,
voer my storve, off nae my sonder wettelick geboerte, off dat hy to cloester ghinge,
so sal dat cloester van Sinte Anna hebben ewelick ende erfflick viertien golden gulden
renten uut Ronighe gued to Harlingen, ende Sinte Vyt in Lewarden sal hebben uut
datselfde guet ewelick ende erflick drie golden gulden rente, ende die predikerbroers
ende die minrebroers ende dat cloester to Dockum elck drie golden gulden rente,
ewelick ende erflick, uut dat fors. guet. Ende wat dat guet beter is, dat sal comen totten
a
Twee letters en een afkortingsteken (?) onleesbaar door geknoei.
131
5
10
15
20
25
30
35
40
45
rechten armen behoeff binnen Lewarden. Item geboertit dat Frans, myn soen, to
cloester ghaet, soe sal dat cloester daer hy in ghaet, hebben alle die renten die ick hem
gemaeckt heb, tot syn leven langh. Ende nae syn doet sullen alle die renten comen als
er gescreven is. Ende dat cloester daer hy in sterft, sal hebben fyf enkelgulden, to
weten dat elck cloester fors., Sinte Vyt, ende die armen sullen resigneren ende overgeven elck een enkelgulden rente to profyt des cloesters daer hy sterft.
Item ick sette ende bygheer dat die erwaerdighe heren, man na man, die abt to
Dockum, die prior van der predikerbroeders in Lewarden ende den pastoer in Lewarden, heer Fedda, to wesen mombers to myn soen Frans ende over syn gueden, ende
daerto to wesen executoers to disse myn leste wille. Ende by consent derselfde
monden kiese ick ende sette heer Fedden machtigh to wesen des kyndis forsn renten
op to boeren, uut to geven, ende des kyndis recht to beschermen. Ende, dat God
forbiede, dat Frans quaem in enigh ongeluck off ander noetsaken, so sal Frans fors.
gheen landt noch guet moghen vercopen off alieneren sonder off buten consent synre
fors. mombers.
Item alle profyten, gerechticheit ende actien die op my mach comen by versterven
van myn vader ende vrenden off anders, die geve ick Frans, ende stelle hem in myn
steed, offte den cloester daer hy in ghaet die ene helft, ende Sinte Anna cloester die
ander helft. Ende storff Frans sonder wettelike geboerte off dat hy nyet to cloester
ghinge, so sal Sinte Anna cloester nae Frans doet die fors. profyten, gerechticheit ende
actien allene hebben.
Item die proven die Tiets, myn oldemoer, gemaeckt heft, sal Frans, solangh hy
waerlick is, die proven macht hebben to forgeven wanneer die proven by versterven
off resignieren vaciert. Ende nae Frans doet off naedat hy int cloester professit is,
sullen die monden fors. die proven to forgeven macht hebben. Item so geve ick to die
fors. proven drie enckelgulden renten uut Sneker Janka huus, daer men vry copen
mach elck gulden mit twintich gulden, den gulden gerekent by twie ende twintich
stuwers nu ghangber payment. Ende hyrvoer sal her Sipka my geven en brieff dat syn
huus sal blyven to ewige tyden an dat leen fors. Ende hyrtoboven so make ick to dat
leen fors. drie pondemate landis opt Nyland ende die stede daer her Sipka schuur op
staet, disse fors. landen, renten ende steed ewelick by dat leen to blyven.
Item so geve ende byspreeck ick Sinte Annen cloester, puur om Godis willen, acht
kwghangh in Heentiama fen, daerto Johan Retelings steed, die ghelt fierdehalff aernsgulden, ende Sicka mersers steed, die ghelt derdenhalf coepmansgulden, Rentie Bras
steed, twie olde schilde, Hermen scholappers steed oppa Waerd, een currentgulden.
Disse fors. kuughangen ende steden sullen ewelick ende erflick by dat fors. cloester
blyven. Item so geve ende byspreeck ick ewelick ende erflick dat cloester to Dockum
die stede daer Ewert Gherliffs zoen nu ter tyd op woent. Item so geve ende byspreeck
ick ewelick ende erflick heer Fedda Popkama, myn persoen, Popkama steed oppa
Waerd. Item ick wil dat Henrick Monties hoff mit die steden, dat nu ghelt elff olde
schilden, sal wesen tot die vigilie alle woensdage to Oldehove, nae uutwysinge myn
oldemoders testament, mit condicien naegescreven. Ist sake dat Frans voer my storve,
so sullen die renten die die armen sullen hebben van dat guet tot Harlingen ende
Henrick Monties hoff mit die steden, die renten hyraff sullen comen tot Sinte Anna
cloester myn leven langh, mit die stede daer Sneker Janka op woent, die drie olde
schilden ghelt. Ende na myn doet sullen die drie schilde rente wesen ewelick to dat
leen, ende die ander renten gelyck als fors. is. Item die predikersbroers sullen hebben
132
5
10
15
20
25
30
ewelick ende erfflick lutkea Herka steed, daer nu ghelt twie aernsgulden, ende dat
ghaet van die vigilie boven roerd. Ist dat die vigilie foerdghaet, so sal voer dese steed
wesen en halff koeghangh uut Heentiama fen to die vigilie. Item so heb ick noch twie
enkelgulden rente in Heentiama fen boven die fors. sint, wil ick datze staen sullen to
behoeff, ofter enighe lasten an quamen, om daervan to nemen om mede to foranderden
ende off to doen. Ist oeck dat Frans, myn soen, storff off in cloester professie doet,
ende die renten nyet vercoft noch forset sint om Ronie gued to foranderden, so salse
Hilgunt Adams hebben, ewelick ende erflick. Ende sterft Hilgont voer Frans off voer
syn professie, so sullen die armen fors. die twie gulden renten hebben. Ende geboerdit
dat die twie gulden renten forcoft worden om saken ende reden fors., ende Hilgont
Frans, myn soen, forleefde, so sal Hilgont eens boeren die renten van Ronighe guet
ende daer salse mede copen twie gulden rente, daer sie ende hoer erfgenamen sullen
ewelick ende erfflick beholden. Item so isser noch en steed, daer nu Joest op woent,
ende plagen Wigla ende Wlck op to woenen, die ghelt fyff olde schilden. Den steed
heft myn oldemoeder Tietie Beentiama beswaert mit delen to Oldehoeff, to jacopinen
ende to Galileen, nae uutwysinge hoer testament. Den steed gheeff ick van stonden an
over die Hillige Sacraments foeghden, dat sie die delen sullen bewaren alle jaren in
allen kerken, ende wat die steed beter is, sullen die armen hebben ende holden.
Disse fors. testament, ordinancie, leste wille, codicil off begave wil ick hebben
geholden soet nae recht mach best staen, by pene des rechtis.
Ende hebbe hyrto gebeden ende geropen als tughen die eerwaerdige heren ende
guede mannen heer Johannes, abt in Dockum, heer Gerardus van Graeff, prior, ende
heer Wolterus, procurator des conventis predicatorum, her Fedda Popkama, pastor to
Oldenhove in Lewarden, ende Hemma Odda zoen, keysers notarys ende secretarys der
stad Lewarden.
Des tot orkunde ende merer vasticheit, omdat ickselff gheen segel bruke, hebbe
ick, Ansck fors., gebeden die eerwaerdige ende achtbare heren tugen fors., als die abt,
prior ende her Fedda, hoer segelen hyran to hangen voer my. Welck wy, abbas, prior
ende Feddo, hebben gedaen om bede wille van Ansck fors. ende mede voer onsselffs
ende voer Woltero ende Hemma om hore bede wille, als tugen samentlick hyrto
geropen ende gebeden.
In den jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende fyf, opten saterdach voer die derde
sondach nae Pasce achtene.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 56. Perkament.
De pliek bedekt de laatste regel. Met drie uithangende zegels: 1 (14), 2 (17), 3 (31). In
dorso, m.a.h.: S. Antonys gasthuys.
Druk: a. OSA, nr 93.
35
a
Mogelijk op te vatten als eigennaam: Lutke.
133
71
1505 mei 26
Fed, weduwe van Hendrick
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren XVc ende fyf, des daghes nae Urbani, des morghens woer mistyt, soe het hoer bedocht Fed Hendricks wedue datter onder alle vergancklike dinghen
niet seker is dan die doet, etc.
Int eerst soe begheer ick myn legersteed tot Oudehoef, by Sibren, myn zoen, ende
byspreeck Sinte Marten ende die minderbroren II½ pondemate landen, legghende as
[toe] Keppens. Item ick byspreeck die susteren in die Heilighe Gheest III pondemate,
legghende by Oudecloester feer. Item ick byspreeck die VIIen priesteren IIII pondematen, die renten daerof VII jaer lanck woer myn deelen ende foer die sevende dach
ende maenstond, die legghen in die Maerlinch, ende als die VIIen jaren omcomen
sullen, so sullen die rechte armen toe Boelswert dat land hebben int euich. Item ick
byspreeck heer Gerryt Tyaerd zoen IIII pondemate landen, ende hieten die Herscamp,
dat hy dit land sal hebben soe lanck als hy levet, ende oick als hy storvet dit land toe
geven tot een oltaer of waer hem dat profitelichst duncket toe wesen. Ende ick
consentiert heer Gerryt dat hy dit land mach vercopen ende macht oppet toerp
legghen, ende als hy sterft fyf schilden dan jaerlicks an landen toe legghen of oppet
toerp toe blyven, ende dat byfeel ick heer Gerryt selven op syn conscientie. Item ick
byspreeck elke biddende oerde een schild.
Item ick byspreeck Tyrd toe Zneeck myn gouden rinck. Item ick byspreeck Simon
Gerryt zoen een enckelgulden. Item ick byspreeck Brecht Takis dochter myn twe
blawe rocken. Item die moncken opt Sand byspreeck ick myn beste pot. Item Sibrich
sal hebben myn blawe tabbert. Item Taed op die Hogestraet myn corte tabbert. Item
Goutie linslaeghers zoen een schild. Item dat geld daer ick boren sal van Florys Gerryt
zoen ende die ander gueden, uutseit thuus, dat sullen heer Gerryt ende Simon Gerryt
zoen geven ende beschicken daert hoer oerbaer ende profitelichxt duncket toe wesen.
Item soe maech ick erven myn fyf nyften ghelick, als Auck, Sibrich, Joy, Bau ende
Bets, int huus daer ick in uoen, ende in ander ghien gueden. Ende uaert sake dat sie
verer uolden tasten an den gueden, ende dit testament wolden of uaeren inbrekende,
uat hoor boren mochte int huis, elck woer syn hoeft, dat soude sie teghens Sinte
Marten toe Oudehoef verboert hebben, ende Sinte Marten of diegheen die dat regieren,
teghens een yeghelick toe vervolghen, uant ick ende myn zoen dat met groter arbeit
vergadert hebben.
Item ten laesten soe maeche ick vervolgers myn testamentis Eevert Lolle zoen ende
Hendrick Nanno zoen.
In een teiken daer uaerheit soe heb Fed voerscn daertoe roepen ende ghebeden om
dit toe tughen Doythe Dircks zoen of schoemaker ende Frerick Jacop zoen of cuper
ende Pieter Tjalkes ende Hein Siuerd zoen.
In den jaeren ende daghen als voersc. is.
Origineel (?): A. RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 115. Niet gevalideerd. In dorso: Fed Hendrick testament.
134
72
1506 september 13
Sibbel, weduwe van Sybet
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den namma Godis, amen.
Int jeer Uus Herens MVc ende een, op Palma jond, so hab ick, Sibbel, zillighe
Sybets affterletena wedue, by sonde lyff, gaen ende staen, ytende ende drinthiende,
ende oers van myselffs naet felende dan alle gesontheed, hab anmerckt dat alle tyden
verwandelycken zyn, dier hyoeda sont sint, moern cranck ende sterve moegen, soe hab
ick myn testament, leste wille ofte codicil, als dat ney dae riuchten staen mey, macke.
Ende wil dat fest ende steedts halden habba van alle daejenne dier myn gueden in dit
testament schillet ontffaen, als een wogelyck testament ofte een codicil ende leste
wille off oer gewoenten dier een testament moghen versterckya, een ygelyckx by dyo
pene des riuchten ende voerbertnisse sins deels dier hem in dit testament toleyd werdt,
ende dat oppersteed to habben Sinte Vyt, myn patroen, in dae steed toe staen dier jenst
dit testament deth, sunder jensidzen, mit riucht off sonder riucht.
Ende ney der tyd int jeer XVc ende sex, den XIII dey septembris, so hab ick, Sibbel
voors., cranck leyd op myn bed, nochtans sond ende machtich in myn verstand, hab
dat voors. aerst testament ratificerth, confirmereth in all zyn artickelen, behalven
summige artickelen dier forronnen weren ende ick van need vormeckye most, ende
summighe artickelen dier ick by vrye wille ende sunder enige onderwys oers macket
hab, ende dat aerst testament mey dat lest in dit testament alheel concordeerth is, als
hyrney fulget.
Int aerst so bifel ick God van himelrick myn zeel, ende dio eerde myn lichaem, dier
ick van commen bin, ende byjerry myn leghersteed to da jacoppinen in die tzercke,
ende byspreck aldeer vyff g.r., dierto den huysteed dier zillige Aeftien baerns op
plygen to wenyen, to wyn ende cost to dae gemene broeren int reventer alle jeren op
myn jeerstond.
Item to Galileen XX g. renthe to timmerth, ende diertoe Frouck mesmakers steed
in dae Haghe streta, toe wyn ende braed to dae gemene broeren int reventer alle jeren
op myn jeertyd. Item Sinte Vyt, myn patroen, sex golden rynsg. Item Uus Lyaef Frou
to Nyehouw tree g.r. Item Sinte Katherine tweer g.r., Sancte Anthonius ende Sancte
Jacobs jesthusen ellick een g. renthe. Item Sancta Anna claester tree g. rynsg. Item
heer Feddo, myn persona, een golden r. Item heer Douwe een g.r., heer Johannes, heer
Sipko Wibrandi, heer Peter, elck ½ g.r. Item heer Wopko saun st. Item dae oer
presteren in Leowerden ellicks III st. Item vyff pondematen ende IIII anssen dier
Gherryt Jacobs zoen in zyn hyr hath, diert swart personnaetschip ende Johan Sybren
zoen dat oer fan toheerth, schel wesse int ewich to zeelmissen ende vigilien. Hwa des
jonds compt to vigilie ende moerns misse deth, schil elkes tyds habba III buthies. Dit
schil Peter Jans zoen foerwerrye. Item to Mariengaerde een g.r., ende den abbet aldier
een g.r. Item to Garnard een g.r. Item to Foswert een g.r., ende to da gemeene zusteren
een ton hamburger byer off twee g.r. in jeld. Item zister Barbar, myn sister to Foswert,
byspreck ick sex jelne delffs lecken to een ny kaepe. Item to Bethleheem ½ g.r. Item
to Claercamp, to Smellingheree ende to Birgum ellick een g.r. Item Appingadammers
broeren ende Uus Lyaef Frou broeren ellick V st. Item to Aelsum ende in Sygerswald
ellick een g.r. Item sister Ansck, Sibbel Jaythies, Teeth ende Peter Jans soen ellick een
ducaet. Item sister Meynu to Wiswert ½ g.r.
Item hyrney seth ick to riuchte erven myn onreplycke gueden myn enyge kynd,
135
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Sybren, ende myn kyndeskynden, als Auck ende Wolter, mey alducke onderscheed.
Int aerst so schil Sybren, myn zoen, afarra uut habba tusent g. rodulphuspost., als
Teeth ende Kathryn, myn kynden zelligher gedachten, afarra uut hann habbet, ende
voer disse tusent g. rodulphuspost. voors. schiller habba dat gued ende renten dier
Thys op Nyland van my to hyer hath, mey dae XV pondematen landis dier Meynt in
zyn hyer hath, ende diertoe dat gued te Fyeuwerhusum, alzoedeen als my dat toehereth. Item ney der tyd dat Teeth ende Katryn voors. hyare birlns alla wey heeden,
zo habba hya nochtans alle jeren ende deggen fest meer krygen, nu int een, nu int oer,
dier ick, Sibbel, nen rekenschip van weet, ende om des genyets wille zoe jouw ick
Sybren, myn zoen, dierjenst sex kunagongh affter Alda Galileen. Item zo wil ick dat
Sybren voors. myn zeel schal bywerrya ende dae boeckinga voors. betellie, ende
dierfoer schiller habba dat huuss ende steedt, affter ende foer, mey dat hoff, dier ick
nu wanny, ende Ansck moers huys, ende dy steed dier Gheryt olyslagers wyff op
wenneth, mey dio helft dierop dy steed leyt. Ende hath dattet beter is ende disse
huysinge ende steden meer foerstrecka mogen, dat jouw ick myn joncxte enege zoen
Sybren voors. to foerndeel. Item al buta dae tusen g. rodulphuspost. dier Teeth ende
Kathryn voors. awey habbet, zoe habbet dae zwageren my, Sibbel, alsoe langh
pinighet dat ick hemmen itta maer uutwyse most, scholden myn dochteren freed habba
binnens huses, so hab ick hemmen uutwyse dat gued by dat Langhdeel ende vyff
pondematen ende thien pondematen toe Wyns. Ende ist een dat dae kindiskynden by
dae uutwysinghe blyuwa willen, dierfoer schil Sybren weer habba dae weyda die
Rommert olyslager in zyn hyr hath. Ende willen dae kyndiskynden dae uutwysinge
lossleeta, so schil Sybren mey dae kyndiskynden dat gued by dat Deel mey dae X
pondematen to Wyns, dio weyda dier Rommert voors. in zyn hyr hath, mey dae V
pondameten voers. deela, elcks zyn tremdeel.
Item hath onreplycke gueden datter maer sint, dier tofarra naet fan scrn sint, dae
schillet Sybren ende dae kyndiskynden deela in stirpem, dat is dat dae kyndiskynden
schillet staen in hyare moeders steed, jouwa dae onreplycke gueden dier naet naemd
sint, man alle replycke gueden wil ick Sybren allenna toe.
Item dae riuchte aerme huyssitten in Leowrd jouw ick dae renthen in Pieter
monglers gued int ewich, ende disse renten schil Peter Jans zoen opberra, ende jaet
dae aermen alle jeren om Gods wille. Ende comter emmen van myn ayna fryonden to
armoed, daejenne schilme diermey van dela alle jeren.
Item weert een dat Sybren, myn zoen, Godts bod forfulde ende nen aefte kynden
affterleet, so schilma syongha to Oldahow moerns to sex uren snyondes ende tysdeys
een syongen misse, een in dae eere van Uus Lyaefrou ende een in dae ere van her
benedide moder Sancta Anna, ende dae presteren dier dae messe bywarrye, schillet
dierfoer habba sex g.r. jeers. Item foerdmaer so schilma dela to elke messe XVI aerme
lyoed elcks een tremdel van een kaepbraed ende op elke stuck braedes een pond
buttren. Ende disse XXXII aerme menschen schillet huussitten wesse binne Leowrd,
ende bysunderlingh sinter enygen aerme lyoed dier van myn bloed mochten wesse.
Ende disse aerme schillen aeck jeers habba IIII hael lecken, dae twa ferwet ende dae
oer twa ontferwet, aeck elcks twa paer schoen, winters een paer ende somers een paer,
ende dierto elcks een hael schutta hael hardgarypera torff. Item disse substitucie schil
staen sofyr als riucht formey, ende hyrto schillet riucht ende reed ende dae tweer
personnen tzesa tweer foechden dier dit beschicke schillen van al Sybrens voers.
neyleten gueden. Item dyo substitucie schil blyuwa, behaelen dier maister Sybren
Greet, zyn huysfrouw, hat forsyglet. Ende altofara uuit schillet dae tweer foechden
136
5
10
15
20
25
habba elcks trye g.r. voir hyare arbeyd, ende dierney schilles alle mayen rekenschip
dwaen, ende isser dan hatta wr, dat schilma oplidze ofter enyge dyoere jeren kaemen,
dat men dae jelmissen allyckewal halda mochten. Item dat aerst jeers renten dae
schillet dae minrebroeren opberra to hyare timmert. Ende disse substi<tu>cie hath
Syb<r>en sellfs mey consentereth. Item dat aerste jeer schilma deela to Aldahou, to
jacoppinen ende to Galileen.
Item so seth ick to executoren myns testamentis dy gardyaen to Gallileen, maester
Johan Sextinus ende heer Fedde, myn personnen, Peter Jans zoen ende Sybren, myn
ayna zoen.
Torkonde ende festicheid dissis testamentis, leste wille ofte codicil so hab ick,
Sibbel, hyrto roepen ende baeden orkenen neyscrn, als heer Feddo, myn personna,
Peter Jans zoen, Jacob Feddis, Sybet Agga zoen, Gherryt Tymen zoen, Jan Pouwels
zoen ende Jan Ryoerdts zoen.
In een festicheid dissis so hab ick, heer Feddo, voer myselffs ende voer Jan
Ryoerdts zoen ende Sibbele ayne bede wille myn sygel hyraen hwinsen. Ende wy,
Pieter Jans zoen ende Sybet Agga zoen, habbet baeden Foppa Matys zoen Oenya,
scheppen in Leowrd, dat hy zyn sygel hyraen hath hwinsen om uus bede wille. Ende
wy, Jacob Feddis ende Gherryt Tymen zoen, habben baeden Tymen Frerick zoen,
schepen in Leowerd, dat hy zyn sygel om uus bede wille hyr aeck aen hath hwinsen.
Int jeer van sex als voerscrn is.
Ende ick, Jan Pouwels zoen, hab aeck baeden heer Feddo, myn personna, dat hy
syn sygel mey om myn bede wille hyran hath hwinsen.
Datum ut supra.
Den principale van deesen was geschreven in franchyn, bevesticht met drie uuythangende segelen, waer deene meest van ouderdom affgevallen was.
Gecollationeert jegens doriginaele, bevesticht als boven, is daermede bevonden
taccorderen, by my,
<ondertekend:>
P. Eemskerck.
30
35
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door P. Eemskerck, naar A). GA Leeuwarden, Archief Sint
Anthony Gasthuis, inv. nr 8. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (18de eeuw): 1506,
den 13 septembri. Codicil voor Sibbel Sybes weduwe. Anthony gasthuis een gulden rente.
Druk: a. OSA, nr 95. - b. OFO I, nr 518.
73
1506 november 12
Heer Mathias Dirck zoen
In nomine Domini, amen.
God tho loeve ende Marien, syner benedider moeder, ende alle Goedes helligen,
soe heb ick, her Mathias Dirck zoen, gheordineret ende maket myn testament oft
137
5
10
15
20
25
30
35
codicil ende leste wille, wal dat ick kranck was van lichaem, nochtant machtich myn
vorstant ende vyff synnen, int jaer Ons Heren M vyffhondert unde sess, altera Martini
episcopi.
Int eerst soe begheere ick myn lichaem thoe legghen ende rusten int cloester toe
Aeelsim, ende bevele God myn elendighe zyel. Ende geve dat cloester vorsc. tyen
golden gulden voer ene memorie, ende mynen mantel vor die grauwe cledinghe, Onse
Lieve Vrouwe aldaer myn sullveren segel. Oeck gheve icka dat convent vorscr. VI
golden g. die ick Jw Jonghema geleent heb. Noch IIII golden g., Jw gheleent, die ick
oeck geve. Item drie golden gulden die ick Tyarc Walte leend heb. Noch III golden
gulden die ick Epa Aylwa leend heb.
Item die minores in Bolswert een golden g. ende een gellers rider, die predicatores
in Leuwerden een golden gulden, die vrouwenbroers in der Ylst een golden gulden,
ende den prior in der Ylst myn kontoer. Item die twe cloesters als Workum ende
Oeghecloester elck een half golden g. Item soe geve ick dat cloester thoe Nazareth om
Goedes willen dertich golden gulden van dat gelt dat men my geven solden up jaeren,
nae uutwysingha myn baer, ist saecke dat Jeske, myn dochter, daer int cloester blivet.
Ende blivet sie daer neet oft stervet eer sie professyt wert, dan her Derck, paestoer in
Yrnsem, ende broeder Marten, prior in der Ylst, die dertich g. the ordineren thot
hoeren willen in die eere Goedes.
Item soe maecke ick eerven myns gueden Franck Dirck zoen ende seleghe Gorys
Dirck zoen kinderen, soe tho vorstaen dat Franck voeraff hebben sal tyen golden
gulden om sonderlinghe oersaecke dat hy in foertyden thoecort hat hevet. Item ick stae
thoe Franck ende Low, syn soen, dat andeel dat my anghestorven is van dat huys van
Truyde myn susters weghen, alzoe voel rechtes als ick daeran heb. Item ick stae thoe
die achterlaeten Gorys kynderen die ondersettinghe des huys dat Gorys salighe my
ondersett hadde. Item Bauck, myn broers dochter, een golden g. ende myn middelste
tabbert. Feythe, myn swaegher, myn pelsen tabbert ende olt wanboes. Item myn
boecken besprecke ick her Derck ende Peter, myn neven, thoelycke tho deylen, des
sal die prioer daer een aff nemen ende Peters deel bewaeren thot hy preester is, ende
wert hy geen prester, die boecken heren Dercks tho bliven, ende her Derck sal voeruut
nemen Librum de Summa Te[***] et [***]b ende Tractatum de baptismo. Item Henrick Franck zoen myn beste hoesen.
Oerkunde disses testaments ende waere fasticheit, want ick myn segel neet by my
hadde, soe hebbe ick baeden heren Derck, paestoer in Yrnsem, dat hy dit ghesegelt
hevet als testamentarius. Ende ick, Frerick Henricks, ende Mynna Hipka zoen, want
wy daerby gheroepen syn ghewest, hebben oeck als ghetuyghen beden heren Derck
vorscr. dat hi dit besegelt hevet om ons beede wille.
Int jaer ut supra.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 54. Het opgedrukte zegel verloren.
Druk: a. GPCV II, 254.
40
a
b
gheve ick door dezelfde hand verbeterd uit: ghevet hy.
Titel sterk afgekort, onleesbaar.
138
74
1507 januari 22
Tyethye Sickes van Nyenhuys
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Ick, Tyethye Sickes van Nyenhuys, beken voir alle luden myt dessen mynnen
openen testamentbrief ende laeste wille, hoe dat ick heb overdocht datter gheen dynck
sekerer is dan die doot ende neit onsekerer dan die ure des doodes, dairom heb ick myt
vollen synnen ende guede memory myn testament ofte leste wille maket, in maneren
naescr.
Int eerst bevele ick God almachtich, myn scepper, myn siel, ende begheer myn
legherstede toe Lunenkerck in dye kercke, ende bespreeck dat cloester aldaer wyftich
golden g., ende dairvan sullen hebben die conventualen twe tonnen hamburgher bier,
omdat sy toe bet voir myn siel sullen bidden. Item hyrtoe sullen die van Lunenkerck
hebben myn gulden borstspan toe Godes ere. Item die landen, als seven pondematen,
die ick die conventualen toe Lunenkerck over seven jaer ghegeven ende sy ghebruckt
hebben, sullen sy beholden tot ewyghen tyden, voir my ende myn olders sielen toe
bidden.
Item ick bespreeck Sunte Andrees, myn patroen, tyen enckelg. renten tot ewighen
tyden uut Faersma gued, ende dysse renten en sal men neit versetten noch vercopen,
tensy dat die kerck den utersten noet anfalt. Item ick bespreeck tyen enckelg. toe
volleste Sunte Anna belde toe maken toe Wynaldum in die kerck. Item dat Hylyghe
Sacrament, Onse Leve Vrou, Sunte Barbar, Sunte Kathryn, elck 1 pont was. Item ick
bespreeck myn personer een golden croen, ende her Dyrick 1 golden g., ende her
Sypcke 1 g. current. Item soe make ick XXV jaerdeel, ende dat legke ick op Faersma
gued, ende wil dat men alle jair op myn jaerstont eerlike delen sullen brenghen an
broet ende butter, als dat behoert.
Item ick bespreeck die vier biddende oerden, elcke convent die hyer in termyen
ghaen, een ton hamburghener bier, ende als die broren hyer bidden elck een ton koren.
Item toe Lidlem 1 enckelg. Item alle die cloesteren in Westergoe, mannen ende
susteren, elck een half enckelg.
Item ick bespreeck dy patroen toe Sexberum een stuck landis, gheheten die
Myddeldyck. Item Sunte Jorien toe Oesterberum vyf ofte vyftehalf ffl. rente als sy
daer heft. Item alle die deel doer, elck kerck een enckelg., ende elcke prester drie
stuwers. Item ick bespreeck meyster Sicke toe Oesterberum een gouden leeu ende een
tabbert laken, gued enghels laken, myt een guet foer. Item ick bespreeck her Boyn,
personer toe Harlynghen, 1 enckelg., ende her Bouwen, vicarius aldaer, een enckelg.
Item ick bespreeck dat gued oppe Fennen tot ewighen tyden den armen jaerlixs toe
Wynaldum om Godes willen toe gheven, ende wil dat die pater toe Lunenkerck tot
hem sal nemen een gued man uut dat ghae, ende sy twe des guedes renten den armen
jaerlicks toe delen. Item ick bespreeck vyf enckelg. den armen nu toe dielen an laken
ende an scoen.
Item dieselve landen die ick ghegheven heb tot Sunte Anna misse toe Wynaldum,
die sullen dairtoe bliven in dieselve forme in dat ewych, ende wil dat men die misse
uutsynghen sal. Item soe bespreect ick ses klinkerden renten uut Thyaert Ottama gued
toe Sexberum tot een singhende sielmisse alle manendaghen aldaer tot ewyghe tyden,
in maneren als sy alduslanghe ghedaen hebben. Item in liker formen een singhende
mys toe Oesterberum alle vrydaghen van dat Heilighe Crues, ende dairvoir bespreeck
139
5
10
15
20
25
30
35
ick die presters aldaer twe enckelg. rent in Hebema gued ende een klinkerde rent in
Lolkama gued toe Petersberum. Item ofter enyghe scortinghe in dyssen myssen vol
ende sy neit verwaert woirden als forscr. is, soe beveel ick dat den pater toe Lunenkerck ende den pastoer toe Harlinghen dat toe scycken ende toe ordineren, ende dye
gueden ter ere Godes toe brenghen daert hoer belevet. Item ick bespreeck twe davidg.
renten op die Voiryp enden, die ick ghecoft heb van die patroen, tot Houckama leen
toe Wynaldum, dat die preester voer my ende myn vrenden sal bydden tot ewyghen
tyden.
Item ick bespreeck Wilhelmus dree enckelg. renten in Faersma gued tot syn lyfstont, want hy my ende myn kynden een trou deenre ghewest heft. Item ick bespreeck
Thyaert, Sicka Faersma zoen, toe hulp syn scoelganck twe pondematen landen uut
myn gued erflick.
Item soe wil ick dat Epe, myn soen, sal hebben toe vorendel Enghele gued, ende
daertoe huys ende statten ende al dat mya comt in Nyehuystera guet, ende twe
enckelg. rent die sy coeft heft van Jan Mewusma in Zyorde gued, ende al myn reppelike guden, uutseit golt ende sulver, ende oeck mede dat Sicke ende Tryncke, salighe
Scelte kynderen, elck sullen hebben een bed myt syn toebehoer. Ende Oldehustera
gued ende Jonghema gued sal Epe beholden, als hy duslanghe ghehat heft.
Item al myn ander gueden, hiertoevoren neit besproken noch bescreven, make ick
erven Epe, myn soen, ende Schelte kynderen op hoer vaders stede.
Item soe wil ick dyt testament ende leste wille gheholden hebben in allen punten
ende articulen foirscr. als een testament ofte codecil ofte leste wille, alst nae den
gheesteliken ofte warlike rechten best gheholden mach werden. Ende hyervan maeke
ick executores ende vervolgers dyt myn testaments ende leste wille her Nycolaus,
pater to Lunenker<k>, her Boyn, personer toe Harlinghen, ende her Bouwen, vicarius
aldaer, ende Sicka Faersma. Ende wil dat sy dyt testament sullen vervolghen ende
voldoen, ende dat toe nemen van datgheen dat yckb den pater bevolen ende ghesecht
heb, sonder wedersecken myn erven.
In een tuych ende waerheyt dys myn testaments ende leste wille heb ick gheropen
hyrtoe ende ghebeden her Nycolaus, pater toe Lunenkerck, als myn testamentarius,
ende her Boyn, personer, ende her Bouwen, vicarius toe Harlinghen, ende Sicka
Fersma, als tughen dyt myn testament ende lesta wille toe hlyen ende beseghelen om
myn bede wille. Datwelck ick, her Nicolaus, beseghelt heb myt myn amptsseghel voir
myselven ende voir Sicka fors. om syn beda wille, ende ick, her Boyn, beseghelt heb
mede myt myn selfs seghel voir my ende voir her Bouwen om syn beda wille, ghelyck
als Tyethye forscr. ons daerom beden heft.
Int jaer Ons Heren XVc ende seven, op den XXIIn dach in januario.
Origineeel: A. RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 68. Met twee opgedrukte
zegels: 1 (74), 2 (11).
40
a
b
Door dezelfde hand verbeterd uit: hoer.
Door dezelfde hand verbeterd uit: sy.
140
75
1508 juli 9
Heer Goffa
5
10
15
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Anno vyftienhondert ende acht, des nieuganden deis in julio, hat heer Goffa,
parsonna toe Aestereindt, cranck van lichaem ende verstand[ig]a van sinnen, in
jenwirdicheyt heer Douwe Pybe zoen, myn miegh, ende orkende neischrion, hiertoe
roppen ende toe baeden van myselven, heer Goffe voers., ende wil dat men schil halda
ende degha als een testament jeft codicil jeft lesta wille, in allen formen ende manieren
alst alderbest mey staen, ney da geestelycke riucht jeft wradisch riucht.
Int aerste befelt heer Goffa syn siel Godt van himelryck ende Maria, de moeder
Godts, ende al syn lieeff oor heiligen, ende besonderlingh syn heylige patroon Sinte
Marten toe Aestereindt, ende beyert syn legerstoel in Sinte Martens tiercka, by sillige
heer Goslick Donga int coer, ende bespreckt syn heilige patroon Sint Marten toe
Aesterendt dae landen dieier het kapet toe Hydaerdt, nei syn brieven daerop ontfinsen.
Item vorder bispreeckt toe dae fiower priesteren toe Aestereindt elck een enckelgolden
ende allen jeers lidsende [***]b Styensteiseg goed toe Aestereyndt tot een eeuwige
memorie, ende die silforrenaetc te dwaen elcx jeers op een jeersstondt mei misse ende
vigilie.
Ende jeft [***]d itlycke person in da dorpe een stoter, ende elcke tiercka alsoo
fulla. Item toe Wymbritseradeel elcke priester een stuiver, ende elcke tiercka tueer.
Item voir<t>s Tabor fiower enckelg. eens. Item da cruisbroeren toe Snits tueer
enckelg. Item oppa Nyedyckf alsoo fulla. Item Aldeclaester tweer enckelg. Item de
barfoete toe Bolswart fiower enckelg. Item da ore tria bidden oorden elck tweer
enckelgulden. Item toe Oegeclaester een enckelgulden.g Item dat claester tot Tiedmarum schil habba dat bytal en ste[.]h hiare twe enckelg. rent in Sytsen terp, ende
diertoe bespreck ick myn suster ende da claester twae enckelg. renten tot Wilsum, jet
heer Douwe Sytses huir het huiren uytwyst, ende dirtoe schil syn suster ende syn nift
toe Tiedmerum habbe een stal kwen tot hiaren claynga. Item hy besp<r>eckt Sybren
Douwe zoen toe Aengium, syn mieg, fiower enckelgolden eens. Item dat claester toe
Lieuwert, Sint Anne claester, twee enckelg. rente dair van Haio Halbe hat capet.
Item vorder meckt erffin tot syn goeden, als tot sextich horntiesgolden rente, tot
een leen in Abbega, Sint Geertruit de heilige jonckfrouwe tot haire sis[.]eni. Ende op
dit leen schil altida op wessa een van syn bloet da sibste, ende isser nimmen van syn
bloet der prester is ofte prester wil wirda, soo schillet heer Goffa sibsta twe frunden,
mei eeck de personna ende voogden in Abbega, altyda een tiesa op dit leen int
a
b
c
d
40
e
f
g
h
i
F: laatste twee letters onleesbaar door geknoei.
F: ruimte voor enkele woorden opengelaten.
Lees: silforwaringe?
F: ruimte voor enkele woorden opengelaten.
Lees: deel (namelijk Hennaarderadeel).
Lees: Groendyck?
F: deze zin in de marge.
F: laatste letter onleesbaar. De passage lijkt corrupt. Mogelijk: bytal in sted.
F: deels onleesbaar door geknoei.
141
5
10
15
20
25
30
35
40
eeuwich. Ende de prester schil schildich wessa alle wycken tria missa toe lessen voor
heer Goffa ziel, ende eens in da wycke een vigilia van nioegen lectien met de laudes
Domini een, ende elcker jeers een vigilia als voorges. op syn jeerstont ende missa
dwaen in dat eeuwich.
Item hy mecket eeck erven heer Elingh met syn broeren end syn moeitie kinderen,
toelycka toe deelen in sextien horntiesgulden renten, lidsende toe Wilsum in Piers
goet, ende der schillese mey toevreden wessa ende naet meer habba.
Item eeck myn ore goederen, hiertoevooren net bespritsen, byspreck ick heer
Douwa, myn mieg oppa Dronryp, nei uus onthietinge ende loftenisse ende dat hy da
schil byschicke tot myn aerme friounen ende tot da riuchte aermen als hy [***]a hem
nu lievertb, ende friounen deer legaten aff te jaen alst hem beste tinckt, ende hy myn
executeeur te wessen, op toe berren, uyt te jaen, ende nimmen myn renten te berren
eer alle seecken uytleit ende buekinge sint betellet, ende heer Douwe wr my ende myn
goeden te dwaen als ick op hem bytrouw.
Ende <die> dissa lesta willa ende testament naet halde wil, die schil syn erffenschip jeff byspreckinge verbert habbe tot proffyt da tria tiercken in Abbega, in
Westhem ende toe Wielsim.
In orconde dessen testamente ende lesta willa soo hab ick, heer Goffa, hier orkenen
toe roppen ende beden als voers. selven dat hie hier orkenschip wil hada om myn, heer
Goffa, beda wille, ende dit ziglen litte om hiaren beda willa van ora liuden, als int
aerste heer Wopke toe Aesterendt ende heer Ulba, aldaer prebendaet, ende Homme
Douwa zoen uut Abbega ende Syba Lelcke zoen ende Symon Sioerdts zoen uut Abbegae ende Ulbe Saeckes ende suster Tryn, heer Goffa suster, ende suster Bauck Douwa
dochter ende Bauck Harings dochteren, susteren van Tiedmarum ende vant Sint Anne
claester. Ende want wy, voers. orkannen, nin ziglen sint fierende, soo habet wy baeden
de eerbaere Homme Douwe zoen dat hy <dit> brieff ende lesta wille wilda bysigle
voor ons, orkennen vors. Dat ick, Homme voers., hab bisigelt voer haer, orkennen
voers., om hiare beda wille ende voor [my]selven. Ende om mera festicheyt soo hab
ick, heer Goffa, ditselven bisiglet met mync selffs handt ende met myn selffs sigel.
Ende om mere festicheyt dissen voers. soo hab ick, heer Douwe Pibe zoen, om heer
Goffa beda wille dit testament ende brieff jest lesta wille bysigelt om heer Goffa beda
wille.
In da tyd ende dey voers., in heer Goffa huus toe Aesterendt, toe jonstyt ney
vesperen.
Leger stont: Onder het brieff waeruyt desen gecopieert is, stonde een teeken van
segelinge, daer nu al was affgevallen deur olderdum, gedaen met groenen wasse, ende
daeronder stonde: Pybe Homme zoen Gosninga lye mey myn handtscrift onder myn
zigil dat dis copie van wird toe wird accordeert mey syn principael, dier by my is.
dOpene ende ongeschrevene woorden int midden van desen ende voorgaende zyde
waren in de principale copie, waeruyt desen ges. is, deur corruptie ende verslytinge
van de plyck ende voudinge des brieffs niet leesbaer, ende is desen met hun copia,
a
b
c
F: ruimte voor enkele woorden opengelaten.
F: hem nu lievert; lees: hem believet?
F: syn.
142
getekent soo vooren verhaelt, bevonden te accorderen by my, secretaris in Wonseradeel, den 14 augusti anno XVc drie ende tnegentich. Orconde myn handt.
5
Leeger stondt: Gecollationeert tegens den gelyckluidende copie, is desen daermede
bevonden te accorderen, in kennisse van my, den 3 juny 1635. Ter ordannantien van
den Hove. Getekent: J. Petri, met eenige streken.
Leger stond noch: Accordeerd deesen met gelyckluidende copie, in kennisse van
my, den 3 may 1637, ter ordonnantien van den Hove. Ende was vertekent: J. Petri, met
syn streken.
10
Accordeert desen met soodane copie, ter kennisse van my, onderges. secretaris
binnen Ylst, den 2 aprilis 1644,
<ondertekend:>
F. a Maercx, 1644.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door Pybe Homme zoen Gosninga, naar A). Niet voorhanden, bekend uit F. - C (1593 augustus 14, door de secretaris van Wonseradeel, naar B).
Niet voorhanden, bekend uit F. - D (1635 juni 3, door J. Petri, naar C). Niet voorhanden,
bekend uit F. - E (1637 mei 3, door J. Petri, naar D). Niet voorhanden, bekend uit F. - F
(1644 april 2, door F. a Maercx, secretaris van IJlst, naar E). GA Wymbritseradeel te IJlst,
Archief Sint Geertruidsleen Abbega, inv. nr 1. Opschrift: Copie copie copiae copie. In
dorso: Copia testament van heer Goffa. Solvit scrieffloon 12 st. - G (1653 juni 18, door H.
Scherhagen, naar E). Niet voorhanden, bekend uit I. - H (1689 oktober 22, door Vitringa,
naar G). Niet voorhanden, bekend uit K. - I (18de eeuw, naar G). RAF, Archief Provinciaal
bestuur van Friesland 1813-1918, inv. nr 2064, p. 231-240. - J (19de eeuw, door Buma,
naar I). Ibidem, inv. nr 2069, p. 45-49. - K (19de eeuw, naar H). GA Wymbritseradeel te
IJlst, Archief Sint Geertruidsleen Abbega, inv. nr 8.
Druk: a. Bolt, Sint-Geertruidsleen te Abbega, 137-139 (naar F). - b. OFO IV, nr 175
(naar F). - c. Abma, Sint-Geertruidsleen (aanvulling), 103-105 (naar b).
Uitgegeven naar F. De latere afschriften bieden geen betere lezingen, hoewel sommige
(indirect) teruggaan op E.
15
20
25
30
76
1509 februari 14
Waell Buttima
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer vyfftienhundert inde neghenn, op Sinte Valentini midtdagh, hefft Waell
Buttima hoir testament, codicil offte leeste wylle <gemaeckt> in myn tegewordicheit,
heer pastor Claes Albert zoen, nu [ter] teit pastor in dy Molquerum.
Int ierst was sy cranck vann lichgamen, nochtans <was> sy wys inde vroedt vann
verstandt, duus soe hefft sy gegevenn Godt almechtich hoir siell, inde Sinte Lebuyn,
syn patronn, hair lichgam.
143
5
10
15
20
Dartho hefft si besprackenn eyn halff hoefft landts, liggende in Brora war, vervallende vann jaer tot jaer, an dy eynner sydenn an dy Grons off an dy anderen sydt,
gegevenn tot eyn pandt um eyn jongersceip, inde dyselve lande voirsc., inde eyn halff
hat lands tot eyn ewichge memori, inde Syttia Alberts zoenn eynn halff hat, liggende
in Attha war. Item dy vier biddende orden elck besondelinge twe hornsgulden. Item
tho Abert in dat claster eyn golgulden aen syellmyssen. Item dy van Workumm eynn
davidgulden. Item dy armen ludenn VI hornsgulden um Godes wyll. Item Jeska eyn
stande bedt. Item dat anderenn guede, potten inde pannen, sullen blivenn tho Syttia
Scheltes huis, alzoe groit als ys. Item dy achterdadenn sal men nemenn inde geven
vann dy koe inde dat hoy, inde wat dy koy inde dat hoy niet verstreckenn mach, sal
men nemen voir dy anderenn guedenn. Item susterlinghe inde susterlinghe kynderen
tho tastenn alzoe dat dy susterlinge inde susterlinge kinderen gelick met eynnanderenn
thotastenn. Item dat sylverwerck sal blyvenn dar dat gegevenn ys. Item dy ewichge
memori van Sytthia Scheltes off fan syn kinderenn gegeven inde dair waerd van dat
halff ha<t> landts voirsc. is.
Item dat ymant ys van dy arvenn dy dat voirsc. niet halden wyllen, dy maeck yck
van dit voersc. arscap unterff vann mynnen gueden.
Al dynck sonder arch offte lyst. In kintenis der wairheit soe hebben wy, pastor
voirsc., inde Broer Hilla soenn ende Arnt Arnts zoen, als orkenen hirunder gstayll
claer inde recht te wesenn.
Inde tho merer festicheit soe heb yck, heer Claes Albert zoen voirsc., als eyn
testamentor mynnen selff segell hirunder op spatium gedruck des bryff voir my inde
voir Broer Hilla inde Arndt voirsc.
<Ondertekend:>
25
30
35
40
45
Ick, heer Claes Jacobs zoen, lye als voirs. is.
Meus Agges zoen <h.m. 16>.
Jolthie Wybma <h.m. 15>.
Agga Douwes <h.m. 2>.
Boye Thomas <h.m. 3>.
Abba Sipkens <h.m. 1>.
Idts Salinckx <h.m. 11>.
Tyardt Douwes zoen <h.m. 20>.
Origineeel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Waell Buttima
testament salichge gedachtenis.
Dit testament heeft met de nummers 83, 85, 97, 100 en 109 één geheel gevormd met een
fragment van een goederenregistertje van de memorie te Molkwerum (GA Nijefurd te
Workum, Archief Dorpsbestuur van Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 2).
De datering is gebaseerd op inv. nr 2, f. 3r: Dese voersc. testamentenn sienn gecopiert in
prescentia vann her Claes Jacob zoen, nu ter tiet pastor geweest ist, anno eyn un vyfftich,
inde Tyardt Douwes zoenn, geswarrenn richter, inde Meus Agges zoenn, Jolthie Wybes
zoenn, als kerckvoedenn, inde mede Agge Douwes zoenn, Boyenn Tomis zoenn, Abbe
Sypkes zoenn, Ydts Salincx zoen, als voersc. persoenenn. Verder is in een marginale aantekening bij nr 109 sprake van in heer Claes Jacobs tydenn, pastor, anno eyn un vyfftich.
144
77
1510 mei 27
Edwar Zyarda
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In dy namma Godis, amen.
Int jeer Uus Heren tusent fyfhundert ende tyaen, den saen ende tweinstichte dey
in mayo, soe hab ick, Edwar Zyarda, bitocht dat ick bin een sterflick menscke, ende
dat ick naet sykera hab dan dy daed ende naet oensykera dan dyo wra des daedis, ende
byrawet van God myn syoen ende cranck van lichaem, mer sterck ende foerstandel
van sinnen, ende hab roepen dissen notarium ende orkenen neyscriowen, ende hab
byscaet dat ick myn leste wille hab uutspritzen ende hab myn testament jef lesta willa
bytyoehd. Ende wil dat dit schil wessa myn testament nuncupatyf of lesta willa of
codicil of alst alderbest mey staen ney dae riuchten, gaestelick uf wraudsk. Ende hab
openbieret ende uutspritzen dae naemen myner eerven ende dyoe schickinghe myner
gueden neyscriowen mit myn selwis mond, ende lessa lieten uut myn byfel by dissen
notarium ende orkenen neyscriowen, mit foerstand ende witenschip myns foerstandis,
ende hab mecket eerven myner gueden, my foerlienighet van God van himelrick.
Int aerst hab ick God byfellen ende Mariam dyo moeder Godis ende myn heyligha
patroen Sinte Marten mit alle lyaefwe Goedis heylighen myn zyel, ende hab byerret
myn legghersteed by Sinte Marten in Fraenkera tzerka, by myn sillighe moeder But
Tzyaerda, ende bispreck Sinte Marten voer myn legherstoel tree enckelgouden. Item
dae trie haedpresteren elck tweintich stuveren, ende dat fiaerda leen alsoe fulla, als
dier een ayn prester op compt of alst een capellaen bytyennet. Item dy prester op Sinte
Thomas altaer tyaen stuveren. Item alda heer Meynert fyf stuveren. Item heer Johannes comen Pieters ende heer Claes elck tyaen stuveren. Item heer Godsfriond tyaen
stuveren, willer dat wydwetter werpa, soelang als hy dat lien bywennet, ende wil hy
dat naet dwaen, soe schel hy habba saen stuveren. Item heer Remmet tyaen stuveren.
Item elke altaer in Fraenkera tzerka die wyd sint, elck een hael pond wax, ende dat
Heilighe Sacraments altaer een pond wax. Item soe bispreck ick, Eeduer Zyaerda, fyf
ende tweintich jeradeel, ende alsoe langh alsma deelt, soe schelma jaen om Godis
willa fyf rogghenbraed ende trya sticken butera, fyf ende tweintich jera langh.
Item Oghaclaester bispreck ick twier enckelgouden tho timmert. Item dat claester
thoe Staveren een rinsgolden, ende myn twae niften, Hera dochteren, elck alsoe fulla.
Item dat claester dier maester Jws kynden in sint, bispreck ick sex enckelgolden tho
timmert, ende elck van myn niften een enckelgolden. Item dat claester tho Monkebayum tree enckelgouden toe timmert, ende dae nonnen thoe recreacy twier enckelgouden. Item Lidlum, Lyoennatzerka ende Anighum elck een enckelgouden. Item toe
Harns Sinte Michiels tzerka twier enckelgolden, ende dat gasthuystzerka een enckelgolden. Item dyoe tzerka toe Firdghum twier enckelgolden, ende dyn persinna een
enckelg., ende myn landsiete toe Firdghum tree enckelgolden, dae schelma hem kyrta
in dae hier in syn gued. Item dyoe tzerka toe Witmarsum twier enckelg., ende dy
persinna een half g., ende dae ora presteren aldier een half golden rinscholden. Item
tho Arum dy tzerka een enckelgolden, ende dae presteren aldier een enckel golden, dy
persinna dy trimdeel ende dae ora presteren den twa deel. Item toe Arum ende Witmarsum een grau half lecken toe den arme huyssitten bihoef. Item toe Betighum een
grau half lecken thoe den arme thoe Betighum toe delen, ende dy tzerke een enckelgolden. Item op Dronryp dy tzerke toe timmert een enckelg., ende dae schaemele
aldieer een grau half lecken, ende dy persinna aldier een half enckelg., ende elck
145
5
10
15
20
25
30
35
40
45
prester aldieer een oert golds. Item bispreck ick, Eeduer Zyaerda, ende boeckya wr
Fraenkeradeel toe elke tzerka wr dy deel tweintich stuveren, ende dae persinn[en in]
dae deel twae pond, ende elke jungherprester een pond, ende heer Simen toe Peyns
een enckelgolden.
Item foerd hab ick, Eduer Zyarda, mecket eerven mynre gueden, my foerlienighet
van God van himelrick, ende hab hyare namen mynre eerven uutspritzen mit myns
selvis ried, ende h[abse] lessa lieten voer dissen notarium ende orkenen neyscriowen,
walbitocht ende mit gueder biried ende foertochte sinnen, als Suob Zyarda, myn
dochter, zilligha Jarich Hottingha neylieten wedue, ende Lutke, Tyaerd Zyarda
dochter, myns kyndskynd, Gherrold a Hereems wyf, tot eerven myner gueden neyscriowen, uutseyd dat ick bispritzen hab in manieren neyscriowen, myn gueden toe
habben ende hiermey deeld toe wessen.
Item int aerst schel Suob voerscr. habba in Fraenker disse fyfa steden. Item Simen
Pieter zoen steed mit syn steegh dieroen. Item Isbrand Simon zoen steed. Item Lolka
steed. Item Aucke steed. Item hyrtoejen schel Lutke Gherrold wyf habbe dissen neyscriowen steden. Item Gysbert Pieter zoen steed, Reyner Reyner zoen steed, Jan
Lambers zoen steed. Item Sibrich Jan Martens steed. Item Heyn Lambert zoen steed.
Item Sibla steed, ende Sibbel sch[e]l dyoe steed halda ende habba toe hyare lyfstond,
soefier als joe in Fraenker wenneth, ende hyare kynden schellet aec dyn steed habba
toe hyare lyfstond ney hyare moer, ist secke datze in Fraenker blyowet mitterwen,
ende ney hyare daed schel disse steed comme oen Lutke voerscr. of hyare kynden.
Item Suob voerscr. schel habba disse neyscriowen steden, dier hieten dat Rondiel in
Fraenker, als fan Sythie pelsers huys of, toe comen Pieter toe, uutseyd by ellaka sida
een huyssteed of. Hyrtoejen schel Lutke voerscr. habba dissen neyscriowen steden. Int
aerst Gerbrant comen Pieter steed, mit alla steden toe dat tzerckhof tho.
Item jungha Jarich Here zoen bispreck ick dae tree steden nest dae cruesbroeren
binnen Fraenker op dyo Schilbanck, ende achtehalf pondsmieta toe Cubaerd, ende
fyftich rinsgolden oen jeld. Item maester Jws sinnen schellet habba comen Pieter
steed, mit dae twier steden by elka sida een van comen Pieter steed voerscr., ende dierthoe fyftich rinsgolden. Item Ju Dekema sinnen, als Jarich ende Sicka, bispreck ick
Jan Boeckholts steed ende His Lambert steed. Item dae steden dier Jan Uibis op
wenneth ende Renick Lyoella steed dier hy op pligha thoe wennyen, bispreck ick
Frouck Jarich dochter op Nyeland.
Item dae fiowerb steden, als Jan Hart steed, Tiard Saclis alda steed ende Dirck
Timens steed, schillen myn eerven habbe, als Suob dae twier dier lidza nest hyare
dochters steden, dier ick, Eeduer, hyarem jowen hab, ende Lutke voerscr., myn ora
eerf, schel dae ora twier steden habba voerscr. Ende van dissen fiower steden schellet
Suob ende Lutke voerscr., myn eerven, tretten jeer langh jaen elkis jeer om Godis
wille een grau half lecken ende een scuta turf van dyoe hier, ende meyt naet soefulla
foerstrecka, soe schel Suob ende Lutke voerscr. thoelyka dier soefulla op lidza dattet
soefulla foerstrecka mey als voerscr., ende sinna dae renten meer dan voerscr., dat
schilletze om Godis wille jaen. Item Suob schel aec habba Dowa Wtyes steed ende
Syrck Broertties steed. Hiertoejen schel Lutke habba Andries van Leyen steed ende
dy steed van Hessel Aesgis huyssteed. Item Suob voerscr. schel habba Geert Kerstiens
a
b
Gezien hetgeen volgt waarschijnlijk te lezen als: fyr.
Gezien hetgeen volgt waarschijnlijk te lezen als: trye.
146
5
10
15
20
25
30
35
40
45
steed, sterka Dowa steed, Alyd Sythia scroer wedue steed, Heyn liemers steed ende
Tyessa steed. Item hyrtoejen schel Lutke habbe voerscr. Dirck messelaer steed, Claes
Thomas steed, Jetthie waghenaer steed ende Ade dreggher steed. Item in Padmos schel
Lutke habba dae fyf steden van Epo scriver huyssteed of toe Jacop Hessels huys thoe,
mit dy eker, dier nu jelt een tonna hamburgher biaer. Hiertoejen schel Suob voerscr.
habba dae steden toe Langwar thoe. Ende dae tree steden nest Lutke steden schellet
Suob ner Lutke habba, mer dat schil wessa toe dae presters huys ende altaers needtrefticheed dier heer Jan op tyennet. Item by dae nye mollen sinne sex steden, van
welke Suob schel habba ker hockera tree joe nimt, ende Lutke, myn ora eerf, schel dae
ora tree steden habba. Item dae steden van dyoe Noerderepoerte of sinnen fioertien
steden, ende twae steden van dae fioertien steden, dy ena heert toe Sicka maester Jans
zoen ende dy ora Sicke Schelte zoen, ende dae sex steden nest dae ekeren ende mit dae
ekeren schel Suob voerscr. habba mit dy tuuen, ende hiertoejen schel Lutke voerscr.
habbe dae sex steden nest dyo mollen. Item van Uiba steens buers huys of synter
nioeghentien steden, van welka schel Suob voerscr. habba dae nioeghen steden van
dy mollena of, mey dy kampt dierma byen op halt. Item hiertoejen schel Lutke habba
daer ora nioghen steden dierney. Ende Agga backer schel syn steed habba toe syn
lyfstond dier ick, Eeduer voerscr., hem bispreck, ende ney syn daed schel hem Lutke
habba. Item dy Langhe Stryns of dae Tuunen soe hieten schel Suob habba, ende dy
Doela soe hieten schel Lutka habbe. Item Suob schel habba dae nioghen steden of van
dat alda riedhuys toe recknyen, ende acht steden dieney schel Lutke habba, oen Barent
Melys huys toe. Item dae steden van Sirck Broerkis huys of, hietende dae Greyden,
al toe Katherina Siurd zoen wyf huys, dat schellen Suob ende Lutke, myn aerven,
toegara habba hatter bytimmera is, ende hatter naet bytimmera is, schellis toe rieda
dattet bytimmera wirt, ende dae renten, profyt ende schaed schellis toelyka habba.
Item dae eeftersteden, als Reynuus eefterhuys ende Hil Jan Galis eefterhuys ende
Aelke cort Jans, schel Lutke voerscr. habba. Ende alla steden ende landen dier ick,
Eeduer Zyaerda, hab oppe Campen, schel Lutke habbe, ende schillen blyowe by Lutke
huys, dier ick her jowen hab in myn libben. Item dae ora eeftersteden, hiertoefara naet
biscriowen, schil Suob habba, bihalven dae steden ende eeftersteden dyr hyare dochteren habba schellen.
Item dat huys dier Lutke in wenneth ende dat blau layde huys dier ick ende Suob,
myn dochter, in wennye, mey alla steden ende toebiheer, ney luud ende tenoer des
jeftebrieves dier ick, Eeduer Zyarda, Lutke, myn kyndskynd, jowen hab in myn
libben, wil ick steed ende oenfoerbreclick halden habba in alla syn forma, articulen
ende tenoer, ende confirmyerya dat mey myn daed ende lesta willa.
Item Suob schel habba disse gueden neyscriowen op Dronryp. Int aerst Ubbema
gued, dier jelt toe hier acht ende tritich enckelg. ende een fatten barg. Hiertoe schel
Suob habba Sibrands gued, dier jelt toe hier twae ende tritich enckelgouden, ende
Doeda gued, dier jelt thoe hier acht ende tweintich enckelgolden ende een fatte bargh.
Item Goslicks gued oppe Schinghen, dier jelt tho hier fiower ende tweintich enckelgolden. Hiertho Uppe gued oppe Ryp, ende jelt toe hier tolf enckelgouden, ende
treddehael enckelgouden uut Claes Pilgrums gued. Item Andries gued toe Coterhuys,
dier jelt tho hier tho Wyelsryp fyftien enckelgouden ende twier davidsgolden, ende
Sythie gued toe Firdghum, ende jelt toe hier achtien enckelgouden ende twier davidsgouden ende een fatten bargh.
Item hierthoe schel Lutke habba, myn kyndskynd ende myn eerf, Epa gued toe
Tzaluert, dier jelt toe hier sex ende fiortich enckelgouden, ende Lyowe Dueke zoen
147
5
10
15
20
25
30
35
40
45
gued, dier jelt tho hier tritich enckelgolden, ende hiertho Pieter Tzaluert gued, dier jelt
thoe hier sextien enckel gouden. Item hierthoe schelze habba Bangha gued, dier jelt
toe hier sex ende tritich enckelgolden. Hierthoe schil Lutke habba Griete gued toe
Molsuert, dier jelt toe hier twa ende tweintich enckelgolden. Item schel Lutke aec
habbe Copers gued, dier jelt toe hier fyftien enckelgolden ende twier davidsgolden.
Item Suob ende Lutke, myn eerven, schellet thoegara habbe Tzalinghe gued op
Dronryp, ende jelt toe hier tritich enckelgolden, het slach op of del, tholyke toe delen.
Item Suob schel foerd habba dat gued thoe Doyum, dier jelt toe hier acht ende
tweintich enckelgolden. Ende Suob schel habba toe Lollum Katerina gued, dier jelt
toe hier tritich enckelgolden. Hyrtoe Geerte in dae Fenne dat principael gued, dier jelt
toe hier saen ende tweintich enckelgolden, ende dit schil Suob habba mit dae fennen.
Item Emka gued toe Donghum, dier jelt toe hier een ende tweintich enckelgouden,
schel Suob habba.
Item Lutke schel habba Tys gued toe Lollum. Item Simen ruters gued. Item Jan
Barents suagher gued. Ende hiertoe schel Lutke habba dat gued, hietende thoe
Lyoella, oppet west Fraenker, dier jelt thoe hier sex ende tweintich enckelgouden.
Ende hiertoe schel Lutke habba Sibrands gued thoe Donghum alst nu is, mey Dowa
Tiaerd zoen land, dier jelt toe hier tweintich enckelgolden. Hierthoe schel Lutke habba
Roedmers<m>a gued thoe Donghum ende dat gued thoe Kinghum, dier jelt nioghen
enckelgouden, mit dy hinxtfoedinghe om dy ora winter.
Item Suob schel habba Zyardema gued mey dae lesten dier Eeduer Zyarda dierop
leyt ende op is. Hierjen schel Lutke habba Edema gued mey syn lesten. Item Alda
Beestera gued, alsoe fulla als ick dieryn hab, schel Lutke ende maester Ju twae
dochteren habba, ende schel lawigha van dyoe eene op dae ora. Ende dae gueden dier
ick hab thoe Arum ende Witmarsum, schelle Suob ende Lutke thoelika habba, bihalden Sibalda gued, dier Lutke habba schel. Item dae sex pondamieten dier lidzen by
dae twae stucken by dat riucht, schel Fokel Hette Dekema wyf habba, mey dyoe lithie
fenne dier Hessel Martena in syn hier hath, ist seck datze toe Fraenker compt mitterwen ende blyowet aldier, ende is dat naet, soe schelt Lutke habba.
Item Lutke schel habba dae Hinsta fenne, alsma ney Harns faert thoe dy luftersyda,
dier jelt acht enckelgolden. Item Piet smids fenne, dier leyt tho dy riuchterhand alsma
ney Harns faert, ende jelt trettien enckelgouden, ende mit dy ora fenna dieroen, dier
jelt acht enckelgouden, dier Lutke habba schil. Item hiertoejen schel Suob habbe
Pieter Jesis twae fennen, dier lidzen ney Harns uut thoe dy lufterhand, ende dae ena
fenna jelt fyftehael enckelg. ende dae ora fiower, ende Tied Wigghers fenne, dier leyt
oen Pieter Jesis fenne, dier jelt thoe hier fiower enckelg., ende dae twae stucken dier
dat gheriucht stiet, elck van tolf pondamieta, dier elke stuck jelt acht enckelgolden, op
aldulka miete dat dissen landen schillet ney Suob daed oen Sicka maester Jws zoen
ende oen Sicke Ju Dekema zoen commen, dier ick, Eeduer Zyarda, hab bispritzen dae
steden in Fraenker. Item hierthoe schel Suob habba acht pondamieta leeghland dierby,
dier jelden twier enckelgolden. Item Lutke schil habba Jan Gossis fenne, dier jelt tree
enckelgolden. Item dae tolf of trettien kunegong, lidzenda om Zyardema huys, schellet
Suob ende Lutke thoegara habba, ende mit dat alda [hoe]f ende stucken dier lidzen
twisken claester ende dat alda hoef, mit dae ora lythie sticken, ende mit dae steden dier
Lyowe liemer op wenneth, schellen Suob ende Lutke thoegara habba. Item dat Bil,
dier jelt fiower ende tweintich enckelgolden ende een half romunsck lecken, schellen
Suob ende Lutke toegara habba. Item Jan Bylions fenne, dier jelt trettien enckelgouden, schel Lutke habba. Item Blomstera fenne, dier leyt by dyoe Noerderpoert, dier
148
5
10
15
20
25
30
35
40
jelt tolf enckelgolden, schel Lutke habba. Hierthoejenst schil Suob habba Witsemera
[mieden], dier jelt toe hier tiaen of elfve enckelgouden. Item Jacob backers fenne, dier
jelt tolf klinckerden gongber jeld, ende Ids backers fenne, dier jelt fiower [enckelgolden, ende Claes] cupers halve fenne, dier jelt tredhael enckelgolden, ende dae fenna
dier Suob nu bruuck, dier jelt fiower enckelgolden, dier Suob habba schil. Item Suob
schil habba Jan Borst fenne, dier jelt fyf enckelgouden een oerd min. Item Suob schel
habba dae fenne dier Gherold ende Lutke bruuck habben uwer summera. Hierthojen
schel Lutke habbe dy mollener steed, mey dyoe steed om syn huys, mey syn fenne
dier hy nu bruuck ende dyoe laen om dy singhel.
Item dae lesten dier lidzen tho Edum ende thoe Lyoelle, dier bilestighet [Eeduer]
Zyarda mey, dier dae presteren in Fraenker thoheert, dae tree enckelgouden renten
mey dier Eeduar hath in Lioele gued.
Item Suob, Eeduers Zyarda dochter, schel habba alla gheriuchticheed dy dwae deel
dier Eeduer hath toe Zyardema huys ende statten ende [hoernlegher], op aldulke miete
dat ney Suobbe daed of by hyare libben Suobba riuchticheed schel komma oen Sicka
ende Jarich, Ju Dekema sinnen, thoelyka. Ende dae ora treemdeel van Zyardema huys,
statten ende hoernlegher schel habba Lutke, myn kyndskynd, alsoe fulla gheriuchticheed als Eeduer Zyarda dier riucht op ende yn hath. Item Galghe fennen schel Suob
ende Lutke, myn eerven, toelika habbe.
Item soe wil Eeduer Zyarda dat ney Lutke daed schil hyare kynden of kyndskynden
lawighe op dat oer, al ont dat leste, ende naet op Gherrold. Ende sterfva Lutke kynden
althoegara sonder kynden of kyndskynden, soe schellen Lutke gueden naet alheel falle
in fraemde handen, mer dae twaedeel van myn gueden schel alsden weerom comma
op Suob of hyare kynden, ende dy twadeel schel Gherrold of syn neykommen weer
uutwisa by gueder lyodema ried, dier jae dan tziesen mey frionschip. Ende yn dae
Werren schil Lutke habba. Ende junghe Jans gued Tzaluert schil Suob habbe. Ende
alle gueden hier naet biscriowen schellen myn eerven Suob ende Lutke thoelike dele.
Alyng sonder ergalist. In orkunde dissis testament of codicil of leste wille soe hab
ick, Eeduer Zyarda, hierthoe roepen ende baden orkenen ende notarium neyscriowen,
dat dissen orkenen hyare sighelen wolde hinghie oen dissen brief ende leste wille, als
heer Reyner, persinna Tzum, maester Sicka thoe Aesterbierum, heer Barent, perpetuus
vicarius in Sexbierum, heer Johannes, persinna thoe Firdghum, heer Claes, prebendarius in Scalsum, heer Dowa Pibe zoen, wenheftich op Dronryp. Dier ick, Reynerus
voerscr., bisiegle hab mey myn selm sighel voir myselm ende om heer Claes, prebendarius in Scalsum, bede willa, ende ick, heer Barent, bisiegle hab voer myselm ende
om maester Sicke beden wille ende foert om heer Claes, prebendarius in Sexbirum,
bede wille, ende ick, heera Johannes toe Firdghum, ende heer Dowe Pibe zoen, wenhaftich op Dronryp, bisiegele habben, wy ende alle orkenen foernaemd, om Eeduer
Tzyarda bede wille.
Int jeer ende op den dey alst voerscr. is.
<n.m. 7> Ende ick, Remboldus Wilhelmi van Hasselt, preester des Stichs van
Uutricht, publicus apostolice sedis auctoritate notarius, want ic daer over ende an
gheuest hebbe dat Eeduer Ziaerda hoer testament, codicil off laeste wil alst boven
screven is heeft ghemaeckt ende my daertoe roepen ende beeden myt die tughe
45
a
Hierna doorgehaald: Dowa.
149
5
voerscr., daerom heb ic dit teghewoerdighe testament, codicil offt laeste wil, myt een
ander hant truuelick ghescreven, onderscreven myt myn selves hant, in disse
teghenuoerdighe forme ghemackt, myt myn ghewontlike teeken ende hant ende naeme
beteikent ende onderscreven, toe een tughenysse alle voerscr. saecken.
Die, anno quo supra.
<Ondertekend, door de laatste vier boven hun zegel:>
Heer Claes, prebendarius in Sexbierum.
Reynerus, pastoer in Tzum, propria manu subscripsi.
Bernardus, vicarius in Sixtiberum, propria manu subscripsi.
Johannes, pastor in Firdghum, propria manu subscripsi.
Dodo Pibonis, presbiter, propria manu subscripsi.
10
Origineel: A. GA Franeker, Archief Huis Sjaardastate, inv. nr 3. Perkament, licht
beschadigd. In het notarismerk: Jure n<otariali?> s<ignum> Remboldi Wilhelmi. Van de
vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (105), 3 (62), 4 (23).
Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). Huisarchief Epemastate te
IJsbrechtum, Archief huis Epemastate, inv. nr 103. Perkament. De vier uithangende zegels
verloren. In de ondertekening ontbreekt heer Claes. Opschrift: Copie. Onder de pliek: In
Dey nomine. In dorso, m.a.h.: Olde Eeduwar Zyaarda testament.
Druk: a. Telting, ’Sjaardemaleen’, 574-581 (naar A). - b. OFO II, nr 238 (naar A).
Uitgegeven naar A. Enkele kleine beschadigingen aangevuld uit B.
15
20
78
1510 juli 19
Yettie, weduwe van [Jan] Rypperts
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren M CCCCC ende X, up den XIXsten dach in julio, hevet Yettie
Ryppertsa weduwe, cranck van lycham, nochtant sterck ende wys van synnen, ghemaeckt hoer testament yn manier naeschr.
Int yerst bevelt sey Got almechtych hoer ziel, ende die eerde dat licham, ende
beghert hoer legherstont toe Leuwerden in dy predickers offt jacopinnenbroeders
kerck, voer dat Heyllyghe Cruys altaer. Ende sey bespryckt dat voerschr. cloester hoer
feyn, in Hardygeryp lyggende, ende des sullen d[ie] voerschr. conventsbroderen dat
altaer myt waslychten besoergen, ende offt dat voerschr. cloester dat voerschr. feyn
vercoepen woelden, soe sal men dat Wibe Gerryts, hoer soen, gunnen voer enen
aender.
Voert soe bespryckt sey Onsser Lyever Frouwen toe Neyhoff enen van myn groeten beckenb. Sunte Anthonius gaesthuys III scutten toerffs. Sunte Jacobs gaesthuys
II scutten toerffs. Sunte Vitus, hoer patron, enen golden croen. Den mynrebroeders
bynnen Leuwerd enen golden croen. Sunte Anne cloester toe Leuwerd enen scut
a
b
Bedoeld moet zijn: Jan Rypperts, zoals in dorso correct wordt vermeld.
enen van myn groeten becken m.a.h. verbeterd uit het doorgehaalde: enen goltgulden.
150
5
10
15
20
25
toerffs ende enen toen beyrs. Item dye aenderen twe byddende oerden enen ygelyck
enen hoernsg. Item heer Sybet, hoer neff, pryster toe Boxum, enen scut toerffs ende
enen klerlaey. Item dye susteren toe Eylsum enen toen beyrs, ende den susteren toe
Gronendyck ock enen toen beyrs. Item dye maget dye nuu myt hoer woent, hoer roede
roeck. Item hoer personers, meyster Boucken ende heer Fed, sal hoer voerschr.
s[......]cka voerseyn. Item als sey doet ys, eer sey begraven woert, sal men doen lesen
XL missen, ende enen ygelyck preyster dye dye missen lessen, b[esp]ryckt sey twe st.
Item al hoer aender goet, reppelyck ende onreppelyck, bespryckt sey Wibe, hoer
soen voerschr., wollyck oer dyt testament van horen goeden ut sal rychten, ende mach
dat groeter offt mere macken als hem dat belyvet, myt maniren ende rechten als dat
behoerlyck ys.
b
Ende XII ponsmaten lants, lyggende int Lege lant bey Onygemer, dye VI pondmaten dye voersn cloester horen. Noch besprickt see dar II jaer euwyghe dele, wollyck
men betalen sal ut dat goet toe Medum, ende VII [ja]erdeel toe Aeldehave. Dye voersn
cloester XL elen lynen laekens. Toe Medum enen alleff. Dye mynrebroders bynne
Lyuwert ock enen alleff. Ons [Lyev]e Frou toe Aeldehave enen alliff. Dya twe gasthussen enen eygelyck enen alleff. Item dye myn nichten toe Aeylsum ende Gronendyck enen eyge[lyck]c twe hoeffdoecken. Item myn nycht toe Smalenne, yndien offt
sey professi daer doet, sal hebben myn kyst myt enen hoefftdoeck. Item noch daer ick
begraven waert, enen van myn groete becken.
Item Johan myn seylge mans kynt, yndien off hee prester off gestelyck wyl waerden, soe sal men hem behelpelyckd wesen myt dye hondert philipsg. dyee dye prior
wet waer men dye vynden sal. Ende yst dat hey ghenen prester offt gestelyck man
ende waert, soe sal men dye voersn g. geven yn erlycken kolesteren, ende laeten daer
mysse voer lessen. Item Wincentius, myns soens kynt, dye twe groesten uynnkannen,
ende myn IIII nychten enen eygelyck enen uynkan ende platel. Item noch enen web
lynen laeckens van XL ellen sal men nae mynen doet toesnyden ende geven den
armen dy dat et mest behoven. Item Sunte Joeryen ende dye Hyllyge III Konnyngen
yn den baech bavenf bey Sunte Cristoeffel.
30
Origineel (A) niet voorhanden.
Ontwerp: B. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, inv. nr 22. In dorso, in
de eerste hand: Testament Yetthye Jan Rypperts soen, in morte aliter correctum et
executum secundum eius in morte voluntatem, et fuit mater Wybonis borgimagistri.
a
35
b
c
d
40
e
f
Mogelijk aan te vullen tot: soen oeck.
De rest van de tekst is geschreven met andere hand (dezelfde die de eerder gesignaleerde verbetering aanbracht) in de marge en onderaan het papier. Het begin sluit
waarschijnlijk aan op het legaat aan de predikheren.
Hierna doorgehaald: enen ho.
Verbeterd uit: behelpen.
Hierna doorgehaald: my Renyck toe Kamygebur schuldych ys.
Hierna doorgehaald: mynnenn stoel.
151
79
[uiterlijk 1510 augustus 23]
Heer Jelmar
5
10
15
Item wy, broeder Henricus, abt toe Oldecloester, executoer van salighe her Jelmars
testament ende codicill ende laste wille, hewe selffs disse nascreven articulen ghescn
onder ons eygen hant ut syn testament ende codicill.
Anno Domini 1510, in profesto Bartholomei obiit.
Item hy macket eerffen tot al syn oer gueden, reppelic ende onreppelicke, naemd
ende onbenaemt, deer hy sonderlinge naet besprietzen hath jeeff hierneymaels naet
bespreckt, om Godes willen, dat is dae eerma lioden, claesteren, jesthuesen ende oer
godeshuesen jeeff gaestelike loeghen, ende al deer dae executoren schicket. Ende hat
hyselff maket ende ordineert in codicill onder syn selffs sygel jeff onder oere lioden
sygel jeef in orkenen antwyrdt, dat scil stal ende macht habba ghelyck dit testament.
Ende hat hy corrigeert jeeff oers vormecket, dat scel desghelike een stal habba. Mer
wat hy naet macket toe sonderlinghe usum jeeff loegum, dat scillet dae executoeren
vervolle off mettyen om Godes willa ende tot syn seels profyt, hwier dattet hyarum
aldernuts ende sillichts tynckt, etc.
Hec iam scripta excopiata sunt de verbo ad verbum ex testamento eius propria
manu. Item van woert toe woert uut syn codicill.
20
25
30
35
Item soe bispreec ic dae eermen bynnen Snytze vyftien pondemeten toe Knossens,
toe verstaen den helfft tot profyt den eermen huyssitten, deert dae executoeren oerbaer
tynckt, ende den helfft toet jesthuys in Snytze, etc.
Item soe mecke ick machtich myn executoeren myn tyngen ende legaten toe vormaerien ende toe vormynderien ende toe veranderien ney hyare guedtynzen.
Item wy waeren tegenwoirdich ende daer over, by en an als doe her Jelmer dit den
aermen toe Snytze bispreec, ende Goedsfreent Gosselix zoen ende Lolke Wigel zoen,
die daer scortinge om hedden, die een woldet hebben hier en de ander daer, ende hier
ende om ander dyngen macke hy syn executoeren als vorscn is folmachtich toe veranderen, etc.
Originelen (A) of afschriften van testament en codicil niet voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (tussen 1517 en 1540, door broeder Henricus, abt van
Oldeklooster, naar A). RAF, Archief Klooster Oegeklooster, inv. nr 3. In dorso (= f. 2v):
Her Jelmer.
Druk: a. OFO II, nr 242.
De datering is gebaseerd op de vermelding van de overlijdensdatum van de testateur
(1510 augustus 23). De datering van het afschrift is benaderd op grond van de abtsjaren
van Henricus van Doetinchem, zoals vermeld in Schoengen, ’Akten Bloemkamp’, 192-197.
152
80
1510 oktober 21
Sasker Heeryngha
5
10
15
20
25
30
35
40
In den naema Goedis, amen.
Int jeer van fyftyen hondert ende tyen, op Alvatusen Maechda dey, soe haet dy
eerbera Sasker Heeryngha tho Mersum, hoewel datter waes cranck van lichaem, nochtan machtich ende ghesond van synnen, oenmerkende datter naet sykera is dan dy
tytlyka daed ende naet onsykera dan dy wra dis daeds, syn testament jef lesta willa
ordineret als hyrney scrn steet, in manieren aldus.
Int aerst byfelt hy God syn siel, ende bygerret syn leegersteed tho Mersum in dae
tzerka, by syn patroen Sancte Ponciaen. Item hy byspreckt aldyer twyntich hoernthisg.
toe een ny coercappa. Item dat Heylic Sacrament een hoernthysg. Item Sancta Maria
een pond waex. Item Sancte Anna een pond wax. Item Sancta Katherina, item Sancta
Barbara ende Sancta Margarita, thogaera een pond waex. Item Sancte Peter ende
Paulus, syn apostel, een pond waex. Item Sancte Nicolaus een eynter ryer.
Item dae fyouwer biddende oerda elx een tonna coyt, ende dae predicanten ende
mynrebroeren dyerto elx een enckelgoldena. Item dae broerthys toe Franiker een
hoernthisg. Item Aengum, item Aelsum, item Wyswirt, item Sygerswald ende tclaester
toe Tyaemaerum, elx een hoernthysg.
Item soe macket hy een ewich aedeel to Mersum, ende als Tyets, syn wyf, sterft,
dan Tietia deel tsyn op toe nymmen, ende een ewich deel foer hyra twa bee tho
blywen, ende dyrmey byhlestiget hy Hessama staeta toe Mersum, oen dae noerdaestera ig van dae tzerka lidsende, ende haet dae vors. staeten jef dy steed bettera is,
dat sel gaen tho een Sacramentsmissa, dae renten dyrvan.
Item hy byspreckt dy persynna een enckelgolden. Item her Dowa een enckelg. Item
her Renick een hael enckelg. Item dy coster sex st. toe miswyn ende oblaetena.
Item hy byspreckt wrt deel eelck prester een stoeter, ende elck tzerck also fulla.
Item her Wopka toe Englum een hoernthysg. Item dy patroen tho Aesterwyrum een
enckelg. Item her Johannes, dy persynna aldyer, een hael enckelg. Item her Gielt een
oert golds. Item her Claes, toe Eelaerd caplaen, sex st. Item her Claes op Aemland sex
st.
Item aeck byspreckt hy Tietia, syn wyf, toe liaefjefta Syorda gued to Mantgum,
ende a[ls] hyo lyfs bylywot, syn sex kynden dat dan toelyka toe deelen.
Item soe macket hy eerwen van syn gueden syn sex neyscrna kynden, in dusdanich
manier alsdat Eelck, syn sin, sel habba dae staten tho Mersum toe forndel, hietende
Aesgna, ende Haring, syn jonxta sin, dae state to Aesterwyrum, hietende Garbaeda,
aec toe forndel. Ende foerd dae oer fyower kynden, als Abba, syn jeldersta sin, ende
Hys syn dochters kynden, dae toegaera staenda in hyra moers steed, Doed ende Ysck,
syn twa dochteren, mey syn twyer synnen Eelck ende Haring vors., disse sex vorsn
bynaemda kynden sella mey mencoerm to lyka eerfscip jef renten taesta, uutseyd dae
vorsn staeten alst vors. is.
Orkenen hyrtoe roepen ende baeden, als her Sybryn, persynna toe Mersum, her
Renick, prebendarius, Feya Oenya, Pyba Hetta zin, Sipka coster ende her Dowa toe
Mersum als syn testamentoer.
a
B: oflaeten.
153
5
Ende om maera festicheit ende wyerheed van dit vors. testament soe hab ic, her
Sybryn vors., foer myself als een toeroepen orkena, myn sigel set opt spacium dis
brevis. Ende wy, her Renick, Feya, Sipka ende Pyba, wy vorsn orkenen habbet baeden
den eerbaeren her Egbert, persynna to Deynum, dat hy dit testament foer uus woe
sigilia. Dyr ic, Egbertus, hab dyen om hyra vorsn beeda willa, opt jeer ende dey alst
vors. is. Ende ic, her Dowa, hab dit breef jef testament onderscrn mey myn selvis hand.
Al opt jeer ende dey als vors. is etc.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van
Claerbergen, inv. nr 296. In dorso (= f. 2v): Copia fan silleghe faers testament. <M.a.h.:>
Saskar Heringha testament.
Druk: a. OFO II, nr 244.
10
81
1511 februari 13
Heer Douwa Pibe zoen
15
20
25
30
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heren fyftienhundert en alfwa, op Sinte Walentinsa jond toe vespertyd, ontrent trye wren ney middey, soe hab ick, heer Douwa Pibe zoen, wenheftich op
Dronryp, macket myn testament, lesta willa jeff codicill, alst alderbest mey steen ney
riocht, beed gastlick jeff wradtsk jeff guede gewoontenb, ende hoewel dat ick, her
Dowa, cranck ben in de lichaem, nochtans vorstandichc in myn sinnen, ende hab bytocht hue datter naet sykera is dan dy daed ende naet onsykera dan dy wra des dades,
in form jeff manieren hierney.
In aerst soed bifell ick God myn zeel ende myn heilige patroon Sint Salvius, ende
byerye myn legerstuel by myn heilige patroon Sint Salvius in da tzerka op Dronryp.
Item ick, her Douwa Pibe zoen, mackya erwa van myn neiletena gueden myn patroon Sint Salvius op Drunryp, byhalven myn bysprecknia in maniren jeff form als
hierney schriount steet.
Item ick, her Douwa Pibe zoon, ter eere Godis bisprecke toe da tzerck van Sint
Salvius op Drunryp toe een leen jeff proven in dat euich vor myn zeel ende al myn
frionden, int aerst een ende tweintich enckelgolden florenen renten uut dat gued in da
Puellen dier Symon ende Lisbet sint brukende. Item fiouwer enckelgld. florenen uut
dat gued dat Andries schomacker nu ter tyd is bruekende, lidzende toe Wissum. Item
fyf pondematen landts in dat gued dier Sint Salvius ende Edwer Ziarde erven toeheert,
a
35
b
c
d
e
E: Walentinus. F en a: Walentius.
Hierna in E en F: ende wil <F: wol> dat dit schil wesse myn testament, leste willa jeft
codicil.
E en F: verstanlyck.
Ontbreekt in E en F.
Hierna in F: ick.
154
5
10
15
20
25
30
dir Wpkaa Olferts nu is brukende. Item sex enckelgolden florenen renten uut dat gued
oppa Kampenb Rumerts wedue nu is brukende, ende tua ende tueintich ensen landts
in datselfde guet. Item sex pondemiete landts in dat patroons ende personaetschips
gued dier Jacop Pelgrims is brukende, hietende die Werpen, welke sex vorscrevene
jelde tue hyer fiower philipsgolden frys jeldts, ende disse fiower philipsgl. bysuier ick
mey een ewich deel, als inc myn jeerstont toe bitellien ende toe brengen een eerlick
deel dae prestren op Dronryp als in een eewich memorie. Item jette bysuier ick dae
fiower ph<i>lipsgl. als mey tien st., alsoe dat die schoelmaester ende coster elck
schille habben fyf st. foer dat lof te schiongen ende vigilie van IX lectiones te siongen
in myn jeerstont. Item sex enckelgl. florenen renten toe Mynaldumd uuit dat guet
opper Goekens. Item soe wil ick, her Dowa, dat myn proeven jeff beneficy sil bysuiret
weisse ende bysuierse in dat euich mey trye missen alle wicken ende alle wicken trye
wigilien ven IX lexnen. Ende ick, her Dowe Pibe zoen vors., constituier ende meitze
patroene ven dit benefici jeff proven dy personna op Dronryp elck mey ora maester
Piba, myn miech, Hobba Hermana toe Minnersghae, Dowa Riencks zoen op Dronryp,
Rienk Wiba zoen toe Mynaldum. Ende ney herren herre neicomlingen, alsoe lang als
dier Harmana staeten, Hobbema staeten ende die staeten toe Flaeringe syt bruikende
ende beweniende als ven def bloets weina. Item ick, her Dowa vorsc., byspreck jette
toe myn benefici jeff proeven dir ick hab mecket, myn huis mei al myn steen ende
calck om dat huis mey toe vorbettrien, ende al myn huisriet, soe greet ende soe clien
alst binnen myn doer is bisletten, ende wil dat myn patroenen schille meitze een
inventarium ven myn replicke gueden ende ney form jef hluid van dat inventarium
myn replicke gueden weer toe jaen dy prester dier hia sint tiesende, mei alsulcke
protestatie als dat dy prester als hy dat lien jef proven neet langer wil bitienie jeff stert,
soe schil dyselle prester weerom jaen datselfde huisried dier hy het ontfinsen, vorbettrie ende neetg forergie, ney luid ende form ven dat inventarium, ende dit sil geen
ven prester toe prester in dat eewich, ende hiertoe schille sieen myn patronen vors.
Item ick byspreck maester Piba, myn meech, persona op Drunryp, een frankelschilth ende die selveni hunt jeff de riochticheit dier ick hab op die hunt, als tien
enkelgl. florenen. Item ick bespreck maester Piba achtien pondemieten landts toe syn
lyfstont, lidzende toe Achtlum in lytze Dersum guedt. Ende nei maester Piba daedj
bispreck ick, her Dowa, disse achtien pondemyten landts toe dy tierck ven Herbayum
in dat euich als tue een jongerschip, als vor myn zeel endek myn frionden, ende vor
a
35
b
c
d
e
f
40
g
h
i
j
k
E: Wopke. F: Wopcke.
Hierna in E: dier Katherin. In F: der Catharyn.
Ontbreekt in E en F.
toe Mynaldum ontbreekt in F, staat in E na Goekens.
E: patronen. F: patroonen.
E: dae. F: dat.
Hierna doorgehaald: vorslimme.
E: franschende. F: fransche.
E: sulveren. F: silveren.
Hierna in E: soe. In F: soo.
Hierna in E en F: voor.
155
5
10
15
20
25
30
al myn frionden zielen dier stuern syn toe Herbayum van Sickama staeten. Ende vena
disse achtien pondemaeten landts constituier ende ick meitze patroon Dowa Gerbranda
toe Herbayum, mey alle syn neycomlingen dir syn staeten sint ven bloets weyne bewiniende toe Sickama.
Item ick byspreck her Dirck, maester Juke, her Jacop, elcks een wilhelmusschilt.
Item ick byspreck dae fiower biddende orden, dae criusbruren toe Frenker, Hemlum,
Aengum, Lioentzerck, Tabor, Aldaclaester, Nieclaester, Lidlum, elcke claester een
enkelgoune. Item ick byspreck wer al Mynaldemadeel boeckma, als elcke prester een
stooter, elcke tzerke alsoe folla. Item oppa Schingen ende toe Blessum elckerlick san
st.
Item ick byspreck Dowa Rienck zoen syn schilden dier hy my schildich is, ende
soe schil Dowa bytellye al myn boeckma, ende schil kepie jef wanlie toe myn beneficie profyt dat lan jeff terp dier leit toe syde ven myn huus. Ende hiermey soe wil ick
dat al uus mande reckenschip ende kepenschipb dir wy mochten in fortyden toegerre
hanle habbe, schil daed weise.
Item ick byspreck myn huisfrou Mein[.]c toe haer lyfstont die eene helt ven de
riochticheit dier ick hab in Schelta Wiba zoen gued oppa Schingen, als toe vorsteen
die eene helt ven de renten. Ende Jelle Siba soen byspreck ick de ore helt ven de
riochticheit dir ick hab op Schelta vors. jef opd syn landen vorsc., ney Schelte
hantschrift dier stiet in myn register, ter tyt toe dat Jelle vorsc. is komen dat hy een
amochte leert het, jef hem ors selm bergie mey. Ende hierney soef schil dy riochticheit
fors.g geen ende bispreckse in en fry aindum in dat euich, als myn patroen Synt
Salvius die eene helt, ende de eermen op Drunryp de ora helt.
Item jette bispreck ich, her Dowa, myn patroon Sint Salvius op Drunryp trie
enkelgl. fl. frys jeldts jeerlicks toe rent, als uuit dat gued oppe Schingen dier Tziets
Wantze wedu nu is brukende, ney uuitwysunge dat brief dier Dowa Riencks zoen het,
ende wil datme disse rente neet schil vorcepie. Item jette byspreck ick myn patroen
Synt Salvius toe een tzelck, der schil wese toe myn lien jef proven in zin tzerck op
Drunryp, dae santienh enkelgl. fl. dir steen op dat golden spaenti. Ende diertoe
bispreck ik jette toe dio tzelckj al myn silveren leplen. Item ick bispreck myn patroon
Sint Salvius op Dronryp Summamk Thomam dier ick hab, terstont te kummen in da
tzerck nae my daed. Ende myn ora buecken bispreck ick personna op Drunryp, master
Pybe, myn mieg, toe syn lyfstont, ende nei syn daed soe schille myn bueken weerom
a
35
b
c
d
e
f
40
g
h
i
j
k
45
E en F: voor.
ende kepenschip ontbreekt in E en F.
Een of twee letters onleesbaar door geknoei. E: Meinu. F: Meinouw.
Ontbreekt in E en F.
E: ammicht. F: ammocht. Lees: ambocht.
Ontbreekt in E en F.
Ontbreekt in E en F.
E en F: XVII½.
E: spantze. F: spansel.
E: tzielck. F: tierck.
E: Scm met afkortingsstreep, dus eigenlijk Secundum. F: Com met afkortingsstreep,
hetgeen niet zinvol is op te lossen.
156
5
10
15
20
25
30
35
fallen oen myn patroon, ende byspreckse myn patroen op Drunrypa nei syn daed.
Item jette soe meckie ick, her Dowa Pibe zoen, erve myn bruer Otte cuper toe
Bolzuert, als in sextien enkelgl. fl. renten yerlicks, lidsende Waechssensb, ende wil
dat Otte hiermey toefreed schil wesse, ende hierven schil Otte bitelie tuir enkelgl. fl.
dier ick jette schildich bin ven de keep. Item jette schil Otte, myn bruer vorsc., jaen
ven disse sextien enkelgl.c renten vorsc. Pibo, myn suster soon, eens vor al, is dat
Pibo him wol regieret, vyftien enkelgl.d fl., ende Hans, syne mieg, eens tien enkelgl.
fl.
Item ick bispreck Uus Lief Frou, Sint Andries, Sint Katarina, Sint Barbara, Sint
Blasius, elck een half pont wax.
Item ick byspreck Dowa Gerbranda, Johan, syn bruer, ende Rienck, syn bruer,
elkelick een wilhelmusschilt. Item Take Dowe zoon, Dueke Haie zoen, elck een gl.
fl. Item Dowe Rienck zoen bispreck ick myn sulveren litze hoorn ofte dio riochticheit
dier ick dier op hab, als sex gl. fl. Item ick bispreck Rienck Wybe soen myn sulveren
schelief mey da doppen.
Item ick, her Dowe vors., constituier ende ordenier executoeren ven dit testament
etc. maester Pibo, myn personna, Douwa Rienck zoen, Hobba Hermanna, Rienck
Wyba zoen. Ende wil dat al datgeen dirg my jef myn littene gueden sin ruerende jef
dier hier neet in is schrioun, sil geen ende weise toe ordinancie jef kenninge ven de
executoren vors.
Alle ergelist uutsletten dir jenst dit testament, codicill jeff lesta willa mey
sorsierieh jeff jenst brengen. Ende ick, her Dowa vors., wil datme dit schil hadde als
een testament, codicil jef lesta willa, alst alderbest mey staen ney rioch jeff guede
gewonte, beed gastelick jeff wradtsk. Ende wil dat alle kristena min<s>chen dit willet
ende schillet haden, by alle penen, correctien ende mulcten dier da riochten ven
sidsen.
Ende om en wierheit disses vors. soe hab ick, her Dowa vorsc., orkanen ende
tioegen hiertue ruepen ende beeden, als maester Pibe, myn pastor, endei heer Dirck,
myn wicarius ende testamentarius, ende maester Juka, prebendarius, presteren, Dowa
Rienck zoen, Harke backer, Siuerd Jarich soen, Sibe Jacop soon, lekenen ende
inuenners op Drunryp.
Ende om mare festicheit venj disses soe hab ick, her Dowa vors., baeden maester
Piba, myn personna, maester Juka, Dowa Rienck soon, dat hiae dit brief, testament,
codicil jeff leste wille vor hyaermselven ende vor my wolde bysiglie. Desgelicken
habben wy, her Dirck, Herka backer, Siuerd Jarich soen, Siba Jacop soon, want wy
ninter nin sigel sin brukende, als tiueghen been maester Piba, uus personne, maester
a
b
c
40
d
e
f
g
h
45
i
j
In plaats van op Dronryp in E en F: Sint Salvius.
E: toe Waexens. F: to Waexsens.
In plaats van enkel gl. in E en F: golden florenen.
E: gl.
E: zyn. F: myn.
E en F: schalie.
In plaats van datgeen dir in E: dat jen. In F: dat tien.
E: forsyna. F: voorsyna.
Ontbreekt in E en F.
Ontbreekt in E en F.
157
5
10
Juka, Dowa Riencks soon, als dat hyae dit brief, testament, codichil jeff lesta willa vor
uus ende om uus beda willa wolden bisiglien. Dat wy, maester Piba, maester Juka,
Dowa Rienck zoen, habbe dien ende uus siglen oon dit brief jef testament hinget etc.,
als van uusselfs weine ende om beda willa van heer Dowa, testatoer, ende her Dirck,
Herka backer, Siuert, Siba, orkanen.
Int yer dena als vorsc. is.
Gecollationiert tegen syn origenael testament, tuelcke was geschreven in fransyn,
ende hadde tuie uuithangende seglen van gruene was, ende hed dard was afgebroken,
ende is disse copia syn originael gelick wan woort te woort, des cen ick,
<ondertekening onleesbaar; hierna doorgehaald: W.V.K.>.
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens B was het bysegelt uuthangende met twee
segelen, ende een signet in groenen wasse gedruckt, noch allen al geheel wesende.
Afschriften: B (1544, door Taco Glins, grietman, en Cornelis Watie zoen, secretaris van
Menaldumadeel, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - C (1567, naar A). RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nr 210. Opschrift: Copie vant testament van heer Dowa Pyba
zoen op Drunryp. 1567. W.V.K. <monogram> Copia. - D (1596 februari 6, door notaris
S. Bechemius te Dronrijp, naar B). Niet voorhanden, bekend uit E. - E (1596 maart 25,
geauthentiseerd door notaris Joannes Duconis te Dronrijp, naar D). RAF, Archief
Hervormde Gemeente Dronrijp, inv. nr 82, p. 25-27. - F (17de eeuw, naar D). RAF,
Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2050. - G (17de eeuw, naar E). RAF, Collectie
Aanwinsten, inv. nr 422. - H (circa 1700?, naar E). RAF, Archief Familie Van EysingaVegelin van Claerbergen, inv. nr 1112.
Druk: a. OFO IV, nr. 204 (naar C).
Uitgegeven naar C. Uit E en F, die een van C onafhankelijke overlevering kennen, zijn
alleen de varianten opgenomen die verder gaan dan spellingsverschillen.
15
20
25
82
1511 maart 23
bezegeld maart 27
Goffe Douwe Abbinghe zoen
30
35
In dae nama Godis, amen.
Int jeer Uusses Heren als men screaub tusent wyffhondert ende XI, den XXIIIte dey
in mercio, opten sneyn Oculi in dyo heylighe festa, omtrent fan trya wren ney middey,
soe hat deer uessen dy erbera Goffe Douwe Abbinghe zoen fan Steens, hoewal datter
cranck wass fan lichaeme, nochtans soe wasser cloeck ende scerp fan forstant, aenmerckende datter naet seekerer yss dan dy daed ende naet onseekererc dan dy wre
dess daede, dierom soe hatter mey foertochte synnen, by reed noeghelyke mannen,
mecket ende byscryuwe lieten syn testament ende lesta wylle, alss fan dae tytlike
a
b
40
c
E en F: dey.
Opgelost uit scr, waarboven een open a als afkortingsteken.
B: onse seekerer.
158
5
10
15
20
25
30
35
40
gueden ende haewe dyr God, dy wrste hera, hem heede foerlienget ende fan syn
saelige jelderen anstoern weeren, in manieren neyscr.
Int aersta soe byfelter God almachtich syn eelendichge ziel, ende dyo eerde ende
daer wyrmen dat snoede lichaem toe een spyse, ende byerrat syn leegerstoe by Syntea
Vit, syn patroen, to Stens in dyo tziarka, ende jowt den patron foer den leegerstoe een
enkelg. renten eweliken uut dat gued byt Ny wirck, dyer det tria enckelg. jers, dyer nu
ter tyt Foppe Gerla zoen op uennet, ende een jong paer oxen, ende beth een fat kw to
heerst nestkummen, hwelke renten fors. nenerleye wiss schilme foerkapie, het se
neesecke to Godis huuss tymmer, ende dan Gossa, myn auste zoen, nest to wessen for
XIIII gouden r. Item II gouden r. jeldis enss alsma Sancta Anna kasse wyl stowerie,
ende to dae trya edermissen een gouden rynsche, ende dae mynderebroederen to
Lyouwerd een fat kw, toe help in timmer to hyra nye tziarke. Item to dat ewyghe deel
fan syn salige moeder Remed soe hatter aeck een macket foer hem[sel]m, met hwelke
twa deelen hy hat foerd byswerget dae trya enckelg. renten byt Ny wyrck foerbynaemd, mey hwelka renten ende hlesten fors. Gossa, myn austa zoen, schyl dae leesten
allenna ontfaen, heth sie in schae off baete. Item her Diricus, syn bichtfader, een
gouden r., ende fordan syn jeerlycks torff, alser duusslanger tyd hawn hath. Ende
offtet seck weer dat her Dericus fan Stens foer, soe schyller allikewal jeerlicks habbe
twa deywyrck torff to syn lyffstond uut Gosse ghemeen faen. Item dae oera presteren
to Stens julkum XIIII st., ende dae IIII byddende oerden julkum een tonne koerns ende
I oert g. Item to Sinte Mariagerda ½ g.r. in dyo kusterie, ende beth een tonne koytis.
Item thoe Foswerd, Bethleheem ende Gernaed julkum een tonne koytis. Item julker
altaer in Steensre tziarka een pond uaxes, ende in Lyouderedeel triuch alle tziarken
twen st., ende eeleker prester 1½ st.
Item ney desse boekinge, als to heyligen ende heren, soe hatter macket een schickenge, ordinerynghe alss twysken syn neylietene kynen, beede aeffta kynen ende dae
owra kynnen. Int aerst soe willer dae twae kynen to, alss Dowe ende Take, dyrer by
Rynthien hath, dat gued to dier nu ter tyd Hoyte Buwe zoen op wennet in Wydrame
buuren, mey Uopke Sythie zoen stee byt hoeff. Ende desse renten schillesse ewelick
lauwighe op hyra aefte kynen, ende hocker fan hemmem twaem styerff sonder aefte
kynden, dy schyl lauwygie op Rynthz, dyo moeder, ende dae renten dyer op Renthien
falle fan disse twen feynten fors., schillet ney Renthie daed weer infalla op Gossa
kynden ende syn neste sybste bloed. Ende maer soe schyl Renths habbe twa offta trya
deywyrck torffb uut een herne faens, by heer Dericus ende Geerts reed, thoe Ryntzies
lyffstond.
Item dyerney soe wyller Gosse ende Remeed, syn austa kynen, to dyt hy hather by
salighe Doed, huuss ende schunne, afarra uut, sonder enich deelschip, dierer nu
dusslang hath selff bywennet, ende om dess wyllen, wantse mey hyra salighe moeders
gueden ende landrenthen syn bitalle, ende Gosse ende Remed hyra salighe moeders
landen ende renten mey mankorem to deelen, offte Pyer ende Remed Gosse uuth to
wysen owr renten ende landen fan hyar faeders gueden ende renthen. Item dyerney soe
wyller Gossa, syn austa soen, to een weynich profyt ende forndel buppa dae owra
kynden, ende dat uut enygherhande sonderlinghe faederlike lyaffta, ende mey dy
a
45
b
Hierna een m met een verticaal afkortingsteken. Het lijkt of de opsteller eerst van plan
was om bij voorbeeld Martinus te schrijven.
In plaats van deywyrck torff in B: tey torff wyrck.
159
5
10
15
20
25
30
35
40
45
besweringhe fan syn ziel allenne to habben, alss VII gouden r. renten eweliken, dyer
Yemma Herjussma nu toe maye nestcomende uutwysinghe fan schyl dwaen, ende beth
den styen dyer leyt opt Ny wyrck off in dyo grefft fant Ny wyrck, want woer dyt
foerndel mey dae renten buppe bysc., alss dae lesten fan dyo tziarko mey dae twyn
delynghe, soe schil Gosse byhlestet wesse ney dat aeste jier foer syn salighe faders
ende audmoeders zielen, ende aeck om anfal ende ghaerhyeld fan broederen ende
susteren ende owra fronden toe hem thoe kummen.
Item ney disse bespreckenghe ende forndel soe hath Goffa seth ende to erwen
macket to alle syn tytlike gueden, hawe, renten ende landen dyer hyerbuppa naet synt
beroerd offte bylestighet, syn fyouwer aefta kynen, als Gosse ende Remeth, by salighe
Doed teyn, ende Douwe ende Teth, by saelighe Katherin teyn, toelike dae mey mankorum in froynschip to deelen, reppelick ende onreppelick, doch Gosse, syn auste zoen,
in forndeel to habben weyn ende dat ploegthaw mey tria dae beste hinxdyer, datwelke
Gosse dae jonxste kynen, by salighe Kathrine teyn, weer schyl foersiaen als dae to
buickweste kumme. Ack soe willer Gosse dat gued to dier nu Sipke Wpcis zoen op
wennet, mey dae XIIII pondameten landis by Jan Petter huus, dyer Goffa selff woude
lieten habbe byslaen, ende dat ney avennant soe hat Gosse paert berynne mey. Ende
dessgelicke soe willer Dowe, syn jongeste soena, by salighe Katherin teyn, dat goed
to Aude heem to in liker forme, ney gretheyt dat hem berre mey, in kortinghe hyra
twin parten. Ende hyertojenst soe schyllet Reemed ende Teth, syn dochteren, wer
habbe owra landen ende renthen, enckelg. rente joncke enckelg. rente, dat see lyck fol
krye, utseyd dat foerndel dier Gosse mey lesten habbe schyl. Item soe willer aeck dat
syn kynen worsc. tolike schyllet opbarra alle auda schilde, ende tolike wer schyllet
bytelye dae onschilde. Ende offter enich aude secken kaem als fan syn salighe
f[a]der[s], desse fyouwer kynnen thoelike mey malcorem dae to foerwinnen. Item fan
dyo auda landhyer so schilma bykos[tigia syn] uutl[eeding]he. Ende foerd[m]aer
hatme benne jeer foer sin elendiche ziel byhoeftich syn ende hem dy aud[a] landhyer
naeth woerstrecke mey, dyer schil dyo nye heer mey foer staen, opdat syn aelendighe
ziel naeth foerjetthen wert. Item soe willer aeck dat Gosse ende Rynthz mey Dowe
ende Teth, salighe Katherine kynen, dyt incommende jeer togaere schillet blyuwe om
dat gued to Schyre huus in eeren thoe hauden, aeck bynaemen om beth bynne jeer syn
elendighe ziel fol to dwaen in alle tinghen. Ende wil aeck habbe datter nynnerleye
deelschap schaen schyl bynne jeers, als fan huwsreed, hynxdeer, ky, schiep ofte
barghen, doch aencommende dy heerst soe moggesse aensyaen mey mankorum elckowrs profyt ende needtreftiche.
Item aeck soe hath Goffo syn kynden thofarra bynaemd, bede syn aefte kynen ende
dae owra kynden, munden ende b[e]waeres seth, hyra to reden ende to helpen ende to
beschwddenb in alle riuchtfyrdighe secken ney hyra beste woermoegen, als den eersamen her Albert, persona to Wyrdum, her Diricus, sacrista to Steens, ende den aerbaren Riscka Juckema, syn liewa meeg, alssoe datter ack neen deelscap schaen schyl
onder myn kynen voersc., heth se in landen, in renten offte enich goeden, replicken
offte onreplicken, dan by reed ende triucht handelyngen dysse trya monden woersc.,
offte by dy maere paert alst in needen iss. Welke monden schyllet aek wesse togelyke
executores ende foerfolgers dyt jenwerdige testament ende myn leste wille, alsso
a
b
Hierna het overbodige: to.
Verbeterd uit: beschilden.
160
5
10
15
20
25
30
dattet in alle ponten ende articulen onderhauden ende in sterckheyt staen blywt, alle
twywelike secken offte schwrtinghe tuusken myn kynden claekloes ende alynge disse
tryra executores eyndelyke to trachteren, sonder enich riucht foersieck fan myn
kynnen foersc.
Item soe wyller aeck dat Rynth schyl habba farra ut alsma da replicke goeden deele
wylle, twa ky, dae beste noch dae mynste, ende een hinxt mey dat lytz dier hyo
inbrocht hat, etc.
Hyermey soe wyl dy erbera Goffa Dowe zoen dat dysse scryfften, articulen ende
punten schillet wessen syn leste wylle ende syn testament, ende dattet dwge schil als
een testament heert to daegen offte een codecil ney alle riucht. Ende dyert nath daege
mey alls een testament offte codecil, so wyller dattet daeg als toa soefolle alst daege
mey ney alle riuchten, bede gaestelick ende wraudsch, ad pias causas. Ende wylt aeck
hauden habba fan alle mynne neyletenne kynden, sonder enych weersprecken offte
infyoechten, by een pene dess riuchtis, dat yss by foe<r>lyes syn heele eerffschyp, den
eene heeldeel to den patron Suntte Wyt, ende den owra heldel to dae owra kynden
byhoeff.
Schin, macket ende gesc. iss dit jwnwerdich testament jeer, dey ende wra thofarra
bynaemd, in jenwerdighe her Dericus, syn bychtfader, ende den eerberen Rytska
Jukema fors. ende maer nogelike mannen, alss to oerkennen ende tiogen hyerto ropen
ende layd, alss her Wauthie, prebendarius to Steens, et Foppe Take zoen, Gerleff
Dowe zoen, Claess Wopke zoen, Ozd Habbe zoen, Gerleff Lolcke zoen ende Rytzcke
Mynne zoen, etc.
Orkunde dess wierheit so hab ic, her Diricus fors., myn sygel tracht op spacium
dessis testament, foer myselff ende mey om bede wylle Fopens, Gerlleffs, Claes, Ozd,
Gerleff ende Ritske Mynnens, oerkunden forsc. Ende ick, Rytzcke Jwkame, want ick
seelff nen sygel byn bruuken, hab beden den eersamen her Albert, persona to
Wyrdum, triuch wille myns dyt testament to bysigelen. Dier ick, Albertus, myn sigel
hab tracht op dyt testament om wille Rytzckens, int jeer fan XVc ende XI, den XXVII
dey in marcio.
Ende in maere festicheit myn eeyn hand, gelycke my sigel, etc.
<M.a.h.:>
35
40
Anno alwe, opten tysdey ney maya, is bygrypen bytwsscha voersn Rinthie Hans
dochter, van her ayna weyna ende aeck fan her kyndena weyna, fan der eena, ende
Sicka Gratingha, van sillighe Kathryna kynden weyna, ende Gossa Goffa zoen ende
Remed Goffa dochter van den oura syden, om scortingha disses testamentes materye
dat Rinthie ende Goffa kynden schillet uut handen der executoren, her Albert, her
Dirck ende Ritzka Jwkama voersn, berra dae voersn landena ende stedena renten ney
hluud dissis testamentes, ter tyd dat foersn Goffa oura eerwen Rinthie kynden dae
renten aeffwinned mey riucht, sonder eenich byhindringhe dier Goffa Douwa oura
eerven Rinthie kynden hyrinn dwaen schillet. Desghelycka so schillet Rinthie van
stonden aen aeck fulgie twa deywircka deelta ende alle our byspreeckma ney hluud
dissis testamentes, mey alle klaed, klainghe ende clenoden to her lyff byherende. Ende
Rinthie schil weer inbringha alle linklaen, tilber gueden, ho dae hetet, dier hio hath oft
a
Lijkt doorgehaald.
161
habbe mey yn her wauld, to Goffens eervenscyp byherende, by voerberta legaten oft
bokingha, Rinthe persoen byspritzen, binna I monned tydes.
<Ondertekend:>
Diricus, sacrista to Steens.
Sicke Gratnya subscripsit.
Ritscka Juckama.
Feddo Gerko zoen Popkama, persone, etc.
5
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (gelijktijdig, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1748. In
dorso, m.a.h.: Goeffe Douwe zoen testament. <M.a.h.:> Item dae IIII pondameta siedland
bij Dirck Broder stede schyllet fulgie te Pier gued.
Druk: a. OFO II, nr 248.
Eigenaardigheden van B, niet in de weergave van de tekst verwerkt: boven neyscr. staat
steeds een horizontale afkortingsstreep, boven de r in fors. steeds een open a.
10
15
83
1511 juli 4
Goyka Douwes zoenn
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Herenn dusen vyffhundert inde XI, op Translatio Martini confessor
dagh, heff gemaeck Goyka Douwes zoenn syn testament, codicill offte leeste wylle,
in myn tegewordichiet, her Claes, nu ter tyet curatus in Malcquerum.
In ierst wass hy cranck van lichgam, nochtans hi <was> wyss inde vrodt vann
verstandt. Duus soe hefft hy gegeven God vann himmelrick s[yn] syell, inde Synte
Lebuynus kerckehofft, syn patron, syn lichgam. Dartho soe heff hi onse kercke toe
Malcquerum besprokenn inde gegevenn eyn halff hofft landts opper Grons, liggende
in Hidda landt.
Oeck soe hefft hy sinnenn kynderenn alle ses alle gelick nae gmaeck tot dat
erffschap vann synnen guiden, utgeseit dat Reinner, synn joncste zoenn, sall naest
wesenn tot dy stattenn voir dy pinninghen, waerd dat Syba inde Reinner dat gehelden
helden dat sy selff gewonnen hebbenn.
Item Tyerdt, mynnen broer, sall hebben eynnenn vryenn steed in myn huiss allzoelange als hi lefft. Inde onsera beider schelinge dar wy hat hebbenn vann scheydingenb
dat dartussenn mackt ys, dat godtlick inde erlick ys dat sall blyvenn allzoe als gesont,
inde wat niet recht ys sall oeck blyvenn als gsont ys. Inde wat wat rechtc ys, dat drage
yck, Goykenn, by consent van Tyardt over in twe gude mannen.
Item her Claes, pastor, XX zyelmissen tho doenn voir mynnen onnoesele syele.
a
b
c
Hierna doorgehaald: beidenn.
B: schendingen.
Verbeterd uit: rechtelick.
162
Nu al dinck sonder vallicant. In kentenis der wairheit heb yc, Nicolaus, voir my
inde voir Oecka Fecka zoenn inde voir Agga Douwa hair bede wylle, als orkenenn
hirover ghadt, myn selffs segell gedruckt op spatium deses bryves.
<Ondertekend:>
Ick, her Claes Jacobs zoen, lye als voirs. is.
Meus Agges zoen <h.m. 16>.
Joltthie Wybma <h.m. 15>.
Agga Douwes <h.m. 2>.
Boye Thomas <h.m. 3>.
Abbe Zipkens <h.m. 1>.
Idts Zalinkx zoen <h.m. 11>.
Tyardt Douwes <h.m. 20>.
5
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie vann Goykenn
Douwes testament salichge gedachtenis.
Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76.
15
84
1511 oktober 16
Henrick Nanne soen en zijn vrouw Katryn Epes
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In den jaere Ons Heeren XVc ende elff, opten sestienden dach october, omtrent
middach, soe hebben wy, Henrick Nanne soen, burger in Bolswart, ende Katryn Epes,
myn echte wyff, by gaende ende staende ende by gesonde lyve, anmercket als datter
nyemant becleet en is met vleysch, off hy moet sterven, om dan dye uure des doots
salichlicken te voerbeyden ende dye stringh<e> toorn des oversten rechters te ontgaen
ende te beth Goeden gracie te vercrygen, ende oock opdatter geen schortinge nae onse
doot, den God salich maken moet, sal comen van onssen tyttelycken goeden dye wy
by den genaden Godts sullen achterlaeten, soe hebben wy met voorbedachten sinnen,
met rypen raiden ende met vryen wille gemaeckt ende geordert onsen testament, codicille ofte laeste wille, ende willen oeck dat dit testament zal troulyck weesen ende sal
worden gehouden in alle syn articulen, als een testament oft codicille oft laeste wille
alrebest ende vaste na den rechten staen mach in al syn articulen.
Int eerst bevelen wy Godt van hemelryck, Maria, syn gebenedyde moeder, ende
alle Goden heylgen onssen syelen, ende begeeren toe rusten toe Oldehoeff oft ten
broederen, hoe wy dat voor onsen doot ordineeren. Ende soe bespreeken wy dye VII
pryesters tot Oldehoeff gewoontelyke boekinge ende seven jaerdeel van onss elcks.
Item wy bespreecken onss minnebroers van ons elcks X enckelg., ende dye ander
biddende oerden, als dye IIII, elcks een gouden g. van ons elcks. Item Sinte Marten,
ons patroon, nae onsen beyder doot hondert schylden voor ons ende ons olders sielen.
Item dye susteren in den Heyligen Geest ses enckelg. Item Lidlum ende Oldeclooster,
163
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dye proestye binnen Bolswart, Bajum, van ons elcks een tonne hamborger byers.
Item oock soe maecken wy van onssen goeden een proven in Sinte Martens kercke
op Sinte Crispinus ende Crysp<in>ianus altaer, het en sy dat wy dat op een ander
altaer in denselven kercke voer onssen doot ordineeren, ende geven tot deesen proven
vyff ende twintich enckelg. jaerlicxe renten ende een vry huys ende steden opte
Kerckstraet, staende naest heer Jan kosters muer. Ende soe geeff ick, Katryn, noch
totte selffden proven die vier schilden rente <uut> Wiaerda goet op Nyelant, dye ik
van Both, myn moye, ontfangen hebbe. Ende willen en begeren alsdat deese pryester,
dyener dysses proven, sal alle weecken leesen III missen opten voors. altaer, als des
sonnedaegs van den Heyligen Dryevouddicheyt, ende dye ander II missen voor ons
ende ons olders ende al onsen vrienden syelen, ende oock voor al dyegene <dye> van
ons tecort geschiet mochte weesen. Ende dye halve renten voors. sollen terstont van
ons nae syn doot volgen, jaerlicx om missen, ende dye levende den doode daer trouwelick in te helpen. Item dye eerste koer disses voors. proven holde wy an onsselven
tot vordendeel dye laest sterft van ons tween, mer voert aff van dye tyt int eeuich
sullen dye drie priesters wesen collatores toe dit beneficium, ende by raet des priors
in Tabor, dye men daer mede toe sal requireren, alsoe dat deese vyer voors. by raet der
meeste part sullen altyt disse proeven voors. een goet man kyesen by hoeren konscientien, sonder yemant weederseggen, geestelick off waerlycks. Meer is daer ymant
bequaem van onsen bloet, dye sal altyt dye naeste weesen.
Item wy bespreecken onssen drye moyen, als Aeff ende Yds van Henricks wegen,
ende Gryet van Katryns wegen, elcks van dryen voors. vyftich schylden, soeveer als
sy ons doot beleven, ende wyen van dryen voors. onsen doot nyet byleeft, soe sellen
de kyndren van denselffden in haer moeders stede staen. Ende al ons andere susterlingen <dye> onsen doot byleeffden diet tot deese drye moyen nyet en hoeren, dye
sellen elcks voor hoer hoeft hebben eens ses enckelg.
Item ons eygen broeders toe Thabor byspreecken wy elcks IIII g.g., dat is tesaemen
acht enckelg. eewich rente voer een euige memorie onsen ende onser beyden olders,
ende daer sal dat convent voers., als pryesters ende leecken, op ons jaerstont een
eerlicke presentatie nae gewoonte hoers huysen eens sjaers van hebben. Item hyertoe
sullen dye broeders van Thabor noch hebben XX enckelg. nae onsen beyder doot.
Item wy maecken oock elck ende al onsen goeden totten laesten leven, alsoe als wy
dat in den tyd onsen doot bysitten. Item dye laest levet van onsen beyden, dye sal dye
halve rente oft landen oft staende timmeringe niet verminderen, mer oft daer enige
landen worden ingekoft, oft daer enige nyaer van landen genomen wordt oft inwonnen, off dye laest levet enige landen vercoft oft verwandelde, sal hy alsdan dat gelt
weder besteden totten erven naebescr. profyt, oft daer ander landen oft renten weder
voor uutwysen, alsoe dat dye deel des doots sal by den levenden nyet werden vermindert, oft dat dede hem noot.
Ende want wy geen erven en hebben dan alleen sydlinge, soe maecken wy dan
onsen erven tot allen onsen anderen goeden, dye wy nu in cracht dissen testament nyet
vergeven hebben, noch voor onsen doot nyet vergeven willen, den rechten ellendigen
armen toe Bolswart ende dat convent toe Oegecloester met Lysbet, myn nyft, indien
dat Lysbeth my, Henrick, voerleeft. Mer byleeft Lysbeth voors. myn doot nyet, soe
sullen dye arme voors. alleen arft wesen van onsen goeden, het sy reppelyck oft
onreppelyck, ende soe alsdan sullen deesen vors. erven allen jaeren nae onsen beyden
doot om Godts willen geven XX enckelg. in onsen bloet, dye dat nootdruftichst syn,
als dat wel te verstaen, dat dye armevoochden sullen in Katrynen bloet X enckelg.
164
5
10
15
20
25
30
35
40
45
jaerlicks om Godts wille geven daer dat best is, XII jaer lanck, ende Ogacloester sullen
Dirck Everts geven tot syn leven lanck III enckelg. jaerlicks, ende dye ander VII
enckelg. in Henricks bloet daer mede meest van noot is, XII jaer lanck. Ende na XII
jaer voors. soe sullen dye thien gulden voors. blyven by den armen, ende dye VIIen by
dat convent voors. Mer ist dat Lysbeth, myn nyft, my, Henrick voors., nyet en
voerlevet, soe sullen dye armevoochden myn erven oock weesen ter armen voors.
proffyt, ende sullen dan dat convent toe Oegeclooster hebben X golden g. eens toe
betalen, ende daermede toevreden weesen.
Item wy, Hendrick ende Katryn voors., ordonneren ende willen in craft deeses testaments, als al datgheen dat wy naemaels mit onsen goeden ordineren in een codicille,
oft ondera onssen selffs hantschrift oft onsen segel oft in tegenwoordicheyt tuygen
confirmeren, ende oeck oft wy wat in dusdanigen manieren van disses testament
verwandelen, dat dat sal stal en vesticheyt hebben, gelyck oft dat van woort toe woert
in deesen testament gesc. waer.
Item wy maken ende bidden executores dissen onsen testaments dye gesworen
armevoochden, indyen dat wy voor onsen doot nyet anders ordineren, ende byvelen
dat Godt ende hoere conscientie, alsdat sy dat testament by raet der dryer hoeftpryesterenb voors. ende by raet des prior in Tabor, troulyck ende rechtvaerdelyck
exequeren in voerfolge, ende maken hoer vers. oft anders dye wy naemaels ordineren
dat machtich soelanck alst van noden is, al sold dat duren int euich. Item willen oock
een ygelyck legatarie tsyn toeleggen ende uutwysen op seeckere steden in onsen
codicille, mer oft daer gebreck in fiel, dat wy desselfs niet en verfolchden, soe bevelen
wy dat den drye hoeftpryesters ende pater voors., ende willen dat men den prooven
voors. den redeste rente ende wiste landen mitten convent Tabbor voors. ordineren,
ende wat dat si daer in doen, dat een euich stal hebben zal, sonder ymant wederseggen.
Item, wye dat van onssen beyden ander voerleeft, dye sal dat halve bespreck voldoen
in onsen bloet, ende terstont nae onsen beyden doot dye executoren by raet der
prelaeten voors. onsen goeden aen te tasten, sonder wederseggen onsen vrienden oft
ymants anders, geestelyck oft waerlyck, ende dat toe bestellen in handen daer dat dan
ordineert is, mitten eersten.
Ende willen oock dat dyegeene van onsen vrienden dye wat toe geleyt is, als oft
sye spraeck maeckten tegen dit testament, codicille, ofte leste wil, als dat hy syn deel
ende byspreeck daermede sal verboert hebben, tot fordendeel der executoren ende
Sinte Marten, elcks dye helft.
Ende dit willen wy holden hebben voor ons testament, ende dat met alsulcke macht
als men dat alrevast maecken mach. Ende oft dattet nyet mochte weesen, alsdattet dan
zal voor een codicille oft laeste wille oft een ordonnantie onsen goeden, alst best ende
vaste nae den rechte staen mach. Ende oft daer quaet verstant waer in dit testament
voors. oft codicille, dat sall staen tot verclaringe der prelaten voors. Ende bidden alle
heeren ende prelaten alsdat sy dit testament ter eeren Godts ende syelen salicheytt
willen helpen vorderen, als zy daertoe worden gebeden ende geeyschet.
Dit is geschiet toe Bolswert in Henrick Nannis zoens huys, opt jaer ende dach
voors., in tegenwoordicheyt der tuygen naebeschreven, hiertoe geroepen ende gebeden, als heer Allert, testamentarius, heer Bartholomeus, pastoer, meyster Haringh
a
b
B: ander.
B: hoeftl. pryesteren.
165
5
10
15
20
Donge, heer Wigger, notarius, Evert Lolle zoen, burgemeyster, Peter Tyalke zoen
ende Pyeter Jacobs zoen, burgers in Bolswart.
In een tuygh der waerheyt soe heb ick, Henrick voors., dissen onsen testament
besegelt met myn selffs segel. Ende om meerder vesticheyt deesen testaments voors.,
soe hebben wy, Henrick ende Katryn, gebeden den eerbaaren heeren, als heer Albert,
testamentarium, heer Bartholomeum ende meester Haringh Donge, onsen pastoers,
ende Evert Lolla zoen, burgemeester in Bolswart, dissen onssen testament voor ons
mede toe besegelen. Welcke wy, Allerdus, Bartholomeus, Haringh ende Evert, gedaen
hebben om Henricks ende Katryn beden wille, ende oick mede als tuygen hiertoe gebeden ende geroepen. Ende want wy, Pieter Tyalckes ende Pieter Jacobs, geen segelen
bruycken, soe heb ick, Pyeter Jacobs, gebeden heer Allert dit bryeff voor my als een
tuygh toe besegelen, ende ick, Peter Tyalckes, heb gebeden Evert Lolle zoon, burgermeester voors., dissen bryeff voor my te besegelen als een tuygh dissen testaments.
Daer wy, Allardus ende Evert voors. gedaen hebben om Peters ende Peters wille.
In den jaere ende op den dach ende stede voors.
Et ego, Wiggerus Petri, clericus Traiectensis diocesis, publicus sacra apostolica
auctoritate notarius, quia dictis omnibus et singulis hec sicut praemittitur fierent et
agerentur, una cum prefatis testibus praesens interfui, atque omnia scripta sic fieri vidi
et audivi ac in notam sumpsi, ex qua hoc praesens publicum instrumentum manu
alterius, me aliis occupato negotiis, fideliter scriptum exemplum confeci, subscripsi,
publicam formam redegi, signoque meo liniis meis solitis et consuetis signavi, in
fidem testimonium omnium sigulorum praemissorum, vocatus et requisitus.
Gecollationeert metten principale, in papier geschreven, ende daermede bevonden
te accorderen by my, ter ordonnantie van den Hove,
25
<ondertekend:>
C. Faber.
1591.
<M.a.h.:>
30
Desen andermael gecollationeert tegens gelycke copia, luydende van woerde tot
woerde zoe boeven verhaelt is, wordt desen oick daermede accorderende befonden,
by my, griffier,
<ondertekend:>
H. Baerdt.
35
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (1591, door C. Faber, later nogmaals voor collatie getekend door H.
Baerdt, naar A). GA Bolsward, Archieven Bolswarder lenen, inv. nr 125. Perkament. - C
(18de eeuw, naar B). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, 376-388.
Druk: a. Abma, Bolswarder lenen, 173-177 (naar C).
166
85
1514 februari 22
Attha, weduwe van Fecka
5
10
15
20
In nomine Domini, amen.
Int jaer vyfftienhunder inde XIIII, op Sinte Piters dagh ad Cathadram, hefft
gemaeck Attha Fecka weduwe hoir testament, codecill offte leeste wylle, in mynnen
tegewordicheit, her Claes, pastor nu ter tiet, testamentor, in Malcqwerem, indea Broir
Hidda zoenn inde Sipke Thomas zoen als orkenen hirin tho holdenn.
In dem ierstenn al wass sy sieck van lichgam gewest, nochtans syr wys inde vroedt
vann verstandt, soe hefft sy gegevenn Godt vann himelrick oer zyell, inde Synte
Lebuyn hair patrone kerckhoft hair lichgam. Inde dartho soe heff sy gegevenn inde
bsproecken eyn halff hoeff landts weyde, tot salicheit hoir zyell inde hair lyvenn
frundten sylenn, heff eyn ewichge memori gemaeck, gelegenn tho westenn over dat
Meer.
Inde oeck soe heff sy oeck thogelaecht Syba, hair swager, inde Bauck inde
Merkewa, hair beyde snarenn, elck besondeling eyn ynsce landt, gelegen in Naemkma
fenna. Item Beytya, myn dochter, sall hebben dat umfring naest myn bedt, inde myn
snaer Bytthia sal hebben eyn halff doeck. Dartho sal hebben myn twa dochterenn, als
Bytthya inde Bauck, myn klederenn. Darum sullen sy wynnen um Gaidess wyll XX
st. aen zyellmyssenn.
Nu al dynck sonder fallicant. In kentenis der wairheit soe heb yck, Nicolaus
voirsc., met myn, Broeder voirsc., inde Sypke voirsc. dit testament, codecill offte
leeste wyll besegell met mynner selffte handt inde segell.
<Ondertekend:>
Ick, her Claes Jacobs, ut supra.
Meus Aggas <h.m. 16>.
Jolthye Wybis zoen <h.m. 15>.
Boye Thomas <h.m. 3>.
Abba Sypkes <h.m. 1>.
Agga Douwes zoen <h.m. 2>.
Idts Tzalyncht zoen <h.m. 11>.
Tyerdt Douwes <h.m. 20>.
25
30
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Attha Fecka
weduwe testament salichge gdachtenis.
Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76.
35
a
Hierna doorgehaald: boer.
167
86
1514 juli 6
Foekel, salighe Agga Jongama dochter
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren vyftienhondert ende viertien, op den sesten dach in julio, want
ick, Foekel, salighe Agga Jongama dochter, die werlt wil laten ende overgheven, ende
Goede almachtich by die gheestelike susteren toe Nazareth by Idzegae beghere toe
dienen, soe hebbe ick by vrye wille ende welberaden sinnen, by raede den eerbaren
broeder Teodardus, prior der crucebroederen binnen Sneeck, ende Eda Jongama, myn
oem, ghemaket myn testament, codicill of uuterste wille of een scickenisse ende een
ordinancie mynre gueden ghemaket, hoe dattet alderbest nae den rechten, syd ende
pleghe staen mach, mit solempniteiten of sonder solempniteiten des rechtes, in teghenwoirdicheit der tughen onderghescrn, in manieren naescreven.
Ten eersten, want die pater ende mater ende die susteren toe Nazareth my minlick
ontfanghen hebben totter oerden, ende hebben my om Goedes willen een stede verlienighet om God almachtich mit horum toe dienen, soe gheve ick dese susteren ende
convent voerscrn myn leven lang toe bruken die elftehalf golden gulden renten jairlixe
in Bosummer gae daer Dirck Syes nu ter tyt op woent, my van myn salighe vader
achterghelaten. Item daertoe gheve ick dese susteren ende convente voerscrn die
anderhalff enkelgolden gulden jairlixe renten, legghende in Joirwirder gae, in dat guet
daer Jacop Hezens nu ter tyt op woent. Ende die dertich golden guldens eens die
Scelta Anla toe Sexbierum my sculdich is van myn salighe moeders weghen, sal men
mede legghen an renten tot profyt der susteren ende convente voerscrn. Dese
voerghescreven landen ende renten sullen die susteren ende convente voerscrn hebben,
bruken ende besighen tot myn lyffstont, men nae myn doet sullen die susteren ende
convente voerscrn ewelick ende erfflick holden ende hebben ende selven van die
lantsate boren ses golden guldens jairlixe renten uut die elftehalf toe Bosum daer
Dirck Syes op woent, ten waer dat Laws, myn broer, ende Doed, myn suster, die
convente ende susteren voerscrn andere nowlike landen ende renten in ander vuech
leverden, daer dat convente voerscrn an noeghede. Ende die renten ende landen die ick
dat convent voerscrn gheven heb tot myn lyffstont, will ick oec dat die conventesluden
selven die lantsate sullen boren. Des beghere ick dat men op myn jaerstont tot
ewighen tyden een ewighe memorie int cloester wil holden, voer my ende myn lieve
vader ende moeder ende myn vrienden, mit missen ende vigilien.
Voertmeer make ick erve tot alle myn anderen gueden die toevoren niet besproken
syn, replick ende onreplicke, Laws, myn broer, ende Doed, myn suster, op condicien
als dat Laws voerscrn sal hebben die twie deelen, ende Doe<d> sal hebben die
derdendeel van alle myn gueden, replick ende onreplick.a
Dit altesamen als voerscrn is wil ick, Foekel voerscrn, dattet sal wesen myn
testament, codicill etc. als voerscrn is, ende ick wilt gheholden hebben van myn broer
ende myn susters ende van alle man in allen syn articulen, by pena voerbor[t]enisse
a
Hierna doorgehaald: Ende waert byalsoe dat Laws ende Doed voerscrn storven sonder
blikende boerte, soe wil ick dat die twee delen van dese gueden ende renten voerscrn
sullen weder comen totten cloester voerscrn, ende dat derdendeel sal comen op myn
sibste bloed.
168
5
des erffscips tot profyt Sunte Marten, patroen in Sneeck, ende die patroen toe Bosum,
half ende half dat toe delen, die niet holden en wil.
Hyrtoe heb ick gheroepen oirkenen ende tughen, als den eerbaren broeder Teodardus, prior, ende Eda Jongama, myn oem, ende beghere dat sy myn executores tot myn
testament willen wesen, dat alle ding ghesci als icket ghemaket hebbe.
Ende beghere mede dat sy dit testament voer my willen beseghelen. Dat wy, broeder Teodardus ende Eda voerscrn, gheerne ghedaen hebben om bede Foekeles voerscrn.
In den jare ende dach als voerscrn is.
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 342.
Met opgedrukt zegel: 72. Het aangekondigde zegel van Eda Jongama ontbreekt.
10
87
1514 juli 17
Gabbo Riptema
15
20
25
30
Meister Thiaert, heer Florys, vicarien in Dockum, Tiepka to Hwe [aldeer]a, betugen ende bekennen myt desen brieff hoe dat salige Gabbo Riptema, liggende in syn
doitbed, cranck van lichaem ende wal wetende syner vyff synnen, hefft wederommegeropen een artikel in syn testament, dat hesulffs myt syn eygen hant hefft geschreven
voir synen doit, welker artikel aldus inholt ynt principael: Item aeck besprack ick da
lyffrenten myn twa susteren toe Syon als hya lyves byleta, tot profyt da armen tho
Dockum achtien arensgulden rentha tho Nyaweer de Doythia in da heer haet.
Desen artikel vors. hefft salighe Gabba revoceert als vors. is, ende seide tot ons
vors., thoropen orkenen, dat dese achteen arnsg. renthen vornoemt solden blyven de
helffte tot Syon ende die ander helffte tot Hierusalem offte Gerkenscloester tot ewigen
tyden nae suster Froucke ende suster Oeden doit, in der eer Sint Bernardus ende
memorie salige Gabba susteren ende syns lieven broeders, broder Sypke tot Gerkescloester.
In oirkunde deses breves heb ick, meister Thyaert, ghebeden den eersamen heer
Florys, myn convicarium, desen brieff unde myn eygen hantschryfft tho beseghelen.
Des ick, her Florys, om synen willen ende mede van selves wegen gedaen hebbe. Ende
ick, Tyepka thoe Hwe, borger in Dockum, heb gebeden den eersamen Thyaert Uppendyck, olderman nuu ter tyt in Dockum, om dese wairheit unde brieff thoe beseghelen.
Des ick, Thyaert, om syner bede wille ghedaen heb.
Int jair Ons Heren dusent vyffhundert unde viertien, des maendaeges nae Twaleff
Apostelen dach.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw). RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv. nr 49. In dorso,
m.a.h.: Copie. <M.a.h.:> Revocatie van een articul eenes testaments van Gabbo Riptema,
by twelcke dat convent Jeruzalem gemaeck wert de helfte van 18 arentsgl. ende dander
helfte tot Sion jaerlycksch <m.a.h. verbeterd in: eeuwige> rente. 1514. No. 11.
Druk: a. GPCV II, 301.
35
40
a
In B thans onleesbaar door beschadiging, aangevuld uit a.
169
88
1515 mei 17
Jan Meynert zoen
5
10
15
20
In den name Godis, amen.
Int jeer Uus Herens XVc ende XV, dy sawntenden dey in mayo, Jan Meynert zoen
is fandelt van den almachtige God overmits cranckheit syns lychamis ende onmachticheit synre tonge van sprecken, nochtans redelick vorstandil van zinnen, hat byffellen syn broren, als Hermen ende Reyner, syn affterletena guden in alle tingen. Des
soe habbet Hermen ende Reyner in syn namme byscriuwa leten syn leste uille ende
byjeerte, by guede lyodena reed, in maneren neysn.
Int aerst byfelt hi den bermhertige God syn ziel ende dae eerde dat lichaem, to
resten up Sunte Johannis tzerckhoff toe Huusum. Ende byspreckt Sunte Johannes acht
enkelgn ende Uus Lyaf Frow een enkelg., persona een gouden kroen, her Hilbren een
enkelg., ende een enkelg. toe wyn ende oblaten toe Huusum. Item sexteen jeradeel.
Item dae fyouwer bidden oerden elcks een rynsgn, uutseyd dae observanten toe
Lyowert schillet habbe fyff enkelgn toe datyeen deer hya habbet, ende dae jacopinen
toe Lyowert schillet habbe trya enkelgn toe datyeen deer hya habbet. Item int Suurtremdeel elck tzerk een stuuver ende elck presbyter een stuuver. Item Bergama
claester schil habbe al renten, soe graet ende lyttick deer Jan caepet hath in Ryttzerts
gued toe Bergum. Item Aylsumma claester een eenkelgn. Item Sunte Katherine tzerk
toe Lyowert twuer enkelgn. Item her Feddo, persona toe Lyowert, een enkelg. Item
Albert toe Lyowert een enkelgn. Item dae eermen twuae schyr hael leckenen toe heerst,
ende tree enkelgn aen scoen ende braed, etc.
Origineel (A) niet voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 67, naar A?). GA Leeuwarden,
Archief Hervormde Gemeente Huizum, inv. nr 8.
Druk: a. Van Borssum Waalkes, Kerkelijke toestand Huizum, 54-55. - b. OFO IV, nr
225.
25
89
1515 oktober 13
Juffer Joest
30
35
Ick, broer Pieter van Alckmaer, onwerdich gardiaen toe Galileen int observantencloester binnen Lewerden, doe konde ende gheef te kennen allen menschen, gheestlyck ende waerlyck, hoe dat juffer Joest een mael of drie oetmoedelycken heeft
ghebeden om ontfanghen te wesen in die derde oerde ons heylichsten vaders Francisci.
Anmerckende dan haer oetmoedighen bigheerten, vuyrighe meninghe ende salicheyt
haerer sielen, soe heb ick uut sonderling oerloff onsen eerwaerdighen vaders broer
Luytgen van Groninghen, vicarius ende overste alre minrebroeren van der observantie
binnen die provintie van Colen, desen voerscr. juffer Joest int jaer van XVc ende XIIII,
daechs nae Sinte Lambert, ghegheven haer proeveljaer, ende int jaer van XVc ende
XV, daechs nae Sinte Lambert, onfanghen totten professie desselfden derden oerdes
170
5
10
15
voerscr., in die teghenwoerdicheyt van broer Marcus, pater toe Aelsum, ende Gheel
Allerts, mater aldaer.
Ende soe heeft desen voerscr. juffer Joest haer testament ghemaect in onsen theghenwoerdicheyt, ende int sonderlinck soe heeft sy ghemaect dat voerscr. cloester te
Aelsum erve van al haer ghueden, ruerlyck ende onruerlyck, des uutghenomen dat sy
solde tot haeren sielen salicheyt sommighe cloesteren ende personen int sonderlinck
tot haeren ghuedduncken een legaet ofte testament maecken. Ende dit is gheschiet naet
beveel des reghels voerscr.
Ende ick, broer Peter voerscr., uut beveel ende mach voerscr., heb mit haer voerscr.
dispensiert int habyt des reghels, uut saecken die sy ons heeft allegiert, welck ons
duchte nae onsen schamelen verstant redelyck te wesen.
In orkunde dan deser vasten professie ende haers testaments ende onser dispensatien ende des beveels onsens eerwaerdighen provintiaels voerscr., soe heb ick, broer
Pieter, gardiaen voerscr., desen ghetuychbrief ghescr. mit myn sulfs handt, ende opten
rugghe des briefs tseghel myns officys ghedruct ende ghesat.
Int jaer van XVc ende XV, saeterdaechs nae die octave ons heylichsten vaders
Francisci.
<Volgt afschrift van een akte betreffende de opname in Aalsum. Daaronder:>
20
Dese twie uutscriften, hiervoer scr., concorderen van woert tot woerdt mitten
seghelde brieven voerghenoemt, welck ick, frater Petrus van Alckmaer, gardiaen voerghenoemt, heb in onsen bewaringhe ende mit myn eyghen handt alsus heb uutghescr.
Ende om alle gheloef daervan te gheven, soe heb ic myn ghewoentlyck handteycken
hieronder gheset.
Anno XVc XX, opten laetsten dach aprilis.
<Ondertekend:>
25
Frater Petrus Alckmarie [***]a manu propria.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1520 april 30, door Pieter van Alckmaer, naar A). GA Leeuwarden, Oud
Stadsarchief, L-nrs, inv. nr 36. Op hetzelfde blad een afschrift van een akte waarbij broer
Marcus, pater in Aalsum, en Gheel Allerts, mater aldaar, Joest Willems dochter in hun
convent opnemen als provenierster. In dorso een specificatie van de aangekondigde legaten
(zie nr 108).
De datering heeft betrekking op de akte van broer Pieter van Alckmaer. Het testament
moet zijn gemaakt vóór de professie, die plaatsvond op 18 september 1515.
30
35
a
Afkorting: gll?
171
90
1516 januari 13
Douwe Harinxma
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In den jare Onses Heren XVc en 16, den 13 januari, omtrent 12 uyr te midd[ey], so
hebbe ick, Douwe Harinxma, aengemerkt de sekerheyt des doot en de onsekerheyt des
ure van dien, om den toorn Gods tontgaen en den barmhartigheyt, gratie en vergiffenis
der sonden te verkrygen, soo hab ick, hoewel cranck van ligham, maer sondt en
maghtigh van sinnen, gemacket myn testament, laeste wi[l], codicil, oock schenkenis
der goederen, soals best na gewonte deser landen staen can, en wil dattet sal stal hebbe
in alle syn delen, sonder enigh verbrick, en ofte ymant van myn vrunden hier naet
me[y] tevreed weer en het testament haet wolde scaden, dat hy syn legaten en erfscip
hiermey verbert habbe tot profyt der armen.
In 1 beveel ick God almaghtigh myn ellendige siel, Maria, syn gebenedide moeder,
en alle Gods heylige. Begere myn legerstede in den convent Thabor in de graete tierke
by Sint Anna altaer, by sal. Ayl, myn afte syd, en hiervoor en aeck voor een eewige
memory, als voor my, voor sal. Ayl, myn wyff, en voor Haringh, us soon, to haelden
op uus jaertyden mit vigilien en siongende missen in den convente nay gewoon[te] der
ordre, en hiervoor bispreek ick den convente Thabor voirs. 15 enkele gulden renthe
uyt 2 saten te Wons, als to Broytsma 12 enckele gulden renthe en uyt dat gued te
Hayum 3 enkelgulden jerlyx.
Item myn patroon, Sint Cristophor en Sint Wiro, 41 enckle gulden togarra als sy
temmerie en eer naet, en dat lisse ick op Graelda guedt, dan van da renthen to nymmen
vor Haringh dat voor naet bitellit. Item al de gulden in Heegh der ick in ben, elck 3
enkle gulden eens. Dat Heylige Cruys 3 enkelgulden om te stofferen. Item de nackte
Jesus oppet hoff 1 enckelgulden. Item de 4 biddende order en die crusbroeren elck 1
enckelgulden. Item in uus deel alle tierken eerlyck boeckingha, als 3 st., den pristeren
desselve fawerhael. Item alle clooster in us deel een hael enckle gulden en een vol
voor Ayl. Item elck prister in Heegh een enckelgulden, als dat vratyd Ail een voor
haer efterdiden, en den pristeren voor sielmissen, grefgongh, en den personner 2
enckelgulden voor efterdiden en silmisse als voors. Item bespreck ick de fiaewer
pristeren in Heegh oerhael pondemate in Abbinsscaer voor een ewige memorie op
myn jeerstont, en so schillet hya alle jiren op myn jerstondt in Heegh tierke elck voor
haerself van disse rinthen presentere buter en braed voor een sickerburger, en that der
oer rintht schil de 5te prister habbe.
Item Jisck, myn night, bispreck ick 1 niewe tabbert, en hare bern elck een nie
tabbert, en bid haer om Gods wille, hab ick haer to nay gaen, datse my dat verjoun,
want ick volle om har en haer broeren wille dien hab. Item heer Tjard en Haringh,
myn miegen, sovolle penningen als hair comt nay luyt iens brieff van salige Popck
hayraa aldermoeders afterlittene gouderen hiare part, ende sy myn erwen en my dan
een woonlyck quitinge to jaen, en bid har om Gods wille, of ick her tecort dien hab,
a
C: Fopck Haya, met hoofdletters en afkortingsstreep boven Haya, waardoor de
familienaam Hanya wordt gesuggereerd. Noch Douwe zelf, noch Tjard en Haringh,
kinderen van zijn broer Hartman, hadden een grootmoeder Fopk Hanya. Bedoeld zal
dan ook zijn de moeder van Douwe en Hartman, Popck Popma. Zie UvB, f. 46v.
172
5
10
15
20
25
30
35
40
my om Gods wille te werjaen, en des bispreck ick haer elk een nieuwen eerliken
tabbert. Item de prior de Walseyndt bispreck ick den besten gulden penningh der in
myn gild te Swol is, om voor my te bidden.
Item oeck so wil ick, Douwe voirs., in craght deses testaments als datjen der <ick>
naemaels beschryon heb in een codicil, ofte onder myn ayn hand of signet ofte oock
onder en burgen twier ofte een goed mans sigel bischrion lit, jef in dese testament niet
vermeeret jefta vermonde, dat schel stand halden trogh jest dat hyer van woort tot
woort in schrioun stiet, en dat testament darom in syn oer punten nouwlyck sal
blieuwen.
Item bispreck ick den armen 50 hornsche, in 5 jeren te betellien.
Item so meyts ick erf van alle myn goederen, vooren naet bispritsen, repplyck en
onrepplyck, gold, sulver, land, sand, Haringh, myn soon. Befel hem den prior en
supprior in Thabor may den executors, en wil dat hi te school gaen schil en hab syn
naedreht van die renthen, en van die ore renthen schil syn schulden betellie. Item aeck
so wil ick dat, wer dat saeck dat Haringh, myn soon, sterft onjerig ofte intestatus en
sonder kinderen afteyn, dat dar 2de diel van alle Ayl en myne renthen en der kapalanden schillet wisse to claesteren, tiercken en eermen, tot dispositie van myne
executoren, en da ore 3de schil come to myn suster en broers bern.
En ware van myn vrionden contrari deth, syn erffnis dermey verboer te habben, tot
executors dispositie, ter aermen profyt.
Item executores myns testament meyts ick den eerbaren meester Albert tot Tirns
en Haringh Hartmans soon, myn meegh, dat hy by reed en help van Johanis en Werp,
prior en supprior van Thabor, willet dit testament exequerie, en ick bespreck haer elck
2a enkele gulden, en oft dat hare te lest ghevel, so begere ick dat haer Goslyck
Jongema dat hy dat dan trogh syn, als ick dat op hem betrouw, en alsdan schel hy voor
syn onliud en kosten haba 20 enckelg.
Hir wr en oen habben wissen tiougen, deerto ropen en beden, als heer Johan, prior
tot Thabor, meester Albertus, curatusb van Teerns, Edo Jonghema, her Worperus,
supprior in Thabor, Pither beltsnider, Sipck Aecka zin, borgeren van Snits, Buwe
Abbis van Isbreghtum en Hemma Jonck in Heegh, gewoonlick madme.
In oorcunde der werheyt hab ick, Douwa, dit testament bisigla may myn ayn
signet. En om maer vestigheyt hab ick aeck biden den eerbaren heer Johan, prior tot
Thabor, meester Albert tot Teerns, Ede Jongema, als tiougen dit testament ock te
bisiglen. En wy, Werperus, Piter, Sipcka, Bua en Hemma als tiougen bidden aeck den
prior, meester Albert van Teerns en Edo Jongema dit voor uus te bisigelen, want wy
nen sigel brucken. Deer wy, Johann, Albertus en Edo, siglet habba als tiogen en ter
bede Douwe en Werperus, Piter, Sipcka, Bauwa en Hemma voorsc.
Dit is dit schyde en lyde in den convente Thabor by Snits in de capelle, opt jeer,
day en tyt voorsc.
Gecollationeert met syn principale, int franchin geschreven, met 4 segels in groene
wasse uythangende nogh meest geheel versegelt, nogh meest geheel, en concordere,
by my, W. Buwalden subscripsit.
a
45
b
Staat aan het eind van de regel. Het papier is afgebrokkeld, dus mogelijk heeft er 20
gestaan, naar analogie van het hierna genoemde loon van Goslyck Jongema.
C: curator.
173
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door W. Buwalden, naar A). Niet voorhanden. - C (17de
eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 1323c,
f. 45r. Opschrift: Copie van copie testament van Dowe Harinxma.
De tekst is op diverse plaatsen corrupt. Kennelijk had de afschrijver moeite het Friestalige testament te lezen of te begrijpen.
5
91
1516 oktober 17
Janken, weduwe van Douwa Feddes
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Anno eiusdem nativitatis millesimo quingentesimo sextodecimo, indictione quarta,
mensis octobris die decimaseptima, hora quarta post meridiem, pontificatus sanctissimi in Christo patris et domini nostri domini Leonis, divina providentia pape decimi,
anno eiusdem quarto, etc., in mei auctoritate apostolica notarii publici et testium
infrascriptorum ad hoc specialiter vocatorum presentia etc., is gekomen in convent
tAelsum Janken, Douwa Feddes achtergelaten weduwe, starck van lychaem ende
cloeck van verstande, myt vryen wille, ende heeft overgedacht datter ons nyet sekerre
is dan die doot ende nyet onsekerre dan die ure des doots, ende heeft gemaect oir
testament, laitste wille ofte codicille in manieren hiernae bescreven.
Ick, Janke, bevele God almachtich, Marie, die moder Gods, myt allen synen lieven
heiligen myn ziell, ende myn lychaem der erden, van welcken dat gekomen.
Ende make erfgenaem mynre gueden myn dochter Kathryn, uytgenomen die legaten hiernae volgende.
Soe bespreke ick myn patroen Sunte Marten to Boilszwairdt een halve pondemate
landts to Lutike Knossens in Agge guet, off eens ses golden g. Item seven jairdeell van
een lopen weyts ende tiendehalve stucke botters. Ick bespreke den rechten armen to
Boilszwairdt vyftehalve pondematen landts, liggende to Lutike Knossens, uytgekomen
van Symon Mathys soen. Dat convent tAelsum bespreke ick vyff pondematen landts,
geleghen to Luttike Borch, dair dat convent voirg. in heeft vyftien pondematen, ende
dit convent voirg. van stonden aen nae desen dach dese vyff pondematen to besitten
ende to bruycken in der ewicheit, tot een ewighe memorie voir myn ende mynre vrunden zielen, all wairt oick saick dat ick, Janken voirg. int convent voirg. nyet en bleeff.
Den mynrebruederen bynnen Boilszwairdt bespreke ick vier golden gulden eens. Den
vier biddende oirden een igelick eens een horntgengulden. Sunte Anthonius gasthuys
bespreke ick enen golden g. Sunte Marten, patroen te Franiker, eens een horntgeng.,
ende den crucebruederen aldair oick een horntgengulden. Item den susteren to Oghencloester bespreke ick een horntgengulden, ende die schulden welcke sy my schuldich
syn, gheve ick hem quyt. Den witten susteren bynnen Boilszwairdt bespreke ick een
oirt golts, ende den proest een oirt golts.
Baucke, myn nichte, een silveren lepell, ende Fedde, myns kynskynt, oick enen
silveren lepell. Item Tryn Peters dochter sall hebben eens viertich horntgeng., ist saick
dat sy oir wail regiert, mer regiert sy oir qualicken, soe sal sy nyet hebben. Item myn
suster dochter Hid sal hebben een blau leysche tabbert.
174
5
10
15
Den besegelden brieff welcke ick gegeven hebbe to Boilszwairdt totten seven
ghetyden, rope ick myt desen mynen laitsten testament weder ende make den tonyet.
Dit testament, laitst wille ofte codicille sall achtervolgen ende voldoen myn
dochter Kathryn myt oren man Hessel Epes.
Dit is myn testament, laitste wille ofte codicille, welcke ick will geholden hebben
sonder enighe inbrekinghe ofte wederseggen, wairomme in vasticheit deser punten
voirscr. heb ick gebeden der eersamen heer heer Reytgo, notarium ende prebendarium
toe Irnsum, in teghenwoirdicheit deser tughen naegescr., als heer Marcus, pater
tAelsum, heer Johannes Scotus, heer Jacobus van Amstelredam ende heer Peter van
Well, aldair mede priesters, heer Derick Fransoen, pastoer to Irnsum, ende heer
Henrick Clynse, pastoir in Aldetrynda, hierto geropen ende gheeyschet, dat hy dit
wolde myt syn gewoenlicke notarius hanteyken onderteykenen ende bevestigen.
Twelck ick, heer Reytgo, notarius voirg., om Jankens voirg. ende der tughen bede
wille gheerne gedaen hebbe.
Anno, indictione, mense, die, hora, pontificatus etc. quibus supra.
a
<n.m. 8> Collationata est presens copia, et concordat cum suo originali, quod ego,
Reytgo, auctoritate apostolica publicus notarius, attestor signo meo consueto et manu
mea propria.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (door de notaris die ook A vervaardigde, naar A). RAF, Archief Klooster
Aalsum, inv. nr 39. Perkament.
Druk: a. GPCV II, 338-339.
20
92
Hessell Martena
25
30
35
1517 maart 21
bezegeld 1517 maart 23
Inn die name Gods, amenn.
In den jare van der zalige gebortenn Ons Lieffs Heernn Jesu Cristi dusennt vieffhundert seventhien, upten een ende twintichstenn dach des maents martii, omtrent vier
urenn nae middach, ter fiefften indictienn, bynnen myn huiss inn die stoeff, der
pontificatienn ons heilichste vaders inn Christo ende hernn Leonis, vann die name na
der godliker vorsienicheit die tiende paus, inn synn vieffte jaer, regnierenn die
aldermogenste, victorioste, glorioste forst ende prince Maximiliano, keiser des
Heiligenn Rycks etc.
Ick, Hessell Martena, ritter, bedennckenn der menschenn gebrecklicheit einde der
natuuren krannckheit, dat menn dickmaell, besonder inn verne lange pilgrimagien als
tenn Heiligen Lande, mach fallenn inn manige periculenn des levents, heb ick, vorsnn
Hessel, uyt myn vrie eigenn wille, mit welverdachte sinnen, gudtsmoets, sond ende
a
De rest met dezelfde hand, maar in donkerder inkt.
175
5
10
15
20
25
30
35
40
45
machtig God loeff van lichaem ennde verstandel van sinnen, Godt erst om gratie
biddende, gemaect, ennde want ick nuu mit veel saekenn bekummert bin, van myn
hemelike ende getroue vrint meister Henrick, onss vicarien, inn naegescreven manieren dit myn tegenwoerdich testament bescriven laten, updat tuschen myn kyndern,
vrynden, lagatarienn off anderen diets angaen moecht, geen tuist, hath, nyt off pleyt
alst dickmaell valt omt tytlick guet, verryse off geboere, daer myn arme ziele moechte
last, hinder, verdriet off verlettinge om krigen. Ende tot volcommender effecten ende
seckerheit off vasticheit vann desenn roep ich weder alle andere testamenten,
codicillen, donatien off gifftinge, hoe ende inn wat manieren ick sulcks vorrtyts vor
datum disses moecht oeck mit derogatoriall clausulen gemaect hebbenn, dat desse
mynn laeste ende uyterste wille mocht contrary, schaedelick off hinderlick wesenn,
will ick, Hessell vorsn, dat sulx alles al van geener waerdenn ende gans nieth, mer dit
testament off myn laste wille alleenn sall vast ende volstandich wesenn ende bliven
innt eynde mins levents. Off ick oeck all andere testament, codicill, ander gifftinge off
laeste wille contrary maecte, will ick dat sulck geen macht off effecten boven dit off
to hinder diss hebbenn sall, ten sy sake dat dit testament worde van wordt tot wort
oeck die gebenedide naeme Jhesus ende synre alderheilichste moeder ende maeget
Marienn, Sinte Gregorius, Ambrosius, Jeronimus, Augustinus, Cristofferus woerden
naemlickenn daerinn gescrevenn.
Inn den eersten tot wat tyde dat ick offlivich worde, Gods gebodt vervulle, will
ende bespreeck ick dat men sall geven vor myn ziell tot alle kercken inn die Vyff
deelenn ende Lewerderdeel, oeck binnen Franicker ende Lewarden, itlick kerck III st.,
itlick prister twe st. Item up myn begangeniss ende maenstond sal menn alle pristers
die dan koemen ende misse doenn off doenn willenn vor myn ziell, geven dry stuvers.
Item vortt bespreck ende will ick dat men die mynrebroers off observantenn to
Lewardenn binnen dry jaernn nae myn doet geven sall driehundert enckellgolden
guldens. Daervor sullenn sy int ewich durende daglixe memorie vor myn ziell, ende
noch up myn jaerstond eenn singende zielmiss upt hoegaltaer, oeck ander vieff
lesende missen inn die eere van die heilige vyff wonden Cristi jaerlix int ewich, vor
myn ende alle ghelovige zielenn zalicheit, oeck dags toevornn vigilie doenn als vorsnn.
Ick bespreeck die observantenn toe Boelsuert voer memorie ende missen dat jaer doer
dertich golden guldenn ens. Item ick will ende begere dat men die predicanten toe
Lewarden sall laetenn volgenn die landen ende renthenn die ick kofft heb vann
Hendrick Reme Hanseme noeff toe Belkum, nae luyt myn briven die my die
predicanten vorsn dusslange hebben ontholdenn, will ick dat myn erven die vorsn
broerenn die breven sollen overleverenn, ende bitten den prior ende conventualen dat
zie myn arme ziell inn haer missen ende guede werckenn niet willen vorgeeten. Item
Onss Lieve Vrouwebroeders inn der Ilst bespreeck ick vierdehalff ennckelguldenn, dat
zie daervoer ann zielmissen ende ander guede werckenn mynn ziell voeldoenn. Item
desgelyck bespreeck ick die broeders tot Woldesende anderhalff golde fl. Item inn
vorsn maniere bespreeck ick die broernn tot Appengedam ein golden fl. Item ick
bespreeck die kerck tot Franicka viertich goldenn fl. Item die crucibroeders tot
Franicker bespreeck ick, alsie hoer kerck mackenn, tsestich golden florenen. Darvoer
sollen sie int ewich up myn jaertyt des avents vigilie ende des andernn dags ein singen
misse upt hoegolter ende dry lesenn missen holdenn off doenn. Item die kerck toe
Betgum bespreeck ick ens dertich golden fl. Item die kerck toe Kornium, daer ick in
die font weest off kerstindt bin, vyff ende twintich goldenn fl. Item dat cloester toe
Aengum bespreeck ick vieff ende twintich golden fl. Item dat cloester toe Liedlum
176
5
10
15
20
25
30
35
40
45
bespreeck ick tachtich golden fl. Item dat cloester tot Lunenkerck bispreeck ick vyff
endea golden fl. Item dat cloester tot Klericamp bespreck ick vyff ende twintich
golden fl. Item dat cloester tot Mariengaerdt viefftienn golden fl. Item dat closter tot
Betlehem tien golden fl. Item dat closter tot Syonn sess golden fl. Item dat closter toe
Gaernaerd sess golden fl., darvan sal myns broers tochter hebben die twe. Item dat
cloester toe Gronedyck twe golden florenen. Item dat susterncloster toe Stavernn twe
golden fl., ende Encke ende Ansch, Heere Hottinge ende Jelck myn susters dochter,
elck twe goldenn fl. Item Oegecloster als die weer tymmerenn dry goldenn fl. Item
foerd alle olde closternn vann mannen ende junckfrouenn die ick nieth besprockenn
hebbe, bespreeck ick ein goldenn fl. over Oestergou ende Westergou. Item alle nye
cloesternn van mannen off junckfrauenn, toevoernn niet genoemt, bespreeck ick itlick
over Oestergou ende Westergou viertienn stuvers.
Item noch maeck ick tot Franicker inn Sinte Mertens kercke twie ewige singende
missen alle weeckenn, die eene des saterdaegs vroe tot sess urenn up Onsse Lieve
Vrou altaer ter Noet affter staende, die ander up des mandachs, oeck tot sess uurenn,
inn die capelle up die Hillige Dry Koningen oltaer. Sollenn beide missen vor myn,
myn wyffs ende beyde myn olders, sampt alle geloevige zielen gedaenn wordenn.
Hiermede sall belast syn alltyt diegeene to bestellen die myn huiss besittenn off
toebehoernn sall. Daervoer belast ick mynn paert huyss mit die scure ende hoevenn,
dat daervann innt ewich sollen dese vorsn twee missen onderholdenn wordenn. Item
noch bespreeck ick tot ewigenn tydenn dat menn sal gevenn up myn jaertydt ann
broet, butter, laeckenn ende ander noturfft den rechten armenn tot Franicker sess
florenen, ende dat oeck diegeenn besorgenn sall die up myn huiss woent hir inn
Franicker. Daermede belast ick myn part huisen, scuren ende hoeven, dat zie dat also
sullenn onderholdenn. Item vort bespreeck ick tot ewige tydenn ende macke dat men
altyt up myn jaertyd des avents toevornn sall laetenn vigilien doenn voer myn arme
ziell. Van alle priesternn die comen ende vigilie mede lesen, sall elck tot presencie
hebben eenn brasspennick, des morgens broeth, butter off fleisch, als dat gewonlick
iss over ein ritter off edelmann, sal men des daegs singen een zielmis upt hoegaltaer.
Die priester sall hebbenn vier st., alle ander priesteren die coemenn ende misse doenn,
sullen hebbenn twe stuvers. Item den pastoer toe Franiker bespreeck ick vyff golden
fl., oeck soeveell mester Henrick, her Wybe twe fl., mester Aessge een fl., elck ander
priester inn Franicker tualeff stuvers ende her Jann to Dongum ein golden fl. Item als
die legatenn voldaenn sindt, beger ick ende will dat myn lieve wyff noch sal geven
twehundert golden fl. daer men binnen dry jaern nae myn doet renten mede koepen
sall, tot nut ende profyt den rechtenn armen toe Franicker, Kornium ende Nilandt by
Boelssuerdt, eenn yglick nae advenant jarlix om toe deelenn om Goeds willen.
Hirvann sall diegeen overste weesen die up mynn huiss woent tot Franicker, is hie
anders vann myn geschlacht.
Item so bespreck ick myn lieve wyff myn paert van myn huisen, schuren ende hoevenn inn Franicker tot hoer liffstondt, ende dat toe bewoenenn ende toe gebruickenn
tot hoer wille, daertoe alle koeplanden die wy gelyck hebben, oeck alle gelt, golt ende
sulver, mitsampt alle insculden daer men ons mitten andern sculdich is, tuelck sie all
beholdenn sall tot hoer lyffstondt. Ende als sie starfft, myn paert van huiss, scuiren
ende hoeven, mitsampt die coeplandenn ann myn kindern die ick achterlaet glyck,
a
Hier is ende overbodig, of er is een getal vergeten.
177
5
10
15
20
25
30
35
40
45
doch myn part huisen, schuren ende hoevenn sullen fallenn als naegescreven staet.
Wat ick oeck van die koeplanden ende gelt min kindern maeck, sall myn lieve wyff
mede toevreden wesen, ende die erven nae myn begerte volgen latenn ende betalen up
dagen als ick dat maeck. Item soe sall oeck myn lieve wyff alle uutsculden ende
bespreckinge betaelen, alle lasten uutdragen daer ick maech die luiden toekoert gedaen
hebbenn, uuytgeschloten wat ick gedaen heb int Groniger orlech ende in m.g.h. van
Saxen off des Konings Mats. van Spannien etc. orloch, dat will ick my nit annemen,
want die van Groningenn mit die stedenn ende landen inn Oestergoe ende Westergoe
hadden een verbondt gemaect, ons met die stat Franicker mit ytlick herscapenn die mit
den ander hilden, to dringen onder hoer verbont off ons uuyt die landt toe jaegen,
daerdoer dat zie my ende myn lieve wyff ende kyndern grote schaed gedaenn hebbenn
mit hoer verbontssluidenn, over die sessdusent enckell golden guldenn, ende wolde
well dat zie my ende myn wyff woldenn voldoenn den groetenn trefflicken scaedt daer
sie ons hebbenn gedaenn o<n>verdient.
Item ick maecke myn kindern die ick word achterlaetenn nae myn doet, erffgenaemen inn manierenn ende gudenn naegescreven. I<n> den erstenn sal Sits, mynn olste
dochter, voer hoer deell erffscaeps hebben Hoernster staeten mitten steenn. Daertoe
viertich pondematen oldland, die nu toe huir geldenn twintich golden fl. Oeck noch
twe en dertich morgenn upt Bildt, nae luidt m.g.h. hartoch Georgiens brive ende
segell, die morgen gereckent up twe fl., maect inn summa LXIIII fl. Mackenn beide
summa van oldland ende nyland off billand vier ende tachtich fl. Noch daertoe Dode
Meues zoens guedt tot Dycksterhuysen, dat nu gelt toe huir twe ende twintich fl.
Maekt in alles hondert ende sess fl. rentenn.
Item ick geeff Jell, myn dochter, voer hoer part erffscaps Kenge gued toe Englum,
ende lecht tot die Toerns, end<e> geldt nu toe huir acht ende twintich golden fl. Noch
Jann Peter zoen guedt to Englum, daer Reninck Hattye zoen plach up toe woenenn,
gelt toe huir vier ende twintich golde fl. Noch Scheltinge gued to Englum, gelt
vyfftien fl. Noch Lywe Broerss zoen gued toe Beetgum by Melle werom, gelt nu
achtien fl. acht stuvers toe huir. Noch Timen Zyurd zoen gued toe Wier, gelt toe huir
tualeff golden fl. XIIII st. Noch uuyt Blesse Ryoerd zoen gued toe Dicksterhuysenn
sevenn fl. elff st. Maect inn summa hondert vyff fl. rentenn vieff st.
Item ick byspreeck Kuneerke, myn dochter, ende wyss hoer voer hoer erffscap
uuyt Bawk gued in dae Hammern in Beetgum, gelt toe huir sestien fl. Noch Syurd
snyders gued by die olde Bildyck in Beetgum, ende geld to huir vyff fl. Noch die
landen die Thiaerd Sepke zoenn hefft to Dycksterhuysen vann my toe huir, gelden
jarlix seven fl. XII stuvers. Noch anderhalff pondematen by die wech van die Bunn
nae Melle weern, daer Bauke Epe zoen hefft, gifft daervoer toe huir ein fl. Noch Wibe
Obbe zoenn steed toe Betgum in die buren, gelt toe huir XIIII st. Noch Thierck Jetie
snyders zoen steed toet Beetgum inn die buren, gelt to huir XIIII st. Noch Jelle Eyse
zoen gued toet Meynaldem, gelt to huir achtien fl. Noch Eygge Claes zoenn gued toe
Lyttersum in Meynaldum, gelt toe huir vyfftien florenen. Noch kort Jans gued tot
Bretzem, hietende Geringe gued, gelt to huir acht ende twintich fl. Noch over al
Reesche Reescke zoen gued tot Jornssman int dorp Bretzum, ende bin mit myn brueders kynden heer vant guedt, ontfang daeruyt jarlix vyff fl. Summa inn als hondert
vyff fl. XII st. rentenn.
Item Foekell, myn jonxte dochter, sall hebbenn voer hoer deell erffschaps int erst
Oltgers gued by die Scraegdyck toe Kornium, ende gelt toe huir tsextich fl. Noch
Tootten Andries zoen gued toe Kornium, hietende Tyaersmae gued, gelt toe huir vier
178
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ende twintich fl. seven st. Noch Jelmers gued toe Kornium, gelt to huir vier fl. XXI
st. Noch acht ende halff pondematen nylands maeden die Jann Peters zoenn hefft toe
huir, gelden toe huir vier fl. XXIII st. Noch Syurds guedt toe Kornium, gelt toe huir
vier fl. Noch Ducke steed toe Kornium, gelt toe huir ein philipsgulden. Noch eenn hiet
Lolcke, daer Hans Merten zoen wyff hefft tot Fynkum, vyff pondematen, hietende dat
Olde graess, gefft daervoer toe huir twee floreen vier st. Noch uut Bonge gued toe
Oestereind, daer Katryn Jans wedue up woent, gefft my jarlix toe huir vier fl. Noch
tot Dongum uuyt Wybe Claes zoenn gued ein fl. Summa in als vyff fl. renten ende
hondert XX st.
Item Frids ende Sydts sullen koer hebbenn van dat persel daer sie up staen gescreven, off sie dit vorsn neemenn ende laten Foeckell hoer assignierde rentenn. Item
ick bispreeck ende geeff Frids ende Sits die schulden, als driehondert enckelgulden
valueert, daer her Wagende, voertyts muntemester in Lewerden van wegen m.g.h. van
Saxen etc. gewest iss, my rechtlicken schuldick iss die vorsn som, daeraff ick Frids
ende Sidts, myn dochter, die schuldbrieff heb overgeven. Item ick bispreeck myn
ander drie dochternn, als Jell, Kuneerke ende Foekell, tegenn die vorsn dryehondert
enckelgulden dat myn lieve wyff ytlick van die drye dochternn vorsn sal geven ende
betalen twehondert enckellgulden als sie betalt word vann m.g.h. van Sassen.
Item offtet Goedt soe gelieffde ende my enn soenn vann myn huissfrau vorliende,
die sal die huisen, scuren ende hoeven voeruuyt hebben, ende daerthoe hondert enckel
golden fl. jarlixe renten tot frie forndeell, ende dan noch voert mit syn sustern deelen,
sal hy oeck tot fornndell ende voeruut hebbenn alle sulver gescher dat up die taffelenn
hoert, het zy vann sulver kannen, bekerenn, koppen, scaelenn ende ander dier gelikenn
sulverwerck. Item offt myn huisfrou befrucht waer ende en dochter ter werlt brochte,
die sal men alsoe gueden als ick enn vann die ander toegedelt hebbe, uutwisen.
Item offt my Goed geenn soenn vorliennde, ende Gerolt Herema mit synn soenn
ann eenn vann myn jonxte dochternn hilckte, so sall die dochter myn paert van myn
huisenn, schuren ende hoeven hebbenn toe birns, doch die vorsn lastenn sullense all
vordoenn, sonder eenich affbreck daerin laetenn to geschienn. Item iss dat Gerolts
zoenn niet hilckt ann eenn vann myn dochternn vorsn, so bispreeck ick myn part vann
myn huisen, schuren ende hoeven Fridts vann Grumpach ende Sidts, myn dochter,
doch so sollense alle lastenn altyt holden daer ick erup leit heb, ende daertoe bovenn
myn dry ander dochternn ytlick geven ende betalenn voer myn paert twehondert
enckell golden guldenn eens.
Item so will ick oeck hebben ende maect also dat myn lieve wyff sall Jell,
Kuneerke ende Foekell voeruuyt bereidenn mit golt, sulver ende klederen, gelick dat
Sits vann my ende myn wyff bereit ende uuytgegevenn iss.
Item ick bispreeck myn live wyff alle huissraet ende andere guedenn, hoe sie sind,
dat sie sall holdenn. Ick bispreeck Agnieten, myn basterdochter, hondert enckell
golden fl. ens, inndien dat zie hoer well regiert ende buitenn myn lieve wyffs wille
niet doet. Ick bispreeck mester Syttie, pastoer inn Franicker, myn pastertzoenn,
vierhondert enckell golden fl., die ick ann hem heb to kost lecht eer hy hiertoe
gekomen iss.
Voert will ick ende begeer dat men dysse myn laetste ende uuterste vrie wille als
eenn guedt doechdelick testament inn vorsn maniern holdenn ende naevolgen sall,
ende offtet doch immers als voelkommenn testament niet staen moechte, dattet doch
nochtans als ein codicill off laetste wille off als gifftinge die uuyt oersaeck off memorie des doets gemaect worden, sall volstandich ende machtich blivenn, inn sulcke
179
5
10
15
20
25
30
35
40
45
wesen alst alderbest staenn, cracht off effect holdenn mach, will ick vann myn
kyndernn, vrienden, legatarien ende allenn andernn diet beroerenn off angaen moecht,
volkommen ende unvorbreecklick geholdenn hebbenn, by voerboerniss des rechts,
forndels off profitenn die denn tegensprecker ann myn guet uut dit testament, off
sonder testament ab intestato, solde boernn off toekomenn mogenn inn enige
maniernn. Nochtans dit testament off laetste wille even vast toe bliven, wil ende beger
ick ann myn lieve wyff, kyndern ende executoern, off emant disse vorsn myn laetste
wille vormaete toe breckenn off toe vorkrenckenn, dat zie sulx mit alle vlyt
wederstaen ende rechtelick ten uutersten verweren willenn. Bid oeck mit alle vlyt ende
gehorsamheit myn g.h. stathalder ende regenten, mit sampt den raedt des Konicklicken
Majestaten vann Spanien etc., myn lieven gunstigen hern ende vriendenn, dat zie ann
disse myn laetste wille hant holden, myn live huissfrou mit myn jonxte cleyne kynderen in beschermenis ende sonderlinge protectie nemen willen, dat zie vann gemant
boven recht gemoit off overvallenn worden.
Voerts maeck ick executoernn tot myn vorsn testament den gesthrengen hoechgeleerdenn doctor Kempo van Martena ende den erentvestenn meester Syds vann
Tyaerde, myn lieve neven, oeck Ju Dekema ende Frids van Grumbach, myn lieve
schwager, bit ick ende beger oetmodelick mit alle vlyt ende neersticheit dat dese vier
vorsn den last der executienn willenn annemenn, ende myn vorsn laetste wille
troulickenn, als ick dat ann hemluyden gansslick betrou, willen uutrichtenn, ennde alst
hem vann noeden iss tot hoer hulp, raedt ende dienste nemenn meester Henrick,
vicarium tot Franicker, ende meester Focko, prebendarium in Lewerden, die my oeck
dinst ende trouheit gelofft ende toegesegt hebbenn. Ende updat myn tegenwordich
testament immers geen vorhinderinge lyde off letsell, men alle saeken upt kortste
vreedelick sonder rechtshandel mogen uutgericht worden, will ende beger ick dat die
genoemde executoeren alle tuivelheit ende donckerheit des testaments vorsn, off die
uuyt oersaeck van dien vallenn offt geboernn moechtenn, sullen verclaern ende interpretiernn moegenn, welcke vorclaringe ende interpretatie will ick glyck den principael
vast ende onverbrecklick geholdenn ende daeromme geenn recht vorsoecht hebbenn,
want myn wille ende begerte so is. Ick mack oeck dese upgemelte vier executoren,
myn live vrienden vorsn, monden ende beschermers tot myn lieve wyff ende cleynn
kyndernn, begeerende oetmoedelick dat zie die mondscap annemenn ende hoer lest
daerinn doenn willenn, bevhell ick myn live wyff dat zie die monden ende
executoernn vorsn in hore handeling overall sall schadloess ende koestloess holdenn.
Tot ein warheit ende seckerheit dat dit myn, genoemde Hessell Martena, testament
ende myn uuterste wille als vorsn is, ende als vorsn vann mester Henrick heb latenn
bescrivenn, heb ick myn sulffs handtschrifft hierbinnenn ondergescrevenn ende oeck
geschlotenn, vann buyten myn signet daeran gehangenn ende myn hantschrift oeck
buytennup gescreven. Ennde noch tot meerder seckerheit heb ick daerthoe geroepenn
ende gebedenn die als tugen diejene wiens segelenn butenn angehangenn ende hantschrifftenn up gescrevenn staen.
Hierann hat selige E. Hessell vonn Martena, ritter etc., sein eigenn hantgeschrifft
gesaczt auff form wie nachvolget: Ick, Hessell van Martena, ritter, bekenne mit myn
selvys hantschrifft dat ick dit vorsn testament inn allen manerenn ende vann wort tot
wort alst vorsn is, vann mester Henderick heb scriven laetenn, dyt inn als nae myn
wille ende begeerte ende beveel oeck ut myn mond sy vorsn maneren gescreven hefft,
ende wilt alsoe geholden ennde nagefolget hebben, Hessell vann Martena.
180
5
10
15
20
25
30
35
Hiernach volgenn diejenigenn die E. Hessell von Martena seligea ritter etc., inn
vorsn sinem testament als gezcugenn dasselbige zu unndezczeichennen und vorsigillirenn gebethenn und gefordert hat, auff solche monier geordent.
E. Hessels hantschrifft: Tot eenn volkomen ennde warachtig getugniss dattet geenn
dat hierbinnen vann mester Hendrick, vicario, ut myn bevel ende nae myn relatie,
wille ende onnderrichtinge gescrevenn iss, heb ick dit tegenwordich breff vann my
togeschlotenn in myn handt holdende, den gestrengenn hochgelaerden doctor Kempo
van Martena, meste<r> Sidts van Tziarda, den pater van de crucibroernn, mester
Hendrick, her Wibba, Docke Hesseling, Eppe Alwe, Hessell Esge zoen, als die ick als
getugen heb geropenn, getoent, vor hen allen bekant ende mit disse myn hantscrifft
ende signet bekenne dattet bennenste scrifft myn testament ende uuyterste wille is,
ende heb dat in de vorsn getugen tegenwordicheit vor hen allenn mit myn gewonlick
signet besegelt ende geschlotenn, den vorsn tuigen semptlick oick en ytlick besunder
gebeden dat zie toe vaster getuigniss dit tegenwordich myn testament offt laste wille
mede mit hoer segelen offte signeten vorsegelen ende schluten ende oick ytlick mit
syn selvis hant ondergescreven willenn als getugen.
Geschiet innt jaer Ons Hern XVc ende seventhien, opten XXIIIten van den maent
marci.
Hierunder disse sin hanscrifft hat E. Hessell selige syn signet gedruckt.
Mester Hendricks hantschrifft: Ego, Heinricus, vicarius inn Franicker, de mandato
Hesseli Martene scribere impeditus hoc presens testamentum, tam heredis institutionem quam cetera inn eo contenta, manu propria scripsi, ac postea quam dominus
Hesselus paginam presentem clausam, clausam et ligatam testibus suprascriptis, ab eo
vocatis et rogatis, simul omnibus presentibus offerentem et publice asserentem quod
in ea continetur suum esse testamentum et a me scriptum, presentem subscriptionem
meam, vice, nomine et de mandato domini domini Hesseli, manu propria imposui
sigillumque proprium hoc ultimo loco appendi.
Anno Domini Mo quadringentesimo decimo septimo, mense marcio die XXIII.
Doctor Kempe hat sy<n> signet angehenget mit solcher siner hantscrifft: Salvo jure
meo in his contentisb, K. Martena, doctor.
Mester Sidts auff solch manier mit angehengetem sigill: Salvo jure meo sigillavi,
ego, magister Syds Tziarda.
Der crucenbruer pater: Salvo jure meo, prior in Fronicka, Petrus sigillavit.
Her Biba Bibodus subscripsit.
Eppe Alwa hantscriff laut: Epo Alewe heb dit sigilliert ende onderscr.
Hessel Assgo zoenn.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en
Hohenlansberg, inv. nr 868. Op voorzijde omslag (= f. 1r), m.a.h.: Ein copey des testaments selige Ernn Hessels vonn Martena, ritter, etc. Op achterzijde omslag (= f. 8v): Etliche
brieffshafften, die von Martena betreffent.
40
a
b
In de marge.
Lezing onzeker. B: ct met afkortingsteken.
181
93
1518 september 1
Heer Cornelius
5
10
15
20
25
In nomine Domini, amen.
Anno XVc ende XVIII, die eerste dach in septembri, heb ick, Cornelius, prebendarius toe Poppingwier, voerstandich myn fyff sinnen, geordineert ende gemaect myn
leste wille ende testament off codicil, in manieren naesc.
Int eerst so beveel ick Godt almachtich myn eedele szyel, ende begeer myn leegersteedt te hebben to Aenghwirdt by Sinte Franciscus, ende bispreeck ende geeff die
broderen ende susteren aldaer een bedt mit syn toebehoer, een koe off dat gelt
daervoer, ende die susteren een tonne byers.
Item scamele Dode Pieters zoen to Eernsum sal hebben myn tabbert, myn
wamboes ende een paer hosen.
Item die boeckinge in die Hem ende die ffyer biddende oerden als seedt ende
pleec[h is].
Item myn scamele wrenden off sibdeelen sullen tesamen hebben ende deelen dat
inboel, nae scamelheit ende sibdeel, utgesecht quick ende gelt.
Ende daerna voerdtan so maeck ick Sinte Nicolaus, myn patroen te Poppingwyer,
ergenaem ende heredem wan al myn ander naelaten gueden.
In een teiken der uaerheit so heb ick, her Cornelius, gebeeden den eersamen her
Hetto, personer to Poppingwier, ende broer Frerick, pastoer toe Aengwirdt, dit
testament off codicil off leste wille voer my toe besegelen. Datuelcke uy, voersc. her
Hetto ende broer Frerick, besegelt hebben om beede wille wan my, her Cornelius,
want ick selven geen seegel foerende ben, in teghenwoerdicheit der tugen als her
Tierck, capellaen to Poppingwier, Dirck Romke zoen ende Willum Jan zoen.
Anno ut supra, op Sinte Egidiusdach.
Origineel: A. RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 54. Met twee opgedrukte
zegels: 1 (27), 2 (53). In dorso, m.a.h.: 1518. Salige her Cornelis testament ende Gossa
Hylce zens testament. Nota dat dese 2 testamenten is aengelegen vanwegen het vrieleen tot
Poppengauier, ende is dese her Cornelis waertoe die tuigen haer refereren, bya meester
Wibrant, her Wopke ende Hetto van Albada voor den official eertyts producert, als in
deselve te sien is. <M.a.h.:> Gossa testament es verongeluckt, dan is by my sien ende
leesen te voren, ende verklaerde Gossa daerin dat hy dese 2 pond gegeven hadde tot het
vrye leen, tot een euige memorie van hem ende syn modersb ziele gedachtenis te houden.
30
a
35
b
Verbeterd uit: my.
Hierna doorgehaald: ende daer.
182
94
1518 oktober 10
Katherina Mockumma
<Origineel (A)>
5
10
15
20
25
30
35
Ick, Bernardus Anebath, prester
unde notarius, bekenne unde bethueghe
myt desser openen cedelen dat in den
jaer Unses Heren dusent vyfhundert
unde achteyn, upten teynden dach in
octobri, que erat Gereonis et Victori,
hefft de erbare unde duchtighe Katherina van Mockuma, kranck van lychame,
starck unde machtich orer synne, hefft
ghemaket oer testament unde laetste
wille, in forma unde maneren hierna
bescreven.
In den name der Hilligher Drevoldicheit, amen.
Ick, Katherina Mockumma, bevele
myn seele den almachtighen Godt,
unde myn lichaem der eerden, unde
kese myne grove tho Dockum by myns
soens syde.
Myn huesher sal bruken soeven jaer
lanck de renthe thoe Goenghe, unde
den sal he myn seel bewaeren. Daeretho sal he hebben alle tylber rethscap,
myt golt, sulver, ghemunt unde onghemuntet, uthghesecht twe silveren schaelen, de sal Saeke hebben.
Myne twe dochters de tho kloester
syn, sullen elk hebben enen golden
engel, enen sulveren lepel, een sulveren
beker, elk van achte loeth. Daertho sal
een itlick hebben des jaers viff goltgulden uth Tiessen goeth. Dyt voerscr.
sal arven de ene upte andere, unde de
leste macht arven waer se wyl. Myn
soene sal hebben viff goltgulden uth
<Ontwerp (B)>
In den naemen der Hilligen Drevoldicheyt, amen.
Dyt nabesc. is myn, Katherina
Mockumma, laetste wille unde testament.
Int eerste bevele ick myne sele den
almachtyghen Godt, de se ghescapen
unde ghemaket hefft unde vorloest myt
synen bytteren doet. Ten anderen soe
kese ick myne grove tho Dockum, by
myns soens syde aldernaest.
Ten darden soe gheve ick mynen
huesheren unde itliken mynen kynderen
unde ander arme luden ghaven, hiernae
bescreven. Myn huesheer sal bruken
soeven jaer lanck de renthe to Goynge,
unde des sal he myne sele bewaren.
Daerto sal he holden al tylbere reetscap,
myt golt, sulver, ringen, muntet unde
unghemuntet, uthghesecht twe sulveren
scalen, de zal Saake hebben.
Myne twe dochters de tho kloester
syn, sullen elk hebben enen golden
engel, I sulveren lepel unde elk een
sulveren beker van achte loet. Daerto
elk viff goltgulden uth Tyetsen gueth.
Dyt voers. sal arven de ene up de ander,
unde <de> leste macht arven waer se
wil. Myn soene sal hebben viff goltgulden solange als he levet uth
183
5
10
15
20
25
30
Syckumma goeth jaerlix solange als he
levet.
Myn dochter Zaeke make ick arffgename, unde sal ock hebben twe de
beste sulveren schaelen daer voer van
gheroert is.
Men sal gheven den armen upte
strate soeven golden gulden. Elk preester in Groninghen up mynen starffdach
een scaep. Heer Berndt Anebath ter Ae
enen golden lewe offte golden engheloth. Dat kloester tho Aelsum sal eens
hebben hundert golden g. in renthe off
gelt.
Dit voers. bekande Katherina
Mockuma voerg. oer leste wille tho
syn, unde begheerde van my, Bernardo
Anebath, oren bichtvader voerscreven,
oren huesheren unde kynderen off iemant anders den dit testament anrorende is, ghenoechachtich beschyn daerup
tho gheven off ander instrumenta etc.
Acta fuerunt hec in domo hospitii
eius apud Ampnem, sub anno Domini
indictione sexta, die, mense et pontificatu sanctissimi domini nostri Leonis,
anno eius sexto, presentibus ibidem
honesti et discreti viri Tymanno Sappens et Henrico Schultynck, testibus ad
premissa vocati pariter atque rogati etc.
Unde in merer veste so hebbe ick
myn hantteken unde signet up spacium
des breves gheseth.
Sickumma gueth.
Item myn dochter Zaake make ick
arffghename unde de sal hebben twe de
beste schaelen daervan voeren gheroert
is.
Soeven goltgulden sal men den
armen up de strate umme Gods wille
geven. Elken preester in Groningen up
mynen starffdach een schaep. Heer
Beerndt teer Ae enen golden lewe offte
golden engeloth. Dat kloester tho
Aeylsum sal hebben een C goltgulden
in gelt.
Testamentum Katherine Mockumma, quod condidit ipso die Gereonis et
Victori, anno decimo octavo.
<Ondertekend:>
35
40
Bernardus Anebath, notarius publicus, subscripsit et signeto signavit.
Origineel: A. RAF, Archief klooster Aalsum, inv. nr 55. Met opgedrukt zegel onder
papier: 8.
Ontwerp: B (zelfde hand als A). Ibidem. In dorso: Testamentum Katherine Mockumma.
Het legaat aan Aalsum lijkt later toegevoegd: het is met dezelfde hand, maar in een iets
grotere letter en met wat donkerder inkt geschreven.
De persoonlijke voornaamwoorden se en he zijn in dit Groningse stuk niet opgevat als
enclytische vormen, en dus niet aan de eraan voorafgaande woorden vast geschreven.
184
95
1519 maart 24
Magister Johannes Sextinus
5
10
15
20
25
30
35
40
In Dei nomine, amen.
Per presens publicum instrumentum cunctis appareat evidenter quod anno Domini
millesimo quingentesimo XVIIIo, indiccione septimo, pontificatus sanctissimi in
Christo patris et domini nostri domini Leonis, divina providencia eius nominis pape
decimi, anno septimo, mensis vero marcii die vicesimo IIIIto, in quadam alta camara
infra domum solite habitacionis venerabilis et egregii viri magistri Johannis Sextini,
utriusque iuris doctoris, infra parochiam Sancti Gregorii iuxta ecclesiam Divi Pauli
Londoniensis notorie situm et situatum, in mei notariia publici subscripti ac testium
infranominatorum presenciis constitutusb personaliter idem venerabilis et egregius vir
magister Johannes Sextinus antedictus, ad tunc ibidem in lecto suo egrotans ac
languens, compos tamen mentis et sane memorie, suum testamentum sive suam ultimam voluntatem condidit in hunc qui sequitur modum.
In Dei nomine, amen.
Ego, Johannes Sextinus, licet eger corpore, sane tamen memorie, condo testamentum in hunc modum.
In primis do et lego animam meam omnipotenti Deo, et corpus meum sepeliendum
in claustro vulgariter vocatum Pardoner chirchyerd, cum lapide marmorio et parva
desuper imagine de ore, cum scriptura: Orate pro anima Johannis Sextini etc., secundum discrecionem executorum meorum.
Item do et lego universa bona mea immobilia, ubicumque in Frisia sita, dimidium
Christi pauperibus Bolswardie, alterum dimidium monasterio de Owgocloystre iuxta
Bolswardiam, in quo soror mea unica est professa, ad reparacionem, reedificacionem
ac sustentacionem perpetuam dicti monasterii restituendam in veteri suo loco vell
alibi, ut solempniter orent pro me, parentibus et benefactoribus meis. Volens tamen
ut dimidium usufructus universorum bonorum immobilium antedictorum habeat frater
meus, Albertus Sextinus, durante vita sua, (videlicet) dimidiam partem ususfructus ex
dimidio illo legato Christi pauperibus Bol<s>wardie, et dimidiam partem ex altero
dimidio legato monasterio de Owgocloystere predicto.
Item do, lego terciam partem omnium bonorum mobilium quod habeo in ducatum
Brabancie, monasterio ac fratribus cartusiensibus iuxta Andwarpiam, ut comodius Deo
inserviant die noctuque, atque orent pro felici statu incliti regis Anglie, ac reverendissimi in Christo patris domini Willelmi Warhamc, archiepiscopi Cantuariensis,
et pro bono statu meo, necnon pro anima mea et parentum, fratrum, consanguineorum
ac clientum meorum necnon omnium fidelium defunctorum, retento usufructu illius
tercii fratri meo Alberto predicto dum vivat. Alteram terciam illorum bonorum in
Brabancia do, lego hospitali Sancti Antonii Bolswardie in perpetuam elimosinam.
Ultimam terciam eorundem bonorum do, lego fabrice ecclesie Sancti Martini Bolswardie, sic tamen quod exhibicionem duorum scolarum idoneorum singulis annis ico-
a
b
c
B: notorii.
B: constututus.
B: Warhm met boven de laatste letter een open a.
185
5
10
15
20
25
30
35
40
45
nimi dicte ecclesie Sancti Martini administrent Swollis sive Daventrie ad quinque
annos, et sic de quinquennio in quinquennium, perpetuis in futuris temporibus, eligendos ex sanguineo meo, si qui sunt idonei, alioquin alios dicte civitatis, habentes
semper respectum ad Deum sine ulla affeccione cardinali.
Item ad laudem Dei et gloriose virginis Marie lego reparacioni ecclesie de
Eglesklif, Dunellmensis diocesis, licet nullum habui denarium pro delapidacione a
domino episcopo Eliense, qui tenetur secundum ratam temporis sui, pro delapidacione
eiusdem decem libras sterlingorum. Item do, lego viginti libras st. distribuendas
pauperibus parochianis eiusdem parochie pro emendis instrumentis rusticis sibi
necessariis secundum arbitrium executorum meorum. Item do lego ad honorem Dei
et Sancti Blasii reparacioni ecclesie parochialis de Hakkambe, Oxoniensis diocesis,
licet nullum habuerim denarium pro delapidacione eiusdem, quindecim libras st. Item
lego quadraginta libras st. distribuendas pro exhibicione pauperum scolarium in
universitatibus Oxoniensis et Cantabrigiensis secundum discrecionem executorum
meorum. Item lego decem marcas pro uno calice conficiendo Deo et ecclesie Christi
Cantuariensis.
Item do, lego minoribus canonicis ecclesie cathedralis Divi Pauli, vulgariter
nuncupatis the peticanons duos <s>ciphos argenteos, vocatos le gobletos, valoris
decem marcarum, (videlicet) quinque marcarum in peciam, comparandos per executores meos. Item do, lego ffratribus et sororibus de Owgoclaystre iuxta Bolswardiam
predictam centum marcas, ut orent pro anima mea, parentum, benefactorum et clientum meorum. Item do, lego pauperibus Bolswardie quinquaginta marcas. Item do, lego
magistro Cuthberto Tunstalle, magistro rotulorum, quem nomino, facio et ordino
meum ac huius testamenti mei executorem una cum ffratre Alberto supranominato,
viginti marcas pro labore suo, et tantum fratri meo Alberto pro labore suo. Item volo
viginti libras sterlingorum expendi per executores meos in ffuneralibus. Item lego
magistro doctori Smyth pro pencione domus mee triginta solidos sterlingorum. Item
lego ffratribus de Grenewyche quinque libras, ut orent fideliter pro anima mea. Item
do, lego tantum ffratribus de Richemonnte. Item lego nepoti ex ffratre Alberto pro
studio quinque annorum quinquaginta marcas. Item lego magistro Genyns remissionem pignoris sui quatuor librarum. Item lego magistrae Falkes quatuor marcas. Item
lego Johanni Croshaa, famulo meo, quinque marcas. Item lego Willelmo Boreman
quadraginta solidos. Item lego magistro Falke viginti solidos. Item lego magistro
Danet quatuor marcas. Item uxori magistri Danett quadraginta solidos. Item lego in
elimosinam Andree Hoddisparth, mulieri existenti mecum infirmitate mea, quadraginta solidos. Item lego Magdalene Marchaunta, alteri mulieri eciam mecum existenti
eodem tempore, quadraginta solidos. Item do, lego magistro Smythe decem solidos.
Item do, lego quatuor ordinibus mendicancium singulis quatuor marcas, ut singuli
ordines predicti quater comemoraciones mortuorum pro me ducant, item ut tempore
sepu<l>ture mee intersint ex singulis ordinibus mendicancium predictis, si tot sint,
quadraginta, et habeant singuli ffratres pro labore unum grossum. Item die obitus mei
distribuantur centum denarii centum pauperibus, ut orent pro anima mea. Item do, lego
summo altari ecclesie parochialis Sancti Gregorii pro decimis personalibus quadraginta solidos.
a
Boven de u een haal. De schrijver gebruikt nergens een u-boog, dus deze haal zal zijn
bedoeld als afkortingsteken, waarvan de oplossing onduidelijk is.
186
5
10
15
20
25
30
35
40
Residuum omnium bonorum meorum, deductis legatis, debitis et ffunerabilibus,
do, lego executoribus meis, ut ipsum disponant pro salute anime mee, prout melius eis
secundum Deum videbitur.
Item habeo pignora a magistro Harris pro quatuor libris, que volo ut redimat,
(videlicet) a cupper amaser and a salt of sylver. Item do et lego gardianis ecclesie
parochialis Sancti Gregorii predicti ad usum ecclesie quadraginta solidos.
Per me, notarium subscriptum, in quadam papiri sedula ita ut prereatatur scriptum,
ego, ipse notarius, ex mandato dicti domini testatoris publice legebam tunc et ibidem,
ipso testatore testamentum huiusmodi sic per me lectum pro suo vero ultimo testamento agnoscente et approbante. Super quibus omnibus et singulis prefatus venerabilis
vir testator antedictus me, notarium publicum subscriptum, sibi unum vel plura
publicum seu publica instrumentum seu instrumenta conficere et testes subscriptos
testimonium prohibere requisivit.
Acta fuerunt et sunt hec omnia et singula prout subscribuntur et recitantur, sub
anno Domini, indiccione, pontificatu, mense, die et loco predictis, presentibus tunc
ibidem providis et discretis viris dominis Johanne Palium, uno de minoribus canonicis
ecclesie cathedralis Divi Pauli Londoniensis, Galfrido Peperi, curato ecclesie
parochialis Sancti Gregorii predicti, necnon magistro Thoma Gotson, in legibus
bachallario ac notario publico curieque Cantuariensis procuratorum generalium uno,
testibus ad premissa vocatis ac specialiter per ipsum testatorem rogatis.
Et ego, Andreas Smyth, Londoniensis diocesis publicus sacra apostolica <auctoritate> notarius causarumque curie Cantuariensis procuratorum generalium unus, qua
suprascripti testamenti sive ultime voluntatis condicioni, executorum nominacioni,
lectureque eiusdem testamenti per me ut premittitur facte, approbacioni testiumque
predictorum requisicioni, ceterysque omnibus et singulis, dum sic (ut premittitur) sub
anno Domini, indiccione, pontificatu, mense, die et loco predictis agerentur et fiebant
una cum prenominatis testibus presens personaliter interfui, eaque omnia et singula
sic fieri vidi, ipsumque testamentum scripci ac in notam sumpsi, ideoque hoc presens
publicum instrumentum manu mea propria scripci, fideliter exinde confeci, subscripci,
publicavi, ac in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et
consuetis signavi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum requisitus et rogatus.
Probatum fuit suprascriptum testamentum coram domino apud Lamhith VIIo die
mensis maii, anno Domini millesimo quingentesimo XIXo, iuramentis Alberti Sixtini
personaliter presentis et venerabilis viri magistri Cuthberti Tunstall, utriusque juris
doctoris, Anglie vicecauncelloris, in persona magistri Andree Smyth, procuratoris in
hac parte, ac aprobatum et insinuatum. Et comissa fuit administracio omnium et
singulorum bonorum et debitorum dicti defuncti predictis executoribus, de bene et
fideliter administrandum eadem ac de pleno et fideli inventario etc. conficiendum et
nobis citra festum nativitatis Sancti Johannis Baptiste proximum futurum exhibendum,
necnon de plano et vero compoto reddendum etc., ad sancta Dei evangelia juratis.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1519 mei 7, naar A). Londen, Public Record Office, PROB 11/19, f. 133v134v. In de marge: Testamentum magistri Joannis Sixtini clerici.
187
96
1520 december 5
Heer Jarych Haryngs zoen
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In dye naeme Goedes, amen.
Int jeer Uus Heren tusent fyefhondert ende twyentych, in profesto Nicolai episcopi,
dae maecket her Jarych Haryngs zoen, perpetuus vicarius yn Warckum, syn testament
ofte lesta wolla ofte codicil ofte alst alderbest staen mey ney dae ryocht, aenseande
datter naet syckerer ys dan dye daed ende naet onsyckerer dan dyo wre des daedes, so
het hy dyt testament macket, wyttych ende verstandych yn syn fyef synnen, end yn
jynwyrdycheyt nouwelycker orkenen, deertho roept ende ombaeden, als benyen ende
onder yn dit testament wol benaemt wyrde schyl.
Item int aerst so beyerret hy syn legghersteed hyer int claester tho dae systeren int
choer.
Item dyo lettera tyet so bespreckt hy tho dae tymmerynghe fen Sente Gertruds
tzercke twaehondert enckelgouwenen, dye enckelgouwne tho recknyen foer acht ende
twyntych stuveren ganckber jyld, oft dye enckelgouwne tho recknyen foer trytych
stuveren. Fort so bespreckt hy Broer Wabbe zoen, dae schaemel weese der hy upfot
hath um Goedes wolle, tzextych enckel gouwnen, ende dae schyllet Doytyen ende dae
fouden ontfaen tho dyo tzercke profyet, end schyllet uthwysen fan fyeftyean pennyngen een, dat synt tyaen schylden renten jeryckes uth dae tzercke beste renten, als
uth dae molne ofte oere beste renten, ende deer een festa breeff up jaen eer der tyet tho
dat hya enyghe pennynghen ontfaet. Ende ofte dyo tzercke wolde dae renten weer
aefkaepien, dat soldes dwaen moeghen mey tzextych enckel gouwnen. Item ffortmeer
so bespreckt hy Sente Gertruyds tzercke fyouwer schylden pachtrenten, der hy kaepeth
hath fan Ighlef Jelmer zoen foer tzextych schylden hollants jyld, ney ynhalden syn
breeff. Item fort so bespreckt hy Sente Gertruyds tzercke treere pondameta meeden
up Innynghe schaer, der hy kaepeth hath fen her Atta ende syn moer, ney inhald syn
breeff. Item ffort so bespreckt hy Sente Gertruds tzercke sex stuveren pachtrenten uuth
Ulbets Dyrcks steed, ney inhald syn breef. Item fort so bespreckt hy Sente Geertruyds
tzercke acht stuveren pachtrenten uth Heere Douwe zoens steede, ney inhald syn
breeff. Item eelke prester der beneficieret ys yn Warckumme tzercke, toelef stuveren
tho uuthleed, ende dae tweer maesteren een hal schyld. Item her Johannes ynt gasthuys
aeck tolef stuveren. Item uus sex presteren ebdomodarii alle jeren een stuver foert
ynschryuwen op dye stoel, ende des sellen alle presteren een zeelmys dwaen ende tho
greff ghaen up myn jeerstond alle jeren. Deerfoer schyllet hya habben mey dae sex
presteren eewelyck ende erflyck achtyean stuveren pachtrenten uuth dyo huys ende
steed deer Jorn nu in wennet, deer hy kaepeth hath fan Yds Ghaeles, ney inhald syn
festycheyt.
Item Ferwalde tzercke bespreckt hy fyouwer clynke<rt> renten, der hy kaepeth
halth fan Aucke Baucke zoen, ney inhald syn festycheyt. Item Ferwalder tzercke jeta
een clynckert rente, der hy kaepeth hat fen Douwe Jaensma, ney inhald syn breeff.
Item jeeta fyertyean stuveren renten bespreckt hy Ferwalder tzercke, der hy kaepet
hath fen Fecka Syetya zoen, ney inhald syn breeff. Item dat jongerschap tho Ferwalde
bespreckt hy een clynckert rent fryes jyldes, der hy kaepeth hath uth Jelle Feytama
fynne, meer Eelka Jelle zoen schyl neyst wessa dae landen tho brucken ende den
jongerprester een frya schyld jeryckes tho jaen. Item her Jarych hath fen dae wolle
aleer wessen dat hy dat seedland dat hy tho Ferwalden hath, wolde dyo tzercke tho,
188
5
10
15
20
25
30
35
40
45
mer umdattet uthcommen ys fen dye schaemel weese Broer fors., so bespreckt hy
Broer dat seedland, lydzende to Ferwalden, ende des schyl dyo tzercke tho Ferwalde
deer weer jyn habben tzantych schylden reed jyld, ende sofolla meer, trytych up dae
tzantych, dattet hondert schylden thoghaer ys.
Item ffort so hath her Jarych macket tho uus beghynen seeckhuys fyertyean
clynckerden renten ewelyck ende eerfflyck, ende dae beghynen tho Aelsum aeck also
folle. Item so bespreckt hy Broer fors. dye steed hyer up Beghyne streeta, mey datter
timmert ys ende datter up heert. Item so hath her Jarych makket hyer ynt beghynehuys
een jongherschap tho tfyoertych schylden renten erflyck, ende deer een prester up tho
halden, int habyet of uth dat habyet, ende dye prester alle daeghen mysse to dwaen als
hyet f[en] staede ys foer her Jarych ende foer daejynn[e dee]r dysse goeden synt fen
uthcommen. Deerfoer schyl dat claester weer ontfaen achthondert schylden reed jyld
up plaetzen, up steeden der hyerm wol [naem]d wirde schyl eer her Jarych fors. sterft,
want het int land naet ys, want altyng deer al bebreeffet ys. Item ffortmeer so hath her
Jarych macket een[n ew]yghe memorie tho dae beghynen, dat hya schyllet jaen ney
myn daed alle jeren fyeftyean clynckerden aen grauwe lecken ende aen s[ch]oen tho
Allersyelen dey, ende dat schylle hya toenen her Jarychs fryonden, um dan dae
schaemele fryonden foert tho deelen. Deerfoer schylla hya ontfaen tryehondert
schylden. Ende d[ysse ae]rsta fyef jeer so schylla hya nyn schoen ofte lecken jaen, mer
Broer fors. schyl dae fyef jeer by hyerm blyuwa ende dye kost habbe foer dae renten.
Ende [of Br]oer eer stoer, dan dat lecken ende schoen tho jaen als fors. ys.
Item ffortmeer um dat tylbert goed, als aerst yn synter naet meer dan twae bad, dat
[een], dat best, schyl habbe Broer fors. mey dae beste twae tecknen. Item dat oer schyl
Rynck habben mey dae oere twae beste tecknen, indem hyo int claester ghee[t]. Item
potten, tzettelen, speck ende flaesck ende al oer iytwant also als deer ys ynt huys,
schyl Broer habbe. Item Sante Geertruyds tzercke schyl jeta habbe hondert enckelgouwnen alst al umdeeld ys. Item al dat oer jyld deerer dan blyft, dat sal men alle
jeeren aen [e]en lest rogghe of twae den eermen der tho ka[e]tusers foer dye porte um
Gods wylle gaed, deelen also lang dat jyld dueret. Item so bespreckt her Jarych
Janken, syen broers zyn, dat graet becken mey dat sletten lavoer ende twae dae
graetste tynnen patelen ende twae wynkannen ende twae sylvere leppelen, ende uwermyts God ende syn consciencie doer dy hem oers naet besprecken, want Janke fors.
faer her Jarych tfyoertych enckelgouwnen schyldych ys, der her Jarych hem leend hath
in syn fanghenschyp, ende deerthobuppa so hath her Jarych ontfynsen oemke Doede
graete duesert, ende hath deer also folle jyld up leend als hy wyrdych was, ende dye
het hy fort uwerdeen Janke faer um hem tho lossen uth dye stock, der hy noch fen dae
tfyortych enckelgouwnen, noch fen dye duesert her Jarych naet een schyesyen weerjoun hath. Item ffortmeer hath her Jarych naet ontfynsen fen syn faer ende noch fen
syn broeren noch fen maester Haryng een kessens noch een cleen boecks wyrdyng.
Item Rychst schyl habbe twae dae graetste platelen ney dae Jankes ende twae wynkannen ende dat epen lavoer. Item dyo graet tzercke schyl habben trya sylvere
leppelen, end dat oer tynwyrck schyl hyer blyuwen int claester, dat schylle dae
beghynen bewaeryen tho Broeren fors. profyet. End alle lynwerck, dwaelen, kessen,
sleeplecknen ende een wub doecks, dye beste tabbert ende dye leepste ende alle syn
claen schylle dae beghynen aen hyerm nymm[e]n, ende tyaen banckwers kessnen,
ende be[wae]ryen tho Broeren profyet. Ende ofte Broer stoer sonder aefte kynden, so
schyl dat goed weer kommen tho Synte Gertruyds tzercke ende naet aen syn fryonden.
Ende aeck so wol her Jarych dat noch her Focke noch Haye Jymkes ner nymmen fen
189
5
10
15
20
hyarre weyna schyl regieryen dae goeden der hy dae weesa hath besprytzen, wantse
fen her Jarych uuthkommen synt. Ende so byd her Jarych Jancke Jarych zoen ende
Fongher Sycke zoen um Goedes wolle dat hya dat best mey dya weese dwaen wollet.
Item her Jarych hath yn syn bewaer Syble Scholte zoen dochter reme, ende deer
hath upleyd toleff schylden, ende ys nu betellet up saen schylden of een ort myn. Item
Lolle uth Haeg dye hath een legh fen een reme yn her Jarychs warren, deer leyd up
tree clynckerden ende een ortyen, ney inhald dat hantschryft dat hy fen her Jarych
ontfynsen hath. Item int confer leyt een lydze golden ryng, heert Douwe Allynge wyef
tho, ende deer leyt een clynckert up.
Orkenen hyerthoe roept ende ombeden aerst in frater Johannes Gelrie, personna tho
Warckum, Jancke Jarychs, Fongher Syckes, Doytye Doytye zoen, Wyba Reyn zoen.
In een werheyt dysses testamentes so hab ick, her Jarych Haryng zoen, dyt testament besyghelet mey myn selves syghel. Ende om maere festicheyt so hath Jancke
Jarych zoen fors. dyt testament besyghelet mey syn s[e]lves syghel. Foertmeer so hath
frater Johannes dyt testament besyghelet foer hemselven ende om bede wolla Fungher
Sycke zoen, Doytye Doytye zoen ende Wybe Reyn zoen, als foer orkenen dyertho
roept ende ombeden.
Item Rynck, her Jarych famne, yst datse int claester gheet, so sal men hyer jaen
twyntych schylden, deer hyo grauw lecken mey kaepeth als hyo dat best behoef ys.
Ende hyo stelt selm yn een goed hant, deert alderbest bewarret ys.
Int jeer ende dey alst aferra benaemd ys.
Origineel: A. GA Nijefurd te Workum, Archief Beneficiën Workum, inv. nr 10.
Beschadigd. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso: Heer Jarychs testament.
Afschrift: B (dezelfde hand als A). GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster
Mariënacker Workum, inv. nr 27. Aan het slot: In een tyoeg der weerheyt so hab yck,
Fungher Sycke zyn fors., executoer ende mond fen Broer fors., baeden her Fungerum, uus
prebendarium, Douwe Jelmers ende [***] dysse copie tho besyghlyen, int jeer fen een ende
twyntych, octava Laurentii. Van de drie opgedrukte zegels nog aanwezig: 1 (39).
Druk: a. Buitenrust Hettema, Bloemlezing Oudfriesche geschriften, 82-86 (naar A) b. OFO II, nr 301 (naar A).
De lacunes in A zijn aangevuld naar B.
25
30
97
1521 mei 3
Yeck Thomas
35
40
In nomine Domini, amen.
In den tiet dat Yeck Thomas was sieck vann lichgann off vann levenn, hoewell
wyss inde vroedt vann synnen, soe heff sya well bedacht dat in desenn tydenn niet
wysser ys dant dy doedt inde niet onwysser dat dy urre dess doedt, duus zoe heff sy
besorghet oer siell salicheit, inde heff gemaeckt eyn testament, codicil offte leeste wyll
offte eyn schynckinghe hoirer guederen, inde wyll dat wast inde stedich geheldenn
hebben, als men eyn testament schuldich ys te haldenn.
a
B: hij.
190
5
10
Int ierst soe heb yck Godt almechtich myn siell gegevenn, inde dat lichgamm op
Synte Lebuynn kerckhoefft. Dartho heff sy besproeckenn yelicke byddende oerden
besonlinghe eynn g.g., twe g.g. onser kercke toe Malcqwere. Item her Claes, ons
pastor, eyn hoernsgulden, salichge Lywcke latenn gheeldt dy ervenn [...]a gelick twe
des holdelick dy besprakenn voirsc. daraff tho nemen inde betailenn ygelick darvann
als voirsc. eyn ewichge memori besproeckenn, hirtho dy utganck, op eyn halff haed
landt in dy Were.
Nu al dynck sonder fallicant. In kentenis der wairheit, soe heb yck, Nicolaus,
pastor, umm bedde wylle Merten Sybolt soen inde Boyng Douwes zoen, orkunnen,
dit testa[ment], codecill offte leeste wyll besegell met mynnen selffs segell.
In jaer Onses Herenn vyfftienhondert inde XXI, op Inventionis Crucis.
<Ondertekend:>
20
Ick, her Claes Jacobs zoen, lye ut supra.
Meus Aggas zoen <h.m. 16>.
Jolthye Wybes zoen <h.m. 15>.
Boye Thomas zoen <h.m. 3>.
Abba Sypkes zoen <h.m. 1>.
Agga Douwes zoen <h.m. 2>.
Ydts Tzalyncht zoen <h.m. 11>.
Tyerdt Douwes zoen <h.m. 20>.
25
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Yck Tomis wyff
testament salichge gedachtenis.
Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76.
15
98
1521 november 26
Peter Kamyngha
30
35
In nomine Domini, amen.
Foer alle daejen deer dyt testament schillet syaen jefta here lessen, hy sy gaestelick
ofte wraulssck, dwae ick, Peter Kamyngha, kuued ende openbeer hoe dat ick int jeer
Uus Herens Jhesu Christi dame schreauw ney syn geboerte tusen fyfhundert ende een
ende twintich, des sex ende twyntichste dey in november, toe een wre ney middey off
deeromtrent, hab ick wysen cranck van lichaem, nochtans sund ende machtich van
foerstand ende wittich in myn fyff synnen, soe hab ick mey foertochte syn ende mey
een guede byreed hab bytocht datter natesb naet wisser is dan dy daet, ende nae
onwisser is dan dy wre des dades, deerom hab ick by tyd eer myn foerstand muchte
a
b
Enkele letters aan het eind van de regel weggevallen.
C: nath.
191
5
10
15
20
25
30
35
40
foermynrye truch krancklicheyt, myn testament, laste wille ofte codicil, alst bast stala
cracht ende macht habbe <mey>b ney riuchten, makkid ende bescrywe leten, als
hyrney fulget.
Int aerst als ick mey daed foerwon wyrd, nu alsdan bifal ick God almachtich, syn
benedide moer Maria myn edele zeel, ende jow dae eerde myn licham, ende byjerrye
to lidzen toe dae prekebroers, by myn jelderen.
Deerney sat ick to myn riuchte eerwen myns guedes, bede in raplicke ende ownraplike gueden, myn fyouwer kynden, als Sicke, Wittie, Haye ende Gratye, in maneren
neyscr.
Int aerst so schil Sicke, myn zoen, schil habba Heringhe staten to Raerd, tho witten
dy hornleger meyt heem ende dy steen deryr leyt ende steed, mey fyff ende trittich
g.r.g. jeers uut datsal gued foer syn state, ende deer dae hlasten toe dae tzyerke van
bywarrie ende dyo eere des staten bysitte, ende haet dat gued mare is van rynthen, dat
schiller halde in deelscip, ende dit schill natt in fraemde handen foerstorre moghe.
Item Wittie, myn soon, schil habba Jelmere staten wp Amland, mey feer, eer ende
heerlicheyt als toe staten ende Amland heerid, ende deerto al dae landen deer ick tho
dat huus bruckt hab, byhalven dae pennynxheren, dae schiller aeck habbe, man men
schelze in zyn deelschip kirtte, soe schiller alle hlasten toe dae tzyerke bywarrye.
Item myn jonxs[te] zoen, Haye, schil habbe myn state in Lyowerd mey dae hoven,
tho witten bynnen murre, meyt heem ende dae hovenghe aftert huus aent bolwirck,
ende deerfoer sciller al dae hlasten toe dae tzyerken bywerrie ende dio ere des staten
byhalde.
Item Gratye, myn dochter, schil halde gold, silver ende kleynodyen, alsoedeen als
ick ende salige Fouul, her lyawe moer, her jown habbet in da[e] steed van her state,
ende schil weer inbrynghe dae rynten deerse in her beerlys owntfynzen haed.
Ende hyrney schille dae kynden dae rynthen deer toferra nae van scr. staet,
tholicken dele, dae trye zinnen ellix allicke fulle, ende Graetye, myn dochter, dyo
trymdeel myn, toe witten als myn zonnen ellix habbe trye golden rynsg. <rynth>c, soe
schel Graetye, myn dochter, habbe tweer golden r.g. rynthen, alsoe foerd to raknyen.
Item dyo state wp Amlandt is ghenghen in perikel des meers ende anxste van
qwade lyoed. Of deer brack in faelt dat Wittie dyo state ende heerlicheyt naet bysitte
mocht troch mensken, hya se graet oft kleen, ende overmids dyo zee, dat schil wasse
mene schae, soe tho forstaen dat Wittye uut dae mene gueden schil habbe fyff ende
trittich g.r.g. jeers fry renten, ende dae broren ende suster ellix ney avenant ghelick uut
to riuchten ende to bytellyen. Ende faelter aeck enighe placht rorende Amlandt of dyo
staten, dat aeck tolicke toe staen als vors. is.
Aeck soe wil ick, Peter, besunderlinghe ende byfelt myn kynden int gemeen ende
ellicx bysonderlinge alsoe lyaw als hemmen herre cristen lawe is, datse da staten vors.
ende dae rynthen, jawn in dae steed der staete, naet schille moge foerkapie, forwyxlye,
foerbryn[ghe], foerjaen off lawghie uut dae grade in framde handen, ende doer myn
testamente ofte riuchten tyenst tho mettyen deer dysse artikel hinderlick mey wasse,
heemlick noch openbeer. Ende ofter contrarie d[een] ward, dat schil disse artickel naet
a
b
45
c
B: scal. C: stal.
Ontbreekt in B. Aangevuld uit C.
Ontbreekt in B. Aangevuld uit C.
192
5
10
15
20
25
30
35
40
schaedelick wesse. Ende daeselfste staten deerme soe tanst uut dae gradea tho
bryngen, van stonden aen schilleze foerfaln wasse an myn owre naste eerwen. Ende
oftit foel dat inter van dae staten forstorre, so schilt alle tyden fale up dy alste broer,
soelang alser een van dae broren byhalden synt. Ende hatter salffs een zoen, dan
meyert lawighie. Ende synter nyn broren, soe schille dio staten fale wp dy alste broers
zoen, ende synter nyn broers zonen, soe schilt fale aen Gratye zonen. Ende synter
alheel nyn soonen van broren noch su[st]er, soe schillet fale an dae byrnsbyrn, to
witten in stirpes, ende soe foerd tho gaen int ewich. Als ick, Peter, nu foerbaden hab
dat dae staten in framde handen naet foersterre schille ende aeck naet toe foerkapyen
etcetera, so mochtit fale dat Wyttie een kaepman mochte krye om dyo state wp
Amland ende omb dyoc heerlicheyt deervan, deerir grate proffyten mey mochte
dwaen, dat schiller naet dwaen sonder reed van syn broren. Ende ist dattert det by
herre reed, haeter dan van compt, het ze renthen ofte jeld, deer schil Wittye dae twae
delen van habbe, ende syn broren tholicke ofte herre byrn dyo tremdeel.
Foerd so wil ick dat Sicke, myn soen, schil sorgh habbe up Haye, myn zoen, ende
schil syn rynthen wpberre ende needtraft deervan tho seynen to syn studium mey to
foerfulgyen. Ende haeter wrhalt, dat schiller alle jeeren wplidzen ende bringen to dae
jacopinen tho bywerryen, als Hayo byhoef is tho syn promotie dan deer tho synnen,
ende byjerret mey dat men solang in studio halt datter in een doctor in bede riuchten
promoviert wyrt.
Item mey foerbyreed sat ick ende tzyese den eerfesten harling Gerlold Herama foer
een foerstand[er] ende byschermer in ryochtfyrdighe saeken van myn kynd[en], ende
mettie hem destelick een executor van myn testament, sampt mey her Fedde Popkama,
persone etcetera, ende Hemmo Odde zoen.
Foert so wil ick dat testament ende myn leste wille halden habbe van alle menschen, ende bysonderlinghe van myn kynden, by dyo pene des ryochtes ende foerbarnisse datjens deer hemmen jown is in dit testament, sofullen so ryochten foermey.
Ende meyt naet staen als myn testament ofte myn laste wille, soe schilt nochtans staen
als enighe codicil ofte owre donatien inter vivos stal ende mach[t] habbe mey. Ende
haet ick itte mettye ende bysprack hillegen ende heren ende to Godis eere oft ad pyos
usus dae rechte armen, dat schil gelick machtich wass[e] als dyo principael testament.
Hyr to dyt testament afte laste wille heb ick, Peter Kamynga, ropen ende baeden
orknen als her Feddo Popkama, personer bynnen Lyowrd thy Aldhow, her Dittie, myn
personer to Kamingabue[r], her Philippus, vicarius tho Kamyngabuer, Hemmo Odde
zoen als een notarius, Eke schutmaker, Andrews smyd, Myntye Myntie zoen, Haye
Syurd zoen, Tys Dowe zoen, Ryntye Rummertd zoen ende Tzyaling Tyebbe zoen,
borgers ende inwonners bynnen Lyowird.
Disses alles tho orkunde heb ick, Pete[r] Kamynga, myn signet hanget an dit
testament ende myn laste wille, ende myn namme hyr onderaen scr. Toe mare festicheyt soe hab ick, Peter, baden her Fedde Popkama, persona tho Lyowird, dat hy dit
testament mey wolde bysyglye ende <syn>e sygel hyr mey aen wolde hanghie om
a
b
c
45
d
e
B: gaerde. C: grade.
B: din. C: om.
Ontbreekt in C.
C: Rinnert.
Ontbreekt in B. Aangevuld uit C.
193
myn bede wille, ende mey foer hemselff ende dae orkne[n] vors., hwant dya nynter
siglen bruke, ende hwae dat scrywe kwed ter bede van my herre hawndscrift hyr mey
undersatte willyd.
Deer so schyn is int jeer vors.a
5
10
15
Aldus onderscr.: Peter Kammynga. Sigillum Feddonis presbyteri. Eg[o], dominus
Dyttyo, fateor quibus supra, quod protestor manu propria. Ego, dominus Phillippus,
sacerdos ecclesia<e> Sancte Katherine in Lewardia, protestor omnia predicta manu
mea propria.
Ende was tprincipael met eenen signet ende een segel van groenen wasse daeraen
geheel hangende befesticht, ende opten rugge was gescreven: Opten lesten dach septembris anno XXXVII° syn her Feddo Popkema, pastor toe Oldehove, ende heer Dittie
ende heer Philippus tot Sancte Kateryne voer my, Kempo Martena, van den Hove
daertoe ordineret, comparriert ende hebben in presentie van partien in verbis sacerdotii
bekent ende recognosciert als her Fedde syn handt ende segel ende her Dittie ende her
Philippus voers. hoere handt gesedt te hebben op het testament hierom gescreven.
Actum anno et die ut supra, bynnen Leuerden tot myn huyse.
Aldus onderteykent: Kempo Martena, doctor.
Gecollationneert, ende accordeert metten principaell van wordt tot woerde, by my,
notaris imperiaell,
<ondertekend:>
20
Battairdt.
Origineel (A) niet voorhanden. Vgl. over de bezegeling nog I: Onder den principale
desen, in francyn geschreven, stonde geteickent: Peter Kamminga, daeronder gehangen een
groen wassen zegull, met een papier gesedt synde. Daerbeneffens: Sigillum Feddeii,
daeronder mede een zegull hangende, in groenen wasse, in een papier beslooten zynde.
Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Battairdt, naar A). RAF, Archief Familie Thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 942. Beschadigd. Opschrift: Copie. In dorso,
m.a.h.: Copie uut [P]eter ende juffer Fouwel [v]an Camingha testament. - C (17de eeuw,
naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1913 a, f. 3r-4v. - D (1641, door notaris
R. Agricola te Arum, naar A). Niet voorhanden, bekend uit EFGH. - E (17de eeuw, naar
D). RAF, Archief familie van Sminia, inv. nr 1913a. - F (17de eeuw, naar D). Ibidem. - G
(1663, naar D). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 2, f. 516r-518v. - H (1663,
naar G). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 364.
Vertalingen in het Nederlands: I (1629, door F. Baardt, secretaris op Ameland, naar
eigen zeggen: Getranslateert uyt Vries in Duits, sooveel daervan conde verstaen worden).
25
30
35
a
40
In C luidt het vervolg: Onder stonde: Peter Kamyngha, onder welcke name een segel
hingh. Ende stonde noch onderges.: Sigillum Feddonis presbiteri, onder welcke name
meede een segel hingh. Ende noch was onderges.: Ego, dominus Dyttzyo, fateor quibus
supra, quod protestor manu propria. Noch stonde onderges.: Ego, dominus Philippus,
sacerdos ecclesiae Sanctae Katherinae in Lewerdia, protestor omnia predicta manu mea
propria. Ende was het principale in parckement geschreven, ende met die twee voors.
segelen van groenen wasse uuthangende bevestiget.
194
RAF, Collectie Gabbema, inv. nr 202. - J (1661, naar I) RAF, Archief Hof van Friesland,
inv. nr EEE 2, f. 307r-308v.
Druk: a. Huber, Vindiciae Amelandicae, 199-202 (naar I of J). - b. De Haan Hettema,
’Ameland’, 61-66 (naar G). - b. Allan, Ameland, 89-93 (naar G). - c. OFO IV, nr 236 (naar
B).
5
99
1521 december 7
Ytyens, vrouw van Hans Eennes
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jer Uus Heren tusent Vc hondert ende XXI, in vigilia Conceptionis Dive
Virginis Marie, dat is dy saende dei descember, dae mecka Ytyens Hans Eennes uyf
heer testament of leste uilla. Ende al uaes hyo cranck van lycham, nochtans soe uaes
hyo staarck van synnen in her uitten, ende hat bytocht datter naet sickers is dan dy
daed, ende naet onsikers is dan dy wra des dadis, hwerom hyo mecket hat thy dae era
Godis ende om salicheit hyaers zeels her testament ende een sciknisse her goeden,
replic ende onreplic, ende ual dat disse ordinancie hyerre goeden sal heten een
testament uessa of leeste uylla, ende uol dattet standfestich halden sal uirdda als een
testament of leeste uilla of codicellus, hoe dattet alderbeest ney dae riochten staen
mochte, het sy mey solemniteiten jef sonder solemniteiten, in maneren als hyrnei
screven steet.
Int aerst soe byfelt hyo heer zyel God almachtich, ende heer legersteed byerre hyo
by Sancte Uilbroed, heer patroen tot Goyngum.
Item soe byspreckt ic dy patroen toe Aesteruerum een ponsmeta landis euelic, ende
dae presteren alder treddaheel ponsmeta landis woer enigha missen, ney scyckenisse
myn broerders, her Dowa Herkis, conventuael toe Thabor, ende maestera Edo, myn
megh, personna toe Boessum, jef her Johannes, myn personna toe Goyngum. Ende
disse landen lidzeet toe Aesteruerum, in dat goed dier Sybba Bwa zin nu op uennet.
Item soe byspreck ick IIII stuveren renten daer presteren toe Goyngum, toe euige
daeghen, ut myn renten dyer ic nu hab ut dat goed dyer Hans ende ick nu ter tyd op
uenya. Des soe sella ick ende Dowa, myn zin, ende Andel, myn dochter, in dae beed
uessa tot euigha tyden. Item ick byn scildich III pond uaex tHelliga Sacrament in
Ypkoldegae. Item III pond uaex dat Heilige Crus toe Snits. Item myn patroen Sancte
Uillibroerd toe Goyngum myn beste tabbert, dyoncker gren, tot en cassel, men dat foer
bispreck ick Hans, myn man. In dy nya duael dyer op myn bed laey, dy als ick byrocht
uaerd, scel habba myn patroen. Item soe byspreck dy patroen een nya aelba ende een
ny amict. Item eilck bidden oerda I pond.
Item Teeth, Hans suster, myn deysse peels ende raedda rochk sonder mowen, item
een haeddoch en scetteldock, een clyr mey een mutse. Item suster Ghyeel en beste
haeddock en beste clyr, myn beste scetteldock, beste mutze. Item dyo faem yna hus
een grou scetteldock ende I clyr.
Item ist dat Hans nei myn daed nen uyf nemt of boestget, soe byspreck ic hem tot
a
B: maerste.
195
5
10
syn lyfstond dae renten dyer ic, Itien, hab in dat goed dyer wy nu op uyen tot
Goygum.
Foerd seller erwa uessa yn alla myn ora goeden, replick of onreplick, myn
kynskynden, by Dowa tegghen synt.
Ende uant ic selven niet scrywa kan, neer feer aeck ne sygel, soe hab ick baeden
myn personna, her Johannes, dit testament voer my toe bysiglen ende to scriven.
Uyelck ick, her Johannes vorsn, dien hab om Ytyens beda uilla vorsn. Ende om ma
festicheit soe byd ick, Yten, her Johannes, myn personna, ende Hans, myn aefta syd,
ende Wypka Sicka Poppa zin, uuse landzate deer nu mey us uennet, dat hyaet uillet
tyowgha ende hlya dat aldus myn laeste wolla is. Dyer uy, Johannes ende thyogen
vorsn, gern dwaan uolla om Ytyens baede wolla.
Orkunda dissis hab ick, Johannes vorsn, myn sigel tracht op spacium dissis.
Anno ut supra, actum in domo habitationis testatricis, die ut supra.
Johannes Meynardi, curatus in Gongum, subscripsit.
15
20
Item dit is een copia, ut dat principael screven uelcka leit tot Goyngum, dat ick, her
Sirck, pastoer, ly my myn hand selven screven, int jaer fan M Vc ende XXXVI, 3a
feria Penthecostis.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1536 juni 6, door heer Sirck, pastoor van Goënga, naar A). RAF, Collectie
Varia Staten, inv. nr 73. In dorso: Een copia ut Ytens Haens testament, uelcka principael
leyt in Goynga ztercka by Sneck. <M.a.h.:> V N.J.
Druk: a. OFO IV, nr 237.
100
1522 november 12
Wlcke Myrcks zoen
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In den tydenn dat Wlcke Myrcks zoen was syeck vann lichgam, hoewell hy <was>
wys inde vroed van verstandt, soe hefft hi wel bdacht dat in desenn tydenn niet wysser
ys dann die doedt inde niet onwysser dar dy urre dess doedt, duus soe heff hy besorget
syn siell salicheit, inde heff gemack syn testament, codecill offte leeste wyll off eyn
schyckinge sinner guedenn, inde wyl dat wast inde stedich gholdenn hebbenn, all men
eyn testament voirsc. schuldich is toe holden.
Int ieerst hefft hi Godt vann hemelrick syenn zyell gegevenn. Dartho soe hefft hi
besproeckenn eynn ewichge memori op dat eerdtlandt tho Swede, dy damme daraff.
Men sall oeck gevenn alle jerren onse kercke tho Malcquerum twe st., want dy helff
vann dat eerdtlandt better is dat dy ewichge memori. Inde II st. dat sal men aenn
wassbrandt tho Cappenborrich betellenn in Onser Lyver Vrouwen huiskenn, dar
Symen Reynners zoen fowd van wesen sall.
Hirtho soe hefft hi Tomis syn broers kynderenn in Lywck syn suster[s] kinderen
arff gemaeck in vader inde moeders stedenn, bholdenlick dat Lywck synn suster
dochter niet meer sall hebbenn dann eynn vann broeders offte susters kynderenn, inde
196
5
dairtho sal dy kleine kamer bynnenn in dat huiss eynn woeninnchesteed tho hoer
lyffstondt.
Item Piter Gerret zoenn tho Enckhuissenn eyn schrickenburrichger.
Nu all dynck sonder falickant. In kenteniss ter warheit zoe heb ic, her Claess,
persoenn in Malcquerum, met orkenenn, als Agge Jacob zoen, Abba inde Douwa
Zypkes zoenn, Ydts Hayes zoenn, Jarich Boyens zoenn, dit testament offte leeste wyll
voirsc. bysegelt met myn selff segell, voir my ende um bede wyll orkenenn voirsc.
In jaer Onses Herenn XV hondert inde twe un twyntich, op Sinte Lebuynn dagh
confessor.
<Ondertekend:>
10
Ick, her Claes Jacobs zoen, lye als voirs.
Meeus Aggas zoen <h.m. 16>.
Jolthye Wybes zoen <h.m. 15>.
Boye Thomas zoen <h.m. 3>.
Abba Sypkes zoen <h.m. 1>.
Agga Douwes zoen <h.m. 2>.
Ydts Tzalynchts zoen <h.m. 11>.
Tyerdt Dowwes <h.m. 20>.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Opschrift: Copie ut Wlcke Myrcks
testament salichge gedachtenische.
Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76.
20
101
Dominus Feddo Popkema
25
30
35
1523 april 2
In nomine Domini, amen.
Per hoc presens publicum instrumentum cunctis evidenter pateat, anno a nativitate
Domini millesimo quigentesimo vicesimo tercio, secundo die mensis aprilis, hora
nona vel quasi ante meridiem, indictione undecima, tali pontificatus sanctissimi in
Christo patris et domini, domini Adriani, divine providencia clemencie pape sexti,
anno suo secundo, atque imperii seu principatus sublimis potentissimi principis ac
domini domini Caroli, Romanorum imperatoris magnifici et semper augusti etc., anno
suo [***]a, constitutus honorabilis vir dominus Feddo Popkema, ecclesie Sancti Viti
pastor in Lywardia, in mei presencia notarii et testium domini Wopkonis et magistri
Francisci, ad hoc specialiter vocatorum et rogatorum, per gratiam Dei mentis compos,
licet corpore languens, quamdiu corporeis in membris desiderans viget mentem
necnon ratio regit, quam sepe siquidem rationem adeo languor obnubilat, ut non solum
a
Het jaar niet ingevuld. Lees: tertio.
197
5
temporalium rerum, verum etiam suipsius cogit ipsae languoris vehemencia oblivisci,
et conditionis humane inevitabile detrimentum prevenire, etiamque nihil certius morte,
hora eius nihil incertius considerans, volens igitur pie et salubriter disponere et
ordinare de rebus suis sibi pie et misericorditer a Deo collatis, ac anime sue saluti
providere et sui memoriam in hunc mundum salutiferam relinquere presentibus codicillis, suam ultimam dispositionem in hunc modum pie secundum animi sui indicium
disposuit et disponit, ordinat atque in formam rite sequentem ordinavit.
Tenor testamenti:
10
15
20
25
30
35
40
Ego, dominus Feddo Popkema prefatus, anno, mense, die, indictione, pontificatu
et imperyo quibus supra, presentibus ibidem testibus infrascriptis, testamentum meum
condidi in hunc modum.
In primis omnipotente Deo animam meam, et terre corpus meum committo, et apud
Sanctum Vitum patronum sepulturam peto atque desidero.
Temporalia mihi bona a Deo relicta divido in tribus partibus, ac separationem
facio, videlicet in ecclesia Sancti Viti et pauperibus Christi, tamquam in duobus
principalibus legatariis et veris heredibus, scilicet Tyalck, filiaa sororis mee, et
Katherina, filia Saeck. Et predicti in bonis sine contradictione a me relictis secundum
testamenti istius tenorem seu ultime voluntatis se intromittant, ut nemo supradictorum
verbis aut factis ultimam dispositionem violaverit vel prevabitur parte sua dicte
hereditatis vel legati, quam devolvi, id est [***]b, volo ad illum qui meis obtemperat
optatis.
In primis habebit ecclesia Sancti Viti quinquaginta aureos florenos de pondere, et
quatu<o>r vasa argentea de libera, scilicet coppen, cum argento in ecclesia videlicet
calice et ampullis argenteis, et cum domistadio in platea nostra, a Kempone et Auck
emptum, super quod nunc mater Takonis fabri lignarii. Et ista bona eo iure et
possessione erunt seu manebunt in manus domini Wopkonis, executor mei, quo iure
fuerunt in possesione et proprietate mea, quousque advocati in fabrica ecclesie
procedent Sancti Viti, et idem executor tunc ad utilitatem ecclesie exponet. Et si
fabrice dilatio seu mora facta fuerit ex negligencia advocatorum, post mortem meam
tribus vel quator annis, sicut me superstite fuerat multis annis, prefatus executor
supradicta bona distribuet pauperibus pro salute anime mee. Item omnia bona mobilia,
semina, utensilia, superlectilia istius domus qua non sunt specificata seu legata, debent
vendi ab executoribus infrascriptis, et dari pauperibus miseris, et carnis medietate.
Insuper Beata Maria in honorem Presentationis habebit tres aureos florenos
annuatim cum quartallo, quos emi a Wilkone Hollinga, cum huris quas obligatur
michi, ut cavetur meo in novoc registro, ad horas de Domina distribuendos. Et omnem
actionem quam habeo super heredes Doed Mockema, resigno et do Beate Virgini
Antique Curie, etiam ad horas suas, perpetue duraturas, cum omnibus auribus meis,
et similiter omnem actionem quam habeo adversus Romckonem, filiumd Sypt
Wnama. Item ad vigilias et missas anniversarii mei habebit Beata Virgo Maria aureum
a
b
c
d
B: filiam.
Ruimte voor één of twee woorden opengelaten.
B: nova.
B: filiam. Zie echter UvB f. 63r: Sipt Unema heeft alleen een zoon Romke.
198
5
10
15
20
25
30
35
40
45
florenum annuatim in Ferwert, emptum ab Entone filio Petri, et unum graminale in
Pascua patibuli, emptum a Titardo Burmannia et a Rytskone et Foeck in Finthium.
Unius stuferi in vigiliis presencia gaudebunt presentes, altera die celebrantes pro salute
anime mee tres butkinos recipient. Sacerdotes ad Sanctam Katherinam in Pascua
patibuli similiter unum graminale, emptum a Tetardo Buurmannia, sublevabunt, et
presentes erunt in vigiliis anniversarii mei absque presenciis, et altera die in ecclesia
Sancti Viti celebrabunt pro salute anime mee, illo excepto quod tenetur celebrare
eodem die summam missam ad Sanctam Katherinam. Et illud graminale habebunt
loco illius aurei, emptum ab Haya Kamminga, in prediis meis in Popkema huyss. Et
quod superest habebunt pro presenciis et missis in anniversario meo, et restituant
heredibus meis litteras emptionis istius aurei in Popkema huys.
Instituo heredes Tyalck et Katherinam supradictam, filias sororis mee, in omnibus
bonis meis immobilibus, michi a parentibus relictis et a me emptis, funerariis expensis
legatis exceptis in die obitus, tricesimi, anniversarii mei, que omnia debent sumi ab
executoribus de pecuniis et redditibus meis secundum tenorem testamenti, et cum
argento supra non specificato seu legato. Et do auctoritatem executoribus meis ad
sublevandum et plenariam potestatem quemadmodum ego habui me superstite in temporalibus redditus meos, et ad exponendum pecunias meas, donec omnia secundum
velle meuma sunt satisfacta. Nec heredes intromittant se in minimo temporalium,
donec omnia fiant istis omnibus deductis secundum tenorem testamenti, bona omnia
mea relicta a parentibus et a me empta pervenient ad heredes prefatos.
Item Katerina, filia Saeck, habebit a me prerogativam. In primo habebit tres aureos
annue in Lichtaert, et etiam habebit semiquatuor aureos in Hallum, et medium aureum
in Ferwert ex domistadio Bocko Bockema. Istos redditus habebit Katerina, filia Saeck,
ante divisionem in prerogativam, istis exceptis Tyalck et Katerina equalem facient de
bonis meis immobilibus cum argento participationem seu divisionem consilio executorum. Et Tyalck et Katerina dabunt fratri meo extra patriam usque ad usum vite
annuatim duodecim florenos de pondere, quia vendidit hereditatem suam, quam ego
redemi. Et Tyalck sublevabit redditus Katherine quousque nupserit viro, et omni anno
faciet executoribus computationem legittimam de bonis et redditibus Katerine. Et si
decesserit Katherina absque prolibus, omnia qua recepit a me, revertuntur ad heredes
meos. Item Tyalck et Katherina habebunt etiam medietatem carnis. Item Tyalck et Hio
habebunt duas vaccas optimas. Item Frouck et Romcke habebunt duas iuniores vaccas.
Item omnia alia animalia habebunt pauperes Christi. Talem facio in bonis meis
substitutionem: si Tyalck et Ienthien, eius filia, et Katherina, filia Saeck, decesserint
sine prolibus legittimis, tunc omnia ista bona immobilia deveniant ad heredes Hesseli
Feycksma. Si quis moriatur de illis, succedunt proles in loco parentum.
Item lego etiam ecclesie in Huyssum duodecim aureos florenos in pecuniis. Item
Wanswert duos florenos. Item in Nova Curia Lewerdie duos florenos. Item ad
Sanctam Katherinam unum florenum. Item predicatoribus florenum, cum Sermonibus
tesauri. Item observantibus tres florenos. Item conventui Sancte Anne in Lywardia
duos florenos. Item Smalenee unum florenum. Item Aylsum unum florenum. Item
Foswert tonnam cerevisie hamburgensis cum aureo floreno. Item Betlehem tonnam
cerevisie hamburgensis cum aureo floreno. Item Bauck filia Ansckis, cum sorore sua
Barbara, unum aureum florenum. Item filie Jetz unum aureum florenum, simul Teeth,
a
B: meam.
199
5
10
15
20
25
30
35
40
filia Francisci Minnema, medium florenum, Loths, filia Refridi, medium florenum.
Item conventui Mariegaerde promptuarium circa ianuam et tres florenos. Item
Douwoni raseri promptuarium aliud, et demitto illi debitum. Item magistro Fockoni,
Petro vicario, Wpkoni sacriste, cuique aureum florenum. Item domino Johanni Jorardi
unum florenum et quatu<o>r coclearia argentea, domino Wopkoni leonem aureum.
Item magistro Francisco aureum florenum. Item ceteris sacerdotibus quartallum unius
aurei.
Executores ultime voluntatis mee erunt dominus Wopko, Refridus, Gerlacus, filii
Hesseli, et quisque fratrum habebit leonem aureum, et si aliquis executorum presens
non fuerit, qu<i>cquid dominus Wopko secundum tenorem testamenti attemptaverit,
alii id pro rato habebunt, ac si essent presentes. Et heredes non intromittant se de
redditibus immobilium bonorum meorum, nec pecuniis, nisi de restante, postquam
omnia in testamento sunt executa.
Et hanc suam ultimam voluntatem asseruit esse, velle quam valere voluit iure
testamenti, quod si iure testamenti non valet, valeat tum iure codicillorum seu
donationis seu cuiuslibet ultime voluntatis. Et voluit hoc testamentum seu voluntatem
omnibus aliis eius testamentis seu ultimis voluntatibus retroa temporibus factis
prevalere atque roboris firmitatem habere.
Item dedit prefatus commissariis seu executoribus eiusdem testamenti et cuilibet
eorum in solidum plenam licentiam et liberam potestatem, ut sine contradictione ipsius
heredum testatoris, aut alterius persone, possunt sua auctoritate de bonis mobilibus
eiusdem testatoris vendere, alienare, pro dictis legatis anime sue solvendis, et ad
sublevandum redditus annuatim de bonis immobilibus, pro predictis omnibus
exequendis, secundum honestatem persone testatoris in exequiis, expensis tumuli,
tricesimo et anniversario.
Acta sunt hec in presencia testium ad premissa vocatorum specialiter et rogatorum,
scilicet magistri Fockonis, magistri Francisci, domini Holckonis, domini Petri Martini,
Petri Johannis Sibrandi, Hillonis Ulbodi, mariti Reynsck Simonis, et Martini fabri
lignarii.
In robur premissorum et munimen dominus Feddo subscripsit propriis manibus
illud testamentum et sigillum proprium appendit. Similiter magister Focko ob rogatum
domini Feddonis sigillum suum appendit et cum aliis testibus subscripsit, necnon
Petrus Johannis Sybrandi ob rogatum testatoris sigillum suum appendit et subscripsit.
Anno, mense, die, indictione, pontificatu, imperii quibus supra.
Erat subscriptum ut sequitur: Ego, Feddo, fateor supradicta. Ego, Wopko,
presbyter, ex parte [***]b protestor manu mea. Ego, Petrus Martini, fateor ut supra.
Ego, Holcko, fatior ut supra. Ego, Hillo Ulbodi, fatior ut supra. Ego, magister
Franciscus, dico et assero me adhibitum in testem in presenti testamento per dominum
Feddonem pretactum, ideo propria me<a> subscripsci manu. Et ego, Wilhelmus
Folckeri, clericus Traiectensis diocesis, publicus auctoritate apostolica notarius, quia
premissis testamentarie declarationi, dispositioni, legationi et ordinationi, omnibusque
et singulis dum sic ut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus
a
b
Lezing onzeker. B: rtio met een verticaal afkortingsteken na de eerste letter.
Eén of meer namen niet ingevuld.
200
presens interfui, eaque sic fieri vidi pariter et audivi, ideoque hoc presens publicum
instrumentum manu propria scriptum, exinde confeci et publicavi, et in hanc publicam
formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi et subscripsi, in
fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum rogatus et requisitus.
5
Origineel (A, naar het ontwerp van de testateur) niet voorhanden.
Afschrift: B (zestiende eeuw, naar A). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 54.
Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v): Testament van heer Feddo Popkema.
102
1523 april 12
Goedsfrundt en zijn vrouw Hylck
10
15
20
25
30
35
40
In den name Goedes, amen.
In den jaere van vyftyenhondert ende drie ende twentich, opten XII dach in aprili,
so hebben wy, Goedsfrundt ende Hylck, myn echte wyff, angesyen die sekerheit des
doedes ende die onsekerheit van den uure des doedes, ende want daer nyemant op
eerden is die dat ordel Goedes wederstaen mach ende nyemant seker is ho[e] ende
hwaer ende wanneer hy sterven sal, om dan die toerne Goedes toe matigen ende onsse
elendighe zielen toe voersyen tiegen die langhe ryse, ende om die genade Goedes toe
beth toe vorcrygen, hebben wy mit mercanderen eendrachtelyck ende gelyck mit
mercanderen mit beraeden ende welbydochte synnen onssen testament, codicill of
uuterste wille of een scickenisse ende ordinantie onssere gueden gemaeket, opdatter
gheen scortinghe of twist sal coemen nae onsser beyder doet twiscken ons erwen van
roerende ons tytlicke goeden, hoe dattet alderbest na den rechten, syd ende plyge
onses landes staen mach, mit soelemniteyten off sonder solemniteyten des rechtes.
Ende wy willent geholden hebben van onsse erfgenaemen ende van alle man in alle
syn arteculen, by pena voerborenisse des erfschips of der legaten daer niet holden
willen, soe feer als den rechten dat vermoegen, tot profyt Sente Marten, patroen in
Sneeck, in tegenwoerdicheit der tuygen ondergescr., in maneren naescr.
Ten eersten byvelen wy God van hemelryck onsse arme eldendighe zielen, ende
ons legersteed begeren <wy> to Oldecloester in die kercke, voer Sente Nycolaus
altaer, by heer Jelmer, ons oem saliger gedachten. Des bysprecken wy dat convent
voers. vyr golden gulden jaerlixe renten, des bygeren wy alle weken een ewighe misse
op dat voers. altaer to hebben, ende dese fyer gulden renten voers. sal die langestlevende uutwysen, tot kennynghe uns testamentoers, ende onsse erfgenaemen sulle[n]
dese renten voers. moegen incoepen mit vyftyen penningen een.
Item onsse patroen Sente Marten bysprecken wy onsse paert steden in die Noerdhorn. Item soe stichten wy een altaer in Sente Martens kerke toe Sneeck, in dat
cruyswerck dat nys gemaeck sal woerden, of anders daert best toe pas sal coemen, mit
drie missen des wekes, toe weten des manedages in de Suete Name Jhesus, die ander
des dinxdages in de ere der heylighe moeder Sancta Anna, die derde des saterdaeges
in de ere van Onsser Liever Vrouwe, men die misse in Nomine Jhesu sal men solemniter singen. Daer geven wy jarlix toe twentich golden gulden jaerlixe renten oppet
Nylandt daer Tyaerdt Hankes nuu op woent. Hyrtoe maeken wy collatoeres meyster
Goeslick, onsse soen, ende onsse executoeres, om daer een erber priester op toe kiesen
201
5
10
15
20
25
30
35
40
45
van onsse bloede die daer byquaem toe is. Is daer sulx niemant toe crygen, sal men
kiesen een erber vremde man, erbaer van leven, daert an bewart is.
Item soe byspreken wy onsse cruycebroeren binnen Sneeck ende die cruycebroeren
binnen Franiker een ygelick vyftych golden gulden een<s> toe tymmeringhe tot die
kercke, toe verstaen als sy bygennen, soe sullen sy een ygelick van stunden an boeren
van denghene van ons beyden eerst stervet, ende die ander vyftich gulden mach die
langestlevende geven by syn levende lyff of ter lester doet, hoe hem dat sal bylieven,
wel toe verstaen dat dese twie cloesteren voers. sullen van ons beyden alheel hebben
elck hundert golden gulden. Item die drie bidden orden, als die predikenbroeders toe
Liewerden, die mynrebroeders toe Boelswert ende die carmeliten in der Ylst, byspreken wy een ygelick een tonne koyts ende een loepen weyts tot cleyn broet. Appingedammers byspreken wy een horentysgulden. Item toe Thabor, toe Anyacloester ende
toe Aylssum ende alle die cloesteren in Westergoe bevelen wy ellickander die langestlevende dat mit ere toe maeken.
Item die uutleden, delen ende ander ligaeten, die boekinghe binnendicks ende
buytendycks int deel, als kercken ende priesteren, bevelen wy malcanderen die langestlievende dat uute rechten, dattet mit eren sy nae onsse staet. Item Oldecloester
ende ons cruycebroeders binnen Sneeck ende die cruycebroeders binnen Franiker
byspreeke wy alle jaer elck een pitantie op onsser beyder jaertyt, die langestlevende
van ons dat alle jaeren uute rechten eerlicken ende ter laester doet desse parten voers.
sekere landen uut toe wysen daer die last op geleyt woerdt. Des bygere ick van dese
voers. cloesters dat sy onsse jaerstont alle jaeren eerlicken holden ende bygaen mit
missen, vigilien ende ander goddienstighe werken, dat bevele ick hoere conscientie.
Item wart byalsoe datter eemant quam nae myn, Goedsfrent, doet ende meende an
my ten afteren toe weesen, dat bevele ick myn executoeren die saken toe examineren.
Wat sy daer in ordineren mit Hylck, myn huysfrouwe, ende meyster Goeslick, myn
zoen, bevele ick hemluyden.
Item Tietie, meyster Goeslicks natuerlicke dochter, byspreken wy een ygelick tien
horentysgulden jaerlixe renten. Item ick, Goedsfrent, byspreeck Gerryt myn broeders
kinderen uut gueden gunste, niet van sculdes wegen, vyftich golden guldens eens, tot
Hylck kenninghe. Ist dat sy daermede niet toevreden sin ende op hoeren recht meenen
toe staen, soe sullen sy niet hebben.
Item angesien dat wy, Goedsfrent ende Hylck, meyster Goeslick, onsser beyder
soen, syn hylxgueden uutgewesen hebben, ende oick want wy mit mercanderen foel
guets ende quaets geleden hebben ende lien armoet mit mercanderen gehath hebben,
soe maeken ende byspreken wy elckander uut sonderlinghe gunste ende vruntscap alle
onsse naegelaetene gueden soeals wyse nuu bruckende syn, roerlick ende onroerlick,
als landt ende sandt, huys ende hoff, golt ende sol[ver], gelt ende clenodyen, ons leven
lanck.
Item wart byalsoe dat w[y] onder ons beyden off die langestlevende enighe articulen in dat testament voers. bynoempt by raede onsse executoeres veranderde, of wy
oick enighe donationes maekende die men heet nae den rechten donationes inter vivos
of donationes causa mortis, tot Goedes eren ende tot aermen luyden of oick waerlick
vrienden, mit codicill of brieff ende segel, off onsse selves hantscriften, of in
tiegenwordicheit twie ofte drie nouwelicke tugen, daer wy elckander macht ende
autoeriteyt geven mitz desen, dat wy van warden holden hebben willen gelick dit
testament, ende dit testament darmede niet gequetst ende gecrinckt toe wesen by pena
voers., des sal die langestlevende die insculden boeren ende die uutsculden bytaelen.
202
5
10
15
20
25
30
Item voertmeer institueren ende maeken wy erwen tot alle ons andere gueden die
toefoeren niet bysproeken syn noch hyrnaemaels niet bysproken woerden, als al alster
die langestlevende dat afterlaet, niet uutgesloeten, meyster Goeslick, onsser beyder
soen, of syn kinderen int syn steed indien hy onsser beyder doet niet bylevet.
Item wart dat meyster Goeslick ende syn kinderen storven sonder echte ende
blyckende geboert, soe sullen die rechte armen dat huys hebben op die Merketstraete
of die warde daervoer, ende die ander gueden ende landen, roerlicke ende onroerlicke,
tot ordinantie myn executoeren. Item den rechten armen binnen Sneeck byspreken wy
drie golden gulden jaerlixe renten, Aeentiens Lucas huys ende caemer, mit dat
afterstal.
Item so sette ick, Goedsfrent, executoeres of voerfolgers tot ons testament ende
curatoeres toe Hylcke, myn wyf, indien sy myn doet bylevet, mit meyster Goeslick,
myn zoen, den erbaeren Sicko van Lyaukama, heerscip in Sneeck, broeder Teodardus,
prioer in voertyden der cruycebroederen binnen Sneeck, meyster Edo, pastoer in
Boesum, meyster Menno, pastoer in Rauwert, meyster Albertus, prebendatus in
Sneeck, dese fyf gelick of twie of drie volcoemen macht toe hebben in allen dingen,
indien daer iemant storve off avercoemen moechte.
Hyrby hebben over ende an geweest als toegeroepen orkenen ende tuygen broeder
Teodardus voers., meyster Albert voers., heer Pieter, capellaen, in die pastoers steed,
Claes hoedmaeker, Meynert pelser, Geert scerryer, Jan van Franiker.
In orkunde der waerheit heb ick, broeder Teodardus voers., ende meyster Albert
onsse singnet ende segel op dit testament gedruycket voer onsselven ende ter bede
Claes, Meynert, Geert ende Jan voers., want wy hyr over ende an geweest hebben dat
alle dinck geschiet is als voers. Ende want ick, Goedsfrent, mey Hylcke dit steed ende
vast holden hebben wil, heb ick myn hantscrift beneden desen testament geseth voer
my ende Hylcke myn huysfrouwe, in den jaere ende opten dach voers. Ende want ick,
heer Pieter, nuu gheen segel gebruyck, heb ick myn hantscrift hyrbeneden over geseth,
in den jaere ende opten dach voers.
Frater Teodardus sigillavit. Goedsfrent Goeslick zoen bekenne myn hant als voers.
is. Meyster Albertus sigillavit. Ego, dominus Petrus, capellanus, loco pastoris fateor
omnia ut supra.
Excopiert van my, Kempo Jelle zoen, secretarius der stadt Sneeck, van woerdt toe
woerdt gelick syn bysegelde ende mit handen onderteykende principael, bytuyghe ick
mit myn selves hantteyken,
35
<ondertekend:>
Kempo Jelle zoen subscripsit.
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1529, door Kempo Jelle zoen, secretaris van Sneek, naar A). GA Sneek,
Oud Stadsarchief, inv. nr 73 (Old Burgerbueck), f. 17r-18v. Opschrift: Goedsfrent Goeslick
zoen testament.
De datering van het afschrift is afgeleid uit de volgorde van de stukken in het
burgerboek: de eerstvolgende akte die werd ingeschreven, dateert van 28 mei 1529.
203
103
1523 september 27
Fritz van Grunbach
5
10
15
20
25
Im Gotes manen ane.
Uf dem XXVII tag sepenber, in jar XXIII, hab ich, Fritz van Grunbach, trosas zu
Harling, mit mir selber pesohlich, mein testement unt letze uil, ob Got der allmechtig
uber mich gebut, uie es mit mein gut sol gehaltem uert.
Zuerst soch peschoch ich Got van himel, dein almechtig Got Unser Herein Jesus
Cris, mein sel, unt mein leicham sal man lechem gein Franickem zu mein kinen, da
sal man mich pegem las mit koslich uie es mein ueib guttunck.
So mach ich mein weib mumeren uber mein kine, unt mein uerter prutter darzu,
dieueil mein ueyb in uettuestul sicz, sal sich richirenn ob sich dein ueteuenstul
verruck, sal sich dein kyner rethum tum unt mein prutter als mumberen ob mein ueyb
peye dein kinneren nit pleyeem uolt. So sol sich hab Ic goltgultem rentein die ich
gekauf hab in lant unt zu Harling, uff Ic g., zu unt van parem gelt, unt schul sol sich
hab tzueyetausem corenten g. par gelt. Dise gyffenen sal sich hab ir lebe lanck,
darnach sal es uiter an meine kyner falenn suner eniche einsuch.
Deis uirt mein ueyb fynem in schrithem uas ich hab, oter uas man mir schultig ist,
oter uas ich schultig pyn, die meyeer sein mut geschrith die uerte ein gutem pfenig
sultig sein, das man albe dinck in schrith finem sal von Oberlant unt Frislant. Darumb
pyt ich mein hausfraw unt kinem unt prutter umb Gottes uilem haltem, dan es mein
letzer uil ist. Uf dismal hausrant unt klemert uirt mein ueyb sich uol uisem zu haltem.
Obe mein prutter einer oter tziein rat tzu, gem sal man in die tzermme gebem, unt elch
ein rock unt seychem vanas, dein fornantena prutter itlich ein rock, albach dein eltem
dein pestem, mein dreye schuecher itlich ein schaulat schaartz zu ein rock.
Dat an Harling in Frislant, in jar da man tzalt tausenen Vc XXIII jar, dein XXVII
tag sepemberis.
<Ondertekend:>
Fritz von Grunnbach, trosas zu Harlinng.
<f. 3r-3v:>
Uas ich uitter schultig pim.
30
35
VIIIc goltgultenen fur Sein Hersas die ich in ab hab kauff, satz ich an gelt XIc XX
carenten g.
II½c gooltgultem von altem schul, mach an gelt carenten g. III½c carenten g.
IIII½c goltg. van dein VIIIc g. zu tzuns jars L ff., mach an carenten g. VIc XXX
caremtg.
Lattrys das ich mein prutter schultyg pim XXIc carenten g. Daran hat er entpfanenn
vom mein uech alle dein forraut der mir zu tel ist uortem van uein unt getreit laut
deyse schethpryff. Darzu sitter der telung alle mein gut, gebrauck, tzuns, gult, ather
a
B: ffnn.
204
5
causem, uie das richiser ausueis. Das sal man in abkurczem, unt das uber sal man in
peczal.
VIIIIc goltgultem XXXV goltg. pim ich schultig an pach Hans van Ter Sol unt
Lubert van Der Sal van V jaren. Dath sal man abtzie das untgelt van morchem X st.
das em jar, das anter jar VIII st. van morghem, gleick der keser tut. An carente g. XIIc
LX pelaub die sun, do mach man abding der morge mit mer dan XXXV st.
Origineel (A) niet voorhanden.
Ontwerp: B (1523 september 27, door de testateur). RAF, Archief Familie Thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 813. In dorso, m.a.h.: Ontwerp van heer
Fredryck van Grombach, met syn egen handt geschreven.
10
104
1523
Tiets, weduwe van Sasker Heringe
15
20
25
30
35
40
Int jeer Uus Heren dusent CCCCC ende XXIII hat Tiets, Sasker Heringe nestlieten
uedue, uessen cranck fan licham, mer nochtans uys, kloeck, sterck, forsiochtich fan
sinnen ende forstaen, en hat wrtocht dy sickerheit des daeds ende dy onsickerheit des
wre des daeds, soe hatse macket her testament of leste uille of en codicil, in maneeren
hierney scr.
Int aerst soe bifaltse God almachtich her edele siel, ende dio aerd dat licham, en
byerre her leggerstoel of to rescknien dat licham by dy hellige patroen Sente Ponsianus, suut opt tierchoeff, by her twae dochteren. Soe bisprecse dy hellige steed Goeds
ende patroen Sente Ponsianus foer dy leggerstoel IIII ky toe een taefele op Uus
Liaufrouwen auter, ofter toe treye bilden aldierop, en hyo uil dae ky oers noerne to
orbera of habbe. Ford soe bispreckse dy hellige patroen Sente Ponsianus twae ky foer
dae scielden dier hyo dio tierke scieldich is, en hat dae ky bettera sent, dat jout zee dy
hellige patroen Sente Ponsianus. Item ffoerd so bisprecse dat eeruerdige Hellige
Sacrament, Uus Liaufrou, Sente Anna, her hellige apostel Sente Andrioes ende her
hellige joncfrouwen Sente Katherina ende Sente Barbara toegelick IIII pond uaex.
Foerd soe bisprecse legaten her persenne, her vicarius ende her Renick, elck ½ enckelgolden, mer her Renick dy scil sielmissen duaen foer sina.
Foerd soe <bisprecse> dae twae biddena oerden to Liourd, dae preykers ende dae
menrebroren, elck een jong kw to sielmissen, en dae ore twae biddena oerden, als
Apendamre ende Uaudseinre, elck een enckelg., en dae Frankera broeren ½ enckelg.
Item ffoerd dae claesteren als to Anigum, Tiemarum, Bayum, Aeylsum en Uyswert,
elck een hornkisg., dat dae guede mannen en sesteren naestich foer edele siel uille
bidde.
Item dy hellige patroen Sente Merten to Uyrdem, dierse her hellige doepsel ontfensen hat, een enckelg., en elcke priester een stoter. Item ffoerd boeck[se] dat deel
troch elcke prester een stoeter, en elcke tierke also folle. Ende her Uillem bisprecse
een gued kw. Item her deelen ney her daed uilse dat onderhaun scille uyrde ney luyd
a
Hierna lijkt een woord vergeten, bij voorbeeld: bispreck.
205
5
10
15
20
25
ende inhald sillige Saskers testament, en dat op foerbetteringe fan her bern. Item to
Aesteruierum ende Mantgum elcke prester een stoeter, en elcke patron also folle. Item
ffoerd soe bisprecse dae riochte aerme ffyef jeer lang elcke jeer en heel grau lecken.
Item ffoerd soe mackis en sceedinge tuisken her bern, als Elck en Haring. Soe
leytze Haring toe jenst Elcke berns, euelic en eerflic, int aerst dat gued to Boxum, dat
gued to Mantgum, dat gued Aesteruierum ende dat gued to Rauert. Ford so leytze
Lisck, Harings dochter, to dae landen of renten to Ytens, in aefkortinge fan Harings
deel. Item Sasker ende Hobbe, Eelcks kynen, dae leytze to dae renten in Toytgum
ende dae renten to Syl in Bocke gued, ofte dier Bocke nuu ter tyt bruct, en dat aldierom dat her berns dat dae ueesen, als Sasker ende Hobbe vorscr., to kort scyt fan
Elck, hy[...]he faera, en dat in aefkortinge fan Elcks paert renten ofte erfscip. Item
foerd so uilse to Sasker en Hobbe elck trye selveren leppelen en elcke twa g. uilhelmisscielden en elck een craelen fyftich mey selver teekensteenen. Ende Lisck Harings
dochter leytze to dy blauwe reeme, en aeck een craelen fychtich mey een selver
teekensteenen. Ende so uilse dat Doede reeme saliger gedachtenisse scil gaen also als
hyoe dat byerre hat. Ende Haring uilse to dae ruckers knoepen, dierfoer dat hy nen
fyftich haen hat.
Item ffoerd so mackis eerwen to al her oer gueden, goud en selver, quyck en tyl,
land en sand, gree en grond, alsodien alst her God almachtich forlienighet hat, her
kynen tolyke, als Eelck en Haring. Mer hyo uil dat Haring her siel scil byuarye,
overmyts dat Eelck ute land is, en so uil se dat alle gueden scille byeen bluve, ter tyt
to dat her siel fol scyn is.
In een tioch der uird dat dit her leste uille is als vorscr. is, soe hatse hierto roepen
en baeden orkenen, als her Renick, prebendarius to Mersum, en her Uillem, her ein
prester, Bibe Hette zoen, Menne Sipke zoen, Peter Luttzens zoen.
En om een maere festicheit en sekerheit soe hatse baeden her Uopke, persenne fan
Englem, dat hy dit testament, leste uille of codicil om her beede u[ille] uolde besigele.
Dier ic, her Uopke, dien hab om Tietze vorscrne beede uille.
Datum als vorscreven.
<Ondertekend:>
30
35
Ick, her Renick to Mersum, byroppen als een orken in dyt testament, hlye als
hyrboeppe scr. is.
Ick, her Uillem, prester in Mersum, beropen in dyt testament als een tzuygh, hlye
alst vorscr. is.
Ick, Meno Sipka zoen, hyrin beropen toe een tioch, hlye als vorscr.
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 296.
Met opgedrukt zegel: 118. In dorso, m.a.h.: Sillighe moers testament. <M.a.h.> Tyets
Heringha testament.
Druk: a. OFO II, nr 314.
40
a
In a is hy[...]he faer weergegeven als: hyertefaer, hetgeen de zin niet veel verduidelijkt.
Waarschijnlijker is dat faer betrekking heeft op Elck, de vader van Sasker en Hobbe.
206
105
1524 januari 5
Aedzert Abbinga
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyffhundert ende fier ende twintich uas Aedzert Abbinga
gesunt van lichaem ende ual by syn foerstaend, by die genade Gods, ende uant hy
aenmerckde dat alle menschen eens moeten sterven, ende dat daer gheen dyng soe
seker is als die doed ende gheen dyng soe oenseker als die uer des dodes, soe bedacht
hy hem met God ende mackde syn testament ofte laeste uille ofte codicil ofte alst
alderbest nae den rechten heeten mach, meth frya uilla ende folcomen voerstand, in
forma ende maneer alst naescreven is.
Int eerst bifal hy syn ziel God almachtich, Marie ende alle heilige engelen, syn
lichaem die aerde, daert uutcomen is, ende begeerde syn legerstoel toe Bly in die
kerck Sunte Nicolaus, ende bisprack den patroen Sunte Nicolaus aldaer fiertien
enckelguldens.
Item die prekeers toe Leuerden een enckelgulden eens voer en legaet. Item die
minrebroers aldaer en halff enckelgulden. Item Sunt Anna cloester toe Leuerden en
half enckelgulden. Item toe Genaerd en tonna byer. Item Ons Lyve Frou toe Oldehou
en enckelgulden eens, toe Bethlehem en tonna byer, toe Uaerd in Dungredeel en tonna
byer. Item hy mackede twintich jaerdeel na syn doed, deeme geven sal nae gewoente
des lands. Item die uutfaerd, sevende dach, die maenstond, jaertyt alst en uyss ende
geuoente is. Item en igelick priester int deel aldaer, als met naemen Feruerdadeel, en
dubbel stuver.
Item Tyamck, syn uyff, gaeff hy Aebbinga staten, met syn deel stens ende alle die
landen die daertoe hore, ende die sal Tyamck voirs. hebbe eulick ende erfflick, steerft
hy sonder echte kynden. Ende late sye kynderen nae, soe salt coeme op dy kynderen,
alst hoert nae die rechten. Item syn dochter Anna bysprack hy ses enckelguldens
jaerlix, alsoe lang als sie lyeefft.
Item syn susteren, als Auck, Bauck ende Eelck, ende syn broers kynden, Frans
ende Byuck, in har faers steed, set hy eerven fan al syn ander gued, als van dat gued
toe Faerd ende van alle ander oenreplike gueden, ist dat hy steerft sunder kynderen.
Item syn uyff, Tyamck voirs., sal hebben alle replike gueden die daer synt ende
gefonden uoerden nae syn doed, die alheel alle tyd toe beholden, mer isset dat hy
kynderen naelaet, soe salt coemen op die kynderen, alst hoert nae die rechten. Item die
ses guldens, Anna, syn dochter, besproeken, die sal Tyamck hoer jaerlix geven uut
hoer gued ofte uut die staten, uaer dattet Tyamcken belyfft.
Item dit testament uil Aedzert voirs. onderholden hebben fan syn naecoemen, fry
ende fast toe staen als voirs. is.
Oerkunde van desen heft hy gebeden den eerueerdigen pater broer Wilhelmum
Smit, licentiatum in die godheit, prior van die prekebroers bynnen Leuerden, om dit
testament toe bisegelen. Datuelck ick, broeder Wilhelmus Smit, prior voirs., heb
ghedaen om Aedzert voirs. beede uille.
Int jaer Ons Heren voirs., in januario, op den fyften dach des maends voirs.
<Ondertekend:>
Ego, Rodolphus, curatus parochie Novae Curiae, protestor suprascripta manu propria.
207
5
<Onder het zegel:> Ego, frater Wilhelmus, prior quo supra, praesens testamentum
rogatus et requisitus sigillavi et me subscripsi, qua testor manu mea propria.
Adzert Abyngha subscripsit.
<Rechts onderaan, in de teksthand:> Hoc praesens testamentum scriptum est ex
mea scientia et libera voluntate testatoris Aedzert Abbinga, quod ego, frater Wibrandus, protestor manu mea propria, Wibrandus scripsit.
Origineel: A (hand van frater Wibrandus). RAF, Archief Familie van Sminia, inv. nr
1783. Met opgedrukt zegel onder papier (18). In dorso (= f. 2v), m.a.h.?: Licet lege
inhibente videatur hoc testamentum invalidum, cum lex canonica et civilis simul prohibeant
donationes mutuas propter 4or rationes, ff. De donatio. l. 2a et 3aa ex expressas, tamen
salvari potest in casibus a lege permissis. Dicitur enim in c. Donatio, De donati.b, quod
licet verum sit donationes huiusmodi iure non subsistere, nihilominus tamen si donans
persevereritc in eadem voluntate usque ad mortem, valet huiusmodi donatio cum quo iste
testator intendat presens testamentum morte conservare juribus subsistit. Item valet donatio
2o si alter inde non sit pauperior, sedd licet alter sit ditior. Item si maritus heres institutus
ab aliquo non adeat ut mulieri substitute locum faciat. Item e contra si alter non fuit factus
ditior licet alius fuit factus ete pauperior ut si vir donat uxori ad emendum unguenta l. Cum
hic status, ff. De do.f.
De dorsale aantekening is ongetwijfeld corrupt. Mogelijk betreft het een afschrift dat
is gemaakt door een niet-jurist, die de strekking niet geheel begreep. Vergelijk voor de aan
het slot genoemde unguenta nog D. 24.1.31.9 en D. 24.1.7.1.
10
15
20
106
1524 januari 23
Henrick Nanninck zoen
25
30
35
In den name des Heeren, amen.
In den jaere der geboorte desselwen Heeren duysent vyfhondert vier en twintich,
der twaelefder indictien, op den drie en twintichsten dach van der maent januarius, ter
sester uren oft daerontrent voor middage, int eerste des pausdoms onses alderwaerdichsten vaders <in> Christo ende heeren heere Clemens, die sewende paus van dier
namen gestelt weesende, in presentie van my, notarys, ende tuygen hieronder ges., die
eersame Henrick Nanninck zoen van Bolswart, poorter ende inwoner der steede van
Amstelredam, kranck ende siekelick wesende van lichame, machtich nochtans alst
blyckelick scheen synre verstandt, sinnen, reedenen ende memorye, verclaerden ende
seyde dat in seekere voorleden tyden, te weten in den jaere Onses Heeren duysent
vyfhondert ende elve, hy ende syn voorhuysvrow zaliger gedachtenis, Katryn Epes
genaemt, een testament gemaeckt hebben binnen der voors. stede van Bolswaert,
a
b
c
d
40
e
f
D. 24.1.2 en 3.
C. 5.16.3.pr. of X 4.20.8.
Misschien beter (naar analogie van het allegaat): perseveravit.
Lezing onzeker.
Lezing onzeker.
D. 24.1.32.
208
5
10
15
20
25
30
35
40
blyckende by instrumente daervan wesende, by eenen Wygerus Petri genaemt als
notarys onderges. ende ondergeteykent, welke testamente dieselwe Hendrick noch
approberende wil ende begeert van waerden te weesen ende onderhouden te werden
in allen puncten ende articulen daert by deesen instrumenten niet verandert oft
gemuteert wort, instituerende alsnoch ende makende syn erwen die armen tot Bolswart, also int voors. instrument oft testament verclaert staet, twelck hy gehouden wilde
hebben als hyer expresselick verehaelt.
Ende want hy met syn voornoemde huysvrou by tselwe testament een proeven
gesticht ende gefundeert hebben, die hy wil geleegen hebben oft geleyt op Sint Jacobs
altaer, staende in die kerck van Bolswardt. Ende die priester ofte priesteren in der tyt
die dieselwe proewen bedient ofte bedienen sullen, geen seekerheyt specialicken en
hebben waer sy die renten oft goeden van deesen proeven halen sullen, so ist dat die
voors. Hendrick Nanninck zoen tot verbeeteringe mede van dieselwe proewen mitten
alderbesten wecha, rechten, saeke ende maeniere hy dat vaste doen mochte, gunnet
ende gewet ter cause van den doot, maeckt, bespreckt, bewyset ende assigneert tot die
voors. proewen die goeden ende renten hiernae volgende. In den eersten het halwe
goedt, leggende op Lutkgen Knosses by Bolswardt, daer Peeter Harmans zoen die
ander helft van toebehooret, begeerende opten voochden van den voors. armen ende
willende dat sy alsulke drie schilden als hy, Hendrick, gekoft heeft op syn lyff, laeten
sullen by dit voors. goet, ende den voors. priester laeten volgen, ontfangende
weederom in die steede van deesen renten andere van synen goeden, ende dat nae rade
<van de> naebes. executoren. Item sal noch desen priester hebben vyf koegras,
leggende Wittenzerdorpb. Item noch vier koegras, liggende achter die Heyligen Geest,
diewelke die susteren nu bruyken. Noch twee koegras, leggende in Loockele Gruetc.
Item noch zeeven pondemaeten lants, leggende op Oldeclooster veerd. Item noch ses
pondemaet, leggende in den Marlinck. Noch XXIIII st. ewigen renten op een steede
daer Hobbe decker op woont. Item noch XXIIII <st.> ewigen renten op een steede
daer Reyn Ryne scheepmaker op woont. Item noch mede een koegras, leggende achter
Hockaert, ende twalf st. ewigen renten uut een steede daer Bent op woont, welck van
syn voornoemde huysvrou gecomen is. Item maeckt noch denselwen priester syn huys
dat hy nu gecoft heeft, staende op die Kerckstraet, welk men ock betimmeren ende in
raeck ende daeck holden sal buyten des voors. priesters coste. Item sullen noch die
voors. armevoochden gewen den voors. priester drie goude guldens jaerlickse renten,
ter tyt ende wylen syluyden hem beweesen hebben aen sulken stucke lants dat jaerlicks drie der voors. gulden waerdich is. En voor die eerste priester die des voors.
proeven hebben ende bedienen en de vruchten tot den selwen behorende bueren ende
heffen sal, so verkiest die voorn. Henrick Nannincks zoen ende noemt midts deesen
meester Albert Gysberts zoen, student, leggende nu ter tyt tot Loewen, soveer hy
tusschen dit ende Sint Jans missen naestcomende priester wordt, stellende anders ende
noemende in syn plaetse heere Symon Alberts zoen van Harlingen.
Twelck aldus geschiet weesende die voors. Hendrick Nannincks zoen, willende syn
a
b
c
45
d
e
E: voege. F: voegen.
E en F: achter dye heyligen Witten Zeedorp. Vgl. BB 279: Wytsumma terp.
In plaats van Loockele Gruet in E en F: Foeckel guedt. Vgl. BB 279: Lutke Gruet.
E en F: weer.
In plaats van Reyn Ryn in E en F: Tryn Tryn.
209
5
10
15
20
25
30
35
40
45
naeste vrunden ende magen by maniere van codicill wat bet versien ende bedenken,
naedien hem dunckt dat henluyden in syn testament voorn. niet genoch gemaeckt en
is, heeft met den alderbesten wech, rechten ende forme dat vaste ende beste geschien
mochte, geordineert ende gemaeckt syn codicille in manieren naebes.
In den eersten alsdat alle syn susterlingen die syn doot beleewen, elcks hebben
sullen vyftich rinsgulden carrent eens te betalen, also nochtans dat tgundt henluyden
in syn testament besproken is, comen sal ende weesen tot een afslach van deese voors.
vyftich gulden. Item sal meede Syburch Pieters dochter van aldusdanigen bespreek
van vyftich gulden afgekort worden veerthien gouden gulden, die sy met haer dochter
tot anderen tyden van hem ontfangen hebben. Item maeckt noch ende bespreeckt dieselwe Henrick Nannencks zoen syn susterlingen voors. elcks een pont groot tsjaers
lyfrenten, uutgeseyt Egbert Timans soen, die twee pont groot syn leewen langk hebben
sal, welke voors. lyfrenten die armevoechden binnen Bolzwaert uutkeeren ende
betalen sullen, willende nochtans dat deese renten voor teerste jaer nae sinen doot niet
en sullen betaelt worden, maer int anderde jare deerste betalinge gedaen sal worden.
Item het convent van Oegeclooster, leggende aen Bolswaerdt, met Nolcka Jans
dochter daer in wonende, hondert gouden gulden eens, waermeede sy ganschelick
afstaen sal van alsulke bespreek ofte legaten als vooren syn susterlingen gemaeckt syn.
Item bekent noch midts deesen dieselve Henrick Nannincks zoen schuldich te
weesen derfgenamen van syn voors. voorhuysvrou gedachtichb duysent gulden
carrent eens, op welke dusent gulden betaelt is een scheepsbrief van hondert guldenen,
welke syluyden van hem op betalinge ontfangen hebben. Item voor den inboel die
Henrick voors. Griet Jans dochter, syn tegenwoordige huysvroue, gemaeckt heeft,
blyckende by instrumenten daervan weesende, sullen dexecutoren naebescreven
gewen die erfgenamen van syn voorn. ee<r>ste wyf tweehondert rinsche gulden
carrent eens, ende dat voor die gerechticheyt die syn voorn. voorwyf op deese goeden
hadde.
Ende oft gebuerde dat Egbert Timans soen voors. ofte eenige van den voors.
Henricks bloede door groote outheyt oft andere ongevalle tot gebreck ofte armoede
geraecten, dat Godt behoeden wil, begeert ende wil die voornoemde Henrick, dat die
voors. armevoochden tot sulke synen armen vrunden ende magen diet nootlick te doen
hebben, toesicht hebben ende bystant doen sullen.
Welke voors. dispositie, makinge ende ordinantie, sowel begreepen in syn voors.
testament, gemaeckt int voors. jaer van elve, int geen daert by deesen instrumente niet
verandert wort, alsock verclaert in dit tegenwoordich instrumente, mytsgaders mede
sulke makinge als hy gedaen heeft synre tegenwoordige voorn. huysvrou van goeden
alhier wesende, blyckende by instrumente daervan gemaeckt, gedateert op gisteren,
die voors. Hendrick Nannincks zoen seyde ende affirmeerde toe weesen syn testament
ende uuterste wille, dien hy begeerde opentlicken ende wilde van waerden te weesen
ende gehouden te werden nae rechten ende regule van testamenten ende uutersten
wille, ofte by manieren van codicille ofte gifte ter cause van den doot ofte enige
andere rechten waermeede dieselwe vaste ende beste van waerden blywen ende effect
sal mogen sorteren.
Ende om deesen syn testament ende uuterste wille in alle syne puncten ende
a
b
E en F: Wolck. In het origineel stond mogelijk: Wlck.
E en F: salige gedachten.
210
5
10
15
20
25
30
articulen volbracht te worden, stelde deselwe Hendrick, ordineerde ende maeckte
executoers die eersamen heeren here Worp, prior in Thabor, ende here Aesga, provenpriester tot Bolswaert, met Albert Martens zoen glaesmaeker, burger aldaer, gewende
denselwen executoren volcomen macht ende speciael bevel omme alle sine goeden
nae synen owerlyden te aenvaerden, ende nae uutwysen der voors. drie instrumenten
syn voors. testament ende uutersten wille te volbrengen, in alle manieren so dat recht
es ende behoort. Biddende meede den vermogenden heere heere Godtschalck, riddere,
stadthouder ofte owersten van Bolswaert, ofte gebuerde datter eenige lastige saken op
syn voors. uutersten wille ende testamentlicken dispositien vielen, dat hem geliewe
sich te voegen met den voornoemden executoren, ende tselve testament ende uuterste
wille te helpen volbrengen ende beschermen. Diewelke voorn. executoren omme syn
uuterste wille voors. te mogen voldoen, ontfangen sullen van syn voors. tegenwoordige huysfrou die somma van vier en veertich hondert guldenen carrent, welverstaende
dat sy henluyden tgeen sy aen gelde niet leeweren kan, met schuldenbriewen ende
handtschriften betalen sal, nae uutwysen enre cedulen, by denselwen Hendrick geschreewen ende haer gelewert.
Op alle twelck voerschrewen staet dieselwe Hendrick Nannincks zoen begeerde
sich van my, notario, gemaeck<t>, geschrewen ende geleewert te hebben een ofte
meer instrumentena in den besten forme. Ghedaen ten huyse van den voors. Hendrick,
testatoor, staende tot Amstelredam, achter den Nieuwen Prochiekerke op den
Burchwall, in presentie ende byweesen van den eersamen ende wysen mannen heere
Tomas Ackerman, priester, Pieter Hermans zoen van Bolswaert, Gerbrant Claes zoen
van Workum ende Jarich Hobben van Bolswaert, inwoonren der voors. steede van
Amstelredam, tuygen van goeden geloowe, hierower geroepen ende gebeeden.b
Gecollationeert met den principale, int francyn geschreewen, ende waere met
eygenen handen onderges. aldus: Ick, Henrick Nannincks zoen, bekenne dat dat myn
laeste wille es, myn eygen handt, Henrick Nannincks zoen. Dominus Thomas Ackerman, priester. Pieter Harmens zoen als tuuge subscripsit. Jarich Hobbes zoen als tuyge
subscripsit. Ende daerachter waere noch een acte ges., luydende aldus als hiernae
volget: Et ego, Franciscus filius Nicolai de Delft, publicus sacra imperiali auctoritate
notarius, ac coram venerabilibus virisc dominis provisored et decano jurisdictionis
Amsterlandie pre scribae iuratus, quia promissis omnibus etf singulis dum sicuti
a
b
35
c
40
d
e
f
45
In E en F hierna: openbaer.
In C hierna twee verwijzingstekens, waarachter respectievelijk: bewysinge en: hondert,
waarna: Ego, Franciscus, notarius infrascriptus, approbo annotatum defectum. Omdat
hiermee corresponderende verwijzingstekens in de tekst ontbreken, is onduidelijk waar
deze woorden moeten worden ingevoegd. In E en F ontbreken deze verwijzingen en volgt
na gebeden direkt het notariële onderschrift.
In C hierboven geschreven: libris.
E en F: primariis.
In plaats van pre scriba in E en F: gratia.
In E en F hierna een aantal puntjes, waarna: Collationata est presens (E: publica) copia
cum suo originali, cum quo concordat. Teste me notario infrascripto (F: infrascripsi).
Onder stonde: Gecollationeert met sekere copie, in papier geschreven, ende niet getekent,
ende daermede bevonden te accorderen by my, ter ordonnantie van den Hove (get.)
211
5
prescribite fierent et agerentur una cum prenominatis testibus interfui, eaque omnia
et singula sic fieri vidi et audivi, idcirco huiusmodo instrumentum publicum manu
mea propria exinde confeci, subscripsi et in hanc publicam formam redegi, signoque
et nomine meo solitis et consuetis signavi, in fidem et veritatis testimonium omnium
et singulorum praemissorum, exactus et exquisitus.
Ende neffens dese voorgenoemde acte stonde geschrewen een notarysteyken, te
weeten een stene ende dairbowen een werldt met een cruys, ende daeronder waere
gescrewen: Franciscus de Delf, notarius publicus. Omnia de sursum.a Etc.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw,
naar B). GA Franeker, Archief Gerecht, inv. nr GR V. Opschrift: Copia copie. In de marge:
Codicill. - D (1591, door Faber, naar een afschrift; nogmaals gecollationeerd met hetzelfde
afschrift door Baerdt, griffier van het Hof van Friesland). Niet voorhanden, bekend uit E
en F. - E (18de eeuw, naar D). GA Bolsward, Archieven Armvoogdij, inv. nr 63. - F (18de
eeuw, naar E). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 36, 388-399.
Het afschrift D, waarop EF terug gaan, is volgens de ondertekening van Faber Gecollationeert met sekere copie, in papier geschreven ende niet getekent. Hiermee kan C zijn
bedoeld, dat deze kenmerken heeft. Gezien de verschillen tussen C en EF is het echter
waarschijnlijker dat EF teruggaan op een ander afschrift, mogelijk B.
10
15
20
107
1524 juli 22
Tette, vrouw van Heere
25
30
In den naem Goeds, amen.
Item in den jaren Ons Heren dusent 5co ende wyr en twentich, op Sunte Maria
Magdalenen dach, soe heft Tette Heeren huusvrouwe ghemackt hoer testament ende
leste uille, ende heftet ghemackt in die teghenwoerdicheit des Hyllighen ende
Eerueerdighen Sacraments ende mede by an ende over uesende ghebeden ende thogheropen tughen, hyronder benoemt ende bescreven, des naeghesc. testaments tho
ontholden ende de waerheit daerin to segghen ende tughen waer des van noeden
mocht uoerden, in den recht ofte buten rechte, etc. Ende ditselffe testament heft Tette
voersc. selves myt horen lyfachtighen woerden uutghesproecken, ende uyl dat dit
besc. testament sal gheholden woerden ende achterfolget van horen arfghenamen,
ittelick by een peene toe verliesen syn arfnis dewelck hem mocht comen van Tetten
guderen.
Item int eerste gheft Tette onsen patroen, Sunte Marten tho Weestergheest, myt die
35
a
40
Faber, met halen, 1591. Desen andermael gecollationeert tegens vorschreven copie, in
pampier geschreven, is desen daermede accorderende befonden by my, griffier ’s Hoffs
van Vriesland, (get.) H. Baerdt, met halen.
C: Jesina de Siersen. Zie voor het devies van de notaris: Oldewelt, ’Notarissen te
Amsterdam voor 1600’, afb. 9. Kennelijk is deze spreuk in de loop van de overlevering
verbasterd tot een naam, waarin men mogelijk een copiïst heeft gezien.
212
5
10
15
20
25
30
35
pastoer ende vicario dat halff huus, dat achterste eeinde, woer hoer leghersteede ende
dat eerste jaer achterdaden. Item Tette gheft een roede ffeens toe Feencloester,
ligghende op Suaghe ffeen, daer Wygher Feddema op die westersyd is de naeste ende
Oncke Onckema op die oestersid ys die naeste, woer myn ende myn dochter leghersteede. Item Tette gheeft anderhalf paer groete silveren slaghen Onse Lieve Vrouwe
in die Sonne toe Weestergheest mede toe versyren. Item Tette gheft hoer best roede
rock op Sunte Annen altaar tot een karsufel, misse mede toe lesen. Item Tette gheft
Onse Lieve Vrouwe tho Berghen een philipsg. Item die patroen in Oltwold een olt
scaep.
Item dat bedde ende die groete ketel, die wy tsamen hebben ghekoft, gheve ick
Heere, myn echte man, myn paert syn lyfstont, daernae salt die patroen hebben. Item
oeck gheeff ick, Tette, Heere myn part van die uaghen ende die twen peerden syn
lyfstont, daernae salt oeck die patroen hebben. Item Wytthyen, myn moye, gheff ick,
Tette, myn beste peels, daerwoer sal sye myn ziele ende myn moeders ziel helden in
de sonnendaghes ghebeden. Item suster Aleit gheff ick, Tette, dree ellen reyls, ende
suster Margreta gheff ick, Tette, een hoefdoeck. Item heer Bauck to Weestergheest
gheef ick een kuipe, van twen die koer daervan. Item oeck gheff ick, Tette voirsc.,
myn pastoer myt den vicario een koe, welckeer koe sal wesen een yseren koe, woer
naedelinghe des jaers mynre ende mynre dochter zielen, dwelck mochten vergheten
werden van mynen vrenden, ende dieselve koe sal Heere, myn eecht man, toe herft
den preesteren overgheven. Item ock gheff ick, Tette, myn pastoer ende myn bichtvader een ameren kransken, opdat hye des toe trowelicker woer myn ziel sal bidden.
Item Jicke Mennema, myn neeff, gheve ick, Tette, een trisoer woer een liefghyfte.
Item nae al desse voirsc. ghyften ende ghaven soe mack ick, Tette voersc., myn
suster Sytthyen aerfghename van al myn ander guederen, sye bynnen tyl oft ontyl,
reppelick oft onreppelick, lant, sant, woer sye gheleghen bynnen, etc.
Hyr bynnen by, an ende overgheuesen als thogeropen ende mede ghebeden tughen,
Jucke Taken zoen, Wyben Aelckema ende Gherbrant Wyghers zoen, Ryske Ballincks
zoen, Abel Lambers zoen, Ana Rentthyen man ende Idse Pelmer suagher ende meer
ander tughen ghenoch, etc.
Want ick, heer Wygher, selves nuu ter tyt gheen seghel byn hebben, omme merer
westicheit dis testaments soe heb ick ghebeden mynen vicarium, heer Thyaert, dat hye
dit testament ende leste uylle woer my wolde beseghelen. Dewelck ick, heer Thyaert,
vicarius in Weestergheest, heb myn zegel gedruckt omme bede myns paerstoers.
Anno et die ut supra.
<Onder het zegel:>
Heer Tyaert, prester, subscripsit.
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Veenklooster, inv. nr 2. Met opgedrukte zegel: 116.
In dorso: Testamentum van een rode op Tswager ffeen, Wiger Feddema op dye westersyd
ende Oenk Onkema op die oestersyt [***]a ons ankomen anno XXIIII Magdalenae.
Druk: a. GPCV II, 467-468.
40
a
Eén of twee woorden door verbleking onleesbaar.
213
108
1524 augustus 5
Jose
5
10
15
20
Item Barbara sal hebben nae Jose doed ffyff ende twintich enckelg. Item bet een
bed myt syn toebehoer. Item Onse Lyeve Wrowe kass myt dye doeren. Item twe blaekers. Item bet twe cleyne kanl[aer]s woergult. Item bet ffyer ander kelen wel dat see
kyst. Item Helena en bed myt syn toebehoer. Item daerthoe ffyfteen koepmansg. ende
ffyer koeren ofte kelen. Item Lysbet en bed myt syn toebehoer ende ffyff koepmansg.
indeen dat see toe cloester geyt. Item Anna ffyff golden gulden.
Item fyertich golden g. foer dusent zyelmissen woer myn zyel. Item Onse Lyeve
Vrowe toe Oldehoeff twe golden g. Item her Wopke en golden g. Item her Dychie
ende her Philips elck en halve g. Item en cleyne mesken crone sel [for]tana uesen in
dat capell toe Kammigabuer.
Item ffoertmeer wat daer overblyfft, sal men woerkopen ende geven den rechten
armen.
Item ick seth toe executoers wan myn testament heer Wopke, Wibbe Gerryts,
Wolter slootmaker, Evert sloetmaker, Aernt scheryer, Hendryck mesmaker ende
Dominicus schoer.
Int jaer Ons Heren XVc ende XXIIII, op Sunte Dominicus dach, omtrent sess uuren
morgens hevet Jost dese addicie gedaen op dat principael testament: Item dye prost
toe Fors[....]b dye beste dree kussen d[a]er ick heb.
<Ondertekend:>
Wyebbe Geerryts soen.
Doemynycus.
Uolter sloetmaker.
Evert scleetmaker.
Arnet.
25
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. nr L 36. Zeer verbleekt en
vervuild. In dorso: afschrift (1520 april 30) van het testament dat Jose maakte vóór haar
professie (1515 oktober 13, zie nr 89) en van de oorkonde waarbij pater en mater van
Aalsum verklaarden haar op te nemen in hun convent (1515 november 30).
De oorkonde is slechts origineel wat de gedateerde aanvulling betreft. Er vindt geen
wisseling van hand plaats, dus de eerdere makingen zullen zijn afgeschreven. In het
testament van 1515 wordt al verwezen naar nog te maken legaten. Zij kunnen zijn gemaakt
bij diezelfde gelegenheid, of in 1520, toen het afschrift van het kloostertestament en de
opname-akte werd vervaardigd.
30
35
a
b
Lezing onzeker.
Het is verleidelijk hier Forswerd te lezen, maar Foswerd was een abdij, geen proosdij.
214
109
1524 augustus 29
Renck, vrouw van Reinner
5
10
15
20
25
In nomine Domini, amen.
In jaer dusenn vyffhundert inde XXIIII, dagh op Sin[te] Augustunsen dagh, heff
Renck Reinners wyff durrich guider beda[cht]inghe onser stervelicheit, mey guedt,
riept bereidt ende gesondt versta[ndt], hoewel cranck vann lichgam, maecket hoerre
testament, codicill offte l[este] wylle, off heth nae dy ruechtenn beest stein mey, in
tegewordicheit m[yn], heer pastor inde bychtvader, her Evert, inde eyn orkenen ney
voirsc. dier [..] biede inde roepe in maniren ney voirsc.
Int ieerst gefft sy hoir patron Sinte Lebuynn dardehalff eynsce landts, lidsende in
Wal[...] fynnen, inde eyn ewichge memorie op eyn eynsce landt der s[y] dy helff vann
kepenn hefft van Lyoytye, lydsende in Tyaerde wae[r], inde ys dar wrlep vann dy
berne landt.
Item soe geve dy kyst inde hair griene roeck Lywcke, hair nyff, ende schyolt den
keep ende dae penningen darret op uuthleyd synd thoguidt inde qwyt. Item soe ge[fft]
sy Syuick Wybe wyff eyn hoefft landt te Noerdebuerenn, twa jaer lanck huierfry toe
brueckenn, inde diertho dy lyepste gryene roeck. Soe gefft si Lyoytyen voirsc. dem
alde myndenn roeck ende dy pelsen, inde dartho X st. vann schuldenn inde eyn jaer
huers van eyn eyn[sce]a landt fry. Item soe begerretse sex snyes sielmissen fan stondt
aen by hoir bichvader reed toe doen voir haer siell. Item soe geftse Wabbe d[y] beeste
mynde roeck, dirvan eynn philipsg. onse kercke toekent. Item Sipke Douwe zoen hefft
Renck voirsc. befellen datse voir synn faer inde moer mey dae frinden mackende eyn
ewichge memori, welck Renck nu voirsc. haeth maecken, ende haethze gelaecht op
Bonte landt, datsi tho hoedem soe seytze [***]b fan tolgueden naeth meer berren
[***]c.
Al dinck sonder fallikan[t]. Inde orkunde der wairheit zoe hefft si bedenn Arnt
Lyuckes zoen inde Tyardt Douwes zoen.
<Ondertekend:>
Her Claes Jacobs zoen lye ut supra.
Meus Agga zoen <h.m. 16>.
Jolthye Wybema <h.m. 15>.
Boye Thomas <h.m. 3>.
Abba Sypkes zoen <h.m. 1>.
Agga Douwes zoen <h.m. 2>.
Idts Tzalynges zoen <h.m. 11>.
Tyerdt Douwes zoen <h.m. 20>.
30
35
a
40
b
c
In de marge: Datwelck voersc. insce landt ys vervallende in heer Claes Jacobs tydenn,
pastor anno eyn un vyfftich, inde hefftse geschenckenn dy kercke, allzoe als sit
vervallenn geweest by synnen tydenn.
Ruimte opengelaten.
Ruimte opengelaten.
215
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1551, naar A?). GA Nijefurd te Workum, Archief Dorpsbestuur van
Molkwerum, Kerkelijke stukken vóór 1600, inv. nr 1. Beschadigd. Opschrift: Copie ut
Renck Reinnres wyff testament salichge gedachtenis.
De datering is geïnterpreteerd als: daags na Sint Augustinus.
Zie voor de datering van het afschrift de aantekening bij nr 76.
5
110
1525 februari 1
Fokel Gerlefs
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heeren tusen vyffhondert ende vyff ende twintigh, opten aersten dey
in februario, haeth Fokel Gerlefs wrtocht datter nen tingh is sickerer dan dy daedt ende
naet onsickerer dan dy wra des daeds, ende wessende cranck jeff sieck van lichaem,
men sond ende witende van zinnen, hyar testament, codicil jeff leste wille ende
schickinga hyar tytlycke gueden biscriwa lieten, in manieren hyrney volgiende.
Int aerst byfelt hyoe Godt van hymelryck hyar aerme ziel, ende biyereth hyar
lichaem tho resten op dae minrebroere hoeff, ende bispreckt aldir saun enckelgoudn.
Item hyoe bispreckt Sinte Marten, uus patroon, een enckelgn. Ende Fokel bispreckt
dy patroon toe Kimswert sex enckelgoudn, dy persinne en hael schild, ende dae ora
praesteren IIII sts. Item Fokel bispreckt dy persinne toe Bolswirdt ende maester
Haringh elcx sex sts, ende her Marten, hyar biechtvaer, XII sts, ende dae ora praesteren
elcx een dobbeld str, ende saun jeerdeel neya syde ende plyga ende alde gewoonten.
Item Fokel bispreckt twier enckelgn Sinte Anthonis ny jesthuus toe timringhe. Item
hyoe bispreckt dat Hellige Crioes toe broeren een pond wax. Item Uus Vrowe capel
ende toe Kimswerdt twae pond waghs.
Item Fokel maecket eerwen tho al hyar replycke ende onreplycke guederen Sybrin,
Abbe, hyar zinnen, Pier hyar zins bern, ende Thieth, hyar dochter, in deessen manieren
alsdat Thieth schel habbe dae staeten ende vyff pondemeta in dat goed dir Anna ende
Thieth op wenje ferre uuth, ende liete Pybe leere datter een gued man wirde mey, ende
byerreth dat Gerliff ney Anna ende Thiede daed, byliowert, dae sieta schel bywenia
om dae namme. Item hyoe bispreckt jeff wol Sybrin toe vyff pondemeta in datselffde
gued in dae Nes verra uuth. Item hyoe wol Peers bern tho XIII klinckerden omdatze
twintigh jeer alt zint, ende dirney schelles habbe hath hyarre barre mey. Item ist saeck
dat Sybrin naet byhaelt dir hy van Fokel moer hath caepet om XXVI gn, soe schel
Abba ende Thieth dy schaed mey bytelie. Item Fokel wol dat Abba, hyar zin, schil
habbe dae vyower enckelgoudn renthen dir hyar thoekent sint buppe dy helt, als hyae
wel wyta om hyarre secken, ende hierjen schellet Sybrin ende Thieth weer habbe
fyower enckelgn renthen in dhyoe zieta voirs. Item Fokel eerwet hyar bern jefta
eerwen foirsn huus ende huusreed ende al hatter oers is tholycke. Ende soe schelles
hyar testament voldwaen eer datse renthen off eenigh gued opberra jefta oentasta, by
verbernisse dessis aerffscips.
a
B: mey.
216
5
10
Item hyoe byspreckt bockinga wr heel Wondenzeradeel.
Item hyar bywaerster vry huus ende barninghe toe maye. Item hyoe byspreckt jefta
leydt Thieth thoe hyar hoytie, ende soe schell hyoe Gerleff Piers zoon jaen fiower
jelna hoerns lecken toe en sloeff, ende Wobbel Piers dochter schel habbe dy rock,
ende dy lytie feynt dy sloeff. Ende byerreth dat Sybrin Piers bern schil regierye.
In een tyoegh disser wirden soe sint hyrthoe roepen orkenen dy wird hyrin thoe
hlyen, als Riuerdt Gysberts zoen ende Gerrydt Jans soen.
Ende om mara vasticheydt soe hab ick, her Marten, vicarius in Bolswerdt, om
Fokels beeden ende orkenen foirscr., sygla als een testamentarius.
In den jeer ende dey voirsn.
Gecollationeert jegens den principalen van deessen, in pampier ges., ende was
daermede accorderende, by my, ondergeschreven, den XXVen martii, anno XVIc ende
XVIII stilo veteri,
<ondertekend:>
15
20
G. Nicolai.
Anno Domini 1618.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1618, door G. Nicolai, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr
2556. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Een testament by salighe Fokel, Gerloff Piers
zoon naegelatene weduwe, is ghemaeckt. Requiescant in pace, amen.
Druk: a. OFO II, nr 322.
111
1525 maart 28
Bauck, vrouw van Peer
25
30
35
Ick, Bauck Peers wyf, dwe kond ende epenbier vermits desen dat ick uut vrye wille
ende opset in crefft dissen brieves hab jouwen ende wrdreggen, jow ende dreg wr, in
donacionem causa mortis om dat foerndeel dier Pier, myn man, haet mecket ney hluyt
syn testament, mey toe verbettrien, dat uus gheslachte ende bloet toe bet in eren schel
bliwe, myn golden tried mey dat ghestient, ende diertoe vyf enckelghulden renten ney
myn daed uut myn gued, ende dat op alle mieten ende maniren als dat forndel ney Pier
myn mans testament is mecket. Ende omdat dit schil steed, fest, onverbrecklic ende
sonder enighe weeroepen van my, Bawck voersn onderhalden wirde, so bikenne ic,
Bawck voersn, dat ick hierop swern hab disse donacio nymmermeer weer toe roepen.
Voirtmeer hath Bauck vermits dessen ghemaect ende ordiniert dat Pier, hoer man,
scil macht habba een deelscip twisken hiara twier kynderen toe mettyen, ende hoe
Pier, hoer [ma]n, die goeden scheit, scillen hya tevreden wesse.
Alle falikant ende argelist uutsletten. Hiertoe sint gheroepen ende beden tyoegen
die eerbare ende welgheleerden heren maester Edo toe Bosum, heer Claes up
Tzarckgheest, pastoren, Hessel Obba zoen, Dirck Elzes, Thys Thys zoen, Douwe
Hidde zoen, Claes Ulbet zoen.
217
5
Ende om mare festicheit van dissen habben wy, tyoeghen voersn, beden die eerbare
heren, als maester Edo ende heer Claes, disse donacio voir ons toe bisiglien. Welc wy,
heer Claes ende maester Edo, voir onsself als med[e]tyugen ende ter bede der anderen
tughen, bekennen ghedien to habben.
Int jaer Ons Heren tusent vyfhondert ende XXV, den acht en twintichsten dach
marcii.
<Boven het linker zegel getekend:>
M. Edo Walikama subscripsit.
10
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 28.
Perkament. Met twee uithangende zegels: 1 (24), 2 (12).
Druk: a. OFO IV, nr 243.
112
1525 september 3
Albert Marten zoen
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren dusen vyfhondert ende vyf ende twintich, opten derden dach
in septembri, heth Albert Marten zoen, burgher in Bolswert, owerdocht datter gheen
dingh is seeckener dan die doet ende niet onseeckerer dan die wra des doets, ende heth
syn testament, codicil off leste wille laten bescriven, in manieren hyrnae volgende.
Int eerst byveelt hy God van hemelrick syn arme ziel, ende begheert an alle goeden
hellighen datse voir hem willen bidden om Goden gracia ende ghenaeden. Ende begheert syn lichaem to rusten by Ansk, syn wyff, op die observanten kerckhoff, ende
byspreckt den broeders aldaer een enckelg.
Item hy byspreckt Sinte Marten, syn patroen, een keysersg., ende syn biechtvaer
een keysersg. off een balk, leggende naest syn doer. Item hy byspreckt die reguliers
toe Thabor een halve enckelg., buten die halve g. die sie hem schuldich syn.
Item hy maeckt syn eenighe kynt daer noch levet, rechte erwe van al syn gueden,
replick ende onreplick, als hem God verlenighet heth. Ende ist dattet kynt sterft sonder
echte kynden, soe maeckt hy den rechten armen toe Bolswert erwen van al syn gueden
voirscn, want hy met Ansk, syn wyf, hebben die gueden tosamen cloecklick ghewonnen, ende syn van hoeren olders niet ghecommen.
Item Albert byspreckt Hylk, Anske suster, Eelke wyff toe Tzerkwert, twie koeyen
off tgelt daervoir, indien dattet kynt sterft sonder echte kynden. Item Sibrin Minnema
zoon toe Arum is hem schuldich achtien enckelg., te bytalen toe Sinte Gregorius dach
naestcomende. Item hy byspreckt den armen toe Bolswert tien enckelg., ist dat syn
kynt toe lyff blivet. Ende sterft dat kynt, soe sullen die armen erwen wesen als voirscn
is. Item hy heth op die hant gheven Syoucke Lollama drie ende dertich enckelg. voir
drie last koern toe Sinte Lambert to leveren van die arme gelt ende wegen. Item Jella
Hille zoen toe Arum sel die armen leveren tien lopen koern. Item hy kent den armen
ende ander luyden schuldich toe wesen ende ander luyden syn hem schuldich nae
uutwisinghe syn schuldboeck, ende daer wil hy op sterven wat dat boeck vermilt, etc.
218
5
10
In orkunden dissis ende seecker vasticheit dis testamentis soe heth Albert voirscn
laten comen orkenen die waerheit hyrin toe belyen, als Hille Willem zoen, Jan visker
ende Wyba holtsnyder.
Ende hebben ghebeden heer Marten, testamentoer ende syn biechtvaer, dat hy om
syn bede wille ende der orkenen voirscn disse leste wille heth besegelt.
Ende Albert heth executores ende monden ghemaeckt meister Thomam Gerrytis
zoen, Nanna Reyndis zoen ende Harka toe Syl.
Actum anno, die, mense ut supra.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (waarschijnlijk gelijktijdig, naar A?). GA Bolsward, Archieven Armvoogdij,
inv. nr 63. In dorso, m.a.h.: Alberts testament.
113
1525 november 13
Albert Wilcke zoen en zijn vrouw Remck
15
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren M vyfhondert ende vyf ende twintich, op Brictii episcopi dach,
heb ic, Albert Wilcke zoen, cranck van lichaem, nochtans verstandich van sinnen ende
cloeck van verstant, maecket myn laeste wille, in maneren naescreven.
Int eerst bygeer ic myn legherstoel, als dat bod Godis verfold is, tOldehoef by
Onser Lieve Vrou ende onsen patroen Sint Vyt.
Ende maeck Remck, myn wyf, erfgenaem van alle myn goden, tweten tot hoer lyfstond, ende nae hoer doet soe byspreeck ick by consent myn wyf dat huus alst staet
met cameren, Ons Lieve Vrou ende Sint Vyt die helft, ende Sint Anthonys gasthuus
die ander helft, soe sullen de foecden seven jaerdeel voer beyde zelen beuaren. Ende
die ander goeden die daer overbliven nae de laesten doet, sullen beyder vrienden
rechtlyck delen, doch indien hoeren of een noetlast overkomt, sullen sie moghen hoer
noetdruft vant huus of goden moghe nemen. Item de predicatores ende minores eelck
drie floreen voer myn zele salicheyt. Item toe Holuert ende toe Brantghum eelck een
oert gouden. Item Remck, myn vrou, sal foerd myn ziel foldoen ende beuaren.
Dit is cortlyck myn laeste wille, die ic wil onfoerbrechlyc onderholden hebbe.
Oirkunde der uaerheit heb ic hyrtoe ropen ende beden tuyghen, als Hidde Syurd
zoon, Hans Lens, Claes scutmaker, Agge cuper ende meester Peer, myn testamentoer,
om desen myn laeste wille met hoer segelen of hantscriften toe byfestighen. Twelck
wy, tuyghen vorsc., hebben gedaen. Ende ick, Remck, bid dese selven tuyghen om
tuygnis dat ic in dit self testament consenteer ende mede heb gemaecket. Indien ic
foersterve, soe salt in gelyker form gescien.
Datum als vorsc.
<Ondertekend:>
40
Hans Lentz.
Hidde Sywrds zoen.
Petrus Syrici subscribsit voor Agge ende Claes.
219
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr. 10. Met
opgedrukt zegel: 93. In dorso: Albert Wylckes soons testament.
Druk: a. OSA, nr 121.
114
Cathryn, weduwe van Juw Dekema
5
10
15
20
25
30
35
40
1525 december 20
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heren tusent fyffhondert ende vyff ende tweintich, den tweintichste
dey decembris, soo hat dyo eersame vrou Cathryn, zalige Juwe Dekema efterlietena
wedue, oertinzende dy onsikerheit des menschelicken libbens ende onsikerer eind oft
wra des daedis, bi gaen ende staen, sond ende machtich van lichaem, wys ende verstandel van sinnen ende memorie, met rypen rede ende voorbetrachtinge, toe Godis
eren ende frede herney commende, schict ende ordineret her testament ofte leste wille,
in allen manieren, pont ende forme alst ney riucht alderbest staen ende halde mey, als
hierney scr. steet.
Int aerst hatze befellen her ziel God almachtich, ende dat lichaem begraven toe
wirde toe Franeker bi her man, Juu Dekema, ende hat bespritzen dae tzercke aldeer
sex enckelg. ganckber jeld eens, toe bestedigen deert dae prestren ende voochden
aldernetst tinckt. Item dat Sacraments altaer tria enckelg. eens, doch deer in toe
reckenyen ende aff toe kirten datjen datse Jan drayer bifellen hat toe meittien. Item
alle oera altaren ½ pond wax eens.
Item dyo tzercke op Nyeland een pond wax. Item toe Witmarsum dyo tzercke
tyaen sten, dy pastoer saeun st., ende dae oera prestren elck fiaerdeheel st. Item toe
Hiellum, Weidum, Baerd, Deersum, elck een enckelg., dae oera prestren elck een oert
g., toe Winsum hael soefolle, uutseid dae jongprestren elck fiouwer st. Item dae
fiouwer biddende oerden elck tweer enckelg. Item in Franekerdeel elck tzercke X st.,
dae crucebroeren toe Franeker fiouwer enckelg. eens, ende her biechtvader een
enckelg. Item die pastoor ende tweer vicarien toe Franeker elck een enckelg., master
Aesgho tweintich st., ende alle oer[a] prestren aldaer elck een oord g. Item in
Franekerdeel elck tzercke tyaen st., dae persennen elck fiaerdehael st., ende dae
jongeprestren elck twe st. Item dae oera tzercken ende prestren in Baerderadeel, ferra
naet naemd, besprectze gelyck als van Franekeradeels tzercken ende prestren, hyrfarra
scr., allegara gangber jeld ende eens, etc.
Item soo wil Catryn vors. dat indient soo foel dat master Jarichs goedens in
fraemde handen foelen troch hem oft syn kynderen ende kyntskynderen, soo schil
altyd dat huus toe Franeker dier hem toeleid is, weer vervalle op Sicke Dekema oft op
Hette oft Sicke aedtste bern jeff bernsbern manspersoon, ende in hara gebreck Sicke
Gratinga ende Ide bern in lycke forme. Doch off Hette ende Sicke kynderen off kyndskyndren in lycke graden bevonden worden, hia d[ier]om toe lothien. Ende weer off
master Jarichs off Hette off Sicke off Ide kynderen off kyndskyndren goeden, hier
toeleid, in fraemde handen verfoelen, soo schillet alle tyden weerom vervalle oen
Cathryne sibste bloet, dan int libben wessende, dyo goeden dier dyo erffd hadt, oon
her bern ende bernsbern.
220
Origineel (A) niet voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (17de eeuw). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1408.
De tekst beslaat f. 1v van een dubbel vel. Kennelijk ontbreken één of meer binnenvellen.
Druk: a. OFO II, nr 327.
5
115
1527 oktober 13
Gregoris Bertolff van Aken
10
15
20
25
30
35
Wy, borgermeesteren, scepenen ende raeden der stadt van Leeuwaerden, hiernae
genoempt, doen condt ende kennelick eenen yegelyck die dese tegewoirdighe brieven
zullen zien oft hoiren lesen, dat op huyden, datum van desen, is voir ons erschenen
ende gecompareert die erbaere hoochgeleerde Gregoris Bertolff, geheeten van Aken,
president etcetera, ende heeft gemaect ende geordoneert ende voir ons gepasseert zyn
testament oft uuytersten wille, zoe hy ons overgaff in gescrifte, gescr. by der handt
syns getrouwen clerck Aerden Schoyt, zoe die voirg. president ende Ardt Schoyt, voir
ons tegewoirdich wesende, oyck gestonden ende affirmeerden, van welcken gescrifte
den teneur wordde hy onsen s<e>cretaris gelesen in onsen tegewoirdicheyt, ende
volght hiernaa van woerdde te woerdde, luydende aldus.b
In den name Ons Heeren, amen.
Ick, Gregoris Bertolff, geheeten van Aken, president der K.M. in zynen hoogen
raide van Vrieslant, zoen Jans Bertolffs van Aken, die hy gehadt heeft van saliger
gedachten jouffrouwe Elisabeth, wettighe dochter wylen Michiels Scribaens, zynder
ierster huysvrouwen, aenmerckende dat nyet zekerder en is dan die doot, noch nyet
onzekerder dan die ure derselver, begerende daeromme ende willende, eer my die doot
bevanct, te disponeren van den tytelicke goeden die my God almachtich op deser werelt verleent heeft ende by zynen godtelycke wille noch verleenen sal, hebbe gemaict
ende geordoneert, make ende ordonere by desen myn testament ende uuytersten wille,
die ick begere van den voirs. mynen goeden te geschieden, volbracht te wordden ende
stadt te grypen, het zy als testament, codicille oft anderen uuytersten wille, in der
bester formen ende manieren zoe yemants uuyterste wille lichtelicxste ende best stadt
grypen ende effect sorteren mach, na recht, geestelick oft werlick, oft oyck na
coustume.
In den iersten bevele ick myn arme ziele der ontfermherticheyt Ons Heeren Jesu
Christi, der bedinge, behulpe ende assistencie zynder gebenedider moeder Maria ende
allen den hemelsschen here. Ende myn lichaem bevele ick der gewyder eerden, begerende ende kiesende myn sepulture tot Bruessel by saliger memorien myn lieve
hyysvrouwe in Sinter Goelen kercke, oft Sinte Peeters tot Loeven onder myns vaders
sercke, zoe myne executeuren van desen testamente best ende gevueghelicxste
duncken sal. Ende oft ick in Vrieslant aflivich wordde, begere ick mynen dooden
lichaem tot Bruessel oft Loeven teneynde als boven gevuert te wordden.
a
40
b
De passage wordde ... hierna verbeterd uit: hierna volght.
Deze hele eerste alinea staat in de marge.
221
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Voirts alle myn goeden die ick achterlaten sal, haeffelick ende erffelick, die make
ick mynen vier kinderen, te weeten Grietken, Jan, Janneken, ende Cristynken, die ick
gehadt hebbe van wylen myn lieve werdde huysvrouwe jouffrouwe Katryne, dochter
Pieters van Edingen, geheten van Aelst, tapissier ons heeren skeysers, dieselve daerinne myn erffgenaemen instituerende, behoudelic nochtans die dispositien nabescreven, te weeten dat Jan, myn zoen, sal behouden zyn prerogative in de leengoeden,
ende dat hy alleen sal hebben ende behouden alle erffgoeden, gronden van erven
wesende. Dies sal hy zyn zusteren recompenseren in renten, na werdde ende estimatie
van den pachtingen van denselven gronden van erven ende anders nyet, ende welcke
renten nyet en sullen mogen gelost wordden, tenzy dat dieghene van zynen zusteren
die hy lossen wilt, zy gecommen tot XXVI jaer oft tot huwelick oft geestelicken
staete.
Item ick make mynen bastardt oft bastaerden, indien ick ennige achterlaete, elcken
XXV rynsgulden jaerlicx tzynen lyve ende nyet langer, tenzy dat ick dieselve binnen
mynen levenen versie van beneficien oft lyffpensien, diewelcke sullen die voirs. XXV
rynsgulden lyffpensie cortten.
Item mynen zeere lieven geduchten vader ende jouffrouwe Margriete Bertyns,
zynder huysvrouwen, mynder liever moeder, diewelcke my voir huer eygen kint ende
zoen altyt gehouden heeft, ende anders nyet gedaen oft zy my in hueren lichaem
gedragen hadde, des ick heur nimmermeer te volle en can bedancken, ende elcken van
hen, zoe hem dat aengaen sal, scelde ick quyte van alle penningen die zy ontfangen
hebben, hetzy tersaken van der successien van den voirs. Michiel Scribaens mynen
grootvader affgequeten renten, oft tersaken van der pensien die ick gehadt hebbe op
Sinte Pieters aultaer tot Loeven oft anderssins. Desgelycx scelle ick hen quyte ende
elcken van hen, zoe hem dat aengaet, allet ghene des zy my schuldich zyn oft ten tyde
mynder aflivicheyt schuldich zullen zyn, ter causen van den hondert rynsgulden sjaers
die myn vader by instrumente van den huwelicxer voirwerden tusschen my ende myn
voirg. salighe huysvrouwe, gemaict XXI daege in oigst int jaer XVc ende XVIII, ende
dieselve myn vader ende jouffrouwe Margriete, zyn huysvrouwe, myn moeder, mit
scepenen brieven van Loeven, XVIII daege in septembri daernaest volgende, my
geloeft hebben jaerlicx te betaelen oft te laten heffen op thoff te Grueningen Overloo.
Ende zullen daeromme myn kinderen oft andere erffgenamen oft nacomelinge denselven mynen vader ende jouffrouwe Margriete, zyn huysvrouwe, myn moeder, oft
yemanden van hen tersaken van dyen nimmermeer yedt mogen heysschen oft dieselve
daeraff molesteren in rechte oft daerbuyten in enniger manieren, maer sullen dieselve
daeraf teenemale quythouden, op condicie dat myn lieve vader ende moeder my noch
mynen kinderen nyet te laste leggen sullen die costen die zy aen my gehangen hebben,
het zya terzaken van mynder scholen, promotien oft tersaken van myn huwelick oft
anderssins, oft oyck donderhoudt van mynen kinderkens, voirts oyck (op condicie
gelick myn lieve vader ende moeder my genouch toegeseeght hebben), dat zy sullen
laten ende maken te hebben nae huerder beyder aflivicheyt my, indien ick henluyden
overleve, oft in gevalle ick voir hen aflivich wordde, myn kinderen, twee hoeven, te
weeten tvoirs. hoff te Grueningen Overloo met allen den toebehoirten, daerinne ic
oyck gericht bin by testament saliger gedachten wylen heeren Symoens Sampeyn
myns peteren, ende thuys mitten hove ende heuren toebehoirten, geheeten tHoff ter
a
Hierna doorgehaald het te vroeg gecopieerde: tersaken van myn huwelick oft anderssins.
222
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Hoofstadt tot Corbeke, oyck Overloo, by de kercke alder. Dies begere ick dat myn
lieve vader ende moeder believen wille in gevalle mynder aflivicheyt dieselve hoeven
te laten comen in handen van Jan, mynen zoen, ende dat hy zyn zusters verlycke mit
renten. Desgelycken is myna begeerte dat allen die gronden van erven die myn vader
ende jouffrouwe Margriete, myn moeder, swaerlick ende van langer handt byeen gecregen hebben, dat zy die nyet en scheyden, maer om thuys ende familie in eeren te
houden, laten die in een handt, te weten in de handt van my, byalzoe ick hen overleve,
oft fan Jannen, mynen zoene, ende dat zy die vrienden van moerken ende myn zustere
kinderen, ende in gevalle mynder aflivicheyt myn dochteren, versien van quytbaer
renten opte selve goeden oft anderssins. Welverstaende dat ick in dese twee leste
puncten mynder begerten, te weten van den twee hoeven in gevalle mynder aflivicheyt
in handen van mynen zoen te laten meer dan van mynen dochteren, oft ten anderen
van alle die gronden van erven in een hant te laten als voire, egheenssins en wille
belasten mynen vadere noch moedere, maer stelle dese puncten in heuren goeden
vryen wille tselve, te doen oft te laten zoe hen dat goetduncken sal, altyt genyetende
der voirs. quytsceldingenb als boven.
Item mynen lieven vadere make ick myn signet mitter wapenen van den Bertolffs,
ende mynen rinck mitten schoenen tourquois, behalven dat na zyn aflivicheyt die
wederkeeren sullen op Jan, mynen zoen, indyen hy levende is, oft anderen mynen
kinderen. Item ick make jouffrouwe Margriete, myn lieve moecken, mynen besten
rinck mitter tafelen van dyamant, ende mynen besten rinck mitter tafelen van rubyn,
die de trouweringen waeren mynder huysvrouwen saliger gedachten, behalven dat na
heur aflivicheyt die wederkeeren sullen tot mynen dochteren. Item ick make mynen
heere den doctoir, meesteren Jan van den Winckele, myn cort mesken mitten silveren
beslagen, en zynder huysvrouwen mynen silveren riecappell die ick gehadt hebben
van joncker Jan Dryborn. Item mynen oom, meester Lodewyck Scrybaens, ende
Moieken, zyn huysvrouwe, make ick myn silveren gedect coppeken mitten ruerende
voet ende mitten kinderen. Item Peeteren van Aelst den jongen laet ick mynen rinck
mitten camahu, in carnioel gesneden, mitten kinderkens ende mitten hondeken, die ick
van zynen vadere gehadt hebbe. Item Mayken, myns vaders maerte, bewairstere van
mynen kinderkens, make ick thien rynsgulden eens, ende want zy myn huysvrouwe
saliger gedachten doen zy leeffde lieff ende in werdden hadde, make ick heur tot een
gedenckenisse den rinck van mynder huysvrouwe mitten cleynen tafelken van
dyamant, behoudelick dat na heur aflivicheyt tselve rincxken sal comen op Jenneken,
myn dochtere. Item elcken van den maerten ende knapen die by my woenen zelen ten
tyde myndere aflivicheyt, make ick thien rynsgulden eens boven tgene dat hen comen
sal van heurlieden huere, dwelck men hen oyck betaelen sal.
Item want men egheen erffelycke geestelycke diensten besetten en mach, zoe stelle
ick ter discretien van den executeuren van mynen testamente zoevele zielmissen ende
vigilien te doen doen by devote priesters oft collegien, seculier oft religieux, ende
zoevele aelmoessen te doen van mynen gereden goeden, voir myn ziele ende alle
geloevige zielen, als hen goetduncken sal, myn arm ziele voirts committerende der
bermherticheyt Goids, der verdienste zynder bitter passien ende der intercessien van
Onser Liever Vrouwen ende van alle Goidts lieven heylighen.
a
b
Hierna doorgehaald: vrindelick.
Hierna doorgehaald: in maten, voegen ende op condicien voirgeruert.
223
5
10
15
20
Item ick kiese ende ordonnere executeurs van mynen testamente ende momboirs
van mynen kinderen mynen lieven vadere Jan Bertolffs van Aken, meestere Lodewyck
Scrybaens, mynen oom, ende myn heere den doctoir meester Jan van den Winckele.
Ende oft ymandt van hen daertoe nyet en const oft en wilde verstaen, dwelck ick hope
dat zy zullen, oft in gevalle van aflivicheyt van yemandt van henluyden, zullen
dandere mogen kiesen tot henluyden meester Jan de Valle, mynen heere den doctoir
meester Jan de Merica, mynen heere den doctoir meester Jan de Haze, oft andere die
hen alderbequaemste ende genaempste duncken zal. Ende teneynde om dit myn testament oft uuytersten wille tot volcomen executie gestelt ende die voirs. kinderen ende
heur goeden geregeert te mogen wordden, stelle ick in handen van denselven mynen
executeurs ende momboirs alle myn goeden, om die terstont na myn afflivicheyt te
mogen apprehenderen ende daermede doen zoe behoiren sal. Welverstaende nochtans
dat zoelange mynen lieven vadere belieft te onderhouden Jan, mynen zoen, ende
Jenneken, myn dochtere, ende oyck zoelange mynen sweere Peeteren van Aelst den
ouden, mynder huysvrouwen saliger gedachten vader, belieft tonderhouden Grietken
ende Cristynken, myn dochteren, dat men dieselve kinderen by henluyden laten sal.
Gedaen tot Leeuwaerden in Vrieslant, XIIIen octobris anno XVc ende XXVII, ons
daerby wesende: Wyben Gerarts soene, meester Tiepken Alerts soenea, Jan Henricxs
soene goltsmit, Leeuwen Leeuwes soene, borgemeesteren en scepenenb, ende my,
Wilcke Folckers soene, secretaris der stadt van Leeuwaerden.
Ende in kennisse der waerheyt hebben wy, borgermeesteren, scepenen ende raiden,
dese brieven ende testament besegelt mitten secreten zegele der voirs. stadt, ende ick,
secretaris, dieselve onderteykent mit mynen gewoenlycken hanteeken.
Ten jaere ende dage voirs.
<Ondertekend:>
25
Ita est Gregorius Bertolff, presidens etcetera, teste manuali meo hic apposito, anno
et die quibus supra, Bertolff.
Alsoe hiervoren gescr. is bekenne ick, Wilko Folkert zoen, secretarius der stadt
Leuwaerden.
30
35
Origineel (A) niet voorhanden.
Getekende minuut: B (1527 oktober 13, naar het ontwerp van de testateur). GA
Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 164.
Afschriften: C (1766 juni 14, naar B). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (circa 1800?,
naar C). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 164.
a
b
Hierna doorgehaald: borgemeesteren.
Hierna doorgehaald: alle raeden.
224
116
1527 oktober 25 en november 7
Lutthye Harincxma
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In die name Onses Heren Jesu Christi, amen.
Int jaer Onses Heeren voers. dusent vyfhondert seven ende twintich, upten fyf ende
twintichsten dage octobris omtrent middage, heb ick, frouw Lutthye Harincxma, nu
ter <tyt> bynnen Leeuwarden woenachtich, die verborgen Godesoerdelen overdenckende, redelick gesont van lichame ende by den genaden Goedts sterck ende
verstandich van synnen, overgelicht die sekerheyt des doots ende die onsekerheyt ures
ofte stondes wanneer, ende heb ter eeren Godes, om synre genaden te verwerven ende
rustige conscientie, tot myner zielen zalicheyt, met vryen wille, met voerbedachten
synnen ende flyt ende neersticheyt gescickt, gemaickt ende geordonneert mynen
testament, codicill, laetste will ofte een scickenisse mynre goeden nae mynen doot,
hoe ende doer wat name dattet alderbest nae den rechten ofte gueden onser landen
gewoenten stal mach hebben, met solemniteyten ofte sonder solemniteiten, soet van
Gode ende van den rechten georlovet is allen christinen ende oick behoert testament
ende ordonnantie huerer gueden te maken, ende dat in manieren hiernae beschreven.
In den eersten befeel ick God almechtich, Marien, zynen lieven moeder, ende allen
lieven Godes heiligen mynen ziel, ende mynen lichaem den eerde, ende begeere myn
legensteedt <in> Sneeck in Sinte Martens kercke, by den zyde myns lieven soens
Sicko Lyaukema, ende bespreek aldaer Sinte Martens kerck twintich currentgulden
eens, ende dat mitten eersten nae mynen doot te gheven, ende den pastoer metten
gemeenen priesteren aldaer seven jarendeel.
Ende soo bespreeck ick onsen altaer in die kerck voers. die helft van den sate
landen to Arum, daer Epe Algers zoen nu op <woent>, welcke halve zaete nu twaliff
golden gulden geldt to huyer, ende op conditien dat myn erven ende naecomenen den
proven ende altaer voers. sullen confereren ende gheven vrylicken, sonder emants
wederseggen, eenen priester die den proven selven sal bedienen. Ende wanneer sulcx
nyet geschiet ofte emantz anders in enigen toecomenden tyden seggen an den tproven
tvergeven wilde hebben, sullen alsdan mynen erven dyse renten ofte halven saete
zulves holden ende na horen nemen. Item up tselve altaer zal men laten maken een
casel van swart fluweel met een cruys, alst behoerdt, een alff met ander misgeweyt.
Ende want die kelck up tselve altaer cleyn is, sal men die verwisselen ofte vercopen
metten eersten, ende twintich loot zilver daertoe doen, ende een nyeuw kelck laten
maken, ende betalen van mynen gueden.
Item bynnen Sneeck sal men oick seven jaeren langk den rechten armen twee
osenbruckse lakenen ende twee goltgulden om schoen om Godes <wille> gheven.
Item oick zullen de seven cameren in Sneeck, geordineert foer den armen, seven jaer
langk jaerlicx tsamen hebben een ferierscep turff, gelyck toe deelen, ende elke kamer
een lopen rog seven jaer langk. Item noch sal men scicken onverbreclick seven jaren
lang, ende dat up myn jaerstondt, die predikebroderen ende die mynrebroederen
binnen Leeuwarden, die mynrebroderen bynnen Boelswerden, den crucebroderen
bynnen Sneeck, dat convent tho Thabor, elke cloester twee golden gulden, daer sy
mede zullen kopen wyn, fisch ofte fleysch, ende gheven dat den broderen int reventer.
Ende dit sal men jaerlicx gheven, metten seven jarendeelen ende metten turff ende rog
totten seven armer cameren voers., uut die hondert gulden jaerlicxe renten hier in dit
myn testament beneden gespecificeert ende beschreven.
225
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Item terstondt nae myn doot sal men met haeste ende sonder vertreck gheven om
Gooden willen uut myn gereede gelt den predikebroderen ende mynrebroderen toe
Leeuwarden, den mynrebroderen bynnen Bolzwart, den crucebroderen bynnen Sneeck
ende dat convent tho Thabor, elcx sess golden gulden, ende begheer in elcke van
desen conventen hondert missen om Gooden wille my nagelesen tworden foer myn
ziel. Item den preesteren in Sinte Martens kerck bynnen Sneeck sal men tsamen
gelyck te deelen geven drye golden g., ende ick begeer zy metten anderen om Gooden
fyftich missen zullen lesen foer myn ziel. Item die susteren bynnen Amsterdam ende
Haerlem van Sinte Clare orden sal men elcke cloester beschicken een halff fat rode
botter. Item allen anderen bookinge zal men gheven terstondt nae myn doot voer myn
ziel, in gelycker manieren als foer salige Sicko, myn zoen, worde gegeven.
Item soe make ick erfgenamen tot alle myn andere naegelatene gueden zalighe
Sickens, myn soens, nagelaten weeskinderen, als twee zonen ende twee dochteren, in
manieren nageschreven. Item om gheen twist noch schortinge onder dese myn lieve
zoens weeskinderen om deelschap mynre nagelaten gueden (dwelck God verbieden
moet) sal mogen rysen, soo heb ickse gesceyden ende scheydese in cracht disses testamentes, ende wil ernstlicken dat desse mynen scheydinge sal onverbreclick worden
geholden, by verlies zyn erff die hiertegen wilde doen, ende sulcke deel zyns erffs toe
comen tot proffyt dergeenre diet holden. Ende disse scheydinge is soo hiernae folghet.
Int eerst sal Schelta, salige Sicke voers. oldtste zoon, toe vorndeel hebben
Mynnama huys bynnen Leeuwarden, daer ick nu selve besit ende in woen, myt dat
hoff ende schuyer, met al zyn inhebbende guedt, uutseidt golt ende zilver, ende
daertoe dat guedt to Teerns by Thabor daer Albert nu op woent, twelck jaerlicx te
huyer gelt sess ende veertich golden gulden met een fet vercken, sess gansen ende sess
capoenen, ende noch derthiendehalve golden g. uuyt dat goet to Golthum by Sneeck,
daer Olfert nu op woent. Dit nu voers. sal wesen voeruuyt Schelta voers. vorndeel.
Item soo sal Schelta voors. deelschap wesen ten eersten alle steedtrenthen die ick
bynnen Leeuwarden heb die my toecomen, ende uuyt Mynnema fen sess koeganck,
die doen neghen golden gulden jaers. Uut die Galge fen oick neghen golden gulden
jaers, ende twee golden g. jaers, leggende by dat Flyt, gecoft van den predikebroders.
Item twe ende dartich golden g. renten jaers toe Tiemmarum daer Thomas Ansma op
woent. Item noch VI g. gulden jaers toe Tiemarum uuyt meedtlandt. To Riedt twaliff
g. gulden jaers. Item noch uuyt een goedt toe Mynnertzgae toe Bentum elliff golden
g. renten jaers.
Sicko, Sicke Lyaukema jonxte zoon, sal oick voeruuyt hebben toe vorndeel myn
huys Harincxma toe Sneeck, myt hoff ende schuyer, met al zyn inhebbende goet soet
hem boren mach, uuytseyd golt ende zilver, ende daertoe dat guedt to Terns by
Sneeck, daer Simon nu op woent, twelck geldt drie ende tsestich golden g. jaers met
een fet fercken, sess gansen ende sess caponen. Item soo sal Sicko voers. deelschap
wesen alle steedtrenthen bynnen Sneeck die my toecomen, met allen fennen ende
meden leggende an Sneeck, nae uutwysinge myns rekenboecx, twelck ick hem gheve
voer tachtich g. gulden jaers, hoe dese steden ende landen naet register meer
opbrengen, omdatze seer qualycken worden betaelt. Item uuyt dat cloester te
Groendyck thien golde g. jaers. Uut Gerryt Allert zoen te Golthum jaers een tonne
butters.
Lutthie, salige Sicke voers. oldtste dochter, sal disse nabeschreven goeden hebben.
Jacop Pouwels goedt opte Ryp, dat is acht ende dartich golden g. sjaers. Dierick
Pouwels goedt, dat is dartich golden g. jaers. Tyaerdt Douwes to Scalsum toe
226
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Molswirdt, acht ende twintich gulden jaers ende een fet vercken. Toe Achtlum drie
golden g. jaers. Dit sullen Lutthie renten ende deel zyn.
Katherina, salige Sickes voers. joncxte dochter, sal disse naegeschreven gueden
hebben. Jan Heynes goet to Witmarsum, dat is fier ende feertich golden g. jaers.
Folkert to Witmarsum woent op myn goedt, gheft twe ende twintich g. gulden jaers.
Noch daerby uuyt Sibalda goet fyftich halve golden g. jaers. Toe Buer daer Widmer
nu op woent, acht ende twintich golden g. jaers. Item by Flyt to Leeuwarden thien
pondematen meedtlandt, drie ofte vier golde gulden jaers. Dit zyn Katherina voers.
renten ofte deel.
Item oick zullen fier salige Sickes voers. weeskinderen weten hoe ick noch heb
ruym hondert g. jaerlicxe renten, als by Dockum in die Wolde acht ende twintich
golden g. jaers, in Steens twaliff, in Holwerdt fyfthien, in Huysum Harmen zate twee
ende twintich, ende noch in Huysum thien, in Warregae acht, in Bolswardt meer dan
acht golden gulden. Dit zyn die hondert g. jaers van welcke men zall betaelen die
deelen, die thien golden g. up myn jaerstond totten vyff voers. cloesteren in hueren
reventers, ende die turff metten rog totten arme kameren, seven jaer langk, sal men
oick hier van betaelen oft men my eenighe waerachtigen schulden ofmaenden die my
toecomen toe betalen. Ende oft disse renten daer toe cleyn ofte weinich zyn, zal men
daertoe mede nemen van den penninghen die my noch komen van Gerrolt Herema.
Item disse hondert g. renten of watze meer zyn, sal joffer Ymck, salige Sicke
nagelaten weduwe, alsus ordonneren ende voert gebruicken ende holden soolang zy
hueren kinderen uutgeft, tot huere ende der kinderen behoeff, ende elcke kindt in zyn
uuytgifte zyn part ende deel, sooveel hem hier van sal moghen boren, laten mede
volgen.
Item oft emant van disse vier voers. kinderen storve, zyn part ende erff upten
anderen kinderen die int leven blyven, toe versterven, ende zy dat gelyck metten
anderen te deelen. Ende desgelickx zullen oick die andere gueden ende renten voers.
ende oick golt ende zilver dat noch staet te deelen onderbeschreven, den fier kinderen
toegelacht, elck up anderen komen ende erven, soolange als een van den voors.
kinderen leeft ende overblyft. Mer dat duer die ordonnantie Godts geviel datter gheen
van disse vier kinderen int leven bleve, soo substitueer ick horen erfgenamen in
manieren naegeschreven, ende wil die renten ende goeden soo hiernae volght sullen
geordonneert ende gescickt wordden, alsdat in eerst die derde paert van alle dese
renten ende goeden sullen komen op dese voers. weeskinderen gerechte erven. Item
die ander derde paert sal komen tot myns broders heer Goslick Juwinga kinderen ofte
kindeskinderen, ende die laetste derde paert sall by myn executoren ofte eerlicke
mannen, die die executoren daertoe zullen stellen, distribueert ende gegeven wordden,
tmestendeel daervan bynnen Sneeck arme elendighe menschen die men bevinden kan
dat hemluyden van nooden is, ende oick een deel daervan buyten Sneeck, ende besonder oft yemant van onse bloot van noode armoedt leede ofte arme cloesteren ende
godeshuysen diet van noode hadden.
Item oick wil ick, vrouw Lutthie voers., oft geviel dat joffer Ymcke bynnen den
seven jaren nae mynen doot in Gode verstorve oft oick hylkede, zal die pater van
Thabor in dier tyt wesende met mederaedt myn executoren der vors. kinderen monden
die legaten uuyten hondert g. jaerlicxe renten voers. by my besproken den tyt van
seven jaren gedurende bestelt, betaelt te wordden sonder gebreck.
Item korts heb ick laten maken twee kroesen met dexselen, daervan sullen Sicke
ende Schelta elcx een hebben. Noch isser een cruys, dat sal Schelta hebben, ende die
227
5
10
15
20
25
30
35
40
45
cleyne beslagen hoern sal Sicke hebben. Noch heb ick thien kroesen, ende die sal
joffer Ymcke huer vier kinderen deelen nae huer goet beduncken, ende desgelicxs
zalse oick doen metten drie silveren soutvaten ende drye zilveren saucieren. Schelta
ende Sicko zullen elcx hebben een dosyn zilveren lepelen. Mer allen riemen, kettenen,
schotten, fyftigen ende desgelicxs, ende all wat tot vrouwen te dragen aengaet,
cleynodien, zilverwerck, hoet oick zy, ende my ende myn salige dochter Katherina
toebehoeren, ende oick cleynodien ende andere gesmyt die joffer Imck heft in huer
bewaer, my toebehoerende, zullen Lutthie ende Katherina, myn zalige zoons twee
dochteren, hebben.
Item oick wil ick myt ernsten ofter eenich van dese vier kinderen voers. buyten
vrunden raedt hylket, dat men hem ofte haer, een ofte meer die sulcx mishandelen, sal
ontrecken van dese myn renten voers. vyf ende twintich g.g. jaers, tot proffyt der
anderen gelyck die daer hylken by raedt der vrunden.
Item noch heb ick sommigen artykelen laeten beschryven, denwelcken ick wil dat
men mede sal ernstelyck ende sonder gebreck, gelyck ofte dieselve hier mede in dit
mynen testament beschreven stonde, geloven ende onderholden. Ende oft ick enige
artykelen, een ofte meer, van desen in dit myn testament uuytgesproicken in een ander
manier verwandelde hiernaemaels, datselve alsdan nae mynen laestste beschrivinghe,
wille ende schickenisse onverbrecklick geholden te wordden. Ende wat ick hiernamaels nyet verwandell, wil ick dat men in allen anderen artykulen zal holden alst hier
in dit myn testament is beschreven. Ende wat ick hiernamaels denck te laten beschryven, wil ick myn selvis handtscrift onderschryven. Ende ofter daer anders gheen
meer getuychniss by en waren dan myn selves handtschrift, wil ick nochtans dat men
sulcx ernstelicken zall onderholden.
Dyt is myns, vrouw Lutthie Harincxma testament, codicill ofte laetste wille, hoet
alderbest nae den rechten mach staen oft nae gueden gewoenten onser landen, dwelck
ick will dat myn erven in allen ende itlicken artykelen zullen onderholden, by penen
bovengeschreven, sonder eenich tegenspraeck int minder oft meerder.
Item hiertoe begeer ick in cracht disses testaments executores ende monden tot
desen vier myn lieven zoens weeskinderen vors. gelyck heer Goslick Juwinga, myn
lieven broeder, Epe Lyaukema, myn lieve mans broeder, ende begeer oick zy tot horen
zullen nemen den religiosen pater van Thabor in der tyt wesende. Ende ick bidtse
hartelicke datse op myn lieven soens kinderen sien ende sturense ende latense leeren.
Ende oick bidde ick desen executoren hartelick dat zy myn nyet en weigeren desen
mondtschap, mer nae mynen doot willen gelyck al myn cleynodien ontfangen ende
besien ende beschryven ende oick al wat ick achterlaet ende stelle toe Thabor int
cloester in deposito. Ende oick datse desen kinderen renten willen jaerlicx ontfangen,
elck op dat zyn, ende rekenen metten anderen eens jaers, ende wat tot geen proffyt ofte
op renten gestelt en wordt, datse die penningen willen mede Thabor stellen in bewaer,
ter tyt dat mens behoven zal ofte die kinderen tot hueren jaeren komen.
Item dit is myn testament ofte laetste wille, dwelck ick ernstelicken wil geholden
hebben in allen articulen, by penen voers., ende wilt heimelicken ende toegesloten
hebben hent nae die maenstonde nae mynen doot. In een teyken der waerheyt hiervan
heb ick gebeden den religiosen broder Gisbert van Bolzwaert, predikebroder bynnen
Leeuwarden, myn testamentoer, hiertoe geropen, dit myn testament voer my tonderschryven met zyn selves handtschrift. Ende in meerder fasticheyt heb ick dit myn
testament onderschreven met myn selves handt. Ende oick heb ick hierto geropen ende
gebeden heer Peter Claes zoen van Ysbrechten, notarium publicum, dat hy dit myt zyn
228
5
10
15
20
25
30
gewoentlicke handtschrift ende teyken hieronder heeft geschreven ende geteekent, met
meer anderen eerbaren mannen, gelooflicke tuyghen, mede by my hiertoe geropen
ende gebeden, die huer namen hier butenop geschreven hebben of segelen aengehangen ofte dit testament daermede geslooten hebben.
Geschiet up jaer ende tyt als boven voers. is.
Ondergeschreven: Et quia ego, Petrus Nicolai in Ysbrechtum, prebendarius ac
sacrosancte apostolice sedis notarius auctoritate publicus, huiusmodi praesserte
domine Luttye Harincxma ultimo voluntati presens interfui, omniaque et singula
premissa in hoc presenti publico instrumento conscripta fieri vidi et audivi, quare ob
rogatum eiusdem domine Luttye ad hec testanda specialiter vocatus et requisitus, hec
subscripsi et subsignavi, quod protestor hiis scriptura et signo meis propriis.
Noch ondergeschreven: Ick, broder Gisbertus, bescreven in dit testament voers.,
betuge met myn eygen handtschrift al dat voers. is, is alsoo geschiet, ende is vrouw
Lutthie Harincxsma wille. Ende heeft my gebeden om meerer vasticheyt dat voers. is
dit onderschryven, welck ick om huere bedes wille heb gedaen. Up jaer ende dach
voers., in Mynnama huys bynnen Leeuwarden.
Noch onderschreven: Ick Lutthie Harincxma belytt met myn handt als voers. is.
Opte ploy staet geschreven: Ick, Haring Symen zoen, schepen binnen Leeuwarden.
Ick, Jacop Adzers. Ick, Syttie Syttie zoen. Tyaerdt Tyaerdt zoen. Ende: Ick, Doetthie
Uiarda, preester, van keyzerlicker auctoryteit notarius, bekenne voer my ende ter bede
van Henrick Pieters zoen, schepen der stadt Leeuwarden, Obbe Diericx zoen ende
Jacob Jans zoen, oick tuygen, burgeren daertoe geropen, uan<t> die nyet konnen
schryven, als hierin geschreven.
Heeft oick die testatrix geprotesteert ende gesecht in onser tuygen voers. presentia
dat alle andere codicillen die zy noch nae datum van dissen zal maicken ende ordonneren, macht ende fasticheyt hebben, ende dat die zy met huer eghen handt onderteykent
ende onderschryven.
Actum up den VIIen novenbris, anno XVc XXVII
Ondergeteekent: Dothius Uyarda, apostolica auctoritate notarius. Ondergeteekent:
Goslick van Juwinga, ritter etc.
Concordat hec copia cum illa copia, per Petrum Nicolai, in Ysbrechtum prebendarium, subscripta, de verbo ad verbum, quod ego, Jhero Abbonis, auctoritate apostolica
publicus notarius manu et signo meis solitis protestor,
<ondertekend:>
35
40
Hero <n.m. 3> Abbonis, notarius publicus.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (door Petrus Nicolai, naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de
eeuw, door notaris Jero Abbonis, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van
Claerbergen, inv.nr 289, p. 1-14. Opschrift: Copie uuyt copie.
Onvolledig afschrift: D (16de eeuw, door Gerrold van Herema, naar A?). GA
Leeuwarden, Collectie Families en personen, Liauckema, inv. nr 1. Inc.: Int eerst sal
229
Schelt, salighe Sicke .... Expl.: ... laten mede volghen. In dorso: Extract uut vrou Luttzie
Harynxma testement. Mogelijk opgesteld vanwege problemen tusssen de voogden van
Sickes kinderen (zie OFO II, nrs 342, 344, 345 en 346; alle 1529).
117
Lutthie Haricxma
5
10
15
20
25
30
35
40
1527 november 4
In den naem Ons Heeren, amen.
Ick, vrouw Lutthie Haricxma, nu woenende to Liewardt, kranck van lichaem men
verstandich van reden ende synnen, heb gemaeckt myn testament ofte laetste wille int
jaer duysent vyfhondert ende seven <ende> twintich, up den XXV dach in octobri etc.,
in welck heb ick beroert dat ick noch wolde wat anders scicken ende articulen
verclaren, omdattet nyet wel altosamen mocht int testament komen te staen, welcke
in dit brieff of ondertestament heb laten beschryven, ende van myn erven ende hoer
monden soe fast geholden wil hebben ende follenbracht ende onderholden als myn
principael testament, sonder eemantz wederseggen ofte tegen te doen.
Int eerst, ist dat myn salige Sicke Lyaukema zoens kinderen sterven sonder echte
kinderen, soo zal heer Goslick zoon Douwa, leeft hy oft zynen erven, hebben
Harincxma huys, staende binnen Sneeck, myt schuer ende hoff.
Oick, verleeft joffer Ymcke hoer kinderen, by Sicko voers. gecregen, ende die
nyen echte kinderen achterlaten, dan sal Ymcke voors. Mynnama huus, staende binnen
Leeuwart, hebben met schuer ende hoff. Men sterft Ymcke voer die kinderen ende die
als voers. is neen echte kinderen achterlaten, dan zullen myn naetste vrunden dat huys
scicken ende deelen met malcanderen.
Item korts is gecoft seven golden g. renten, leggende binnen Boesom, daer Ymcke
dertich golde toedede, die sullen met haest myn vrunden hoer wedergeven uuyt myn
gelt, ende die renten sal men mede brengen an die hondert g., bescreven int testament,
ende alst tyt is Sicko kinderen oick mede deelen.
Item alle cleynodien die Ymcke voers. heeft van my ende van myn dochter Katheryn, my toehoeren, sullen mynre kinderen monden leggen by die ander cleynodien,
behalven sulcx welck die kinderen nutt is dagelicx met eerwerdicheyt te bruicken. In
dat conffer daer die cleynodien in zyn, syn oick in besloten drye witte budelen, daer
men die legaten zullen uuyt betaelen, welck men sal Ymcke doen om te betalen alle
legaten. Men wat dan bovenblyft, oick van die renten die my noch toecomen ende
verschenen zyn, sal men deelen an drye paerten. Die twee paerten sal men gheven den
armen bynnen Sneeck, ende dat sal Ymcke doen. Den darden paert sal men doen
broder Ghisbert van Bolzwart, van den prediker oerden, ende sal dat geven den armen
bynnen Leeuwarden.
Item datsulfte conffer daer men die cleynodien zullen in leggen ende toesluten, sal
men brengen duer myn, broder Gisbert, heer Goslick Juwinga ende Epe Lyaukema,
ende in tegenwoerdicheyt broder Gisbert voers. sluyten in deposito toe Thabor by
Sneeck, ende gheven Epe voers. die slotel daervan, welck nyemant zal opdoen dan in
tegenwoerdicheyt heer Goslick voers., ende dat alst nut oft noot is. In datzulfte conffer
is een ander budel ofte witte sack in, daer penningen in zyn. Hoe die Sicke kinderen
zullen ontfangen ende deelen, dat heb ick broder Ghisbert voers. gesecht ende laten
230
5
10
15
20
25
30
schryven in een ander brieff, ende daerin sal men hem geloof gheven, ende ander
dingen ende saicken, hier nyet beschreven.
Item Louw Doynga is myn noch sculdich als ick dat heer Peter, onse cappellaen,
ende broder Gisbert heb verclaert. Myt dat gelt sal men kopen een huys bynnen
Sneeck voer die preester die ons altaer in der kerck bedient. Ende bidt Ymcke voers.
dat zy den preester voers. toe een tyt toe, belieft het hoer, huer taefel verleent.
Item myn broder, heer Goslick, ende Epe voers. sal men elcx gheven een rosenobel. Syouck Kamminga myn swarte tabbart, foert met zwart damasch, ende myn
zwarte onderrock. Anscke, myn zuster, myn zwarte tabbart, foert myt wit bont, ende
een van myn faly. Vrouw Yske myn swarte tabbart, foert met say, ende een faly. Heer
Goslick twee dochteren elcx twaliff g. gulden toe den tabbart. Joffer Ryntthie to
Kambuer die rinck die van hoer is uuytkomen, ende noch een ander rinck daerby daer
een diamant in staet. Myn ander dagelicxe cleeren, myn pels, mouwen, hosen myt dat
zilver dat daeran is, sal hebben olde Anna, myn maecht.
Item nae myn doot sal men gheven broder Gisbertus voers. een ny habyt van swart
ende wit, ende noch jaerlicx sess golden gulden soolangk als hy leeft, toe nye
nonnecloester oft daert hem to belieft, ende dat sal jaerlicx gheven Schelta Lyaukema.
Welcke nonnen voers. ende heer Pieter zal men oick eens gheven een goeden golden
penninck. Oick joffer Wilsch, Ag Diericks, Peterke, Thiedt ende Taettye, hoer suster.
Als ick bin gestorven ende Godes wille volbracht hebbe, sal men die sess steden
geven gelt van missen, in myn testament beschreven, ende gheven heer Goslick ende
Epe voers. myn testament, ende die sullent voer my maendtstondt als belieft opbreken
ende nyemant daernae seggen dan nae die wys als ick broder Gisbert bevolen heb, die
welcke begeer ick dat hy myn lichaem wil brengen toe Sneeck, ende nemen twee
mynrebroderen myt hem toe Sneeck.
Actum anno Domini dusent vyfhondert seven ende twintich, op den vierden dach
in novenber, toe Leeuwarden in Mynnamahuys.
Item Anna voers., myn maecht, sal men oick gheven thien enckelg.
Daeran stondt geschreven: Ick, Luttye, bely als voors. is.
Hec presens copia copie, per dominum Petrum Nicolai in Ysbrechtum prebendarium subscripte, concordat cum eidem de verbo ad verbum, quod quidem ego, Jhero
Abbonis, auctoritate apostolica publicus notarius, nomine et signo meis propriis
protestor,
<ondertekend:>
35
Hero <n.m. 3> Abbonis, notarius publicus.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (door Petrus Nicolai, naar A?). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de
eeuw, door notaris Jhero Abbonis, naar B). RAF, Archief familie Van Eysinga-Vegelin van
Claerbergen, inv. nr 289, p. 15-19. Opschrift: Copie uuyt copie.
231
118
1527 [vóór november 11]
Lutzia Haryxma
5
10
Gerrout Herama nuu tho Sinte Marten tocomende int jaer 1527o is my schuldich
van afterstallyghe renten my jaers tho geven [***]a hondert gouden ghulden. Item
men sal hem niet manen eer Sinte Peters Cathedra int jaer 1528o. Item hy mach die
golden ghulden inlossen met ffyftien pennygen een. Item oeck syn daer woerden
weest om een hilck tuschen Schelte Lyauckema ende Gerrut voersn jonxste dochter
ofte an een van zyn dochters, waerom wil ick, vrow Lutzia Haryxma, ist dat ick sterff
eer Gherout voersn dusse renten inlost, als hy dan die renten inlost, sal men hem van
die inlossynghe affcorten hondert gouden ghulden. Ist oeck saeck dat Schelte voersn
sterft eer dat hilck is volbracht, soe sal men doch hondert gouden ghulden affcorten
suss als voersn. Ende dit sal ick, broer Gysbert, Epo Lyauckema segghen, ist dat ick,
vrow Lutzia, sterff.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Gerrold Herema). Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, inv. nr 52. Opschrift: Copye. In dorso: Copie van een
memorie, gemaect van ffrou Luttzie tuscken hoer ende ons in hoer leste.
Druk: Friese brieven, nr 19.
De datering is afgeleid uit de vermelding van Sint Maarten aanstaande in het jaar 1527.
15
20
119
1527 [na november 7]
aangevuld na 1528 januari 16
Lutthie Harincxma
25
30
35
Disse naescreven articulen heeft my, broder Gisbertus van Bolzwaerdt van der
prediker oerden, frouw Lutthie Harincxma montlick toegesecht, ende wolde dat ick
die zolde schryven, ende woldtse nae huer doot geholden hebben ende follenbracht,
hoewel die nyet staen in hoer testament princepael, noch in dat ondertestament, ende
heft van my ernstelick begeert dat ick int verfolg trouw wolde wesen, alsoe oick van
my dat ernstlick geeysscht heft.
Item als ick, frouw Lutthie, gestorven ben, sal broder Gisbert joffer Ymcke seggen,
mach zy komen toe Leeuwarden (anders Siouck Kammingha), dat in een cleyn confer
zyn witte budelen, drye off fier, in welcke zyn soeveel penningen ende soefeel etc. Die
som beloept fyf of seshondert g. Oick zyn noch renten te boren naet schuldboeck, als
heer Peter weet, ende sal Ymcke mede boren van landzaten etc. Met dit gelt sal
Ymcke myn legaten betaelen ende oick missen bescreven ende oick die seven jaeren
langk bescreven up myn jaertyd in cloesteren, ende daernae noch gheven up myn
jaertyt een g.g. VII jaren langk an wyn den predikebroders binnen Leeuwarden, ende
a
Ruimte voor één of twee woorden open gelaten.
232
5
10
15
20
25
30
35
40
45
oick ander artykelen bescreven betaelen, ende oick dat ick broder Gisbert bevolen heb,
ende oick mede cleden hoer kinderen ende anders hem nootruftich is. Ende hiertoe
machse ontfangen toeminste een jaer die steedrenten in Sneeck om disse lasten ende
legaten te gheven.
Item nae myn doot sal met haeste, eer myn lichaem wordt uut Leeuwarden brocht,
met den pastoer aldaer overeenkomen van al dat jaer dat den preesteren mach boren,
ende gheven hem een seker penningk, ende daermede zullen zy tevreden wesen. Ende
dit heftze mennichwerff my, broder Gisbert, vermaent.
Item ick wil, als ick gestorven ben, dat men zullen met haest gheven die sess
golden g. den predikers ende mynrebroders bynnen Leeuwarden. Ende uut Sneeck sal
men senden die ander penningen etc. als voers. is. Oick sal joffer Ymcke geven int
jaer nae myn doot een last rog, die een quartier up myn jaerinfaert toe Sneeck, oick
een quartier up myn maendstond, oick een quartier up myn jaerstond, oick een quartier
toe die bollen die men brengen dat jaer over. Ende oick salse nemen van myn landzaten twee halven tonnen butters, die men zullen geven upten bollen.
Item int testament staet van heer Peter, onse cappellaen etc. Ist dat heer Peter, onse
capellaen, nu woenende toe Ysbrechten, wil achterlaten dat leen ende bedienen onse
leen bynnen Sneeck, soe zal hy die twaliff g.g., besproken onse leen, leggende to
Arum, foertan upboren. Men doet hy des nyet, soe sal de preester die onse leen bedient
nae dit jaer 1527 die twaliff golden g. ontfangen. Men van dit jaer van 1527 sal heer
Peter die twaliff golden g. ontfangen die nu verschenen zyn. Als heer Peter kompt toe
Sneeck, zoe zal hy oick inmanen die schulden van Louw Doynga, ende crygen een
huys als ick hem bevolen heb.
Item int ondertestament staet van broeder Gisbertz cledinge, alsdat men hem zullen
geven een habyt van wyt ende swart, ende wil dat men dat sullen geven soe gering als
ick verscheyden ben.
Item int ondertestament staen bescreven fyf personen die men penningen geven sal.
Die fyff sal men mede toe rekenen Auck Wopkes, alzoe dat Wilcsch, myn nicht, sal
men geven een henricusnobel ende een van myn hoeftdoecken, die ander fyff zal men
geven een golden croen ende oeck een van myn hoeftdoecken. Ende disse sess persoenen zal men geven als voers. is met haeste, ende begeer dat sy voer my bidden
willen.
Item int testament <staet> van die kinderen die up malcanderen zolden erven, soe
wie sonder kinderen sterft. Ist dat alle kinderen soe sterven, zoe zullen die voors.
gueden alsus gaen ende komen in drie paerten. Die ene part sal komen an myn naetste
vrunden, die ander paert, gecomen van Ziaerde, zal weder comen an Zyaerdema, die
derde part, komen van Mennema, sal oick weder comen an Mynnama.
Item int ondertestament zyn besproken Anna myn cleren van dagelicxe cleren,
ende dat is te verstaen met dat sulver datter an is etc. Men to mey nu naestcomende
anno 1528 sal men Anna geven foer hoer loen tien golden g. Ende duncket broder
Ghisbert dat men hoer meer zullen gheven, dat mach men dan doen.
Item foert sal men gheven myn moye te Groendyck soelangk alse levet een golden
g. Item myn nicht to Nazareth by Sneeck een van myn cleene zolveren croesen, daer
die susteren, alse gaen toe Sacrament, zullen wyn uut nuttigen. Item myn nicht toe
Groendyck ende myn II nichten toe Aelsem elcx I philippusg. eens.
Item die olde maecht toe Leeuwarden, Hylck by Galileen ende Gheert Willems van
Boelswart begeer ick van Ymcke datze die sumtyts wat hulpelick wesen will. Dit het
frouw andachtelick begeert up my, broder Gisbert, dattet soe mochte schien.
233
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Ende Douwe toe Leuwert, die Taytie wel kan, sal men gheven een lopen koorns,
ende nae myn doot een penninck, macht bequamelick schien, ende wat fley<s>ck ende
oick vaste geven den armen.
Item ick wil dat men al myn lantzaten int toecomende jaer zal men suss doen. Die
my jaers geven fiertich golden g. off daerboven, zal men eens corten twee golden g.,
die my geven twintich, een golden g., die my geven X of daerboven ende nyet leger,
sal men corten een halven golden g., diewelcken sal men seggen datze voer my
bidden.
Item myns testaments executoren sullen renten, my toecomende, alst tyd is ontfangen ende leggen die int conffer, foert proffyt salige Sicko kinderen ende om hore
nootruft, ende oick ander penningen alst betaempt.
Item heer Tzaling zyn geleent overmits die pater van Thabor hondert philippusg.,
ende die was by frou Luttye int jaer 1527 in die herft om die penningen te betalen, mer
sy was toevreed dat heer Tzaling noch binnen een jaer zolde betaelen. Item want frow
noch schort van landen, huer ancomende van steden uut Swob gueden, ende want heer
Tzalinge een is van die parten dat over toe geven, soeveel als heer Tzalincx daervan
is sculdich te betaelen ende gheven, dat heft frouw Lutthie hem quytscholden foer zyn
part, ende nyet die ander paerten.
Disse naescreven heb ick gelt geleent. Item Sibrant Roerda vier goldtgulden. Item
doctor Douwa leend ick eer hy uut Vrieslandt toch duer magister Buko raed acht ende
twintich philippusg., ende Syouck Kammingha leend hem oick alsoe gelt. Oft men dat
sal manen, sal men bespreken met Syouck Kamminga. Item Hylck Goodsfrients is my
noch schuldich etc., ende sie secht my over dat ick een brieff van sculden my
aengaende heb ick int vuer geworpen ende verbrant, men dat is nyet waer. Myn
monden mogen dit besien ende onderfragen. Item Taettie Agges ende ick hebben
rekenscap, ende hoet daermede is weet zy wel. Item een frou to Sneeck is my sculdich
ende Ymke oeck, welcke frou Ymcke wel kan. Item Jettie toe Sneeck is my sculdich
II keysersg. ende VI hoerntisg. Item Jan Reuwerts dochter toe Leeuwerdt heb ic
geleendt III g.g. Item die pelser by Mennema huys heb ick geleent III philippusg. Item
Aerntien Rutgers heb ick geleent III golden g., daer ick van heb toe pand een ketten.
Item Anna Jelle goltsmitz heb ick geleent IIII gulden an IIII grote sulveren penningen,
ende heb weder toe pant daervoer een sonnobel ende een gulden leeuw ende I ducaet,
ende sie weet wel wat daervan overcompt. Item ick heb geleent een twintich keyserg.
van 20 st., als broder Gisbert wel weet, ende heft bescheit van my hoe dat hy dat sall
ontfangen off nyet. Item wat Gheryt Heringe is sculdich, weet myn biechtvader wel,
ende is hem verclaert.
Item van Hermen Quakenburch hadden wy haelt an waer by LX golden g., daer
Sicko zyn handschrift op gheven hadde, welcke schulden sint al betaelt, mer Sicko
conde nye zyn hantscrift weder crygen van Hermen, want hy seyde hy hadde Sicke
brieff al gebrant.
Item Barber, Cathryn myn olde maget suster, bleeff een bed toe Sneeck by my,
welck is verloren by den Gelderske tyden, welck men die waert daerfoer sullen geven,
als Janttyen, huer suster, wel weet.
Item Simen Hendricx zoen to Herling heft een wyff had, ende in ons huys is komen
een kussen van Seerp Hettis goet, ende der frou syn zoens sal broder Ghysbert eensen
gheven XX st.
Item Rumke faer toe Sneeck heft penningen gegeven Schelte Lyaukema van die
vangenisse daer hem schiede foer Franiker etc. Zyn zoen Rumcke heft my moyt om
234
5
10
15
20
wederbetalinge. Hoe dat aldinck daermede is geschiet, heb ick heer Peter in tegenwirdicheit broer Gisbert ende broer Wybrant verclaert, ende seg, al ken ick my hem
nyet sculdich te wesen, nochtans wil ickt wel gheven op gueden mannen wat sy
seggen, als van heer Peter hem myn woorden heft verclaert ende gesecht by die
gueden mannen.
Item Eeff toe Sneeck heft toe my send broer Ghisbert om landen to crygen die ick
boven XL jaer heb beseten, ende hoet daerom is, heb ick heer Peter verclaert, om dan
van to geven tuychnisse als een notarius.
Item Griet Hilles heft wat te doen met ons om een hoorn. Hoe men dat sal uutrechten, moech men met Ymck ende den vrunden om spreken.
Item Mens Syurds binnen Sneeck heft vrou gelient VIII tonnen kalck, welcke kan
die supprior to die crucebroren.
Item een vrouw binnen Sneeck, genoempt Griet, welck Jetz wel kan, is gewont van
salige Douwa Ziaerde, ende begeert beteringe.
Item gelyck in myn testament bescreven staet, vermaen ick weder myn monden oft
daer emant kompt die ick sculdich ben ende heft guet betuich, den sal men voldoen.
Vergetet niet Simon Hendrix saeck toe Herlingen, die met my, frou Lutthie, heft
uutstaende van landen ende achterstall, uutgecomen van salige heer Hendrik.
Cristyn toe Leeuwarden heft geesket van my in myn dootbed sculden, ende daervan sal men hem vragen, ende dan daer men hem in sculdich zyn, voldoen.
Onder stont gescreven: Ick, broder Gisbertus van Boelzwart, van der prediker
oerde, beken met dit myn egen hantschrift dat disse articulen zyn my angeven van
salige vrouw Luttye Harincxma, behalff drie of fier in end bescreven.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, hand van notaris Hero Abba zoen (vgl. nrs 116 en 117), naar
A?). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 289, p. 20-28.
Bij de datering: in de tekst is sprake van dit jaer van 1527. Verder wordt verwezen naar
het testament (nr 116, 1527 oktober 25 en november 7) en het ondertestament (nr 117, 1527
november 4). Dit stuk moet dus dateren van 1527, en wel na november 7. Volgens het
onderschrift van broeder Gisbertus was de testatrice al overleden toen hij het aanvulde.
Zij overleed 1528 januari 16 (EHD 1528).
25
30
120
1528 januari 17
Roetger Mertyns
35
Jhesus Maria.
Int jaer Ons Heren dusent wyff hondert ende XXVIII, op Sente Antonys dach, uasa
Roetger Mertynsb cranck van lychem mer uys van verstant, ende soe heeft syn laeste
uylle geuest dat hy syn testameent uolde laten maken op manieren alst een testament
toebehoert.
a
40
b
Hierna doorgehaald: Merck.
Verbeterd uit: Mercks.
235
5
10
15
20
25
30
Int aerst byfelt hy God almachtich syn eedele syele, ende syn lichaem toe rusten
op Sinte Johannes kerckhoff toe Nyehaske.
Ende heefft gemaeckt Merck, syn zoen, aerfgename van al datgeene daer is mi
aeenbeaervet van myn vaeder ende moeder, als dat lant daer Merck, myn zoen, nu ter
tyt op uoenaeftych is, ende dae ses roede landes, lydsende in Jobbegaee, daer nu ter
tyt Claes uyelmaker op uoent ende Synte Katerina is naestleger aen dae beyde syden,
dat Merck, myn zoen, dieselfte landen ende goeden mach bruken tot syn uille.
Ende ick, Roetger, heb sommige uoerden gehadt mit die pastoer ende myt den
fouden ende sommige van dae miente van Nyehaske, ende roepten mi tot hoer, ende
seyden my: ’Uylt ghy aen ons gaen myt ju goedt?’. Doe seyde die pastoer dat hy my
uolde geven op die hant dartich golden gulden ende een coeganc ende een coehoey
ende een deeyp dolte int uyt ende een int suart, ende foert my ende myn uyf die cost
toe bysorgen ende toe byuaren, nu int leven ende hiernaemaels in der doet, om dyt
voorscrevendic lant, daer Marck, myn zoen, op uoenendic is. Ende omdat die pastoer
ende foegeden noch niemant my heeft foeruerden holden, soe syn ick, Roetger, hoeren
geen foeruerden ueder schuldich te holden.
Soe maeke ick, Roetger, Maerck, myn zoen, aerfgenamen van al mine goeden.
Ende Marck, myn zoen, scal my byuaren int leven ende hiernaemals in den doet, ende
nyemandt anders scal eygendom hebben aen myn goedt offte disse voersc. landen dan
Marck, myn zoen. Ende nu heeft Marck, myn zoen, eenen beer aangegaen mit Dowe
Hoyttes ende Peer Sybes ende Jeyp Roukes, om syn vaeders uille, opdat ick die cost
mochte hebben, ende hy heefse my gegeven, ende anders jemant dan hy. Ende hadden
sy Merck, myn zoen, foeruerden halden, soe scholde Marck, myn zoen, hoeren oeck
uel foruerden hebben geholden. Uant uat Merck dede met Ju Joucke die beer, dat
diede hy om minen uille, uant mi die landen toequamen ende hem niet, soelange als
ick int lievendic was.
Hier hebben bygeuessen ende toegeroepen orckenen, als Eynske Claes zoen ende
Sibolt Uolters ende Jan Franckes.
Actum alst voersc. is.
Ende ick, Eynske Claes zoen, heb dit testament gescreven om bede uille die
pastoer, ende ick, Eynske Claes zoen, heb myn hant op spacie geset om bede uille.
<Ondertekend, alle met dezelfde hand:>
35
40
Eynske Claes zoen.
Sibolt Uolters belyt alst toefoeren.
Jan Frankes belyt als toefoeren gescreven.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (uiterlijk 1552, naar A?). RAF, Archief Dekema-, Cuyck- en FoeytsVeencompagnie, inv. nr 274. In dorso, m.a.h.: 76. Testament van Rutger Mercks. <Haaks
hierop:> N et U.
Alle namen onder dit stuk zijn door dezelfde hand geschreven, waaruit blijkt dat het een
afschrift is. Het is overgeleverd als retroactum bij een verkoopakte van 1552, en is dus
vervaardigd tussen 1528 en 1552.
236
121
1528 oktober 11
Doctor Douwa
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In die naeme der Helligen Drevoldicheit bevele ick, doctor Douwa, myn ziell God
dem almachtigen ende allen helligen.
In den jaere Onsses Herenn Jhesu Christi geboerten dusent vyffhondert ende acht
ende twintich, opten elliften dach octobris, omtrent twee uuren nae middage, der
pontificatien onses alderhellichstenn vaders in Christo ende heeren herenn Clemens,
nae der godlycker voersienicheit die soevende pauwes, in syn vyffte jaer, regnerende
die alderdoerluchtistenn, groetmachtistenn, victorioestenn, glorioestenn furstenn ende
herenn heeren Karolus, erwelter Roemscher coninck ende keyser, in syn negende jaer,
ter eerster indictien.
Naedem ick, doctor Douwa, met grooter kranckheit op desse maell beladen bin nae
wille des almechtigen Godis, segghe eerstlycken myn meyninge dat ick der meyninge
bin tot den predikers in den ommegannck ende niet in der kerckenn will begravenn
zyn, ende will zy daeromme schenkenn acht goltguldens, die zy daeromme van myn
executoren ontfangen sullen, in des alderoetmoedighst plaets die in den ommegannck
mach zyn, ende gheenn hoechfaert dan slechtelyck met eerde toe beleggen, alst in den
clooster gewoonlyck is, als een aerm leykebroeder ende niet ferer, ende my slaepen
laeten biss optenn jonghsten dach, ende gheene toertsen noch keerssen voer my toe
draegen op myn uutfaert uut den huyse oft in die kercke sonder slechtlycken, ende
gheene beluydinge aldaer int cloester noch in die stadt, dan mit eenn misse vanwegenn
der Helligenn Drievoldicheit singhen te laten, ende te offerenn soet int predykerclooster op den dach gewoonlycken is, ende op gheene andere dagen. Dat will ick,
doctor Douwa, soe bovengescreven is, alsoe geholden hebben, ende niet anders.
Ten anderenn dat ick tot eenn erff make in desenn testamente myn lichter broeder
Idze dochter, genoemt Paerck, voer vyer ende twintich goltgulden eens, die zy van
myn executoren sall ontfangen.
Ten derden soe ordiniere ick, doctor Douwa, derdehalffdusennt golden gulden ende
sess van myn beste rockenn myn executorenn naescreven, dat sy dat gellt mit dat
silver sullen an sich nemen ende daeromme ewige renten koepen, tot hondert vyff
ende twintich golden gulden jaerlycke renten. Eerstlicken alsoe dat ener uut myn
broederlycke stam die leeren will, sestien jaren lannck dieselve renten bruycken mach.
Ende sall wanneer die tytt vorscn uut is, eenn ander uut die broederlicke stam weder
in synn voetstappen treedenn. Ten derden dat oeck ener uut myn susterlicke stam oeck
sestienn jaren van die voerscn halve renten, als boven die broederlicke stam gescreven
is, sullen oeck die nuttinge ende incoemen bruycken ende onntfanghen, mit wille ende
weten der borgermeisteren der stadt Leuwaerden, tot ewigen daegen. Sullen oeck die
executoren die hyrna benoemt sullen worden oft hoere nacomen, oeck mit wetenn
ende wille borgermeisteren der stadt Leuwaerden, dieselve renten uut broederlicke
ende susterlicke stam vant opgemelte gelt also enen uut denn broederlicke ende
anderenn uut die susterlicke stam, gelyck als bovenn verclaert, deylen. Woe zy aver
niet wilden leren ofte studeren, dat zy dan schuldich sullen wesenn dat geltt dat zy
verteert hebben van die voorsc. renten, weder to geven denselven executorenn ofte
hoere substituten ende borgermeisteren der stadt Leuwaerden. Hebben sy des niet, soe
loepense uut die lanndt, hebben sytt aver, sullen die executoren ofte andere hoere
substituten ende borgermeisteren der stadt Leuwerden van diesulffste studenten
237
5
10
15
20
25
30
35
40
45
gueden angrypen ende weder totter hooftsomme maken, ende dar nae gelegentheit der
saken die hooftsommea verbeteren.
Ten vierden ist myn meyninge dat van den broderlicken stam allewegen alsoe sal
geholden worden, naemelick dat die geschickst, nae achtinge der geleerden, voer
anderen sall voertoegen worden, ende dieselve geschickste ende geleerdste van myn
broederlicke ende susterlicke stammen sal alle myn boecken hebben. Ende van die
susterlicke stam, naedem in twivell mach staen welker soe voeregetogen wort, soe ist
myn meyninge dat eerstlyck myn lieve suster Aucke kynderen voer andere, woe sy
enen geschickten hebben, voergetogen sall worden. Ende isser gheene geschickten van
Aucke kynderen den die geleerden voere geschickt moegen achtenn, alsdan sal op
myner suster Wisck kynderen dieselve renten vallen. Woe aver Wisck oft hoere
kyndiskynderen ghenen geschickten hadden, oft die niet leeren mocht, dat alsdan ten
lesten Saekell, myn nichte, hoer kynderen hoere deell aen die voersc. renten sullen
togelaten worden.
Waert aver oirsaecke dat eene van myn vrunden nu ende ten ewygen daegenn
tegens myn leste wille, anders wie bovengemellt, doende wort, die sall niet waerdich
wesenn myn leste wille to genyeten, sonderlyck sall gannslyck daerfan beroefft synn,
ende den Keyserlicken Majestaet Kamer ende procureur generael van Friesland
achthondert karolusgulden vervallen ende toe verlyesen, myn testament also fastelick
ende onvoerbreeckelycken geholden will hebben, als ick hoepe dat myn testament soe
geholden sal worden.
Ten vyfften soe besette ick doctor Joost een silver hess.
Ten VIen besette ick Gala, myn neeff, myn harnasch mit de deghenn ende zydsweerden soet aldaer hanghet, ende daertoe dat swart boenet met paerlen, ende een
gulden rinck van derthien ducaten, die ferwe heeft over blau.
Ten seevenden besette ick myn lieve nichte Rints myn bassdonyen paternoster mit
vergulte teykensteenen, ende daerto twee stenen kroesen mit silver beslagen, ende
noch twe holten beekers mit silver beslagen, ende daerto een gulden rinck die is van
robynn, niet groot ende niet breet.
Ten achtsten besette ick myn lieve nichte, Aucka susters dochter, naemlyck Jay,
myn grote gulden rinck mit vier ommegangen, ende myn corallen paternoster, dat sy
hebben sall.
Ten negensten besette ick myn nichte Yge een gulden rinck mit dyamants punt,
ende myn conffer dat toe Venegien beslaegen is.
Ten tienden bespreke ick myn lieve nichte Sackell een gouden rinck, twemaell
omgaende.
Ten elliften een tafelrinck van een dyamant, mit den zaphyer ende den groten
robyn, die sullen beholden worden onder den executoeres handen biss eyner uut myn
geslacht geleert wort, dieselve sal die dree golden ringen hebben.
Ten twaliffsten soe ordiniere ick dat myn swager Hoyte myn roet boennet, myn
roet wamboyss mit roet leer ende mit vergulte knoopen sal hebben.
Ten dertiensten ordiniere ick dat men sal geven den grauwen rock, mit flauwiel
belecht, Gala, myn neeff.
Ten viertiensten so bespreke ick doctor Kempe myn brune rock, wie my Got gegeven heeft, mit die gulden ringhen.
a
De passage dar ... hooftsomme in de marge.
238
5
10
15
20
25
30
35
Ten vyfftiensten is myn meyninge ende wille dat doctor Joost ende myn lieve neeff
Gala nae alle hoere wille sullen met myn wamboysen handelen ende tracteren wye zy
willen.
Ten sestienden besette ick Aucka, myn lieve vroeme waerdinne, over alles dat ick
hebbe van torff ende holt, ende thien goltgulden, die zy wall aen my verdient heft.
Item Syrck Synnama sallen myn executoeren hondert ende dertich goltgulden nae
inholt myn handtschrift geven.
Item, dat tinwerck ende alle dinck ende silver sal men opt hoeghst verkopen, ende
alle inwendighe tot hulp van die derdehalffdusent golden gulden, opdatze moegen
voersolt worden.
Item Mathys, myn trouwe diener, sal hebben acht golden gulden eens.
Daer ickt wil by blyven laeten, nae wille des almechtigen Godis, den ick groten
danck segghe datter my dat vornuft gegeven heeft dat ick also myn bescrivinge, wie
bovengemelt, nae synre godlicke wille volbracht hebbe. Ende soe stelle ende ordinere
ick, doctor Douwa, voer executoren desses myns testamentis ende laeste wille doctor
Joost ende Gala Galama, myn neeff, ende burgermeisteren der stadt Leuwerden. Dat
sy tselve in allen manieren wie bovengescreven willen executeeren ende vorvorderen,
is myn vruntlicke begeeren op denselfden.
Desen allen tot orkonde heb ick, doctor Douwa, in presencie van doctor Joost,
Wibe Gheryt zoen ende Jan goldsmedt, burgermeisteren der stadt Leuwerden, hyrtoe
geropen voer getuygen naemlycken Lyuwe Lyuwe zoen, Henrick Henrick zoen,
Tyaert Eelke zoen, Gercke Jorrert zoen, Jacob Jans zoen, Peter Rinthie zoen ende
Mathys van Aeken, myn trouwe dienaer, ende denselfden allen om Godes willen gebeden als tuygen in desenn myn testamente toe wesenn.
Ende oeck den borgermeisteren Wibe Gherryt zoen ende Jan goldsmidt gebeden
ende consentiert myn testament mit stadtz secreetsegel to befastigen. Daer wy,
borgermeisters, ter bede doctor Douwa ende alle soeven tuygen hebbenn gedaen ende
befastiget mit stadtssecreet hyran gehangen. Ende wy, Lyuwe, Tyaert ende Gerke,
hebben onse hantscriften hyr mede ondergescreven, als tuygen hyrto geroepen. Ende
omme meerder sekerheit van desen testamente heb ick, doctor Douwa, gebeden Wilko
Folkert zoen, der stadt Leuwerden secretarys ende notarys, dit myn testament to
scriven ende onderscriven. Ende wy, tuygen bovengenoemt die niet scriven konden,
hebben alle gebeden Wilko voornoemt voer onss mede to onderscriven. Des ick,
Wilko, also ter bede doctor Douwa ende den tuygen voersc. hebbe gedaen.
Actum Leuwerden, anno, mense, die, indictione quibus supra.
<Ondertekend:>
Lyuwa Lyuwa zoen.
Gerko Jorret soen.
Tyaerd Eelicks soen.
40
45
<n.m. 10> Ende want desen allenn alsoe als voirscreven in der waerheytt in tegenwoerdicheit der getuygenn bovengenoemt ende my, notario publico, geschiet zyn,
ende denselfden tuygen tselfde testament nae wille des edelenn, erbaeren hoechgeleerden doctor Douwa van my, notario, toevoeren gelesen, heb ick, Wilko, notarius
apostolicus, dit testament selfs gescreven ende mit myn naeme ende gewoenlicke
teyken, hyronder geset, befestiget, hyrtoe specialicken geropen ende gebeden.
239
Clausulaque in margine scripta vera est et recta. Protestor hac scriptura manus
proprie. Actum ut supra.
<Ondertekend:>
Wilko notarius subscripsit.
5
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, Douwe Tietemaleen inv.
nr 1 (Charterkast III, nr 9). Perkament. Met uithangend zegel: 73. In dorso: 1528, 11
octobris. Drie. <M.a.h., 16e eeuw:> Testament D. Douwe Tetema. <M.a.h., 16e eeuw:>
132 g.g. 3½ st. [...] jarlix. 185 k.g. min ½ st.
Afschrift: B (1636, door T. Saeckma). Niet voorhanden. - C (1675, naar B). RAF,
Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2164. - D (1742 oktober 27, waarschijnlijk naar B).
RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 708/4.
Druk: a. Analecta (1750), 43-48. Naar C of D. - b. GPCV II, 548-550. Naar A.
10
122
1528 november 11
Albert Ryoerdt zoen
15
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
En uygelick ende alle diejin dier dit beheert ende van nede is te wyten, syt kenlick
ende epenbier dat in dat jier tusen ffyffhondert acht ende twintich, den alfte dey in
november, in Albert Ryoerdt zoen huis toe Firdtgum, in bywessen heer Syuerdt,
personne toe Firdtgum, her Foppe, wicarius thoe Tyemarum, heer Schelto, persinne
toe Aesterbyrum, Tako Hibbema toe Aesterbierum ende Tyaerdt Jettye toe Firdtgum,
tyoegen hiertoe roppen ende baeden, is wessen lyaeflick, by syn ayn vrye wille, mey
foortochte sinnen, mey rype byried, sonder yemant bytwang oft foorharsingae, alser
seyde, cloeck, starck ende wytlick van verstandt, hoewol syeck van lichaem, die
voorsichtige Albert Ryoerdt zoen toe Firdtgum, wrtinszen dy brecklyckheyt der
menschen, dat alle creaturen die libbe, eens stere motte naetuerlick, ende dy schyeld
van uus vaeder Adam, dat is die daedt, naet wytende hoeneer smeyt[i]ende, bitellie
motte, soe dan die daedt gans syker is ende dy wre des daedts onsycker, wierompt van
nede is ney dy Godlicke vermoningae dat dy mensche altyt wacker is, nae sleepende,
van des maester des huysgesins byfondena wirt dat hy tytlick, jitte syn verstandt ende
vyff sinnen habbende, alsoe dae uraedtsche tingen, gueden ende bekeringe handlick
ende schickb, datter dan van dy Heere in der tyd der wisitatien als een cloeck, wys,
foorsichtich rentemaester pryse ende achte wirt, dat wrmits syn versuymelheyt oft
traecheyt tuysken dae erven, legatarien oft ore lyoeden nin twist, hat, nyt off discentie
comme oft ryse. Disse puncten anmarkende hat Albert Ryoerdt zoen voorsc., aerst
nochtans Godt biddende om gratie in dyo eere Goodes ende dy benedydste maget
Maria om dy thoern Goedts toe maetighien ende barmharticheydt toe voorcryen,
mecket syn testament nuncupatyff, codicil, leste wille, off ist alderbest ney dae ryocht
a
b
C: bysonder.
Vergelijk voor handlick ende schick de aanhef van nr 138: handlye ende schicke.
240
5
10
15
20
25
30
35
40
45
staen mey. Byjeriende aeck, ist dat disse leste wille ende voorsc. Alberts byerte naet
staen mey als een solempn testament troch breck van enigerhande solempniteyten van
ryoecht, woll ende byeerret Albert dattet sil staen als een codicil, leste wille, off ist
alderbest in alle manieren ende festlycxt mey ney dae ryocht, landts gewoente oft
gemene styl staen ende effect habbe, onferbrecklick in alle syn puncten sel onderhaudt
wirde. Ende toe meere festicheidt van disse ropt Albert voorsc. weer alle ore
testamenten, codicillen oft donatien, hoe ende in hat manieren hy mocht sulcx in
fortyden aeck mey derogatoriael clausulen mecket habbe, dier disse leste wille mochte
schaedlyck oft hinderlick wesse, wil Albert voorsc. dat sulcx alles al van nin wirdt
ende gansen naet sel wesse, maer disse leste allinne fest ende volstandich toe blyuwen
int aeyn syns libbens, dit nimmermeer weer toe roppen, dan alle tyden toe dy daedt toe
hierby toe blyuwen.
Int aerst byfelt Albert voorsc. Godt almachtich, Maria, syn benedyde moer ende
alle Goodes heyligen syn eedele ziel, alsoet bod Godes verfult hae, ende byerret syn
legersteden toe Firdtgum opet tyarckhoff. Item hy byspreckt Sincte Niclaes, syn
patroen, dy pondtsmete miedtlandt, capet van Sybe Lyuwe zin. Dierthoe als dy patroen in timmeringae is, thyen enckelgownen.
Item hy byspreckt Gerbren, Tryne bernsberna, dier mey hen wennet, trye ky ende
een bedt mey syn toebeheert, toe gaen uut dae gemene gueden, als Tryn, Alberts
voorsc. wyff, in jenwirdicheyt wiesb, tyoegen ende orkenen voorsc., voer her paert
joundt ende consenteret, ende toe euyge tyden toe duerien transporteret had.
Item hat foerd toecomme schil heyligen ende heren ende dae arme lyoed, byfelt
Albert voorsc. heer Syuerdt, syn persinne, Tryn, syn wyff, ende Ryoerdt, syn sin.
Item Albert voorsc. hat naemdt ende mecket arven toe all syn gueden, hierboppe
naet bynaemdt, als in landt, sandt, huys, hoeff, quick, till, goudt, silver, cleedt ende
jeldt, uutschyelden ende inschyelden, Ryoerdt, syn sin, Cathryn, Syds ende Aecht, syn
dochteren, ende Griete bern, in herre moers stadt toe staen, in manieren als neyscr.
Item Ryoerdt sel habbe toe forndel ende farre uuyt dae thyen pondemete landts,
lidsende toe weste Alberts huys, capet van sillige Doeke Hetto zoen, van welcke thyen
pondemete voorsc. Cathryn, Alberts voorsc. wyff, die helft diervan joudt had Ryoerdt
voorsc. in een meckbrieff mey sillige Gabbe Latgema dochter. Indien dat naet noegh,
innoverit Tryn dyselffde jefte, ende joudt wermits disse dy helft van dae thyen
pondemete voorsc. Ryoerdt voorsc. toe euige tyden, in jenwirdicheyt der tyoegen
voorsc., ende swert dier nimmermeer jen toe dwaen. Item aeck sel Ryoerdt voorsc. toe
forndel habbe ende farre uuyt dat hael huys, quick, til, goudt, jeldt, silver, inschyelden
ende uuytschyelden, ende fordt alles alsoe ist Albert voorsc. toebyheerdt, dae landen
uutnaemdt. Item aeck sel Ryoerdt voorsc. farra uut habbe dae haele landen, capet ine
tyden Ryoerdt voorsc. een wyff handt had.
Item Tryn, Alberts dochter, sil habbe ende halde soelangh isse lyoet, dae landen
op Aestertarp, uuytseydt dae landen, capet als dier by Ryoerdts tyden als voorsc. Ende
ney haer daedt sille her bern alsoe folle habbe als een van dae ora Alberts voorsc.
bern. Ende aeck sel Ryoerdt voorsc. dan habbe dae staeten op Aesterterp ende dae vyff
pondemete landes dier Tryn, syn suster, nuu hat, ende sil diervoor jaen by reed her
Syurdt, syn persinne, her Foppe, her Schelte voorsc. ende Taecko Roorda.
a
b
C: borns born.
Lees: uus.
241
5
10
15
Ende alle ore landen, hierboppe naet bynaemdt ende oers specificeert, macket
Albert voorsc. Ryoerdt, Catryn, Syds, Aecht ende Griete bern in harra moers steedt,
gelyck eerven toe wessen. Ende oftset naet oereen koeden in deelen, wol Albert
voorsc. datse selle toefreedt wesse het heer Syuerdt, her Foppe, her Schelto voorsc.
ende Taecke Roorda toe baer brengen.
Item aeck wol Albert voorsc. dat syn bern ende arven voorsc. hiermey sille toefreedt wesse. Ofter yemant nochtans der erven voorsc. hiermey naet woede toefreedt
wesse ende dit testament etc. woede inbrecke, dy sel verfaeln wesse in dy pene des
ryochts ende forndel dier hem uuyt dit testament mey comme, nochtans aeck ney dae
verberde peenen voorsc. dit testament folstandich te blyuwen. Item ofter enich
tyoesternisse oft twynferstandt vuel ofte voerriese tuescke dae arven, roerende dit
testament, wol Albert voorsc. by lycke penen als voorsc. datse sille toefreedt wesse
hat her Syuerdt, her Foppe, her Schelte ende Taecke Rorda diertoe sidtse als voersc.
Orconde disse habbe wy, her Syurdt voorsc., om bede wille Alberts voor myselven
dit testament etc. onderschryoundt mey myn selves handt. Ende her Foppe ende her
Schelte voorsc. habbe dit testament etc. om bedes wille Alberts voorsc. mey uus selves
sigelen voor uusselm ende om bedes wille Tyaerdt Jettge zoen ende Taecke Hibbema
voorsc. byfestiget ende besygle.
Anno, die, loco quibus supra.
20
Aldus ondergeteyckent: Sufridus Meynsme. Her Foppe. Sigillum domini Scholteti,
curati in Aesterbirum. Tyert Jetse sin. Tacko Jacop zoen subscripsit.
Onder stonde gesc.: Collationeert met syn principael, ende concorderde, bekenne
ick, Dirck Heyn zoen, secretarius van der grietenie Barradeell, onder myn gewoontlyke handtschrift. Ende geteeckent: Dirck Heyn zoen.
25
Accordert mit den princepalen copie, gesc. ende geteeckent als vooren, by my,
ondergesc. clercq der secretarie van Barradeell, op den XVen februar[ii] anno 1592, in
kennisse myn handt,
<ondertekend:>
30
35
subscripsit S. Breutsma.
15 2 1592.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door Dirck Heyn zoen, secretaris van Barradeel, naar A).
Niet voorhanden. - C (1592 februari 15, door S. Breutsma, klerk ter secretarie van
Barradeel, naar B). RAF, Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 17, p. 15-16 en 19-20.
Opschrift: Copie copie.
Druk: a. OFO IV, nr 255.
De aanhef lijkt gebaseerd op hetzelfde formulier als die van nr 138 (1535).
242
123
1528 december 9
Katheryn, weduwe van Jw Dekema
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende acht en twintigh, den negende
december, soo heb ick, Katheryn, salige Jw Dekema wedue, aendenckende de onseeckerheyt des menschelycken levens ende die onseecker eynde of uuere des doods,
by gaen ende staen, gesondt ende machtigh van lichaem, wys ende verstandigh van
sinnen ende memorie, met rype ende voorbedachte raedt, tot Godes eere ende om
vreede van myn naecomelingen, schickt, maeckt ende ordineert myn leste wille. Ende
will dat dit in form ende manier naescr. wesen ende staen sal voor myn testament ofte
codicill, ofte anders voor alsulck alst best ende vormlyckst nae recht stal ende effect
sal mogen hebben ende sorteren, wederroepende alle andere testamenten ofte laeste
willen daer ick voor datum van desen mochte gemaeckt hebben.
Int eersten soo beveel ick Godt almachtigh myn ziel, ende begeer dat myn lichaem
sal begraven worden in Sint Martens kerck toe Franeker by myn man, salige Jw
Dekema, ende byspreec die voorgenoemde kerck acht enckelguldens gangbaer geldt
eens. Item alle altaren in deselve kerck een half pond was eens.
Item in Franekeradeel elcke prochyekerck thien stuvers eens, ende desgelycken alle
kercken in Baerderadeel elck eens thien stuvers, uytgeseyt de kerck van Hiellum,
Weydum ende Baerd, die ick elck eens een enckelgulden gegeven hebben wil. Item
die kerck van Deersum een enckelgulden. Item die kerck van Nyland een enckelgulden, ende de kerck van Witmaersum oock een enckelgulden. Item de cruicebroeren
tot Franeker oock een enckelgulden eens als de kercken voors., ende myn bichtvader
aldaer een enckelgulden eens.
Item soo wil ick tot de armen binnen Franeker negenhondert enckelguldens eens,
acht ende twintigh stuvers voor de gulden gereeckent. Ende voor dese negenhondert
guldens voors. wil ick die armen binnen Franeker jaerlycks renten gekoft hebben,
tensy dat ick dese negenhondert guldens vers. niet gans ende geheel by myn leven
betael ende op landrenten besteed, soo sal Jarigh, myn soon, al myn renten van myn
naegelaten goederen ontfangen, ter tydt toe dat betaelt sal zyn datgene dat aen dese
vers. negenhondert enckelguldens gebreecken sal ende van my niet betaelt en is. Ende
als Jarigh dat dan ontfangen heeft, sal hyt by raed van de rechte armevooghden aen
renthen besteden.
Item soo heb ick en myn man saliger gedachtenis te bewaren gehadt vyftigh enckel
guldens eens van de kerck van Baerd, ende sestigh enckelguldens eens van Onse Lieve
Vrouwe altaer daer staet binnen die kerck van Franeker, voor die banck daer ick,
Kathryn Dekema, gemeenlyck in leg, welcke penningen tot dese tydt toe niet betaelt
en zyn. Ende indien ickse voor myn doodt niet betael, soo salse Jarigh voors. oock van
myn goederen int gemeen vooruyt aftrecken, ende de kerck ende altaer voors. betalen.
Item voort soo institueer ick ende maeck erven tot myn goederen bynamen myn
twee soonen, Sicke ende Jarigh, ende salige Hette myns soons kinderen, als Pieter,
Aesche, Hette, Yd, Mary, ende Id, ende salighe Yde myn dochters kinderen, als
Bocke, Douwe ende Barber, ende ick uytwys ende toelegh ygelyck syn part als hiernae
volght.
Int eersten soo sal Jarigh, myn soon, hebben ende behouden dat huys daer ick nu
ter tydt bewoon, staende opt suyd van de kerck ende plaets der stadt van Franeker, met
243
5
10
15
20
25
30
35
40
dat hof, schuer ende huisraed datter in is, ende dat op maten ende conditien als icket
hem by myn levene lyf gegeven ende overgedragen heb, ende hy willigh van my ontfangen heeft, alst blyckt door de brief daerop gemaeckt. Foort soo sal Jarigh noch
hebben dat goed tot Tzaluert, daer nu ter tydt een hietende Sybe Sybe zoon op woont,
geldende nu jaerlycx vyftigh enckelguldens. Item noch een goedt toe Tzaluert, daer
Heyne Pieters zoon nu ter tydt bruyckt, geldende te huer jaerlycks twaelf enckelguldens. Item noch een goed toe Schalsum, daer nu ter tydt een op woondt hietende
Reylef Claes zoon, geldende nu te huier twintich enckel guldens. Item noch een fenne,
hietende de Hinxte fenne, daer leyt by de Westerpoort der stadt van Franeker over de
Zylroed, daer nu geld acht enckelguldens. Item Jarigh voors. sal oock hebben ende
inhouden die vier enckelguldens jaerlycx van die [***]a daer ick hem mede belast
hadde, luyt het brief van de overdraginge van huys, huysraedt, hof, ende schuer vers.
Item foort soo sal Jarich noch hebben magisterb Jacobs huyssteed, magisterc Willems
huyssteed, Pieter Lieuwe zoons huyssteeed, Rienck metschers huyssteed, Freerck
Claes zoons huyssteed, Barent malers huysstede, daer een ytlycke van disse nu ter tydt
gelt toe huier een enckelgulden ende seven karolist. Item Baerent malers aftersteed,
daer gelt toe huer een gemente enckelgulden. Item soo sinter noch binnen Franeker
steden oppe Greyde van salige Zwob myn moers erffschip ongedeelt, daer my,
Kathryn, twee van beuren magh, dewelcke Jarigh voors. oock hebben sal. Ende alle
andere steden binnen Franeker ende oppe Ryp die my van myn salige moers erfschip
noch toekomen mochten, die sal Jarigh ineyschen ende oock tot eygendom hebben.
Des soo sal Jarigh tot een eeuwighe deel ende memorie, daer ick gedaen hebben wil
voor myn man, my ende myn kinderen zielen, weder assinghneren ende uytwysen
twee enckelguldens jaerlyckse renten aen landen ende steden daert hem believen sal,
daer die vier princepaelste priesteren, coster, schoolmeester, voor drie memorien
daerse jaerlycks houden sullen, geloont sullen worden, als naemelycken die ick gedaen
hebben wil jaerlycks op den dagh dat men salige man, salige Anna, myn dochter, ende
ick gestorven zyn. Ende noch sal Jarigh voors. twee st. jaerlycks uytwysen int goedt
toe Scalsum voors. het jongerschip tot Schalsum. Item voort soo sal Jarigh voors.
Popck, Scolte Roorda dochter, een stee uytwysen daer een enckelgulden jaerlycks gelt
toe huer, ende desgelycken soo sal hy Hette syn broeders kinderen oock een enckelgulden jaerlycx geven ende uytwysen. Item Jarigh voors. sal oock vernoegen die
cruicebroeren van de dried daer haer van myn salig moer besproocken is, voor alsoo
veel nochtans ende niet meer dan my daervan kompt te geven. Ende met dese goeden
ende renten sal Jarigh voors. ende syn naekomelingen tevreden zyn, ende geen saen
noch spraeck te maecken tegen Sicke, syn broer, ofte salige Hette syn broers kinderen,
ofte salige Yde syn susters kinderen om eenige bespreeckinge daer hem van myn
salige moer gedaen mochte zyn, want ick wil ronduyt niet dat hy daer yet of eysche.
Voort soo sal Sicke, myn soon, boven datgeen dat hy van Jarich, syn broer, voor
het huys verschreven daer ick nu ter tydt bewoon, door myn ordinantie ende schickinge ontfangen heeft, hebbende dese naescr. goeden. Te weten Manninge goedt toe
Hiellum, dat jaerlycx tot huer gelt twee en vyftich enckelguldens. Item int selfde dorp
a
b
45
c
d
B: ruimte open gelaten.
B: mge met horizontale afkortingsstreep.
B: mge met horizontale afkortingsstreep.
Hierna ontbreken waarschijnlijk één of meer woorden.
244
5
10
15
20
25
30
35
40
45
een goed, daer Hermen Matthys zoon op woont, geldende te huer vier ende twintigh
enckelgulden jaerlycx. Item noch in datselve dorp een goed, daer nu een op woont
hietende Symon Jans zoon, dat nu jaerlycx gelt vyftien enckelguldens ende elf stuvers.
Ende noch sal Sicke hebben negen enckelguldens jaerlycx by Franeker in Jan toe
Lollums goedt. Ende met dese goeden soo sal Sicke voors. voor syn part tevreden zyn.
Item voort salige Hette myn soons kinderen voorgenoemt sullen hebben dese naegeschreven goeden, boven die enckelgulden daer Jarich vers., haer oom, haer geven
sal ende de vierdehalfhondert enckelguldens daer Jarigh voors. haer oock eens betalen
sal voor het huys verschreven daer ick nu ter tydt bewoon. Int eerste een goedt tot
Deersum, daer nu ter tydt een op woont geheten Barent Jans zoon, geldende nu
jaerlycks vyftigh enckelguldens. Item noch sullense hebben tot Boesem een goed,
hietende Mackum, daer nu ter tydt een op woont hietende Willem Tiercks zoon,
geldende nu ter tyd jaerlycx te huer veertigh enckelguldens. Item een steed toe
Deersum by de kerck, geldende jaerlycx te huer achthien karolyst. Item noch
achthiendehalf enckelguldens jaerlycx toe Weydum, leggende opt Nieuland, in een
goed daer Atthe Jucke zoon nu ter tydt op woont. Item noch een steedt toe Weydum
by die kerck, die jaerlycks te huer gelt een enckelgulden. Hiermede sullen salige Hette
myns soons kinderen mede toevreden wesen.
Item voort salige Yed myn dochters kinderen vorengenoemt sullen hebben dese
naegeschreven goederen. Int eerst toe Fylens int Witmaersumer gae een goed, daer nu
ter tydt een op woont hetende Pieter, daer jaerlycx te huer gelt ses ende dertigh
enckelgulden. Ende in ditselfde dorp een goedt, hietende toe Niestins, daer ick dat
vierendeel van dat goedt hoogh, daer nu ter tydt een op woont hietende Pieter Claes
zoon, geldende jaerlycx te huer acht enckelgulden. Item noch in dit selfde dorp in
Olde Biestera goed jaerlycx twee enckelgulden renten te huer. Item in Jurwirde ga een
goed hietende Yssens, daer nu ter tydt een op woont hietende Jacob Dircks zoon,
geldende jaerlycx te huer twee ende twintich enckelguldens. Item in Jan Dircks zoons
goedt toe Lollum by Franeker seventhien enckelgulden, daer Sicke voors. oock neegen
in heeft, geldende jaerlycks toe huer ses ende twintigh enckelguldens, op alsulcke
conditie alsdat Jarigh voors. syn keur hebben sal, dese ses en twintigh enckelgolde
guldens by Franeker, leggende in Jan Dircks goed vers., Sicke ende Yde kinders vers.
als boven toeassingneert sal mogen houden, ende Sicke ende Yde kinderen vers. ses
ende twintigh enckelguldens jaerlycks renten daervoor wederom uytwysen in een
ander goedt, ende sie Jarigh vers. dat niet toe weygeren, om dieswille datse by
Franeker leggen ende Jarigh voors. geryflyck sinnen. Item voort sullen sy hebben
thien golde guldens van Ayngweerdster clooster. Item noch ses gouden guldens toe
Winsum in een goedt, hietende Horswird, daer nu ter tydt een op woondt hietende
Pieter, ende dese voorbenoemde sesthien enckelgulden beurt nu ter tydt Barber, myn
dochter, ende nae haer doodt sullense erven op Yde myn dochters kinderen, te weten
de ses op Tryn ende de tien op Yde ander kinderen, ende nae Tryne vers. doodt die ses
golde guldens op Yde andere kinderen. Item dese ses golde guldens sal Tryn hebben
tot haer eygen verdeen, alsoo als Barber vers. die had heeft. Item foort sullen Bocke,
Douwe, Barber, Yde myns dochters kinderen, hebben ende houden achtien pondt
silvers daer Sicke Gratinge met Ydt, myn dochter, ontfingh, ende dat geen dochter
meer was dan tweehondert loodt onthieten in haer berns. Item dese achtien pont dat
is myn ende geef ick haer nae myn doodt, ende dat daerom of sy yet van salige Juw
Dekema erfschip te luttick mochten ontfangen hebben. Ende van dese achtien pondt
silvers vers. heeft Barber vers. seven pondt silvers ontfangen voor haer part, ende dat
245
5
10
15
20
25
30
35
40
ander sullen Bocke ende Douwe vers. toelycken deelen, ist saecke datse kinderen
krygen, ende krygense geen kinderen, elck op anderen te erven, alsoo dattet niet uyt
myn bloedt vallen sal soolangh als daer kinderen ofte kindtskinderen leven. Hiermede
sullen sy tevreden syn van silver, tilber goedt ende ander erfschip, replyck ende
onreplyck.
Item van dat silverwerck daer ick nu heb, daer sal Jarigh voors. van hebben dat
groote silveren kroes met de silveren lepelen. Item Hette myn soons kinderen sullen
hebben drie sulveren kroesen, ende Sicke, myn soon, de andere drie. Ende voortaen
dat ander silver datter blyft nae myn doodt, dat sal Sicke, myn soon, hebben.
Item voort wil ick, Kathryn voors., dat myn kinderen ende kindtskinderen hare
goeden niet sullen erven alheel in vreemde handen, maer de helft van die goeden sal
altydt wederom vallen op myn sibste bloedt, soowel op de dochteren als op de soonen
ofte hare kinderen ofte kindtskinderen.
Item ofte yemandt waer van myne kinderen ofte kindtskinderen die dese schickinge
ende ordonnantie myns tegenwoordigen testaments ofte eenige articule, kleyn ofte
groot, des testaments wilden inbreecken, ende niet onderhouden als my belieft ende
voors. is, die sal met die daet verbeurt hebben die helft van syn erfschap hem boven
toegeleght, ende die dat houden, dat dan toelycke toe deelen. Ende ick wil ende begeer
dat myn kinderen ende kindtskinderen dit testament, schickinge ende ordonnantie
deuchdelyck ende eerbaerlyck willet onderhouden, als goede kinderen toestaet ende
behoort, welcken ick beken ende hiet myn testament ende leste wille te wesen, ende
dat by pene als boven exprimiert.
Des toe orconde soo heb ick, Kathryn voors., hiertoe roepen ende beden tuygen,
als den waerden ende aendachtigen heer Hero Hotnia, pastor in Franeker, heer Thiaerd
Symons, vycarium aldaer, heer Aggho, pastor in Oostereynd, heer Johannem Wibodi,
heer Tomam ende heer Petrum, in Franeker prebendaten, ende Johannem Rodolphi,
uyt pauslycke macht notarium, dit tegenwoordige testament voor my te besegelen
ende onderschrieven. Welck wy, Hero, Theodardus, Aggo, Joannes, Thomas, Petrus,
ende Joannes vers., ter bede ende instantie Katharyns vers., hebben besegelt ende met
onse gewoontlycke handen ondergeschreven.
Int jaer, maendt, dagh als voors.
Ende wanta ick, Johannes Rodolphi, uyt pauselycke macht openbaer notarius, alle
dese voorgenoemde dingen een ygelyck besonder tesamen metten voorgenoemde
tuigen ben tegenwoordigh geweest, daerom heb ick dit tegenwoordige testament met
myn eygen handt trouwelyck geschreven, ende in dese vorm ende staltenisse geset,
ende met myn handt, naem ende toenaem onderschreven, hiertoe requireert ende
gebeden.
<M.a.h.:> Onder stondt: Joannes Wybe zoen prebendarius subscripsit. Thomas
prebendatus in Franiker subscripsit. Petrus Dodonis subscripsit. Heer Hero van
Hottinga. Theodardus subscripsit. Aggo sigillavit ut infra.
Met drie uythangende segels in groene uasse. Staende noch ter syden de subscriptie
notarialis van Johannes Rodolphi, bestaende in eenige halen ende letteren, sonder
daeruyt een volcomen naem te konnen formeren.
a
B: was.
246
Na gedane collatie met den principalen testament, gescreven in franchyn, is desen
bevonden daermede te accorderen, in kennisse van my, den 8 junii 1646,
<ondertekend:>
T. Saeckma.
5
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1646 juni 8, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate,
inv. nr 394. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 10v): Copia. Testament van Catharyn Juw
Decama weduwe, 9 dec. anno 1528.
124
10
15
20
25
30
35
40
1529 oktober 1
Douwe Jowsma
In den namme Goedes, amen.
Int jeer Uus Heren twsent fyffhondert ende nioegen en twyintich, up Sinte
Remigius dei biscop ende confessoer, habba yck, Douwe Jowsma, oensioen datter naet
syckerlycker is dan dy daed ende naet onsykerlycker is dan dye wra des daedes, ende
habba mecka myn testament, codicil jefta lesta wylla, by gaen ende staen, sondt ende
machtich fan lichaem ende wys fan sinnen ende foerstant, in manieren neyscrioun.
Int aerst byfel yck God almachtich myn syel ende dy aerde myn lychaem. Ende ick
byjerie myn legerstoel yn Warragae by myn patronen Sinte Fabiaen ende Sebastiaen
in dye tzercka, by sillaga Hys, myn aefte wyff, ende byspreck dye patronen tzien g.
florenen, ende Sinte Anna tzien jeer waexbrand. Ende soe mettzie yck een deel, ende
wylt brocht habba fan Roerda goed ende fandt jen deer yck meer toe Roerda gued dwe
dan daer principaelick toeheert, alsoe toe forstaen dat dae twa deelen dat tredde deel
schil upnemen, ende wylt brocht habba up silliga Hiske jeerstond. Ende byjeria een
blauwen steen fan myn eerfgenamen up uus grefven. Ende ick byieriet fan Hylck, myn
wyff, een jeer een prester toe haelden, ende tweer fan uus presteren tritigh zielmissen
toe dwaen, ist dat hya willa, ende jeft hyaes naet dwa, men wynse dan toe ora presteren, men ick wyl nin druge ziela myten habba.
Ende dae fiouwer bidden oerden ellick een tonne keyt ofte een golden floreen.
Byrghum een tonna hamburch. Int deel alst syd ende pliga is. Ende soe schil habbe
uus tziercka yn Warragae een golden floreen renthe yn de Westerbuuren, deer kaepet
is fan Gabba Taecke zoen, ende soe schil dy haele golden floreen fry wessa yn Jancka
Hobbis zoen seeta toe Hinnaert. Ende Sinte Martin toe Wirddum schil habba een
golden floreen eens.
Ende ick meyts myn trya kynderen ghelyck eerwen, als Oenna, myn soen, ende
Hys ende Kunier, myn twa dochteren, yn manieren hyrney scrioun. Int aerste Oenna
schil habba Roerda gued, deer ick nu op wannye ende icket nu bruken byn, dier alsoo
toe foerstaen is als Roerda op ende uut, men naet mey dae ponsmeten deer ick eroen
kaepe ende wandla habba, mer Roerda deer ick hem jouwen hab yn een meckforwyrd,
dier hia questie fan mettzie dat ick mer schoed onthieten habba aen Roerda dan
principalick Roerda gued is, dier alsoe naet is, ende ick wilt hem naet ferra toe dan
247
5
10
15
myn silliga faer hat kaepet van Minne Kynska zoen. Meer ney myn daed wyl ick hem
toe oen Roerda gued dyo lyttyck fenna deer yck wandela habba jenst Oenna Tzialingh
zoen, by myn hoefgraft neyt Dyeep, by dae twa wieren aef, ende naet foerra. Ende
foerd soe schil Oenna habba dae landen ende renten yn Warragae, uutseyt dae landen
ende renthen dieer yn Hilka meckbrieef ende quitancie specificere ende bynaemdt
synt, ende behaudelick Jancke Hobbis zoen gued up Deytzia terp, deer Hys habbe
schil, ende uutseyd dae renthen yn Sipka Epe zoen gued, dier broer Watzia habb[a]
schil, myn zyn toe Foswyrd. Ende soe schil Oenna meer hab[ba] dy faen tho Byrghum
ende dyo pondesmeet by Jowsma.
Ende soe schil Hys habba dat gued oppa Klamp, deer Baucka Hessel zoen nu ter
tyt op wennet, mey dyo ponsmeet toe Tecchum, ende Jancke Hobbis zoen seeta yn
Warragae op Hennaerderebuuren, ende Baucka Dow[is] seeta ynna Westerburen toe
Wartena, ende dat toe Roerdehusem in Jancke butendycks gued, ende dat yn Hetta
Hille zoen seeta, uutseyt dae tzien golden floreen renthen deer woerwandela sint oen
Palmere gued,a
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen.
Thans onvindbaar. Onvolledig: er ontbreken één of meer binnenbladen. In dorso: Een
copye fen Dowe Jowsma testament.
Druk: a. OFO II, nr 343 (naar B). - b. OFO III, nr 45 (naar B).
Uitgegeven naar een fotokopie in het Fries Instituut te Groningen, gebruikt voor druk
a en b, waarop de aantekening: R.A. Friesl., Eysinga-Vegelin, port. stukken uit
archivariskamer.
20
125
Cornelys Alexander zoen
25
30
35
40
1530 maart 26
In die naeme Goedis, amen.
In den jaer Onses Herenn Jhesu Christi geboerten dusennt vyfhondert ende dertich,
opten sess ende twintichsten dach des maents martii, omtrent negen uuren voer
middage, ter derder indictien, der pontificatien onsers aldenhellichsten vaeders in
Christo ende heeren herenn Clemens, nae der godlicken voersienicheit die soevennde
pawes, in syn achste jaer, regnierende die aldendoerluchtistenn, groetmachtichsten,
victorioesten ende glorioestenn fursten ende heeren herenn Charles, erwelter
Roemscher koeninck ende keyser, in syn twaelffte jaer, heeft die eersame Cornelys
Alexander zoen, van Berghen opten Zoem geboren, crannck liggende binnen Leuwerden in des helligen vaeders Sancti Anthonii gasthuysse, angemerct datter nyet sekerer
op disse werlt is dan die doott ende nyet onsekerer dan die uuree des doedes, soe dann
allen kerstennmenschen van Goede almachtich ende allenn rechten toestaet ende
geoerloeft is een testament, laeste wille, ordinancie oft schickinge synre gueden toe
maeken, daeromme sulx allen overgemerckt, heeft vornoemde Cornelys gemaect,
ordiniert ende disponiert, ende mits deesen maeckt, ordiniert ende disponiert in myns,
a
Hier breekt de tekst af.
248
5
10
15
20
notarii publici, ende tuygen hyrnae benoemt, syn testament, laeste wille oft schickinge
van syn tytlicken gueden, hem van Goede almachtich verleent, ende dat in deeser
manieren naevolgende.
Item ten eersten beveelt Cornelys voirnoemd Goede almachtich zyn edele zyele,
ende deer aerde syn lichaem, ende begeerde syn sepultuyr ofte begravinge binnen
Leuwarden opt kerckhoff tot Oldehoeff.
Vorder heeft voer een erfgenaeme gemaect, ordiniert ende gestellt dat goedeshuys
van den pauperes Christi ende Sancti Anthonii gasthuyss binnen Leuwaerden, aldaer
hy gegeven heeft alle syn gueden, hoedaenich die syn ende moegen wesenn, ende
besunder mentie maekende van syn gueden, soe groot ende cleyn hy die hadde in
Frieslant. Dairto syn schulden, hem comennde van enen Syurd Jans zoen tot Sneeck,
omtrent hondert philippusgulden, ende begeerde dat men dieselfde sculden op Syurd
mit besten ende scerpsten recht solden invorderenn.
Ende dieselfde Cornelys Alexander zoen verclaerde oeck in my, notario, ende
tuygen bywezen dat hy groote redenen ende recht hadde syn dochter, die noch mochte
leven, te onterven, ende heftse alsoe in als niet gemaect.
Ende tot desenn heeft Cornelys voersn geropen ende gebeden my, Wilko Folkert
zoen, secretarium ende notarium publicum, in presencia van den erweerdigen heren
Geert, prester, ende Mathys Jans zoen, als tuygen tot desenn gerequiriert.
Actum anno, mense, die, indictione quibus supra.
<n.m. 10> Ende wannt desen alle als voersn oprecht ende trouwelick in my,
notario, ende tuygen voersn geschiet zyn, heb ick dit testament mit myn selfs hant
gescreven ende mit myn gewoenlicke teycken roboreert, tot desen specialiter geroepen
ende gebeeden.
25
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 11. Perkament.
In dorso, m.a.h.: Pro pauperibus Christi in Lewardia testamentum Cornelii filius Alexandri
de Bergen.
Druk: a. OSA, nr 125.
126
30
35
40
1531 april 20
Eda Jonghama
Int jeer Uus Heren tusent fyfhondert ende een ende tritich, opten tweyntisten dei
in april, hab ick, Eda Jonghama, myn testament ende lesta willa of codicil of alst
alderbest ney da ryochten staen mey, selm mecka, oensyaende datter naet wissera is
dan dyo daed ende naet onwissera dan dyo wra des daeds, soe hab ick dit mecka by
sonda lyff ende guede byreed, ende wilt halden habba fan myn eerfnammen deer hyr
neyscr. steet
Int aerst byfel ick myn aerme siel God fan hemelryck, ende myn lichaem bygerye
ick toe lidsen in Thabor by myn faer ende jelderen, ende byspreck dat claester aldeer
fiouwer enckelgowna renten uut dat gued toe Geyns, deer Laes, myn mieg, nu ter tyt
op wennet, ende een enkelg. rent oen jeld, als XX enkelg. eens, ende datse hyrfoer des
jeers een pytancie hald op myn jeertyt als dat deer uoentlick is, ende haet deer wrcomt,
249
5
10
15
20
25
30
35
40
45
datma dat foer dio porta jow om Gods willa, foer my ende Ada, myn broer, ende uus
jelderen, oft wy enyghe onryochtfirdighe gueden mochten bysetten habba, deer wy
naet wyten, hweer ofte hwan dattet hemmen mey toe stade com.
Item soe byspreck ick dae fyf biddende oerde elckum een hoernthysg. Item Aldaclaester ende Nyaclaester elkum een klinckert, ende Greenadyck een halen. Item toe
Nazareth twene enckelg., toe Aelsem een klinckert, Aengwird een klinckert, toe
Stenatziaerka een klinckert. Item dy patroen toe Raerd, Sancte Laurens, trie enckelgowna, of ick oft myn faer aet bytefta weer fan olybrand in der tzierka, ney inhald dat
missael. Item soe wil ick dae riuchta schamela huuissitten ende da aerma deer hyare
braed moeten bidda, dae renten toe Rauwert, deer Sibbel nuu ter tyt op wennet, ende
datjen deer ick hab in dat gued op dyo Blintz, foer my ende myn jelderen, Bocka
Harinxma ende Luttyae, syn moer, oft wy emmen tocort mochten deen habba, dattet
hemmen mey toe stade com foer dyo misdeed. Ende dit wil ick dat Ada, myn soen,
ende syn neycomlingen disse jelmissen alle jeren den schamela vors. schillet jaen,
ende bytelye mey lecken, wollen ende linnen, schoen ende braed, in bywessen ende
mey toe regeryen den personna toe Raerd. Ende oft hyr scortinghe in foel, dattet naet
onderhalden waerd of dattet emmen wyeldlic bysitta wold, soe byspreck icket dae van
Thabor vors. dat hya den aerma deer fol foer dwee, want ickt den aermen byspreck,
ende dan schilla da fan Thabor vors. dae presteren toe Raerd ende coster lanya als
neyscr. Item soe wil ick dat dae presteren toe Raerd alle jeren myn jeerweynghe
schillet haelda ende foer Sack, myn wyff, jowns mey vigelien ende moerns mey
missen. Hyrvoer schil elka prester habba tre stuweren ende dy coster trya buttyes,
alsoe fier alsse dat dwaet, ende deer absens is schil naet habba. Ende dit schilles berra
uut dat gued to Raerd vors., deer Sibbel op wennet.
Item soe mettye ick toe eerva myns gueds Ada, myn soen, toe alla dae landen ende
renten, huus ende hoeff, hlesten ende onlesten, ende alst in Raerdera gae leyt ende ick
nuu ter tyt eech, uutseid dyo byspreckma ferra ende ney byscr.
Item voert mettye ick toe eerwa Womke, myn dochter, mey hier kynden, Eelck
Heringhe wyff, toe alle dae landen ende renten deer ick in Boesma Indyck hab lidzen,
als dyo seet dier Melys Jan zoen nuu ter tyt op wennet, ende aeck deer Eepka in dae
Buyngyerd nu ter tyt van my to heer hat, ende dae renten in Peter Buttis gued, dier ick
van Laes wandela hab ney inhald dat wandelbrieff, ende dae renten deer toe Goltum
by Lyowert lidzet in trym loghen. Aeck schil Womck habba Ydsingha gued toe Yrnsem mey al myn riochticheit der ick van Kempo, myn meegh, dierin hab capet, uutseid
dae tyaen enckelg. renten dier Ghel, myn snaer, der jer<li>x uut haet als neyscr.
Item soe schil Gheel, salighe Kempa wyff, myn snoer toe Gryns, habba toe Yrnsym in Ydsinghe gued vors. tyen enckelg. renten, deer Peter Jan zoen nuu ter tyt op
wennet, ende dat gued toe Foutaburen, deer ick capet hab fan Roedmer molner, deer
Gerryt nuu ter tyt op wennet. Hyrmey is hyo aefschaet fan my, ney uutwisinge uus
briewen.
Item voertoen byspreck ick Attem, myn wyff, fyouwer enckelg. renten, lidzende
in Geynsera gued, deer Laes, myn mieg, nuu ter tyt op wennet, ende dat op aldulke
meta dat Ath vors. toe her lyfstond alle jeren dat claester van Nazareth schil jaen een
tonna gued koeyt int gemeen ende een hael enckelg. toe cruyd, toe behoeftichet myn
broers dochteren ende Katrynen, myn stiefdochter, ende myn nyft, Agga Walta
dochter, deerse my des jeers eens by bytensa. Ende of Ath vors. eer disse jonckfrouwen stoer, soe wil ick dat Laes, myn meech, ende Mary, syn wyff, of hyare
neycommen foerdoen bywerye, alst Ath vors. deen hat. Hiervoer wil ick Laes ende
250
5
10
15
20
25
30
35
Mary vors. toe dae fyouwer enckelg. vors., sonder deelscap fan Atte oer kynden, ende
dit schil duerye also lang alser enich fan dae juffers vors. libba, ende dierney oen Laes
ende zyn erven toe blyven. Item soe hab ick vors. consentera dat Laes dae ora fiouwer
enckelg. renten in Geynsera gued, deer ick da fan Thabor heb byspritzen, mey weer
incaepie mey XVIII penningen een, ende dertoe schilma Laes vors. jaen alle dae
briewen deer aldeertoe heret ende tyenyet. Aeck bespreck ick Atta, myn wyff, alle dat
tilber gued der ick hab capet ende in hyar huys nuu is, hyoe der nimmen rekenscip van
toe dwaen. Ende soe byspreck ick myn twene meghen, als Kempo ende Laes, elkum
een golden croen eens, off dyo wird deerfoer. Ende soe byspreck ick Sibbel, myn alde
huuysfrou, tien klinckerden eens, ende byierge dat Sibbel deer sitten blyw also lang
alse lyuwet, om sex enckelg. jeers.
Item soe wil ick, ofter emmen weer deer monna om schilden deer my toe camen,
deer nowlick bewys heden ofte soe nowlicke lyoed weren datmese lyowe mochte by
hyare were wirden, dat myn erven dat bytelye, elck hael ende hael. Item faers
schilden, ney inhald faers register, schil Laes vors. bytellye, uutseyd trye reysen acht
enckelg. deer Kempo mey syn susters bern comt toe bytellyen.
Item oft ick enich oer brieff ofte codicil mettye ney dit testament, deer myn hand
is off myn sygel op steet, dat hald ick lick machtich dit testament toe wessen. Ende
want ick, Edo vors., hab dit testament als vors. is, macket by sonde lyff, ghaende ende
staende, int jeer ende dey vors., ende wilt van myn eerwen ende fryonden voerbynaemd steed, fest ende onferbreclick halden habba, by vorbernisse syn eerfschip of
bespreckne deert naet haelt, tot profyt denjeen deert halt.
In wierheit disses soe hab ick, Edo vors., dit testament bysiglet mey myn selves
syghel. Ende om mere festicheed soe hab ick hiertoe baden ende ropen da erbara heren
ende mannen, als her Werp, prior in Thabor, her Aggo, personna toe Aestereynd, her
Petrus, toe Ysbrechtum prebendarius et publicus notarius, als oerkenen hyertoe roepen
ende baeden.
Des toe oerkunde habbat wy, Werperus, her Aggo, dit testament bisigelet mey uus
sigelen om Edo vors. bede wille, ende uus handen by onse sigelen onderscreun. Ende
ick, Petrus, heb hier myn gewoentlicke hantscrift ende teiken onderscreun ende
signieret.
Op jeer, dey ende mone voerscreun.
<Op de pliek, m.a.h.?:> <n.m. 6> Et quia ego, Petrus Nicolai, in Ysbrechtum
prebendarius, sacrosancta auctoritate apostolica notarius publicus, una cum predictis
fidedignis testibus per Edonem vocatus, rogatus et requisitus, huic ultime voluntati seu
testamento adfui, omniaque et singula ut premittitur fieri vidi et audivi, propria manu
et signo solito subscripsi et subsignavi.
<Ondertekend:>
P.N., notarius, subscripsit
40
<Op de pliek, bij de zegelstaarten:>
Eda Jonghama subscripsit.
Werperus, prior in Thabor, subscripsit.
Aggo Oestrendus subscripsit.
251
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 344.
Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso: Edo Jonghama testament.
Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). Ibidem.
Onvolledig afschrift: C (z.d., door notaris Aggaeus Broersma, secretaris Sneek; merk:
zie afb. 1). Ibidem. Betreft legaat Thabor; in dorso kwitantie Thabor (1544 mei 12). Hierbij
consent van keizer Karel V voor Thabor om het legaat te aanvaarden (1536 juli 12).
Druk: a. OFO II, nr 357 (naar A).
5
127
Aedae Eede zoen Jongghama
10
15
20
25
30
35
40
1532 januari 3
aangevuld 1534 januari 31
In nomine Domini Nostri Jesu Christi crucifixi, amen.
Int jeer Uus Heren tusent vyffhundeert ende twae ende trittich, op den tredde dey
in januario, soe hab ick, Aedae Eede zoen Jongghama, oenmerckt datter naet sykerer
is dan dy daed ende naet onsikerer dan dy wra des daedts, ende haba mey vrie wille
ende voortiochte zyn, sond ende machtich, gaende ende staende, by sonde lyff, myn
testament, leste wille ofte codicill, soealst alderbest ney da riuchten mey staen, in
maneeren alst hyrney sch. stiet.
Int aerst soe jow ick weer wer Godt almachtich myn arme ellendighe seel, dyr hy
salm scheppen ende maecket hat mey all zyn hemelsche heerschappie, ende dat snode
lichaem dyo eerde, dyr dat van kommen is, ende byjerrye myn legerstoel by myn
heilighe patroen Sinte Laurens, op dyo aerste graede voor dat koer, voor myn sillighe
moers foeten. Ende dyrvoor bispreck ick myn patroen sex enkelg. renten in dat ewich
uut die Buiere fenne, ende soe schill dy patroen anniversarium halde alle jeeren ende
vigilia leete dwaen ende missam ende een requiemmissa in dat ewich, ende den
patroen schil dae preesteren eelck en dubbelde st. jaen toe presentie ende dy koster I
st., voor myn ende Ayle zeelen ende alle Jongghama gaesten int ewich duerryende,
ende dyrvoor schille dae schilden twiscke den patroen ende my daed wessa. Foerdoen
soe metzie ick II missen thoe wicken int dat ewich. Dyo ene schelme dwaen op Sinte
Anna altoer, tho loff ende thot eere dyo hillighe moeder Sancte Anna sulffsderde ende
met haer geslachte alle tysdegghen, ende dye oera schilme dwaen bynnen dyo wicke,
hwanneer dattet den preester wall best geleeghen, in dat ewich tho durryen. Ende
wanneer dae missen naet dien wirde, soe schilme dae preesteeren dat afftzyaen dyr dat
versumme, want ick dyrvoor byspreeck tho disse twa missen te onderhalden nioegen
enckelg. renten, die personna mey da twir preesteren toe habben uut dyo Buiere fenne,
dyr dy patroen da VI in hadt. Ende soe schille dae foechden ende princepael myn
erffgenaemen hyr tho Jongghama opsiocht toe habben dat disse missen een fordganck
habbe, by verberdnisse hyarre presentie, ende dat schil dar arme schaemel huissetten
mey toe help komme, dyr myn sillighe vaer dat littick gued byspretzien hadt.
Ende want ick nu nen kinden by myn wifke afterleedt, soe byspreeck ick Ayl, myn
goulden wyff, alle myn renten ende landen, soe lityck ende soe graet als ickse nu
bruick, uutseyd dae renten dir boppe byspretzien sint, ende dirtho huis, hoff, quick
a
In deze zin ontbreekt een voltooid deelwoord, bij voorbeeld: macked.
252
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ende tilber gued, silverweerck, jeld, renghen ende clenodien, soeals wy dat thoe
Jonghama huis bruickende sint, int dat ewich. Ende dyrvoor schilse alle schielden dyr
hyo ende ick thoegaera opleyd habba, bytellie ende volduan, ende voor de begongnisse, monstondt ende en jeerwende presentatie, daertho dae preesteeren troch all uuss
deel toe bytellien ende dae fiowa bedde oerda ende dae cruisbroers tho Snitzie elck I
enckelg., als dat heerdt ende baerdt.
Ende alst Ayll dan lyffs belet, soe schil myn suster Womck, Eelck Heringha wyff,
ende hyaer bern, als Saeck nift, Ede, Lisck ende Gerloff, myn metta, dir men Aedae
hiette schill, myn eerffgenaemen wesse, ende dat in aldusker maniere dat myn metta
schill Aedae Jongghama hiete. Ende soe byspreeck ende schied der eerffgenaemen
onder enechs als hyerney stiet, dat myn metta schill hebbe Jongghama staten, huis,
hoff ende hoerenliegher, mey alle dae landen dir wy van uusselms weynne sint
bruickende, mey de steden in dio buren. Ittem Saeck, myn moers naeme, schil habba
dae renthen in Jan Willems gued uut dae Weel. Ende Edo Jongghama schil habba dae
renten tho Opstrahuis ende oppe Wigera gued. Ende Lisck, myn swart nifke, dio schil
habbe dae renten dio Smynga fen ende dyo Leege fenne, dyr nu XII g.fl. jeld.
Ende fordoen soe bispreeck ick Sicke Kammingha, Wytzie Kammingha ende Haya
Kammigha da vyff pondsmeta nielandes dir op Schirwyrstra landen ledtzie, voor en
memorie dyrse my mey in hyarre gued wircken bytense mogghen, want hya myn liaeff
meghen sinte. Ittem dat gued dio Buiere fenne, dir ick dyo patroen ende dae priesteren
bespritzien habbe, ende dae tzien pondsmeta nyelandes op Raerdera land schil den
erffgenamen tho Jongghama huis dyo macht habbe to verhieren, ende dy patroen mey
dae preesteeren schille den hier van den landtsaete salm baerre. Item soe byspreeck
ick dae riuchte huissetten armen in uus gae, thoe dat gued dyr myn sillighe faer hyarre
byspretzien hat, dat mansmad dyr by Jonghama reydmer leit, mey thoe follost ende
traest daer arme schaemel.
Item foerdtoen soe bispreeck <ick> dat convent tho Tabar sextich enckelg. eens,
dyr dat convent en memorie voor my ende myn sallighe jelderen schillet haeldae ende
presenterie, dae hieren alle jeeren tho habben, toe XX jeeren toe. Item dat convent van
Nazaret byspreeck ick hundert g. rynsg. eens, dyr hyae en ewich memorie voor my
ende Ayll ende all Jonggama gaesten alle jeeren schillet haeldae. Item dat schaemel
convent van Engwird byspreeck ick aeck hundert enckelg. om Goedes wille, datse
aeck en ewich memorie voor my ende Ayl ende all Jongghama gaesten schillet
haeldae, in dat ewich durryende. Item deese tria conventen voorschrieven schille myn
erffgenaemen bytellia alst Ayl lieffs bilet, alleerse dat arfschip toe hiarre salm nemme,
by verbernisse hiarre arfschip, ofte het wier seck dat Ayl selm uut guede vruntschap
voor sommighe erffgenaemen wolde middelertydt folldwaen. Ende ofte myn erffgenaemen dat naet wilden dwaen, soe schille dae foegden toe Liouwerd ende Snidts van
dae riouchte armen dat arfschip ontfaen, ende diele dae armen dirvan in dae steeden
om Goedes wille. Item dae oera klaesteeren in Dongerdeel ende oera boeckingha, dae
schill Ayl salm bywarrye toe hyaer eynne wille, als hio dat salm wall wyt hoe dattet
heerdt ende baert.
Item soe metzie ick tho dyt myn testament, leste wille ofte codicill executoer, als
den eerweerdighen ghiestelicken heer her Woorp, paeter tho Tabar, ende schill weesse
paeter ney paeter, ende den walgeleerden maester Menno, myn ayne personna toe
Raerd, ende bed hyarre om Godes wille datse myn wyff Ayll willet bistandt dwaen
dessen myn leste wille tho executoeren soealst thoeferre sch. stied, dyr Ayl, myn
gouden wyff, hiarre foer thoeffred schill stelle, indam dat sie ayt byjerrye.
253
5
10
15
20
25
30
Ende want ick dyt aldusse schick voor myn testament, leste wille ofte codicil, soe
wil ick dyt aldus onderhalden habbe van myn erffgenamen, by een pena van verbertenisse syn arfschip. Ende wil aeck off dat dit myn testament naet moch doeghe als
een formlycke testament, soe will ick dattet doeghe schill als een codicill.
Ende des tho orkonde soe hab ick roepen ende baeden den geleerden maester
Menno, myn personna toe Raerd, heer Nanna, vicarius, ende heer Johannes, vicarius
toe Raerd, heer Floris, paeter to Engwird, als een notarius hyertoe roepen, meyster
Claes van Kampen, als een riuchter thoe Raerd, Gerbrant Gerryt zoen, Outger Jan
zoen, dat hyae hyer tyochnisse wilden hyerin dwaen dat dyt myn leste wille is, ende
dyt tho ondersch. voer hyarresalm ende aeck voer daejen dyr naet schruwe kannet.
Ende um maera festicheyt soe habb ick dyt testament ofte codicill mey myn ayns hand
schn ende mey myn gewontlicke hantteycken hyeronder set.
Int jeer ende dey alss boppa voorsn is.
Istud praesens testamentum subscripsi manu mea propria, et volo istud servari in
omnibus suis articulis, excepto legato Wytzionis et Hayonis Kammigha, quod revoco
propter eorum hereses. Sed Sicko Kammigha habebyt 2½ talentata op Schirwinstera
land, cetera 2½ talentata, iacentia in confinis dat Schedum, manebunt ap<ud> domum
Jongama.
Acta in presentia testium subscriptoruma, ultima mensis january anno 34.
Ondergeteickent: Adam Jonggama. Ick, maester Menno, persynna to Raerd, hab
dit testament underschn voor myselm ende om beede wille Gerbe Geerryt zoen,
Oultger Jan zoen ende Jiucka Symnen zoen, als Ada Jonggama op uus bierret haet,
Menno subscripsit. Ick, Nanna, vicarius, heb dit testament onderschrieven met myn
zelvis hant om beede wille van Adam voors. Ick, Claes Frans zoen, hab dit testament
onderschrieven myt my selvis handt om beede wille van Adam voorschrieven. Ego,
dominus Johannes, prebendarius, protestor manu mea propria ob rogatu Aede
Jongema.
<M.a.h.:> Gecollationeert tegens den prencipaell, ende bevonden metten selven
in effectu te accorderen by my, der steede Dockum toegelaeten ende geswoeren
secretarys,
<ondertekend:>
Leo A. Melle zoen.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, geauthentiseerd door Leo A. Melle zoen, secretaris van
Dokkum, naar A). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr
344. In dorso (= f. 4v): Copye testamentum Adamus Junghama Adamus Junghama.
Druk: a. OFO II, nr 360.
35
a
B: subscriptioe.
254
128
1533 mei 8
Anna Wattema
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den naeme Godis, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert drie ende dartich, den achtsten dach may,
heeft Anna Wattema, gedenckende haer toe begeven in den godshuyse van
Sigerswolde, gemaect haer testamente, leste wille, codicille, geschickenisse van
gueden oft anders alst alderbeste nae rechte off usancie stat mach grypen, ende dat in
naevolgende manieren.
Item Anna voers. bespreect haer twee gesusters, naemelicken Sioelcke ende Jetz,
elcx vier golden gulden renten in ende uut Wattema saete in Ee, doch indien deselve
Sioelck off Jetz de voirs. renten souden willen vercoopen (twelck zy liever verhoet
saege), dat in alsulcken gevalle Wythye Camminga ende Rydtsche Boelema off
hueren erfgenamen, indient hen belieft, elcx voer deene heelft denselven renten den
pinninck twintich sullen moegen innecoopen, voer welcke incoope in alsulcke gevalle
den renten sullen wesen verobligeert.
Vorder in allen huere anderen gueden ende actien, nyet uutgesondert, maect zy
erfgenamen Wyttye Camminga voor deene heelft ende Rytsche Boelema voir dander
heelft, beholden den naevolgende ende voors. legaeten off fideicommissen, alzoo dat
voors. Witthie ende Rydtsche alle den prouffyten die commen moegen van hairen
gueden off actien, nyet uutgesondert, sullen hebben ende weder alle lasten draegen.
Item voirseyde Anna will dat Wyttye ende Rytsche vry sullen zyn van alsulcke ses
gulden jairlycx, als zy tsaemen den convente van Sigerswolde tanderen tyden voir
Anna off om haeren wille den convente hebben toegestanden, ende dat den brieven
dairaff zynde, van dato XVc een en dartich, den zeventhyensten novembris, sullen
doodt ende toenyete zyn. Des bespreect suster Anna den convente van Sigerswolde
ses golden gulden jairlicx in Wattama guedt toe Ee. Ende daertoe bespreect Anna
denselven convente eens de somme van tnegentich golden gulden, die Wyttye ende
Ritsche voirs. sullen betaelen als Anna proffessyt is ende den convente eyntlycke wille
heeft ende beghin off preparamenten maect om een nyeuwe kercke toe tymmeren,
ende dat prouffyte van denselven bouwe.
Item Anna wil dat Wytthye ende Ritsche metten eersten ende als henluyden guedtduncken sullen, vercoopen alsulcke renten off rechticheyt als hen alderoirbairlicxst
duncken sal, ende dairmede den schuldenaers van wylen Anna olders ende Rytsche
Wattema wylen betaelen.
Ende want desen testamente off leste wille Anna wil gehouden hebben als een
testament, codicil, leste wille, geschickenisse van gueden, off anders alst alderbest nae
rechte stat mach grypen off usancie, soe heeft Anna hiertoe geroepen oerkenen ende
gebeden den hoochgeleerden doctor Wpko van Bourmania, meester Pier Sirici, meester Doytias Wiaerda, meester Albert Ghysberts zoen ende schipper Stoffel, dat zy
oirkenisse wilden draegen van desen leste wille, ende denselven, toe weeten doctor
Wpko ende meester Aelbert met haeren signetten ende handen, meester Pier met zyn
segel ende handt, meester Doytias met zyn handt, bevestigen, ende van denselven een
off twee indient noode off meer principaelen maicken. Dwelck wy, Wpko, Pier,
Doytias, Albert, hebben gedaen als oerkenen, ter beede van Anna ende schipper
Stoffel.
Actum in Sigerswolde, anno, die quibus supra.
255
<Ondertekend, door de eerste drie op de zegelstaart, door de laatste op de pliek:>
5
Wpko a Buurmania, doctor, subscripsit.
Pet[rus Siri]ci subscripsit.
Albertus Gisberts Aernsma subscripsit.
Dothyas Wyarda subscripsit.
Origineel: A. Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, inv.
nr 111. Perkament. Met drie uithangende zegels, het derde in papier: 1 (121), 2 (94), 3 (4).
In dorso, m.a.h.: Testament fan suster Anna Watama, professyt suster in Sygersualde.
129
Wytthie van Cammingha en zijn vrouw Remtz
10
15
20
25
30
35
40
1533 oktober 24
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent ffyfhuyndert drie ende dartich, op den fier ende
twyntichsten dach octobris, zoe hebben wy, Wytthie ende Remtz van Cammingha,
echteluyden, angemerct datter niet zeekers is dan die dood, ende omdat onsen
kynderen ende naecomelinghen gheen oirsaeck sullen moeghen hebben om twist ende
scortinghe myt malcanderen the cryghen om onse naegelaeten guederen nae onser
beyder doot, hebben wy myt vorbidochten sinnen ende rypelycken deliberatien
gemaecket onse laeste wille ende sceydinghe onder onsen kynderen van allen onsen
guederen, ons van God almachtich voerleend, ende die wy naemaels moeghen cryghen, in maneer hyrnae s.
Int ierst zoe byfeelen wy God almachtich onsen zielen, ende onsen lichhaemen the
rusten in Sinte Dominicus kercke totten predicanten broeders, voir Onser Liever
Vrowen oltaer by onsen salighen olders.
Item wy committeren elcxander allen byspreeckinghe, affterdaeden ende andersins
the betaelen nae older gewoenten ende costume van thuys van Cammingha.
Item Wattzie, onse zoen, sal hebben een sulver vergult cruys myt een decksel, van
salighe meister Bucho utgecomen ende hem toegelecht van salighe Syouck Cammingha, syn oldemoeder, myt twie sulveren soltfaeten ende een cleyn hoorn, mit sulver
byslaeghen. Item Doed Cammingha, onsen dochter, sal hebben nae bygeerte salighe
Syouck Cammingha, hoor oldemoeder, een golden ketten ende een golden rinck mit
een dyamant, ende beth een halven golden oert, diewelcke hoir toe metgeld van hoor
oldemoeder geven is. Haye Camminga, onse zoen, sal hebben nae bygeerte syn oldemoeder een golden rinck myt een torkoes, beth eenen cruys van sulver, groot synde
een half pond, ende een golden nobel. Item allen onsen anderen kynderen, hyrboven
niet benoemd, sullen elcx hebben een sulver cruys van een halff pond myt een golden
nobel. Ende dyssen allen clenodien voirs. worden den kynderen voirs. in een gehoechenisse van salighe Syouck, hoormen oldemoder, gegeven.
Item wy willen dat dygheen die van onser beyden den ander oewerleefft, sal in
huys, hoff, land, sand ende in allen anderen guederen, roirlick ende onroirlick, sitten
blyven, utgesloeten die staeten, landen, landrenten, feenen, actien ende heerlicheden
diewelcken wy onse kynderen in hoorme berns utgeuesen hebben in presentie van
256
5
10
15
20
25
30
35
40
45
doctor Wpke Bwrmania, heer Dyttzie, ons pastoir, Sybrant Roerda ende Frans
Mennama, diewelcke utwysinghe ende deylinghe van guederen onder ons kynderen,
gemaeckit op den twientichsten dach octobris, anno ut supra, myt ons hebben
ondergeteykent ende daerby meede oewer ende an hebben gewiest. Ende willen wy
denselven divisie, alzoe onder ons kynderen gemaeckit, hoormen berns alleninghe
beroirrende, fast, steedich ende onfoirbroeclicken tot ewyghen daghen sal worden
geonderholden, by voirboertenisse des darden paerts hoirmen erffnisse. Ende indien
iemant van onse kynderen hylckte alheel sonder vrienden raed, sullen zie alsdan
voirboerd hebben den darden paert van hoirmen erffnisse. Oick geven wy elcxander
macht dat dygheen die den ander oewerleeft, sal mogen die landen, den kynderen in
hoirme berns toegelecht, aleer zie in echte getreede syn, tot den kynderen profyt
verwandelen, behalven die staten van den zoenen ende het forndel van bysitter des
huysis van Cammingha, in den divisie voirbynoemd toegescreven, doch altoes in
plaetse van den voirwandele landen ander sufficiante landen wederomme in the
keeren.
Ende willen wy oick dat die joncste zoen van ons sal bysitter van Cammingha huys
ende die landen in die divisie bygreepen wesen, ende hy sal tselffde huys ende landen
voirs. op zynen olste zoen erwen. Oick indien onse joncxte zoen storff sonder echte
zoenen achter toe laeten, zoe sal alsdan die joncxste zoen daernae, off in syn plaetse
zyn olste zoen, bysitter van thuys van Cammingha ende landen voirs. wesen. Ende ist
zaecke dan dat die joncxte zoen een dochter off meer achterlaetit, ende die oem van
die dochter off dochteren ofte oick oems zoen thuys myt den forndel wil hebben, zoe
sal hy den oldste dochter, aleer zie hem thuys ende landen oewerlevert, hoer ierst
uutwysen by gueden vrienden raed ssestich florenen jaerlicxe renten. Ende ist dat allen
onsen zoenen sonder echte zoenen achter te laten sterven, zoe sal het olste meysken
van den joncxte zoen thuys ende landen bysitten. Ende oftit geboirden dat allen de
zoenen sonder echte kynderen achter the laeten storven, zoe sal thuys ende foirndel
op ons joncxte dochter voirfallen ende erwen, ende zoeferre eninghe van onsen
dochteren bysitters van thuys ende forndel worden, zoe sal thuys voirs. ende forndeel
altoes op den olsten zoene ende niet op den meyskens erwen, ende in gebriecke van
zoenen altois op den olste van die meiskens.
Item oick willen wy dat thuys ende landen, boeven gemencioneerd, tot geener tyt
vaneen gedeylt worden dan byeen blyven, opdat tselffde huys the beter int wesen
mach blyven, noch oick niet in friemden graedt noch in swaegeren ende snoerren
verfallen ende erwen. Desgelyckes sullen onsen erwen ende naecomelinghen hetselffde huys ende landen niet moeghen voirsetten, voirwandelen noch alienieren, dan dy
bysitter des huysses sal altois meede bysitter van den landen, foirndel ende heerlicheyt
wesen. Ende offtet geboirden dat het voirs. huys by ongeluck offte van vianden offte
anders gedestrueerd worde, zoe sal dy bysitter van dien nae gelegenheyt der zaecke
ende synder macht hetselffde huys wederom laeten optimmeren, ende gheensins laeten
legghen ende voirgaen zoeferre hem moegelick is ende hy bybrenghen mach. Ende
insghelyckes offtet geboirden dat die joncxte zoen hyrin gebreeckelycken waere ende
het huys liet voirgaen, zoe sal in alsulcke geval daernae die joncxte zoen offte
zoenszoen die staete voirs. antasten uyt den foirndeel, zoefeer die bysitter van thuys
binnen drie jaeren, ses weecken ende dach a dato van dat huys voirdorven ende
voirfallen is, niet wederomme repaereerden ende optimmerden, nae ghele<ge>nheyt
syn macht ende staet. Opdat die naem van thuys tot ewyghe daeghen int wesen mach
blyven ende oick het geslachte, willen wy oick dat die drie staeten, als Oenama,
257
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Emynga ende Hommema, gheensins moghen voircocht, veruandelt worden, noch oick
in vriemden graeden, tsy swaegeren ofte snoeren, vervallen ende erwen, dan in den
graed daer sy utgecomen syn, wederom erwen, als wy in die divisie onser guederen
oick utgedruyct hebben. Ende alzoe wy befynden ut die laeste wille van salighe
Syouck Camminga, onse moeder, dat zie ons zoen Wattzie den staete toe Oenama,
indiem niet meer dan ses van onse kynderen toe echte staet comen, toegelecht heeft,
ende indiem meer dan ses van onse kynderen ten echte comen, zoe sal hy ffyf en
twintich florenen jaerlicx men ut ons naegelaeten gueden hebben. Angemerct dan dat
wy niet ziekerlicken cunnen weten hoefiel van onse kynderen totten echten staet sullen
comen, zoe willen wy dat Wattzie voirs. sal toevreeden wesen in alle gefal mytten
ffyff en twintich florenen jaerlicx, diewelcken hem ut Oenama staeten sint, nae luyt
onser beyder divisie gemaeckit, toegelecht. Ende indiem hy daermeede niet thevreeden wil wesen, zoe sal hy van onser beyder naegelaeten guederen alzoe feel
missen ende men hebben, als hy meent meer the cryghen nae luyt salighe Syouck, syn
oldemoeder, laeste wille, werhoepenede nochtans dat hy myt denselven sceydinghe
ende disse onse laeste wille, by ons gemaect, thevreeden sal wesen.
Oick willen wy dat diegheen die den ander oewerleeft van ons beyden, niet
geholden sal wesen onsen kynderen als zy tot hoirme rype jaeren gecomen sent,
enyghe rekenscip of reliqua the doen van den gueden, hemluyden in berns gegeven.
Item zoe maeken wy, Wytthie ende Remtz Camminga voirs., ende institueeren
erfgenamen nae onser beyder doot Frans, Wattzie, Thete, Menne, Haye, Sytie, Renick,
Tryn, Doid, Tyaemck, Mary ende Syouck, onsen kynderen, in allen onsen guederen,
tsy land, sand, sulver, gold, roirlyken ende onroirlicken, boven niet uutwesen, noch
oick in den sceydinghe ende divisie van den berns, by ons gemaeckit, niet toegedeylt
sint, doch mit dusdanyghen ondersceyd, tho weten dat die zoenen in dien onroirlicke
gueden sullen drie penninghen ende die dochteren twie penninghen hebben. Ende diegheen die den ander van ons beyden oewerleeft, die sal nae synen believen allen
roirlicken gueden moeghen onder ons kynderen disponeren ende deylen, beholdelicken nochtans dat die bysitter des huyses van Cammingha sal hebben den twie parten
van allen tilber gueden diewelcken nae onser beyden doot op den voirs. huyse sullen
byfonden worden.
Oick zoe willen wy dat onse kynderen ende erffgenaemen sullen dissen onsen
laesten wille ende dysposicie onderholden, mits oick den twielegginge van zeecker
landen, diewelcken wy onder ons kynderen hoirme berns beroerende op den twintichsten dach octobris anno ut supra gedaen, by voirboirtenisse den darden paert hoirme
erffnisse, ende dat tot profyt onsen anderen kynderen die denselven onsen laesten
wille onderholden. Ende willen wy dat disse laeste wille, alzoe onder ons kynderen
gemaekit, sal stal hebben als een laeste wille onder kynderen van vaeder ende moeder
gemaekit, ende alst alderbest nae den rechten ende andersins staen mach, ende
clausula omni meliori modo.
Forder zoe bygeren wy vriendlicken op Sybrand Roirda, Frans Mennama, Rytske
Bolema ende Salvius Foppingha dat zie tbest meede willen helpen raeden toe nuut
ende profyt onsen kynderen, thoe wat tyden zie daertoe by enyghe van ons beyden
gerequireerd sullen worden. Ende oftit geboerde, dat God voirsee, dat wy beyden
afflyvich worden, zoe setten ende maecken wy tutoren ende curatoeren alsdan tot onse
kynderen naegelaeten: Sybrant, Frans, Rytske ende Salvius voirscreven, ende bygeren
dat zie alsdan het beste willen doen, als guede tutoeren ende curatoeren nae den
rechten toebestaedt, mitz oick meede hulpe van den kynderen die alsdan tot hoirme
258
5
10
rype jaeren gecomen syn. Oick begeeren wy op doctor Wpke van Bwrmania ende heer
Dyttie, onse pastoir, dat zie altyt het beste tot requisie van ons meede willen doen ende
helpe raeden.
Ende om meerder fasticheyt ende bewys van diesen hebben wy hyrtoe oirckenen
ende getuyghen beeden ende geroepen den welgeleerden doctor Wpke van Bwrmania,
heer Dyttzie, pastoir tot Sint Katherine, Sybrant Roirda, Frans Mennama, Salvius
Foppinghe, Rytske Bolema ende meister Doythie Wyarda, ende dat zie disse onse
laeste wille myt hoeren gewoentlicken hanteyken willen byfestyghen, ende dat doctor
Wpke voirs. denselven laeste wille oick myt synen signet voir my, Remtz Cammingha, ende voir hemselffs wil signeren. Twelck wy, Wpke ende oirckenen voirs., ter
beede van Wytthie ende Remtz alzoe hebben gedaen. Ende hyrtoeboven heb ick,
Wytthie voirs., disse laeste wille voir myselven myt mynen seghel byfestighet.
Op den jaere ende dach als boven.
<Ondertekend:>
15
20
Sibren van Roerda.
Dyttzye Feykonis subscripsit.
Frans Mennama.
Salvius Foppingha subscripsit.
Ritske Bolma.
Dothyas Wyarda subscripsit.
<Boven de zegels:>
Wytie van Kamyngha.
Wpka a Bwrmannia, woer mysulffs ende Ryns Kammingha, doctor, subscipsit.
25
30
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv.nr. 4. Perkament.
De twee uithangende zegels verloren. Volgens D bezegeld met een groen zegel ende groen
signet. In dorso, m.a.h.: Testament Witzie ende Rynts Kamyngha.
Afschriften: B (16de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga,
aanvulling 1992, nog geen inv. nr. - C (17de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Handschriften
afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 898. - D (17de eeuw,
opnieuw gecollationeerd 1701 april 8 door Vitringa, naar A). RAF, Archief Hof van
Friesland, inv. nr SS 108/18. - E (17de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Familie
Van Camminga, inv. nr 4. - F (18de eeuw, naar A?) Ibidem. - G (18de eeuw, naar F?).
RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 373.
130
35
1533 december 4
Ritsko Boelama
Ick, Ritsko Boelama, betughe ende doe konde mits desen tegenwoirdigen openen
brieff voer allen menschen die dit zullen sien ofte hoeren lesen, dat ick met behoirlicker instancie voer myn zielen zalicheyt ende daert my voer beliefft, twee ewighe
missen ter weke begeer<t> hebbe, ende noch een misse van requiem, jaerlicxe
259
5
10
15
20
25
30
35
40
45
gesongen opten dach van myn jaerstont, alst gevoegelick mach geschyen van den
mynrebroeders to Galileen bynnen Leeuwarden, twelck my van desen voers. broeders
uuyt sonderlinge gratie, favoer ende liefte mynnelick gegunt is.
Wetende dan dat dese voers. broeders ewangelische armen gedeclareert wordden
van den stoel van Romen, ende nae allen rechten jaerlicxe renten geestimeert wordden
ende geholden voer onreplicke goeden, welcke contrarye zyn den staet om die te
besitten off te ontfangen deser voers. broeders, nae declaracie Clementis in hoc titulo:
Exivi § De paupertatea, my behoert nochtant voersichtelicke te considereren die
noedrufticheyt desen voers. broeders, ende duer competente provisie nae uuytwisinge
hoers staets huer armoede te releveren, want dat wet der uutverkisinghe Paulus bewyst
tot den Corinthianen claerlick mit ewangelichschen schriften, godtlicken rechten ende
opentlicke redenen dat die in den tempel werkende zyn, die zullen van den profyten
des tempels gespyst wordden ende onderholden.b Dit aengemerckt, hebbe ick een
voersichtelick middel gevonden om desen voers. broeders in huer armoede by te
staene, want zy in mynen dienst merckelick verbonden zyn, als dat myn loen voer God
nyet verloeren en zal wesen, die voers. broeders nae puerheyt huerre regule versien
sullen wordden duer een elemisse, welcke zy jaerlicx zullen ontfanghen voer huerren
arbeyt zoelange zy den dienst willen doen boven geexpliceert, ende dit zal geschien
in forme ende maniere hieronder gespecificeert.
Int jaer Ons Heeren XVc ende XXXIII heb ick, Ritsko voers., duer die gracie Godts
myn testament gemaickt ende declaracie myns uuyterste wille, bereydende myn huys,
want ick moett sterven, ende dat gerechtelick nae den goedertierlicken rechten, in
welcke ick desen voers. broeders versien hebbe nae forme alst boven geseght is, in
deser maniere, van woerdt toe woerdt: Ten derden begheer ick dat desen voers.
voeghden ende procuratoren, dat zy uuyt desen voers. goeden ende renten eerst ende
voer all jaerlicxe zullen gheven den mynrebroeders to Galileen bynnen Leeuwarden
een tonne botter, die beste die staet te koepen, want ick van huer begeert hebbe twee
ewige missen ter weeck voer myn zielen zalicheyt ende daer ick dat voer begheere,
die welcke zy my uuyt charitaten gegunt hebben. Noch wil ick dat men desen voers.
broeders jaerlicx zal gheven een refectie, daer ick toe ordinere drye golden gulden,
want ick hebbe van desen voers. broeders begheert jaerlicxe opten dach van myn
jaerstont een singende misse van requiem, twelck my oick lieffelick gegunt is, ende
hierom zal men hem die maeltyt gheven opten selven dach, ist zoe gelegen, ende
hierop heb ick desen voers. broeders versekertheyt met brieven gegeven, want hoewel
dat zy nae huer regule gheen renten hebben en moghen noch en willen, nochtans nae
alle redenen ende rechten: die den altaer dient die behoert daervan te leven. Ende oft
alzoe geviele dat desen voers. broeders desen voers. dienst nyet doen en wilden, zoe
sullen dese voers. elemosine voer den rechten armen Christi comen alst boven
geordiniert is. Finis.
Want ick, Ritsko voers., dan in desen voers. testamente die armen Christi myn
eerfgenamen gemaickt hebbe, ende die procuratoren ofte voeghden der broederschap
van den Naeme Jhesu bynnen Leeuwarden evidentelick ende expresselick myn testamentoers ingeseth hebbe in zaicken aengaende den armen Christi, ende dat nae myn
doot ende mynre huysvrouwe, zoe bevele ick desen voers. procuratoren ofte voechden,
a
b
Zie Bullarium OFM V, nr 195 (1312 mei 6).
Zie I Cor. 9 vers 13.
260
5
10
15
20
huer consciencien daerop belastende, dat zy gelyck in allen anderen artykelen myns
testaments den armen Christi aengaende, zoe sullen zy oick dit artykel, desen voers.
broeders aengaende, diligentelick exequeren nae declaracie myns uuytersten willes,
opdat desen voers. dienst van desen voers. broeders tot ewigen tyden mach gedaen
wordden ende onderholden.
Ende waert byalzoe dat dese voers. procuratoren ofte voeghden int gheen des
voers. is, onwillich waeren, difficil, ende myn uuyterste wille ofte disposicie myns
testaments, voirsichtelick geordiniert, tempteerden te veranderen, zoe requirere ick,
Ritsko voers., ende versoecke in alzulcken gevalle om tselve te exequeren die twee
weerdige heeren die oltste pastoren van Oldehove bynnen Leeuwerden, diewelcke ick
oick in myn testament overste curatoren gemaickt hebbe der exequutie myns uuyterste
wille. Noch requirere ick tot ditzelfste die twee oltste burgemeisters, in der tyt die
stadt van Leeuwarden regerende, dat zy met malcanderen sich willen verweerdigen
met hulpe ende bystant, opdat in voers. zaicken myn uuyterste wille stedich ende
onvariabel achtervolght mach wordden.
In een teyken der waerheyt dat ick, voers. Ritsko, tghene des voers. is, stendich
ende onverbrecklick onderholden wil hebben, zoe hebbe ick myn gewoentlicke signetsegel hieraen doen hangen ende met myn gewoentlicke hantschrift bevestiget.
Actum Leeuwarden, int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert drye ende dertich,
opten vierden dach decembris.
<Ondertekend op de pliek:>
Ritske Boelema.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 336.
Perkament. Met uithangend zegel: 108. In dorso: Voer den mynrebroders to Galileen
bynnen Leeuwarden.
25
131
1533 december 4
Ritsko Bolema
30
35
Ick, Ritsko Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden, kenne
midts desen tegenwoirdigen openen brieve in den testamente, by my anno vyfthienhondert ende dry en dertich gemaickt, besproicken ende legatiert te hebben Sioelck,
myn zuster, een zaete lants, leggende te Wierum in Dongerdeel westerzyde der Pasens,
hetende to Poulsmaa, met alle zyn heerlicheyt ende gewalt, met zyn behoirlicke
lasten, uuytgesondert tghene des die patroen ende priesters te Wierum daeruuyt
hebben. Daerenboven noch dat halve goet met die halve gewalt, hetende Sellinga goet,
to Minnertsgae, met zyn behoirlicke lasten. Ende insgelicx alle alsulcke gerechticheyt
als my competeert in ende op Theerden goet te Hallum, twelck nu ter tyt doende is te
huyer seven golden gulden. Doch alles opte naebescreven condicien ende voer-
a
In andere bronnen heet dit goed Poutsma (BB 177; RvdA I, 123). Zie ook nr 182.
261
5
10
15
waerden, alsdat voers. Sioelck, noch hueren erfven ende nacomelinghen, desen voers.
goeden ende landen nyet sullen moghen versetten, bezwaeren noch verkoepen ofte
eenichsins alieneren, dan alleenighe van den emolumenten ende vruchten daeraff
comende leven ende huere nootrufticheyt nemen, opte pene indyen ter contrarye by
den voers. Syoelck ende hueren erfven tegens die disposicie myns uuyterste wille
gedaen wordt, van gepriveert ende versteken te zyn van den voers. besprekinge der
landen ende goeden voers., dewelcke landen ende goeden in alsulcken gevalle die
voeghden van den broederscap van den Name Jhesu bynnen Leeuwarden aentasten,
holden, ewelicken ende erffelicken zullen gebruicken ende possideren, alles tot proffyt
ende sustentacie der armen Christi, zoe tselve claerlicken in myn testament ofte
disposicie myns uuyterste wille wordt uuytgedruckt.
In kennisse der waerheyt hebbe ick, Ritscko voers., desen brieff met myn
gewoentlicke signet ende hantteyken bevestiget.
Actum Leeuwarden, anno vyfthienhondert drye ende dertich, den IIIIen dach
decembris.
<Ondertekend op de pliek:>
Ritske Boellema.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 337.
Perkament. Met uithangend zegel: 109. In dorso: Voer Syoelcke, myn zuster.
20
132
1533 december 4
Ritske Bolema
25
30
35
40
Ick, Ritske Bolema, nu ter tyt woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden, kenne
midts desen by den testamente ende disposicie myns uuyterste wille, anno vyfthienhondert dry en dertich gemaickt, besproicken te hebben Jettien, myn halve zuster, een
zaete landts te Wanswert, oppe Walle genoempt, haer leven langk te gebruycken ende
nae huer doot huer kynderen tot huer lyfstondt, doch dat die voeghden van den Name
Jhesu bynnen Leeuwarden dezelve saete nae der aflivicheyt van den voers. kynderen
tot hen nemen zullen, ende deselve ewelicken ende erfflicken gebruycken tot noottruft
der armen Christi. Ende waert dat hedt geviele datter kyntskynderen van den voers.
Jettien, myn zuster, afterbleven ende naegelaten wordden, zullen alsdan die voers.
voeghden dieselve kynderen, zoe zy van mynen bloede zyn, tracteren ende onderholden als ander armen Christi, naevolgende de verclaringhe myns uuyterste wille, in
den voers. myn testamente naerder gespecificeert.
Ende indyen die voers. Jettyen met die voers. besprekinge nyet wilden tevreden
wesen, maer sich daertegens onderstonde te opposeren, privere ick, Ritsko voers.,
Jettyen alsdan van den voers. besprekinghe.
In kennisse der waerheyt hebbe ick, Ritscko voers., desen brieff met myn gewoentlicke singnet ende hantteyken bevestiget.
Actum Leeuwarden, den vierden dach decembris, anno vyfthienhondert drye ende
dertich.
262
<Ondertekend op de pliek:>
Ritske Boellema.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 338.
Perkament. Met uithangend zegel: 110. In dorso: Voer Jettien, myn halve zuster.
5
133
1533 december 19
Alydt, weduwe van Jan Claes zoen
10
15
20
25
30
35
In den name Goedis, amen.
In den jaere Onses Herenn Jhesu Christi geboerte dusent vyffhondert ende dre ende
dertich, optenn negenthienden dach des maents decembris, ter negender uure voer
middaege, ter vyfftena indictie. Ick, Alydt, salige Jan Claes zoens wedue, cranck
wesennde van lichame, nochtans voerstandell van myn vyff sinnen, hebbe angemerct
alle dinck op deser werlt vergancklycken ende nyet duyrachtich is, ende van deser
werlt sonder testament niet will versceyden, hebbe daeromme mit rype byraet ende uut
vrye wille gemaect myn testament ende leste wille, ende wil tselve stendich hebben
geholden, soet nae forme van recht tobehoert, ende dat in presencia ende bywesen van
oerkenen ende tuygen naescreven.
In den eersten byvele ick, Alydt, Goede almachtich myn ziele ende der eerde myn
lichaem, ende begere myn begraevinge te hebben opt predykerbroeder kerckhoff, ende
bespreke aldaer vyff golden gulden.
Item die minores in Leuwerden oeck vyff golden g. Item Onsse Lieve Vrouwe tot
Nyehoeff, tot Sancte Katherine kercke, tot Sancta Anna ende dat nonnencloester
ellicks enen golden g. Item tot Smalnee een goltg. Item tot Gernaerdt, Anna Peters,
bespreecke ick twee gollden g., ende dat uuten gemeenen gueden. Item meyster
Henrick, meyster Homme, pastoren, doctor Wpko, meyster Pyer, ellicks enen golden
g. Item Sinte Vyt, myn patroen, ende Onse Lieve Vrouwe Presentatie, tot timmeragye
van der kercke bespreke ick myn clenoeden, als een scheyd, mit banden van silveren
byslagen, een golden rinck, een corallen paternoster, ende een gitten swaert paternoster mit silveren steenen, ende een agnusdei van silver.
Item Meynss, myn dienstmaget, sal hebben die daechs rock, liggende opt bedde.
Item Teeth Sasskers sal hebben vyff groete silveren steenen oft teyckenen als rukers.
Item ick maecke erfgename Dirck Jans soen backer, myn broeders soen, ende soe
will ick ende bevele Dirck voersn dat hy myn siele sall bewaren ende naedoen gelyck
als salige Jan Claes tovoren naegedaen is.
Item van schulden ende van gereeden gelde, dat heb ick laeten bescriven ende
tsamen tellen, geschiet int bywesen van broeder Wybrant, Dirck Jans soen, Wilko
Folker zoen, Teeth Sasskers, Clara Wilko dochter ende Meynss, die dienstmaget, ende
syn dieselve sculden die ick bedocht hebbe in handen van Wilko voersn, alssoe ick op
hem begeert hebbe sulcx in gueder bywaeringe to holden.
a
Lees: sesten.
263
5
10
Dit voersn iss myn testament ende leste wille, daermede bevele ick, Alydt voersn,
in Goedis genade ende barmherticheit.
Desen tot orkonde zyn hyrto geropen ende gebeden voer tuygen ende oerkenenn
van my, Alyt vorsn, die eerbaere voirsichtige Dominicus Pybe zoen, borgermeyster,
Wilko Folkert zoen, secretarius, Waele Tyerck zoen, Ritske Syerd, Tzalingh Aucke
zoen, Adam Eme zoen, Thys Evert zoen ende meister Foppa, ende denselfen tuygen
gebeden, denghenen die scriven kennen, dit myn testament ende leste wille to
onderscriven, ende besonder den voernoemden borgermeyster Dominicus gebeden dit
to besegelen om myn bede wille, in presencia alle der tuygen vors.
Int jaere, maent, dach ende indictie als boven.
<Ondertekend, door de laatste onder het zegel:>
15
Wilko quo supra subscripsit.
Adam Enss.
Wilko ter bede Tzaling, Ritske, Waele ende Thys subscripsit.
Foppo Tyaerdt zoen, hyrtoe geropen ende gebeden, in tegenwerdicheit der tuygen
voersn.
Dominicus Pibonis in presensia testium rogatus sigillavit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 350. Met
opgedrukt zegel onder papier: 19. In dorso: Testament Alydt Jan Claes zoens wedue.
20
134
1534 maart 18
voltooid oktober 29
Pieter Johan zoen
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyfhondert vier ende dertich, opten achtiendacha in
martio, heeft Peter Johan zoen, borger tot Lewerden, geordineert syn tytlycke gueden,
die hem God van hemelryck heeft voerleniget ende gegeven, off hy roekeloos met die
doet worde beloepen, selven bescreven met syn selven handt, in tyt dat hy gesont was
van lichaem ende syn verstant hadde, by gaen ende staen. Ende will voirall dat men
det testament, codicill ofte leste wille sal men stellen ende maeken in een bequame
forme off in een goede maniere, alst alderbest mach staen ende stall hebben nae alle
rechten, gestelick ende waerlick, ende indienb van noeden syn solde, een ofte me[er]
testamenten hieruut toe maeken. Ende will dat all[e] myn goeden, replyck ende
onreplyck, sullen gaen ende co[men] tot denghenen die ick dat bespreke, gheve ofte
[toe]legge.
Int eerste alst geschiedt dat ick overmits die [doet] myn leven moet eynden, dat ick
dan die godlycke b[armher]ticheyt mach befoelen worden, ende befeell myn arm[e
a
b
D: XVIIIen dach.
Hierna in D: zoe.
264
5
10
15
20
25
30
35
40
ziel] God almachtich, myn scepper, ende die eerde myn lichaem, daer ick van comen
bin, ende begeere myn legerstede ende begraven toe worden [***]a.
Item ick bespreeke Sinte Vyt, myn patroen, ende sal hebben hondert vyf ende twintich florenen r.b, daer men noch vertimmeren sall, ende Gerbren beelsnyders huyssteede ende 1 rinsgulden corrent uut dat huys, oeck toe timmert. Item toe verbeteringe
toe die getyden toe singen die halve huysstede daer Mella cuyper nu op woent, bet XV
st. jaers uut Lyuwe wevers wyfs huyssteede oppa Waerd, ende een koegars in Janthiema fenna toe die vyf koegars van myn salyge Katherina uutcomen ende besproeken,
bet een davidsgulden jaers uut die stede oppa Waerd daer Rintie Aucka wyf op
woendt. Ende offt gebuerde dat die pristers die getyden niet songen ende dat regement
verginge, soealst schyndt, soe sall die raedt van Lewerden dese renten vers. ende
salyge Katherina renten, voeroff besproeken, verkoepen ende gevent den armen alle
dagen om Goedes wille, soelanghe alst gelt omdeelt is, ende lonen dengheenen die dat
arbeyt doen daervan.
Ick bespreecke dat cloester toe Galeyen hondert enckelgulden om Goeds willa
eens. Daervoer begeere ick datse willen lesen twe siellmissen, een jaer lang, alle
daghen. Ende hiervan sel men nemen twintich flor. r. om laeken toe koepen toec die
broren nye cappen. Item bet salt cloester hebben die huysstede daer Tyaerdt Tyaerdt
zoen oppa Kelner nu op woendt, ende gelt sess hoernthienspostelaten jaers, bet een
kelck van veertich loed van myn silver, ende twe aemen romenye tot misswyn. Hiervan sullen die broeren vyf reysen recreatie hebben int reventer, tot elcke tyt drie ofte
vier omkannen, tot discretie van den gardiaen ofte praesident. Ende des daegs daernae
sullen die gemene broren memorie holden ende bidden voer Peter ende syn huysfrouwe ende vrinden zielen.
Item ick bespreeke die arme huyssitten binnen Lewerden die huyssteede daer
Reynsck, Claes Timen zoen wedua, op woendt met Jacob, ende gelt jaers vier flor. r.
valueert. Bet twalef enckelgulden jaers uut Joeryt Feycke zoen goedt toe K[am]mingabuur, daer hy selven woendt, ende sestehalff flo[r]. r. jaers uut Lubbart scoemakers
huys ende steed, bet sev[en] flor. jaers uut Ysbren kistemakers huys op die Hoeck,
a[ll] losrenthen. Item hiertoe soe sullen die armen hebben se[steen] rinsgulden corrent
jaerlycke renten, van salyge Sibbel Sybets, myn moye, besproeken uut Dew Gerbrens
guedt oppet Nylandt. Ende daertoe die renthen die myn salyge vader Johan Sibrant
zoen daertoe ordineert heeft, als elliff pondematen meden daer Aede toe Bilgaerd nu
toe huyr heeft, ende geeft voer elcke pondemate een karolusgulden jaers. Bet acht flor.
jaers uut Jacob Seldenrycks huys op die Nyestadt, daer ick coft heb voer dat gelt van
doctor Pieter ontfangen, want dat losrenten waeren. Bet die huysstede daer cleyne
Renicks huys op staet op die Nyestadt, gelt twe olde schylden jaers. Bet anderhalff
postelaet jaerlycke renten uut Jella Tyesse zoen gued toe Wirdum. Voer<t> XX st.
jaers, die ick vercoft hebbe uut Peter wevers steede. Bet uut Ariaen timmermans
steede des jaers seven st. Bet een olde schilt jaers uut twe camerssteden affter dat
gasthuys, daer Botta metselaer up woendt. Ende ick begeer ende will dat die
armevoechden tbeste willen in doen, ende willen my ende myn eerfgenamen quyten
off wy mochten in schuldt wesen van ons oldevaders testament, als wy doch niet
a
45
b
c
Noch in B, noch in D ingevuld.
In D steeds: ryns.
Ontbreekt in D.
265
5
10
15
20
25
30
35
40
schuldich sinnen, want onse oldevaders executores syn testament hebben voldaen.
Ende ist dat die voechden niet toevreden sint, soe sall myn suster ende huer kinderen
all disse vers. renten den armen delen alle jaeren om Goedes willa, by hueren sielen
salicheyt, ende weren hem met recht off yement ongelyck voernemen wolde, want
onse oldevader meer erfgenamen heeft aftergelaten, ende ick om alle twist toe stillen
dese legaten hebbe besproeken ende gheven, ende dese verscreven renten meer
beloepen dan hondert postelaten jaers.
Item die jacoppynen ses flor. eens. Item toe Oldehoeff vyf ende twyntich fflor. r.
off die weerden daervoer, ende sall heer Wpkaa bestellen een bequaem prister, die sall
lesen alle dagen een sielmisse voer myn ziell, ende die niet well steldt is, een ander in
syn stede, ende die sall zyn volle loen hebben. Item suster Clara toe Voswerdt ses
ellen louter fynb laeken tot een kappe, voer die drie flor. daer myn salyge vaer hadde
besproeken suster Barbar, myn moeye.
Item toe myn begangnisse, maenstond ende jaertyt sal men geven elck arme
mensche twe weggen ende een halve st. an gelt op elcke tyt, ende die dat arbeyt doen,
sullen elck vier st. hebben.
Item Reinska langhe Simons dochter sall hebbe die halve steede van d[at] houdtsteck, ende myn deel van die drie kamers met die st[eden], ende XII flor. an gelt. Dit
sall nu comen tot timmert [toe] Oldehoeff in Reynska steede. Ende fan salyge Katherina testament heb ick Reinska voldaen van alle die renten ende van alle datc silverwerck soeals dat Reynska [was] besproeken, ende heb huer voldaen soeals ick
sculdich w[as] toe doen.
Item elcke priester binnen Lewerden twe stuveren toe die vigilie, begangnisse,
maenstont ende jaertyt op elcke tyt, ende die niet is present, dat sal men den armen
gheven om Goedes willa, ende die op die dach gheen misse doet, sall niet hebben.
Item meyster Harmen, meyster Henrick, doctor Upcka, meyster Pier, elck een flor.
Item meister Frans toe Nyehoef twe flor. r., heer Wopka seven flor. Item de pater toe
Santa Anna twe flor.d, ende die susteren een tonne hamborger bier.
Item alle jaeren ben ick sculdich ewelick int eerst van salyge Sybbell moyka elck
priester, toe Oldehoeff beneficiert, drie botthyes toe missen ende vigilien, ende van
myn salyge vaers wegen een st. tot missen ende vigilien, ende voer myn oem, heer
Jella Jwssma, elck priester een st. toe missen ende vigilien, ende een deelle. Item soe
maecke ick voer myselven ewelick op myn jaertyt elcke priester toe Oldehoeff te
missen ende vigilien een stuver. Dit voers. is voer die praesentes die coemen.
Hiermede besuare ick ende gheve hiertoe om desen lasten toe onderhouden seven
pondematen nylant by Merssema wech, daer Dirck Egbaert zoen in denf huer heeft,
ende twe pondematen nylant in die Mager weyda, ende een philippusgulden jaers daer
Janke toe Bilgaerdt my geeft. Ende dit sall heer Wopka bewaeren syn levent lang,
ende nae syn doet die priester op ons salyge oem heer Jella leend. Ende wat daer over
is, sall die priester halff hebben voer syn arbeyt, ende die armen die ander helffte. Item
a
b
c
d
45
e
f
D: Wopcka.
In plaats van louter fyn in D: lotterfyn.
In plaats van alle dat in D: dat halve.
D: stuvers.
D: adeel.
B: in den verbeterd uit: toe. In D is toe gehandhaafd.
266
5
10
15
20
25
30
35
40
ick macke seven jaerdeell toe Oldehoeff ende toe Galeyen. Item ick bespreeck die
witte nonnen, toe Mariagaerde, toe Gernaet, toe Bethelem, toe Foswert, toe Dockum,
toe Claercamp, toe Smalenee, toe Bergem, tot Hasckerconwent, toe Nyecloester, toe
Thaber, die barfoete broeren toe Boelswert, ende Aenwierd, elck een tonne hamburger
bier, eende toe Aylsem een tonne hamborger bier met drie floreenen an gelt, ende toe
Smaelenee drie floreenen an gelt. Item ick bespreck dat cloester toe Claercamp
veertich floreenen an gelt ende vyftich loed silwer van myn croezen toe een nye kelck.
Dit sel wesen voer een beterscip van die koep die ick eertyts daen hebbe met dat
cloester. Item dat cloester in Sygerswolde sall hebben eewelick ende eerfflick dat
goedt opper Meeden, daer Aeltze nu op woendt, behalven die renten die salyge
Katherina d[aer]uut besproeken heeft tot die tyden, ende noch een h[allef] floereen
jaers daer die jongerpriester in Gaeryp daer oeck in heeft, alsoe goed ende quaed als
my dat toeho[ort]. Hiervoer sullense singen een sielmisse in huer conwent, ende lesen
wigilie, die priesterena ende alle die susteren, alle jaeren op myn jaertyt ende op
salyghe Katherina ende Beythya jaertyden int ewich. Item die pater in Sygerswollde
een floreen, ende syn gesell sewen st., ende elcke suster IIII st., omdatse God voer
myn ziell ende Katherina ziell willen bidden, ende een tonne hamburger bier. Ende
hiertoe sall dat cloester hebben sestich loed silver van myn croesen tot een
monstrancie, ende hiertoe ses floreenen jaers uut Hinnemab gued toe Hilsumc.
Hiervoer sullen die susteren singen alle saterdaeghen een misse van Onsse Lieve
Vrouwe met die sequentie Ave praeclara. Ende worden die ses floreenen renthen
offkoft, soe sal men dat gelt weer besteeden om ander renthen. Ende off hier gebreck
in quaeme ended die misse niet songhen, soe sullen myn naeste bloet die renthen
holden tot huer profyt.
Item voert soe maecke ick rechte eerfgenaemen toe myn goeden, behalven dat hiervoer offte hiernae niet wordt besproeken, myn suster Tiedt met huer kinderen ende
myn susters soen Willem Canter met zyn echte zoen Lambert, ende dat int gheene dat
ick huer elck besonder bespreecke ende toelegge, ende willt anders niet hebben, ende
will datse daer elck mede toevre sullen wesen, elck by forlies van zyn deell ervenscip,
ende dat toe Keys. Majesteyt profyt.
Int erst sall Tyedt, myn suster, hebben myn deell uut Engelsche Symens goedt, als
XXXIII fl. r. renthen ende een halve tonne butter jaers. Hier sall van gaen toe meyster
Frans leen toe Nyehoeff een philippusgulden jaers. Item bet uut Simens goed in die
Byla dertich floreenen ende een maerscip suwell met een vet vercken jaers, ende drie
pondemaeten saedlandt by die Hoeghe dyck, daer Dirck Ysbren zoen in die huer heeft.
Bet uut Sytthie gued X½ pondemaeten, ende gelt toe huer ellyf floerenen. Item uut
Peter Staepels gued sueventien flo. jaers ende een ferndell butter. Bet uut Dirck
Elbrich zoen goed sewentien floreenen ende twe tonnen roede butter met een vet
ferckene. Hiervan is besproeken voer in dit testament seven pondemaeten, die sullen
hieroff gaen. Item bet Diu Gerbrants zoen gued, ellyfftehalff flo. ende tue tonnen
a
b
c
d
45
e
D: priester.
D: Hemmema.
D: Hielsum.
Hierna in D: zee.
Hierna in D: jaers.
267
5
10
15
20
25
30
35
roede butter jaers. Ende die armen hebben hier oeck uut sestien rinsguldena des jaers.
Bet elliff pondemaeten ende twe cleyne fennen by Janthiema fenna, jaers XXV flo.,
hieruut toe meyster Piers leen een philippusb jaers. Item bet uut Albert Wiglisc goed
toe Deynum XIIII flo. r.d losrenten. Item bet een fenne by Olde Galeyen, hiet die
Honda bosck, jaers nu XV flo. r. Item bet negen flo.e jaers toe Mersum uuyt Gerloff
Renick zoen gued, losrenthen. Bet drie koegars in die Galge fenne.
Item Willem, myn susters zoen, sall hebben voer zyn deell ervenscip int eerst dat
guedt op Nylandt, daer Jacob Ysbren zoen ende Jacob Abbes nu op woenen, ende
gheven des jaers XXX florenen r. ende twe tonnen roede butter ende twe vette
scaepen. Hier sall aff gaen twee florenen r. jaers die Sinte Vyt toecoemen, ende die
jongerpriester toe Leckum een philippusgulden jaers, ende die priester in Eernawolde
een hoernthiesgulden jaers. Item hiertoe sullen Jacob ende Jacob vers. selven betalen,
sonder Willem toe korten, Onsse Lieve Vrouwe ses florenen r.f, toe heer Wopka leen
vyf florenen jaers r.g, ende toe ons salyghe oems leen vyff pondemaeten. Bet seeven
pondemaeten saedlant daer Claes Jan zoen toe huer heeft voer vierdehalff flo.h ende
een ferndell roede butter. Dit heb ick van Willem bewandelt ende heb hem voldaen,
ende heeft my myn wandellbrief ontholden tegens myn danck ende wille. Item bet dat
guedt toe Hyelsum daer Teye op woent, ende geeft nu jaers negentien florenen r. ende
een halff tonne roede butter. Item bet acht florenen r. jaers uut Jacob Jacob zoen gued
toe Meedum, losrenten. Item bet ses ende vyftich gouden philippusguldens jaers van
salyghe Wytthie Kamminga, losrenthen met negenhondert gouden philippus guldens.
Bet XXIII florenen r. jaers uut Augustyn aptekers huysen, lossrenthen. Item Willem
sall oeck hebben die gewalt van dat gued toe Meedum, met die profyten, daer Simon
Dirck zoen op woendt, behalven dat Hylck huer deel daeruut sall hebben nae inholt
myn scryften. Bet compt toe Onse Lieve Vrouwe toe die tyden thien florenen r. een
oert jaers van salyghe Katherina wegen, ende Sinte Vyt II florenen r. VII st. uut dese
saete vers. bytaele. Item bet sall Willem <hebben> ses florenen r. lossrenten, kofft van
Sydts toe Britzem. Ende hiermede sall Willem toevreden wesen ende maecken
nimmermeer bet enich ansprack op my ofte op myn suster Tyedt met huer kinderen
van eenyghe eerffscip off van affterstall, het sy waervan dat Willem eet mochte
bedencken, want hem all meer dan voll schiet. Ende oft gebuerde dat Willem sterft
sonder echte kinderen off syn kinderen sonder echte kinderen, soe sullen dese vers.
renthen weerom comen an Tyedt, myn suster, off an huer kinderen off kyndskinderen
die dan int leven sinnen. Ende nae Tyete doet soe sullen all desse renthen hieri
besproeckenj an mueghen coemen, erven op huer kinderen, ende elcke kint op ander
toe erven, ende niet uut myn bloet ofte graede.
a
b
c
40
d
e
f
g
h
45
i
j
Hierna in D: corrent.
Hierna in D: gulden.
Ontbreekt in D.
Hierna in D: jaers.
Hierna in D: ryns.
D: ryns jaers.
In plaats van jaers r. in D: ryns jaers.
Hierna in D: ryns.
D: hoer.
Hierna in D: ende.
268
5
10
15
20
25
30
35
Item ick bespreeck Ansck, myn nifft, Tyette dochter, vier koegars in Hieenthiamaa
fenna ende ses pondemaeten meeden op Huysema Nylant. Dit sal men niet verkoepen
noch nietb versetten, off die voechden van Sinte Anthonis gasthuys sullent in
eyghendom antasten ende holden. Ende een silveren beecker van dat doesyn ende twe
groete sulveren lepelen ende XX flo. r. an gelt.
Item Peter, myn mette, twehondert rinsg. corrent an gelt om doctoer toe worden off
is hy doctoer. Ende wort hy gheen doctoer, tgelt tot die armen om Goedes wille toe
deelen. Hiertoe sall Peter hebben twaleff flo. r. vier st. jaers uut die stadtswaeghe, ende
een silveren beecker mit twee groete silveren lepelen.
Item Ghysbert, Jan ende Dirck ende Aelka, Tyette kinderen, toetsaemen myn deel
van Romnyac gued ewelick, ende elck een groete silver lepel.
Item Lambert Willem zoen toe Groenyghen sall hebben twe florenen r. jaers toe
Huysumd van Tyetthe weduwe, ende seven florenen r. in Tanyabueren daer Jan Jacob
zoen nu op woendt. Bet drie huyssteden ende kamerssteden after Jacob Adams ende
Reinska huys, eerflyck, daer Peter boede met zyn bueren op woent, ende vier silveren
lepelen van die groete.
Item myn salyghe vaer is sculdich sevendehalf f. r. jaers van feen dat personaetscip
toe Tietzercka. Daertoe bespreecke ick achtehalff f. r. jaers uut sekere landrenthen
daer Sybet Wybe zoen toe Waetene van my in die huer heeft, als vier stucken meeden
toe Waetena ende XXVIIIf pondemaeten by Handere meer.
Ick bespreck toe die Naeme Jhesus om die arme huyssitten jaers toe deelen om
Goedes wille vier ende twyntich florenen r. renten, koft van Wytthie Oessmag toe
Boxum, losrenthen. Ende wordense offcoft, soe sal men dat gelt altyt besteeden om
ander renthen. Ende indien dat daer eemant voerarmet van myn bloet ofte vrinden,
beghere ick dat men die meede will gheven aelmissen om Goedes wille.
Item Hylck myn wyffs renthen, huer ontheeten, heb ick gaer screven in een brieff
mit myn handt, soeals ick huer voersegelt hebbe, ende daertoe thuys soeals dat staet,
sonder eenighe inboell, daerin toe bliven huer levent lang ende niet langher, ende dat
salse in eeren houden, dat daer niet vorgaet. Ende offt Hylck meende thuys toe
bewoenen mit dat huysraet dat daerin is, dat heeft myn daeghen mynh menyge nee
geweest ende tis my myn daeghen niet toeleyd, ende heb dat nie docht dat toe onhieten
ofte toe doen, ende will dat voer God voerantworden, want sy doch meer dan genoech
van my sall hebben. Ende is Hylck deer menynge thuys ende hoff toe ruymen nae die
maenstont ofte jaertyt, daervoer sal men huer geven ende betaelen anderhalffhondert
karolusgulden ende dat beste bed met zyn toebehoeren.
Item int gasthuys twee bedden met zyn toebehoeren voer den armen. Het ander
huysraet sall Tyet, myn suster, hebben mit huer kynderen, hoe sy dat selven ordineert,
voerbeholden dat Willem Canter mit syn soen sall twe die besten bedden hebben mit
a
40
b
c
d
e
f
45
g
h
D: Henthiema.
Ontbreekt in D.
D: Ronya.
Hierna in D: coft.
D: Wartena.
D: acht ende dartich.
D: Oedssma.
Ontbreekt in D.
269
5
10
15
20
25
30
35
40
huer toebehoer, tyen die groeste plaeteelen, twee groete wynkannen, vier groete
kandelaers, ses pullen, ende ses cussens van die beste, ende myn beste trysoer. Item
myn silver daer ick meer hebbe dan voer off nae wort besproecken, sall Tyedt ende
Willem toelycke deelen halffa. Item vleysck ende speck ende brandinghe sal menb
geven om Goedes wille.
Item Janthienc Oeghe wyff mit huer kinderen twyntich floereenend an gelt voer
een aelmisse.
Item dese naescreven renthen will ick Hylck toe nae inholdt huer meckbrieff,
indien dat ick sterve sonder kynderen by huer. Item Hermen backer oppa Tunen, drie
flo. r. jaers voer tue grote koegars in Buyweerstera fenna. Item Hendrick Heyne zoen
scoenmaker, een flo. jaers voer een koegars in Buweestera fenne. Item Eeska Sappe
zoen oppa Vliet, negen flo. r. jaers voer een fenna ende meeden. Item Peter Broenen
zoen toe Wlaedt, acht flo. r. jaers uut zyn gued ende voer en stuck meeden. Item
Nanna toe Kammyngabuur, voer vyff pondematen meeden III florenen VI st. Item
Douwa Claes zoen toe Leckum, sex flo. r. jaers uut syn goed. Claes Nanna zoen toe
Leckum, voer IIII½ pondemaeten II florenen, meeden. Item die resten dat dese vers.
renten gheen LX flo. r. jaers mueghen opbrenghen, dat sall Hylck boeren des jaers uut
Simon Dircks gued toe Meedum.e
Item Styn Douwes XII flor. r. an gelt. Item meyster Sibren, Wolter Zyger zoen,
Auck Lyuwes, Jan ende Peter Kempe zoenen, Reynsk van Dockum, ellick een grote
silver leepell offte die weerden daervoer. Heer Wopka, heer Frans, heer Jello, ellick
een silver leepeel de maioribus, ende heer Frans van Alphen een grote silver lepell.
Item offte daer eenyghe renthen offcoft worden die eement besproecken off toeleyd
sint, daer sal men nemen in die stede van myn koffte renthen, toevoeren off nae niet
besproecken off eement toeleyd.
Item all myn anderen gueden ende renthen, hier niet in besproecken voer off nae,
sullen comen an Tyedt ende Willem, ellick het derde deell, ende dat ander derde deellf
aen Smalenee, Feencloester, Bouwenconvent, Aelsum, Aengenwird, Gronedyck ende
Oegecloester toesaemen, datse God voer myn arme ziell willen bidden.
Item myn huys ende hoff toe onsse salyghe oems leen, ewelick ende altyt een op
dat leen toe nemen van myn naeste bloet, is hy guet van leven, ende is dat niet, een
ander gued man van gueden leven die God sall dienen. Ende hy sall dat huys holden
in eeren, dattet niet vergaet, off myn naeste vrinden sullen dat huys verkoepen ende
koepen een cleyner huys toe dat leen, ende van die beterscip daer sal men renthen om
koepen toe dat leen.
Item all myn reedt gelt daer ick afterlaete, daer sal men van nemen myn begangnisse, maenstont, jaertyt ende all dat elck besproecken is geven, ende all dat ander sal
men deelen ende ghevent der armen alle daeghen om Goedes wille, soelangh alst all
omdeelt is.
a
b
c
d
e
45
f
Hierna in D: ende halff.
Hierna in D: den armen.
D: Hantzen.
Hierna in D: ryns.
Deze alinea ontbreekt in D. In B is voor deze passage een aparte pagina gebruikt (f. 8r),
die aan de achterzijde blanco is gelaten.
D: paert.
270
5
10
15
20
25
30
Item Jan kannemaeker een van myn suarte tabberts, ende Peter, myn mette, Simons
zoen, myn bonte tabbart, ende all myn andere clederen om Goedes wille toe geven.
Item Gerbrandus dochter Anna een tabbert. Item Frouck, myn maeghet, IIII flor. r.
jaers lyffrenthen ende een cleyne silveren rieme, indien datse by my blyft mitterwoen
offte met wille van my vaert.
Ick maecke executores van myn laeste wille myn pastoer, meyster Henrick, heer
Wopka, meyster Frans, syn broer.
Item dit testament will Pieter Johan zoen vers. holden hebben nae alle rechten daer
een testament ofte leste wille moegen foerfasten ende stercken, ende macht niet
machtich wese als een testament, dattet sall machtich wesen als een codicill off een
ander laeste wille.
Item dit testament is gemaeckt int jaer ende dach vers., ende daer sint toe roepen
ende beeden orkenen. Des toe orkonde ende vasticheyt soe heb ick, Peter Johan zoen,
dit screven mit myn eyghena hant ende daertoe besegelt mit myn segell, ende voert
gebeden den twe pastoeren, meyster Hermen, meyster Hendrick, meyster Pier, perpetuum vicarium tot Oldehoeff, bet meyster Frans toe Nyehoeff, heer Frans, praebendarium tot Oldehoeff, Henrick Heyne zoen, Jan kannemaeker, Hermen orgelmaeker,
Michiel Jans soen, om hiervan ghetuychnisse toe gheven, mit huer handenb toe
scrivenc, toe besegelen ende toe roborer. Datwelck wy alsoe gedaen hebben.
Actum ut supra, iam testium praesentia.
Anno 34d completum, altera Simonis et Judae.
Die bescrivinge van salyghe Peter Johan zoen tytlycke gueden, by oerdinancie van
zyn testamente, codicill ofte laeste wille, by hem selfs gescreven, behalven int eynde
drie ofte vier regelkens by handen meyster Henrick, pastoer, ges. in thien blaeden
papier, gecollationiert metten originaell, ende accordeert van worde toe worde, ende
met vier grone segelen voersegelt, niet corrumpeert, daerop papier gedruckt. Ende by
den segelen staet gescreven: Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius
subscripsit. Ego, Hendricus Luce, pastoer, subscripsi pro Henrico Heyne zoen.
Hermen orgelmaeker. Jan kanneghieter. Michiell Jan zoen. Pieter Jan zoen. Henricus
Luce. Petrus Sirici. Franciscus subscripsit.
Bij mij,
<ondertekend:>
Wilko Folkert zoen, der stadt Lewerden secretarius ende notarius publicus.
Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk hierover nog D: Tprincipael van dit testament
was gescreven in derdehalff blat papiers, ende was op dander zyde van tderde halff blat
gescreven zeeckere codicille, bevesticht zynde tselve principael met vier opgedructe
segelen van groenen wasse, daervan die drye eerste, overgedect met viercante papierkens,
waeren noch geheel, ende den vierden, ongedeckt, was aen beyden zyden affgebroecken.
35
a
40
b
c
d
D: selves.
Hierna doorgehaald: soe scriven konnen. Hierna in D: zoe schryven connen.
Hierna doorgehaald: ende segelen. Hierna in D: ende seghelen.
Hierna in D: et.
271
5
10
15
Ende stondt onder den eersten zegel gescreven: Peter Johan zoen. Onder den tweeden:
Henricus Luce subscripsit. Onder den derden: Petrus Syrici subscripsit. Ende onder den
vierden: Franciscus subscripsit. Stondt noch onder gescreven: Harmannus Johannis
subscripsit. Franciscus Cannius. Ego, Henricus Luce, pastor, subscribo pro Henrico Heyne
zoen. Herman orgelmaecker. Jan kannegieter. Ende: Mychyel Jan zoen.
Afschriften: B (16de eeuw, door Wilko Folkert zoen, notaris en secretaris van
Leeuwarden, naar A). GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f. 1r10v. Beschadigd. Opschrift: Copia. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, ter presentie van Jan
Simons zoen ende in absentie van Anscke Bouwe Wybrants weduwe ende die weduwe van
meyster Pieter Symons zoen, die daertoe geroepen zynde, geconsenteert hebben dat tselve
geschien zoude in hun affwesen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (16de eeuw,
door P. Eemskerck, naar C). GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv.nr 13.
Opschrift: Copia copie. In dorso: Copia van het testament van Pieter Johan zoon.
Druk: a. OSA, nr 136, p. 260-277 (naar D).
Uitgegeven naar B. Lacunes zoveel mogelijk aangevuld naar D, waaruit tevens de
belangrijkste varianten zijn gegeven. Op de dag dat het testament werd voltooid (1534
oktober 29), maakte de testateur ook een codicil (zie nr 136).
135
1534 juni 4
Ryns Pieter zoen
20
25
30
35
40
In die naeme des Heren, amen.
In den jaere Unsers Heeren duysent vyffhundert ende in dem vier ende dertigsten,
den vierden dach des maents junii, heb ick, Ryns Pieter zoen, bekennende myner
natueren gebrecklicheyt, hoewael kranck und swack van lichaem, nochtant van synnen
ende verstand wal wetend ende verstandich genoech, anmerckende daer nyet wissers
een is <dan> die doet ende nyet onwissers dan die ure desselver, mit rype raedt,
walbedochte ende voersinde gemuet, myn leste wille in tyegenwoerdicheyt der
geloeffweerdigen hierunder geschreven tuygen dartho gerequiriert, beschriven ende
in der allerbeste form, so solichs nae den rechten te gescheen behoert, geordiniert ende
in een form stellen laeten, in manieren als nae folgt.
Int eerst beveele ick myn siele Gott dem almachtigen, ende dat lichaem deer aerde,
waert dan den frunden geraeden sal syn.
Ten anderen so instituier ick in al myn achtergelaeten gueden, replich ende onreplich, hoedanich sie syn, den rechten armen bynnen Liewerden myn erven, ende dat by
gueder luyden raede den rechten armen te distribueren, behalven dat myns moeders
suster Martyen erfflick sal hebben dat halve hus, staende op dat Fliet.
Und ingefal so dit testament offt leste wil ymmers als een volckomen testament
nyet staen mochte, offt anders in syn solemniteeten deficierde, so wil ick nochtans dat
het als een codicill, leste wyl, offt andere gyfftung soe uut oersaecke des doets
geschiet, offt alst anders allerbest nae den rechten staen offt crafft ende effect hebben
mach, staen ende crafftich wesen sall, ende wil datselve van den legataria, by verboerniss des soe hoer in dit testament legiert, onverbrucklick achterfolget ende den armen
binnen Lieweerden in dat mynste niet bekrenckt hebben.
Hierby syn gewest die erbare mannen Eecke schroeder, Aerent schomaecker, Sicke
Dirck zoen ende Wte scharyer, als tuygen daertho geroepen ende gefordert.
272
5
Und um merer disses leste willens vesticheyt heb ick gebeeden den weerdigen
heeren Yvo Johannis, cappellaen te Oeldehoeff, dit testament mit syn eygen hant te
onderteyken. Datwelck ick, Yvo Johannis vors., mit den anderen tuygen, so kennen
schriven, doer bede wille des vors. Ryns Pier zoen testatoers, ende voer den anderen
tuygen, soe nyet kunnende schriven, doer hoer beede wille heb gedaen.
Int jaer, dach, maent als boveng.
<Ondertekend:>
Yvo Johannis subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv. nr 12. In dorso (=
f. 2v): Ryns Pieters testament.
Druk: a. OSA, nr 135.
10
136
1534 oktober 29
Peter Jan soen
15
20
25
30
35
In die name des Heren, amen.
Int jaere Onses Heren duysent vyffhondert ende in den XXXIIIIten, altera Simonis
et Judae, in crafft dieses voerg. testament, mit Peters Jan soens testatoris eygen hant
gescreven, heeft hie nu noch, hoewall suack van lichaem, nochtans verstandich genoech van sinnen, een ordinantie ofte codicill ende dispositie in teghenwoerdicheyt
undergescreven tuyghen gemaeckt, ende duer my, Henricus Ludolphi, pastor, bescriven laeten in manieren naeghescreven.
Item dat depositum, soe by heer Wopke is verwaert, nae myn doet sullen hebben
die helffte <die>a arme binnen Lewerden, by raet der executoren, meyster Henricus
Ludophi, pastor, heer Wopko, meyster Frans toe Nyehoeff, te distribueren, ende die
ander helffte tot dat bow Sinte Vyts kercke.
Item ferer will die voerg. testator, Peter Jans soen, dat die executoren voerg. van
datgeen soe Feencloester, Bouwecloester mit naestlegener cloesteren int testament,
lest specificeert, toegelecht is, twyntich golden g. jaerlich sall nemen, ende daervan
toe Oldehoeff weecks drie missen lesenb bestellen laeten int ewich. Vorderc die vers.
renthen lossgecoft, sal men dat gelt tot dieselve dienst op andere uerdend anleggen.
Item syn dienstmaghet sall hebben, soeveer hy in syn testament sulcx niet ordineert, sess goltgulden jaers, voer hondert gulden gecoft tot huer lyfstont, ende een
cleyne silveren rieme, lecht in syn kiste, tot huer eyghendom. Item dat kisteken soe
by syn bedde staet, sall hebben Sinte Vyt.
Hierby syn geweest meyster Harmen, pastoer, meyster Pier, meyster Frans van
a
b
c
d
Aangevuld uit D.
Ontbreekt in D.
D: worden.
D: oerten.
273
5
10
Nyehoeff, heer Frans, praebendarius tot Oldehoeff, Henrick Heyne zoen, Harmen
orgelmaecker, Jan kannemaker, Michiell Jans zoen, burgeren binnen Lewerden.
Ende tot meerder vasticheyt mit myn eyghen seghel besegelt, ende ferer gebeden
die voers. tuyghen, soe scriven kennen mit huer hant, ende segelen die segelen foeren,
toe roeboreren ende bewaeren, desgelyx meyster Henrich oeck gebeden. Dat wy doen
om syner bede wille hebben gedaen.
Actum ut supra.
Dat codicill, by handen meyster Henrick, pastoer, gescreven, gecollacioneert, ende
accordeert van worde toe worde, ende met vier grone segelen voersegelt, niet corrumpeert, daerop papier gedruckt. Ende daerby staet screven: Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius subscripsit. Ego, Henricus Luce, pro Henrico Heyne zoen
subscripsi. Jan kanneghieter. Hermen orgelmaeker. Michiel Jans soen. Pieter Johan
zoen. Henricus Luce subscripsit. Petrus Sirici subscripsit. Franciscus subscripsit.
By my,
<ondertekend:>
15
Wilko Folkert zoen, der stat Leewaerden secretarius et notarius publicus.
Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk hierover nog D: Tprincipael codicil, staende
achterop tderde blatt vant voergaende testament, was bevesticht met driea opgedructe
segelen van groenen wasse, daervan den eersten, ongedect zynde, was een weynich aen die
rechterzyde affgebroecken. Ende stondt daeronder geschreven: Peter Johan zoen. De drye
andere zegelen, bedect elcx met een viercant papiercken, waeren noch geheel, ende stondt
onder den eersten gescreven: Henricus Luce subscripsit. Onder den tweeden: Petrus Syrici
subscripsit. Ende onder den derden: Franciscus. Ende stondt noch onder gescreven:
Hermannus Johannis subscripsit. Franciscus Cannius subscripsit. Ego, Henricus Luce, pro
Henrico Heyne zoen subscripsi. Jan kannegyter. Hermannus orgelmaeker. Ende: Michiel
Jans zoen.
Afschriften: B (16de eeuw, door Wilko Folkert zoen, notaris en secretaris van
Leeuwarden, naar A). GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f.
11r-12r. Opschrift: Copia. - C (16de eeuw, door S. Nicolai, ter presentie van Jan Symons
zoen ende in absentie van Anscke, Bouwe Wybrants weduwe, ende die weduwe van
meester Pieter Symons zoen, die daertoe geroepen zynde, geconsenteert hebben dat tzelve
geschien zoude in hun affweesen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (16de eeuw,
door P. Eemskerck, naar C). GA Leeuwarden, Archief SAG, inv.nr 13. Opschrift: Copia
copie. In dorso: Copia van het testament van Pieter Johan zoon.
Druk: a. OSA, nr 136, p. 277-279.
Uitgegeven naar B, met de belangrijkste varianten uit D. Op de dag waarop dit codicil
werd gemaakt, voltooide Pieter Johan zoen ook zijn testament (zie nr 134).
20
25
30
35
a
Lees: vier.
274
137
1534 november 14
Auck Peters dochter, vrouw van Liewe Liewe son
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini Jhesu Christi, salvatoris nostri, etcetera.
Anno Domini dusent vyfhunder<d> ende XXXIIII heb ick, Auck Peters dochter,
Liewe Liewe sons echte ende ghetroude wyf, ghesont van lichaem ende vorstandt,
owerleyt die crancheyt des lewens van der minschen ende onsekerheyt van der tyt des
doots, niet sekerliker wesende dan die doot, heb willen myn utterste ende laeste vrie
wille ende bigerte maken, so ick die na myn doot, na die tytlicheyt, wil onforborlick
sunder mutzie gheholden hebben, ende te staen soeals die opt aldergunstichst nae
eenighe manier off form in den rechten van een codicill ofte gyfte ut orsaeck van die
doot off ex pie causa stan mach, sunder eenighe subtylheyt ofte cavillatie van eenighe
ghebruicken van form die darthegen solden mogen ghesocht worden, want hit mit vrie
wille sunder alle bidroch soe geschiet.
Ende is dese: dat ick God almachtich synder barmharticheit myn siel bifele, ende
myn licham die arde totten predicatoren in die kercke, in myn olders sepultur, die ick
dan bispreke vyf goltguldens ofte myn croen, is syn anders nicht vorcoft, ende myn
bigenkenisse ende manstondt also simpel als die alderaermste in dese staedt. Want ick
byn vorsekert dat dat alderminste dropel bluet Jhesu Christi my ghenuch is om foldat
tot myn siels profyt, darom wil ick ghen afterdaden gheholden hebben, want men
brencht den ghemenen luden in grot oncost, want die priesters maken een eygen Gods
schulden darut, dat nu ter tyt niemant straft noch kert, dat God betren muet. Ende
soeals ick vormued dat die priesters mochten seggen dat myn liewe salighe mueder
van willen was eenighe lofsanck fridachsavonts vor dat Heylighe Crus toe stichten,
datwelke thohants ewen geschyt, ende sy eysken VI goltguldens jars darvan, soe consentier ick dar niet in, om die orsaeck uant ick gen formlick testament van die priesters
ghesien en heb, mer sy seggen hit staet int doodbuck geteykent, dat my nicht genuch
en is, want sy mochten alle myn liewe muers guden wel in hor dodbuck tekenen, want
sy synt van groter gyricheyt, als men daglix wel siet.
Item soe bispreck ick Liewe Liewe son, myn lieve man, twehundert goltguldens
eens, ende sal darvor mogen nemen van myn loesrenten war hy wil, ende ses die beste
silveren crusen ende ses die beste silveren lepelen.
Item meister Sibrant, myn oem, ende syn kynderen seggen my alle wegen nae,
owermits ingewen van Griete muie, uat groten ongelick dat ick hoer ghedan heb in
myn deylinghe vant erfscop, dat nochtans contrari is, want ick biclage my ende myn
liewe suster dat wy schandelick van ons liewe muers guden vorsteken sint ghewest
owermits Pieter Jan sons quade raet, na luet myn oldemuders testament, dat sy ons nou
bikenden vor hor kyntskynderen, als my ende Wolter Sigers toe Groningen, ende myn
oem ende ick dar vack schortinghe om ghehat hebben, nochtans is dat by gude
mannen nedergelecht na luet ons laesten baer. Item ick segge by mynder warheyt dat
Pieter Jan son toe my ghesecht heft: ’Hadde ick weten dat meister Sibrant anders ghen
bischop soelde worden hebben, ick soelder dyn oldemueder nymmermer toe raeden
hebben’. Noch seg ick by mynder warheyt dat myn oem, meister Sibrant, tot my is gecomen en heft gesecht: ’Liewe nichte, nuuecht u nu ock?’, ende ick heb ’Ja’ gesecht.
Doe seyde hy: ’Liewe nichte, ick bidde u dat gyt myn liewe mueder willen vorgheven
om Godis wille, dat u owermits my tho chort gheschyt is’, dat ick garn doen wolde om
Godis wille. So bispreck ick myn oem ende syn kinderen alle datgen dat hy my toecort
275
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ghedan heft, als dat silver dat toeleyen was, alle die landen ende gelt dat hy my
ontdustert heft. Ick wil hem anders nicht toe van myn aerff, want ick van hem nicht
ontfangen en heb, ende ick dat myt guder consientie wel doen mach, nae luet dar
keysers rechten.
Item ick byn van meyninghe dat ick sommighe gude frunden ende sommighe van
myn bluetvrinden wil bispreken itlike cleynnot, als myn clederen, ringgen, riemen
ende silveren crusen ofte gelt, dar ick hoer namen wil setten ofte setten laeten op een
seddel buten dit testament ofte op spacium van dit testament. Ende dat wil ick
onderholden hebben als dit tegenwordighe testament.
Item vort is myn wille dat ick die twe husen mit schur ende hoef, also als ick die
nu coft heb, dat men dar sael inholden aecht ofte tien, myn ofte mer, soevel als die
bifelsluden gud dunket, arme weskynderen sunder vader ende mueder mit een biuarster in dulken manier: sullen die arme weskynderen syn vorall van myn bloet, ende na
sullent borgerskynderen ut dese staedt wesen, ende ofter soevel van myn bloet ofte
borgerskynderen niet en waren, soe sullent ander elendighe weskens dar vader noch
mueder en hebben wesen. Item dese weskynderen sal men dar mit simpele portie
onderholden: die buck vol ende mit warme dichte clederen, als mit eenen pels ende
roeck, hoesen ende schun, gen costliker laken dan dempter. Item dese elendighe
weskynderen sal men dar onderholden on ter tyt dat ze twalef off viertyn jar olt sint,
ende binnen dese tyt sullen die bifelsluden darop sien dat dese weskynderen leren
spinnen, lynnen ende wollen nayen, bancwerck ende breyden, wasken ende schuren,
huetsticken ende toe schole gan om die geboden Godis, die Gelof ende dat Vader
Onser toe leren, ende schriven die dartoe geschicket synt. Ende laetense doch niet over
die strate lopen: holter een gude scarpe ruede by. Ende alsdan, totten eende van dese
XII ofte XIII, hit alderhogeste viertien jaren, sullen die bifelsluden die kynderen
utsetten ende laetense dienen ofte hoe sy dan die cost erlichst crigen connen. Ende die
biuarders van desen weshus sullen die kinderen dan angewen, als die meyskens een
pels, een roeck, hosen, scon ende mowen, ny noch olt, hoet toe werck compt, mar
onbeschort, ende drie hemden, drie scorteldoeken, drie halsdoeken, een craeg ende een
huff; ende die knechtkens desgelick in hosen, scoen, wamboes ende sloef, een huuet
ende drie hemden, ende hiermede bifeltze God den hemelschen vader. Ende soe vro
als er een starft ofte utgeset wort ofte wechloept, soe sult gi een ander wesken weder
in die plaets setten. Ende ofter nu van dese kynderen weren die die cost binnen dese
vors. jaren vordienen mochten, ende wolden die bifelsluden rebel wesen ende seggen:
’Wy willen hier bliwen ont tot XII ofte XIIII jaren’, die sal men mit gewelt wechjagen.
Ende lopen si wech binnen dese vors. jaren buten consent van die bifelsluden, ende
comen si nicht weder binnen acht dagen ende bringhen redlike orsaeck, die nempt niet
weder in. Mer doenkt van kyntsheyt, soe nempze weder ende corrigiertze. Mer soe vro
als sy langher wech bliven dan acht dagen, soe nimpt een ander weder op die plaets.
Ende oftet die byfelsluden byliefde dar machden ofte knechten van toe holden totten
eende van dese vorschreven jaren, soe sullen syse cost ende loen ghewen als ander
machden ende knechten, ende doense ock niet toecort. Ende des soe wil ick datt men
alle jaer op myn jarstond in alle kercken vercondigen sal van die precstoel ofter arme
weskynder die sonder vader ende mueder sient van myn bluet, die sal men an dat
weshus bringhen. Alst biuislick is datze van myn bluet sint, soe ontfanchtze.
Ende des vort soe instituier ick ende mack rechte arwen van alle myn gueden die
my God vorlient heft, husen ende huesraet, renten, clederen ende cleynnoet, bihalven
dat ick bispreck tot een legaet, die alderelendichste weskynderen van myn bluet ende
276
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ut deser staedt, darna welca die byfelsluden bylieft. Wort dar meer guet toe gegewen,
soe mogdy mer weskynderen ontfangen.
Ende oftet quam dat Liewe Liewe son, myn man, tot armut quam overmits orloeg
ofte seescade ofte crancheyt des lichaems (dar God vorsie, dat hy gebreck lyden moste
ende hy dat by sinder warheyt seyt), soe sal hy die renten van dat lant boeren dar lecht
by Olde Galegen, tot syn lewen lanck.
Item als Liewe, myn man, na myn doot myn gueden sal overleveren, soe sal hem
niemant scheydinghe affeysken van myn guet, dan na syn eygen consientie, off als dan
wol bliken sael na myn ende syn wille. Ende ick wil dat die drie bifelsluden hem dan
een quitansie gewen van myn guet, dar sal hy mede ongemoyt bliven van alle myn
vrienden.
Ende in dese manier geff ick die rechte arme weskynderen all myn guet als vorgheschreven is als erwen ende alst alderbest na recht ende ghewonte staen ende int
ewich duren mach.
Ende vort soe wil ick ende biger toe hebben tot executores van mynder desse leste
wille ende bisorgersluden ower myn guet ende testament, als den eedelen herscop
Eede Martna ende Liewe Liewe son, myn man, ende meister Tziepke, Allert Doedes
son, ende Jacob Adams soen, myn neef.
Ende off God my gratzie gaff dat ick weskes annam by myn lewen, die suldi bliven
laten op die conditzy als vors. is.
Item ick wil myn guet van die sted niet vorrucket hebben. Ende oftet ymant dar van
vorrucken woude, als Arnt van Zwols guden ghedan synt, ende dat men dar gen weskynderen ontfanghen en wolde van myn bluet, soe sullen myn vrienden, als myn oem
ende rechte susterlinghen, ende Tiet, Wolter Siegers dochter, ofte hoer kynderen als
een rechte susterlinck myn gueden weder antasten als erwen van myn guet.
Ende ock soe bid ick oetmoedelick myn testamentors dat gy vordachtich wilt
wesen, als een van u vieren staerft, dat die drie alsdan een man weder tot u kiesen wilt,
wel u bilieft, also man achter man, opdat myn guet tot Godis eere compt ende tot
profyt van die arme weskynderen. Ende ofter welke van dese bifelsluden storwen by
myn lewen, soe wil ick als een ander weder setten op spatzium van desen testament.
Vindi ghen legaten byschrewen, soe holtet tot die weskynders profyt.
Tot orkonde ende warheyt van desen dat dit myn leste vrye wille is, als by myn
onbeduonghenne wille ende sonder bidroch, heb ick myn hant hier selven onder gheschreven ende myn name gheset, ende ick dartoe roepen ende beden heb als thughen,
als den eedelen ende hoechghelerden heren docthor Kempo van Martena, K.M. raedt,
Eede Martena, Pieter Kempis, Dominicus Pybe son, als borghemeister dar staedt
Leuerden, ende Gercke Jorret son, als scepe dar stadt Leuerden, ende Tziard Elckes
ende Dowe Elcks son, om hoer segel ende handt hierop toe setten. Welke sy ghedan
hebben om myn bede wille. Te weten wy, Kempo van Martena, Dominicus Pebe son
vorseyt, hebben dytselve mit onse ghewontlike segelen bysegelt ende onderteykent.
Ende wy, Ede Martena, Pieter Cempis, Gercke Jorrets zoen, Tziard Elckes ende Dowe
Elcs son, hebben onse ghewontlike handen hieronder gheset, also wy geen segel ende
hebben.
Ghedan den XIIII dach van november, int jar vors.
a
A: welt.
277
<Ondertekend, door de laatste twee onder de zegels:>
5
10
15
20
Ick, Auck Peters dochter.
Edo Martena.
Peter Kempe zoen Doenya.
Gerko Jorret soen.
Tyaerd Eelicks soen.
Dowe Elcks son.
Kempo van Martna.
Dominicus Pibonis sigillavit.
Origineel: A (hand van Dowe Elcks son). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger
Weeshuis, inv. nr 649. De twee opgedrukte zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Auck
Lyouwes testament. M.a.h. (17de eeuw?): Den 13 november 1533. M.a.h.: 8 a 10 kinderen.
Afschriften: B (1659, door Scherhagen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit CDE. C (1659-1661, naar B). GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, L-nummers, inv. nr 860, f. 1r3r. - D (1677, naar B). RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv.
nr 1211. - E (1734, naar B). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 602/11. - F (18de
eeuw, naar B, C of D). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 2060. - G (18de eeuw,
naar A?). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 134, f. 1r-3r. - H (18de
eeuw, naar G). Ibidem, inv. nr 135, f. 1r-3v.
Druk: a. Boltjes, Testament Auck Petersdochter (naar A?). - b. SFA I, 32-33 (naar A). c. Eekhoff, Geschiedkundige beschrijving Leeuwarden, 384-387 (naar A). - d. Van
Heemstra, Old Burger Weeshuis, 8-10 (naar A).
138
1535 april 16
Epo Lyauckema
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Een yegelic ende alle daejeen deer dit byheert ende van need is to wyten, siet kenlick ende epenbeer dat int jeer tusent vyffhondert vyf ende tritich, op den sextienste
dey in april, op syn aeyn huuys to Lyauwkema in Sexberum, in byuessen heer Hitto
ende heer Schelto, personnen to Sexberum ende Aesterberum, heer Anno ende heer
Frerick, wicarius ende prebendaet to Sexberum, tyoghen hyrto roppen ende baden, is
wessen lyaeflick by syn aeyn vrye wille, mey vortochtige sinnen ende mey rype
byreed, sonders emmens bytuang oft vorharsinge, alser seyde, cloeck, sterck ende
wytlic van vorstand, houol syeck van lichaem, dy vorsichtige Epo Lyawckema, wrtinsende dy brecklicheed der menschen, dat alle creaturen deer natuerlick libbe, eens
steere motte, ende dy schuld van ons vaer Adam, dat is dy daed, naet wytende honeer
smeytiende, bytellie motte, so dan dy daed gans sycker is ende dy wra dis dadis
onsycker, weeromt van need is ney dy godlicke vormoninge dat dy mensche alle tyden
wacker, naet slepende, van dy maester dis huisckesins byvonden wirt, dat hy tytlick,
jette syn vorstand habbende ende vyf sinnen, also dy wradsche byckeringe, gueden
ende hawen handlye ende schicke, datter van dy Here ine tyd der wisitatie als een
cloeck, wys ende vorstandich rentemaester pryse ende achte wirt, dat wrmits syn
vorsumelheed ende wanachtichheed tuiscke da erven, legatarien of ora lyoden nin
278
5
10
15
20
25
30
35
40
45
tuist, nyd, hat oft dissentie comme of vorryse, disse puncten vors. aenmerckende, hat
Epo Lyauckema vorscrn, aerst nochtans God biddende om gracie, in dy ere Godis ende
dy benedydste maeget Marie, om dy toern Godis to meetgien ende barmharticheed by
God to voerkryen, mackit syn testament, codicil nuncupatyf, leste wille, simpel
instrument of ist alderbest ney da ryocht, geuoenten dis landis of gemene styl staen
mey, effect to habben. Wol aeck Epo vorscrn, ist dat dit naet staen mey als een solemn
testament troch breck van enygerhanden solemniteiten van riocht, dattit sil staen in dy
maneer ist alderbest stal hawde mey <ende> in al syn puncten onderhawden sil wirde.
Ende to mare vesticheed van disse ropt Epo vorscrn weer alle ora testamenten,
codicillen, leste willen of donatien, in hat maneer hy sulcks in vortyden mochte macke
habbe, aeck mey derogatoriael clausulen, sulcks allis al van ninnir wird to wessen
ende gans naet, mer disse leste wille allinne vest ende volstandich to blyewen int aeyn
van syn libben.
Int aerst byvelt Epo Lyauckema vors. God almachtich, Marie, syn benedide moer,
ende alle heyligen Godis, isser dat bod Godis vorvold ha, syn edele siel, ende byvelt
syn lichaem to resten in Sexberume tsyercke, in syn vaers greef. Item hy byspreckt
Sancto Sixto, syn patroen, fyftheen enckelg. Item dat Heylige Sacrament, God almachtich, Marie, dyo moder Gods, ende alle lyawe heyligen Godis in Sexberume
tsyercke to ere also volle waexbrand alst eerlick sil wesse. Item hy byspreckt syn
personne en wicarius elck een gouden croen, heer Ewirt ende heer Frerick elck een
philipsg., dy coster een hael g. Item hy mackit also volle delen alst eerlick sil wesse.
Item hy ordineert ende byspreckt een euich eermisse to syongen op Sancte Catherine
altaer in Sexberum, to dat leen deer heer Frerick op wannit, to dy eere Godis, dat
Heylige Sacrament, op den tongersdey, byhlestyende deermey sex enckilg. renthen
jeerlicks uuyt Saexla zeta to Sexberum.
Item da bidden orden, bysonder da minderbroren to Bolswirt, alst eerlick is. Item
da boeckinge troch <dy deel>a alst eerlick is, byhaldelick dat Lydlum sil habbe trye
enckelg., Aesterberume tsyercke also volle, Anygum, Tyemarum ende Harnsere
tsyercke elcks een enckelg. Item da meene arme lyoed also volle alst eerlic sil wesse.
Item Gerrold Herama sil habbe syn beste claed. Item Taecke Herema, Doecke
Renya ende Schelta Latzema elk een eerlick g. penning. Item Tryn Ryoerds wyf, syn
nift, sil habbe also volle, of datjen hyo him Epo mochten schieldich wesse.
Item hy byspreckt syn bastertsusters bern, als Ebele bern, fyower pondemate to
Uynaldum, daer Hessel Sybren zoen to haele hat, ende aeck da twere pondemate deer
Jelo Lolcke zoen to Pietersberum van him hat, of so lyts ende graet isse lidse, naet te
vorcapien dan den possessoer van Lyauckema, inden irt habbe vol, dy pondismate naet
hager to jaen dan vor vyftien enckilg. Aeck sillis habbe da renthen luud Epo vaers
testament.
Item Sicko Luttze soen to Wynaldum byspreckter of jouter om Godis wille dy usufruct of bruckema, so lang isser lyoet, van dy zeta deerb op wannit, ende deerto
fyower pondemeten seedland in Foppema gued of so isse deer lidse, to euige tyden,
naet te vorcapien dan dy possessoer van Lyauckema, indeent him byliavit, dy pondismeten naet hager to jaen dan vor vyfteen enckilg. Hyrmey sil Sicko voers. tovreed
wesse, want Epo vors. voer een soen him naet bykent.
a
b
dy deel aangevuld naar L.
L: derir.
279
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Item Epo Lyauckema vors. mackit erven al syn gueden, landen ende oers hyrboppe
naet bynaemd ende specificiert, Hylck, syn echte syde, Schelta, Sicko, Luttye ende
Tryn, salige Sicko Lyauckema nelietene weeskynen, in maneren neyscrn, alsdat Hylck
vors. sil habbe al Epo roerlicke gueden, als goud, silvir, jeld, quick ende til, cleed ende
claed, inboel, bed ende bulster, ende sulcks al da crediten to berren ende da debiten
to bytellien, mey alle afterdeden. Disse gueden vors. sil Hilck vors. habbe toe euyge
tyden, byhalen da schinsvetten sil habbe ende haude dy possessoer ende bysitter van
Lyauckema. Item hyrtoboppe sil Hylck vors. habbe dat usufruct of bruckema to her
libben to Lyauckema huuys, husinge, staten, hoef, land ende sand, ist nu to
Lyauckema bruckt wirt, dy mondle to Sexberum, dy zeta daer Claes Jancke zoen nu
op wannit to Sexberum, Tyettie seta to Wynaldum, mey dy zeta deer Sicko vors. op
wannit, nyoncke Sicko vorsteren vor Hylck, aeck dy swannejacht in Wynaldema reed,
allis al als vors. to her libben to. Item aeck wol Epo vors. dat dyjen deer Sicko vors.
zeta byuannit, to euyge tyden sil dy schieldich wesse da swannen vors. to weryen ende
to wachtyen. Item Hylck vors. sil habbe voer her capelanden sawn pondemeten in
Jongema zeta to Pietersberum, da landen to euyge tyden by dy zeta blyewe to leten,
voer dy pondismeten also volle to heer to berren als da ora pondismeten in dy zeta
vors. jeelde. Item aeck sil Hylck vors. habbe dy trimdeel van da landen to Wynaldum,
uutcomd van Doecko Heslinge, ende nyn meer, wantse in een graet part mey Epo
selver bytellet sint. Hyrmey wol Epo dat Hylck wr al sil tovreed wesse.
Item Schelto, salige Sicko awdste soen, sil habbe to euyge tyden to durien in
precipuum, prelegaet ende vorndel, in aeyndom ende possessie, ney Hylcke vors. wrlibben to apprehenderien ende aen to fettien, Lyauckema huuys, huuysinge, hornleger
ende hoef, land ende sand, alst nu to Lyauckema bruckt wirt, dy mondle vors., dy zeta
deer Claes <Jancke>a zoen voers. nu op wannit, Tyetze zeta vors. <to>b Wynaldum,
aeck dy zeta deer Sicko vors. nu op wannit to Wynaldum, mey dy swannejacht in
Wynaldema reed vors., wr als Hylck deervan toleyd is dy usufruct of bruckema als
vors. Ende so wol Epo vors. dat da sponsalia oft contractschyn by Epo vors., salige
Lwitze Haringsma ende Sicko Lyauckema der ena, Gerrold Herema ende Luttye, syn
huuysvrou, der ora, tuiscke Schelta vors. ende Anna of een van Gerrolds ora
dochteren, sille van stonden oen vordgong habbe mey den aersten. Indeent Schelto
also naet bylaefde to dwaen ende so naet det, so siller deermey priverit wesse ende
vervallen van dat precipuo ende vorndeel, allis al als vors. vorvallen to wesse ende to
habben Sicko vors., syn broer. Indeent Sicko naet vervolgit ende effective det als
vors., so silt vorvalle ende habbe in maneren vors. Luttye of Catherina vors. Item of
nimmen van da bern vors. bylyaefde sulcks als vors. to vervolgien, so jowt Epo vors.
allis al dy vorndeel als vors. in dy eere Godis ende syn siele sillicheed to dat catuser
claester by Amsterdam, ter tyd is hyr int land een sticht wirt, alsdan hyr in dit claester
to blyuwen. Item oft Schelto vors. vorstoer sonder echte bern, so sil dit vorndeel vors.
habbe syn broer Sicko vors. Item of Sicko vorstoer sonder echte bern, so silt habbe
Luttye of Tryn vors. in maneren als vors. Item to alle tyden Schelto, deerney Schelto
bern deer awdst is, deerney syn awdste bernsbern ende so int euich in den delgaende
graed, allinne to habben, sonder deelschap deervan to dwaen, of by wanvorstand van
dat awdste bern, to alle tyden een van da ora bern derir byquaemst to is, dat vorndeel
a
b
Aangevuld naar L.
Aangevuld naar L.
280
5
10
15
20
25
30
35
als vors. to habben, ende dat by discretie van den abbit van Lydlum ende da personnen
van Pietersberum ende Aesterberum. Item of Schelto vors. in syn posteriteit ende
neycomlingen voerstoer, so sil dat precipuum, vorndeel ende prelegaet als vors. in
maneren als vors. habbe ende vorvalle op Sicko neycomlingen, in maneren als vors.
Ende in gebreck van Sicko vors. neycommen, op Luttyes of Catherines, in maneren
to alle tyden als vors. Item aeck wol Epo vors. dat dy here vant vorndeel als
forscrionda in persoen selven sil Lyauckema byuanye, in creft als vors.
Item vord mackit Epo Lyauckema vors. gelyck erven to al syn gueden ende landen
hyrboppe naet specificerit, Schelta, Sicko, Lutty ende Catherina, salige Sicko
Lyauckema bern vors., tolycke to deelen. Ende so sil consoliderit ende tonate wesse
dat jeeld, opberd van Ymck Lyauckema to reparatie van Lyauckema huuys, ende aeck
to<nate>b hyrmey dat jeeld, opberd van Awdehuistera zeta, omdat Epo van syn broers
daed aef lange tyd da renthen van Lyauckema aeck luyd syn vaers testament saliger
gedachten mist ha, ende aeck nu aen den timringe to Liauckema al bystegit is.
Item wol Epo vors. dat Schelto vors. mey Gerrolds dochter als vors., alse weninge
begrype to Lyauckema, mey Hylck vors. sille wannye, om van her te leren ende heren.
Hyermey wol Epo vors. dat syn erven, legatarii, donatarii ende alle lyoed sille
tovreed wesse, by voerbernisse tjen deer een yegelic van hiere toleyd is, ende dat to
vorvallen ende to wessen to profyt dat claester der cathusers vors. in maneren als
vors., aeck by den pene dis ryochts. Relevierit ende absolvierit Epo vors. mits disse
Hylck vors. om inventarium to meytien ende rekenscip to dwaen.
Constituerit, ordinerit ende set Epo vors. executoren ende vorvolgers van disse syn
leste willen ende testament den erentfesten Gerrold Herema, Taecko Herema, syn
broer, ende Doecke Renya, heerschop toe Blessum, biddende hiere datsit him naet
wolle weegrye.
To orckonde van disse allen vors. habbe wy, tyogen vors. hyrto roppen ende baden,
dit testament ende leste wille ter bede van Epo vors. vor onssellif mey ons aeyn
handscriften in vim sigillorum nostrorum hyronder byvesticht. Ende om mare vesticheed van disse allen vors. habbe wy, heer Schelta, heer Anno ende heer Frerick vors.,
baden heer Hitto, personne to Sexberum vors., om syn sygil ter bede van Epo om ons
bedis wille to setten oppit spacium van disse. Datwelcke ick, heer Hitto vors., also
deen hab vor myselliff ende aeck om bedis wille als vors.
Anno, loco et die ut supra.
Onder stonde: Schelto, curatus in Aesterberum. Dominus Anna. Heer Frerck vors.,
met eenige streecken. Op de plique onder: Sigillum Hettonis, presbiteri, oock met
eenige streecken, ende daeraen mede een uithangenden segel in groenen wasse. Op de
rugge was gescreven: Epe Lyauckema testament.
Dese copie is uyt den originale van woorde te woorde niet alleen, dan oock letter
tot letter ende stip tot stip gescreven, ende by my bevonden taccorderen daermit,
<ondertekend:>
40
1630. J. Saeckma subscripsit.
a
b
d: foyrstionder.
nate aangevuld naar L.
281
5
10
15
20
25
30
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens BCDKLMOP met uithangend zegel in groene
was. Volgens EFGHIJN met uithangend zegel in rode was.
Afschriften: B (1584 januari 22, door notaris Nicolaas Ens, naar A). Niet voorhanden,
bekend uit C en D. - C (c. 1600, niet authentiek, naar B). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 232. - D (c. 1600, door twee handen, niet authentiek, naar B). RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nr 226. Eerste folio ontbreekt. - E (1609 januari 10, door S. van
Pruyssen, naar A). Niet voorhanden, bekend uit F en G. - F (1613 september 3, geauthentiseerd door S. van Pruyssen, naar E). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 119. - G
(1613 november 15, geauthentiseerd door S. van Pruyssen, naar E). RAF, Archief Familie
Van Sminia, inv. nr 1711. - H en I (begin 17de eeuw, afschriften door dezelfde hand als G,
naar E?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 69. - J (begin 17de eeuw, door
dezelfde hand als nr 40 EFGH, met marginalia door Oversteech, naar E?). RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nr 69. - K (1630, door J. Saeckma, naar A). RAF, Collectie
Aanwinsten, inv. nr 506. Naar A. - L (1630 februari 23, geauthentiseerd door Jongestall,
naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1711. - M (1642 november 2, door C.
Buttinga, naar A). Niet voorhanden, bekend uit druk b. - N (1656 februari 22, geauthentiseerd door Scherhagen, naar G). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 1, f. 457r459r.
Onvolledige afschriften: O (1596, door notaris Focke Epeus, naar A). RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nr 234. - P (1596 juni 9, door notaris Focke Epeus, naar A).
RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 232. - QRST (begin 17de eeuw, vier afschriften
door dezelfde hand, naar P). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 234.
Vertaling in het Nederlands: U (uiterlijk 1737). RAF, Archief Hof van Friesland, inv.
nr 643/7 (procesdossier 1737). Naar een afschrift uit de groep EFGHIJN.
Druk: a. Hero ab Inthiema, Disquisitio iuridica, 281-288 en 291-295 (naar afschriften
uit de groep EFGHIJN). - b. [Zonder titel], 1642. RAF, Archief Familie Van Sminia, inv.
nr 1711 (naar M). - c. GPCV II, 668 (naar a). - d. OFO II, nr 366 (naar a).
Uitgegeven naar K, met enkele aanvullingen uit L. Deze beide afschriften zijn de enige
nog bestaande volledige versies die rechtstreeks teruggaan op het origineel.
De aanhef lijkt gebaseerd op hetzelfde formulier als die van nr 122 (1528).
139
1535 juni 18
Jayts, weduwe van Jacop
35
40
45
In de name Godes, amen.
Int jaer Ons Heren dusent fyfhondert ende five ende dartich, op den dach Marci
ende Marcilliani martelaers, omtrent een ure nae middach, heb ick, Jayts Jacops
uedue, gheuest cranck fan lichaem ende forstandich fan sinnen ende foerstant, ende
ick heb anghemarcket datter niet sekerliker is dan die doet ende niet onsekerliker dan
die ure des doets, ende daerom heb ick ghemaeckt myn testament, codecyl ofte laeste
uille, in maten ende manieren naescreven.
Int eerst soe befeel ick God almachtich myn arme siel, ende myn lichaem toe
rusten ende toe begraven toe Galeyen by Jacob, myn salighe man, ende daerfoer
bespreeck ick die minderbroren een enckel gulden.
Foerdmeer soe bespreeck ick broer Jasper, myn soen, ende is een profeste prister
int cloester fan Lidlum, toe syn lyfstond fyf golde gulden jaerlixe renten uut Eesck
droechscheriers ende Jantien, syn uyf, uut hoer beider huus, ende is staende op die
282
5
10
15
20
25
30
Tunen, an die osterside fan Wlcke fiskers hus, dieuelcke renten Jacop ende ick
toesamen ghecoft hebben. Ende nae heer Jaspers doot sullen disse renten voers.
uederom eerven op dat naeste bloed.
Item beet foerd soe bespreeck ick suster Tryn Jacops, myn dochter, ende is een
profeste sustera toe Tyemmarum, drie golde gulden rent uut Syts Gerris huus int
Eenhoern, daer staet an die sudersyde fan Botte cremers huus. Ende nae suster Tryn
Jacop doot sullen fan disse drie guldens renten voers. die tuie gulde renten int euich
bliven toe Tymmarum int cloester, ende die ena guldens rent sal uesen toe Soete
Naeme Jhesus ghyld.
Item foerdmeer soe bespreeck ick Sinte Fyt, myn heilighe patroen, totter timmeringhe een half golde gulden euighe rent uut dat huus daer ick nu selven in uoen, maer
myn eerfghenaemen moghen die halve gulden rent ueer incopen mit tualyf golden
guldens eens.
Ende soe maeck ick eerfghenamen toe al myn ander goeden, roerlyck ende onroerlyck, toe ueten Crispiaen ende Jelle, Jacops ende myn kinders, ende Hisken, myn
kyndskind.
Ende ick, Jaits, uyl dat myn aer<f>ghenaemen dit myn testament ende laeste uille
sullen onderholde. Ende ist saeck datter emant fan myn aerfghenaemen is die dit
testament ende myn laeste uille niet uil holde, die beneme ick eerf ende seet Sinte Fyt,
myn patroen, in syn steed.
Orckenen hiertoe gheroft, als Hendrick Pieter zoen, Tiard Tiard zoen, Dirck Gerrid
zoen, Uattie cremer ende Jan canghieter. Ende ick, Jaits, begheer om Goedes uille
datse uillen hlyen ende orckenen uesen dat dit als voers. is myn laeste uille is, daer uy,
orckenen, gheern die uaerheit altyt uillen segghen.
In een tuch der uaerheit soe hebben uy, Tiard, Dirck ende Jan, ons selves hantscriften hieronder ghescreven. Ende ick, Jayts, heb ghebeden heer Wlcke, nu ter tyt
capellaen ende myn testamentoer, dit testament foer my toe onderscriven. Ende uy,
Hendrick ende Uattie voers., hebben heer Wlcken oeck ghebeden dit testament foer
ons toe onderscriven als orckenen. Daer ick, heer Wlcke, gheonderscreven heb met
myn selves hand, foer myselven als testamentoer ende om bede uille Jayties, Hendrixs
ende Uatties voers.
In den jaer, dach ende uure als voers. is.
35
Desen copy concordeert met syn princepael, in uelcke staet aldus onderscreven:
Heer Wlcke Aepke soen fan Uorckum, nu ter tyt capellaen toe Leuerden, hlye met
myn selves hantscrift foer myselves ende om bede uille als voers. is. Tyard Tiard zoen
hlye ende bekenne met myn selvis hant als voers. is. Ick, Dirck Sluter. Jan canghieter.
Datuelcke ick, heer Wlcke, capellaen, hlye met myn selves hantscrift.
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (gelijktijdig, door heer Wlcke Aepke soen fan Uorckum, kapelaan te
Leeuwarden, die ook A ondertekende). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis,
inv. nr 348. In dorso (= f. 2v): Copia van testament van Jayts Jacobs wedue. <M.a.h.:>
Jayts Jacobs.
a
Hierna doorgehaald: int cloester.
283
140
1535 december 22
Heer Wabbo
5
10
15
20
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heren dusent fyefhondert ende fyef en tryttich, den tuae tuin[tic]hste
dey decembri, soe hab ick, her Wabbo, vicarius tho Le[ck]um, dyen [mac]ke myn testament ende myn leste wylle.
In aerst soe byfel ick God almachtich myn edel kostel zeel, ende myn leggherstoel
by Sancte Cecilie.
Int aerst s[oe byspr]eck ick tho dy kamer dyer steet after maester Thys huys, dyer
myselven thoeheert, tho III arme dyer yn dy kamer sullen uannye. Dae schille elck
habbe fiower enckelgoelna renten. Ende dyt sch[il]la uessa arme u[ed]eners ende
ueduen, dyer her kost nae langher moghen [*** i]sser [*** ge]slacht dyer yn dy kamer
wyl uoenen, dye daer [***] ende dy syn kost nye langher kan uynnen, dy sal [***]at
weer wan myn vrienden, soe sullen dye arme [***] sake dat tho weer en olde wedener
ofte uedue dye [*** w]onen, dye mochte. Ende weert sake datter nyemant [***]d ende
noch van Leckum, soe sullen daer trye [***] dyer [uu]t dye sted synne. Ende disse
renten schelmen jeerlick berra, aerst yn tyaen enckel uut Jorryt Fecka zoen gued dyer
hy nu op uennet, ende om dat oeer, als om dae trye enckelgoelna renten mey tho
kapie, dat schilma nymma uut dye grate dose dyer gilt yn is, dyer mey bytellye mey.
Ende yst seck dattet Jorryt uyl duae, soe kapye van hem.
Ende ick bydde den eerueerdichen heerschy<p> Rytscha Bolama ende Tyaerd
Eelckes, Dirck Sluter ende Pyer Hermens zoen dat ghy [i]nder wyeer myn laeste wylle
s[u]ll[et volb]rengen om Godes ende om dye arme ellendighe [m]encho tho profyt.
Origineel (A) niet voorhanden.
Ontwerp (door de testateur): B. GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis, inv.
nr 932. Zwaar beschadigd. In dorso: Item dyt <is> her Wabbo testament [***] tho Lioerd,
ende al data [***] ys, hetsye gild ofte brieven [***]. Her Uabba, vicarius. <Ondertekend:>
Uabbodus subscripsit.
Druk: a. OSA, nr 140. - b. OFO II, nr 369.
25
30
141
1536 maart 6
Lutyen Gerbrandts dochter
35
In die name des Heeren, amen.
Int jaer Unses Heren duysent vyffhundert und in dem ses und dertigsten, den
sessten dach des monants martii etcetera, heb ick, Lutyen Gerbrandts dochter, hoewael
swack und kranck van lichaem, nochtant van synnen, weeten ende verstandt vernunfftich ende verstandich genoech, aenmerckende daer nyet wissers is die doot ende nyet
onwissers dan die ure desselven, mit rype raedt, waelbedochte ende vorsinde gemoet,
a
Hierna doorgehaald: yn grote d[***].
284
5
10
15
20
25
30
35
40
45
myn leste wille oft testament, in tyegenwoerdicheyt der geloeffweerdige hierunder
geschreven tuygen dartho gerequireert gemaeckt ende in der allerbeste form so solichs
nae den rechten te gescheen sal moeghen behoeren, geordiniert, beschreven ende in
een form stellen laeten in manieren als nae folget.
Int eerst bevele ick myn siele Gott dem almechtigen, myn schepper ende verlosser,
ende dat lichaem der aerde, te rusten by myn patron Sanct Vyt bynnen Liewerden.
Ten anderen, angesien ick geen erven in opstigender noch delstigender graed, noch
oock suster offt broeder noch derselviger kynder en hebbe, soe instituer ende maecke
ick erven die armen der broederschap van die Suete Naeme Jesu bynnen Liewerden,
myn man und echte syde Class, portier vant hus te Liewerden, ende die kerck van
Sanct Vyt, in myn hus, ende dat in manieren als nae folgt.
Int eerst sollen die vors. armen hebben dat halve hus vors. in eygendom, myn echte
man Claes die ander helffte, ende dat alleen tot syn lyfstondt, te weeten syn leven
lanck die gebruyckinge van die vors. helffte te hebben, ende nae syn doet sal die
kercke van Sant Vyt in dieselvige helffte succederen und den eygendom darvan
holden.
Die voeghden van den vors. armen sollen myn nichte Tryn Beelis, sofer sie leefft
und des behoeftich is, jaers tot hoer lyfstondt geven twe goltg. Desgelicke besprecke
ick myn echte man Clas vors. een bed mit zyn toebehoer. Greet Symons bespreecke
ick een swartte onderrock mit een groen syeltyen. Lamcke, Lutyen backers dochter,
legier ick een klein sulveren remptyen. Die groete reem bespreeck ick tot een kelck
in Sanct Vits kercke vors. Sanct Anne altaer te Oldehoeff twee dwaelen. Van myn
ander achtergelaeten gueden sal man uutfaert, beganckenus etcetera holden, nae die
alde christelicke gewonthe, ende den priesteren horer gerechticheyt vergenoegen. Wat
darvan overblyft sollen die vors. armen hebben.
Ende begeer zeer fruntlick dat Luttyen backer disse myn leste wille, mit hulpe eyns
van myn naburen die hie dartho begeert, exequieren ende uutrichten wil, by rath
doctor Wpko van Burmannya und des pastoers.
Und ingefall off dit testament ymmers als een solenn testament nyet staen mochte
offt anders in syn solenniteten deficierde, so wil ick nochtans dat het als een codicill,
leste will off nuncupatyff testament offt anders gifftunge so uut orsacke des doots
gesschiet, offt alst anders alderbest nae den rechten staen offt cracht ende effect
hebben mach, staen ende crafftich wesen sal. Ende wil datselve van den institueerden
ende legatarien, by verboernus desgeenen so hem uut dit testament komen mach, onverbrucklich achterfolgt ende geholden hebben.
Hierby syn gewest die werdige erntfest und hochgelerde her Wpko van Burmannya, der rechten doctor, meyster Heinrich Ludolphs, pastor to Oldehoeff, Gillis
Willem soen, Lutyen backer, meyster Johan barbier, als tuygen dartho geroepen ende
gefordert.
Und um merer disses testaments vesticheit heb ick gebeeden die voirs. hernn
doctor Wpko und meyster Henrich umb disse myn leste wille mit hoer seegelen offt
signeeten te roborieren ende te onderschriven. Datwelcker wy um hoer und der vors.
tuygen bede wille, so selffs nyet schriven kennen, hebben gedaen.
Int jaer, maent, dach als boven schr.
Ende is tprincipael in een boge papier gescreven, waervan deerste halfboge an
beyden zyden vol is gescreven ende daernae tdander blat aen een syde gescreven, ende
mit twie segelen bevesticht, tdeene segel van gruenen wasse ende tdander segel van
285
rooden wasse. Ende onder tgruene segel stondt gescreven: Henricus Ludolphi. Ende
onder troode segel stondt gescreven: Wpka van Buermania, doctor. Ende syn die
segelen allebeyde mit papierkens overdeckt. Ende uuyt tdeen halffblat was uuyt een
horne soe veel papier uuytgesneden dat men tdeen segel darmit overdeckt heeft.
5
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis,
inv. nr 353. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Copye van salyghe Luytzen
Gerbren dochter testament.
142
Lyuck, weduwe van Taede Hopper
10
15
20
25
30
35
40
1537 april 6
In den naeme Godes, amen.
Int jaer Ons Heren vyftienhondert seven ende dertich, den sesten dach aprilis, heeft
Lyuck, salige Taede Hopper wedue, varstandich van sinnen, bedencken dye sekerheit
des doets ende donsekerheit van die uure des doets, gemaeckt haer testament, codicil
ofte laeste wille, een scheydinghe van gueden, gelyck sy nae hoer doet van haer
arfgenamen wil onderholden hebben.
Int eerste soe ordiniert ende instituert Lyuk voers. arfgenamen tot al haer tytlicke
gueden dye sy by hoer versterven achterlaten sal, Syuert ende Galthye, hoer soenen,
Hys ende Reynsck, Pieters kynderen, getoegen by salige Id Lyuck dochter, ende Id,
Reyn ende Tade, salige Saeckle Lyucke zoons kynderen. Ende indyen Syeuert ende
Galthye voers. voor Lyuck voers. verstorven, soe instituiert Lyuck denselven Syuerts
ende Galthye kynderen in den plaetse van hoer olders voers. Ende want Lyuck wyl dat
hoer voerseide arfgenamen nae hoer doet gheen schortinge myt malcander sullen
hebben, soe divideert sy ende deelt al hoer gueden, myt oeck dye gueden by salige
voerseide Tade achtergelaten, tusschen hoeren voers. arfgenamen in naevolgende
manire.
Item Syuert voers. sal hebben ende beholden dye browerye myt alle huysen daertoe
behoerende, ende een huys daer enen Claes Jarich zoen nu ter tyt beuoent, myts
landen, suaenen, terpen, steeden ende soe guedt ende quaet dye van salige Tade ende
Lyuck voers. syn uutgecomen, leggende tot Hemelum, oeck alle haere andere landen,
leggende toe Myrns ende Bachuysen, uutgesondert alleen dye twalyf hoefden landen,
leggende in dye Westergrowen. Des soe sal Syuert voers. wederom keeren ende betaelen an gereet gelt Lyucke voerseide andere arffgenamen den summe van twehondert
ende seventien carolusguldens, als te weeten voerseyde Ide kynderen hondert ende
seventyen carolusgulden, Galthye voers. vyfftych, ende Saekle kynderen den restanden vyftych guldens. Ende noch soe sal Syuert voers. hebben twyntychstehalve
pondemaet landen toe Hichtum in een saete lants daer Claes Pieters zoen plach te
bewonen. Bet seven pondemaeten, gelegen in dye pastoers landen te Hichtum. Noch
sestien pondemaeten, gelegen te Wytmaersum te Fyllens, int guedt daer Gerold
Boumae plach te bewonen. Bet dye landen gelegen op Tyme torp, myt noch een
pondemaet in Tyme fennen toe Wytmersum, dye nu worden gebruct by Pieter Foppe
zoen.
286
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Item Galthye voers. sal hebben ende beholden thuys toe Staveren daer hy nu ter tyt
in woont, twe koeganck in Galthye fennen, een hoefd land, gelegen in Jan Mathys
fennen, ses hoefd landen, leggende in dye Westergrowen. Noch een saete lants, gelegen by Boelswaert, opte Clever ghenoemt, dye nu van Nanne Gerrolts wordt gebruct,
myt twyntich pondemaeten, leggende toe Ymswold, dye Bae Tyaerds zoen nu beuoent. Noch tyendehalff golden gulden renten <in> Zerkwerd in Baebuieren in Ottinge
guet. Noch derthyendehalff hornsgulden renten te Boelswert uut steden gelegen opt
Sant an dye groet syede. Noch twentwyntich stuvers renten uut Oegecloester, myt dat
huys, staende opt Sandt aldernaest Frouck Foppis huys, op welcke huys Galthye selfs
heeft verleit in dye coep van het huys vyftich golden guldens ende Syuert tsestich
golden gulden, welcke tsestich golden gulden Galthye Sywert weer betaelen sal.
Item voerseide Id, Reyn ende Tade, salige Saeckle kynderen, sullen hebben ende
beholden het huys te Staveren, staende op die suydersyede naest ant raedhuys, daer
voers. Lyuck nu selfs beuoent, drye koeganck in dye luttike Hellen ende een hoefd
landt op Camper horn, ses hoefden landts, gelegen in dye Westergrowen, dye voerfallen sullen tegen Galthye ses hoefden, boeven gemencioneert. Item een saete landts,
gelegen te Wytmersum, genoemt Aenge guedt, dye nu van Synne Tyarcks zoen wert
bewoent, myt noch een saete landts te Schettens alsoe dye nu by Hessel Gerrold zoen
beuoent ende ghebruct wordt. Bet acht pondemaete, gelegen tot Wytmaersum, dye by
voerseyde Lyuck gecoft syn van Harke toe Syl ende alsnoch by dye wedue van denselven Harke gebruct wort. Ende indien enige van Saeckle kynderen voers. in Goede
voerstorven sonder echte kynderen achter te laeten, soe sal alsulke syn anpaert
aerfschyps als van voerseyde Lyuck uutgecomen ys, alleen fallen ende comen opten
anderen salige Saekle kynderen als dan int leven sullen befonden uoerden.
Item voerseide Hys ende Reynsck, kynderen van Ide voers., sullen hebben ende
beholden thuys toe Staveren, hyetende Oldenborch, daer Sybbel Alles wedue nu ter
tyt in woent. Bet een saete landts, ghelegen te Hylaerdt, gheheeten Bernerde guedt,
daer Sycke ende Claes nu ter tyt beuonen ende gebrucken, welcke guet ofte saete by
Lyuck voers. is gecoft ende betaelt, nyettegenstaende dat dye coepbrief gemaeckt is
op wylen Pieter Pieters zoen, ende daerom weesen sal een part ende erffschyp Pieters
kynderen voers. Ende indien Pieters saliger kynderen voers. Lieuke voers. daerin
gheen geloef wolden geven, soe wyl Lieuck voers. dat die kinderen voers. soevoel
myn erfschyp sullen hebben van hoer gueden als dye voers. saete belopt, ende wyl
ende instituiert dye andere arfgenamen in alles ghelyck hyer ghescreven ende instituiert syn, ende ytlick by syn deelschap hier gemencioniert te blieven ende beholden,
ende Pieters kynderen dye saete voers. gerekent te wesen ende soevoel myn te hebben.
Noch achtyen pondemaete landts, gelegen toe Blessum, in een saete lants dye nu gebruckt wort by Jan Claes zoen.
Voerder alle andere gueden, boven niet gemencioniert ende uutgedruct, dye voers.
Lyuck nae hoeren owerlyden sal achterlaeten, sullen hoer voers. vier arfgenamen
gelyck onder malcanderen dividiren ende delen.
Ende opdat dese laesten wylle ende scheydinge, soewel nevens Tade arfschyp als
Lyucke eygen gueden ende erfschyp, sal onderholden worden, soe ordiniert ende wyl
de voers. Lieuck dat indyen eemant van haere voers. arfgenamen desen laesten wylle
ofte scheydinge in enige artikel niet een wilde onderholden, soe sal dyeselfste syn
anpaert arfschyps van Lyucke voerboert hebben, ende datselfde te verfallen ende te
comen tot profyt van den andere voerseide Lyucke arfgenamen dye dese dispositie
sullen wyllen onderholden.
287
5
10
Des toe oerconden soe heeft den voerseyde Lyuck geroepen ende gebeden enigen
om van desen hueren lesten wyl tuychgenisse te dragen ende met segelen te befestigen, als den weerdigen heer Paulum, pastoer toe Staveren, Reyner Hankis zoen ende
Sybrant Poppe zoen, nu ter tyt schepenen in Staveren. Welck wy, frater Paulus ende
Reyner voers., besegelt hebben myt ons selfs segelen ende onderteykent myt ons
eygen handen, om bede wylle Lyuck voers. Ende ick, Sybrant Poppe zoen, heb dyt
ondergeteykent myt myn eygen handt ende heb myn geuoentlycke handtteyken hyeronder geset, want yck nu gheen segel een brucke, om gelycke bede wylle van Lieuck
voers.
Int jaer Ons Heren ende dach als voers. is.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 436.
Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v): Copie van Lieucke Taedis testament.
143
Moy Sipkis
15
20
25
30
35
40
1537 juni 22
In den namma Goedes, amen.
Anno XVc ende XXXVIItych, op Decem Milia Martirum dei, ben ick, Moy Sipkis,
cranck in dae lichaeme ende wyttych in da verstand, ende hab wrleyd dae sykerheit
des daedes ende oensykerheit dae wra ende stond des daedes, wyerom hab ick my
bytocht to maeytthyen een scheckenysse ende deelscyp onder myn kynden, als Jellen
ende Myntthyen, ende hab myn testament, leesta wylle off codicil off in haet manere
dattet alderbeest mey God ende rocht staen mey, maka ende bescryue, in myn persona
her Haryngs jenwerdycheit by orkenen neyscn baeden ende hyertoe roepen foralessen,
der ick, Moey, dyt onferbreckelycken hoalden habbe neyd myn daed, alst herney scn
steet.
Int aerst soe maeytthye ick eerven myn tuae kynden toe myn gueden ende landen
neyscn in manyer. Item soe lydse ick toe ende meytthye eerwe Jellen, myn sen, toe dat
gued oppa Habergen der Jella, myn sen, nu waennet, meyt seedland hater in Meerdum
is ende gerslant. Item Meyntthyen, myn dochter, lydse ick to ende maeytthyes eerve
to al dat gued ende landen on seedlant ende geerslant dyer toe Sendel leyt, meyt
meedlant dye toe Sendel leyt, ende hyer oerhael pondemeeten meeden toe toe Aeste
fanna slaet. Ende soe solle Jella ende Meyntthye dae meeden oppa Cromma fyolda
ytlyck den heelt deerfan habbe, welcke landen opa Cromma fiolde senta greet VII
haen pondameta. Item dis een pondemeta opt Kukisheernna, fan my, Moeyen voirscn,
utkommen, hlye ick dat Lauwa ten Allonna haet kappa mey syn aeyn gued. Item soe
habbe ick, Moey, Meyntthyen dis meeden toe Zendeel toeleyd ende eerve toe maeke
om dae ryochtverdycheit, trochdat Meyntthye ende Lauwa habbe wel uutleyd om dat
pleyt tyenst Reyn Jaens sens eerven wol tuahondert golnen florenen, dat hlye ick,
Moey, dattet soe is scyden, ende Jella naet. Better soe haet Jella nyeogen haed gerssen
oppa Saendferde, ende Meyntthye haet naet meer dan twa haed oen da Eeckena
Tzrodda tyd, omdattet seedlant by Lickla Lolkemma huusstoe soe gued naet is als
Jella seedlant oppa Haebyergen leyt, om reeden voirscn jou ick Meyntthyen dys
288
5
10
15
meeden voirscn meer dan Jellen, ende soe seel Jella ien hael pondemeta in da Westra
werren halde, dyer foer tree golnen fan my kappa haet, ende Lauwa joe pondemeta to
halden op da Kuckheerna leyt, den hy ack fan my kappa haet.
Item myn deedland Lauwa ende Meyntthye alheel toe steen, ende dat lydse ick opt
greet fal, lydsende twysken Claes Jarychs ende Otta Taekes land. Item myn jeertyt to
tritich jeer Meynthye toe bygeen, ende van dyt fal toe geen.
Her hab ick, Moey voirscn, toe roepen ende baeden toe oerkenen als Cornelis
Jacobs ende Jouka Jouka zoen. Ende jeen oerkenen hlye als voirscn is, ende habbet
baeden mey Moeyen her Haryng, persona in Sendel, myn Moey testamentoer, om den
sygel. Der ick, Haryngus Jetthyes, persona voirscn ende testamentoer Moeyes voirscn,
hab deen mey myn sygele, om Moeye ende oerkenen voirscn beede wylle.
Datum ut supra, anno XVc ende XXX<V>IItych voirscn.
Extraheert ut enen principael, ende stond onder den principaele eenen groenen
seegel, ende handen als: Item Cornelius Jacobis zoen liege ende bekenne als voirscn
is. Ende oeck: Ick, Jouka Jouka sen, lye als voirscn is.
Ende myt deesen byfonden te veraccorderen van woerd te woerd met den principael ende originael by my,
<ondertekend:>
Ulrichus Balck.
20
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Ulrichus Balck, naar A). RAF, Archief Nedergerecht
Sloten, inv. nr 29, f. 47. Opschrift: Copia.
144
1538 mei 3
Doctor Kempo van Martena
25
30
35
In den name Godes, amen.
In den jaere Ons Heren dusent vyfhondert ende acht ende dertich, opten derden
dach mey, soe heeft myn heer doctor Kempo van Martena, in tegenwordicheyt der
tuygen hyronder gesc. en my, Johan Rommers, imperiael notarys ende secretaris
binnen Leuwaerden, een dispositie gemaect by manieren van testamente ende laetste
wille, alst best nae recht effect ende cracht sortieren sal mogen, van syn tytlike
gueden, in manieren naebesc.
In den eersten soe heeft myn heer voersc. geinstitueert ende institueerde mits desen
jufferen Syouck van Martena, syn dochter, universael erfgenaem van alle zyn
guederen, roerlyck ende onroerlyck, zienlick ende onzienlick, niet uutgesloten. Ende
zoeveer zyn dochter voersc. geraecte te sterven sonder kynderen achter te laeten, zoe
sullen alle die voersc. zyn gueden weder vallen ende comen op syn naeste bloet van
den stamme van Martena, ende sullen dieselve zyn gesubstitueerde in gevalle als
voersc. is, sonder enige aftreckinge hebben ende holden den croezen, bekers ende
clenodien totter tafel behorende.
289
5
10
15
20
25
30
35
Vorts zoe heeft myn heer voersc. <geinstitueert> Ede ende Epe van Martena, zyn
broeders, wettelycke voermonden ende principale ower den voersc. zyn dochter,
ordinerende voer adiuncte voermonden ower denselven zyn dochter Gese ende Ottye
Luwens, zyn dochter groetmoeder ende moye, om tzamentlyck alle dingen opt profydts ende oerbaerlixt van zyn dochter te administreren ende ower te leggen. Ende
zullen die voersc. voermonden tot hoer nemen myn heers rekenboeck ende tselve wel
bewaren, den sculden daernae te kennen oft onkennen, alzoe hy niemandt anders
bekendt sculdich toe wesen dan die luyt tselve rekenboeck besc. staen. Ende weet niet
dat hy andersins van emanden wort gemaent dan van Ewolt scroers wyf om tien
carolusg., ende van Sackele smidt om tien gelycker gs, die hy nochtans bekendt betaelt
te hebben ende hem ontrekent worden. Vorts soe legatiert ende bespreckt myn heer
voersc. Ede ende Epe voersc. elkerlyx een vergulden eeckel.
Ende soeveer Anna, zyn natuerlycke dochter, huer eerlycken draecht, zo byspreckt
hy densulfsten tweehondert carolusgulden, denwelcken zy nae verloop van den twee
jaeren nae overlyden van myn here voersc. sal ontfangen.
Des torconde zoe heeft myn heer voersc. desen zyn laeste wille mit zyn name ende
hand geondersc. ende mit syn signet bevestiget, ende om meerder vasticheit van desen
geroepen ende gebeden Ede van Martena om mit syn hand, Epe van Martena ende
doctor Ambrosius voersc. mit huer signettena ende handen, heer Dirck, pastoer te
Coergum, ende meesteren Johan Keerbergen ende Johan Rommers om mit huere handen desen zyn lesten wille ende testament te bevestigen. Twelck Epe ende doctor
Ambrosius voersc. mit huere signetten, ter bede van myn heer den testatuer ende oeck
ter bede van den anderen tuygen, ende dieselve Epe ende doctor Ambrosius mitten
anderen tuygen ten huyse van doctor Kempo, des morgens voer den noen, op den
dach, maendt ende jaer als voersc. is, alsoe hebben gedaen.
Ende was den principael originael testament in pampyr gesc., daeronder twee
signetten in rode wasse mit cleyne pampyrkens daerop waren gedruyckt. Ende onder
tene signet stont gesc.: Kempo van Martena. Ende onder tandere signet stont gesc.:
Ambrosius Riethamer. Ende noch een signet in gronen wasse mit een opgedructe
pampyrken, daeronder stont gesc.: Epe van Martena. Ende waren alle drie signetten
mit oeck den gehele testamente voersc. geheel ende ganslyck ongecorrumpeert. Onder
denwelcke testamente voersc. oeck stondt gesc.: Edo Martena. Heer Dirck, pastoer,
hlye ut supra. Johannes Keerbergen. Rommers.
Onder stondt gesc.: Cristoffel Claes zoen, tuych tot dese collatie geroepen, bekenne
als voersc. Hero Abbe zoen, notarius publicus a curia admissus.
Gecollationeert ende excopieert bi my, Meinert Dode zoen,
<ondertekend:>
Meinert Dode zoen subscripsit.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Hero Abbe zoen, naar A). Niet voorhanden,
40
a
Hierna doorgehaald: ter bede van myn heer.
290
bekend uit C. - C (16de eeuw, door Meinert Dode zoen, naar B). GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nr 12. Opschrift: Copia copiae. In dorso (= f. 2v), m.a.h. (17de
eeuw): Testament Kempe Martena.
145
Peer Epo zoen a Bosum
5
10
15
20
25
30
35
40
1538 juli 15
In nomine Domini, amen.
Kenlick zy allen denghenen die dissen instrumente publyck zullen zien ofte horen
lesen dat in den jaere van der geboorten Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert
acht ende dertich, indictione undecima, den vyftiensten dach julii, omtrent vyff uuyren
nae middach, pontificatu domini Pauli pape tercii anno quarto, imperii Karoli quinti
anno vicesimo electionis, is in tegenwoirdicheit van my, notaris publyck, ende tugen
nascreven in eygen persone geconstitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo
zoen a Bosum, gesundt van lichaem ende well by zynen verstand, wyselick anmerckende dat alle menschen eens sterven moeten ende dat die uuyre des dodis onseker is,
ende dat terwylen het lichaem gesundt is, tmenschelicke verstandt is clairder ende
sterck, heeft daeromme by gesunde doen, opdat hy van alle tytlicke becommeringhe
op zynen leste ontslagen mach zyn, begeert to maken zyn testament, codicill ofte leste
wille, dwelcke hy mits desen ordineert ende gemaict heeft in forma nascr.
In den yrsten bevelende hya God almachtich in zyn godtlicke gracie ende genade
zyn edele ziele ende zyn lichaem dat aertryck, twelck hy begeert begraven to worden
to Bosum in der kercken, by zynen olders, in den gewoonlicken legerstoel.
Item vorder om enen van den stamme ende geslachte van Peer Bosum voirs. tot
allen tyden in eeren toe houden, heeft hy ordineert ende will dat zyn vaders statten,
huys ende woninghe toe Bosum, mit eer, feer, heerlicheit ende allen gerechticheit ende
mit allen landen, renthen ende gueden nascr., altyt by melcanderen zullen bliven ende
op een erfgenaem comen, in manieren als na verclairt sal worden. Ende die landen,
renthen ende gueden die by den huyse voirs. bliven zullen, zyn dese, als to weten alle
dat zaedlant dat totten huyse voirs. op desen tyt behoirt ende gebruyct wort, mit sess
ende twintich pondemate fenlanden, leggende om dat huys voirs., mit Tyaerds fenne
dairan leggende. Ende noch sess ende twintich pondemate maedlandis, Tyards sess
pondemate nylandis dairinne medegerekent, streckende van den dyck an den Ry. Ende
noch een stucke landen, heetende die Coot, omtrent ses ofte sooven pondemate groet.
Ende noch omtrent sess pondemate, streckende an den somerdyck, die nu oick an den
huyse gebruyct worden. Ende drie pondemate maeden, opt noortoest van die Zoelswall. Ende noch soeven pondemate landis die Wybren Lous zoen nu in huyringe heeft,
uuytgeseyt een gouden gulden renthe dairuuyt gaende. Ende noch alle die gerechticheyt ende renthen die Peer Bosum voirs. heeft in Wlbetsma zate to Bosum, dair
Dyrck Claes zoen nu ter tyt bewoont. Ende noch die derdepairt ofte die helft van
Hoeckensera zate to Bosum, ofte also voel als hem dair inne boren mach, dair Fedd,
sa. Aggo Walta zyn broders weduwe, nu op woont, uuytgeseyt tgene die kerck ende
a
Ontbreekt in A2.
291
5
10
15
20
25
30
35
40
priesters to Bosum dairinne hebben. Ende noch acht pondemate to Tzeyntgem in Jorwidera ghae, dair nu ene Ade genomet op wont. Ende gheeft Peer voirs. noch tot dat
vorndeel voirs. allen zynen landen, mit eer, feer, zuannejacht ende alle gerechticheit
die hy heeft in den halve zate to Mackum, dair Oltger Claes zoen ende Hairt Jans zoen
nu gebruycken. Ende noch deygendom van elleff pondemate landis to Bosum in Clayterpstera guet, dair Jacob Hanckis op gewoont heeft. Ende die vyf flor. jairlixe renthe,
die sa. Bauck, echte huysfrou van den testatoir, tot dat vorndeel voirs. gemaict heeft,
will Peer voirs. dat gaen zullen uuyt Jan Peters zoens zate to Elairdt. Welcke landen
ende gueden, gelecht to dat vorndeel voirs., nu ghelden ende by den testatoir voirs.
geestimeert worden op tweehundert ende vyf gouden g. jairlix.
Item noch zullen bliven by den huyse ende an dat vorndeel voirs. disse nascr.
clenodien, als die golden draedt met allen den gesteenten, zo Bauck voirs. tselve
voortyts oick gemaicta heeft, mit noch den golden signetringh van Peer Bosum voirs.
ende den golden rinck mitten saffyr. Item noch soeven pondt koer ende fyn sulver an
sulweren cruysen, soltfaten ende sess sulveren lepelen mit dat wapen van Peer Bosum
voirs., tstuck wegende omtrent twee lood. Item sal oick by den huyse bliven dit
huysraet nascr., als alle dat holtwerck van kisten, cassen, bedsteden, tafelen, stoelen,
spyntzes, dat beeldt van den Heilighen Drievoudicheit ende dergelycken, zo dat nu
opten huyse is, mit dat uurwerck ende vyf die beste bedden, mitten gardinen, allen
tapetzerien mit hoeren tobehooren, een dosyn die beste stoelkussenen, twe dosyn
tafelborden, twee dosyn van den besten servetten ende vier die beste tafellakenen, een
half dosyn mesken candelaren mitten candelers an den schoorsteen, dat groot becken,
tsoeventich pondt van dat beste engels tennewerck, dat tennen lampet mit zyn
tobehoeren, ende den twee grote wyncannen mitten hoornen. ende dat broureetscap.
Welcke huysraet voirs. altyt by den huyse onderhouden sal worden, soo guet als het
nu is, sonder dat vergaen to laten, ofte men sall ander dergelycke zo guet weder in den
stede stellen.
Item Peer Bosum voirs. will oick dat dieghene die dit huys mit allen gueden
<voirs.>b yrst sal ontfanghen, dat dselve het stins an den eenen eynd na den bueren
sal vorder nedernemen ende doent verlanghen, zodattet sess ende dertich holtfoeten
bennen den twee gevelen langh is, ende tselve mit tkoehuys, tgene noch ongemaict is,
weder opmaken op zyn eygen costen, na redelicker wyse, indeen Peer voirs. voir syn
versterven tselve nytt gedaen heeft.
Ende dit huys, landen, renthen ende gueden, mit allen tobehoeren voirs., altyt to
comen ende to erven opten naesten ende oltsten manspersoon van den kynden, nacomelinghen ende bloede van Peer Bosum voirs., ende is in den naesten grade van den
testatoir ende zyn nacomelinghen voirs. geen manspersoon, so salt comen ende erven
opten oltsten vroupersone van zynen naesten grade, also oick dat tot ghene tyden in
vreemde handen of uuyten grade van den testatoir voirs. sall erven ofte versterven
moghen. Ende will Peer Bosum voirs. dat alle dieghene die na inhouden desen ordinantie succederen zullen in den <huyse>c, landen, heerlicheiden ende gueden voirs.,
dselve persoonlick bewonen zullen, ten ware dat dselve anderweghes eerlicker ende
profitelicker statten ofte woninghe hadden ofte vercreghen, opten welcken dselve
a
45
b
c
A2: ordineert.
Aangevuld naar A2.
Aangevuld naar A2.
292
5
10
15
20
25
30
35
40
45
zullen wonen moghen, also nochtans dat hy dit huys met zyn tobehoeren voirs. effenwell in eeren sall houden, ende zo geringhe als dat mogelick is, zal hy zyn oltste zoon,
ofte oltste dochter indien hy gheen zoen heeft, ofte een na den oltsten, die hy sal
ordineren moghen dit huys mit allen tobehoeren voirs. to besitten, dairop mitterwone
stellen. Ende nyemant sal dit huys ofte enich van den landen ende gueden voirs.
moghen alieneren ofte brenghen in vreemde handen, dan een ygelick sal gehouden zyn
tselve gaen to laten na inhouden desen ordinantie, ende sal dat altyt onderhouden, zo
guet als hy dat ontfanghen heeft. Of het gebuerde dat dit huys <voirs.>a destrueert
worde ofte die gueden voirs. beschadicht ofte verloren, sall dghene die alsdan dairvan
in den besitte is, zo geringhe als het mogelick is dat huys ende den gueden voirs.
weder repareren, zo guet alst toevoeren ware. Off dselve dairvan by zyn leven duer
oirlochshalven in gebreke ware, sal men na zyn doet uuyt zyn guedt dat huys ende
gueden voirs. in tyden des vredis, bennen twaleff jaren ten lancsten, weder repareren,
tot profyte van denghenen opten welcken dat huys mit zyn tobehoeren voirs. comen
sal, na inhouden desen ordinantie, ende zullen des dode gueden dairvoir tonderpandt
staen.
Ende of die golden draedt voirs. verloren worde, zo destimatie van dien onseker
is, zo heeft die testatoir voirs. dselve estimeert op eenhundert ende tachtentich gouden
g., ende will in dien gevalle dairvoir gemaict hebben by denghenen die alsdan in den
besitte is van den gueden voirs., een golden oirdt an den hals van crone goldt, zo guedt
dat dselve hundert ende tachtentich gouden g. wairdich zyn, buten dat maeckloon,
twelck dieghene voirs. doen sall zo geringhe als hy dat vermach, ende dat bennen vyf
jaren ten langsten.
Ende wil Peer Bosum voirs. mede dat zyn nacomelinghen disse gueden ende vorndeel voirs. zullen succederen ende gaen laten na inhouden dissen ordinantie, also oick
dat dieghene opten welcken disse gueden ende vorndeel voirs. comen zullen, dairtoboven van vader ende moeder gelyck erfgenaem sall zyn als zyn broders ende zusters
ofte mede erfgenamen, ende die vader ende moeder dat anders by ghene testamenten,
ghifte ofte anders in enighe manieren te moghen ontmaken, by pene van disse vorndeel ende gueden mit alle afterstal dairvan, by denselven ontfangen, to verboren, ende
to comen opten ghenen die naest dairto waren geweest als sulcke vader ende moeder
niet geweest waren. Zullen mede alle dieghene die dit vorndeel ende disse gueden
voirs. ontfangen, voirdat zy in den gueden treden, geloven ende consenteren mit dat
ontfanghen disse ordinantie in alles als voir ende na scr. is, tonderhouden ende na te
gaen, ende daer niet tegens to doen in eenigerleye manieren. Doch of het ware dat
sulcke persoon opten welcken disse gueden ende vorndeel voirs. na desen ordinantie
behoeren to comen, prodigus, furioes ofte een geck ware, ofte anders onbequaem, ofte
zeer oneerlicken hilicte, denselven sal dit vorndeel voirby gaen, ende sal comen opten
naesten die alsdan bevonden sall worden na desen ordinantie.
Item will ende ordineert Peer Bosum voirs. dat to alle tyden dieghene opten
welcken disse gueden ende vorndeel voirs. vervallen sal ende dair naest to is, als hy
opcomet ende hylickt, sal hebben den halve zate to Mackum, mit allen gerechticheit
voirs., ende sal dairop moghen wonen, ende dairtoeboven sal hy noch jairlix hebben
ende ontfanghen uuyt dat vorndeel voirs. vyf ende vyftich gouden gulden jairlix,
mitten golden draedt ende dat halve silver voirs., zodat dselve dairmede sal moghen
a
Aangevuld naar A2.
293
5
10
15
20
25
30
35
40
45
vryen. Ende ist dat die olders van denselven selver den huyse ende statten voirs. niet
beuonen, sal disse die dat vorndeel tocomen sall, tselve bewonen, ende dairvan zovoel
profiten hebben als voirs., nochtans disse gueden altyt an dat forndeel to bliven.
Ende disse gueden ende vorndeel voirs. na den dode van den testatoir voirs. yrst
to comen op Werp, den zone van den testatoir, ende also altyt voirtgaen na inhouden
dissen ordinantie.
Item Peer Bosum voirs. institueert ende maict erfgenamen van allen zynen gueden,
voeren niet specificeert, Werp, zyn zoon voirs., ende Jouck, zyn dochter, in gelycke
porcien ofte deelen. Ende Jouck voirs. sal behouden tgeen zy meer dan hair helft van
hair moeders gueden to berns ontfanghen heeft, angesien dat Werp voirs. nu dit
vorndeel voiruuyt cryght. Ende Werp sall dandere gueden van zyn moeder voirs. voirt
hebben die Jouck voirs. niet in berns gegeven zyn, ende Werp voirg. zyn koer to
hebben van allen zaten die Jouck voirs. niet in bernsse gegeven zyn. Ende Jouck voirg.
sall allenich hebben alle dat goudt ende silwerwerck tot een vrouwelyf behoerende,
na inhouden hair bernsbrief. Ende dairtegens sall Werp voirs. weder hebben alle
quick, huysraet, tilber guedt ende silverwerck, voeren niet specificeert.
Oick mede ordineert ende will Peer voirs. dat indien enich van zyn kynden ofte
kyntskynderen storve sonder echte kynderen, dat zyne gueden ende pairt erfscip
comen sall opten ghenen die overblyft. Ende of beyde zyn kynderen sonder echte
kynden ofte kyntskynden storven, will Peer voirs. dat dit vorndeel sal comen op
Doeke Walta, zyn broders zoon, indien hy dan noch leefde. Ende oft Doeko voirs. oick
sonder echte kynden storve, zo sal dit vorndeell voirs. gaen na inhouden disse
ordinantie ofte testamente, also dat men alle gueden van Peer ende sa. Bauck voirs.
die in den vorndeel voirs. niet begrepen zyn, an twee pairten sall leggen: dene helft op
dat vorndeel ende to comen opten ghenen die totten voirs. vorndeel gerechtiget is,
ende tander deell opten anderen kynderen van zyn broder, Agga Walte sa. g., ende
hoere erfgenamen.
Ende will noch die testatoir voirs. dat alle donatie ofte legaten die hy buten desen
testamente by manieren van codicill, ofte anders by gescrifte, ofte by monde in
presentie van tughen doen mochte, ofte voirdatter dyssen gedaen heeft, ofte oick in
zyn registeren onder zyn handt gescreven bevonden worden, by zyn kynden ende
erfgenamen voirs. voldaen ende onderhouden zullen worden.
Item noch besprect Peer Bosum voirs. neghen ellen ossenbrughs schyr laken mit
drie pair schonen jairlix, die hy begeert drie arme menschen to Bosum, ofte anders alle
jaren omtrent Heilighe Misse om Godis wylle gegeven to worden.
Item ordineert die testatoir voirs. een ewich memorie in der kercken to Bosum,
ende een halve memorie van zyn moders weghen, ende noch sess st. jairlix op Harich
voir den memorie van salighe Teth. Ende disse legaten ende memorien voirs. zullen
gaen ende onderhouden worden uuyt dat voirs. vorndeel, ende sal dghene die dat
vorndeel heeft, dselve jairlix betalen zo dat behoirt, ende will tot ghenen tyden
tforndeel ende den gueden dairto gegeven mit meer lasten bezuaert hebben.
Dit is dat testament ende die leste wille van Peer Bosum voirs., dwelcke hy will
ende begeert machtich to zyn ende effect to sorteren als een testament, codicill,
dispositie onder kynderen ofte enighe andere leste wille, <alst> alderbest stal mach
hebben ende effect sorteren na den rechten, geestelick ofte wairlick ofte na gewoonte
van desen landen. Ende will oick tselve by zyne kynderen, erfgenamen ende nacomelingen onderholden hebben in allen articulen als voirs., by pene zyn erfscip to verboeren die dat niet onderhouden wilde, tappliceren denghenen die tselve onderhoudet.
294
5
10
15
20
25
In kennisse ende thoon van desen heeft Peer Bosum voirs. my, notarium publyck
onderscr., requireert ende gebeden hyrvan to maken een ofte meer instrument ofte
instrumenten in behoirlicke forma.
Ende zyn hyr mede specialick to geropen ende gebeden als tughen die eerwairdighe, hoichgeleerte, eersamighe, wyse ende voirsienighe heren meesteren Edo
Walckema to Bosum, Henricus Luce to Leuwarden, ende Phocas Siblema to
Boolsuert, pastoren, Petrus Cirici, perpetuus vicarius, ende Dominicus Pibe zoen,
burgermeester in Leuwarden, Seerp Beyma ende Jan Rommerts, advocaten voir den
Hove van Vrieslant.
Ende Peer Bosum voirs. als testatoir, Edo Walckema, Henricus Luce, Phocas
Siblema, Petrus Syrici, Dominicus Pibe zoen ende Jan Rommerts als tughen, hebben
dissen testamente mit hoeren zegelen ofte signetten bevestiget, ende Seerp Beyma mit
zyn hant onderscreven.
Actum to Leuwarden, ten huyse van Dominicus Pibe zoen, burgermeester voirs.
Anno, mense, die, indictione, pontificatu et imperio suprascriptis.
<n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriaci de Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, per Consilium
Phrysie specialiter admissus, quia ordinationi testamenti suprascripti, legatorum
dispositioni, heredum institutioni, testium vocationi omnibusque et singulis aliis dum
sicut premittitur, fierent et agerentur, una cum testibus prenominatis presens interfui,
eaque sic fieri vidi, scivi et audivi ac in notam sumpsi, ideo de mandato dicti testatoris
presens publicum instrumentum exinde confeci publicam et in hanc publicam formam
redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi atque subscripsi et una
cum testibus antedictis debite communivi, in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum, specialiter rogatus et debite requisitus.
<Ondertekend, door de laatste zeven op de pliek bij hun zegel:>
30
35
40
45
Seerp Seerp zoen Beyma subscripsit.
Pier Bossum subscripsit.
Edo Walikama subscripsit.
Henricus Luce zoen subscripsit.
Phocas subscripsit.
Petrus Syrici subscripsit.
Dominicus Pibonis rogatus sigillavit.
J. Rommarts subscripsit.
Origineel: A1. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 29.
Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Met zeven uithangende zegels: 1 (87), 2 (25), 3 (50), 4 (97), 5 (95), 6 (20), 7 (55). - A2. GA Leeuwarden,
Archief Familie Battaerd, inv. nr 43. Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique
quod suum est. Met zeven uithangende zegels: 1 (88), 2 (51), 3 (26), 4 (98), 5 (96), 6 (21),
7 (56). In dorso, m.a.h.: Testament Pier Epo a Bozum. De zegels 2 en 3 zijn in A2
omgewisseld ten opzichte van A1; hetzelfde geldt voor de ondertekeningen boven deze
zegels.
Afschriften: B (c. 1600, niet authentiek, naar A?). RAF, Archief Huis Liauckamastate,
inv. nr 223. - C (1614, niet authentiek, naar A?). RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv.
nr 352. - D (1619, door N. Nicolai, naar A). Niet voorhanden, bekend uit E. - E (1656, door
295
5
10
H. Scherhagen, naar D). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr EEE 1, f. 502v-505v. - F
(1656, door H. Scherhagen, naar E). RA Groningen, Archief Huis Lulema, inv. nr 68. - G
(1678, door H. Scherhagen, naar E). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 536/2
(procesdossier 1730). - H (1727 november 10, door notaris Hendrik Wilmers te Leiden,
naar A). Niet voorhanden, bekend uit I. - I (1729, niet authentiek, naar H). Huisarchief
Epemastate te IJsbrechtum, Archief Huis Epemastate, Inv. Jaarsma nr XXII. - J (1741,
door Tjallingi, naar E). RAF, Archief Hof van Friesland, inv. nr SS 767/14 (procesdossier
1747).
Uitgegeven naar A1. Afwijkingen in A2 zijn slechts weergegeven voor zover zij meer zijn
dan spellingsvarianten.
146
1538 september 30
Catryn, weduwe van Juw Decama
15
20
25
30
35
40
In den naeme Godes, amen.
Alsoo daer niet sekerer is dan de doodt, ende niet onsekerer is dan de ure dees
doodts, soo heb ick, Catryn, wylen Juw Decama naegelaetene wedue, omme te versien
alle twyst ende twedracht die tusschen myn kinderen, kindtskinderen ende erffgenaemen nae myner aflyvicheyt om myn tydlycke goederen solden mogen rysen, wys
ende verstandich van myn sinnen wesende, gemaeckt dese myne leste wille, willende
dat deselve ten alle tyden stal ende efect sal sorteeren, als tbest ende vordelyck nae
recht sal mogen staen ofte subsisteeren, in maeten ende voegen naescreeven.
In den eersten soo wil ick, Catryn voors., dat myn testament ofte laeste wille
twelck ick voor datumme van desen gemaeckt heb, standich sal wesen ende in alle syn
poynten blyeven, uuytgesondert in puncten ende articulen daert alhier ofte elderes
bevonden worden sal swygelyck ofte expresselicken gerevoceert of verandert te syn.
Voorts soo wil ick, Catryn voors., dat Sicke, myn zoon, boven tgeene des ick hem in
myn testament ende laeste wille, voor datum van desen gemaeckt, toegelecht ende
gegeeven heb, noch hebben ende volgen sal al hettgeene des ick tot Jellum heb ofte
voor myn doot vercrygen sal, tsy reppelyck ofte onreppelyck, niet oock uutgesondert
dan alleen tgeene des ick in myn leven ofte in myn doodt daervan wech mochte geven,
alieneeren ofte vervreemden. Wil oock niet dat myn andere kinderen, kindskinderen
ofte erfgenaemen van Sicke, myn soon voors., sullen mogen eyschen eenich penningenschult die hy van my te leen tot syn timmert ontfangen heeft, ofte ick hem verleyt
ofte alnoch verleggen mochte, want tselve heb ick hem gegeven ende geve mits desen,
uytgesondert dat hy van de vierhondert enckelguldens die ick hem tot syn timmeringe
geleendt heb, betaelen sal de kercke van Baerdt van de principale somme ende achterstal van dien dat ick van de kercke tBaerdt van eenigen ontfangen hadde, ende daertoe
hondert enckle guldens eens Ons Lieve Vrou altaer binnen Franeker voor aller tgeene
des ick tselve schuldich mochte syn. Sal oock schuldich syn totte oncosten die in myn
begangenisse vallen sullen, uuyt te reycken hondert enckelguldens eens, ende indien
myn begangenisse ende afterdaden twintich enckele guldens eens meer bedroegen dan
hondert guldens eens, die sal hy oock niet weygeren uuyt te reycken. Sal oock myn
soon, Sicke voors., Douwe Graetinge, syn neef, tot huysraedt eens geven ende betaelen vyftyen enckele guldens. Item Schelte Roorda dochter, die ick in myn testament
een huyssteed besproecken had, sal Sycke voors. van deselve huyssteed ofte in plaetse
296
5
10
15
20
25
30
35
40
45
van dien eens dertich enckele guldens betaelen. Die negenhondert enckle guldens eens
die ick in myn testament de armen toelecht heb, waert dat ickse by myn leven niet en
betaelde, verclaer ick mits desen dat ick verhoope dselve voldaen hebben, waeromme
ontslae ick myn erfgenaemen van deselve last, welverstaende nochtans dat de renten
die ick voor datum van desen tot profyt van de armen gecoft heb, hierdoor niet
gedoodt syn sullen, dan sullen gaen ende besteedt worden tot profyt van de armen
binnen Franeker.
Verclaer oock voorts dat ick die substitutie die ick Sicke, myn zoon, in myn
testament gemaeckt heb indien hy sonder kinderen sterft, myn andere kinderen ofte
kindtskinderen ende heur kinderen restitueeren ende wederkeeren sal die goeden die
ick hem tBaerdt aen syn vaderlycke erf uuytgewesen heb met tgoedt Winsumer gha,
daer Willem Heercke zoon nu ter tyt op woondt, ende dat voor gelycke partye ofte
aendeel daer myn kinderen, kindtskinderen ofte heur kinderen my succedeeren souden, waer dat ick sonder testament ofte leste wille aflievich worde.
Item Yde myn dochters kinderen wil ick datse geen questie, saeninge ofte actie
sullen maecken ter causa van eenige geloeftenisse, onthietinge ofte gifte die ick ofte
myn salige man eenich van hen mochte gedaen hebben, dan nae luyt ende vermogen
van myn testament ende codicillen ende leste willen. Ende sooverre sy contrarie van
dien onderstaen tdoen, ende dese myne laeste wille ofte myn testament ofte leste wille,
voor datum van desen gemaeckt, soecken tegens te comen in eenich van al heure
puyncten ofte articulen, soo sullen sy ofte diegeen die van hem hetselve onderstaet te
doen, metterdaedt van myn erfschip vervallen, al waerdt oock dat sy tot dien maer een
supplicatie tegens myn andere erfgenaemen thore hadden overgeven. Ende tgeene des
sy ofte eenich van hen alsoo mochten geraecken te verboren, dat sullen myn andere
erfgenaemen die myn leste wille onderholden, tsaemen deelen ende int eeuwich beholden mogen, schoon al waert dat diegeen <die> verboert hadde, van syn ongehoorsaemheyt berou hadde, ende verclaerende dat hy syne praetensen actie aftrad, ende
myn leste wille wilde onderholden. Desgelycken sal Hette myn echte soons kinderen
mits desen belast ende bevolen syn tegens Jarich ende Sycke, myn soonen, geen actie
aen te stellen ofte spraeck maecken ter causa van eenige goederen, by myn salige man
ende my achterlaeten, dan nae vermogen van myn leste wille, ende dat by gelycke
peen ende broeck als ick Yde kinderen dat bevolen heb.
Item indien Sicke, myn soon, belyefft ende wanneer het hem belyefft, soo sullen
Ide kinderen samptelycken ende elck besonder gehouwen syn in vryen eygendom
Sycke voors. laeten volgen dardehalf pondemaete landts, gelege op Hyellummer kerckebuyren landt, daeraf Dirck Pyter zoon vanwegen de patroon van twest naestleger
van es, ende daertoe noch een half pondemate, oock van kerckebuyren landt geleegen,
daeraf de patroonslanden naestleger syn, daertegens de voornoemde Sicke hen wederom reycken ende geven sal drie pondematen van Heyllummer noordbuyren landt,
gelegen aen int ooste by heer Sybe landt te loopen.
Item dat ick, Catryn, in myn testament, vooren geroerdt, gedisponeert heb dat
Sycke, myn soon, ende Yde myn kindts kinderen Jarich, myn soon, niet weygeren
salden het goet toe Lollum by Franeker gelegen, daer Jan Tzaluert in syn huyer heeft,
te wandelen, verstae ick ende verclaere mits desen tverstaen soo: ware Jarich, myn
soon, hen op andere plaetsen sooveel pondematen weder wil reycken als dvoors.
grundt groot is, ende niet anders.
In waerheyt ende kennisse van desen allen soo heb ick gebeden heer Hoyte, myn
pastoor, dit voor my willen met syn zegel ofte signet bevestigen ende met syn handen
297
te onderscrieven, in tegenwoordicheyt van Gerlof Aepcke zoon ende Dirck Pyter zoon,
toeroepen orkenen, ende die om myn bede wille disse myne leste wille hebben onderschreven.
In tjaer Ons Heeren 1538, den 30 septembris.
5
10
Onder stonde: <m.a.h.> Dominus Hoyte Bentsma subscripsit. Gerlyef Aepke zoon
hlye als voors. is. Ick, Dierck Pier zoon, hly alst boven voorscreven met myn hant
<h.m. 4>. Hebbende beneffens dien een cleyn segel, in groenen wasse gedruckt,
uelkes met een wit papierke bedeckt ware.
Accordeert met den principale, na gedane collatie, in kennisse van my, den 23
februarii 1646,
<ondertekend:>
T. Saeckma.
1646.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1646 februari 23, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 394. Opschrift: Copia.
147
1538 oktober 20
Tyaerdt van Herama
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende acht ende dertich, opten XXen dach
octobris, zoe heeft Tyaerdt van Herama, cloeck, wys ende verstandich van sinnen,
gaende ende staende, aenmerckende dat alle creaturen die leven ontfangen hebben,
weder leven moeten verlaeten, oeck datter nyet sekerer is dan die doot ende nyet
onsekerer dan die uure des doots, zynen lichamelycke cranckheyt prevenierende,
omme God van hemelryck een goede zyele te offeren, ghemaeckt zyn testament, codicill ofte laeste wille, in wat form, recht ofte manieren dat alderformelixst nae rechte
ofte gewoente des landts vasticheyt ende effect hebben ende sorteren mach.
Int eerst zoe beveelt hy, testator, Tyaerdt van Herama voors., God van hemelryck
zyn eedele zyele, ende tlichaem der aerden, te rusten in Sinte Martens kercke bynnen
Franeker, by zyn lieve olders.
Voorder zoe institueert hy tot zynen rechten erffgenamen zyn kynderen die hy by
zyn lieve ende waerde huysvrouwe, jonckfrouwe Fouwel, sall moegen gecrigen. Ende
ingefalle dat die kinderen sterven voor ende alleer datse te buyckweste gecommen
zullen wesen, zoe substitueert hy, testator voors., in plaetz van zyn kynderen zyn
erffgenamen te wesen den personen naegescreven. Int eerst substitueert die testator
voors. Sicke Kamminga oldste zoon, Pieter Kamminga genaempt, in die saete toe
Lollum, daer Rienick toe Lollum ofte zyn kynderen nu ter tyt op wonen. Ende off diezelve Pieter sturff eer hy te buyckweste gecommen sall wesen, zoe sall de voors. saet
vallen op Tako van Herama, zynen oem, zoelange als hy leeft, ende nae zyn doot zall
298
5
10
15
20
25
30
35
40
45
hy dezelve saete toe Lollum mogen bespreken tot zynder discretie oft waert hem
goedtduncken ende believen sall. Oeck zoe will hy, testator voors., dat nyemants int
boeren weesen en sall van die voors. saete toe Lollum dan Take van Herama voors.,
zyn oem, sonder eenyge rekenscip daervan te doen. Ende als Pieter Kamminga voors.
een jonge zoon ter vonte gehadt heeft, zoe sal Take van Herama voors. die saete
geholden zyn over te dragen in handen van Pieter Kamminga voors.
Voorder substitueert hy, testator voors., zyn twee joncxte zusteren, Lutz ende
Hylck, in Lioule saete, daer nu ter tyt Claes de jonge buuer op woont. Ende ingefall
die twee joncxte susteren sterven eer zy te buyckweste gecommen zullen weesen, zoe
will de testator voors. dat Lioule saete voors. sall commen op Take Kamminga, Sicke
Kamminga zoon.
Oeck maeckt die testator voors. Take van Herama, zyn oem, als mede erffgenaem
Syaerdema fenne, zoelange als hy leeft ende ist dat hy hylckt, eewelyck ende erfflyck.
Doch sall hy gehouden zyn de fenne te verwandelen zoeveerre yemants Zyaerdema
huys van de zwagers wil bewoenen.
Voorder maeckt hy, testator voors., als mede erffgenamen Hector van Hocxwyers
dochter, Lutz genoempt, Sicke Kamminga zoon, Take Kamminga genoempt, Aesgo
van Hocxwiers zoon, Geroldt genoempt, Schelte Lyauckama zoen, oeck Geroldt genoempt, zyn twee joncxste susteren, Lutz ende Hylck genoempt, elcx in een seste part
van den saete toe Tzaluert, daer Thomas nu ter tyt op woont.
Voorder zoe wil hy, testator voors., dat zyn huysvrouwe, jonckfrouwe Fouwel, als
legataria sall hebben dertich gouden flor. tot hoer lyffstondt. Ende ist dat zy met kindt
is off kinderen heeft voor de doot van Tyaerdt van Herama, testator voors., zoe sall
zy hebben vyfthien g.fl. eewelyck ende erfflyck, ende vyfthien g.fl. tot haer lyffstondt.
Ende hetgeenige dat hoer tot hoer lyffstondt besproken is, sall nae hoer doot weder
vallen op zyn twee joncxste zusteren voors.
Oeck bespreeckt hy, testator voors., voer een legaet den rechten armen bynnen
Franeker eens de somma van tweehondert gouden gs.
In allen watter meer is ongedeelt, roerlyck off onroerlyck, substitueert hy, testator
voors., zyn twee joncxste zusteren vorengenoempt.
Hiermede beveelt hy, testator voors., God van hemelryck lyff ende zyel. Ende will
voorder, indien dese schickinge als een goedt volcommen testament nae den rechten
niet staen off cracht hebben mocht, dattet sulffste nochtans als een codicil ofte leste
wille cracht ende macht ofte effect hebben ende sorteren sall, hoe dat ordentlixst ende
crachtelixst nae den rechten staen mach.
Tot oirconde der waerheyt zoe heb ick, Tyaerdt van Herama voors., testator, myn
signet ende gewoontlick hantscrift hieronder opt spatium disses gedruckt ende gescreven. Ende hebbe noch tot meerder vasticheyt van desen hiertoe geroepen ende
gebeden als tuygen den weerdigen welgeleerden ende zeer discreten heeren ende
goeden mannen, als te weeten heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, heer Aeltzo Nicolai,
beyde vicarien van Sinte Martens kercke in Franeker, heer Dirck, pastoer in Donigum,
heer Johannes, pastoer toe Arum, heer Jan Wybe zoen, prebendarius in Franeker, ende
Dirck van Delft, secretaris aldaer ende van pauselycker macht openbaer notaris, om
desen over my met hoeren zegelen, signetten ofte hantscriften te willen roboreren ende
bevestigen. Datwelcke wy, tuygen voors., alsoe gedaen hebben om Tyaerdt van
Herama voors. bede wille.
Int jaer, maent ende opten dach als voren.
299
5
Ende is toriginael testament van desen copie gescreven in papiere, ende onder opt
spatium met twee zegels ende twee signetten van groenen wasse befestiget, daer onder
ende by gescreven staet: Tyard van Herama. Aeltzo Nicolai, vicarius in Franiker,
subscripsit. Johannes Folkert zoen. Dominus Sibrandus Rispens subscripsit. Dominus
Theodoricus, in Doninghum pastor. Joannes Uibodi, prebendarius in Franiker.
Delphus.
Gecollationeert myttet originael testament, bevestiget als voren, ende concordeeret,
by my,
<ondertekend:>
T. Delphus.
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (gelijktijdig, door T. Delphus, naar A). RAF, Archief Huis Liauckamastate,
inv.nr 187. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Tyard Herama testement.
148
Peer Epo van Bosum
15
20
25
30
35
1538 oktober 24
In nomine Domini, amen.
In den jaere Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert acht ende dertich, indictione
undecima, den XXIIIIen dach octobris, omtrent sess uuyren nae middach, pontificatus
domini Pauli pape tercii anno quarto, imperii Karoli quinti anno vicesimo electionis,
is in tegenwordicheit van my, notaris publyck, ende tughen ondersc. persoonlick
constitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo van Bosum, noch gesunt van
lichaem ende wel by zynen verstande. Om sekere articulen to adderen ende to verclaren by zynen testamente, voirtyts by hem gemaketh, heeft hy begeert to ordineren
een codicill, twelck hy geordineert ende gemaket heeft in forma nascreven.
In den yrsten heeft Peer Bosum voirs. dat testament van datum den XVena dach
julii anno XVc acht ende dertich, by hem gemaket ende by hande van my, notaris
publyck nagenomet, gescreven ende bevestiget, confirmeert, ende will tselve in allen
articulen machtich zyn ende onderholden hebben.
Item vorder inngevalle of het geboerde dat zyn broders kynden in toecomende
tyden den bair in denwelcken Peer voirg. zyn vaders huys ende statten to Bosum
togebairt zyn, toniet mochten maken, ordineert ende will Peer voirs. dat Wlbetsma
statten to Bosum, dair Dirck Claes zoen nu op woont, dairvoer in den stede zullen
staen, ende mit allen gueden tot dat forndeel in zyn testament ordineert bliven, allen
in alsulcke forma als dat testament vermelt. Ende die penningen die alsdan comen
zullen van dat huys voors., zullen mede gaen an dat forndeel, in zyn testament ordineert. Ende sall dghene die alsdan in den besitte van dat forndeel is, op Wlbetsma olde
eester rondtom uuyt dat water opmaken een zael van twe woninghen hoogh, gelyck
a
A: XVIIIen. Vgl. echter nrs 145 en 154.
300
5
10
15
20
25
30
35
40
45
langh, wyd ende dick van mueren als zyn vaders zael is, dat Peer voirs. nu bewoont.
Den nederste woninghe an drien to deelen, als in den middel een koeken, ende opten
koeken in to gaen, ende tot elcke eyndt van dien een camer met een bedsteed, mit noch
een cleyn slaepcamer, ende een bierkeller daironder, ende spyntges in den mueren,
gelyck die alle zyn in den cleyne zael van den huyse des testatoors vader voirs. Ende
die overste woninghe boven een groet zael ende een camer, mit een cleyn vertreckcamer an den ene zyde, opten maniere alst is int luttick zael voirs., ende all mit stienen
middelmueren ende stenen solders. Ende in den gevalle voirs. dat zyn broders kynden
tgeen dat voirs. is doen mochten, will Peer Bosum voirs. dat zy weder verliesen ende
onweerdich zullen zyn tgene hy in zyn testament denselven gemaict heeft, ende
meester Watze Roorda van Cubairdt, zyn neeff, mit zynen erfgenamen van den bloede
van den testatoir voirs. neffens dien, in hoere stede to staen.
Ende angaende den artikel in den testamente van Peer voirs. by denwelcken wert
verboden alienatie van dat vorndeel voirs., will Peer Bosum voirs. dselve artikel
onderhouden hebben, niettegenstaende brant, orloch, vangenscap ofte enighe nootsaken die denghenen overcomen moghe die dat vorndeel voirs. besittende is. Ende of
dselve in enighe manieren dat forndeel voirs. ofte enighe guden dairto behoerende
mochte onderwynden to alieneren ofte besuaren, sal sulcke contract nul ende van
onwairden zyn, ende sal dselve van stonden an dat vorndeel voirs. verboort hebben,
ende sal comen opten ghenen die daer naest to ware of sulcke persoon niet ware
geweest.
Item will Peer Bosum voirs. noch dat dghene die in den besitte is van dat forndeel
voirs., den steden ende cloesteren die zynen testamenten, codicillen mit hoere
tobehoeren in beuaringhe hebben, jairlix betalen sal na inhouden hoere brieven by
Allerheiligen, Sinte Marten wel betaelt to zyn, by verboerte van dat forndeel, ende to
comen opten naesten als voirs. Item of yemant van zyn erfgenamen ende nacomelingen ware die dairna arbeide om zyn testamente ende codicille voirs. uuyt hoere
beuaringhe to cryghen oft andersins to vernielen ofte toniet to brenghen, ofte
dairtegens doen mochten om dat vorndeel voirs. uuyt to breken in enigerleye manieren, will Peer Bosum voirs. dat dselve zo vaeck als dat geschiet, verboert sal hebben
tegens Ro. Key. Mat ende Zyn Mat procureur fiscael in Vriesland dusent gouden
gulden, ende sal dairtoboven verboert hebben al zyn gerechticheit die hy an den
vorndeel heeft ofte cryghen mochte, met allen afterstal dat hy dairvan ontfangen
mochte hebben, ende to comen opten naesten als vors.
Item wil Peer Bosum voirs. dat zyn erfgenamen ofte nacomelinghen die zyn in den
besitte van dat forndeel voirs., hoere olste zoon ofte olste dochter opten welcken dit
vorndeel comen sal na inhouden zyn testament, zovoel to bernse zullen gheven an landen, renthen ende gueden, als hoere andere kynden, boven tgene zy van dat forndeel
ontfangen zullen na inhouden den testamente voirs., alle by verboorte van dat forndeel
voirs., ende to comen opten naesten als voirs. is, niettegenstaende oick al wilden
dselve zoon of dochter mit mender bernse tovreden wesen.
Item vorder maict Peer Bosum voirs. noch an dat forndeel to bliven in allen manieren alst ander huysraet, in den testamente specificeert, den twee mesken candelers die
staen voir den beelde van den Heiligen Driefoldicheit, den twee beckenen die staen
opt luttick saels spyntzen, mit een half dosyn tennen tafelkankens, tstuck omtrent een
half mengelen, een half dosyn tennen coytcruysen, fier struvelysers, een wafelyser,
een dosyn tennen schottelen, een dosyn sauzeren, een tennen omkan, een half tennen
omkan ende een half tennen wynkan mitten pyp.
301
5
10
15
20
Dit is dat codicille van Peer Bosum voirs., twelck hy begeert ende wil by zyn
erfgenamen onderhouden hebben, ende gelyck machtich zyn als dat principael testament voirs.
In kennisse van desen heeft hy gebeden my, notaris publyck onderscreven, hyrvan
to maken een ofte meer instrument ofte instrumenten in behoirlicke forma. Ende zyn
hyr mede to gebeden als tughen die wairdighe welgeleerde eersame heren meester Edo
Walckema, pastoir in Bosum, meester Foeke Sieblema, pastoir, Nanne Reynds zoen,
burgemeester, meester Fungher Syrsma, scepen, ende Leo Hessels zoen Aeysma, Key.
Mat excysmeester in Boolsuert.
Ende Peer Bosum, Edo Walckema, Phocas Sieblema ende Nanne Reynds zoen
voirs. hebben mit hoere zegelen, meester Funger Syrsma ende Leo Hessels zoen mit
hoere hantscriften dissen codicille bevestiget.
Actum Boolsuert, ten huyse van Cornelis Abbe zoen.
Anno, indictione, mense, die, pontificatu et imperio praescriptis.
<n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriacy Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, specialiter admissus,
quia ordinationi huiusmodi codicillorum omnibusque et singulis aliis dum sicut
premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus presens interfui, eaque
sic fieri vidi et audivi ac in notam sumpsi, ideo presens publicum instrumentum exinde
confeci et in hanc publicam formam redegi, signoque et nomine meis solitis et
consuetis signavi atque subscripsi, in fidem et testimonium omnium et singulorum
premissorum, specialiter requisitus atque rogatus.
<Ondertekend:>
25
Funger Syrsma subscripsit.
Lyuwe Aysma subscripsit.
<Boven de zegels getekend, door de laatste drie op de pliek:>
30
35
Pier Bosum subscripsit.
Edo Walikama subscripsit.
Phocas subscripsit.
Nanno Reyn zoen subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) inv. nr 31.
Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 1 (89), 3 (99), 4 (84).
Afschrift: B (gelijktijdig, door de notaris die ook A vervaardigde, naar A). GA
Leeuwarden, Archief Familie Battaerd, inv. nr 43. Perkament. Notarismerk ontbreekt. In
dorso, m.a.h.: Codicil van Pier Epes in Bosum, anno XXXVIIIo.
302
149
1539 februari 24
Heer Ritske Jaersma
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert neghen en dertich, op den fier en twintichsten
dach februarii, soe heb ick, heer Ritske Jaersma, cranck synde van lichaem, nochtans
wel van verstant, leggende in myn huys op myn cranckbedde, overgeleyt ende bedacht
hoe datter ghien dinck sekerer sy dan die doot, ghien dinck onsekerer die uure des
dodes, waerdoer ist dat ick met guede ende voersigtige deliberatie ende vrye wille een
dispositie gemaect ende geordineert heb twischen God ende myn ziele ende conscientie van myn tytelyke gueden ende vaderlyke eerf voer myn testament ende leste wille
offte bygheerte, welcker dispositie ick onverbrekelyk wil geonderholden hebben,
gelyck men een testament ofte laeste wille in allen maneren inter vivos ende nae die
rechten behort te onderholden, ter eeren Gods ende myn ziele zalicheyt, te vermyden
mede nae myn doot alle twist ofte onfrede welck by schult ende versumenisse myns
oprysen mocht doer myn achtergelaten erven, in maneren naeghescreven.
In den eersten bespreeck ick God almachtich myn siell, van hem ontfanghen, opdat
die geest syn wederomganck mach hebben totten Heer, daerse van hem ghecomen is,
ende myn lichaem tho rusten by myn patroon Sinte Willebrort op die gheweyde plaets,
thoeleggende doer vrye wille hem uut myn gueden dree goltguldens, hierenboven dree
buken, te bevestighen in die sacristye, als by naemen Jacobus Faber, Decretales met
Summa Pisani. Item myn twee pastoren ytlyken een dicke penninck voer legaten,
begherende zy my willen holden in die memorie. Item die jongherpriester in myn
plaets comende, twintich stuvers.
Item die vier bidden orden ytlyck XX st., die crucebroren desghelyx. Item die
ghemeenen priesteren doer die grietenye westerzyde Pasens elckerlyck IIII stuvers.
Item die cloesteren thoe Syon ende thoe Hweert elck een tonne groningher bier, ende
een ort golts ter eeren Godes in die sacrestye. Item bukenen om in die grietenye voersn
alst gewoentlyck is. Item heer Johannes thoe Metselwier myn beste tabbert, heer
Gabba Dixtera enen silver lepel. Item ses goltgulden den armen om Godes wille, die
dree thoe die beganckenisse ende die ander dree thoe maenstondt, elckerlyck drie
bottyes als sy misse doen, ende desghelycx des vrydaghes tganse jaer doer.
Item vermits die heilighe kerck erve sy van priestelyke gueden diewelcke sy op
haren benefitien overwinnen, ende ick eet ofte niet daerop overghewonnen heb, soe
legghe ick nochtans thoe die kercke, mits te vrien in die consciencie, die timmeringhe
die ick ghedaen hebbe int huys angaende tbenefitie, behalven die steen ende XVI
enckelgulden die my ghegheven syn te hulp, mits thuys verbrant sy geweest, als ick
daerop quame ende ghien huys vonde.
Voert legghe ick Margarete, myn suster thoe Syon, vier goltg. renthen toe die ses
die zy heeft thaer lyffstondt, ende nae haer doot wederom thoe strecken tot die rechte
erven. Voert legghe ick thoe Aeltyen, myn broers kint, thien goltgulden jaerlix,
waerdoer ick begheer ende wil hy mede the schole sal gaen ende leeren. Item beth
Rompk, myn broders dochter, thien goltg. renthen, Teth, myn broders dochter, ses
goltgulden. Item disse voers. tho[***] en besproken renthen angaende personen,
Margareta, myn suster, Aeltye, Rompk ende Tetz voers., sullen gaen uut dat guet thoe
Medwert, doch dat Rompk en Tetz haer besproken renthe sullen strecken, nae doot
myns broeders Syoerdt, thot ghelyke deelschap harer dree voers., te verstaen dat sy
303
5
10
15
20
25
30
dree alsdan sullen wesen ghelyke erven, te weten van sum ses en twintich goltgulden,
haer beprekinghe voers. Desghelyx die vier thoegheleide gulden Margarete, myn
suster voers., sampt mede haer ander renthen, nae haer doot ghelyck te deelen. Welck
renthen ick, haer Ritska voers., nochtans niet thoestaen of machtich make eenich der
personen voers. te boeren, ter tyt thoe voldaet geschyt sy luyt testament ofte leste wille
tegenuoerdich, ende betaelt zyn schulden ende onschulden, doer my achtergelaeten.
Voert soe hebbe ick een kynt, Margareta genoempt, twelck ick begheere ende wille
hebben sal acht pondematen lands, van welck dree pondematen legghen op Holwarde
meeden, gheheeten in Jellinghe marrhem, twee gras opt Meent worp, sampt die steed
by Jebbema huys, daer nu ter tyt Hume op woent, twee pondematen zaedtlands welcke
Claes Pieters hiervoertyts in syn bruykinghe ghehadt heeft, ende een gras op Topsma
worp. Welck lant voors. ick toelegghe myn kint, Margrete voers., ter tyt toe sy thoe
buckueste gecomen is ende haer wel regeert, ende dat puyr uut gratie ende om Gods
wil, van welcken oeck voerbenoemde landen sy usufructum sal hebben terstondt nae
myn doet. Ende alst kynt voers. thoe buckueste gecomen is als voers., disse voers. landen wederom thoe strecken thot ghelyke deelscip Aeltye, Rompk en Eet voers., als tot
die rechten erven. Item oftet gheboerde dattet tkynt voers. off quaeme voer benoemde
tyt voers., desghelyx allsoe [***]. Hierenboven legghe ick thoe tsulfst kint voers.
fyftich goltgulden in reedt gelt, welcke peninghen my believet ghestelt te syn in
Sybrant Idzes handen, ter tyt oeck thoe dat kint tot voerbenoemde tyt gecomen sy,
alsoe dat ick dat Sybrant voers. betrouwe van harten mede thoe te sien mit dat kint
voers. Ende als bequaemer tyt neven tkint voers. omghekomen zy, alsdat Sybrant
voers. opbrenghen sal summa van ontfangen peninghen voers., en tkindeke voers. ytlyke profyt solde moeghen boeren van bruykinghe der peninghen voers., dat stelle ick
tot moderatie ende redelyckheit Sybrants voers. Item desse vyftich goltgulden voers.
sullen voeraff gaen, ende staen op te boren uut dat guet ofte renthe toe Medwert, eer
Margareta, myn suster, Aeltye, Rompk ende Eet voers. haer besproken renthen hierboven machtich sullen wesen the [***] tkint voers. middelder tyt daeraff quaeme
[***] penninghen voersz. mede te strecken in [***].
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (19de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr
56, Copiarium p. 150-151.
150
1539 maart 14
Lyeuwe Peters zoon en zij vrouw Saepke Rinthie dochter
35
40
In den naeme Godes, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende negen ende dertich, den vierthiensten dach in martio, onser alderglorioesten, doerluchtichsten ende onverwinlicxten
heeren Caerle, doer godtlycker gratien ende voirsienicheyt van dier naeme die vyfte,
gecoeren Romscher Keyser, altyt vermeerder des Rycxs, dat twintichste jaere zynre
keyserycke, van Castilien ende allen anderen zyn rycken dat vier ende twintichste, der
XIIer indictien, hebben wy, Lieuwe Peters zoon ende Saepke Rinthie dochter, echteluyden, nu ter tydt wonachtich in den dorpe van Oldekercke in Tyetzercksteradeell,
304
5
10
15
20
25
30
35
40
45
gesont van lychamen, gaende ende staende, verstandich van onsen vyff synnen,
anmerckende nochtans nyet zekerder te wesen dan den doot ende nyet onsekerder dan
die ure des doots, met vryen willen ende voirbedachten moeden gemaict ende geordineert in des notarys ende naebescreven tuyghen, specyalycken op eenmael hiertoe
geroepen ende gebeeden, onsen reciproech testament, laeste wille ofte donatie causa
mortis, willende ende begerende dat tselve gehouden ende in alle zyne punten ende
articulen geobserveert sall wordden nae gedaente eens testaments, codicils oft eenighe
anders maeniere des laestens willens, zoet nae de rechten ende gemeenen usantie van
desen lande van Vrieslandt beste stal ende effect mach sorteren ende hebben, schoen
dat in desen onsen testament reciproech, laeste wille oft donatie causa mortis al
eenighe solemniteyte mochte ontbreecken, ende dat in manieren naebescreven.
In den eersten bevelen wy, Lyeuwe ende Saepke voirs., onsen zielen, als die nae
de wille Goedes van den lychaemen scheyden sullen, Godt almachtich, ende onse
lychaemen des aerde, daer zy aff gecoemen zyn.
Voirder ordineren, maicken ende bespreken wy, voirn. Lyeuwe ende Saepcke,
elcxsandere van ons lancxtlevende dat gebruick, tocht oft usufructum van alle onse
guederen, roerlycken ende onroerlycken, zynen leven lanck geduerende, alzoe dat den
lancxtlevende van ons, Lyeuwe ende Saepck voirs., in den gemeende beyder guederen
sall blyven sitten nae den afflivicheyt van den eersten van ons, Lyeuwe ende Saepck,
tot zynen lyffstondt toe, omme eerlycken den lanckstelevende van ons zynen nootdrufticheyt daeraff te hebben, sonder tegenseggen, oppositie oft contradictie van
eenighe van onsen vrienden, sonder dat oick die lancxtlevende van ons van deselve
guederen eenighe inventarys sal behoven te doen maicken, oft daeraff rekenschap
ende reliqua yemande te doen. Ende dat op conditien ende manieren dat indyen ick,
voirn. Lyeuwe, nae de wille Goedes eerst geraicte te sterven ende Saepcke, myn
huysvrouwe, haer eerlyck holt ende nyet weder hylckte. Ende indyen zy weder eenen
anderen man naem, zoe sullen myn guederen, roerlyck ende onroerlyck, terstont
coemen ende verfallen opte Soete Naeme Jesus gilde bynnen Leuwairden, tot profyt
van de rechte armen, denwelcken ick, voirn. Lyeuwe, mits desen instituere ende
maicke erffgenaemen nu als dan ende dan als nu. Ende oft ick, voirn. Saepke, geraicte
te sterven voir myn man Lyeuwe voirs., zoe sal die voirgaende institutie stal hebben,
ende sal voirn. Lyeuwe mette selve guederen moegen doen nae mynen overlyden ende
doot, ende denselven laeten ende bespreecken daert hem gelieven ende goetduncken
sal. Ende indyen by my, voirn. Lyeuwe, anders nae doot van Saepke, myn huysvrouwe, ghien testament, codicille ofte laeste wille gemaict wordde, soe ordineren,
institueren ende maicken wy, Lyeuwe ende Saepke voirs., onsen erffgenaemen tvoirs.
gilde van de Soete Naeme Jesus tot alle onse guederen, roerlycken ende onroerlycken,
als die by de lancxtlevende van ons achtergelaeten sullen wordden, alzoe dat
dolderman ende den gecommitteerden van denselven gilde dieselve onse guederen vry
sullen moegen adieren ende anfaeren sonder yemants contradictie, welverstaende
nochtans dat indyen yemant van onsen naeste vruenden ende geslachten verarmden
ende groetlycken behoeftich wordden, dat men dyen voer eenighe andere armen nae
den qualiteyt van onssen achterlaetene guederen behulpich sullen wesen.
Ende want tselve des voirs. is, onsen testament, laeste wille oft donatie causa
mortis is, twelck wy willen ende begeren in allen punten ende articulen onverbreckelycken onderholden hebben als voirs. is, soe hebben wy, Lyeuwe ende Saepke voirs.,
tsamentlycken ende elcxs besonder gebeeden Frans Sybe zoen Stans als een public,
imperiael ende by den Hove van Vrieslant toegelaeten notarys, desen onsen testament,
305
5
10
15
20
laeste wille oft donatie causa mortis by gescrifte te stellen ende in een gemeen public
forme te redigeren. Twelck ick, voirn. notarys, alzoe gedaen heb ter bede voirs.
Ende om meerder vasticheyt disses hebben wy, Lyeuwe ende Saepk voirs., tsamentlyck ende elcxs besonder gebeeden op eenmael ende ernstlycken hiertoe versocht
ende gerequereert als geloefflycke tuygen metten voirn. notarys meesteren Johan
Wersteneren ende Stephen Vos, advocaten in den Hove van Vrieslant, Buwa
Wybrants, magister Jan barbier, Berndt Jans zoen goltsmit, Jacop boeckebinder ende
Johan Jans zoen schroer, alle woenachtich ende burghers bynnen Leuwairden, denwelcken wy, Lyeuwe ende Saepk voirs., tsamentlyck ende elcxs besonder gebeden
hebben desen met haeren handen ende naemen tonderscryven. Twelck wy, magisteren
Johan ende Stephen, advocaten, Buwa, magister Jan, Berndt, Jacop ende Johan voirs.
gedaen hebben, ter beede van Lyeuwe ende Saepk voirs. Ende ick, voirn. Lyeuwe, heb
desen met myn eygen handt mede ondergescreven.
Actum Leuwarden, anno, mense, die, imperii et indictione quibus supra.
Ende want ick, voirn. notarys, hier by, over ende aen ben geweest ende by voirn.
Lyeuwe ende Saepk voirs. samelycken mette voirs. tuygen gebeeden, als tselve als
voirseydt is geschiet is, soe heb ick tselve geprothocolleert ende by gescrifte gestelt,
daeruuyt gemaict dit tegenwoirdighe public instrument, trouwelycken ende oprecht
by myn eygen hant gescreven, met myn signet, naemen ende notariaetshant ondergescreven ende bevesticht.
Anno, mense, die, imperii, indictione et loco quibus supra.
<Ondertekend, door de laatste twee onder hun zegels:>
25
30
35
Steph. Vos.
Buwa Buwama.
Meester Jan Lammers.
Wirstenneren.
Bernt Jan zoen.
Jacop Verbolt zoen.
Ick, Jan Jan soen, belye alst voirscreven.
Liewa Peter zoen.
Phrisius, notarius admissus, subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 356. Van de
twee opgedrukte zegels onder papier nog aanwezig: 2 (37). In dorso, m.a.h.: Lyuwe Peters
zoens testament. <M.a.h., 17de eeuw:> Testament van Lyuwe Pyters ende Saepck Rintie
dochter, echteluiden te Oldekerck. 1539.
306
151
1539 april 9
Hessell Abinga
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den name des Heeren, amen.
In den jaere Onses Heeren duysent vyffhondert ende in den negen en dartighsten,
den negenden dach des maents aprilis, heb ick, Hessell Abinga, bekennende der
menselicker gebrecklickheydt ende der natueren cranchyedt, hoewael van lichaem
noch reedlick starck, besorgende nochtans schier off morgen te bevellen, ende nu van
sinnen ende verstandt wall wetende ende vernuftich genoech, aenmerckende daer niet
wissers is <dan> die doodt ende niet onwissers dan die ure desselven, mit rype raedt,
walbedochte ende versinde gemudt, myn leste wille, in tegenwoordigheydt der
geloofweerdigen tuygen hyeronder geschreven, daertoe gherequireert ende gebeden,
geordonneert, beschryven ende in een form stellen laeten, in manieren als naerfolget.
In den eersten bevele ick, Hessel voers., myn arme siele Godt den almachtigen,
ende dat lichaem der aerde, te rusten te Huysem voor dat Heyllich Cruys, ende
bespreecke die kercken int Tremsuyrderdeell van Leeuwarden, die dan int getall vier
off vyff syn, elck silver ende golt, ende die priesters derselviger kercken gewoontlicke
boeckinghe.
Ick bespreeck myn dochter Hylck, professide nonne toe Nyecloester, die halve
zaete toe Leckum daer Claes Nannes op woont, ende ghelt jaers toe huyer acht ende
halff goutgl., daer die ander helffte Hylck Laeckes van toecompt, ende dat tot haer
lyfstondt, ende nae hoer doot op hoer twee susteren, Wick ende Tyetke, oft derselver
echte kynderen weeder te erfven.
Voert instituere ick voer erffgenaemen in myn affterlaetene goeden nae myn doot,
replyck ende onreplyck, myn twee voors. dochteren Tietke ende Wyck, ende dat in
nafolgende manieren. Int eerst will en ordinere ick dat soolanck als leefft myn
huysfrow Jelck, dat Tietke ende Wick nae myn doot tesaemen sellen hebben ende
gebruycken Aesgema state toe Cornium, buyten die veertien goltgl. die daeruut gaet,
und dat der oersaecken halven want ick mits desen myn huysvrouwe Jelck voers.
Abinga staete te Huysum nae myn doot tot haer lyffstont bespreecke, maer nae die
doot van myn huysvrow voers. sall Tyetke, myn dochter voers., die voerg. Aesgema
state erflycke alleen hebben, ende dan zoe sall myn dochter Wick voers. erflicken ende
ewichlicken hebben Abinghae state te Huysum. Voert soe sellen die twye voors.
dochteren iure institutionis nae myn doot hebben ende tesaemen delen all wat daer van
renthen, goeden, replyck ende onreplyck, schulden, cleynodien overblyft ende dat niet
besproocken is, erflicken ende eeuwichlicken, ende alsoe alle lasten ende onschulden
dragen ende betalen.
Ende hoewall ick grote oersaecke hebbe ende billick behoerde myn zoon Kempo
Hessels gans verby te gaen ende te onterfven, want hy my ernstelicken mit zyn
hylcken buyten myn wille ende raedt zeer vertoernt, ende daerenboven myn noch
zwaerlicken iniurieert, gestuthet, verfolget, nae myn leven gestanden ende my myn
leven solde hebben benomen, hadt ick niet gheflogen ende geweecken, so geve ick
nochtans hem ende bespreecke uuyt bermharticheydt und op hope van beteringe tot
walfaert syner kinder ende uit vaderlicke liefte voor zyn legitima iure institutionis nae
myn doot een state, hietende te Coldehoel, leggende toe Ferwert, ende daermede sal
hy uut voergeroerder oersaken ganslycken oft zyn ende niet meer hebben. Und ick will
daerneffens ende ordineer dat hy noch yemants van zynentwegen toe eeuwigen tyden
307
5
10
15
20
25
30
35
40
die voers. state te versetten noch te verwisselen, te veranderen noch te vercoopen
macht hebben zall, dan aen zyn kinderen te erfven. Und ingevale dat zyn kinderen
storfven sonder echte kinderen, zoo wil ick dat die voors. state op niemants dan op
myn voers. twee dochteren, Tietke ende Wick, off derselviger kinderen erfven sal, tot
den eynde dat die voors. state in freemde handen niet fallen sal. Und ingevale zoe eene
van myn twee voers. dochteren sonder echte kinderen storfve, zoe wil ick dat disse
voers. landen ende goeden uut voergeroerder oersaecke nyet op myn zoon Kempo, dan
op die suster soo in leven blyfft off derselver kinder vallen ende erfven sellen.
Ick wil ende begeer dat men dysse myn leste uyterste wille als een doechdelick
testament holden sal, und ingevale of dit testament als een solen volcomen testament
nyet staen mochte oft anders in zyn solemniteyten deficieerde, zoe wil ick nochtans
dattet als een codicil, leste wil ofte nuncupatyff testament ofte andere gyftynghen zoe
uut oersaecke des doots geschiet, oft alst anders allerbest nae den rechten staen oft
craft und effect hebben mach, staen ende craftich wesen sall. Ende will dat tselve van
myn erfven ende legatarien by verboertnisse des rechts, prouffyten ende forndeels zoe
hem uut dit testament compt, onverbruchlyck achterfolget ende geholden hebben,
applicerende die helffte der voors. prouffytten off erffdeels den keyserlicke fiscael,
ende die ander helfte die gehoersaeme institueerde erfven, in allen anderen punten
nochtans dit testament even vast te blyven.
Ick maecke tot executeurs van myn leste wille den erntvesten ende walgeleerden
meester Hector van Hoexuier, Peter van Deeckema, des keyzers Hoffgerichts in Vrieslant raetsheeren, ende Taecke van Ryngae, biddende zeer vruntlicken denselvige zy
doch dat om mynentwille doen ende den last der execution annemen willen.
Hyrby zyn geweest die eerbaere mannen meester Henrick Ludolffs, pastoer van Oldehoef te Leuwarden, meester Geert van Campen, heer Jelt Thomas zoen, prebendarii
aldaer, Dominicus Pybe zoen, burgemeester, Taco van Rynga, Henrick Pieters zoen
ende Henrick schoenmaecker, als tuygen daertoe geroepen ende ghefordeert, diewelcke alle ick hebbe gebeden om dit myn testament met hoer handen te onderscryven.
Twelck wy, voors. tuygen, alsoe doer bede des voerg. testatoers hebben gedaen. Und
ick, Henrick Pieters zoon, alsoo ick zelfs niet scryven en kan, heb ick gebeden den
voors. pastoor om dit voor my te onderscryven.
Unde tot meerer diesses testaments vestichyydt heb ick, Hessel Abinga voors.,
meester Henrick, pastoer, ende Dominicus Pybe zoon, burgemeester, gebeden om dit
voers. testament mit hoer gewoontlick segel te besegelen ende roborieren. Twelck wy,
Henricus und Dominicus voers. alsoe, und ick, Henrick voers., doer bede van Henrick
Pieters zoen hebben gedaen.
Op jaer, dach, maent ende als bovengescreven.
Onder stont gescreven: Christi sacerdos Gerardus Campensis subscripsit. Jelto
Thome fabri subscripsit. Taecke Rynge subscripsit. Ick, Heynrick schoemaecker, lye
ende ken als voers. Henricus Ludolphi ad petitionem Henrici Petri subscripsit,
Henricus Ludolphi. Ende noch stont ondergescreven: Dominicus Pybonis rogatus
sigillavit.
Het principaele waer geschreven in pampier, met twye groene overgedeckte
zegelen.
45
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (17e eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland te
308
Leeuwarden, Collectie Handschriften, Hs. Doys, II p. 137-138. Opschrift: Copie van Hessel
Abbinga testament. - C (18e eeuw, waarschijnlijk naar B). RAF, Archief Familie Van
Beyma thoe Kingma, inv. nr 2113, p. 137-138.
In B is de lettercombinatie ck herhaaldelyk weergegeven als tk, hetgeen in de editie
stilzwijgend is verbeterd.
5
152
1539 april 24
Sibbel, weduwe van Simon
10
15
20
25
30
35
40
In dnaeme Godes.
Int jaer der saliger gheboerten Ons Heeren Jhesu Christi duysent vyffhondert ende
negen ende dartich, opten XXIIII dach aprilis. Ick, Sibbel Simons weduwe, gesont van
lichaem ende weetich van verstandt, bedenckende dat ons allen inghestaldt es te
sterven, hoeual dtyt des stervens onseker, heb ghemaect ende make mitsa deesen myn
testament, hetzy solem off nuncupatyff, off codicil ende dispocicie mynre goeden nae
myn dood, uellende dat tselfde in sulcker voirs. manieren effe<c>t sal sorteren als
alderbest nae recht ende gewoente deser landen int alderfavorabelt stal mach hebben.
Int eerst bespreke ick God almachtich, Marie, die suyver moeder Ons Heeren
Christi, ende alle Godes heylighen myn siel, ende myn lichaem te rusten in der aerden
toe Baium, ende bespreeck myn heylighe patroon Sinte Vyt toe Leeuwarden toe
tymmeringe al myn gherechticheyt wan dat halve huys dat myn salighe man Jacob
aldaer besproken heeft, ende ick tot myn leven den huyer daeraff ontfanghe, zoe my
principalick den meeste part toekompt.
Ende bespreke toe Leeuwerden toe dSoete Naem Jhesus misse seventhiendehalve
stuyvers renten uut die steden in Sint Jacobsstraet in dvoirs. stad daer Alydt, Hans
Seuerts weduwe, ende Pieter, haer soen, op tymmert hebben.
Item bespreeke worder Doed, myn wetlyke dochter, professydt non toe Munckebaium, twee goltguldens jaerlicxe renten tot haer noodtruft, duerende haer leven, uut
Johan snyders stede, naest Joest Willems soens huys in dHoechstraet toe Lewerden.
Ende nae haer dood sal tvoirs. convent van Bayum deselfde renten eeulyck ende
erfghelyck hebben ende ghebruycken, ghelyck all myn andere goeden die int selve
testament niet specificeert sent, soe ick tselfde cloester in crachte deesen erfgenaem
make ende constituere wan alle myn naeghelatenb goeden, ter oersake dat Doed, myn
voirs. eenighe dochter, neet wan haer vaeders noch myn goeden int voirs. cloester
heeft ghebracht, ende tvoirs. convent my in alle lasten ende crancten hulp ende
assistentie heeft ghedaen ende noch daechlix doet. Ende myn cleren sullen myn vrunden hebben, soeals ick in myn versterven ofte crancheyt sal ordonneeren. Ende zoe ick
van huys ende camere noch uutstaende hebbe, bespreke ick deselfde penningen tvoirs.
convent, indien ic aflivic uorde sonder daer eet anders aff te disponieren.
Ende want ic dese myn testament, laeste uille ofte dispositie mynre goeden steed,
fast ende onverbrekelic uel onderholden hebben, heb ick als tughen hiertoe gheroepen
a
b
B: mist.
In de marge.
309
5
10
15
20
ende ghebeden, dit woer my met hoere segelen ende hantscriften tbevestighen, twelck
alsoe ter ernstigher bede ende versoecke wan my by meester Dirck, pastoer toe
Oesterletens, meester Douwe, pastoer te Weelsryp, heer Johannes, pastoir toe Uensum,
heer Pieter, pastoir te Baium, Dominicus Pybe zoen, grietman, Melle Uebe zoen,
rechter van Baerdradeel, ende Feyke Heerke zoen is gheschied.
Actum anno et die ut supra.
Oick hebbe ick, Sibbel, ordineerd ende ordonnere mitsa desen dat het gelt, comende van dkamer by my verkoft, bedragende dartich goltguldens, sal imploieerd uerden
tot tymmeringe van een nye stoelt in Baium opt nonnenchoer.
Actum ende ter bede bevesticht als boeven.
Ende es tprincipael bevesticht met een signet, ghedruct in groenen wasse, daeronder ghescreven staet: Theodoricus subscripsit. Noch met eenen opghedructen segel
in groenen wasse, daeronder ghescreven staet: Dominicus Pibonis rogatus sigillavit.
Ende met noch eenen segele in groenen ghedructen wasse, daeronder ghescreven staet:
Meester Dominicus Petri. Ende es noch onderghescreven aldus: Johannes Doesborch,
curatus in Winsum, protestor manu mea propria pro sigillo ut supra. Dominicus Pybe
zoen, ter bede van voirs. Melle ende Feyke, heb dit oick verteykent. Petrus, curatus
in Baium, protestor manu propria, pro sigillo subscripsit.
Ghecollationeert metten principalen, ende accordeert van woerde te woerde metten
selven, by notaris apostolyck ende imperiael, by den Hove van Vrieslant gheadmitteert, onderghescreven,
<ondertekend:>
J. de Keerberghen, notarius.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door notaris J. de Keerberghen, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 355. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copia
van testament van Sibbel Symons weduwe.
25
153
1539 april 28
Douwo Wythyes en zijn vrouw Em
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jeer dusent vyffhundert nyoeghen <e>nde trytich, dsdeys voer den nestlesten
aprilis, anmerkende ic, Douwo Wythyes, dat naet sykere is dan dy daedt, ende naet
onsykere dan dyoe stondt, steed ende manier des daedis, weerom is van need hem te
veruachtighien alle tyden in alle steeden, om dan te voerkommen alle impedimenten,
beletzelen doer welck tverstandt ende reedlicheit behyndert ende vertyoesteret mocht
werde, om te disponerien, tordinerien, te beschicken datjen deerma will ney syn daedt
a
B: mist.
310
5
10
15
20
25
30
35
40
45
schyden habba, soe hab ick, Douwo voorn., mey graeter nersticheit, vermoeghen ende
wyten, by gesonde lyff, zinn, fry ende upsette wille ende voordachte reed mecket myn
testament nuncupatyff, leste wille, schickenisse, ordineringhe ende twyleggher
tusschen myn bern Wytthyen, Meylen, Merck, myn zennen, ende Eeuwen, myn dochter, om schort, gescheel tusschen hyarum mocht ryse ney afflywinghe myns, welck tot
detriment ende schaedt hyare zieels, eere, lyffs off gueds mucht wessa, te verhoeden,
als in maneren neyscn.
Eerst myn ziel befell ic in Goedis handen, ende myn licham ter eerde, ney alle
christelycke maneren, soet gewoentlyck is.
Oerst ingevall ic, Douwo, eer Emme, myn echte zydt, tbodt Goeds vervolde, soe
schill Emm dat huus ende steed ende fyouwer kwgers ende een acker boulant uuter
zeta deer wy nu bywennie, habba ende bruuka her lyffsstond, mey den nordera nye
eyndt van uus schura ende mey den solder int ny huus, sonder enighe heer myn erffg.
deerfan te jaen, mer ney her daedt datjen dat my toekumpt, weer an myn erffg. D<e>sgelycx off ic, Em, eer Douwen storff, soe schill Douwo syns lyffsstondt berra jeerlix
sex phs.g. uut dae zeta te [...]ste van myn [...]t dat jonghe Peter nu ter tyt bywennet off
bruuckt, unde ney zyn daed weer an myn erffn.
Myn erven meckye ic, Douwo, toe myn gueden, myn kynden Wytthyen, Meylen,
Merck, myn zennen, ende Ewen, myn dochter, ytlyck in portie hyarum toedeeld van
my als neyscn, alsdat Wytthye, myn jeldste zinn, schill habba teferra uuth tweer
horn.g. rente uut dyoe zeta deer Claes Lamberts up plygha te wennyen, uuth Douwo
camp, aldeer lidzende, ende dat vermits des off ic, Douwo, van Wytthye moers
gueden, roerlyck off onroerlyck, dat ic nochtant naet wytt, mocht genoetet er
ontfensen hebbe, ende deermey schill hee aff wessa off he van sulcx enighe
riochticheyt muchte hebbe. Voertmeer schill Wytthye hebbe acht roeden waldlandt,
lidzende toe Rothna, Claes Euwis nestlandet an die westerzyda, ende fyouwer jerden
meeden, endae dat huus deer Jacop smitt Ytzuns in wennet, unde dat tredde part van
dat huus deer Pieter pelser in wennet, an die weste igg deer ic, Douwo, nu wennye,
oersaeck off Wytthe nu ter tyt in huusinghe ende holt soe folckommelyck naet deeld
weer, want hy fulla holtis by myn wille ontfensen ende houwen het uuth myn holt.
Item Wytthya schill jetta habba ffyouwer deymodt lants in Aestersinghera ffyeldt.
Meyle schil habba dat nye huus buten tPadt, ende den helfft van dyoe zeeta landis
deer ic, Douwo Ytzuns, bywennye, fan die faenschedinghe an die meedtschettinghe,
ende den helff<t> van trya roeden landis min een fiaern in myns moers zeeta, ende den
helfft van trya roeden min en fyarn deer Peter wever wennet, ende deertoe dat holt
datter is an die zuderazyda buten den Heemslaet, mey den helfft van dat holt datter
steet an die norderzyda buten den norder Heemslaet, ende jetta den helfft van tredteen
roeden alder meeden buten dae Gaest, unde den helfft van vyff deymodt deer Jan
Gerrits plyga te wennyen, ende een hael deymodt int Gerlanth, ende den helfft van
oerhael roede wallandt, ende twae rooden alder meeden min en fiarn, affkommende
van Bernke Tyebbis.
Merck schil habbe dat huus, hoff, schuura, beyde bregghen, mey tholt binne dam,
ende den helfft an die norderazyda den nordera Heemslaet, ende den helfft van myn
zeta deer ick wenny, uuth dae faenschedinghe an die meedtschettinghe, ende den
helff<t> van trya roeden lants min en fiarn in myn moers zeeta, ende helfft van trye
roeden lants min een fiarn deer Pieter wever wenneth, ende den helfft van trettien
roede lants buten der Gast, ende den helfft van vyff deymot lants der Jan Gerrits
plygha te wennyen, ende een haelf mod int Garlanth, ende den helfft van oerhael roede
311
5
10
15
20
25
30
35
waldlandt, ende twae roeden alder meeden min en fyarn, affkommennde van Berncke
Tyebbis.
Eeuw, myn dochter, schil habba dat huus upper Gaest, ende dat land van die
meedtschuttinghe mey dae Gaest an den zudera Gaestslaet, ende dat holt dat my
toecompt up myn moers zeta, ende twae medt toe Santhuusim, ende oerhael deymodt
up die Uuterdycken, unde dat huus deer Reynert wenneth, ende een roede lants nest
her Meynen ney Emme daedt.
Item soe hwae dat van uus, Douwen off Emm, oederen verlywet, de sal habbe toe
gebruyck syn lyffsstondt dae caepede landen, te wyten een deymod in Aldagae int
Garlandt, unde twae roeden alder meeden buten die Gaest by Emme XIIII roeden.
Item myn patroen Sint Benedicts jou ic fyouwer phs.g., unde Hascherconvent
tweer g., ende den aermen II phs.g.
Item off der emmen mynre vorscn erffgenaemen dit als vorscn is, naet wolde
neygaen ende effterfolgie, die schil toejenst den willighe mede erffg. miste ende
verberdt hebbe den derde part zyns erffs.
Item Marck, myn jonxte zen, die schill hoede myns ende Emmis jeerwanden. Item
want Emm verleten hett in jenwirdicheydt der orkenen neyscn her geriochticheit fan
dae fyouwer roeden alder meeden in Wyttthye Jaens uutganck, soe jou ic, Douwo,
Wytthyen jetta, myn zin, daesulfste fyouwer jerden meeden toe dae oera fyouwer
jerden, vallende up da acht roeden wallandt vorsc. Des schill Wytthya hoede Wytthye
zyns aldfaeders jerwandt, ende schyll uuth ende aff wessa als vorscn, by pena vorscn.
Ende jou Emmen weer en derfoer sulcx geriochticheit myn deel in de grondt van dae
twae roeden alder meden, by Emme XIIII roeden gelegen. Ende aeck jou ic her myn
deel van dyoe pondsmeta meeden in Haschera fyoldt ende dae roede by her Meynen,
toe her lyffsstondt. Item Euw, myn dochter, schill hoede hers aldmoeders Euwis
jeerwandt.
Dit vorsc. is myns, Douwens vornoomdt, lesta wille ende dispositie off alst
alderbest hete mey, ende will sulcx steedich ende fest halden habba, annulleriende,
casseriende ende revoceriende all dat van my disponeret ende ordineret mocht wessa
hyrfoermals. In weerheed dessis dus geschiet, heb ic hyrtoe roepen ende gebeeden
orkenen her Joannem Arler, myn pastor toe Rothna, unde her Meynardum Meynis,
pastoer up Rosterhaula ende decken in Scoeterlant, Otten Annis ende Joannem Feddis.
Ende om meerder kennisse der weerheit dus schyden ende festicheit dissis, soe hab
ic, Joannes Erler, myn signet, soe ic anders geen seghel gebruycke, ende ic, Meynardus als vorsc., myn sygel, ende ic, Joannes Feddis, myn gewoontlycke hant hyronder
stelt voer uussellfs ytlyck ende uus mede orkene Otten vorscn, allis ter beede Douwens
vorscn.
D<e>s jeers ende deys ut supra.
<Ondertekend, door de laatste twee bij de zegels:>
40
45
Johannes Feddonis ut supra subscripsit.
Johannes Arler ut supra subscripsit.
Meynardus Meynardi subscripsit.
Origineel: A (hand van Johannes Feddonis). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr
488. De twee opgedrukte zegels verloren. In dorso: Het testement van Dowe Wyettes.
Druk: a. OFO II, nr 373.
312
154
1539 september 9
Peer Epo zoon a Bosum
5
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In den jare Ons Heren Jesu Christi dusent vyfhundert negen ende dertich, indictione duodecima, den negensten dach septembris, omtrent drie uuyren nae middach,
pontificatus domini Pauli pape tertii anno quarto, imperii Karoli quinti anno vicesimo
primo electionis, is in tegenwoirdicheit van my, notaris publyck, ende tughen onderscreven persoonlick constitueert geweest die vheste ende vrome Peer Epo zoon a
Bosum, noch gesundt van lichame ende woll by zynen verstande. Om sekere articulen
to adderen ende verclaren by zynen testamente ende codicille voirtyts by hem gemaket, heeft hy noch begeert to ordineren dissen tegenwoirdighen codicillen, ende heeft
dselve ordineert in forma nascreven.
In den yrsten heeft Peer Bosum voirs. dat testament van datum den XVen dach julii
anno acht ende dertich ende den codicille van datum den XXIIIIen octobris in den jare
acht ende dertich voirs., by hem ordineert ende gemaket, ende by hande van my,
notaris nascreven, bevestighet, confirmeert ende van waerden geholden, willende noch
dselve machtich to zyn in allen articulen, salf nascreven.
Item vorder heeft Peer Bosum voirs. ordineert ende will ingevalle Werp, zyn zoon,
sterven mochte sonder echte kynderen achter to laten, dat zyn erfscip van landen ende
renthen, zo groot ende cleyn als hy van Peer, zyn vader voirs., ontfanghen sall na
inhouden zyn leste wille ende oick den scheydinghe ende deelscap die hy tusschen zyn
twee kynderen gemaict heeft, ende by zyn ende meyster Edo Walckema zyn pastoirs
handen onderscreven is, sall geven ende erflick bliven by dat vorndeel, in zyn
testament voirs. ordineert, ende altyt erven ende vervallen gelyck dat vorndeel voirs.
zo tselve in zyn testament ende codicill voirs. breder verclairt is.
Item angaende den artikel van den yrsten codicille voirs., begennende: ’Item vorder
in gevalle of het gebuerde dat zyn broders kynden in tocomenden tyden den bair etc.’,
verclairt Peer Bosum voirs. ende will dat dieghene die in den gevalle voirs.
Wlbetsmaa ende dat forndeel voirs. yrst ontfangen sal, dat hy dat huys op Wlbetsma
statten sal temmeren, allen na inhouden den codicille voirs. Ende indien die
penningen, comende van Walte huys in den artikel mentioneert, niet genoich waren
totten temmeringhe voirs., sal hy uuyt zyn eygen gueden vervollen, zoe dat thuys op
Wlbetsma zo guet worde als Walte huys voirs., ende tselve oick to hieten Walte huys.
Item heeft Peer Bosum voirs. noch ordineert ende will dat indien enich van zyn
nacomelingen opten welcken dat forndeel voirs. comen sall, in den Hoghen Rade
mochte gecoren worden, dselve een huys sal mogen huyren ende wonen dair zyn
officium valt, zolanghe zyn officium duyrt. Nochtans sal hy dat huys ende forndeel
voirs. effenwell in eren holden, na inhouden den testamente ende codicille voirs., ende
sal oick zyn oltste kyndt opten welcken tforndeel behoirt to comen, in dat huys ende
forndeel mitterwoon stellen, alles na ordinantie den testamente voirs. Ende sal dairtoboven geholden zyn dat forndeel voirs. to verbeteren mit twintich golden florenen
renthen an gueden landen, ende dselve an dat forndeel erflick to bliven, na inhouden
den ordinantie dairop gemaict, ende dat by verboorte van dat forndeel voirs. Ende
a
Hierna in B: statten.
313
5
10
15
20
25
30
35
40
45
tselve niet an zyn kynderen to comen dan uuyt zyn grade to gaen an denghenen die
dair naest to ware geweest indien sulcke persoon niet geweest hadde. Ende consenteert
Peer Bosum mede dat in tyden van oirloghe die besitter van dat forndeel voirs. in der
stadt ofte anders tot zyn believen sal moghen wonen, zolanghe dat oirloch duyrt ende
niet langher, om zyn huys ende guedt to berghen ende uuyter weer to maken dat ment
niet barnen mach.
Item heeft voirs. Peer Bosum noch gegeven ende ordineert an dat forndeel voirs.
den grote coperen fysell ofte mortier mit zyn tobehoeren, dat warmbecken, ses tennen
coppen, het lawoir, den uuytgesneden puyster mit zyn wapen, die mesken test ende
alle mesken blakers, mitten sulweren furcktiens die men besicht totten gronen gincber,
ende dergelyck den yseren capell, mitten yseren braetspitten ende braedpannen.
Item angaende den twee golden ringhen mitten schonen saffier dair dat testament
voirs. van vermelt, estimeert Peer Bosum voirs. op sess ende feertich gouden gulden
buten dat maeckloen. Ende indien dselve verloren mochten worden, will Peer voirs.
dairvoir weder gemaict hebben een signetryngh ende een ander schoon ringh, die
wairdich zullen wesen sess ende feertich gouden gulden, ende dselve altyt by dat
forndeel to bliven, na inhouden den testamente.
Item angaende tgene dat Peer Bosum voirs. den armen besproken heeft, dat will
hy verdubbelt ende noch eens zo groet zyn, omdattet vorndeel voirs. nu verbetert
wordt. Ende wil dairtoboven uuyt dat forndeel voirs. gegeven hebben allen armen
menschen die op Guede Vrydach zullen comen staen, sitten ofte leggen tusschen
Sneker Noorderpoort ende Spitaler kerck, elck een scheysgeswegh jairlix om Godis
wille, voir den zielen van Pier voirs. ende zyn salighe wyf ende allen nacomenden,
ende disse artikel machtich to zyn, al wairt oick dat Werp voirs. kynderen creghe.
Dit is noch codicille van Peer Bosum voirs., twelck hy begeert ende will by zyn
erfgenamen onderholden hebben, ende gelyck machtich zyn als dat principael testament ende yrste codicille voirs.
In kennisse van desen heeft Peer Bosum voirs. gebeden my, notaris publyck onderscreven, hyrvan to maken een ofte meer instrument ofte instrumenten in behoirlicke
forma. Ende zyn hyr mede to gebeden als tughen die weerdighe welgeleerde heeren
meester Edo Walckema, pastoir in Bosum, meester Funger Syrsma, burger in
Boolsuert, meester Aggoa, secretarius, meester Chrysostomus ende Bruyn Hero zoon,
burgers in Sneeck.
Ende Peer Bosum voirs. als testatoir, meester Edo, meester Funger ende meester
Aggo voirs. als tugen, hebben dit mit hoeren signetten bevestiget, ende meester
Chrysostomus ende Bruyn voirs. mit hoere handen bevestiget.
Actum Sneeck, ten huyse van Bruyn voirs., anno, die et mense, pontificatu en
imperio prescriptis.
<n.m. 9> Et ego, Wilhelmus filius Cyriaci Buwalden, clericus Traiectensis diocesis, sacris apostolica et imperiali auctoritatibus notarius publicus, per Concilium
Phrysie specialiter admissus, quia ordinationi huiusmodi codicillorum omnibusque et
singulis aliis dum sicut premittitur fierent et agerentur, una cum prenominatis testibus
presens interfui, eaque sic fieri scivi, vidi et audivi ac in notam sumpsi, ideo presens
publicum instrumentum, manu mea propria conscriptum, exinde confeci et in hanc
a
Hierna in B: Broersma.
314
formam redegi, signoque et nomine meis solitis et consuetis signavi atque subscripsi,
in fidem et testimonium omnium et singulorum premissorum, specialiter requisitus
atque rogatus.
<Ondertekend:>
5
Meester Chrysostomus Meylama.
Brun Heris zoen Aldzma subscripsit.
<Boven de zegels:>
10
15
Pier Bosum subscripsit.
Edo Walikama subscripsit.
Funger Syrsma subscripsit.
Aggo Broersma subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels), inv. nr 32.
Perkament. In het notarismerk het devies: Unicuique quod suum est. Van de vier
uithangende zegels nog aanwezig: 1 (90), 3 (40), 4 (2). Volgens B was het origineel mit
vier signetten verzegelt.
Afschrift: B (gelijktijdig, door dezelfde notaris als A). GA Leeuwarden, Archief Familie
Battaerd, inv. nr 43. Perkament. In de aanhef zijn maand, dag en uur niet ingevuld.
155
1539 september 13
Gheert, vrouw van Anscke Renick zoen
20
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Anno duysent vyffhondert neghen en dartich, den dartiensten dach septembers, heb
ick, Gheert, Anscke Renick zoen echte huysfrouw, overghedacht dat wy al versekeret
sinnen omme toe sterwen, nochtans niet wetende wanneeret God believen sall, doere
alsulcks heb ick, hoewal cranck ende swack van lichaem, meer ghesondt van sinnen
ende verstandt, gheordineert ende laeten besc. myn testament, codicill ofte hlaeste
wille, in allebeste form soe sulcks nae den rechten ofte ghewoente sold moeghen
gheschien, om alle schortinghe ende twyst tuschen myn erffgenaemen toe verhoeden,
in manieren als naesc.
Int eerst bevele ick God almachtich myn arme ziell ende die aerde dat lichaem.
Ende bespreeck den rechten huysarmen in Franiker om Gods wille in myn uutfaerdt,
maenstondt ende alle jaerstonden, tot vyff jaeren, elcke tyt een halve tonne rogge,
welcke Anscke ende myn kynderen tsaemen sullen hoeden.
Voert bespreeck ick Anscke voers. tot lieffghifte thalve huys dat ick op nu bewoene, overmits dat Anscke den voers. huys seer heft verbetert in decken, solderen,
mueren, wallen ende dierghelycken, ende meest met syn penningen is betaeldt. Ende
des soe sall Anscke myn drie kynderen wederom keren elck tien goldtgl.
Voert instituier ick ende maeck mitz desen Gheertzen, Aeff ende Pietrick, myn drie
dochteren, ghelycke erffgenaemen in alle myn naeghelatenen gueden, roerlick ende
315
5
10
15
20
onroerlick, die in tyde van myn versterven by my bevonden sullen worden, uutgheseydt nochtans legaten ende forndelen voerbesc., ende oeck dat Pietrick, myn jonckste
dochter, soevoel toevoeren uut sal hebben als Gheertzen ende Aeff van my in hoer
bernsen hebben ontfanghen, ende alsdan myn ghuederen voers. ghelyck ende tsaemen
toe deelen, by raed ende hulp van ghuede hluyden indien sie niet overeen consten
draghen.
Des alles torconde hebben wy, heer Aeltzo Nicolai, Cornelius Wattze zoen, Sander
Doye zoen, Reyner Yds zoen, Lauken Epe zoen, als thuyghen hiertoe gheropen, ter
begheerte ende consent van Gheert Anscks voers., onse ghewoentlicken hantschryften
die schryven connen hieronder gestelt.
Op jaer, maendt, dach soe voersc. is.
Excopieeret ende compt overeen van uordt tot uordt met syn origenael, per Aeltzonen Nicolai, vicarium Franekerensem. Ende stondt aldus onderghesc.: Aeltzo
Nicolai, vicarius in Franiker, voer my ende voer Reyner Yds zoen ende Lauken Epe
zoen, die niet sc. connen, hlye ende bekenne soe voers. is. Item ick, Sander Doye
zoen. Hitzum.
Origineel (A) niet voorhanden. Was volgens B geschreven door Aeltzo Nicolai, vicaris
in Franeker.
Afschriften: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Franeker, inv. nr 44,
f. 330r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 331v), m.a.h.: Geert ende Anske vergadering. - C
(16de eeuw, door P. Buytendyck (?), naar B). Ibidem, f. 347. Opschrift: Copia copiae.
156
1539 december 3
Tiedt, weduwe van Simon Henrycks
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren vyfthienhondert ende negen ende dartich, den darden dach
decembris, soe heb ick, Tiedt, salyghe Simon Henrycks afterlaten weduwe, hoewell
cranck ende teeder van lichaem, nochtans sterck ende well begryppelyck van
verstandt, owergheleyt de sekerheyt des doets ende die onseekerheyt die ure des doets,
om te vermyden alle scortynghe, twyst ende twedracht die nae myn doet soude
moeghen rysen twysken deerfgenaemen, als kinderen ende kinskinderen off anders,
gemaeckt myn testament ende laeste wille. Ende will off dit teghenwoerdyghe testament nae strenheyt des rechts als een solemne testament niet mochte staen offe stall
hebben, dattet nochtans stall sall hebben als een testament nuncupatyf off codycill off
als anders alderbest nae die rechte staen mach, in manieren hiernae gescreven.
Int eerste soe befeel ende bespreeck ick God almachtich myn naeckende siell in
syn handen, ende myn lichaem te rusten by Sinte Michiell, myn patroen, toe
Harlinghen in die kerck, by Simon, myn salyghe man, ende Aelke, myn salyghe
dochter. Item vorwart voer myn legerstoell bespreeck ick myn patroen Sinte Michiell
een golden lb. groet.
Item ick bespreeck ende maeck die priesteren in Harlinghen voer myn afterdaden
thien jaerdeell, toe deelen als toe Harlinghen in die kerck gewoentlick is. Soe sullen
316
5
10
15
20
25
30
35
40
45
sy my daervoer holden in de beede. Item ick bespreeck noch meer die pastoer, heer
Johannes, ende heer Alle, vicarius, ende heer Reyner, praebendarius, elck een golden
gulden eens, ende heer Wlke, junior vicarius, ende heer Taede, praebendarius, elck een
halff goltgulden.
Item ick bespreeck die arme ellendyghe huyssaeten binnen Harlinghen twee last
rogge. Den eenen last sal men deelen in dat eerste ende selfde jaer terstondt nae myn
doet, ende die ander last rogge sal men deelen dat jaer daernae volgende. Ende by
eelcke last rogge een halff tonne butter. Item noch bespreeck ick die arme huyssaeten
binnen Harlinghen twe grauwe lakenen tot cledinghe, elcken jaer een toe deelen
terstondt nae myn doet. Ende ick will dat dese vers. aelmissen, als rogge, butter ende
laeken, sal geadministriert ende uutgedeylt worden van Gysbert, myn olste soen, by
raed syn ander broers, Jan ende Dirck, in manieren als voers. is. Item noch meer
bespreeck ick all myn daghelyxe cleren die arme luyden binnen Harlinghen, met all
dat linwerck daer toe myn lyff hoert, als hemden ende hoefdoeken, ende desen sal men
geven die arme wyven, op die Kerckewech woenende ende daeromtrent.
Item ick bespreeck die barfoete broers binnen Lewert een tonne hamburgher bier.
Item ick bespreeck Sinte Anna c[loester] binnen Lewert oeck een tonne hamburgher
bier. Item ick bespreeck die nye nonnen binnen Lewerden, daer broer Gysbert pater
van is, een tonne hamburgher bier ende twe golde g. an gelt tot timmerynghe ende
verbeterynghe haer cloester. Item ick bespreeck die susters toe Oeghecloester een
tonne hamborgher bier ende elcke suster een paer wegghen. Item ick bespreeck die
susters van Sygerswolde een tonne hamborgher bier. Item ick bespreeck myn suster
Tryn, daer woent toe Beetleheem by Lewerden, drie goltgulden an gelt, daer sy huer
een nye kap om coepen sall, ende [een]a tonne hamburgher bier toe vermakynghe der
ghemeene susters in dat conwent.
Item ick bespreeck ende maeck Gysbert, myn olste zoen, ende Ansck, myn olste
dochter, elck hondert goltgulden an gelt. Ende dese twehondert goltgulden sullen
Gysbert ende Ansck toevoeren uut hebben, buyten hoeren eerfschip ende deelscip,
daerom dat sy alduslang gheen renten noch goeden van my hebben gehadt, anders dan
hoer vaders goeden.
Item ick bespreeck Jan ende Dirck, myn jonxte twe soenen, elck toe hebben twe
van den besten bedden ende elck vier dekenen ende elck acht slaeplaeken, ende by
dese bedden sullen sy hebben elck acht oercussens van die beste die in huys zyn. Item
ick bespreeck noch meer Jan ende Dirck elck acht tinnen platielen, suaer ontrent
tusken die ses ende acht pont, ende elckx ses mostervaeten ende elck tweb soltvaeten
ende elck twe silver lepelen van die alderbeste, ende noch elck twe ketelen ende elck
twe potten. Item all dese legaeten ende bespreekynghe daer ick, Tyedt vers., dien ick
Jan ende Dirck gemaeckt heb, sullen Jan ende Dirck vers. salf ende heell hebben
toevoeren uut, buyten hueren eerfschip ende deelscip, daerom dat sy noch onbegeven
zyn ende niet gehylicht zyn.
Item ick bespreeck noch Jan, myn middelste zoen, een golden rynck, daer een
wyngaert in is, met een slechte boeghell, ende Dirck, myn joncxte zoen, een golden
rynck die driemaell om gaet. Item ick bespreeck Ansck, myn dochter, een golden
rinsck met een paerll, ende noch een cleyne rynck. Item ick bespreeck Neel, Gysberts
a
b
Door afbrokkeling van het papier weggevallen aan het eind van de regel.
Hierna nogmaals: mostervaeten ende elck twe.
317
5
10
15
20
25
wyff, een golden rynck <met> een slechte boeghell, noch met een cleyne rynck.
Item vorwarts tot all myn goeden, hier niet specyficiert ende mentioneert, als land,
huysen, sand, steeden, renthen off pachten, golt, silver, fluweell ende laeken, ende all
in all alst nae myn doet befonden sall worden ende ick aefterlaete, instituer ick ende
maeck erven myn kinderen, gelyck alst nae die successie ende recht toebehoert. Ende
noch meer soe institueer ick ende set myn vier kintskinderen die overgebleven zyn van
myn salyghe dochter Aelke, in die steed ende plaetze hoeren salyghe moeder Aelcke,
dat sy alsoe veell eerffscip van myn goeden sullen hebben gelyck off huer moeder
Aelke salyghe ghedachtenisse leefde, dat is onder huer vieren een paert, alsoe als een
van myn anderen kinderen.
Dit is myn testament ende laeste wille, ende will dat dit tzewoerdyghe testament
ofte laeste wille aldus stall sall hebben ende onferbreecklicka van myn kinderen ofte
kinskinderen dese myn laaste wille niet onderholden will, die sal syn eerfscip verfallen
zyn, ende syn eerff van zyn deell ende eerfscip will ick dan dat sullen hebben die
rechte armen binnen Harlinghen
Des te orkunde heb ick, Tyedt, salyghe Simon Hendricks aftergelaeten weduwe
voers., geroepen ende gebeden tuyghen ende orkunden dese myn laeste wille den
eerwaerdyghen heer Johannes, pastoer toe Harlinghen, Inte Janke zoen, scepen der
stadt Harlinghen, dese myn testament ende leste wille over my toe besegelen ende met
hueren hant toe befestyghen. Daer wy, heer Johannes, pastoer, ende Inte voers.,
besegelt ende ondergescreven hebben om beede wille Tyedt verscreven. Ende noch
om meerder vesticheyt soe heb ick noch geroepen ende <gebeden> heer Alle, vicarius
in Harlinghen, Sibren Waling zoen, binnen Harlinghen burghemeester, Goslick
Schelte zoen ende Lyuwe Borryt zoen dese myn testament ende leste wille met hueren
handt onder toe scriven. Dier wy, heer Allert, Sibren ende Lyuwe vers., alsoe
<hebben> gedaen om beede wille Tyedt vers. Ende soe ick, Goslick vers., selfs niet
ken scriven, heb ick gebeeden heer Allert voer my tonderscriven. Dier ick, Allert,
alsoe gedaen heb voer myselfs ende om beede wille Goslick vers.
Int jaer ende dach als vers.
30
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, zelfde hand als nr 134 B en 136 B, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18, f. 15r-16r.
a
Hier lijkt bij het afschrijven een en ander overgeslagen, waarschijnlijk iets in de trant
van: onderholden sall worden. Ende wie.
318
157
1540 februari 25
Syds Tziarda
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer, maent ende dach hyrnae int eynde van desen gescreven, heb ick, meister
Syds Tziarda, starck ende gesont synde van lichame, w[y]s ende wal wetende myn
verstant ende mynre fyf synnen, overleggende datter nyet sekerder is dan dye doet
ende onsekerder dan dye ure des doets, foer my genomen te maken ende ordineren
onder myn kynderen een schickinge mynre tytlycke goeden, dye ick nu hebbe ofte
hebben sal ter tyt mynre aflivichheit, opdat myn huusfroue ende kynderen dye ick
hebbe, ende een ygelyck van hen allen dye my overleeft, mach weten wat hy van myn
goeden hebben sal, ende alsoe nyet van noede en sal wesen enighe schortinge, twyst
ofte pleyte met malcanderen sullen hebben ofte maken, mer sal een ygelyck toefreden
wesen metgene daer hem hyrin toegesecht wort, en dat by [verb]oertenisse van tgene
daer hem hyrin gelecht ofte gesecht wort, tsy dan als syn legittima ofte syn arf ofte
legaet, twelcke erf, legittima ofte legaet dat alsoe verboert wort, wil ick dat toecoemen
ende anfallen sal denghenen dye dyt testament ofte dese myn leste wille sullen holden.
Ende ick byn nyet in meyninge dat dyt testament sal geholden ofte geacht worden als
een solempne testament, maer alleenlyck als een testament onder dye kynderen
gemaeckt by hoeren vader, ende daeromme soe heb ick dyt met myn sulfs hant gescr.
van tbeginsel tottet eynde ende myn segel daeran gehangen. Ofte macht alsoe gheen
stal grypen, soe wyl ick dattet stal sal grypen als een minus solemne testament, codicil
ofte andere leste wille, soet best nae den rechten ofte gewoente stal mach gripen, ende
daeromme heb ickter meer laeten scriven van een ander, dye al alleens syn als dyt,
ende heb daer myn segel an gehangen ende met myn hant onderscr. Insgelycks hebben
gedaen dye tuy[ge]n, aldaertoe geroepen ofte gebeden ende int eynde van dyen gespecificeert, ende wyl daeromme dat dyt ende dye foer gelycke principale testamenten
geacht sullen worden.
In den eersten bevele ick Goede van hemelryck myn edele siele, dye sye van nyet
gescapen ende gemaeckt heft, ende bydde syn godlycke barmhar[tic]heit dat hy my
myn sonden wyl vergeven, ende myn edele syele wyl ontfangen in syn ewyge rycke,
daerse toe gescapen ende gemaeckt is. Ende bidde oeck Maria, dye moeder Goeds,
ende allen lieven helligen dat sy God almachtich voer my wyllen bydden dat hy my
wyl verlyenen een salich scheydinge, ende nae dye scheydinge myns lyfs ende syels,
dye syele dat ewyge leven. Dat lychaem bevele ick der aerden, ende dat begere ick
begraven te worden opt kerckhof van Rensmageest, buuten dye kercke, an het oesteynd van dye suderkercke, ende tselfte lichaem aldaer te rusten ter tyt dat God dat
metter syele ten jonxsten daege weder sal verenigen, daer ick niet an en twyfele, ende
dat onder een van dye sercken dye aldaer liggen, onder dyewelcke dat dye meeste deel
mynre forvaederen van Tyarda huus alle begraven syn. Ende foer die legerstoel ende
boeckinge bespreke ick myn patroen tgene dat hy my schuldich is van Onse Lieve
Frouwe tafel, want ick wel dertych g.fl. meer uutgelecht hebbe dan ick van dye
gemeente ontfanghen heb. Ende daertoe myn beste cleed tot ornamenten, ofte dat te
lossen met ghelt, te weten met twalef fl., daer sullen myn huusfrouwe ofte [mombars]
hoer koer an hebben, ende tsulfte te appliceren tot des patroens tymmeringhe.
Item int deel priesters ende kercken alst van olds gewoentlycke is. Noch begere ick
dat myn huusfrouwe ofte dyegene die my overleven sullen oft dye dye administratie
319
5
10
15
20
25
30
35
40
45
van myne goeden hebben s[ullen na myne o]verlydene, tsy dan myn erfgenamen, myn
huusfrou ofte foermombers, dat sy myn lichaem met gheender pompe ter aerden
willen bringen, noch oeck jaertyt ofte enige maeltyt bereyden ofte andere oncosten
doen, dan allene foer dye vryenden dye van buten ofte van feers coemen, [ende die
arme lu]yden gheven alst van olts gewoentlyck is, opdat daer nyemant in scandaliseert
en worde. Myn pastoer, her Yle, indyen hy my overleeft, bespreke ick tgene hy my
schuldich is, ende daertoe drye fl. foer syn boeckinge. Leeft hy niet langer dan ick, soe
sal hebben [diegeene die alsd]an pastoer op Rinsmageest is, twe fl., dye prebendarius
aldaer een fl. fyertyen st., ende den cappellaen, indyen alsdan daer een is, sal hebben
een fl. Toe Hyannum den patroen bespreke ick een carolusgulden, ende anders gheen
boeckinge.
Item thoe Claercamp [tconvent] een tonne hamborger beers. Item tho Foswert ende
thoe Thabor elck een tonne hamborger byeers. Toe jacopinen ofte prekeren toe
Lewerden een tonne hamborger byeers, ende daertoe een fl., ende dye andere drye
bidden oerden ygelyck een fl. Insgelycks die crucebroders toe Franiker een [fl.], ende
daermede hen allen dye boekynge betaelt te syn. Noch bespreke ick dye susterkes in
Sinte Anna cloester een tonne hamborger byeer int reventer te dryncken, ende myn
moeye dochter Wyck, aldaer wonende, bespreke ick hoer leven lanck een fl. jaerlix
uuth dat goed toe Boxum, daer my ancoemen is van Auck Scheltema, myn moye, ende
na huer doet sal dye floreen fallen an denghenen dye dat goet toe deel falt, ende
soelange sal dye dysse floreen missen. Moede fyer susters toe Foswert, naemtlyck
Eets, Bauck, Tyets ende Foekel, legere ofte bespreke ick elck een half fl. jaers, ende
dye sullense boeren uuth her Juu Botnye sate, liggende to Hallum, daer Gosse met dye
noes nu ter tyt op woent. Ende als enich van hoer sterft, soe sal dye halve fl. fallen op
Moed indyen sy levet, ende indyen sy nyet levet, op dyeghene van myn kynderen dye
Tyarda huus ende dat forndeel cryget, ende dye sal dysse twe fl. mede hebben tottet
forndeel, ewelyck ende erflyck. Iyd moye to Foswert, indyen sy my overleeft, bespreke ick twee karolusgulden eens.
Tyarda state heft geen ewyge delen, soe wyl ickt met gheen delen belastigen, mer
die Tyarda state toe deel falt, dye sal my bedelen oft jaertyt over my holden als dat
ghewoentlyck is.
Item soe wyl ick dat gheen van myn erfgenamen het eerste jaer nae myn doet eet
van myn renthen ofte van tgene dat hen doer cracht van dyt testament mach comen,
sal boeren, uuthseyd tgene dat Mary mede uutgegeven is, dat sal sy boeren gelyck sy
altyd gedaen heft. Mer wat hoer parceel beter is dan fyftych fl. naecte renthe, wyl ick
dat Moed dat eerste jaer met alle myn andere rhenten na myn doet (indyen sy my
overlevet) sal boeren. Ende dat sal sy bestedygen an dye forscr. legaten, ende Kynsch
haer ghelt geven, forder ons schulden daermede betaelen.
Ick make erfgenamen mynre goeden myn acht kynderen dye ick nu hebbe, namentlyck Mary, Kynsch, Womck, Syts, Schelte, Syds, Anna ende Werp, ende dat in
hoere legittima, te weten in dye helfte mynre goeden. Insgelycks oft ick enich ander
kynden creeg, tsy dan by dese ofte by een ander huusfrowe, dye stelle ick mede
erfgenamen in dyesulfte helfte, ende wylle dat sy dyesulfte helfte onder malcanderen
sullen deylen, hoefoel datter hoer oeck synt. Ende dye ander helfte sullen myn kynden
dye huer eerlyck holden (ende nyet onder dye foet en hylcken, tsy dan an huusluuden,
coepluyden ofte anders), onder malcandere deylen ende holden als hyrna specificeert
wort. Mer Kynsch, myn dochter, ende oeck alle andere van myne kynderen dye doen
als Kynsch gedaen heft, ofte oeck dyeghene dye hen oneerlyck ofte ondoechdelyck
320
5
10
15
20
25
30
35
40
45
regeren, dye en sullen nyet mede daeran deylen, mer alleenlyck met hoer legittima
thovrede syn. Oftet geboerde dat enige van myne kynderen storven foer my ende
achterlyeten wettyge ofte echte kynderen, soe stelle ick alsulcke kynderen erfgenamen
int sulfte deel daerin hoer olders nu geinstitueert worden, twelck een ygelyck hyrnae
claerlyck toegescr. wort, want ick vermoedende byn dat ick gheen meer kynders
crygen sal, ende verhoepende byn dat sy hen eerlyck regeren sullen, ende verhopende
byn dat sy nyet an huuysluyden ofte andere onedele persoenen hylcken sullen, mer
doen by hoer moeders, foermombers ende vryenden raet. Item ofte nae dese tyt een
van myn kynderen eer ick sterve eet dede daerom dat een vader syn kynt nae den
rechten mach onterven, dye wil ick myts desen expresselyck onterft hebben, soeferre
als dye andere kynderen hem sulx overwysen kunnen, ende dat aldaerom, want ick
denghenen dye nae dye rechten niet behoert te hebben, nyet toe en wyl. Insgelycks
wyl ick hen opt scharpst toe tgene daer hem van rechte competeert, foerbeholden
tgene dat hyernae declareert wort. Ende sullen myn kynderen ende alle luyden weten
dat ick myn landen ende goeden nyet en rekene, noch onder myn kynderen uuth en
deyle als sy nu ghelden, mer alsoe als ickse in myn vaders register hebbe gevonden
ende aldaer gescr., ende dye daer nyet in syn, dye stelle ick alsse in dye anbring staen,
ende dye ick sulfs gecoft hebbe, stelle ick foer alsoe als ickse gecoft hebbe. Ende dat
daerom, want nyet feel van myn landen opgehaelt syn, mer ghelden tmeestedeel als
sy van olds plegen. Nochtans synter sommige opgehaelt, solde ick dan daernae
uuthdeylinge onder myn kynderen doen, soe solde dye uuthdeylinge seer ongelyck
wesen. Mer ter contrarie, als ickse stelle ende onder hen uuthdeyle alse van olds
gegolden hebben, soe is dye delinge gelyck. Ende opdat myn kynderen nae myn doet
nyet en sullen kyven om dye deylinge der goederen, soe heb ick foer my genoemen
een ygelyck tsyne toe te scryven als naefolget.
Kynsch, myn dochter, dye teghen myn wille getrout heft Frans Sysma, myn knecht,
ende daer ick niet an en twyfele met hem in haer lichaem gesondicht hadde aleer sy
hem troude, ende dat noch arger ende sekerlyck is, soe heft sy tsulfte perpetreert ende
gedaen bynnen myn huus, alsoe dat ick daerdoer wel reden hadde om hoer toe onterven, nochtans soe instituere ick hoer mede erfgenaem in hoer legittima, ende sal foer
hoer legittima hebben ofte holden disse nabescr. goeden. Int eerst een goet ofte sate,
liggende toe Dresum, hetende Ophuustre goed, ende noch twee pondemate meedland,
liggende by Dresere syl, hetende in dye Dobben, gecoft van Hylcke Lyobbema,
uuthgecomen van Foppe Gerrytsma, welcke twe pondemate nyet tot dat goet van olts
en hoeren, mer nu daertoe gebruuickt worden. Dyt goet is buten dysse twe pondemate
by my gecoft voer hundert ende sestich guldens, welck beloept negen fl. renthe, ende
dye forscr. twe pondemate nyet hoger dan een fl., alsoe dat dyt goet is thyn fl., mer ick
rekent huer nyet hoger dan op acht fl., want Lyop Omme zoen heft ofte boert hyr
jaerlix uuth twe fl. Noch sal sy hebben sesthyn pondemate, liggende op Dresere meers
wal, welverstaende wat die sestyn pondemate beter syn dan drye floreen jaerlyx dye
Aesge Aesgens kynderen daeruuth hebben, ende worden daerom hyr nyet hoeger
gestelt dan op fyf fl. renthe, hoewel dat sy veel beter syn ende my veel meer cost
hebben. Noch sal sy hebben Jebbema sate toe Dresum, welck van olds plach toe
gelden fyerdehalff fl., ende daer worden noch toe gebruuickt drye pondemate, mede
liggende oppe Dense, die daer van olds nyet toe gehoert hebben, mer altyt verhuurt
syn gewest, alleen totdat ickser nu thoe gedaen hebbe, alsoe dat Jebbema sate met dese
drye pondemate forscr. hoer toegedeylt wort foer fyf fl. renthe. Noch sal sy hebben
omtrent fyerdehalf pondemate mede, liggende in Wolterse hemryck, dye ick van her
321
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Magnus gecoft hebbe. Alle dese forscr. landen bruuckt nu een man geheten suarte
Macke, ende worden dese leste fyerdehalf pondemate hyr gerekent op anderhalf fl.
renthe. Noch sal sy hebben uuth Wobbe Deytyame state een half fl. renthe jaerlyx.
Noch sal sy hebben die saete toe Dresum daer Gerbe Focke zoen nu ter tyt op woent,
foer ellef fl. jaerlix. Noch sal sy hebben uuth al myn oem Sytye goed jaerlix frye
renthen fyftyn hornkesgulden, welke maken ses fl. XII st. Noch sal sy hebben uuth
Gottema state in dye Feenwolden twee fl. jaerlix. Ende belopen alle dysse forscr.
landen ende renthen in summa negen ende dartich g.fl. ende XII st. Daertoe sal sy
noch hebben foer hoer legittima van dat tymmert op Tyarda stathe, datter nu getymmert is oft naemaels getimmert sal worden by my, dye summa van hundert seven ende
tachtich fl. ende fyerthyn st. eens, onder welcke tymmert mede begrepen is al datghene dat eerdfast ende naegelfast is. Insgelycks ysser onder begrepen alle datghene
dat op Tyaerda state gepotet ende geplantet is, ofte alsnoch geplantet sal worden. Noch
sal sy hebben foer hoer legittima van dye leyen dye ick liggen heb op Noerdemerre
feen, twee fl. eens, want dye leyen hoer tot gheen profyt connen comen. Noch sal sy
hebben foer hoer legittima van myn roerlycke goeden, tsy dan levende have, beesten,
huusraet, golt, sulver, muntet ofte onghemuntet, clenodien, alles als tsy hoe datet tsy,
een ende dertich fl. eens ende seven st., alsoe dattet rede ghelt dat men hoer sal
gheven, beloept in alles twe hundert twyntich fl. een ende twyntich st. eens. Ende dyt
ghelt sal Moede ofte der kynderen foermombers hoer schuldich wesen toe betalen
bynnen twe jaeren nae myn doet. Ende hyrmede, te weten met dese forscr. negen ende
dartich fl. ende twalef st. renthe, ende met dese twehundert twyntich fl. ende een ende
twyntich st. eens, sal sy afscheyden ende afgedeylt wesen van alle myn goeden, soe
dyt meerder is dan hoer achtende paert van dye helfte mynre goeden, welcke achtende
paert nyet hoger extendeert dan tot acht ende dertich fl. ende een ende twyntich st.
renthe, twehundert twyntich fl. een ende twyntich stuver eens, want die masse alle
mynre goeden is groet seshundert negenthyn fl. achtyn stuver renthe, ende driedusent
fyfhunder twe ende dartich fl. eens. Dyt hebbe ick alles by parcelen verclaert in een
rekeninge daeraff gemaeckt, dyewelcke ick met myn sulfs hant onderscr. heb, dyewelcke warachtich is, ende in diesulfte rekeninge heb ick myn acht kynderen, tfoeren
verclaert, toegelecht foer hoer legittima, ende alsnoch hyrin toelegge foer hoer
legittima, drehundert negen fl. ende twyntich st. ende een blanck renthe, ende een
dusent soevenhundert ses ende sestich fl. eens, alsoe dat hoer helfte thyn st. renthe
groeter is dan dye ander helfte, want dye ander helft niet groeter is dan driehundert
negen fl. seventyn st. een blanc renthe, alst claer genoech blyckt by dyesulfte rekeninge. Ende oft by enige rechten mochte bevonden worden dat hoer meer foer hoer
legittima (by avontuer, by erroer van rekenscap ofte anders) solde mogen competeren,
twelck ick nyet gelove dat emmermeer bevonden sal worden, soe wyl ick dat dye
legittima suppleert sal worden van dye ander helft mynre goeden, ende dye schaede
van dyen sal een yeglyck hebben nae dat hee profyt daeraf solde hebben. Algelyck
wyl ickt van dye ander kynderen hebben, doen sy gelyck als Kynsch gedaen heft, mer
ick wyl nyemant in syn legittima vercort hebben, soeferre als sy daer gheen oersake
toe en gheven.
Mari, myn dochter, sal hebben foer haer part, sonder regart te nemen op die
semysse, want ick hoer dit naescr. toe wyl ende nyet meer, int eerst dat goed toe
Deersum daer Claes Olfert zoen nu ter tyt op woent, uuthgesecht andere luyden hoere
renthen, mer dye gewalt sal Mari hebben ende holden, ende is nu hyr by my gestelt
op fyf ende twyntich fl. dre ende twyntichstehal st. renthe, ende dat ter cause in dye
322
5
10
15
20
25
30
35
40
45
foergementioneerde rekeninge breder verclaert. Noch sal sy hebben Aede Egbert
zoens goed toe Deersum, welck hyr gestelt wort op fyer ende twyntich fl. renthe, salf
een yder syn renthen daeruuth, mer dye gewalt sal sy hebben ende holden. Ende uuth
dese twe goeden ofte saten hadde sy hoer fyftich guldens dye ick hoer in dotem hadde
assigneert, ende dye ghewalt met tgene daer sy beter waren, hadde ick an mysulfs
geholden, mer na myn doet sal syse alheel hebben. Noch sal sy hebben uuth dye sate,
liggende toe Brytsum, daer Jacop Camper op woent, twalef floreen jaerlix, sunder
gewalt, ende dat om reden als in dye foergemelte rekeninge verclaert wort. Noch sal
sy hebben uuth dat deel van Popkema state toe Weydum daer Frouck Rennerts wedue
nu op woent, ffyf fl. renth, sonder ghewalt, als dat breder verclaert wert in dye
mentioneerde rekeninge, mer dysse sal sy niet eer boeren eer dye dochters al bestedet
syn, om reden nabescr. Noch sal sy hebben seven koegang, liggende in Ynye fenne,
ende nu in Wolterswold gebruuct worden van Renick Lyopkema lantsate, myt ytlyck
saetlant, als dat breder in dye forscr. rekenscap verclaert wort, tselfte tsamen hyr
gestelt op een fl. VII st. renthe. Noch sal sy hebben fyr ende twyntich st. jaerlixe
renthen uut dye stede daer Eynthe vaer nu op woent, liggende tuschen des mollenaers
stede ende dat cleyne goed dat onse pastoer daer heft. Ende disse renthe sal sy hebben
sonder enige gewalt, want tgewalt sal blyven an dat forndeel van Tyaerda huus, des
sal Tyarda huus hoer caveren foer dye renthen. In gelycker mate sal sy hebben uuth
dye stede daer Saepe fysscher nu op woent, (liggende int westeind van dye buuren,
tusschen des vicarius steed ende Olfert ende Anna steed), fyer ende twyntich stuver
renthe. Alsoe dat dye forscr. summa van Marys parceel beloept soeventich fl. myn
sevendehalf st. renthe. Mary sal anders nyet hebben dan forscr. is, want ick hoer an
rede ghelt mede uutghegeven hebbe tweehundert fl. an rede ghelt, behalven hoer
cleren, juwelen ende brulocht, dye my costen tusschen twee ende dreehundert guldens,
alst claerlyck blyct by goede rekeninge, (by Johannes Wopke zoen, dye dye goeden
van Antwerpen haelde,) gescr. ende by my onderscr. Item oft sy nae Jous doet an een
onedel man hylcte, soe sal sy dyt parceel nyet hebben alheel, mer sal alleen hebben
fyftych fl. naecte renthe dye haer mede uutghegeven syn, want sy dan meer heft dan
hoer legittima, als foer verclaert is. Ende wat dyt parceel beter is, dat sullen myn
andere kynderen dye by vrienden raet hylcken, gelyck deylen.
Womck, myn dochter, sal hebben foer hoer deel jonge Dircks saete toe Deersum,
alheel soealsse daer is, ende wort hyr steld op ses ende dartich fl. rente, salfs nochtans
alle andere luyden hoer renthen. Hyrin syn forcoft fyf fl. rhente tcloester van Thabor,
ende dat syn losbare renthen, ende ick hoepse af te lossen eer ick sterve. Losse ickse
nyet af, sal Womck ende myn ander erfgenamen hoer reguleren nae den artikel dye
daeraf gestelt wort hyrna. Noch sal sy hebben Sas Peter zoen goedt, liggende in dat
dorp Steens, in dye buurte genoemt te Swaerd, te weten soealst my van myn olders
angeerft is, twelck hyr gestelt wort op derthyn fl. Mer tgene dat Moed ende ick hyran
gecoft hebben van One Sytyema ende gewandelt van Haring Heringa, dat sal Moed
beholden hoer leven lanck, om reden breder in dye mentioneerde rekeninge verclaert
wort. Noch sal sy hebben Meynert toe Hempens goed, daer hy nu op woent, ende wort
hyr gestelt op acht fl. Noch sal sy hebben dye gewalt van Ynye goed toe Dresum ende
al tgene dat ickker in hebbe, ende wort hyr gerekent op negen fl. renthe. Noch sal sy
hebben uuth Yds goedt bute Weel twee fl. naecte renthe, sonder gewalt, ende uuth
Harings goed bute Weel twee fl. renthe, sonder gewalt. Hyrmede sal sy van myn
goeden ende renthen afgedeylt syn ende blyven, doch hoe ickt om hoer ende der
anderen dochteren cledinge ende beredinge wyl hebben, sal ick hyrnae in een artikel
323
5
10
15
20
25
30
35
40
45
verclaren. Ende nu is dyt parceel groet soeventich fl. Ende oft Womck nyet hylckte
an edelingen ofte buuten vryenden raet, soe sal sy nyet meer hebben dan jonge Dyrcks
goed toe Deersum ende dye fyeer floreen nacte renthen opper Gheest uuth Yds ende
Harings saeten, ende dat andere sal comen an dye kynderen dye an edelingen ende by
vryenden raet hylcken.
Syts, myn dochter, sal hebben foer hoer deel, int eerst sal sy hebben dye saete,
liggende toe Deersum, daer Aede Peter zoen op woent, ende wort hyr gestelt op acht
ende twyntich fl. renthe. Noch sal sy hebben dye sate toe Ferwert, geheten Syama,
daer nu ter tyt op woent Rynthie Siama, ende wort hyr gerekent op negenthyn fl. ende
fyertyn st. renthe. Van disse beyde saten sal sy hebben dye gewalt ende eygendom,
salf een ygelyc syn renthen, soeverre ende indyen daer enige uuthgaen, welcke ick
nochtans nyet en weet datter enige uuthgaen. Noch sal sy hebben (uuth een goed,
hetende toe Meedeind, liggende in dye jurisdictie van Dongerdeel westersyde Paesens,
ende hoert toe Dockum toe kercken) een maerscip suvels ende fyf fl. jaerlixe, ende
word hyr tsamen gerekent op soeventhyn fl. renthe. Noch sal sy hebben uuth dye sate,
liggende in dat dorp van Rensmageest bute Weel, daer Yds Sybe zoen op woent,
jaerlycx sonder enich ghewalt fyf fl. ende fyertyn st. Also dat Syts parceel is groet
soeventich fl. jaerlyxe renthen, ende hyermede sal sy afgescheyden ende afgedeylt syn
van alle myn goeden ende renthen. Hoe dattet om hoer boedel ende beredinge sal
wesen, sal ick hyrnae verclaren. Ende indyen dat sy an een onedel persoen hylct ofte
oeck buten hoer moeders ende vryenden raet doet, soe sal sy Aede Peter zoen goed toe
Deersum nyet hebben, want in sulcken ghevalle en wyl ick hoer nyet meer dan hoer
legittima toe, ende dye ander goeden bedragen meer dan hoer legittima, alsoe dat sy
in alsulcken gevalle meer dan genoech heft an Syama ende dat uuth Meedende ende
uuth Yds goed.
Anna, myn jongste dochter, dye sal hebben foer hoer deel van myne goeden int
eerste een saete, hetende Bouschots goed, liggende in Walterswald in Dantummadeel,
ende tsulfte wort hyer gestelt op acht ende twyntich fl. renthe. Noch sal sy hebben dye
saete toe Brytsum daer nu bewoent wort van een ghenoemt Benthe, ende wordt hyr
gestelt op negenthyn fl. ende fyertyn st. renthe. Hoefoel ende wat ick daer in hebbe,
wort breder verclaert in dye foergementioneerde rekeninge, daer sy ende alle myn
kynderen recurs toe sullen hebben, sonder allene Kynsch ende dye alsoe doen als sy
gedaen heeft, want ick wil nyet toelaeten dat men hoer dye sal lathen syen ofte copie
daeruuth geven. Noch sal sy hebben twalef fl. renthe uuth dye twe goeden toe Dresum
dye Feye ende Syds Roerde, gebroeders, ende Liwe Hette zoen, hoer swager, daer
hebben, dyewelcke twe goeden voertyts een sate is gewest, ende doe ter tyt genoemt
worde Halbaede ende van den sommigen Wobme, ende daeraf soe wortet een goed
genoemt in Wobme weyde, als breder in dye forscr. rekeninge verclaert wort. Uuth dat
goed toe Dreser terp daer Feye Goslinge van wegen syn huusfrowe met Dreser patroen
te mande hebben, sal sy hebben drie fl. renthe, sonder gewalt. Noch sal sy hebben uuth
tgoet, liggende in dye Swarte wolde op Rensmageest, daer Syte nu ter tyt op woent,
fyerdehalf fl., sonder gewalt, want tgewalt hyrvan by Tyarda huus sal blyven. Noch
sal sy hebben uuth Juusma state op Rensmageest fyer fl. naecte renthe. Ende hyrmede
sal sy afgedeylt wesen van myne goeden ende renthen, gelyckermate als dy andere
dochteren. Om hoer cledinge ende beredinge sal hyrnae verclaert worden. Doch ist
sake dat sy an een onedel man hylckt ofte buten hoer moders ende vrienden raet doet,
hylckende an hoer ongelycke, soe sal sy nyet hebben dan Bouschots sate ende dye
twalef fl. renthe uuth dat forscr. Halbade ofte Wobbema toe Dresum, ende daermede
324
5
10
15
20
25
30
35
40
45
heft sy alwillich hoer legittima, dat ander sullen dye andere kynderen dye wel hylcken,
gelyck deylen.
Soe ick dan nu dye dochters dye ick hebbe, een ygelyck hoer dele geassigneert
hebbe, eer ick nu myn drye soens hoere parcelen wil assigneren, soe heb ick foer my
genomen eerst ende foeral een declaracie van ytlycke losbar renthen te doen, soewel
dye ick ontfange, als dye ick uuthgeve. Ende soe sullen myn kynderen weten dat ick
to Bilgaert by Lewerden noch hebbe uuth een sate, dye Anna Broersma toecompt,
twalef fl. naecte renthe. Daeraf heb ick Reynsch Canters dye thyen forset foer fyftynn
penningen een, mer ick machse tot allen tyden weder lossen. Dye twe fl. syn hoer nyet
forset, nochtans soe boert syse mede, ende brengtse my toe rekenschap. Ende disse
twalef fl. renthe wyl ick mede hebben ant forndeel van Tyarda huus, ick losse oft
losses nyet. Ende losse ick dysse thyen fl. nyet weder by myn leven, soe sal mense nae
myn doet uuth dye gemene goeden lossen. Noch geve ick hoer acht ofte negen fl.
jaers, mer ick ofte myn erfgenamen moegen dyt forscr. tot alle tyden weder lossen
wanneert ons gelyeft. Ende ick verhoepse toe lossen eer ick sterve, gelyck ick oeck
verhoepe af te lossen dye fyf ofte ses fl. renthe dye dye van Thabor uuth jonge Dyrcks
goed hebben, ende dye twalef fl. renthen dye dye olde proest van Feencloester jaerlix
van my boert, ende dye ses fl. renthe dye Willem Canter van my boert, welcke alle syn
losbaer renthen. Ende daerom maecke ick hyer geen mentie van dye losbar renthen
dye ick boere, soe sy dat een jaer meerder ende dat ander jaer mynder syn, waeraf hen
dye brieven ende myn rekenboeck wal instructie sullen geven nae myn doet, mer ick
hoepe dye ene met dye andere af te lossen. Dan oftet geboerde dat ickse foer myn doet
nyet af en losse, soe sullen myn kynderen ofte hoere foermombers dat alsoe doen.
Ende ofte dye ene meerder ware dan dye andere, soe sullen myn kynderen int ontfangen ende uuthgeven der losbare renthen oft dye penningen daervoer even nae daertoe
syn, ende dat te computeren nae dye helft, toe weten dye legittima. Dye ander helft
sullen uuthleggen, ontfangen ende genyeten ofte te schade hebben dye nyet en hylcken
an sulcke personen als foeren geseyt is. Mer ofttet geboerde dat ick ende Moede nae
dysse tyt enige rhenten coften, tsy dan losbaer ofte anders, daeraf sal Moede dye ene
helft staen, tsy toe scade ofte bate. Dye andere helfte, welck is myn, sal worden
gedeelt in twee delen. Dye ene helft sullen delen ende genyten dye acht kynderen
forscr., dye ander helfte sal to bate syn dergheenre dye nyet an hoere ongelyck en
huwen, ofte dye hen eerlycke holden ende nyet misbruucken als foeren verclaert is.
Naedat ick myn dochteren hoere goeden geassigneert hebbe, soe wil ick nu eerst
ende foeral maken een parceel twelcke gheen van dryeen sal togereekent worden in
hoer broederlycke legittima ofte deel, mer sal tsulfte parceel een van hen hebben toe
forndeel ofte foeruuth, sonder tegenseggen van syn broeders ende susters. Soe ick dan
myn ene soen nyet lyever hebbe dan myn ander soene, mer opdat ick alle drye solde
geven een oersake om te studeren ende geleerde mannen te worden, soe heb ick een
ordinancie gemaect als naevolget. Te weten soe wye van dye drye gebroeders, naemtlyck Schelte, Syds ende Werp, dye dye geleertste wort, dye sal hebben dyt nabescr.
forndeel, doch dat hyt van dye ander susters ende broeders in een leen sal ontfangen,
ende dat op alsulcke condicien als breder in den leenbrief verclaert wort. Doch soe en
wille ick nyet dat dye forscr. Kynsch, myn dochter, ofte dyeghene dye van hoer
geboren sullen worden enige seggen, enige mangelinge ofte enige onderwyndinge
sullen mede hebben an Tyaerda huus ofte an dye beleninge van tsulfte. Insgelycks salt
wesen van myn andere kynderen oft sy an onedele personen hylckten, het waer dan
an huusluyden, coepluyden oft andere dergelycke. Ende oft dyeghene dye dyt forndeel
325
5
10
15
20
25
30
35
40
45
doer syn geleertheyt vercryget ende toegekent wort, hylckte buten syn state, te weten
an een onedel mans dochter, dye nyet van edelen stam afgecomen is, tsy butenslants
oft bynnenslants, sy sy dan rycke ofte arme, soe sal hy nyet mogen hebben oft
genyeten, hy noch syn nacomelingen, by alsulcken frowe genereert, dyt nabescr.
forndeel, noch hen nyet mede van der beleninge van Tyarda huus mogen onderwynden, mer daeraf secludeert wesen totter tyt toe dat hy weder an edel frouwe hylckt,
alsdan sal hy mede een van dye leenheren mogen wesen, mer hy salt selfs quyt blyven.
Ende in alsucken gevalle salt dye geleertste naest hem hebben. Ende oft dye dan
algelyck dede, soe salt dye derde soen hebben, al waer hy oeck gans ongeleert. Ende
oft dye van gelycke dede, soe salt fallen op Womck, ende alsoe foert tot dye jongste
toe, so[eve]rre als dye oltste alle an onedelen personen hylcken. Ende oft alle dye
kynderen dye yck by Moed hebbe, van gelycke deden ende alle an onedele persoenen
hylckten, soe wyl ick dattet Mary, myn dochter, ofte hoer kynderen sullen hebben.
Ende oft sy gheen kynderen achterlyet ofte hoer kynderen tot gheen [buy]kweste en
quamen, so wil ick dat Keyserlycke Maiestaet tsulfte neme, met oeck al tgene datter
meer is dan dye forscr. kynderen legittima, doch dat Syn Maiestaet tot ghenen tyden
alsulcke myne kynderen, oft dye van hem genereert sulen worden, daermede sal
be[lieven begyfftigen, besch]incken ofte ock vercoepen, want ickt alsulcke myne
kynderen nyet gunne, ende wolde feel liever dattet helsch fuuyr daer in stack ende
tsulfte forndeel met land ende sant versoncke. Dan ick hope ende vertrowe an den
almachtigen God dat hy myn kynderen v[an alsulcke sal behoeden] ende beter synnen
verlenigen.
Ende in alsucken betrowen staende, opdat myn drye soens nyet en derven onderlinge kyven om dyt forndeel, soe ordinere ick myts desen dat dye doctores iuris dye
tot dyer tyt sullen wesen membra facultatis iuris ofte de facultate iuris [universitatis
Lovaniens]is, sullen wesen iudices tusschen dese drye gebroeders, doch dat by dye
forscr. doctoren gefoeget sullen worden dye drye lectores Colegii Trilinguis, want
enige van hen mochte in tribus linguis ende ander goede consten soe wel geleert syn,
dat hy den anderen dye in iure [studiert ha]dde mochte gelycken ofte te boven gaen,
dyewelcke een ygelycke in dese sake een stemme gelyck een ygelyck doctoer sullen
hebben, opdat dye rechte const te bat mach liquideren, ende dyt alles tot coste der drye
gebroederen. Ende alsoe dye forscr. broeders by den forscr. [heeren genoch]sam
ondersocht synde, sullen sy een van drye dye gebroeders dyt nabescr. forndeel allene
toekennen. Doch oftet sake ware dat sy gelyck geleert waren, alsoe dat dye forscr.
heren nyet lichtelyck ofte bequaemlyck sullen kunnen iudiceren ende discerneren, soe
byn ick tevreden dat dye foer[benoembde heeren] hen alsulcken certificatie ende
kenninge gheven in gescrifte, ende dyesulfte broeders daermede seynden an dye
vryenden, dye daerin sullen weten te handelen nae tenoer ende inholt des leenbryefs
van Tyarda huus. Dan soeferre het moegelyck is te discerneren wye dye geleertste is,
soe begere ick dat sy een van dye drye gebroeders dye dye geleertste is, ipsorum
iudicio willen assigneren den prys ende tforndeel nascr. Ende begere otmoedelick an
dye foergenoemde heren dat sy willen anmercken dye groete lyefte dye ick hebbe tot
dye konsten, ende hoe gheere dat ick s[aech] dat myn kynderen wat leerden, ende
daerom wyl gelyeven an te nemen dese laste ende folbrengen dyt iudicium, tot costen
der kynderen.
Item oftet geboerde dat dese drye gebroeders onder malcanderen conden verdragen
ende dye twee kennen wilden syne iudicio doctorum den derden dye geleertste te syne,
dat sullen sy mogen doen, soeverre ende indyen tsulfte geschyet sine fraude ende
326
5
10
15
20
25
30
35
40
45
cullusie, te weten dat sy dat forndeel nyet en deylen oft dye ene den anderen nyet af
en coept. Want ick geenderleye wys dyt forndeel wyl gedeelt hebben, mer sal dyt
forndeel tot ewygen tyden [by den] ander blyven, sonder te mogen worden geschoert,
ende alsoe den enen nae den anderen worden confereert, als dat opt langste in den
leenbrief wordt verclaert, denwelcken in alle syn articulen ick wil onderholden hebben
als dyt testament. Ende oft dye gebroeders sonder te experieren dyt iudicium dyt
forndeel deylden, t[sy dan] aperte ofte collusive, so sullen dye susters dit forndeel een
van hen susters moegen geven, doch nyet deylen noch afcoepen ofte collusie maken.
Ende oft sy hyerin versuymlick waren ofte ter contrarie deden, soe wil ick dat K.M.
tsulfte sal hebben, op condicien als foeren.
Item dyt iudicium en sal gheen van dy drye geb[roeder]s mogen versoecken ofte
begeren eer dat dye jongste, te weten Werp, fyf ende twyntich jaeren olt is, dyewelcke
geboren is int jaer Ons Heren dusent ffyfhondert fyf ende dertich, den fyerden dach
februarii, ende dye ander twee syn van eender drachte ende syn drie jaren older. Ende
alsdan ofte daernae s[ullen sy] ofte een ygelyck van hen an den forscr. heren
versoeken het iudicium, dye dye ander daertoe sullen verwyttigen ofte citeren. Ende
indyen enich van hoer drye gebroders nae dye derde verwyttinge uuthblyft, sal dyesulfte daermede versteken wesen van dat forndeel, ende gerekent worden foer ee[n]
dye nyet en kan, ende sullen dye ander twe daeromme contenderen. Ende bleve dye
twede oeck uuth, soe sal dyeghen dyet iudicium versocht heft, tforndeel sonder enige
tegenseggen hebben.
Item oft dese dye dye geleertste declareert wort, gheen kynderen en crege, so
begere ick dat hyt fornde[el] wyl vermeerderen, ende also syns broders kynderen
verwecken ofte bewegen te studeren, als ick nu doe. Ick wyl dat dit forndeel tot
gheender tyt sal mogen vervallen uuth dye graede van my descenderende. Ende soeferre alsser syn manspersoenen, descendenten van dye soens, dye sullen den d[es]cendenten van dye dochters altyt prefereert worden. Mer <alsser>a alsulcke descendenten
van mans persoenen (te weten van enich van dese drie sonen descenderende) nyet en
syn, oft dat sys onwerdich syn doer enige redenen, in den leefbryef oft hyer specificeert, so salt mogen worden confereert enige van dye descendenten der dochteren
forscr. Item ofte dese drye soens hylckten an edele personen, ende storve enich van
hen eer dye jongste fyf ende twyntich jaren olt wort ende eer dat iudicium ghynck, soe
wyl ick dat dye ander sonen dye toe lyf blyven, dat iudicium sullen experieren ofte
laten gaen. Ende storff daer dan noch een van beyden eer dat iudicium ghinck, ofte eer
dye ene den anderen cedeerde, soe wyl ick dat dyeghene dye dan laetst toe lyf blyft,
tsulfte forndeel sal hebben. Ende oft sy alle drie eer dye tyt storven, ende mansoer
achterlyeten, by edele frowen in echte genereert, so sullen dye daerom studeren als
hoer vaders gedaen hebben, ende wil dyesulfte ordinancie onderholden hebben onder
hen, myne neven, als hoer vaders, myn soens, in alsulcke gevalle. Ende indyen disse
drie soens alle drye sterven sonder mansoer, getogen als forscr., eer dyt iudicium
gegaen is, ende Womck, myn dochter, leeft, soe wil ick dat sy dit forndeel sal hebben,
ende alsoevoerts tot dye jongste toe, doch als ick foer gesecht hebbe, thoe weten in
gevalle oft dye soens ende Wompck an onedele personen hylckten. Mer is dat iudicium gegaen, soe sal dyeghene dyet doer tiudicium vercregen heft, soeferre als hy ofte
syne broders gheen echte soens hebben, synder dochter mogen erven, dyewelcke alle
a
Aangevuld naar BC, ontbreekt in A.
327
5
10
15
20
25
30
35
40
45
tyt sal moten onderholden den leenbryef, gelyck oeck alle andere personen sullen
moten doen daer dyt leen an vervallen sal. Mer hebben syn broders soens ende hy
gheen, soe salt nae syn doet op een synder broders soen vallen, dyent dye vryenden
dan sullen mogen confereren nae hore gelyeven, onderholdende nochtans alle tyt den
leenbryef in alle syne puncten. Item int euwich en sal nyemant Tyarde huus ofte dyt
forscr. forndeel mogen gebruucken, besitten, ghenyeten enige proprieteyt, eygendom
ofte onderwynt van dyen hebben, anders dan dye van my comen in descendenti linea,
van edele mannen ende frouwen in echtlycke staet gegenereert.
Dyt naebescr. ist forndeel daeraf mentioneert wort. Ten eersten Tyarda huus ofte
slot, schure, langhuus, sampt alle datghene datter eerdfast ofte nagelfast is, sowel
tgene dat by Moed ende my ofte by enich van ons noch getymmert sal worden, als
tgene dat nu getimmert is, daertoe dat hoff met al tgene dat op Tyaerda state op
Rensmageest by my geplantet is ofte alsnoch geplant sal worden, ende oeck mede al
dat land daertoe behoerende, welck ick hyr om der cortheyts wylle overslae, want ickt
breder in dye rekeninge verclaert hebbe, met eer, feer, heerlicheyt, swaenejacht,
hornleger, eygendom, ghewalt, dick, wick, ende alle profyten ende lasten daerop
hoerende, met dye tenye in dye buren, dyewelcke alle tyt tot Tyaerda huus gehoert
heft, ende daerom oeck nu daeran blyven sal.
Item noch sal hy hebben tot forndeel dye gewalt van dye cappellanerie dye nu corts
opper Gheest fundeert is, daer her Douwe dye eerste cappellaen op is ghewest, her
Sybrant dye twede. Want dat goet daer Wopke Jan zoen nu op woent, liggende in
Dantumwold, my toe compt, toe weten wattet beter is dan drye fl. jaerlyx, dyewelcke
drye fl. onse patroen t<o>ecomen, ende dat corpus van dyesulfte cappellanerie plach
onse pastoer toe toe comen, welck Wyts Jongema assigneert hadde densulften, als dat
brief daeraf gemaeckt, breder vermelt, also dat wy dysse cappellaenscap nyet conden
funderen sonder consent van heer Gotschalck Jongema, ritter, een sone van Wyts
Jongema, dye my toe wille daerin consenteerde ende in my alle syne gerechticheit
transporteerde, luyt den brief daeraf synde. Ende doe verordineerden wy dat hyr toe
ewige tyden een cappellaen solde op geholden worden, mer het solde gheen beneficium wesen dan een officium, ende dat dyeghene dye Tyarda huus toequame, hem
solde mogen afstellen ende een ander in syn stede setten, soe dyckwyls alst hem
geliefde. Ende dysse cappellaen solde onse olde pastoer, heer Ylo, lhasten verwaren,
soelange als dye leefde ende nyet langer, want nae syn doet soldet Tyaerda cappellaen
heten. Nyettemyn oft dyt in toecomende tyden emant solde willen wederroepen ende
dat nyet toelaeten, ofte dat dy heren hen hyrvan solden willen onderwynden met
presentacie ofte placet, ofte dye gheestlycke here met institucie ofte anders toe geven,
soe sal dye pastoer syn renthe weder nemen, dye patroen syn drye fl. renthe, Tyarda
huus oft dyeghene dye dat besittet, weder nemen tgene daer dat forscr. goet beter is
dan dye bovenmentioneerde drye fl., ende dat foert holden ende gebruucken tot synen
wille ende gelyeven, ende sal alsoevoerts mede blyven an dat forndeel. Dan is dye
kercke behoeftich toe tymmert, ende dye heerscappen met den pastoer geraden dochten een tyt van jaeren ledich ende onbedyent te laten, ende also dye rhenten een tyt
van jaren tot des patroens profyt op te boeren, consentere ick aldaerin om dye kercke
daermede op te tymmeren, soeferre ende indyen dat foernoemde cappellaenscap also
alheel appliceert wort, ende dye dan Tyarda huus besyt om alsulcx requireert wordt,
dyewelck tsulffte nyet sal mogen weygeren, mer sal nerstich opsicht daerop hebben
dat dye rhenten nyet ondergesteken worden, ende dat sy emmers moegen comen tot
des patroens profyt, ende daernae salt weder een cappellaenscap wesen.
328
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Noch sal hy hebben dye ghewalt ende opsicht opt gasthuus op Rensmageest, dat
dye arme luuden daer gheen oneerlick regiment in holden, ende den gasthuusmester
op ende af te setten soe dyckwyl alst hem goed duncken sal, want myn forvaders
tsulfte fundeert ende tlandt daertoe gegeven hebben, ende ick dat huus daer nyes op
getymmert hebbe, alsoe dat daer nyemant anders seggen toe en heft.
Noch sal hy hebben toe forndeel dat lytyck goed bute Weel, daer Wybe Doeckle
zoen nu op woent, welc lecht naest dye forscr. cappellaenscap, ende nu somwylen
mede an Juusma gebruuckt wort, ende daertoe dye cleyne sate, liggende bute Weel,
opt noerd van dat terp op dye Sandbrecken wal, daer Lolcke Feycke zoen nu ter tyt op
woent, met alsulcke landen als daer an ofte toe gescr. syn in dye foermentioneerde
rekenscap. Des sal hy jaerlyx weder betalen fyf golden fl., te weten den pastoer in dye
Feenwolden jaerlix fyerdehalff fl., ende dye foegden van Sint Johanneswolde anderhalf fl., dyewelcke oeck plaegen te boeren fyerdehalf fl., mer van hen hebbe ick twe
fl. afgecoft. Noch sal hy hebben tot forndeel wat Juussma state, soe sy in dye
reekenscap stelt is, beter is dan fyer fl. renthe dye Anna daeruuth boeren sal.
Insgelycks sal hy hebben wat dye sate daer Yds bute Weel op woent, beter is dan
sestehalf fl. dye Syts ende twe fl. dye Womck daeruuth boeren sullen. Noch sal hy
hebben toe forndeel wat Haryngs goed buute Weel beter is dan twe flor. dye Womck
daeruuth boeren sal jaerlyx. Noch sal hy hebben Jan wevers stede, liggende naest opt
oest an dye prebendariusstede. Noch dye stede daer Take ende Anna nu bewonen,
liggende naest ant gasthuus. Noch Arent tappers stede. Noch Doeckle Loukefoeys
stede. Noch des barbyers stede ende huus, indyen ickt nyet vercope foer myn doet.
Noch een cleyn sate, geheten dye Borch, daer nu ter tyt een op woent genoemt Peter.
Noch Jans goed op dye Horne. Item hy sal oeck hebben wat dye cleyne sate (daer Jan
Reyn zoen nu ter tyt op woent) beter is dan drye fl. twyntich st., dyewelcke drye fl.
ende twyntich st. ene van dye andere broeders jaerlix daeruuth sal boeren. Item hy sal
hebben lyttye Luwe steed, ende [Si]wrd kystemakers stede, daernaest opt oest, ende
lytke Siwrd Wopke mans stede, daernaest liggende. Noch dye stede daernaest, daer
Ayl moer ende Jancke, hoer soen, op wonen. Oeck sal hy hebben Merten faers stede,
insgelycks dat lant ende dye stede dye Olfert ende Anna gebruucken. Hy sal oeck
hebben dye stede daernaest liggende, daer Sape fysscher nu op woent, te weten wat
dye beter is dan fyer ende twyntich st. naecte renthe, sonder gewalt, dye Mary jaerlix
daeruuth boeren sal, alsoe dat hy de gewalt hebben sal. Noch sal hy hebben dye stede
daer Albert smyd nu op woent, ende dye stede daer Buwe fisscher nu op woent, ende
insgelycks dye westerschen hoeckstede by dye brugge, op dyewelcke Take tapper nu
woent. Insgelycks sal hy hebben Gaytyen backers ende Wopke cupers steden, soedaene als dye nu synt. Hy sal oeck hebben dye stede daer Peter scoemaker op woent
heft, dyewelck Wopcke cuper in dye huyr heft, ende hy ofte syn soen dyt naeste jaer
behuusen sullen. Hy sal oeck hebben dye fyer steden daer aldernaest liggende opt oest,
te weten Andries Sytye zoen, Syds Kuukens, Ede Eynte zoen ende Peter wevers
steden, soedanich als dye nu synt. Noch sal hy hebben dye gewalt van dye stede daer
Frans ende Neel op plagen te wonen, ende nu Jan Lenart zoen ende Lenart, syn soen,
op woenen, myt tgene daer hy beter is dan fyfthyn st. renthe, dyewelcke fyftyn st.
rhenten een van dye andere soens jaerlix daeruuth hebben sal. Noch sal hy hebben dye
stede daer Peter Symons zoen ofte Peter Schernebroer nu op woent. Hy sal oeck mede
hebben dye gewalt van dye stede myt dat lant daer Eynthe faer ende Rynts moer
bruuycken, welcke stede gelegen is tusschen des molenars huusstede ende des pastoers
cleyne sate daer Jan scomaker nu op woent, te weten wat hy beter is dan fyer ende
329
5
10
15
20
25
30
35
40
45
twyntich st. renthe dye Mary daer[uuth] boeren sal. Hy sal oeck mede hebben int
forndeel des molenars huusstede. Hy sal oeck hebben dye gewalt van dye drye goeden
in dye Swarte wolde daer Peke, Sywck ende Syte nu bewoenen, salf dat een van dye
ander twe broders jaerlix uuth Peke saete sal boeren acht fl. ende sestyn st. renthe,
ende dye ander van dye twe broeders uuth Siwcks sate (daer Bocke, Siwck swager, nu
op woent) sal boeren alle jaren drye fl. twyntich st., gelyck dyesulfte uuth Jan Reyn
zoen sate oeck drye fl. twyntich st. sal ontfangen als voeren verclaert is. Ende uuth
Syte goed in dye Swarte wolde sal Anna, myn dochter, ontfangen jaerlix drye fl. ende
fyerthyn st. Ende al wat disse forscr. goeden ofte saeten myt tlandt dat daer toe gescr.
is in dye rekeninge, beter syn dan dysse forscr. renthe, dat sal syn forndeel wesen. Des
sal hy dye andere susters ende broeders goet syn voer dye rhenten dye sy daeruuth
sullen jaerlyx boeren, opdat sy hoer rhenthen nyet byster worden ende Tyarda huus
dye gewalt mach holden.
Noch sal hy mede tot forndeel hebben myn nacht, welck is dye anderde nacht van
dye fyer tenyen, te weten dye Galghetenye, dye Herntenye, dye Boschtenye ende dye
Haltenye bute Weel. Noch sal hy hebben twaleff fl. renthe, liggende toe Bilgaert, ende
hoert mede onder dye clocke van Lewerden, waeraf dye tyn fl. forsettet syn ende dye
twe fl. nyet, ende dye forsette renthe sullen weder ingelost worden als foeren verclaert
is. Item hy sal oeck hebben, indyen ickse nyet vercope, alle dye leyen liggende op
Noerdermerder fenen in Tyetyercksteradeel, met tgene datter op gepotet is ofte noch
gepotet sal worden, soewel Moede deel als myn deel, want sy niet allene in dese artikel consenteert, mer sy consenteert hem oeck hoer andeel van dat tymmert, beplantynge ende verbeteringe van Tyarda huus, soe groet ende cleyn als dat is ende breder
in dye rekeninge uutgedruct wort. Insgelycks heft sy consenteert dat hy tot forndeel
sal hebben alle den huusraed dye op Tyarda huus ys ofte syn sal ter tyt vant overlidene
desgheens dye van ons beyden langst leeft. Want wye van ons beyden langst leeft, dye
sal dat gebruucken moegen soelange als hy leeft, mer nae ons beyder doet sal hyt
mede holden ant forndeel myts oeck alle dat sulverwerck daer wy nu hebben ofte hyrnaemaels sullen doen maken, welverstaende drinckvaten, hantvaten, soltvaten, lepelen
ende dergelyck dat tot dye tafel ende huusraet behoert, mer gheen sulver rhyemen,
ketenen, sulveren ofte gouden, dyewelcke Moed ende myn dochteren sullen genyeten,
soeferre als daeraf nyet disponeert wort by Moede ofte by my. Ende dysse roerlycke
goeden sullen hem overlevert worden by inventarys, ende salse hebben, holden ende
gebruucken op alsulcke condicien als dat leenbrief, daerop gemaeckt, breder vermelt.
Item hy sal oeck mede hebben tot dat forndeel nae Moede ende hoer susteren doet dye
twe fl. renthe uuth dye sate toe Hallum daer Gosse op woent ende her Ju Botnye erwen
toecompt. Hy sal oeck mede hebben toe forndeel dat tychelwerck, staende by
Dockum, met alle dye gerechticheyt dye wy daertoe hebben tot dat land te delven ofte
gebruucken, alles als welcke land dye van Claercamp toecompt, dan wy op sekere
contracten in dye huur hebben, als dye bryeven dat breder vermelden. Mer hyraf sal
hy nyet genyeten eer syn moeders doet, ende daernae sal hy gheven twemael hundertdusent steen, van dyer groete als dye syn, dye wye geven tdusent foer twe goltfl., te
weten een ygelyck van dye andere twe soens hundertdusent steen. Ende indyen dye
ene soen Sytyema sate kryget, soe sal hy nyet meer dan fyf ende twyntichdusent steen
hebben, ende dye Ydsinge kryget, dye sal hundert ende fyf ende tseventichdusent
steen hebben. Ende sterft dye ene van beyde soens ende dye andere soene Sytyema
kryget, soe sal dye hebben fyftychdusent om van hemsulfs vertymmert te worden, mer
hy noch oeck die ander broeder en sullen hoer steen nyet mogen vercopen. Kryget hy
330
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Sytyema nyet ende dye ander broeder doet is, soe sal hy hebben twemael hundertdusent steen om daermede te tymmeren, soealst hem gelieven sal. Mer wat hy sulfst
nyet vertymmert, dat ende sal dye broeder hem nyet schuldich wesen toe geven, want
sy beyde van dysse forscr. steen gheen sullen moegen vercopen. Ende hyrmede sullen
myn kynderen afgescheyden syn van dat tichilwerck, ende of dat lant op dat tychilwerck soelange nyet geduurde om steen daeruuth te mogen backen ofte dat wyt nyet
behylden, soe sal hy dye ander broeders van dye forscr. steen nyet schuldich zyn.
Hy sal al dysse forscr. steden, saten ende tforndeel hebben met alle tlant dat hen
toe ofte angescr. is in dye rekeninge, met alle dye grasinge in Suarte woldeme ende
der buren meenschar, ofter enich meer mochten wesen dan den goeden oft saten
forscr. in dye mentioneerde rekeninghe toe ofte angescr. syn. Item dyeghene dye dyt
forndeel toegekent wort, sal tsulfte in toto nec in parte, om gheenderleye oersake, hoe
groet datse oeck sy, vercopen, versetten, verwisselen noch gheenderleye syns alieneren, noch oeck transporteren ofte cederen mogen in enige freembde handen, by
verboerte vant forndeel forscr., mer hy salt syn broders wel mogen cederen. Insgelycks
sal hy wel ytlycke landen van tforscr. forndeel mogen verwysselen tegen dye andere
lantheren op Rensmageest, dat elcke sate hoer landen foegelick by eenander cryget,
dat sal hy mogen doen soeferre als hy nyet toe en ontfanckt, doch dat hyt den vrienden
op dye vergaderinge foeralle ende eerst toe kennen gheve om by hen consenteert te
worden, want sonder tconsent van hen wyl yck dat alsulcke alienacie gheen stal sal
grypen, als dat leenbryef dat breder vermelt. Want oft hy dye dit forndeel tot enige
tyden besittet, dyt alheel ofte een deel daeraff solde willen verwysselen tegen enige
landen, rhenten ofte heerlicheyden in andere landen, gretenien oft dorpen gelegen, dat
en sal hy nyet mogen doen, by pene als foren. Want dye reden waerom dat ick dyt
forndeel aldus ordinere, is dese, dat ick dye eerlicke stamme van Tyarda wyl hebben
geholden in eere, ende dat Tyarda huus sal hebben op Rensmageest ghewalt ende
gebyet (foerbeholden Keyselycke Maiestaet syn overheyt ende heerlicheyt), twelck
doer ghene andere middelen kan geschyen dan als forscr., te weten dat hy op ende
vant lant mach setten ende stellen wye dattet hem gelieft.
Dye van dye drye gebroders dyt forscr. forndeel toeiudiceert wort ofte kryget, dye
sal dyt naebescr. parceel hebben foer syn deel van myne goeden. Int eerst sal hy
hebben Aeltye goed toe Hyannum, welcke is jaerlyx sestyn golden fl. Noch sal hi
hebben Renger wevers goed toe Hyannum, fyftyn gollden fl. Kempe Swetye zoens
state hoeren my in toe thyn pondematen, to weten dat terp ende wat leyt bynnen dye
terpsloet, twelck hyr gestelt wort op fyer fl. renthe. Noch sal hy hebben dye saete,
oeck liggende toe Hyannum, daer Aucke ende Gaults op woenen, welck hyr gestelt
wort op negen fl. Noch sal hy hebben dye moelen op Rensmageest, welck hyr gerekent wort op thyn fl. rhente. Noch sal hy hebben myn deel van dye landen in den
Westenfelde, te weten dye in dye mentioneerde rekeninge maken dye fyerde masse,
dyewelcke massa alheel groet is aldaer fyertyn fl. soeven st. rhente, ende alsoe wort
sy alhyr gestelt, want hyse alheel hebben sal, alsoe dat dye summe van dyt syne
parceel sonder tforndeel groet is acht ende sestich fl. ende seven st. rhente. Ende oft
hy hylckt an een onedel frouwe ofte buten syn moders ende vryenden raet, soe en sal
hy van dyt forscr. forndeel nyet hebben als foeren verclaert is, ende van dyt parceel
en sal hy niet meer hebben dan Aeltye goed, Ryngers goed ende Aucke goed, want hy
met dese drye goden meer dan syn legittima wech heft. Wat dit parceel meerder is,
wyl ick dat dyeghene dye nae hem hebben sal dat forndeel, tsy dan by het iudicium
der doctoren ofte by belyvinge der vrienden.
331
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Ende gemaeckt synde het een broders deel myt tforndeel, soe folgen nu hyrnae dye
ander twe broders deelen. Item int eerste Scheltema oft Ydsinge state toe Husum, myt
dat tymmert ende beplantinge datter nu is oft noch by my ende Moed getimmert sal
worden, alsodaen als Merten dat nu ter tyt bruuckt ende bewoent, ende wort hyr
gestelt op twee ende dertich fl. renthe. Noch die saete achter Scheltema ofte Ydsinge
boesdoer, daer Claes Wolter zoen nu ter tyt op woent, welck hyr gestelt word op een
ende twyntich fl. Noch dat cleyne goed toe Husum, daer Hobbe op woent, liggende
tegen Ydsinge hoff over tDyep, ende wort tsulfte hyr gestelt op drye fl. ende een ende
twyntich st. rhente. Noch sal hy hebben dye stede, liggende toe Husum by dat kerckhof, tegen des vicarius huus over, ende dye wort hyr gestelt op achtyn st. rhente. Noch
sal hy hebben dye gerechtichheyt van dye fisschenien in dye Eesne wey, liggende
tusschen Rensmageest ende dye Feenwolden, dyewelcke ick gecoft hebbe van Romke
Rynthye zoen ende Auck, syn moer, ende wort dyesulfte fysschenie hyr gestelt op
fyertyn st. rhente. Noch sal hy hebben uuth dat goed daer Poepe Obbema erwen toecompt (gelegen op Rensmageest in dye Wynige horne), fyerthyn st. rhente. Noch sal
hy hebben fyerdehalf pondemate mede, liggende op Rensmageest, opt ost in een stuck
lants, hetende dye op dye Hoege fenne, naestlegeren als in dye rekeninge specificeert
worden. Noch sal hy hebben uuth dat goedt, liggende op Rensmageest in dye Swarte
wolde, daer Peke nu ter tyt op woent, acht fl. sestyn st. naecte rhente, sonder gewalt.
Insgelycks sal hy fyftyn st. naecte rhenten hebben uuth dye stede, liggende op Rensmageest, daer Jan Lenart zoen ende Lenart, syn soen, nu ter tyt op wonen. Van dysse
leste twe perceelkes sal Tyarda huus ofte dyeghene dye dat kryget dye gewalt hebben,
ende wat si beter syn dan dysse forscr. renthe, des sal hy alle tyt staen foer dye
betaelinge ingevalle oft dye meyer qualyck ofte nyet en betaelde, alsoe dat dyt parceel,
gelyckt hyr gestelt is, groet is acht ende sestich fl.
Twede broeders deel van dyeghene dye dat forndeel nyet en forcryget, wort hyrna
nu gestelt. Int eerst dat goed thoe Rheysum daer Aesge op woent, ende wort hyr
gestelt op derthyn fl. rhente, nyettegenstaende dat ick Kempe Bleckne daer fyer
mansmad van vercoft hebbe. Ende dat goet, oeck gelegen toe Rheysum, daer Sipke
nu op woent, ende wort hyr gestelt op soevendehalf fl. renthe. Noch sal hy hebben dat
goed toe Baerd, in dat dorp Jeslum gelegen, daer Oege Haye zoens wedwe op woent,
ende wort hyr gestelt op seventhyn fl. ende fyertyn st. Noch sal hy hebben dat goed
daer Jeppe Gerroltsma nu ter tyt op woent, soefeel als ick daerin hebbe, waeraf breder
declaracie in dye mentioneerde rekeninge gedaen wort, twelck hyr wort gestelt op
elliff floreen twe ende twyntich st. rhente. Noch sal hy hebben dye helfte van dye sate
toe Boxum daer Jan Olfert zoen nu ter tyt op woent, dyewelcke halve sate myn van
Auck, myn moye, besproken is, ende wort hyr gestelt op twalef fl. rhente. Des sal uuth
dese myne helfte jaerlyx boeren Wyck (myna nichte, wonende in Sinte Anna cloester
toe Lewerden, soelang als sy leeft ende nyet langer) een fl., dyewelcke ick hoer hyrtefoeren in dytsulfte testament besproken hebbe, ende nae hoer doet salt fallen op
denghenen dye dyt parceel cryget. Noch sal hy hebben uuth dye cleyne sate, liggende
op Rensmageest in dye Swarte wolde, daer Bocke nu ter tyt op woent, drye fl. twyntich st. naecte rhente. Insgelycks sal hy hebben uuth dye cleyne sate, liggende op
Rensmageest in dye buuren, daer Jan Reyn zoen nu ter tyt op woent, drye fl. ende
twyntich st. naecte rhente. Want van beyde dysse cleyne saten is dye gewalt gescr. an
a
In plaats van: Wick (myn in A: (Wick myn.
332
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dat forndeel van Tyaerda huus, ende sal toe ewighe daerby blyven, des sal Tyarda
huus hem goet syn voer syn rhenten.
Item oft enige van disse twee broeders mishylckte an alsulcke personen als foeren
van dye andere kynderen geseyt is, dye sal nyet meer hebben van dyt parceel dan
Oege goed, Jeppe Gerroltsma sate toe Ferwert ende Jan Olfert zoens goed toe Boxum,
ende daermede heft hy meer dan syn legittima. Wat dit parceel groeter is, dat sullen
dye ander kynderen dye nyet mishylcken, onder malcanderen deylen, ende in sulcken
gevalle sal dye andere broeder hebben Ydsinge parceel.
Ende soet nu foerhants schynt, soe en sal Haring Sytyema, myns wyfs broeder,
gheen kynderen krygen. Also verhoepen myn huusfrowe ende ick dat hy dye state, te
weten dat tymmert, bespreken sal een van onse soens. Ende indyen enich van onse
soens Sytyema state cryget, tsy by testament ofte anders, dye sal dyt parceel hebben,
ende den anderen broeder Idsinge parceel laten. Ende oftet ghefyel dat dyeghene dye
Sytyema state van Haring toegelecht worde, by den doctoren declareert worde dye
geleertste te syne, soe sal hy ene van beyde dye broeders, welck dattet hem gelyeft,
Sytyema state gratis ende om nyet overdragen, ende in sulcken gevalle sal dye derde
Ydsinge state to Husum hebben. Ende wyl hy dat nyet doen, soe sal hy Tyarda state
noch dat forndeel nyet ghenyeten moge, mer sal hebben dyeghene dye de geleertste
naest hem is. Hyr sal dye geleertste koer an hebben welcker dat hy wyl holden ofte
nyet.
Item oft Sytyema state an ons soens nyet quam doer enigerleye middele, soe sullen
dye twe broers dye Tyarda state nyet crygen, om dysse twe laetste parcelen loeten,
ende wye dat Ydsinge toe deel valt, dye sal nae Moede syn moeders doet hebben dye
ene sate van dye twee dye ick Moede, myn huusfrouwe, hyrnae bespreke tot hoere
lyfstont, welcke sate gelegen is toe Teerns ende nu van een bewoent wort, genoempt
Pouwels Tryne soen. Ende dye dat ander parceel cryget, toe weten dat parceel van
Reysum, dye sal hebben nae Moede doet dat andere goet dat ick hoer tot hoer lyffstond bespreke, welcke gelegen is toe Hallum ende wort genoempt Ael[i]kema, ende
wort nu bewoent van Albert Jancke zoen. Ende van dysse goeden en sullen sy hen
nyet mogen onderwynden soelange als hoer moeder leeft, mer daerna sullen sy daermede mogen doen als hen gelyeft, sonder tegenseggen van hoer broders ende susters,
soeferre als sy nyet en myshylcken als foeren verclaert is. Mer wye nu mishylckt van
hen beyden, dye sal hyr nyet aff hebben, mer toefreden wesen met syn legittima, dye
hem hyrfoer toegescr. ende assigneert is. Ende in sulken gevalle sal dye een van disse
saten fallen mede an dat forndeel tot Tyarda huus ende daeran blyven tot ewygen
dagen.
Item nae dat eerste jaer myns doets soe sal Kynsch hoer parceel antasten ende
orbaren tot hoer belyeven. Insgelycks sal oeck doen mogen Mary, behalven dye ffyf
fl. renthe in Popkema state toe Weydum, dye sal sy nyet boeren soelange dye ander
dochters nyet gehylckt zyn ofte anders bestedet, mer sal Moed ofte dye mombars
boeren van dye andere dochters daermede te cleden ende uuth the geven. Mer der
ander kyndere goeden wyl ick dat byeen sullen blyven in een masse, soewel tforndeel
als het andere, ende dat Moed daeraf dye administracie sal hebben indyen sy nyet
weder hylckt. Insgelyck sal sy bewonen Tyaerda huus ende onse roerlycke goeden gebruucken hoer leven lanck, ofte tenmynsten totdat het iudicium tusschen dye broeders
gegaen is. Ende van dysse rhenten ende goeden sal sy dye dochteren mettertyt
beraden, cleren, clenodien ende huusraed geven als syse sal besteden, tsy in echte state
ofte anders, soe foel ende weynich als hoer sal gelyeven ende dye tyt eysschen sal.
333
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Ende oeck sal sy dye soens te schole holden hyraf, ende sy sal oeck macht hebben in
te holden van een ygelyck van onser beyde dochters parcelen thyn fl. jaers om dye
andere dochters mede uuth the geven als foeren ende dye soens te bat tho onderholden, twelck sy alles sal moegen doen nae dat sy die kynderen kan besteden. Ende
en wyl oeck nyet dat dye dochteren sullen clagen oft sy dye eene tghele parceel geeft
ende dye ander nyet. Ende als dye dochteren alle uuthgehylckt syn, soe wyl ick dat
dye drie parcelen der sonen met dat forndeel sullen bliven een massa, een got ende een
pot, totter tyt dat dye jongste fyf ende twyntich jaren olt is, ende alsdan, het iudicium
gegaen synde, sal een ygelyck van hen mogen nemen syn parceel, ende nyet eer. Ende
wyl ick oeck dat Moed, myn huusfrowe, op Tyarda huus sal blyven wonende hoer
leven lanck, indyen sy nyet weder hylckt. Mach sy met denghenen dyet toe dele falt
overeen, soe ist goet, mach sy nyet met hem overeen, soe sal sy dye doere van dat sale
mogen sluten ende holden foer hoer dye grote camers, dat stens, dye coeken, onse
slaepkamer, dye camer daerby, dat brouhuus, met dye uuthganck tot der brugge, aldaer
uuth ende in gaende. Ende nae hoer doet salt hebben dyeghene dye Tyaerda huus
kryget.
Item oftet geboerde dat enige van dese soens soe quaetwyllich ware dat hy ymers
gheenderleye wys wilde leren, mer hem begaf in kryg ofte enich joncker te dyenen,
ende daerdoer ofte enige andere oersaken dye schole verlyeten, ende alsoe middelertyt
troude eens goet edelmans dochter aleer dit iudicium gaet, dye en sal van dyt forndeel
hangende dese tyt van het studium nyet mogen genyeten, noch van dye parcelen der
sonen en sal hy bynnen dyen forscr. tyt nyet meer genyeten dan fyftich fl. naecte
rhente, ende wattet beter is, sal te bate comen dyeghene dye in studio syn, ende dat
totter foerbenoemde tyt. Ende in sulcken gevalle sal hy nyet mogen loten om dye koes,
mer sal dye ander dye koer hebben dye mede studeert, mer tforndeel nyet vercregen
heft, alsoe dat hy sal moten nemen tgene dat dye ander broeders nyet en wyllen. Hy
en sal oeck nae Moede doet gheen van dye forscr. twee saten hebben, mer sal dye ene
dye hy solde gehadt hebben, onder dye twe broeders dye studeert ende het iudicium
experieert hebben, gelyck gedeylt werden, soeferre als sy nyet mishylcken. Ende
mishylckt dye ene ende dye ander nyet, soe sal dye dysulfte sate mede tottet forndel
hebben, mer heft hy mede studeert, al is hy nyet recht geleert, soe salt blyven alst eerst
gestelt is.
Item ick wil dat Moed, myn huusfrowe, sal hebben hoer leven lanck ende nyet
langer dye helfte van dye gecofte landen ende rhenten, soeals hoer dye in dye mentioneerde rekeninge by my togelecht ende toegescr. syn foer hoer deel, mer salse nyet
mogen vercopen ofte alieneren, dan nae hoer doet sal syse weder erwen op onse beyde
kynderen, ende dat daerom want sy gheen schade sal hebben van dye landen dye ick
forcoft hebbe. Ende sy heft my alsulcks geloeft ende is aldaermede tefreden. Sy is
oeck tofreden van hoer deel van Tyaerda huus, van hoer deel van dye leyen, mytsgaders oeck hoer deel van dye roerlycke goeden, gelyck dat hyrfoer by my disponeert
is. Item ick heb begeert an myn huusfrowe dat sy nae myn doet, indyent hoer mogelyck is, nyet weder wyl hylcken, dyewelcke my tsulfte heft toegesecht, indyen hoer
God almachtich alsulcke gracie wyl verlienen, om dyewelcke gracie sy ende ick den
almachtigen God hertelyck wyllen bydden. Ende ofte dye almachtige God hoer dye
gratie nyet wilde geven, soe mach sy hylcken in den name des Herens. Ende sy hylcke
ofte hylcke nyet, sy sal evenfoel thoe lyefgifte hebben van myn goeden (hoer leven
lanck gebruucken ende genieten), te weten Aelikema goed toe Hallum, also dat Albert
Jancke zoen nu bruuckt, ende daertoe Pouwels Tryne soens goed toe Teerns, soeda334
5
10
15
20
25
30
35
40
45
nich als hy dat nu bruuckt, doch soeferre als sy een edelman neempt. Mer neemt sy
een onedel man oft dergelycke andere, soe sal sy dese lyefghyfte nyet hebben, noch
oeck alle het ander dat forscr. is, dan alleenlyck hebben ende holden tgene dat sy
medegebrocht heft, tsy dan landt, rhenten, huusraed ofte anders, ende daertoe tgene
dat tot hoer lyf behort. Ende in sulcken gevalle sullen dye soens ende kynderen ofte
dye foermombers mogen antasten alle tgene des forscr. is, ofte des sy van mynentwegen solde hebben genyetet. Noch sal Moed hebben twee fl. rhente uuth dye saete
daer Gosse toe Hallum op woent. Des sal sy weder missen dye twe fl. rhente uuth
Gottema state in dye Feenwolden, dyewelcke ick Kynsch toegelecht hebbe. Nochtans
sal sy dysse twe fl. rhente soelange als hoer susters leven, hoer fyer susters te Foswert
jaerlix geven ofte laten boeren van dye lantsate, in forme ende maniere als forscr. is.
Ende nae hoer ende der susteren doet so sullen dysse twee fl. rhente fallen ende erwen
als foren verclaert is.
Item soe gesecht word in dye rekeninge dat ick dye fenen eeth ofte nyet estimere,
want ick vermoede dat sy all opgedolven sullen worden by Moed ende my, oftet dan
nochtans geboerde dat sy nyet al opgedolven worden, so wil ick dat dye drye gebroeders (indyen sy hen regeren als foren verclaert wort) dye feen by Kempe Wyrd
soens huus ende dye negen roeden toe weste by Wopke cupers feen ende oeck mede
Ockema feen ghelyck sullen delen, by raed der foermombars dye dan leeft, ende
indyen dye alle doet syn, by raedt der vrienden, sonder rechten ende kyven, mer en
wyl nyet dat sy dye gelyck sullen delven, dan een ygelyck tsyne.
Een igelyck van myn erfgenamen sal dye goeden dye hy van my cryget, hebben
ende holden met alsulcke lhasten ende profyten als daerop hoeren, tsy kercklast,
syllhast ofte anders, sonder dat dyeghene dye mer naecte rhenten uuth dye goeden
hebben, sullen daerop enige lhasten dragen, mer dyeghene dye dye gewalt hebben,
sullen dye lhasten daeraf moeten dragen.
Oftet geboerde dat enich van disse forscr. kynderen storve foer my, ende daer van
by my anders nyet disponeert worde, so wil ick dat tgene daer hem toegescr. is foer
syn legittima, dat tselfte sal gedeelt worden onder dye kynderen alle gelyck, mer wat
boven dye legittima is, sal alleen gedeelt worden onder dye kynderen dye hylcken an
hoer gelycken, want daer en wyl ick Kynsch, noch dyeghene dye doen als sy gedaen
heft, nyet van toe.
Item besluutende myn testament ende leste wille, soe wille ick, oftet geboerde dat
ick corts sterve, opdat myn kynderen dan nyet sonder duanck en syn, ende gotlyck
ende eerlyck regeert mogen worden, soe stelle ick tot myn kynderen dye ick by Moede
heb (want dye andere al ghehylckt syn ende uuth mynder macht syn) foermombers int
eerst myn lieve wyf Moed, soelange als sy nyet weder huwet. Ende daertoe stelle ick
foermombers myn lyeve oem Sytye Aylwa, Haring Syttyema, myn huusfrouwe broeder, ende Frans Roerda, myn lyeve neef, betrouwende fastelyck an hoer drye dat syt
best om myne wylle sullen doen, tenmynsten dyeghene dye van hem drye my overleven. Ende soelange als myn lieve huusfrowe leeft ofte nyet weder en hylckt, soe
sullen sy drye ende een ygelyck van hen onbelastet syn van opboeren ende uuthgeven,
dyewelcke laste ick wyl dat myn huusfrowe allene sal hebben. Ende in sulcken
ghevalle en sullen myn kynderen hen hyrnamaels nyet moegen afeysschen enige
rekenscap ende inventarium, want ickt alsoe wyl hebben. Dan oftet geboerde dat myn
huusfrouwe storve, nae ofte foer my, aleer dat onse kynderen beraden ofte tot hoere
folcomen jaren syn, ofte dat Moed nae myn doet weder hylckt, soe sullen sy gehouden
syn inventarium te maken, ende den ontfang ende uuthgaef te hebben, ende daeraf
335
5
10
15
20
25
30
rekenscap ende reliqua te hebben ende doen als dat behoert, altyt hen regulerende nae
dyt testament. Ende beghere an hen dat sy scharpe opsycht daerop wyllen hebben
dattet onderholden worde, ende dat sy den kynderen noch nyemants daertegens laeten
doen, het coste wattet mach, ende wyl oeck dat sy dese costen van myn goeden sullen
nemen sonder teghenseggen ofte becronige van eemant. Oeck beghere ick an Haring,
broer, ende Frans, neef forscr., dat sy myn oem Sytye soe weynich willen belasten met
reysen alst moegelyck is, het en waer sake dattet groetelyck van noede ware, ende dat
sy dyenangaende het arbeyt wyllen annemen ende doen, radende ende consulerende
alleenlyck met hem, want hy altehants een olt man is. Ende oeck vermane ick mits
desen meester Pieter Rewerd zoen dye fruntscap dye ick by hem gedaen hebbe, ende
begere dat hy tbeste by myn huusfrouwe ende kynderen weder wyl doen, ende dye
foermombers mynder kynderen trouwelycken dyenen in mynder kynderen saken, ende
wyl oeck dat sy hem eerlyck sullen lonen syn dyensten.
Desses alles tot orkunde heb ick, Syds Tziarda, testator, myn gewontlycke hanscryft hyronder gescr. ende myn segel an dyt testament gehangen. Ende tot meerder
festichheyt van desen soe heb ick gebeden als tuygen desses testaments, van my
specialyck daertoe geroepen ende gebeden, den erbaren ende erentvhesten Sytyye
Aylwa, Haring Sytyema, heer Johan Roerda, Frans Roerda, Feye Eysinga, Botte
Hollinga ende Johannes Wopke zoen, dat sy dit testament om myne wille als tuuygen
met hoere segelen ofte signetten wilden besegelen ende met hoere gewoentlycke
hantscryften onderscriven. Twelck dye forscr. Sytye, Haring, Frans, Feye ende
Joannes Wopke zoen also gedaen hebben. Dan her Johan Roerda ende Botte Hollinga,
soe sy gheen segelen bruuckende syn, hebben sy hoer hantscryft hyronder gestelt.
Ende dyt testament hebben sy alle tsamen, gelycklyck, op eender tyt, al besloten
gesegelt ende onderscr. als foeren, alsoe dat dysse segelinge ende onderscrivinge hen
gelyck ofte elck besonder in hoeren rechten onscadelyck sal wesen.
Actum Rensmageest, bynnen myn eygen huus, int jaer Ons Heren doe men screeff
nae dye styl des Hoofs van Fryeslant dusent fyfhundert ende fyertich, op Sinte
Mathias des apostels dach in dye faste, welck is dye fyf ende twyntichste dach des
maents februarii gewest doe der tyt.
<Ondertekend:>
35
40
45
Meester Syds Tziarda subscripsit.
Sytthia Aylwa subscripsit.
Haringa Sythiema subscripsit.
Frans Roerda subscripsit.
Feie Eysengha.
Joannes Wopke zoen subscripsit.
Heer Johan Roerda subscripsit.
Botte van Holdingha.
Origineel: A. RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 3. Perkament, beschadigd op de
vouwen. Van de zes uithangende zegels onder papier nog aanwezig: 3 (34), 4 (32), 5 (67).
Zie over de bezegeling ook B, vervaardigd toen alle zegels nog voorhanden waren: Die
principale testament van dese copie is gescreven by de hant van wylen meester Sydts
Tzyaerda in twie grote felle francyn, mit blaw gaere an mackanderen gehecht ende genayet,
ende daeronder stondt getekent: Meester Syds Tzyaerda. Waeronder hinck een segel,
336
gedruct in groene was, overgedect mit papier. Noch stondt daeronder opte spatie getekent:
Sythia Aylwa subscripsit. Waeronder hinck een segel, oeck in groene was gedruct, insgelyck mit een papier overgedect. Noch stondt daeronder getekent: Haring Sythiema
subscripsit. Ende hinc daeronder zyn segel in gruene was gedruct. Voorts stondt daeronder
getekent: Frans Roorda. Feye Eysinga. Ende: Johannes Wopke zoen. Ende daeronder
hingen heur segelen, gedruct in groene was ende overgedect als dandere. Ende noch stondt
daeronder opte spatie getekent: Heer Johan Roorda. Botte van Holdynga. In dorso: Testament van salige meister Syds van Tziaerda.
Afschriften: B (1569 juli 23, door notaris Peter Rieuwerdts zoen, in presentie van
meester Worp van Tziarda). Ibidem. Opschrift: Copia van meester Syds van Tzyaerda
testament, myn bestefeder. - C (16de eeuw, naar A). Ibidem.
Uitgegeven naar A. Beschadigingen zijn aangevuld naar B.
Bij de datering: Sint Matthiasdag viel normaliter op 24 februari, maar verschoof in een
schrikkeljaar naar 25 februari.
5
10
15
158
1540 juni 22
Gattzie Abbe zoen
20
25
30
35
40
In den name Godes, amen.
Int jaer Ons Heeren XVc ende XL, den XXII dach junii, heeft Gattzie Abbe zoen,
cranck zynde van lichame, nochtans guet van verstande, overdenckende den seeckerheyt des doots ende dye onseeckerheyt des tyts van dyen, begeert toe ordineren zyne
testament, codicill ofte laeste wille ende dispositie over zyne kynderen, welcke hy
geordineert ende gemaeckt heeft in forma ende manyeren naescreven.
In den yersten befelende God almachtich in zyne godtlicke gratie ende genaede
zyne eedele zyele, ende zyn lichame, naedat de zyele gescheyden zall zyn, der eerden,
daer van gemaeckt is.
Item vorder legateert ende bespreeckt Gaettzie Abbe zoen vors. Tzallingh, zyn
halve broeder, (hic recensenda bona).
Item voert institueert Gattzie vors. erffgenamen tot allen zynen andere gueden
Sybille, zyn soen, Thryncke ende Teth, zyn dochteren, ende maecket vorder een
scheydinghe onder denselve kynderen alzoe dat Sybille vors. sall hebben etc.
Ende voert in alle zyne andere gueden gemaeckt Gattzie vors. zynen kynderen
vors. gelick erffgenamen, ende ordineert mombers totten selven kynderen heer Jelmer
Broersma, pastooer in Oldegae, oldoem, Focke ende Tyaerdt Sybolts zoenen, susterlingen, over den kynderen vors., ghevende denselven vrye ende volcomen macht om
denselven kynderen gueden ende persoenen te regeren ende administreren als guede
mombers toestaet nae rechte, ende biddende hem om Goedes wille dat zy het best willen doen, als hy op hem betrout, willende ende begeerende dissen zynen testamentea
effect toe sorteren ende machtich toe zyn als enich testament, codicill oft dispositie
onder zyne kynderen alderbest effect sorteren ende machtich mach zyn nae den rechten, geestelick, waerlick ofte gewoente van desen landen.
Orckonde myn selffs handt onderscr.
a
Hierna het overbodige: ende.
337
Origineel noch afschriften voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland
te Leeuwarden, Collectie Handschriften, Hs. 1382 (notarieel formulierboek vanaf f. 330),
f. 387r-388r. Opschrift: Testamentum.
5
159
1540 augustus 21
Jelle Syricks zoen Harinxma
10
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren dusent vyfhondert unde viertich, opten XXIten dach augusti,
heb ick, Jelle Syricks zoen Harinxma te Lyongum, overgedocht die sekerheyt des
doots ende die onsekerheyt wanner, cranck zynde in den lichaem, nochtans cloeck
ende gesont van mynre sinnen ende memorie, ende heb gemaeckt ende ordinert myn
testament, codicil ofte laeste wylle ab intestato, als datselve nae recht ofte gewoente
ons landis alderbest stall grypen ende effect sorteren mach.
In den eersten zoe beger ick begraven toe worden in die kercke tho Lyongum, ende
byspreek Sincte Nicolaes, aldaer patroen, een guedt koe voer myn legerstedt.
Item ick instituere ende maeke eerffgenamen tot myn gueden (beholdelycken die
legaten ende tgene daer ick ytelycke van myn kynderen tot vorndele voeruuyt geve,
als hyernae bescreven sal worden) Kempo ende Syrick, myn twe sonen, ende Foekel,
myn dochter. Ende wort my een soene ofte dochter ofte allebeyde geboren nae myn
doodt ofte nae datum van desen, dieselve maeke ick mede eerffgenamen tot myn
gueden.
Item ick substituere myn kynderen ende eerffgenamen elx den ander die sonder
echte geborte vorsterven. Ende sterven zy alle tsamen sonder echte kynderen, zoe
substituere ick hoerme ofte den lesten die versterft, Syttie Harinxma, myn broeder,
ende Mary ende Auck, myn twe susteren, ende bespreck alsdan Teet, myn wyff, twyntich gouden guldens jaers tot haer lyfstondt, ende sal die opboeren uuyt myn staten
ende sate toe Lyongum. Item oft Syttie ende myn susters storven sonder echte kynderen, nae de doodt van myn kynderen ofte oeck tevoeren, zoe wyll ick dat myn gueden
alsdan sullen comen opt naeste van myn bloedt, ende in den graet blywen van my,
ende daer nyet uuyt te sterven.
Item ick bespreeke ende geve Syrick, myn zoene, tevoeren uuyt ende tot vorndele
myn huuys ende heem, met hoff ende graft, daer ick nu selver bewoene, met die drie
reetmeren daer ick ant huuys brucke, als tweten die daer after myn terp lecht, ende by
Syttie Hessels zoen huuys ende Claeske heer Gosslyks landsaete huuys an de dyck,
hetende Kyck in, ende de steedt met heem ende tuyn daer Syttie Hessels zoen huuys
op staet. Item myn landen, behoerende tot myn huuys toe Lyongum, zoe ick deselve
daer nu hebbe, sullen tot ewige tyden an die statten ofte huuys voers. toe huyr blyven
ende gaen, ende toe huyr gelden gelyck de naestlegers doen, ende dat tot vorndele van
Syrck, myn soene voers., ende zyn echte kynderen, ende geen landen tmogen van die
saete breken ofte bruycken noch enichsins gealienert te worden, die dese pachtinge
solde mogen prejudiceren.
Item ick geve ende byspreek tot vorndel Kempen, myn zoen, die renten ofte landen
daer ick hebbe leggen toe Oppenhuysen, in die saete daer Gerryt Syrcks nu op woent.
338
5
10
15
20
25
30
35
Item ick bespreke myn lyeuwe moeder tot haer lyfstondt vier koeganck in die saete
daer ick nu op woenne, in ende uut, tot hoy ende gras, voer de tien gouden guldens
daer zy jaerlix van my boeren solde tot haer lyfstondt, ende daertoe myn opcaemer in
toe woenen.
Item ick wyll dat Teet, myn wyff, sal mitteruoen blyven int huuys ende op die
staten mit myn kynderen, ter tyt ende soelanghe zee wederomme haer in echte begeeft,
ende sal bruyken de landen tot vorndel van myn kynderen. Ende als zy weder gehylickt is, soe sal zie die staten ende landen ontruymen, ende die kynderen sullen dan by
myn moeder woenen. Ende nae daflywicheyt van myn moeder zoe beger ick ende bid
ick Syttien, myn broeder, Mary ende Auck, myn susters, dat zy alsdan myn kynden
wyllen ontfangen ende dat beste daermede doen.
Item myn erfgenamen sullen dree jaer langh op myn jaerstondt geven dat convent
van Nazaret, Nyecloster ende Gennaerd elx een tonne koyts des jaers, opdat zy
trouwelyck voer myn ziel wyllet bidden. Item myn eerffgenamen sullen in Lyongum
sewen jaer langh delen over my twe weytene broden, alsoe groot als die behoeren toe
wesen, ende twe stucken butters.
Item ick statuer ende wyll dat zoe wie van myn eerffgenamen disse myn testament
ofte laeste wylle nyet onderholt ende voldoet in alle zynen articulen, dat dieselve zyn
paert sal vorboeren, ende tsal commen opt closter in der Ylst, ende in dien gefalle sal
dat cloester een scaemele proevenaer hebben van onse blodt ofte een arme huyssitten
met onderholden ende voeden.
Item ick make monden ende tutoers tot myn kynden Syttie Harinxma, myn broder,
ende Laes Jongama, myn swager, Doeko Walta ende meester Aggo Broersma toe
Sneek, ende bid hoerme om Gods wylle dat zy dat best wyllen doen met myn kynderen, alse ick op hoerme bytrouwe.
In kennisse der waerheyt dat dit myn laeste wylle is, zoe heb ick, Jello, myn handt
hyeronder geset, ende tot desen als tuygen ende orkenen geroepen ende gebeden den
eerentvesthen Laes Jongama, Sipko Abema, Joest Gerryts zoen, Galo Poppe zoen,
Claes Nanne zoen, schepenen, Pouwels Reyner zoen, raedtsman, ende Aggo Broersma, secretarius in Sneek, dat zy desen mynen laeste wylle befestiget hebben met hoere
handtscryften ende segelen ofte signeten diese bruyckende waeren.
Actum anno et die quibus supra.
Onder stondt gescreven: Jelle Syricks zoen Harinxma. Laes Jongama. Ick, Claes
Nanna zoen, lye als voers. is. Pouwels Reiner soen. Sipko Abema subscripsit onder
syn segel. Galo Poppa zoen subscripsit onder syn segel. Joest Gerryts zoen subscripsit
onder syn segel. Aggo Broersma subscripsit onder syn segel. De andere vier, als Jelle
sulfs, Laes Jongama, Claes Nannes, Pouwels Reiner soen, hoer handt.
Ende disse voers. copie concordert met syn principael van worde tot wordt, by my,
<ondertekend:>
40
Syttie Harinxma subscripsit.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Syttie Harinxma, naar A). RAF, Archief Familie Van
Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 290. In dorso (= f. 2v): Copie van Jelle Harinxma
testament. <M.a.h., 18de eeuw:> Copiele testament van Jelle Harinxma.
339
160
1540 september 12
Heer Hero van Hottinga
5
10
15
20
25
30
35
40
In die naem des [Her]en, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhond[er]t ende veertich, op den twaleffden dach
septembris, hebb[e] ick, heer Hero van Hottinga, pastoer binnen Franiker, aengemerckt die sekerheyt des doodts, niet wetende wanneert Godt almachtich nevens my
geliven zall, is hyeromme dat ick met rype deliberatie ende voorberaden muede gemaeckt hebbe ende mids desen maeke myn testament, codicille ofte laeste wille in den
vuegen als dat nae recht ofte gewoonte des landts alderbest stall ende plaets gripen
mach, in manieren als hier nae volcht.
In den eersten beveel ick Godt almachtich myn edele zyel, ende myn lichaem der
aerden, te rusten binnen Sinte Martens kercke in Franiker.
Wider ordineer ick ende maeke dispositie van myn roerende ende onroerende
goeden als hiernae geschreven staet.
Te weten ick bespreke den heiligen patroon Sinte Marten in Franiker alle myn
buecken, groot ende cleyn, zodanich alsse zyn.
Vorder bespreke ick Tryn, myn huysvrouwe, eens driehondert enckelgs., dewelcke
nae hoer versterven weder op myn kinders sullen vallen. Doch oftet gebuerde dat Tryn
hoer tot een man in den echtelicken staet begaff, hoer man ende zie alsdan cautie te
stellen tot versueck van myn testaments executoers ende myn kinderen monden, soe
dat behoiren zall. Item ick besprecke myn kinderen elcx besundere driehondert
enckelgs. eens, ende myn goldt, zilver ende alle myn replicke goeden samentlyck toe
delen, uuytgesondert myn buecken, voren besproken, ende uuytgesondert oock twee
bedden met hoeren toebehoiren ende ses banckwercks kussens, daer Tryn genieten
sall. Item myn kynders elck op ander toe erven bygevall dat yemant van hoer sterfft
sonder lyff erven. Ende ick will dat de voors. besprekinghen effect sorteren zullen, in
alsulcke gefoeg alsse nae gueder equiteyt ende rechten alderbest plaetz mogen hebben.
Wider institueer ick, testator, heer Hero van Hottinga voors., ende maeke erffgenamen tot myn onroerlike goeden, landen, renten, steedpachten, mytsampt tottet
geen dat my in onroerlike goeden [***]na myn neeff Haringh Douwe zoen Harinxma
sa[ligher] gedachten, myn broeders kynderen, Haringh myn zuste[rs] kynderen, ende
Jel, myn zuster, in stirpes ofte by gr[a]edt, doch dat myn erffgenamen voren benoempt
myn schulden uprecht zullen betaelen, ende hierteboven myn legaten ende besprekinghen voors. den patroon, Tryn ende myn kinderen gedaen, ende dat van stonden
aen in reden gelde, voor ende aleer dat zy treden in de possessie ende gebruyck van
myn landen, renten ende pachten voors., ofte anders myn legaten voldoen ende den
creditoers conten ter en by provisie, daer myn executoers haer bevoegen in hebben.
Ende maeke executoers van myn testament ende voormonden tot myn kinderen
dem weerdigen ende welgeleerden heeren Sybren Sipke zoen, prebendaet in Franiker,
ende meester Winandt Willems zoen, advocaet in den Hove van Vrieslandt, ende geve
denselven meester Winandt in een gratuiteyt van desen acht ellen fluweell, begerende
aen hoer dat sy tbeste willen doen om minent willen.
a
Twee of drie woorden weggevallen door beschadiging. Mogelijk aan te vullen tot: [is
aangekomen va]n.
340
5
10
15
20
Ende oftet geboerde dattet my belieffde nae desen tydt enige codicillen te maeken
onder myn handt ofte onder handen van enige tuygen, zoe will ick mids desen datse
macht ende effect sullen hebben gelyck dit myn originael testament.
Desen allen te oorconde zoe heb ick, heer Here van Hottinga, testator voors., myn
segel ofte signet myt myn gewoontlike handtschrift hier onder opt spatium disses
gedruckt ende gescreven. Ende hebbe noch tot meerder vasticheyt van desen hier toe
geroepen ende gebeden als tuygen dem weerdigen, welgeleerden, eerbaren, vhesten
ende discreten heer Dirck, pastoer in Dongum, meester Jan Sarius, pastoer toe Tzum,
heer Pieter Anthonis zoen, vicaris, heer Sybren Sipke zoen, heer Douwe Hette zoen,
prebendaten in Franiker, joncker Rodolphus van Bunaw ende Dirck van Delpht, secretaris der stede van Franeker, om dit myn testament over my ende om myn bede wille
met hoeren segelen, signetten ofte handschriften te willen roboreren ende bevestigen.
[***]a voorbenoemde zeven personen, als [doer] begeerte ende bede van heer Here
van Hotti[nga] voors., gaerne gedaen hebben.
Opten dach, m[a]ent ende jaer als voors. is.
Den principale [va]n desen waer geschreven in pampier. Onder stond[t]: Here van
Hottinga, met een segell in groen was ged[r]uckt. Dominus Theodoricus, pastor te
Dongum, mit zyn segell in groen was gedruckt. Zarius subscripsit. Peter Anthonis
zoen, priester. Dominus Sibrandus subscripsit. Dominicus Hectoris, presbiter, prebendarius in Franiker. R. van Bunauwel. Ende: Delphus, mit zyn gewoontlike streken,
sampt oock mitten signette van voors. Bunauwel, synde dselve segelen ende signetten
oock gedeckt met viercante pampierkes.
<M.a.h.:> Gecollationeert tegens den principale voors., ende is daermede bevonden te accorderen by my, der stadt Fraeneker secretaris,
<ondertekend:>
25
Si. Richeus.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Si. Richeus, secretaris van Franeker, naar A) RAF,
Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 36-37. Beschadigd. In dorso: Heer Hero
Hottinga testament. Tutores liberorum des wylen m. Gautze repudiaverunt hereditatem.
Actum 5 julii anno 57.
30
161
1540 september 23
Jets, weduwe van Tzumma
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert ende viertich, daghes nae Sinte Mauricius
met syn gesellen dach, heb ick, Jets Tzummis achterghelaten weduwe, angesien ende
a
Twee of drie woorden weggevallen. Mogelijk aan te vullen tot: Twelcke wy.
341
5
10
15
20
25
30
35
40
45
overlecht met rypen sinnen ende met myn beste verstandt nae mynre conscientien
ende salicheit mynre zielen, soe sie ick datter op dese werelt niet sekerder is dan die
doot ende niet onsekerder dan die ure des doots, ende alle dinghen op dese werelt
bennen verghanckelick, hierom heb ick, Jets, <gemaeckt> myn testament oft leste
wille ende codecil, als alderbest staen mach nae allen rechten, gheestelick ende
werlick, nae mynre conscientie, als ick dat denck te verantwoerden voer dat strenghe
ordel Gods.
Soe bespreeck ick myn siel God, myn heer ende myn scepper, ende Marie, zyn
lieve moeder, ende myn sterflick lichaem die aerde, by myn patroen binnen Sneeck,
Sinte Martyn.
Item ick maeck aerfgenamen tot myn tytelicke gueden, luttick ende groot als sy
bennen, als Wyba Tzummis, Hera Tzummis, Rimmert Tzummis kinderen ghelyck,
beholdelick dat hier nae myn conscientie besproken is.
Ende wil dit testament ende leste wille oft codicil onderholden hebben, by verboernisse een yeghelick syn aerf oft syn paert gueds, ende datselve aerff of paert guedts
sal vervallen wesen an onse patroen, Sinte Marten, ende die armefoegden binnen
Sneeck.
Item ick bespreeck Sinte Merten ende dat Heylighe Cruys elck een enckelg. Item
dat Heylighe Cruys altaer een nye alft of een nye gzaer. Item ick bespreeck seven
jaerdelen als ick myn salyghe [T]zumma heb naedaen, nae seed ende plieg. Item aen
ytelick van die ander priesteren daer op den jaerstond, als haer vercondicht is, misse
doit, een dubbel st. Item desen lasten voersc. leg ick, Jets voersc., op myn gueden ende
renten toe Offenwier, daer legghen in Sicka Oghes saet ende daer Sicka nu ter tyt op
woont. Ende als dese seven jaren bennen omcomen, soe sullen dese renten ghaen aen
die aerfghenamen.
Item ick bespreeck te Gau Sinte Nicholaus ende Onse Lieve Vrou elck een enkelgulden. Item ick bespreeck die broeren tot Sneeck myn beste tabbert ende eenen
halven enckelgulden aen ghelt voer my ende myn vrinden om sielmissen. Item myn
beste huyck bespreeck ick Sas, myn snoor. Item myn middelstea tabbaert bespreeck
ick Tzumma Wyba zoen. Item ick bespreeck een lopen weyten an broot om Gods
wille. Item ick bespreeck ende gheef toe forndeel Tzumma Wyba zoen een enkelgulden jaerlixe renten. Item ick bespreeck toe forndeel Rynnert Tzummis kinderen
elck een enckelgulden jaerlixe renten, ende begheer ende ordineer dat ene kindt op den
anderen toe aerfven. Ende ist saeck dat Ryners kinderen voersc. sterven sonder
kinderen, dese renten weer toe ghaen an die rechte aerven. Item dese drie enckelgulden voersc. legghe ick op dat guedt ende myn renten dier ick heb legghen ter Zoil
in Wygherma guedt. Item ick bespreeck Here myn soens dochter X st. jaerlixe renten,
dier ick legghen heb toe Poppenwier.
Soe begheer ick, Jets voers., om Gods wille an myn kinderen dat men dit myn testament, leste wille oft codicil wil onderholde, ende wilt oeck vast ende stedich
onderholden hebben.
Tot orconde van desen voersc. een meerder vasticheyt heb ick beden ende toeroepen orkenen, als heer Johannes Baernts zoen, heer Pieter Claes zoen, heer Nammo
Arys zoen, desghelycx heer Siurdt ende heer Dirck, myn naeburen, ende Hemka, ons
coster, ende bid dat sy haere hantteykenen als orkenen voersc. willen hieronder
a
B: mildelste.
342
teykenen ende scryven. Dat wy, orkenen, ghedaen hebben toe bede van Jets voersc.
Ende ick, Jets voersc., begheer ende bid heer Merten, ons cappellaen, dat hy dit
voersc. testament als een van dese ander orkenen wil onderscryven met syn ghewoontelycke hantteyken.
10
Johannes Bernardi, ob rogatum Jetze. Dominus Theodricus, altarista ad altare
Sancte Marie in Snekis, subscripsit. Ego, Suffridus Johannis, protestor manu propria
quibus supra. Nammo Arys, altarista Sancti Jacobi, ob rogatum Jeth subscripsit.
Hemko Hauke zoen protestor manu propria quibus supra. Dominus Martinus, capellanus, protestor manu pro<p>ria ut supra. Dominus Petrus Nicholai, vocatus et rogatus,
protestor manu propria.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Murray Bakker, inv. nr 56, nr 66. In
dorso, m.a.h.: Mores testament.
Alle namen onderaan het stuk zijn geschreven door dezelfde hand, hetgeen er op wijst
dat het een afschrift is.
5
162
1540 oktober 29
Wytz Aebyngha
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Ick, Wytz Aebyngha, nu cranck van lichaem, nochtans wal wyten van verstant,
bekenne ende certificere myt dese myn gesegelde breve, welck ick in plaets van een
testament, codicil, laeste wille off donatio causa mortis ofte oick divisio inter liberos
hebbe gemaecket, in voegen ende maniere zoe na volgen zal.
Ten eersten zoe bevele ick Godt almachtich myn ziele, die nae zyn godtlycke
beelde gescapen ys, myn lichaem te rusten by Sinte Nicolaes, waer dattet Adzert, myn
man, dan gelieven zal, op een gewyde plaetse. Ende ick, Wytz, belaste Adzert, myn
leve man, alle legaten ad pias causas aen helligen, heeren, armen ende oorden te
betalen ende vol te doen nae zyn discretie, gelyck hee gewilt solde hebben dat ick nae
hem solde gedaen hebben off hee voer my afflivich worde. Oeck bespreke ick tot een
vercieringhe van den helligen godsdienst myn beste tabbert, die met camelot gevoert
is, toe een caesel aent hoegaltaer. Ende ist saecke dat myn kynderen den tabbert niet
willen onbeeren, soe zullen zy die kercke alzoe veel camelot geven ende floeweel, dat
men daer een goet caesel van maecken moegen.
Ten anderen soe maecke ick, Wytz, aerffgenaem van myn tytlycke goeden ende
landen Adzaert, myn leve man, met myn jongste kynderen, Johannes ende Werp ende
Fraw, myn oltste kynderen, die ick getogen hebbe by wylen Wybe Saeckles, doch by
maniere ende voeghen soe na volgen zal.
Ten eersten zoe sal Adzert, myn leve man, nae myn afflivicheyt hebben ende beholden alle myn roerlycke gueden ende huysraet met alle het quick, met syn kynderen
die wy tsamen hebben. Oick bespreke ick, Wytz, Adzert met die jongste kynderen alle
edificien ende melioratien soedanich als die nu ter tyt sint staende toe Aebynghe. Ende
off geboerde dat Adzert dieselffde edificien voer zyn doet niet uut sonderlinge swaere
343
5
10
15
20
25
30
35
40
noetsaecke vercochte, zal alsdan dieselffde edificien vervallen alleen op Wybe ende
Andleff, zyn soenen, ende it sal staen tot discretie van Adzert we van dese twee zonen
die edificien bewonen zal, datwelcke Adzert selven mede heft ratificeert ende bevestiget hyronder myt zyn eygen handt. Ende dese selffde edificien ende melioratie sullen
nummermeer moegen vallen in vreemde handen, dan blyven an Adzart ofte Wythie
kynderen. Oeck soe ist myn uuterste wille dat Adzert met die joncste kynderen zal
hebben ende beholden die saete toe Bonrehusum, daer nu eenre Wytie bewoent, ende
noch een guet off zaete, leggende in Dantumawolde, daer eenre Gyelt bewoent, met
alle die feenen die daertoe hoeren ofte hyrnaemaels mochten aencomen.
Ten anderen soe maecke ick erffgenaem Johannem ende Werp ende Fraw, myn
oltste kynderen, toe myn anpaert welcke ick hebbe in een guet toe Hantumhusum,
genoempt Baungehuus. Noch bet in gelycker forme een goet offte saete, genoempt toe
Bosma, uut welcke guet Teetke, myn dochter, die tot Betleheem professyt is, jaerlycx
uut ontfanghen anderhalff golden g. Noch in gelycker forme een goet toe Dreesum,
daer dat eenre Focke bewoent, alles met eer, feer ende heerlicheeden ende feenen soe
die lantsaeten dat nu gebruycken. Ten darden soe hebbe ick suslange geboert toe
Englum twaleff goltg. jaerlicx, dieselffde sullen Johannes ende Werp, myn oltste
zonen, terstont nae myn afflivicheyt moegen opboeren, ende Adzart zal zyn hant
daeraff holden.
Dyt is myn testament, codicil off laeste wille etc., ende ick wil ende beghere aen
myn kynderen datse dyt myn testament onverbroeckelyck willen holden, ende dat zy
Adzart in eeren, zoe dat behoert, willen holden. Ende oftet mochte dat myn kynderen
eenige duysterheeden oft tweenverstant in dyt myn testament mochten crygen, zoe
wille ende begere ick dat zy dat willen laeten verlycken by verclaringe van heer Gyelt,
pastoer toe Bly, ende Douwa van Burmania, ende by gebreken andere twee in plaetz
van haer.
In kennisse des waerheytz van dese myn testament, soe heb ick dyt testament uut
myn mont laten schryven, ende naedattet gescn is geweest, ist my tevoren gelesen.
Ende hebbe als tughen hyrtoe geroepen heeren Gielt, myn pastoor ende biechtvaer,
ende Douwa van Burmania, myn swager, biddende haer beyde dat zy dit myn testament myt hoer segelen willen besegelen. Ende tot meerer vasticheyt soe hebbe ick,
Wytz, oick benoedicht Jancke Wnama, heer Joost, Johan van Heynsborgen, dat zy
willen betughen ende die waerheyt daer in hoeden dat dit testament in myn tegenuoerdicheyt gelesen ende gesegelt is.
Actum Bly, anno veertich, den negen ende twintichsten octobris.
Ende wy, heer Gielt ende Douwe van Burmania, hebben onse segelen hyronder gedruct, ende onse naemen ondert segel geset.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (uiterlijk 1547 juli 19, door Haring Sythiema, naar A?). RAF, Archief
Familie Van Sminia, inv. nr 1784.
Het afschrift is een transfix bij een uitspraak van 1547 juli 19 door de zoenlieden
Douwa van Burmania en Haring van Sythiama over dit testament en het codicil van 1544
(zie 185). Hieruit kan de datering worden afgeleid. Het codicil is geschreven door dezelfde
hand, blijkens de ondertekening die van Haring Sythiema.
344
163
1540 december 1
Haebel, vrouw van Taecke Glins
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyfhondert ende viertich, opten eersten decembris,
hebb ick, Haebel, Taecke Glins wyf op Dronryep, aenmerckende die zeekerheit des
doets ende donsekerheit van die uure des doets, alhoewel cranck van lychaem,
nochtans cloeck ende verstandich van synnen ende verstandt, om alle twyst ende
tweedracht tuyschen myn erfgenaemen ende successoeren te vermyden, gemaeckt
myn testament, codicil, dispositie onder den kinderen ofte ander laeste wille, in der
vuegen ende maenieren hiernae volgende.
In den eersten bevele ic Goede van hemelryck myn eedele ziele, ende tlychaem der
aerden, daert van gecoemen is. Ende bespreeck voerts gewoentlycke aefterdaeden
ende boeuckenge opten Dronryp.
Forder maeck ic, testatrix voirs., voiruuyt Harinck, myn oldste zoen, hondert
gouden gulden tot behelp ende tymmerynge wanneer hy een nyeu huys seth op onse
staeten in der Ylst. Ende desgelicxs bespreeck ic voeruuyt Trincke, myn oldste
dochter, hondert golden gulden tot timmeringe als zy toe Herbayum een nyeu huys
maeckt. Ende Botke, myn dochter, maeck ic voeruuyt thien gouden gulden des jaers
erflycke renten, indien zy by vrinde raedt nae heuren staet wel ten hylcke coemt;
indien niet, salse niet meer begaeft weesen dan andere naescn erfgenaemen. Ende Laes,
myn soen, die sonderlinge van syn vader versien is mit birnze, instituere ick in
legittima ofte quarta, die hem nae rechter naetueren coemt ofte tenminste coemen
mach, willende hem daermeede af syn van myn gueden.
Ende institueer vorder myn ander kinderen erfgenaemen tot myn ander gueden,
hierboeven niet besproecken ende die onder die legittime van Laes voirs. niet en zyn
gecomprehendiert, willende datse dieselve mitten anderen gelickelic zullen deylen.
Ende oft gebuerde dat dselve kinderen, heure kintskinderen oft andere descendenten
aflyvych worden in toecomende tyden sonder nae te laeten echte kinderen ofte geboerte, wil ic, testatrix, ende denselven mynen erfgenaemen ende heure descendenten
daermeede belasten dat in sulcken gevalle die gueden, hier in deessen mynen laeste
wille denselven gelaeten, tzy deur institutie ofte legaet, sullen weeder vallen opten
anderen voirgen. myn kinderen ofte heure descendenten, alsdan in leevene synde,
onder welcke myne dispositie ic, testatrix, niet en verstae Laes, myn zoen, die ic
alleenlic in legittima geinstitueert hebbe, dan myn anderen kinderen, te weeten dat
dieselve oft heure descendenten, verstervende sonder echte kinderen ofte wettyge
geboerte, opten anderen succedieren sullen die voirs. gueden, ofte op heure
descendenten, in tleven synde. Ende vorder wil ic dat Harinck by die landen in der
Ylst, ende Trincke by die landen toe Herbayum, daerse nu hebben, in minderinge van
heure portie sullen bliven.
Ende wil ic, testatrix, desen mynen testamente ofte andere laeste wille vast ende
onverbreeckelic onderholden hebben. Ende oft niet mocht staen als een solempniel
testament, wil nochtans dattet staen sal als een codicil ofte dispositie daer moeder
tuysken haer kinderen of als een ander laeste wille, als tselve best nae rechte ofte
usantie van desen lande staen ende subsistieren mach.
Ende boven tgene voirs. is, wil ick, testatrix voirs., dat myn erfgenaemen voir
indivys sullen laeten leggen vyf gouden gulden sjaers tot negen jaeren, tot behoef ende
345
5
10
15
profyt van schamel luyden ofte heuren kinderen, om heure ambachten meede te leeren
ofte ander noetruftycheeden, by raedt van den besitter van Hobbemma staeten ende
een van dolste broeders ofte suaeger, daermede toe stoppen, ende sy dieselve te disponieren.
Des torconde hebben wy, Taecke Glins ende Guillielmus Johannis, scriver van den
Zeedycken, dit testament ter beede van Haebel, testatrix voirs., desen met onsen
hantscriften onderschreven. Ende noch om meerder vasticheit wille heb ick, testatrix
voirs., op ee<n>mael by den anderen vergaedert synde, toegeroepen ende gebeeden
als tuygen van denselven mynen lae<s>ten wille, Guillielmum Johannis voirs.,
Montze Haye zoen, Gerrydt Folckert zoen, Pieter Heert zoen, om desen tonderteyckenen. Ende soe Montze, Gerryt ende Pieter voirs. niet scriven en connen, soe heb
ic, Guillielmus voirs., als tuych voir myselfs ende ter beede van Montze, Gerryt ende
Pieter voirs., dit testament onderteyckent. Ende desgelycxs heb ic, Andries Waltinga,
ter beeden van den voirs. tuygen ditselve testament oeck onderscn.
Opten jaere, dach als voirs. iss.
<Ondertekend:>
Thecke Glins ly alls voirs. ys.
Guillielmus Johannis subscripsit.
Andreas Waltyngha.
20
Origineel: A. RAF, Archief Familie Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, Supplement,
inv. nr 25. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Testament van Haebel, Taecke Glins wyf. <M.a.h.,
18de eeuw:> Testament van Haebel, Taecke Glins wyff, 1o decembris 1540.
164
1541 januari 9
Heer Tiaerdt van Burmanya
25
30
35
40
Alsoe eenen igelicken nae alle rechten gegunt wordt dat hy van zyn tydtlicke
gueden daer hem God verleent heeft, by zyn testament ofte leste wille, nae denwelcken hy geen meer wille en heeft, tot zyne believen ende guetbeduncken mach
disponeren, soe hebbe ick, heer Tiaerdt van Burmanya, noch gaende ende staende,
ende wys ende verstandich van sinnen zynde, overleggende datter nyet zeeckerer is
dan die doot ende nyet onseeckerer dan die uuyre des doots, gemaect myn testament
ofte leste wille, willende dat tzelve geacht ofte gereputeert zal worden voor een
testament, codicil ofte andere leste wille, alst talle tyden best standich zal moegen
wesen ende effect sorteren, in maten ende manieren hiernae volgende.
In den eersten zoe maeck ick, heer Tiaert voors., Joest ende Ryenick, myn twie
zoenen, op maten naescreven erffgenamen van myn naelaten gueden, als te weten dat
Joest voors. voor zyn andeel zal hebben die seste part van myn nalaten gueden, dat is
zyn legittimam zonder meer, daervoor ick hem in de plaetzen alzoe myns register, mit
myn signet ende gewoentlicke hantteycken bevesticht ende onders., uuytwys ende
assignere hondert car.gls naecte jaerlicxe renthen uuyt alle myn leeghlanden in
Smallingerlant, Tietzerckeradeel ende Idaerderadeel. Ende want ick beduchtende ben
346
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dat hy diezelve tot zyn kinderen ende erffgenamen nut ende profyt qualicken zal
connen voorwaren, zoe ordonnere ick ende wil dat hy diezelve in zynen leven nyet zal
moegen verwisselen, vercopen ofte eenichsins alieneren, dan diezelve tot behouff van
zyn kinderen ende erffgenamen zal bewaeren. Sal oick die voorn. Joest hebben ende
beholden den gront daer zyn huys als te Leeuwaerden op staet, met den gront opt
zuyden ende west tot aen den dyck ende opt noorden tot aen tkerckhoff, ende alle
tgeene aen zyn huysinge by my ende myn eerste huysfrouwe, zyn moeder milder
gedachtenisse, aen steen, kalck, iserwerck, holt, leyen ende arbeytsloon verlecht is.
Dem Joest voors. ende diegeen die zyn huys in toecoemende tyden als eygen zullen
besitten, wesen ende blyven patroen ende vergevers van heer Holcke leen te
Oldenhoeff. Uelverstaende dattet zelve huys ende gerechticheit mit die voorscreven
hondert carolusgulden renthen alletoes by zyn voors. huys blyven zal, ende tvoors.
huys met toebehoiren voors. in zyn leven noch in zyn doot, swygelick ofte
expresselicken, doer eenich contracten, misbruyck ofte anders, hoe ende in wat
manieren dat tzelve geschien mochte, nyet zal moegen vervreemden ofte alieneren
uuyt myn agnatie, dan zal altoes ende nu ende int eeuwich deene knape, kindt ofte
mansoer opten anderen succederen, soeverre diegeen die eygendom van tgeene des
voors. in zyn leven ofte doot door eenich maniere verlaet eenich mansoer, hem te
minste in de derde ofte vier graet bestaende, achterlaet, jae al waerent oeck zyn
descendenten niet dan van zyn transversael lieve ofte sibdeel, alzoe dat diegheenen
den dochteren ofte vrouwepersoonen zal worden prefereert, ende die naeste van hem
diegeen die zoe nae dander int bloet bestaet. Zyn oick een ofte meer in een graet ende
all even nae in den bloede, zoe zal dolste die jonger altyt prefereert worden.
Voorts zoe zal Rienck voors. succederen in alle myn andere goeden, Joest voors.
hiervoeren nyet toegelecht, ofte die hiernae ofte hiernamaels van my nyet worden
besproecken ofte gelegateert, ende benaemen hebben die gerechticheit te moegen
vergeven olde Burmanya leen. Welverstaende oeck dat die voorn. Rienick diezelve
gueden ende gerechticheit in zyn leven ofte doot, swygelick ofte expresselicken, door
contracten, misbruycken ofte anders, nyet zal moegen alieneren noch vervreemden,
dan tzelve zal laten ende erven zyn kinderen, ofte indien hy geenen heeft, een van
broers zoenen, ende alzoe voortaen van deene mansoor totten anderen gaen ende
vallen, zoelange daer enich is die denghenena die de voors. myne guederen besitten
zal, ten minsten in den derden ofte vierden graet bestaet, alzoe dat den naesten dandere
geprefereert worden zal, ende in gelycke gradt die olste die joncxste. Ende en zal
nyemant in desen myne guederen deduceren moegen eenige quartam dan mit dat myn
guederen van den lesten besitter zoudenb worden door eenich middel verfremt ofte
alieneert, zoe zoude nu als dan danderen naesten bloede, alst voren verhaelt is, zuver
toecoemen, ende die possessie van dien uuyt zyn eygen autoriteyt aenfaerden. Voorts
zoe wil ick dat Rienick voors. myn achterdaeden ende schulden die onbetaelt moegen
zyn, schuldich ende gehouden zal wesen te voldoen.
Ick wil oick dat die donatiebrieff, tusschen my ende myn lieve huysfrouwe Graets
gemaect, ende by dewelcke elcxandere die van ons beyden langest leeft, hondert carolusgulden toegelecht uorden, van myn erffgenaemen naegegaen ende onderhouden zal
worden. Desgelycken dat zy tot haer lyffstont beholden zal olde Bourmanya huys,
a
b
Hierna het overbodige: is.
Hierna doorgehaald: moegen.
347
5
10
15
20
25
30
35
40
45
daer ick ende zy nu ter tyt in woenen, mit alle zyn toebehoeren, ofte in plaetze van
dien vyftich car.g. lyffrenten, vrou Graets heur wille ende keur daerin thebben.
Voorder zoe wil ick dat heur volgen zal dat tichelwerck met die landen daer ick
leggende hebbe gehadt te Suwemeer, want zy my diezelve betaelt heeft tot mynen
believen. Item die feenen, gelegen by Frouweneconvent an den Letze, streckende nae
Tremunt toe ende Groningerlant feenen, wil ick nyet dat myn erffgenaemen tegens
myn huysfrouwe eenich questie zullen maecken, noch oick om tbetael van dien, want
zy my diezelve oick na hluyt den brieven daervan zynde, my daervan vernoucht heeft.
Desgelycken zoe bekenne ick, heeren Tiaert, dat die landen ende renthen daeraff die
coopbrieven vermelden dat zy dzelve gecoft heeft, heur toecomende, ende deurdien
dat staende techt tusschen ons beyden vercregen mochten zyn, geen actie ofte gerechticheit op pretendeer, noch by myn erffgenaemen wil pretendeert hebben, als zy oick
nyet en pretendeert op tgene des ick staende techt tusschen ons beyden vercregen heb.
Nopende oick die roerlicke gueden, ons beyden toecoemende, als gelt, golt, silver,
huysraet etc., soe ben ick met myn huysfrouwe veraccordeert dat die langestlevende
van ons beyden daerinn by zyne simpele woorden zal zyn gelooft wat elck van ons
ofte onsen erffgenamen daervan toecompt.
Item oeck wil ick dat alle die puncten ende in myn register onder myn handt ges.
ende myn signet daerby geset, hier aengehecht, sullen alle tezaemen ende een yder
besonder gelyck myn testament geholden worden, op poene verbeurt te hebben zoet
nae recht mach gescheen, ende die poene te coemen tot profyt diegeene diet onderholt.
Hierenboven wil ick dat int weeshuys tot profyt van dien zullen coemen ende geemployeert worden twaelff roeden feens toe Oestermeer naest Teercke feen, diewelcke
ick die wesen mits desen bespreeck ende legatere.
Ende alzoe tgene voors. is, myn testament, leste wille ofte codicil is, ende in
teycken der waerheit zoe hebbe ick, heer Tiaert van Burmania, voor myn tuygen,
hieronder gescreven, daertoe geroepen ende gebeden, eerst ende voorall bekent dat
register, waervan hiervoeren mentie gemaect wort, noch mit myn handt ende signet
nyet is bevesticht, nyettemin willende des voors. is, in alles voor myn testament,
codicil ofte leste wille, zoealst alderbest nae den rechten mach, standich wil onderholden.
Welverstaende dat die schulden <die> zedert wylen vrou Tyets, myn huysfrouwe,
opgelecht zyn, by Rienck alleen betaelt worden, ende die schulden die by my ende
vrou Tiets tezaemen opgelecht zyn, zullen Joest ende Rienick gelyck betalen, ende die
inschulden zedert wylen vrou Tyets doot zal Renick alleen opbeuren.
Soe hebbe ick gebeden ende daertoe geroepen den eerbaeren ende discreten meister
Henrick Ludolphi, nu ter tyt myn pastoer tOldehoeff, dat hy dit testament mit zyn
zegel bevestigen ende mit zyn handt onder te schryven, ende oick gebeden doctor
Hector, raedt der Keye Mat, van Hoxwier, heeren Jelte Thomas zoen, prebendarius toe
Oldehoeff, Wilcke Holdinga, Jasper Herman zoen, Harpert Jans zoen, Arent Jans
zoen, Goslick Harman zoen, tuygen hiertoe geroepen ende gebeden, om ditzelve
testament, codicil ofte laeste wille om myn bede wille mit hoeren gewoentlicke
hantteyckenen onder te schryven. Dwelck wy, meister Henrick Ludolphi, Hector van
Hocxwier, heer Jelte, prebendarius, Wilcko Holdinga, Jasper ende Goslick Harman
zoen, ter bede van heer Tiaerdt alzoe gedaen hebben. Ende want wy, Harpert Jans
zoen, Arent Jans zoen, geen zegelen voerende zyn ende nyet schryven connen, hebben
wy gebeden den voorscreven meyster Henrick Ludolphi, onsen pastoer, om dit testament, codicil ofte leste wille om onsen bede wille vorder tonderschryven ende zyn
348
zegel daervoor te setten. Dwelck ick, meister Henrick Ludolphi, voor myzelven ende
ter bede voors. alzoe geerne gedaen hebbe.
Actum op den negende dach januarii, anno XVc ende een ende veertich.
5
10
15
20
25
Ende stont onder tprincipael ges.: Ego, Henricus Ludolphi, ad petitionem Harperti
Johannis et Arnoldi Johannis, testium prescriptorum, subscripsi. Hoxwier. Jelto
Thome fabri subscripsit. Henricus Ludolphi subscripsit. Wilcko Holdinga. Jasper
Harmen zoen. Goslick Harman zoen.
Gecollationeert ende ausculteert is desen autentycquen copie tegens zynen principale, in francyn gescreven ende onder mit een uuythangende zegel in groenen was
bezegelt, geheel ende ongecorrumpeert, by my, Mathys Jans zoen, openbaer ende toegelaten by den Hove van Vrieslant notarys, ende accordeert metten zelven van woorde
tot woorde, dwelck ick onder myn notariaet teycken betuyge. Ondertekent: Mathias
Johannes, notarius, subscripsit.
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens D met uithangend zegel in groene was onder
papier.
Afschriften: B (16de eeuw, door notaris Mathys Jans zoen, naar A). Niet voorhanden,
bekend uit C. - C (16de eeuw, naar B). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania,
inv. nr 1. Opschrift: Copia copie. In dorso: Dit is een autentycqen copie uuyt heer Tziaert
van Burmania principael testament. - D (1551 november 28, door notaris D. Wyngie, naar
A). Niet voorhanden, bekend uit E en F.
Onvolledige afschriften: E (1583, voor collatie getekend door Heeres, naar D). RAF,
Collectie Fries Genootschap, inv. nr 623. Betreft bepalingen aangaande Graets. - F (16de
eeuw, door zelfde hand als C, naar D). GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania,
inv. nr 1. Betreft legaat aan het weeshuis.
Het formulier vertoont grote gelijkenis met dat van nr 168.
165
1541 februari 15
Laes van Jonghama
30
35
40
In nomine Domini, amen.
In den jaere van den geboerte Ons Heren Jhesu Christi duysent fyffhundert een
ende fyertich, den fyftienden dach des maen[ts] februarii, is in tyegenwoerdicheyt van
de tuygen ondergescreven in persoene geweest de vheste ende froeme Laes van
Jongama, woenachtich in Sneeck, gesont van lychaem ende seer wel by synen
voerstaende, wyselyck anmerckende dat alle menschen eens sterven moeten ende
gepresenteert woerden voer den stoele Goedis almachtich, ende dat de tyt onseker is
wanneer de Here coemen sal cloppen, omdat hy dan bereyt ende van alle tytlycke
dinghen ende bycommeringhen onslaegen mach syn, revocerende speciaelick ende
expresse allen testamenten, codicillen ofte laeste willen, voer datum dissis by hem in
enighe maneren ordiniert ende gemaeketh, bysunder den testamenten van dato den
tweeden marcii anno XXXVIo ende opten sesteenden dach des maents februuarii anno
XXXVIIo, heft in der alderbeste maneren ende forma, soe hy best conde ende mochte
by tgesonde doen, bygeert toe ordineren ende toe maeken syn testament, codicil, laeste
wille ofte dispositien van syne gueden, dwelcke hy ordiniert ende gemaeckt heeft in
349
5
10
15
20
25
30
35
40
maneren naescreven.
In den eersten ende voerall byveelt hy Goede almachtich in syne godlycke genaede
ende barmharticheyt synen edelen ziele, ende dat lichaem dat aertryck, bygerende toe
Wommels ofte toe Naezaereth bygraeven toe woerden, ende byspreeckt de kercke toe
Wommels ses gouden gulden eens.
Item den rechte arme huyssaeten binnen Wommels byspreeckt Laes voers. ses
gouden gulden eensa an laecken, mit syn clederen, soe guedt ende quaet als hy de
afterlaeten sal. Ende int deel gewoentlicke boekinge. Ende noch fyer gulden jaerlix uut
den saete toe Geyns daer hy op plecht toe woenen, om rogge ende om laeken ewelick
ende erflick alle jaeren toe bytaelen opten jaerstond van Laes voers. ofte Foekel, syn
dochter, toe distribueren, by raede van Docke Waltta ende syn nedergaende erwen
dengheenen de dat best byhoeftich sint.
Item den convente van Thabor fyftich gouden gulden eens, ende de crucebroeren
binnen Sneeck fyer gouden guldens eens. Item den conventen van Gennaerdt, Groenedick, Ylst, Nyecloester, de menderbroeders binnen Boelswert, elck een gouden gulden
eens. Ende de kercke toe Rauwert ses gouden gulden, daer Aeel, Aeede Jongama
weduwe, my sculdich is van Aeede voers. wegen. Item noch byspreeckt Laes voers.
Foekel, Jelle Harinxma dochter, syn moeders selver reem, de hem van Doed, syn
suster, angeerweth is. Item heft noch bysproeken Sente Martens kercke binnen Sneeck
tyen gouden gulden. Item Laes voers. byspreeckt den convente van Naezaereth ter
eren Goedis ende totten temmeringhe van eenen nyen kercke off sieckhuys tweehundert gouden guldens eens, tot ewich memorie voer Laes ende Mari, syn huysfrouwen,
ende Foekel, haere dochter, op syn jarstont toe houden mit missen ende vigilien soe
dat gewoentlyck is. Ende hyrmede sal dat convent aff weesen van tgheene Foekel off
dat convent van Foekele wegen meer van erff boeren mach.
Item hundert gouden gulden byspreeckt Laes voers. een, nae hluyt een seker
hantteyken daer Laes voers. syn bichtvaeder gegeven ende gedain heft.
Item noch heft Laes voers. <bysproeken>b Wyts, Oefcke Hessel zoen dochter, de
saete toe Boxum daer Claes Evert zoen nuu op woent, soefoel hy daerinne heft, ewelick ende erflick, nae den doet van Mari, syn huysfrouwe voers.
Item Hessel ende Wulcke Douwe zoenen ende Syouck, Syerck Donnye huysfrouwe, byspreeckt Laes de saete daer Dyerck Gerryt zoen nuuc op woent, toe wieten
Syouck deene helft ende Hessel ende Wulcke dander helft. Indeen Syouck sterft
sonder kinderen, soe sullen disse twee broeders voers. Syoucke helft oick hebben ende
gelick deelen, soefoel Laes voers. daerinne heft, ende dat nae den doede van Mari
voers.
Item noch byspreeckt Laes voers. Foekel, Jelle Harinxma <dochter>d, een enkelgulden ende seven stuveren jerlixe renten in Sickinghe guedt toe Goyngum, daer een
Olffert Sickinghe genoem[pt] nuu op woent, ende dat nae dat voersterven van Mari
voers. It[em] noch byspreeckt Laes voers. Foekel, Jelle Harinxma dochter, syn
rent[en] ende syne rechticheyt die hy heft toe Jorwerdt in den saete toe Heesens daer
a
b
c
45
d
e
Ontbreekt in C.
Aangevuld naar C en D.
Ontbreekt in C.
Aangevuld naar C en D.
Ontbreekt in C en D.
350
5
10
15
20
25
30
35
40
Jacop Olffert zoen op plech toe woenen, alles nae den doede vana Mari, syn echte
huysfrouwe.
Item noch heft Laes voers. bysproeken Marie, Syerck Harinxma dochter, syn lieve
huysfrouwe, alle de gecofte renten die sy tzaemen gecoft hebben, ewelick ende erflick
toe holden. Item daertoe sal Mari noch hebben alle de roerlicke gueden van golt,
selver ende gelt, mit de clenoedien ende huysraeth, soe datselve by my, Laes voers.,
sal woerden aftergelaeten, ende de losbaere renten, uutseydt datgheene daer toefoerenb bysproeken is. Item noch sal Mari voers. hebben de renten ende de landen
daer Laes voers. heft in Buwe Melius zoen guedt toe Geyns, ende syn renten in
Sickinghe guedt toe Goyngum, ende toe Jorwerdt in de saete toe Heesens, ende in de
saete toe Boxum ende toe Boesum voers., tot hoer lyffstondt, nae den doet van Mari
soe dat voers. is. Item ende des wil Laes Jongama dat Mari voers. hoer paert, als den
helft van acht gouden gulden renten de sy tzaemen gecoft hebben in de saete totc
Geyns, wil folgye laeten dengheenen de Geynssera guedt voers. in dese laeste wille
toegelecht woerdt, voer den helft ende den rechticheyt de Laes voers. heeft in dat
guedt toe Wyuerdt opten meerswael. Ende wee Geynssera guedt toegelecht woerdt,
wil Laes voers. dat hy sal moegen weder innecoepen de fyer fl. renten voers. wanner
hem des bylieft, als mit hundert gouden gulden eens. Ende des soe sal Mari voers.
noch hebben ende holden ewelick ende erflick de twee huysen de wy nuu tzaemen
gecoft hebben, mit de eene steed daer dat luttick huys nuu op staet, indeen wy deselve
tzaemen inwandelen van de van Thabor.
Item soe byspreeckt Laes voers. noch Syttye Harinxma, syn wyfs broeder, een
golden croen eens.
Item noch byspreeckt Laes voers. den rechten armen in Sneeck de twee camerssteeden, leggen op de Oesterdick, daer ald Aeff woent op deene ende Wulck Dyerck
pelsers camer staet op de ander steed, ewelick ende erflick.
Item noch byspreeckt Laes voers. nae voersterven van Mari Womck, syn nift,
indeen sy in dat lieven is, nae de doet van Laes voers. tyen enkelgulden jaerlixe
renten, gaende uut de saete toe Geyns daer Buwe Melius zoen nuu ter tyt op woent,
ewelick ende erflick, salff dat degeene de Geynssera staeten toegelecht woerdt, sal
dese renten moegen tot syn bylieven weder innecoepen mit twentich penningen een,
ende des soed sal daermede quiteert syn de dartich fl. de Laes Womck sculdich is van
hoer vaeders wegen, ende hyrmede van hoer erfscip aff toe weesen van Laes voers.,
ende dat durch redelicke oirsaeck Laes daertoe byuegende.
Item heft Laes Jongama voers. instituiert ende erfgenaem gemaeckt Docke Agge
zoen Waltte, syn zwaeger, in den gueden naescreven, als in dat guedt ende saete toe
Geyns, mit eer, feer, gewalt ende alle gerechticheyt ende toebyhoeren, soee groet ende
cleyn als Laes voers. mit Mari, syn wyff, deselve gebruyckt hebben, ewelick ende
erflick. Ende nae voersterven van Mari voers. sal Docke voers. oick hebben tot synen
vryen eygen alle landen, renten ende gerechticheyt van de saete toe Geyns daer Buwe
Melius zoen nuu bywoent, mitten byhoerlycke laesten, leggen op de saete voers., ende
a
b
c
45
d
e
Ontbreekt in C.
C en D: foeren.
Ontbreekt in C.
Ontbreekt in C.
C: allsoe.
351
5
10
15
20
25
30
35
40
mit den beterscap ende gerechticheyt van fyer gouden gulden renten de tconvent van
Thabor heft uut de saete toe Geyns voers., staende op wedercoep achteen penninghen
een. Ende als Docke voers. compt int bysith van denselven gueden, soe sal hy bytaelen
uut syn eygen guedt ende eens uutrechten hundert gouden gulden eens deselve voeren
mentioniert is van dat hantteyken. Ende sullen mitz desen oick doet syn alle saeken
ende gerechticheyt daer Docke voers. op hem ende Mari hoere mochte hebben ter
cause van den lyffgiften van salige Foekel neffe hoere ofte anders in enighe maniren,
alzoe nochtans indeen Docke voers. geen echte kinderen afterlaet, dat dese gueden
voers. nae syn voersterven weder sullen coemen op een alleenich vana den naeste
bloet van Laes voers. van syn vaeders wegen, als toe wieten opten jonxte zoen van
Womck Jongama, echte huysfrouwe van Eelck Heringha, indeen sy dan enich zoen
heft, indeen des niet, op Hessel Douwe zoen, syn neeff, ist dat hy int lieven is, off op
Wulcke Douwe zoen, syn broeder, indeen Hessel alsdan afflivich waere. Ende ist dat
niemant van de voernoemineerde persoenen in tyden van voersterven van Docke
Walta voers. sonder echte kinderen in lievende lyve waere, soe sullen dese gueden
voers. opten oltsten manspersoene, naest synde van den bloede van Laes Jongama
voers. van syn vaeders wegen erwen. Ende sal deselve gehouden syn in den gevalle
voers. toe bytaelen den naesten erfgenaemen van Docke voers. dat huys toe Geyns
toecoemende tot seghen van guede mannen. Ende sal deselve oick bytaelen den naeste
erfgenaemen voers. alsulck[en] penninghen nae inhouden een hantscrift daer Laes
voers. Docken voers. daervan gegeven heft. Ende heft Laes voers. mede bygeert ende
wil, indeen Docke voers. een echte zoen crygeth, dat hy deselve naemen sal nae Laes
voers., ende indeen hy geen zoen dan een dochter crygeth, dat hy de sal noemen nae
salige Foekel voers. Ende tselve kindt sal hebben den gueden voers. tot foerndeel,
ende ewenwalb succederen in syn vaeders ende moeders gueden. Ende degheene de
den saete voers. crygeth, sal op deselve syn woensteede holden als hy tot synen rype
jaeren is, by voerboerte van denselven gueden, ende de toe vervallen opten naesten
bloede, soe dat toevoeren voerclaert is. Ende sal deselve oick gehouden syn byhoerlicke jaerstonden van Laes ende Foekel mit syn vrenden voers. toe onderholden toe
Wommels nae older gewoente. Ende noch geft Laes Docke voers. syn paert van dat
huys toe Geyns, indeen hy dat niet bytaelt heft voer dat voersterven van Laes voers.
Item noch byspreeckt Laes Jongama voers. Hessel Douwe zoen alle synen boeken,
soe guedt ende quaet hy deselvec afterlaeten sal.
Item Laes voers. heftd instituiert ende erfgenaemen gemaeckt Hessel ende Wulcke
voers. van de eene helft tzaemen, ende Syouck, jonge Syerck Donnye wyffe, dander
helft in den naescreven gueden. In den eersten in alle steeden ende steedpachten de
Laes voers. heft binnen Sneeck, salff datgheene hyrvoeren bysproeken is. Ende nae
voersterven van Mari, Laes echte huysfrouwe, soe sullen Hessel, Wulcke ende Syouck
voers. hebben den staeten ende saete landen mit alle toebyhoeren, leggende toe
Boesum, soe dat hyrboeven specificiert is, tot hoeren vryen eygen, salff ses gouden
gulden renten daer dat convent van Naezaereth daer ewelick uut holden sal. Des sullen
a
b
c
45
d
e
C: op.
Hierna in C: toe.
C: die.
Hierna in C en D: noch.
Hierna in C: van.
352
5
10
15
20
25
30
35
40
Hessel, Wulcke ende Syouck den rechten armen huyssaeten binnen Boesum geven om
Goedis willen tyen gouden guldens eens als sy coemen int bysithen van de saete
voers., by voerboerte hoere erfschip ende den gueden voers., toe appliceren den
persoenen ende naeste bloede van Laes voers., by ordine als voeren voerclaert is. Ende
de landsaeten de daer nuu op woenen, als Dyerck ende Jacop voers., sullen op de
saeten blyven tot hoere lyffstondt voer soedaene huer sy nuu geven, indeen sy den
huer bytaelen.
Ende heft mede bygeert ende wil dat alle synen landen ende renten voers. by
mencanderen sullen blyven, ende niemant van de legatarisen ofte erfgenaemen voers.
deselve an toe tasten endea toe genieten voerdat syn legaten ende alle sculden bytaelt
sint, by voerborte een ygelyck den legate ofte erfscip hem in desen laesten wille
achtergelaeten, ende tselve te vervallen deene helft den rechte armen binnen Sneeck
ende dander helft an den executoeren naescreven, als den pater van Thabor, toe wieten
pater nae pater, ende Tzaelinck Docke zoen, welcke Laes Jongama voers. tzaemen
ende elck bysunder alheel ordiniert executoeren van desen synen laeste wille nae syn
voersterven mitten aldereersten neerstelicken toe executeren ende toe achtervolgyen
in maneren voers., gevende hoere vrye ende volcoemen machte alle toe doin ende toe
laeten tgeen guede executoeren van testamenten nae rechte toestaet. Ende wil dat de
executoeren voers. tzaemen sullen hebben voer hoere arbeyt den twentichsten pennynck van allesoe foele als sy uutreyken ende bytaelen sullen an gelt ter cause van den
testamente voers.
Ende wil oick dat alle syn landtsaeten, sittende op syne saeten, deselve sullen in
huere hueringhe byhouden, soe lanck sy lieven, in gelick huer als sy de nuu hebben,
nae inhouden den register van Laes voers., ten waere dat de principael heren daer
selver op woenen wolden.
Dit is den laeste wille van Laes Jongama voers., dwelcke hy bygeert machtich toe
syn ende effect toe sort[e]ren als een testament, codicil, dispositie van gueden, off
enich laeste wille alderbest staen mach nae den rechten, geestelicken ofte waerlicken,
ofte gewoente van dese landen. Ende wil Laes Jongama voers. dese synen laeste wille
onderhouden hebben in alle synb articulen voers. van alle synen vrinden, by
voerboerte dat een ygelicken hyrinne naegelaeten is, toe appliceren soe dat voers. is.
Sonder alle argelist. Des toe orkunde heft Laes Jongama voers. gebeden, ende sint
hyr mede speciaelick toegeroepen als tuygen den ersaemen ende walgeleerdenc meister Doytye, heren Pieter, prebendarii, den vhesten Frans Roerda, Keyserlicke May.
grietman over Weymbritseradiel, Sipke Abbema, Gyaele Poppe zoen, burgameisters,
Wybe Tzumme zoen ende Kempo Jelle zoen, burgeren in Sneeck.
Ende Laes Jongama heft dit mit syn eygen hant ondergescreven, ende [heer] Pieter
voers. heft dit mit syn notarius publicus hant <ondergescreven>, in byuesen desse
orkenen. Ende wy, meister Doyttye, Frans Roerda, Sipke Abbema, Gyaele Poppe
zoen, Wybe Tzumme zoen ende Kempo Jelle zoen, hebben onsse segelen hyr onderan
hangen ter bede van Laes Jongama voers.
Actum Sneeck, in den jaere, maent ende dach voers.
a
b
45
c
C en D: ofte.
Ontbreekt in C en D.
Hierna in C en D: heeren.
353
5
10
Onder staet gescreven: Laes Jongama subscripsit. Ego, Pietrus Nycolay, in Sneca
prebendarius, sacrosanctea sedis auctoritate notarius publicus, per Laes Jongama
preassertum una cum ceteris hic adscriptis testibus vocatus et rogatus, hec protestor
scriptura et signo meis propriis. P.N.
Boeven de segelen staet gescreven: Dyonisius Doyttyo Albada subscripsit. Frans
Roerda subscripsit. Sipko Abbema subscripsit. Gyaele Poppe zoen subscripsit. Wybe
Tzumme zoen subscripsit. Kempo Jelle zoen subscripsit.
Excopiert uut syn voersegelde ende ondergeteykende principael testament, mit
Laes Jongama eygen hant ondergescreven ende heer Pieter notarius hant, ende mit ses
hangende segelen in groene was, ende concordeert, by my,
<ondertekend:>
Kempo Jelle zoen subscripsit.
Origineel (A) niet voorhanden. Volgens C geschreven op perkament, volgens B en C
voorzien van zes hangende zegels in groene was.
Afschriften: B (16de eeuw, door Kempo Jelle zoen, naar A). RAF, Archief Familie Van
Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 345. - C (16de eeuw, door Syttie Harinxma, naar
A). Ibidem. - D (17de eeuw, naar A?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de
Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 900. Tot en met de datumregel, dus zonder
weergave van de ondertekening.
Uitgegeven naar B, vervaardigd door één van de getuigen, met de belangrijkste
varianten uit C en D.
15
20
166
1541 februari 27
Heer Here van Hottinga
25
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert ende een en veertich, opten XXVIIen dach
februarii, heb ick, heer Here van Hottinga, noch bedacht zeeckere dispositie te
maicken by maniere van codicille neffens ytlycke saicken ende goeden die ick nae
datum van myn testament anbedocht hebbe, ende datt in manieren hyrnae verclaert.
Te weten datt ick nochtans myn voors. testament in allen zynen puncten ende
inholden geobserveert ende onderholden will hebben, mytsgaders oick dattgeen datt
ick by maniere van codicille hiernae verclaert ende uuytgedruct hebbe.
Te weten datt ick in de plaets van meester Wynandt Willems zoen, die in Goede
verstorven is, geordonneert hebbe Dominicus van Boetnya tot executoer van myn
testament, met heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, prebendaet in Franeker, ende tutoer
ende voormondt van alle myn kynderen, begerende aen hem datt hy datt beste dairinne
will doen, als ick my op hem oick wel betrouwe.
Voorder oft geboerde datt myn erwen, vermyts groete legaten, aen myn erfscip
nyett en wolden tasten, soe will ick datt die voors. executores myn goeden ende
a
Hierna in C: apostolice.
354
5
10
15
20
afterlaten erfscip, in myn testament nyett besproecken, by den bernende keerse zullen
vercoepen, ende datt tot proffyt van alle myn kynderen als legaten.
Noch bespreeck ick Tryn, myn huysvrouwe, tot hoer lyffstondt dat huys dair ick
gecoft hebbe van de lynslagers weduwe, met thienduysent steen ende zesduysent
pannen, die Dominicus van Botnya daertoe leveren zall, ende nae hoer doot tselve
huys weder te commen up alle myn kynderen gelyck. Noch bespreeck ick Tryn een
dosyn zilvere lepelen van XXVII½ loodt, oick tot hoer lyffstondt, ende nae hoer doot
te commen als voeren. Ende oft geboerde datt Tryn voors. hoer nyett eerlycken en
regeerde, het zy myt droncken drincken ofte by quaet geselscap te converseren, soe
auctoriseer ick den voors. tutoers omme hoer te moegen besnyden neffens die legaten
hoer toegelecht, tot hoerluyder wille ende discretie.
Hiermede bevele ick, heer Here van Hottinga voors., Godt van hemelryck lyff ende
ziel.
Tot oirconde der waerheyt zoe hebbe ick, heer Here van Hottinga voors., myn
gewoentlyck hantscrift hyronder gescr., ende hebbe voorder gebeden dem weerdigen
heer Sybrant Sipke zoen a Rispens, prebendaris, heer Pieter Anthonis zoen, vicaris,
ende Dirck van Delft, secretaris in Franeker, om desen over my oick te onderscren.
Opten dach, jaer ende maent als voors. is.
Excopieert ende gecollationeert myt soedanen principale, gescr. in pampier, waironder stonde gescr.: Dominus Sibrandus Sipkis subscripsit. Delphus. Here van
Hottinga. Pieter Anthonis, priester.
Ende concordeert mytten selven van woirde tot woirde, by ons onderscr.,
<ondertekend:>
25
Delphus.
Gaathye.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Delphus en Gaathye, naar A). RAF, Archief Nedergerecht
Sloten, inv. nr 29, f. 38. Opschrift: Copia. In dorso: H.H. van H. codicill.
167
1541 maart 22
30
Wytzs heer Godschalcks Jungummae dochter
35
In nomine Domini, amen.
In den jaere Ons Heren Jesu Christi duysent vyffhondert een ende veertich, den twe
ende twintichsten martii, heb ick, Wytzs heer Godschalcks Jungummae dochter, achterlatene wedwe van s. Frans Mennummae den jonge, overgedacht dat ons sterfflycke
menschen op deser werlt nyet sekerer en is dan den tytlicke doodt ende nyet onsekerer
dan den uuyre desselffden doodts, dairomme heb ick, Wytzs voirs., by gesonde lyve,
gaende ende staende ende verstandich van zynnen, mynen testament, laeste wille offte
dispositie van myn tytlicke gueden, om twyst ende schortinge nae myn doodt tuyschen
myn vrynden toe schuywen, in tegenwoirdicheyt van den orkenen ende tuygen nae355
5
10
15
20
25
30
35
40
45
bescr., hyrtoe van my bysonderlinge gebeden ende geroepen, gemaeckt in manieren
naebescr., dwelcke testament offte laeste wille ick, Wytzs voirs., van myn vrynden
ende erffgenamen nae myn doodt onderholden will hebben. Ende indyen dat denselffden nyet als een testament, vermyts gebrecke van eenyge solempniteyten, nae
rechte dairtoe gerequireert, solde moegen subsisteren ende stall grypen, soe will ick,
Wytzs testatrix voirs., dat hetselffde nochtans stall sall grypen als een codicil ofte
andere laeste wille ofte scheydinge ende schyckinge van mynen gueden nae myn
doodt, alst alderbest nae recht ende dusantie van desen landen stall sall mogen grypen,
sal subsisteren, stadt grypen ende zynen voertganck ende effect sorteren ende hebben.
In den yrsten byfeele ick, Wytzs testatrix voirs., myn edele ziel God almachtich,
mynen heere, schaeper ende salichmaeker, ende myn lichaem der aerden, begraven te
werden tot den mynrebroeders binnen Leuwerden, int koer voir dat hoegaltaer, by s.
Frans Mennumae voirs., myn lieffve man, ten waire dat ick an ander wege storffve
ende voir myn versterven myn legersteed ende bygravynge op enen tot ander plaetze
bygeerde thebben.
Vorder soe maeke ende instituere ick, Wytzs voirs., voir universale erffgenamen
tot mynen gueden, roerlick ende onroerlick, soeals ick denselffden nae myn doodt
affterlaeten sal (uuytgenomen den legaten, hyrnae by my in dese testamente gedaen
ende gelegert, ende ick hyrnaemals in andere testamenten ofte codicillen, dwelcke ick
tot desen solde mogen maeken, legeren ende doen sall moegen) myn twe dochteren,
getoegen by Frans voirs., genoempt Fransche ende Luytzs, beholdelick dat ick den
voirs. Fransche, myn dochter, prelegere ende voiruuyt byspreke myn sulverwerck,
behorende tot mynen vrysche paer clederen, myt denselffde vrysche paer clederen.
Ende indyen deene van myn voirs. dochteren geraeckte toe sterven sonder kynderen
ende wetlicke geboerte, soe will ick, testatrix voirs., dat den portie ende deele van myn
erffschyppe ende gueden van dengeenen die sonder kyndren ende wetlicke geboerte
tot eenyge tyden (tzie wanneer ende tot wat tyden tselffde geboren mochte) geraeckte
toe sterven, sall comen ende fallen an dengeenen die in tleven blyfft. Ende indyen dat
beyde myn voirs. dochteren voir my versterven ofte andersins my geen erffgenamen
een mochten werden, soe substituere ick hen in mynen erffschyppe ende gueden
juyffer Sytzs van Jungummae, myn suyster, echte wyff van Johan Herummae, ende
heur kyndren. Ende soefeere den voirs. myn twe dochteren mynen doodt byleven ende
my erffgenamen werden (als zie myt den hulpe Gods sullen doen) ende dairnae beyde
tot eenyge tyden, het zie wanneer ende tot wat tyden tselffde geschien ende vallen
mochte, deser werldt mochten overlyden sonder kyndren ende wetlicke geboerte, soe
will ick, Wytzs voirs. testatrix, dat all eerven well den gueden dwelcke hen van my
ancomen ende angeerfft sullen werden, sullen comen ende vallen an myn voirseyde
suyster, juyffer Sytzs, ende heur kyndren, voirbyholden nochtans dat in alle gebeyde
gefallen voirs., het wair dat myn voirs. dochteren my geen erffenamen werden, offte
naedat zie my erffgenamen gewerden waeren, deser werlt sonder kyndren ende
wetlicke geboerte mochten overlyden, ende myn voirs. suyster my alsoe deur enyge
van den voirs. substitutien erffgenaem mochte werden, den erbare ende doechsamyge
vrou Idsck, dochter van Harinxmae ende wedwe van Jungummae, mynen lyewen
vrowe moeder, tgebruyck van denselffden mynen ende mynens dochterens gueden
ende erffschippe respective tot heur leven lang sall hebben ende genyeten, indyen zie
my ende myn voirs. twe dochteren overleeft, in welcke gefalle ick myn voirs. vrou
moder in denselffde gebruycke ende usufructu vor heur legittima instituere, ende
bygere an heur lyefflick ende vriendelick dat zie dairmede toevreden wesen ende dese
356
5
10
15
20
25
30
35
40
45
mynen testamente ende uuyterste wille approberen will. Ende will ick, Wytzs testatrix
voirs, ymmers nyet dat mynen gueden ende erffschyppe tot eenyge tyden in vreempde
handen ende buyten den grade sullen mogen comen ende gerfft werden, om welcken
te verhoeden ick den voirs. substitutien an mynen lieffve suyster ende heur kyndren
gedaen hebbe.
Item vorder byspreck ick, Wytzs testatrix voirs., vrow Idsck voirs., mynen lieven
moder, myn drye koyena ende myn gouden ryng myt den camu dair ick van s. Frans,
myn voirseyde man, op trouwe ontfangen hebbe. Item ick legere ende byspreke
Tyaerdt van Jungummae, myn broeder, een van den voirs. Franse myn mans goudene
heemden, ende desgelycks Johan van Herummae, myn swager, een van den beeste van
Franse voirs. goudene hemden. Item myn voirseyde suyster, juyffer Sytzs, legere ende
byspreke ick myn draecke gouden ryng, ende juyffer Tet, myn suyster, legere ende
byspreke ick myn gouden ryng myt den dyamant. Juyffer Tryn Jungummae, myn
broeders wyff, byspreecke ick myn gouden ryng myt die robyn. Juyffer Luytzs, Johan
Herummae ende juyffer Sytze voirs. dochter, byspreke ick myn damaschen tabbert
ende myn zwarten camelotten onderrock.
Item den mynrebroeders toe Galileen bynnen Leuwerden byspreck ick mynen
vlouele tabbert tot een kersoffel, myt manyere dat den voirs. mynrebroeders van
denselffden vlouelene tabbert den kersoffel bynnens jaers naedat zie den tabbert
ontfangen sullen hebben, myt myn wapenen sullen doen maeken ende bereyden, onder
pene dat denselffde tabbert by gebreke van dyen weder an myn voirs. suyster, juyffer
Sytzs, ende heur erffgenamen sall vallen ende comen. Ende dairtoe byspreke ick,
voirs. testatrix, noch den voirs. mynrebroders twyntich g.gens eens voir myn legersteedt, ende bygere an denselffden dat zie truwelick voir myn ende alle gelovyge
zielen willen bidden.
Item vorder byspreke ick, voirs. testatrix, den rechte arme huysgesetenen dwelcke
noch heure kyndren by den doeren nyet omme loepen beedelen, op den dach van myn
byganckenysse, maenstondt ende jaertyt telcke reys twintich golden guldens, den
voirs. arme huysgesetenen elcx nae zynen armoede, laste ende byhoeffticheyt uuytgedyelt ende gegeven te werden, ende dat tot ende by den huysen dair alsulcke arme
huysgesetenen woenachtich synt. Ende will nyet dat dieselffde penningen noch eenyge
van dyen ofte van myn andere gueden om mynentwille nae myn doodt int openbair
nae older gewoente gedeelt sullen werden.
Item ick ordinere ende maeke van desen myn testament ende laeste wille, ende van
myn kyndren ende dochteren voirs. tot myn gueden ende erffschippe, om die toe
administreren ende regeren, exequutor ende momboir Johan van Herummae voirs.,
myn lieve swager, ende bygere an hem vriendelick dat hy den voirs. exequutoerschaepe ende mondtschaepe will annemen, anveerden ende dairynne tbeste doen, als
hy solde willen dat men by ende in den zynen solde doen, ende hy des voir Godt
verantwerden sall willen ende koenen. Ende hyrvoir soe byspreke ick hem soelange
den laste, administratie ende bewindt van mondschape van myn voirs. twe dochteren
sall duyren ende by hem blyven, voir zynen arbeyt ende moyte tyen g.gens jaers, dat
is van ygelicke van myn voirs. dochteren vyff golden gens jaers, uuyt den landen ende
renten diewelcke horum van my angeerfft sullen werden, welverstaende dat hy,
wanneer hy den mondtschape van eenyge van myn voirs. dochteren sall verlaeten ende
a
In dit woord is geknoeid; lezing onzeker.
357
5
10
15
20
25
30
dairaff ontlastygt werden, tzie doir wat reden ende manieren dattet sall mogen
geschieden, alsdan oick nae advenant den legate van den voirs. tyen g.gens jaerlixs ende
tprofyte van dyen sall myssen ende ontbeeren.
Item ick, voirs. testatrix, byspreke ende legere mynen dienstboeden dwelcke myt
my in tyden ende ten dato van myender versterven sullen dyenen, elcx een golden g.
eens, het zie mans ofte vrowepersoenen. Item Wybrich, s. her vaders ende vrou
moeders olde meydt, byspreke ick myn dagelixe swarte onderrock.
Desen tot orkunde ende tot seker waerheyt dat ick desen mynen testament ende
laeste wille nae myn doodt iure testamenti, ofte iure codicillorum indyen het nyet en
solde mogen subsisteren iure testamenti, by gebreke van eenyge solempniteyten nae
strengheyt van rechte dairtoe requireert, will onderhouden hebben, want ymmers een
laeste wille van eenyge verstandige mensche behoert onderholden te werden, alst
alderbest sall moegen stall grypen, soe heb ick, testatrix voirs., desen myt myn eygen
handt onderscreven, ende tot meerder fasticheyt voir ende tot orkenen hyrtoe sonderlinge gebeden ende geroepen heeren Tyaerck, prebendarys, Nanno Reyn zoen, Peter
Abbe zoen, schepenen, Hessel Godsfrundt zoen, Fungor Syrsme, meyster Sicke
Herennium ende Taekele Tyaerdt zoen, borgers bynnen Bolszwert, ende dairteboven
denselffden getuygen gebeden om desen voir my ende voir heure selffs als getuygen
myt heure segelen ofte signetten onder heure handtscryfften, ofte myt heure hantscryfften allenich in gebreke van heure segelen ofte signetten, to willen byfestigen.
Twelck wy, tuygen, als heeren Tyaerck, Nanno Reyn zoen, Peter Abbe zoen, Hyssel
Godtsfryondt zoen, Fungor Syrsme, Sicke Herennius ende Taekele Tyaerdt zoen
voirs., alsoe tot bede van Wytzs, testatrice voirs., ende vor onsselffs als tuygen gedaen
hebben. Ende tot meerder vasticheyt heb ick, vrou Idsck voirs., want ick Wytzs, myn
voirs. dochter, aldus te testeren geconsenteert hebbe ende desen testamente approbere,
soe heb ick dit oick myt myn handt onderscreven, ende den voirs. tuygen gebeden om
insgelicks van mynentwegen toe byfestigen, in gelicke manieren als zie om tselffde
toe byfestigen van myn voirs. dochter gebeden ende versocht synt. Twelck wy,
tuygen, insgelicx alsoe tot bede van vrou Idsck voirs. gedaen hebben.
Gedaen ende geschiet bynnen Bolszwert, in den jaere, maent ende dach voirs.
<Ondertekend, door de laatste drie op de pliek boven hun zegels:>
35
40
Wyst Yongama.
Idsck Jongma.
Heer Tjerck Backer subscripsit.
Pieter Abbe zoen subscripsit.
Tackle Tyaert zoen.
Sixtus Herennius subscripsit.
Nanno Reyn zoen subscripsit.
Hessel Goedsfrithi subscripsit.
Fungor Syrsme subscripsit.
Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr
1042. Perkament. Met drie uithangende zegels: 1 (85), 2 (52), 3 (41).
358
168
1541 april 11
Eede van Martena
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Int jaer van der saliger geboerten Onses Lieves Heren Jesu Christi duyssent
vyfhondert een ende veertich, den elfsten dach in aprili, omtrent twee uuren nae
middage, ten vierthiensten indictien, den pontificatien onsses alderheilichsten in
Christo vaeders ende heren, heren Pauli, uuyt den godtliken voersienicheit van dien
name die darde pauwest, in zyn seste jaer, regnierende die alderdoerluchtichste,
groetmachtichste, onforwinlyckste, hoeggeboeren furste ende heren heren Kaerle, van
derselver godtlicker ordonantien ende gracien Goedes van dien name die vyfte keyser,
altydt vormeerder des Heiligen Roemschen Ryckes, dat een ende twintichste jaer
synder rycken, dat thiende jaer synder croeninghe.
Alzoe een yegelyck mensche nae tenoer van allen rechten wort gegunt dat hy van
zyn tytlike gueden daer hem Godt vorlient heeft, by zyn testamente ofte leste wille,
na denwelcken hy gheen meer wille en heeft, tot zyne believen ende guetbedencken
mach disponieren, zoe hebbe ick, Eede van Martena, hoewel cranck van lichaem,
nochtans wyss ende vorstandich van sinnen, overliggende datter niet sekerer is dan die
doedt ende niet onsekerer dan die uure des doets, gemaect myn testament ofte leste
wille, willende dattet selve geacht ofte reputiert sal wordden voer een testament,
codicil ofte andere leste wille, alst tot allen tyden best standich sal moegen wesen ende
effect sortieren, in maten ende manieren hyrnae volgende.
In den eersten Goede van hemelryck, mynen schepper ende vorlosser, myn sondige
ziele bevelende, my ganslyken op zynen ongrondelose barmharticheit betruuende,
ende myn lichaem der aerden, ende tzelve te rusten tot die minrebroeders in der
kercken voer Sinte Franciscus altaer. Item ick byspreke dat convent van denselven
minrebroeders voer myn legersteedt ende om Goedes wille voer een legaet eens
hondert golden gulden aen geldt.
Item die predikaerbroeders binnen Lewarden bespreke ick insgelyck voer een
legaet om Goedes wille eens hondert golden gulden aen geldt. Item dat nye nonnencloester by Nyehoeff binnen Lewarden bespreke ick om Goedes willen voer een legaet
eens vyftich golden gulden. Item die kercke toe Nyenhoeffe bespreke ick om Goedes
wille oeck voer een legaet soewen karolusguldens. Item tot Aelzum desgelycks
bespreke ick voer een legaet eens vyftich golden guldens. Item tot Smallenee bespreke
ick om Goedes wille voer een legaet eens hondert golden gulden. Item Scholastica,
myn salige huysfrow[en] dochter, bespreke ick eens vier golden guldens. Item die
priorinne aldaer eens twee golden guldens. Item toe Garnaerdt ende toe Betlahem
bespreke ick elcx eens thien golden guldens. Item myn broeders wyffs suster toe
Garnaerdt bespreke ick eens vier golden guldens. Item Anna goldsmids aldaer twee
goltguldens. Item die priorinne toe Bethlaem mit huer susteren bespreeck ick elcx
twee golden guldens eens.
Item Andries, myn lichter zoen, bespreke ick puir om Goedes willen tot sustentatie
voer een aelmis moy Rinthie huyss, mitten cameren daertoe behoerende, staende by
den Puth. Item Lysbet, myn dienstmaget die nuu mit my woent, bespreke ick eens
vyfthien golden guldens. Item Eesck, myn lieve broeders wyff, bespreke ick voer een
legaet ende gehoechnisse dree sulveren cruissen, elck een halff pondt wegende. Item
Anna, wilen doctor Kempo myn lieve broeders lichter dochter, Syurdt Wopke zoen
359
5
10
15
20
25
30
35
40
45
in Garyp toe echte hebbende, bespreke ick eens voer een legaet driehondert karolusguldens, die men hoer sal gewen als alle andere legaten betaelt zyn. Item Anna Claes
van Luxenburch bespreke ick voer een legaet om Goedes wille, omme daermede ter
eeren to comen, tsestich golden guldens eens. Item ick bespreke eens vyftich golden
guldens die Eesck, myn huysfrowe, sal gewen ende beschicken daer zy wal weet waer
myn wille is omme dieselwe toe gewen. Item Ath, die moer int weeshuy[s], bespreke
ick eens voer een legaet soewen golden guldens. Item Juicke, Atthe broeder, bespreke
ick eens voer een legaet twee goltguldens. Daertoe, zoelange hy in myn camer woent,
gewe ick hem des jaers een goltgulden quyt van den huyr. Item Hiss, myn salige wyfs
dochter, bespreke ick voer een legaet een van den platten sulveren croessen, ende
daertoe noch vyff ende twintich golden guldens eens an gelt, ende Griet, huer dochter,
bespreke ick twee silveren lepelen. Item Baucktien, myn salige broeders wyff,
bespreke ick desgelycx voer een legaeta van denselven silveren platte cruissen, mit
oeck eens vyff ende twintich golden guldens aen geldt, ende hoer dochter oeck twee
silveren lepelen. Item vrouw Sytzs van Grombach bespreke ick voer een legaet die
nooth, mit silver beslagen. Item Foeckel, myn nichte, Hans van Oesten huysfrowe,
bespreke ick voer een legaet een plat silveren cruyss, wegende een halff pondt, daertoe
noch thien goltguldens aen gelt. Item Cuneer, myn nichte, joncker Bunaus huysfrowe,
bespreke ick voer een legaet myn cleine hoern, mit sulver beslagen ende vorgult. Item
die weeskynderen int weeshuyss daer Auck Liewes eerst heft begonnen te stichten tot
onderholdinge derselver armer weeskynderen, tot den hondert golden guldens die zy
van my ontfangen hebben, bespreke ick denselven noch eens driehondert goltguldens.
Diewelcke alle legaten gelyck voerscreven is, zullen ontfangen wordden uuyt handen
van myn nabescreven aerffen ende besonder executoer van dit myn testament.
Item Doecke, mynen broeders zoen, bespreke ick voeruuyt alle myn gerechticheit
die ick hebbe ende my mach competieren opt huyss daer ick nuu in woene, mitten
steedt, hoff ende cameren, staende opt noerden van Galileen nae den Tuynen, mit oeck
alle die steeden die ick opten Vliet hebbe, ende oeck die cleine fenne die Alydt Arents
nuu in huyre hewet.
Item ick instituiere ende maecke erfgenamen in ende tot allen mynen anderen
gueden, hyrbowen niet besproken ofte gelegatiert, zy syn roerlyck ofte onroerlick,
golt, gelt, sulver, gemuntet off ongemuntet, alle cleinodien, beyde van goldt ende van
sulver, myn lieve broeder Epe van Martena, Doecke, myns broeders zoen, ende
Siouck, wilen doctor Kempo van Martena myn lieve salige broeders dochter, dieselve
myne voers. erwen alle mynen guederen nae myn doedt, als voers. is, in vrientscap mit
malcanderen toe deilen. Item indien Doecke, myns broeders zoen, geraeckte toe
sterven eer hy tot buyckueste ware gecomen, ende daerenboven oeck sonder wetlyke
geboerte storve, zullen alsdan ditselve huyss mitten steedt, hoff, cameren, steden ende
cleine fenne, Doecke bowen voeruuyt besproeken, weder op myn graedt vorvallen,
ende niet op Doeckes moeder ofte hueren vrunden graedt. Oeck indien Doecke tot
buyckueste quame ende alsdan Sioucke oldemoeder ende hueren vrienden wilden
consentieren dat Doecke mochte besitten ende bewonen Martena state toe Coernyum,
zoe sal men huer alzoe voel pondsmaten nylandt voere den pondsmate oldlandt (tot
Martena state toebehorende) gewen, pondsmate voer ponsmate, zoevoel dieselve state
uuytbrengen mach. Indien die oldemoeder ende vrienden van voers. Sioucke tselve
a
Hier lijkt het aantal weggevallen.
360
5
10
15
20
25
30
35
40
45
niet solden willen consentieren, soe wil ick dat Doecke sall hebben ende opheffen
twee parten ofte deelen tot erwenscap uuyt allen mynen gueden, gelyck voers. is, ende
Siouck tiegens hem, Doecke, die darde paert.
Item ick, Ede van Martena, wil ditselve myn testament, codicil ofte laetste wille
in allen zynen puncten ende articulen van myn erwen ende vrienden geholden ende
onderholden hebben, by pena ende vorboertenisse van desghenen erfscap die tzelve
solde willen infringieren ende mit zyn aenpart erwenscap, hem van my besproken, niet
toefreden wesen.
Ick, Ede, wil oeck dat dit myn testament ofte laetste wille sal stendich wesen ende
effect sortieren tegens allen anderen testamenten, een ofte meer, hyrvoermaels by my
gemaect ofte die ick noch namaels nae date van desen mochte maecken, dieselve van
geender weerden te wesen, mer in crachte van dessen dieselve cassierende ende teniette doende, het waer saecke dat in denselven van jare, maendt ende dach expreslick
mentie wordde gemaecket.
Item ick ordoniere ende constituiere executoer tot dit myn testament ende laetste
wille myn lieve broeder Epo van Martena, biddende ende begerende van hem dat hy
alle tghene in dit myn testament specificiert ende begrepen, alst aldernutst ende
profitelixt behoert te wesen <volbrengt>, ter eeren Goedes ende mynder zielen
salicheit.
Hyr zyn op eenmael toe geroepen ende gebeden tuighen als Jan Jan zoen timmerman, Obbe Dirck zoen, Harmen scroer, Rewert Obbe zoen scroer, Jan Goert zoen
scroer, Epe Jan zoen ende Mathys Jan zoen, openbaer ende toegelaten by den Hoewe
van Vrieslandt notarys, om ditselve myn testament ende laetste wille mit hueren
gewoentlycken handscriften willen bevestigen ende onderscriven. Twelck wy, tuighen
voers., ter bede ende tot vorsueck van voerscreven Ede alzoe gaerne hebben gedaen.
Tot meerder sekerheit van dessen allen hebben ick, Eede van Martena, gebeden den
eersamen, wysen ende voersienigen meester Tiepko Allerdi Syrcksma, burgemeester
der stadt Lewarden, omme ditselve myn testament ende laeste wille mit des stats
Lewarden segell ende secreet te willen bezegelen ende onderscriven. Twelck ick,
meester Tiepko Allardi, ter beede voers. alsoe geerne hebbe gedaen, besonderlinges
daertoe van voers. Ede ende den voers. tuighena <gebeden>, anno, mense, die, hora,
pontificatu etc. quibus supra. In meerder sekerheit van dessen allen hebbe ick, Eede
van Martena, dit myn testament mit myn gewoentlycke handt ende myns broeders
Eepe van Martena zyn gewoentlike signet onderteykent.
Op jaer, maendt, dach, uure, indictione, pontificatu etc. quibus supra.
Ende was tprincipael ende originael testament in pergameno ofte stoff gescreven,
mit twee uuythangende zegelen ofte signetten, daerbowen stonde gescreven: Tiepke
Schyrcxma. Epe van Martena. Ende onder den testamente stondt gesubscribiert:
Rewert Obbe zoen. Jan Geert zoen. Epo Jan zoen, voer my ende Harmen Jan zoen
scroer. Jan Jan zoen timmerman. Mathys Jan zoen, notarys, ter beede van Obbe Dirck
zoen, zoe hy niet scriven kan.
Auscultiert, collationiert ende naerstliken overgelesen is desse tiegenwoerdige
copie by my, Hero Abba zoen, uuyt pauslyke autoriteit ende oeck by den Howe van
Vrieslandt openbare togelaten notaris, ende accordiert mitten principael originael
a
Hierna nogmaals: hebbe gedaen.
361
testament voers. van woerdt toe woerdt. Twelck ick, Hero voers., alzoe bekenne onder
myn naeme ende notariaetteyken hyronder gestelt,
<ondertekend:>
5
10
Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus.
Cristoffell Claes zoen tuiche als voirs., tot desse collatie geropen.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoen, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Familie Van Martena, inv. nr 19. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Copie
van Ede van Martna testament. <M.a.h.:> Testament Edo van Martena.
Het formulier vertoont grote gelijkenis met dat van nr 164.
169
1541 juli 10
Idtsck, Sythie Haerinxema dochter, weduwe van
heer Godschalck van Jungummae, ridder
15
20
25
30
35
40
In den naeme Godts, amen.
In den jaere Ons Heeren duysent vyffhondert een ende veertich, den thienden dach
julii, heb ick, vrow Idtsck, Sythie Haerinxema dochter, achterlatene wedwe van den
gestrengen, erntfesten ende vromen heer Godschalck van Jungummae, ritter etc. s.g.,
gesundt van lyve ende cloeck van vorstande, gaende ende staende, overgedacht dat
ons sterfflicke menschen op deser ellendige werlt ende dall der tranen nyet sekerer en
is dan die doodt ende nyet onsekerer dan die uyre des doodts, ende daeromme ende
om nae myn doodt tuyschen myn kyndren ende erffgenamen twyst, schortinge ende
schelinge toe schuyuen, soe heb ick myn testament ende laeste wille gemaeckt ende
ordinert, ordinere ende make in tegenwoirdicheyt van den naebyscreven tuygen, hiertoe van my bysonderlinghe geroepen ende gebeden, in maeten ende manieren naebyscreven, ende will dat hetselffde (indyen het by gebreke van enyge solempniteyten,
nae rechte tot dyen gerequirert, nyet als een testament stall solde mogen grypen ende
hebben) als een codicill offte andere manyere van laeste wille, alst alderbest nae recht
ende dusantie van desen landen in alderbeste manieren stadt ende effect sall mogen
sorteren ende hebben, zynen effect ende vortganck sall nemen ende crygen, soe
ymmers nae rechte billixs den laeste wille van een vorstandige mensche effect behoert
te sorteren ende onderhouden te werden.
In den yrsten byfeele ick Godt van hemelryck myn armen ellendige ziel, ende myn
lichaem der aerden, bygraven te werden tot den myndrebroders binnen Bolszwert, by
ende an den zyde van heer Godschalck, myn man voirs. s.g., ende byspreke denselffden mynrebroders voir myn legersteedt trye pondt groet vlaems.
Item vorts prelegere ick, vrow Idtsck voirs., juyffer Sytzs, echte wyff van Johan
van Herumae, myn dochter, een saete landts, leggende toe Goenyum, dair nu eenen
Tryn Jans wedwe genoempt op woent, ende dairtoe noch een saete landts, leggende
by Aebbaerdt, dair eenen Feyke Hoertze zoen genoempt op woont. Ende bygeer ende
will an ende van juyffer Sytzs, myn voirs. dochter, dat zie denselffden zate dair Feyke
362
5
10
15
20
25
30
35
40
45
voirs. op woent, Goslick, heur zoen, ende noch een van heur zoenen, geboeren offte
noch to geboerene, dair ick will ende bygere dat zye nae Dowe Jungummae, myn zoen
ende heur broder, sall noemen offte onformen laeten, sall laeten genyeten ende volgen,
voir een hoogenisse ende memorie van my, vrow Idsck voirs., sonder denselffden
alsulcke heur twee zoenen in heure part erffschippens dye hen van heur anfallen ende
ancoemen sullen, toe moghen rekenen, want ick heur denselffde zate intuitua ende tot
profyte van heur voirsc. twe zoenen, omdat dieselffde nae myn mans ende zoens s.g.
naemen genoempt synt ende zullen zyn, prelegiert hebbe.
Item vorder prelegere ick, vrow Idtsck voirs., denselffden juyffer Sytzs, myn
dochter, myn part van thuys, staende op den Groten Dylaker binnen Bolszwert, dair
ick nu selffs inne woene, myt alle mynen huysraedt ende tilber gueden dair ick
achterlaeten sall, welverstainde nochtans dat dieselffde juyffer Syts tvoirsc. huyss deur
s. heer Godschalcks voirs. heur vaders testamente ende desen mynen testamente nyet
meer dan eensse ende bovendyen gheen estimatie van dyen sall mogen eysschen ende
vercrygen van myn andere kyndren ende erffgenamen.
Item ick, vrow Idtsck voirs., byspreke ende prelegere juyffer Wytzs, achterlatene
wedwe van Frans van Mennemae den jonge s.g., myn dochter, een saete landts, leggende toe Goenyum, dair nu eenen Claes Claes zoen genoempt op woent, ende dairtoe
noch een saete landts, leggende toe Huyns, dair nu eenen Renyck genoempt op woent.
Item ick, vrow Idsck voirs., byspreke ende legere den armen huyssgesetenen
binnen Bolszwert dwelcke by den doeren nyet omloepen to bedelen, tsestich gouden
guldens eens in dat yrste jaer dar ick in Goede versterven werde, als twintich op myn
uuytfaerte, twintich op mynen maenstonde ende twintich op myn jaerstonde, by den
huysen dairt bystaedt sall wesen, een yder nae zynen behoeffticheyt, ommegedeelt te
werden. Ende will nyet dat mynen kynderen ende erffgenamen den voirs. tsestich
gouden guldens in topenbair nae ouder gewoente sullen uuytdeelen, overmyts dattet
in dyen gefalle solde comen an alsulcke personen wairanne het nyet bystaedt en solde
zyn.
Item vorder instituere ende maeke ick, vrow Idsck voirs., voir erffgenamen myn
vier kyndren, als Tyaerdt Jungummae, myn zoen, juyfferen Sytzs ende Wytzs voirs.,
ende juyffer Tet, echte wyff van Stoffel van Roerda, myn dochteren. Yrst elcx in tgene
dat van my uuytgecomen is ende my boeren ende competeren mach voir myn part van
overwynste van tgene dat zie ende elcx van hen van s. heer Godtschalck ende my, by
tleven van heer Godtschalck voirs. in bernse ofte andersins, ende nae her Godtschalcks
voirs. doodt in reden gelde, goudt ende sulver, ontfangen hebben. Ende vorts tzamenderhandt in alle andere gueden, dwelcke ick ten tyde van mynder afflivicheit
affterlaeten sall, hyrtoevoeren ende nae in dese testamente offte enyge codicille dye
ick tot desen solde moegen maeken, nyet prelegert offte bysproken offte nyet
bysproken ende prelegiert werden, zie denselffden tzamen ende gelyck, vryendelick
ende lyefflick myt melcanderen toe deelen, als broder ende suysteren toestaet to
deelen. Ende indyen een offte meer van myn voirs. kyndren deser werlt voir my overlieden ende in Goede verstorven, offte andersins my gheen erffgenamen en mochten
werden, so substituere ick denselffden die van hen voir my in Goede solden moegen
versterven ofte andersins my gheen erffgenamen en mochten werden, een yder van
hen an denwelcken tselffde solde mogen geboren (des nochtans Godt verhoeden
a
Waarschijnlijk Latijn, met als betekenis: met het oog op.
363
5
10
15
20
25
30
35
moet), in heure plaetze alsulcke kyndren als zie achterlaeten sullen, zoewel noch te
geboerene als nu alreede gebooren, ende dat zowel in tgene dat ick hen ende een yder
van hen prelegeert, als in tgene waerinne ick hen ende een yder van hen geinstituert
ende erffgenamen gemaeckt hebbe, sulcx dat den affterlatene kyndren van denghenen
dyewelcke van myn voirs. kyndren voir my deser werlt overlyden offte andersins my
gheen erffgenamen een werden mochten, in dien plaetse van alsulcke heure ouders,
zoewel neffens den prelegaten als neffens den hereditarie institutie, sullen staen.
Ende indyen juyffer Tet voirs. ofte heur kynderen ende kyntskynderen tot enyge
tyde geraeckten in Goede te versterven sonder echte kynderen achter toe latene, soe
will ick, testatrix voirs., dat alle die gueden ende erffschippe die heur offte heur
kynderen ende kyndtskyndren van my anerwen ende ancomen zullen, mogen verfallen
ende comen sullen an mynen andere kyndren voirs., offte heure kyndtskyndren, offte
andere mynen graede, alsoe dat ick will dat dieselffde gueden, van my uuytgecomen,
tot eenyge tyden uuyt mynen grade nyet en sullen mogen versterven ende vallen.
Ende dese mynen testamente ofte laeste wille will ick, testatrix voirs., onderhouden
hebben van myn voirs. kyndren ende erffgenamen, by pene van te ve[rbeuren] tgene
dat een yder van hen by my in desen (tzy iure prelegati ofte iure institutionis)
gemaeckt ende afftergelaeten wert, ende dat te verfallen ende comen tot profyte van
dandere kyndren ende erffgenaemen dwelcke desen mynen testamente ofte laeste wille
onderhouden.
Torkunde van desen testamente heb ick, testatrix voirs., desen myt myn eygen
handt onderscr., ende tot meerder vasticheyt bysonderlinghe geroepen ende gebeden
tot ende voer orkenen ende tuygen van desen mynen testamente offte laeste wille toe
zyn her Tyaerck Jan zoen, prebendarys, Nanne Reyn zoen, borgermeyster, Peter Abbe
zoen, schepen, Wilhelmum Ciriaci Buwalden, secretarium, Fungor Syrssemme, Takele
Tyaerdt zoen, borgers, ende meyster Sicke Heris, schoelmeyster binnen Bolszwert, om
in desen mynen testamente offte laeste wille tuygen to willen zyn, ende denselffden
mynen testamente ofte laeste wille voir my ende voir hoerumselffs als tuygen myt
heure segelen offte signetten onder heure hantscryfften, ofte in gebreke van heure
segelen ofte signetten myt huere hantscryfften allenich, to willen bevestigen. Twelck
wy, heer Tyaerck, Nanno, Peter, Wilhelmus, Fungor, Taekele ende Sicke voirs., alsoe
tot bede van vrow Idsck, testatrice voirs., ende voir onsselffs als tuygen, unico
contextu myt den testatrice op een tyt ende plaetze vergadert gewest zynde ende
gebleven solange tselffde testamente ofte laeste wille by den testatricem ende ons
tuygen voirs. ende elcx van ons bysonder byvestigt is gewest, naedattet den testatrici
ende ons voirs. gerecitert ende tovoren gelesen waire, gedaen hebben.
Anno, mense et die quibus supra.
<Ondertekend, door de laatste drie boven hun zegels:>
40
45
Idsck Iwynghewe.
Her Tierck Backer subscripsit.
Pieter Abbe zoen subscripsit.
Tackle Tyaert zoen.
Sixtus Herennius subscripsit.
Nanno Reyn zoen subscripsit.
Fungor Syersma subscripsit.
W.C. Buwalden subscripsit.
364
Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr
1041. Perkament. De drie uithangende zegels verloren. In dorso, m.a.h.: Frouw Ydscke
testament 1541.
170
Fed, weduwe van Wierd Metzies
5
10
15
20
25
30
35
40
1541 juli 15
In den name Ons Heren, amen.
Allen denghenen die dessen tegenwoirdighen brieff sullen zien offte horen lesen,
zy cond ende openbaer dat in den jaere van der saligher geboirten Onses Lieves Heren
Jesu Christi dusent vyffhondert een ende veertich, opten vyfftiensten julii, omtrent
acht uuren voir noene, in teghenwoirdicheit van my, Mathys Jan zoen, openbaer ende
toegelaten by den Hove van Vrieslandt notarys, ende getuyghen hieronder gescreven,
daertoe sonderlinghe geroepen ende gebeden, erschenen is die eerbare Fed, naegelaten
weduwe van wylen Wierd Metzies, nu ter tydt woonachtich int convent tot Aelzum,
by gesonde, gaende ende staende lichaeme, heel witlycken in hoir verstandt, by
goeden reden ende bescheit wel ende volcomende gebruyckende, aenmerckende die
sekerheit des doodts ende die onsekerheit der uuren des doots, oick datter gheen dinck
op desser eerden is durachtich, mer alle mitter doodt wort verwonnen ende teniete
gedaen, opdat zy niet buten ordeninghe ende dispositie hoirder nagelaten guederen uut
deser werlt mochte worden uutruckt, by die beste maniere, weghe, style ende rechte,
zoe zy best solde, conde ende mochte, niet uut bedroch, bedwanck offte by enighe
sinistre weghen daertoe gebrocht offte geinduceert zynde, maer uut haren eigen vryen
wille, gerechte wetenscap ende mit walbedachten moede hoir testamement ende uuterste wille gemaeckt, geordonneert ende gedisponeert, maeckt, ordonneert ende disponeert vermits desen, in manieren naevolghende.
In den eersten Gode van hemelryck, horen schepper ende verlosser, oren sondighen
ziele bevelende, ende tlichaem der aerden, ende tselve te rusten opten gewyden kerckhoff int convent van Aelsum. Voirt zoe heefft zy tot Godes eren ende hoirder zielen
salicheit gelegateert, besproken, gegeven ende gemaeckt, geefft, maeckt, legateert
ende bespreeckt tconvent tot Aelzum nae myn versterven voir een legaet ende ewighe
memorie, jaerlix op myn jaerstont voir myn verstorven vrunden ende my hartelycken
te bidden, vier mannemed meedlant, legghende toe Zuwold op die Eewall by Duymsloot, diewelcke hoira landzaten Sipke Sytzie zoen ende Aemcke, zyn broeder, aldaer
totten sate nu bruyckende zyn ende mede in huer hebben. Welcke vier mannemed
tvoirseide convent nae hoira doodt sullen hebben ende gebruycken, mit alsulck
bescheit dat hoira lantsaten voirscr. dieselve in huer sullen holden, nochtans jaerlyckes
dat voirseide convent daer een redelyck huer van te gheven, ende solanghe als myn
swagher ende dochter Jetzs tselve voirseide convent eens ghevet ende betaelt hondert
golden guldens gangbaer gelt, ende niet langher. Ende wil dat die conventualen hoira
swagher ende dochter off horen erven alsdan niet weigeren sullen dieselve landen te
laten volghen, by pena van restitucie van denselven hondert golden gulden, hen
a
A: verbeterd uit: myn.
365
5
10
15
20
25
30
35
40
gelegateert ende besproken, in cas van negatie. Item hoira olde patroon, Sinte Marten
toe Barghum convent, besprekt zyb eens voir een legaet een goltgulden. Item Sinte
Anna toe Aelsum oick desgelycks een goltgulden. Item zy bespreecktc die minrebroeders binnen Lieuwarden een schute swart torff uut hoira eighen ffeen, die men
hem terstondt nae hoira doodt sal beschicken ende gheven. Item myn dochter Agneet,
begheven ende geproffessyt suster toe Aelzum, naedemael zy genoech besorght is in
cost unde clederen hoir leven lanck, besprekt zyb twie golden guldens jaerlyckes,
leggende toe Wanswert, waeraff zy dat gebruyck sal hebben jaerlycx solanghe zy levet
tot hoir eighen verdoen, ende niet langher, maer sullen dieselve twie goltguldens
renthen terstondt nae hoir doot vry wesen ende keren weder tot hoira rechte erven.
Item alle tilber goet, mit oick alle gelt, golt, silver, gemunt ende ongemunt, mit
oick alle clenodien, niet uutgesloten, sullen hoira twie dochters, als Jetzs ende Agneet,
tesamen ende toegelycke deylen in vruntscap, ende wil dat Agneet daermede hoir sal
laten genoeghen voir hoir anpaert ervenscap, om reden wille voirscr., ende sal daermede uutgesloten wesen van allen horend anderen gueden, soedanich zye dieselve nae
hoira doodt sal achterlaten, by pena ende verbuertenisse tgene hoir besproken is.
Item die eerste twie jaeren nae hoira doodt sal hoira swagher elcke jaer een goltgulden den behoefftighen armen om schoen geven om Godes willen.
Item zy instituertf ende maeckt erffgenaem in ende tot allen horend anderen guederen, hiertevoren niet besproken ende gelegateert, zy zyn roerlyck offte onroerlyck,
sodanich zy dieselve nae horen versterven sal achterlaten, het zy gelt, golt, silver,
gemuntet ende ongemuntet, clenodien van golt offte van silver, hoir lieve dochter Jetzs
mit hoir kinderen.
Item zy wil ditselve hoir testament ende uuterste wille in allen zynen puncten ende
articulen onderholden hebben van horen twie dochteren, Jetzs ende Agneet, by pena
te verbueren zyn anpaert ervenscap ende besprekinghe. Item wilde zy oick dat ditselve
hoir testament ende uuterste wille cracht ende effect sal sorteren tegens allen anderen
testamenten, een offte meer, hiervoirmaels by hoir gemaeckt offte die zy noch naemaels voir hoir versterven solde moghen maecken, dieselve van gheender weerden te
wesen dan in cracht van desen dieselve casserende ende teniete doende, het waer sake
dat in denselffden van jaer, maendt ende dach expresselycken mentie worde gemaect.
Hier zyn op eenmael toegeroepen ende gebeden tughen als heer Jelto Thomas zoen,
prebendarius in Sinte Vyts kercke binnen Lieuwarden, meester Cornelys, schoelmeister, jonghe Hans Cruys, Frans Jan zoen, tenoryt, Crystophorus van Campen, hoichsangher, Peter Henrick zoen, bas, ende Mathys Jan zoen, openbaer ende toegelaten by
den Hove van Vrieslandt notarys, om dit hoir testament ende laeste wille mit horen
gewoontlycken handtteickenen te willen onderscriven. Twelck wy, voirscreven
tughen, ter bede van hoir, testatrice, hebben gedaen.
Tot meerder sekerheit van dessen allen hevet zy, testatrix, gebeden den eersamen,
wysen ende seer discreten Peter Peter zoen, scepenn in Lieuwarden, om oick dit hoir
a
b
c
d
45
e
f
A:
A:
A:
A:
A:
A:
366
verbeterd uit: myn.
besprekt zy verbeterd uit: besprek ick.
zy bespreeckt verbeterd uit: ick bespreeck.
verbeterd uit: mynen.
verbeterd uit: ick.
zy instituert verbeterd uit: ick instituer.
testament mit zyn selvis seghel ende handt daeronder te willen bevestigen. Twelck ick,
Peter, uut bede van voirscr. Fed, testatrice, ende den tughen also hebbe gedaen.
Op jaer, maendt, dach etc. als boven.
<Ondertekend, door de laatste onder zijn zegel:>
Frans Jans zoen.
Cristoffel Claesen.
Peter Hendrick zoen.
Hanss Kruuss.
Cornelius Johanns subscripsit.
Mathias Johannis, notarius, subscripsit.
Pitter Pitter zoen Golt subscripsit.
5
10
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 49. Met opgedrukt zegel onder
papier: 92. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Fedde Wyrdts testament.
Druk: a. GPCV II, 827-828.
15
171
1541 oktober 25
Wythie van Camminga
20
25
30
35
In den naeme Ons Heeren Jesu Christi, amen.
Anno nae der geboerte desselffs Ons Heren Jesu Christi vyftienhundert een ende
viertich, den XXVen dach des maents octobris, heb ick, Wythie van Camminga, nu ter
tyt heerschop van Amlandt, noch guedt van verstant, hoewel cranck van lichaem,
nochtans gaende, staende ende reysende, aengemerct dat wy nyet sekers hebben dan
die doet ende nyet onsekers dan die uure des doets, ende hebbe daeromme een dispositie, testament ofte laeste wille gemaeckt van myne tytlicke guederen, ende wil dat
geholden hebben als een testament ofte ander laeste wille, als dat best nae recht stall
mach grypen, ende dat in manieren naebescreven.
In den eersten bevele ick Godt almachtich myn edele ziele, ende der aerde myn
lichaem, ende begere myne legersteedt op Amlandt toe Hollum, by myn salige moeder
Fouwel Camminga. Ende ist dat ick sterve binnen Vrieslant ende men myn lichaem
overmits onweder nyet op Amlandt zoude moegen brengen, soe begere ick in sulcker
geval te rusten toe Sincte Katharina binnen Leuwarden, by myn susters ende broeders.
Ende ick geve ende bespreke die voirs. kercke toe Hollum op Amlandt euwichlyck
ende erflyck een stucke landts, gelegen opt noordt van die voirs. kercke aen die
kerckemuyre, dat ick gecoft hebbe van eender genoempt Mesena. Ende Sincte Katharina kercke binnen Leuwarden, diewelcke van Camminga geslacht gefundeert is,
bespreke ick euwichlyck ende erflyck twee steeden, liggende binnen Leuwarden by
Coert Meyers, daerop van den eenen stede nu ter tyt Frerick schoemaecker ende in
voortyden Tyaerdt wasdrayer op plach te woenen, ende dander die wedue van Eelcke
a
C: Meson.
367
5
10
15
20
25
30
35
40
45
kistemaker nu ter tyt op woent ende eertyt Laurens backer op plach te woenen, ende
daertoe noch die onbetimmerde Swanebosch buten Leuwarden by Oude Galileyen,
waervan die kerckvoechden jaerlycx sullen geholden wessen alsoe voel olye voer
twerdige Hillige Sacrament binen Sincte Katharina kercke te besorgen ende laeten
barnen in Goedes ere, als myn salige olders hiervoermaels daertoe besproken hebben,
ende gelecht op sekere stede te Cammingahorne daer Douwo timmerman op plach te
woenen, ende nu by de kerckvoechden vercoft is. Ende watter meer overblyft van den
voirs. twee steeden ende Swanebosch dan die olye jaerlix beloept, dat zullen die
kerckvoechden anders tot reparatien ende versieringe van de voirs. kercke moegen
brucken. Ende wil dat die voors. steden ende swanebosch nyet van der kercke zullen
verbrocht ende vervremdt worden. Indien sulcx geschiedt, sullen dieselvige weder
vallen aen myn graedt.
Item voerts soo bespreke ick Graets Kamminga, myn suster, hondert golden gulden
aen gelt eens, ende schelde haer oick quyte ende remittere haer alle het ongelyck,
onrecht, schaede, moytzele ende verdriet dwelcke zy my aengedaen heeft, ende dat om
haer conscientie te vryen. Item Tzyaerdt Hollinge, myn mette, ende Fouwel Camminga, myn lieve moeders naeme, bespreke ick elck een dobbel ducaet, ende dandere
kinderen van Graets, myn suster, elck een angeloth, welcke voors. penningen sullen
betaelt worden van joncfrouwe Kathrina, myn lieve broeders huysfrouwe, wylen Sicko
Camminga myn lieve broeders naegelaetene wedue, ende dat vanwegen haer kinderen,
uuyt myn goedt. Ende ist dat myn suster Graets, naedat haer die hondert golden gulden
gepresenteert zyn van myn lieve snaer voors., dieselve nyet ontfanct, soe sullen myn
snaer ende haer kinderen naederhants nyet geholden wesen dat voors. legaet te
betaelen.
Vorder soe begere ick dat die staeten ende heerlyckheyt mit die landen daer myn
salige vader Pieter Camminga daertoe gelaeten heeft op Amlandt, sullen gaen nae
dispositie van myn lieve vaders testamente ofte laeste wille. Ende zoe die staeten ende
heerlyckheyta nae myn doot sullen vallen op Hayo Camminga, myn broeder, nae
wylen Pieter Camminga, myn lieve vaders laeste wille, soe bespreke ick, Wythie
Camminga, Hayo Camminga, myn broeder voors., tot onderholdinge van die staten
ende heerlyckheyt voors. alle landen die my op Amlandt angearvet zyn, ende die ick
met coop ende wandel nae myn salige vaders doet op Amlandt vercregen hebbe ende
noch vercrygen mach, uuytgesondert dat stuck landts, die kercke toe Hollum tevoeren
besproeken, ende daertoe dat huys, staende op die nyeuwe sluyss, mit die roerlycke
guederen op Amlandt, uuytgenomen daervan een silveren halsbant, gelt, golt, silver
clenodien ende golden ringen, dat Pieter Camminga, myn lieve vaders naeme, ende
Taecko Camminga, myn mette, ende wylen Sicko Camminga myn lieve broeders kinderen (gelyck naebescreven is) sullen hebben, te weten Pieter Camminga myn golden
rinck mitte torkoys, ende Tako Camminga die silveren halsbant om een schinckvath
van te maecken, ende tander zullen zy gelyck delen, als te weten ringen, gelt, golt ende
silver clenodien ende alles anders. Ende sullen Hayo, myn broeder, noch zyn naecomelingen die voirs. landen ende huysen nyet moegen vercopen, verwisselen, versetten
noch alieneren, dan zullen altyt aen dat huys ende heerlyckheyt van Amlandt blyven.
Ende wie die staeten ende heerlyckheyt voors. holdt, die sal die landen oick hebben,
a
In B hierna nogmaals: mit die landen daer myn salige vader Pieter Camminga daertoe
gelaeten heeft. Deze doublure ontbreekt in C.
368
5
10
15
20
25
30
35
40
alzoe dat zy nyet gescheyden noch genomen sullen worden van dat huyss op Amlandt.
Ende zoeverre mit die daede contrarye muchte gedaen worden, soe wil ick dat die
eygendom nyet zal gaen aen dieghene die de landen mit die daede tegenst myn laeste
wille alzoe cryget (als nae dispositie van recht oick toebehoirt), ende zal dieghene die
dat huys ende heerlyckheyt op Amlandt cryget als voors. is, oick mede bewaeren ende
voldoen nae myn doot die kerckelasten, als dat nae older chrystelycker gewoente op
Amlandt gewoontlycken is ende mit eere toebehoort.
Vorder zoe maecke ick erffgenamen myn lieve broeders Sicko Camminga naegelaten twee kinderen, namentlycken Pieter Camminga ende Tako Camminga, ende elck
in den naebescreven guederen, daermit zy in mynen guederen gescheyden sullen
wesen. Te verstaen Pieter Camminga in dat halve guedt, liggende tot Rauwerdt, genoempt die Berntsa, daer ene Tako Baucke zoen op woent. Item noch een saete te
Rauwert, daer ene Ryoerdt op woent, genoempt op die Blintzyeb. Item noch een saete
liggende by Lieuwerden toe Leckum, genoempt Tziarda goet, ende noch een sate toe
Leckum daer ene Claes Pieter zoen op woent, ende daertoe die helfte van dartien
koegras landt, liggende by Lieuwerden op dat oldtlandt, die nu by de burgers van
Lieuwerden gebruct worden. Item zal daertoe noch hebben die helfte van die steden
ende renten die ick hebbe binnen der stadt Lieuwerden, uutgenomen daervan die twee
steden voors., Sincte Kathrina kercke besproken, ende daertoe die tenye off vischenye
liggende achter Cambuyr, ende een strenge landts liggende toe Minnertsgae by Hermanna poorte. Alhiertegens zal Tako Camminga voors. voor zyn deel erffc hebben ten
eersten dat guedt op die Meden achter Kambuyr, daer ene Gerrit op woent, met die
helft van seven ende vier pondematen die jaerlycx wandelen off werven tegens die van
Cambuyr, welcke dandre helfte daervan toecompt. Ende ist saecke dat Camminge
huyss ende staeten Pieter voors. eerst van hoer beyden toe deel muchte vallen, soe sal
Tako dat voirs. guedt op die Meden Pieter verwandelen tot gueder luyden seggen,
sonder zyn schade, indien Pieter sulcx versuect. Item ende sal Tako vors. noch hebben
een guedt toe Medum, daer Lolck, die wedue van Anna, op woent, ende daertoe die
ander helft van die grasingen, steden ende renten vors. tegenst Pieter vors. Item sullen
Pieter ende Tako vors. vorder hebben alle myn onroerlycke guederen, tevoeren in dit
testament nyet benoempt.
Item voorts begeer ick ende wil dat myn lieve snaer, joncfrouwe Kathrina, weduwe
van wylen Sicko Camminga, myn lieve broeder, die voirs. clenodien, gelt, golt, silver,
haer kinderen tevoeren gemaeckt, zal tot haer nemen, ende in toecomende tyden haer
twee kinderen vors. daervan rekenschap doen, ende dat onder haerluden delen want
zy gehilct zyn ofte tot hoere behoirlycke jaeren comen. Ende ist dat die kinderen
sonder wettelycke kinderen <s>terven, soe wil ick dat my<n> lieve snaer vors. die
clenodien, golt, gelt, als vors. is, sal holden, sonder emandt daervan rekenschap te
doene. Vorder wil ick dat joncfrouwe Kathrina die onroerlycke goederen sal regieren
ende die kinderen daer eerlyck myt onderholden zoelange zy hilckt zyn, zonder daer
rekenschap van te doene. Item ist dat beyde die kinderen sterven sonder echte kinderen, soe sal myn snaer vors. tot haer lyffstondt hebben ende holden een saete landts,
gelegen op die Meden acht<er> Cambuyr. Ende wil oeck dat het eene kindt van myn
a
45
b
c
In C is de naam niet ingevuld.
C: Writzie.
C: aff.
369
5
10
15
20
25
30
35
40
lieve broeders Sicko kinderen op dat ander sal erven, soeverre het geboerde dat eene
van hoerluden sonder wettige kinderen sterve, ende dat voer soeveel dese guederen
aengaet. Ende in geval beyde kinderen sterven sonder echte kinderen, soe wil ick dat
die onroerlycke guederen, by my hoer achtergelaeten, sullen weder vallen ende gaen
in ende aen myn graedt, opt naeste bloedt van my, behalven die saete achter Cambuyr
op die Meden, die blyvena sall by jonffrouwe Kathrina, myn lieve snaer, tot haer
lyffstondt, ende nae haer doet voorts vallen tot ende aen Sincte Kathrine kercke binnen
Lieuwerden, doch byalsoe datze tot euwige dagen by de vors. kercke blyven sal ende
daervan nyet vervremdt zal worden, ende indien contrarie geschiede, datze weder sal
vallen ende aengetast worden by myn naeste bloet.
Ende soe tselfde voors. is myn laetste wille, die ick, Wythio van Camminga vors.,
mit guede deliberatie, wetenschap ende verstandt hebbe gemaeckt, soe wil ick dese
myn laeste wille in alle manieren ende forma onderholden hebben van myn erffgenamen vors. ende andere personen die daertegens souden willen doen.
Ende in orckonde ende craft van dien heb ick, Wythio van Camminga, dit myn
testament ofte laeste wille, als dat best stal mach hebben, in tegenwoirdicheyt der
naegescreven eerwerdigen, eersamen, geleerden ende geloofflycken mannen, als
tuygen hiertoe bezunderlinge ende op een tyt tsamen van my geroepen ende gebeden,
mit myn eygen signet ende hantscrift hieronder bevestiget. Ende hebbe tot merer
sekerheyt ende vasticheyt gebeden ende bewilliget den naebescreven tuygen, als
naementlyck meester Marten, pastoer tOldehove binnen Lieuwerden, heer Dythio,
pastoer toe Sincte Kathrina kercke, heer Joannes, pastoer toe Cornium, heer Yvo,
pastoir toe Hielssum, doctor Seerp Hanye, Tako Ringie, heerschap woenachtich
binnen Lieuwerden, ende Jacop Jelisb zoen, burgemeister der stadt Lieuwerden, dat
zy die van hen segelen voeren ende wiens segelen ende hantscriften hieronder zyn,
voer my, henselven ende elckanderc dit myn testament ende laeste wille mit huere
segelen ende hantscriften mede hebben bevestiget.
Actum Lieuwarden, anno, die et mense quibus supra, ten huyse van meester
Marten, pastoer tOldehove, in tegenwoirdicheyt der voorgescreven tuygen ende Pieter
Rieuwerdt zoen, advocaet in den Hove van Vrieslandt ende notarius publicus, die dese
myn laeste wille alsoe als voors. is, uuyt myn monde ende om myn bede wille gescreven, ende mede als een tuygh, metten anderen vors. tuygen gelyck geroepen ende
gebeden, mit zyn signet ende hantteycken bevestiget heeft.
Het principael, gescreven in franchyne, was bevesticht met twee opgedructe
signetten ende twee segels, staende tuschen dieselve signetten, alle in groenen wasse,
met papier becleedt, ende ondergescreven: Wytzie Kammigha bekenne dyt toe wessen
myn testament. Ick, heer Marten Henrici, ter bede van Wytzie Kammighe, beken als
voorscr. ys. Ick, heer Yvo Joannis, ter bede van Wytzie Kammingha, bekenne als
voors. is. Petrus Refridius Doccumd, apostolica authoritate notarius publicus, in
presentia testium predictorum rogatu Wythionis Camminga subscripsit. Dyttzyo
a
b
c
d
C:
C:
C:
C:
370
selve.
Gelis.
ick onder.
Docu.
5
Feykonisa subscripsit. Joannes Joannis in Cornium, ter bede van Uytzo Kammingha,
bekenne als voors. Seerp Hanya, doctor. Taeke Rynghe subscripsit. Ick, Jacop Gelys
soen, borgemeyster.
Gecollationeert metten principaele, gescreven, bevesticht ende ondergescreven als
boven, is bevonden concorderende, by my, Wouter Coquillan, openbaer ende by den
Hove van Vrieslandt geadmitteerde notaris.
Actum den XVIen octobris, anno XVc acht ende vyftich.
<Ondertekend:>
W. Coquillan.
10
Origineel (A) niet voorhanden. Vergelijk over de bezegeling nog C: Onder den
principale deses, in franchyn geschreven, stonden vier segils, in groenen wasse, op wit
viercante papierkes gedruckt.
Afschriften: B (1558 oktober 16, door notaris W. Coquillan, naar A). RAF, Archief Huis
Tjaardastate, inv. nr 357. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 8v), m.a.h.: Copie van Wytze van
Cammingha, heer van Amlandt, testament, in dato 1541, onder de handt van Coquillan. C (1661, voor collatie getekend door Scherhagen, naar A). RAF, Archief Hof van
Friesland, inv. nr EEE 2, f. 314r-317r. - D (17de eeuw, naar C). RAF, Archief Huis
Tjaardastate, inv. nr 357. - E (uiterlijk 1770). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van
Eysinga, Aanhangsel (= lijst van stukken die wel voorkomen in de inventaris van Nic.
Tholen (+1770), maar thans ontbreken in het archief), nr 3. Omschreven als: 1541, 25
october. Testament van Wytthie van Camminga, heer van Ameland (copia auth.). Niet
voorhanden. - F (19de eeuw, naar E?). RAF, Collectie Handschriften afkomstig van de
Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 901. De legger moet een ander afschrift zijn
geweest dan B, C of D, want de collatieformule luidt anders.
Druk: a. Analecta, 49-55. Naar een niet nader te bepalen afschrift. - b. De Haan
Hettema, ’Eiland Ameland’, 66-73.
15
20
25
172
1541 november 21
Lieuwo Pieters zoen
30
35
In den name Godis, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyfhondert ende een ende vyertych, den een ende twyntichsten dach novembris, onsen aldergloriosten, voersinichtychsten, eerweerdychsten,
heylychsten ende geestelycksten vader ende heeren heeren Paulus, den derden van dier
name, dat seste jare zynre pauslycker rycke ende pausdom, der XIIIIsten indictien.
Ick, Lieuwe Pieters zoen, nu ter tyt wonachtych in den dorpe van Oeldekercke in
Tzietzarcksteradiell des bisdom van Utrecht, ende des daghs Praesentationis Dive
Virginis Marie, cranck wesende van lychaem, mer cloeck ende wys van verstant, net
ongedachtych wesende mynder ziel ende salycheit, overleverende God almachtych
myn edele costelycke zyel, ende myn lychaem die aerde, daer see van ys ghecomen,
a
C: Feytzema.
371
5
10
15
20
25
30
35
40
45
<heb> in praesentia myns pastoris, heer Wthionis, publici apostolica sanctione
tabellionis, ende naebyscreven tuygen, specialycken <daertoe geroepen>, met eenen
vryen wille ende voerbydachten moede gemaeckt ende geordineert, doen maecken
ende ordineren van my, Lieuwo Pieters zoen voirs., een codicill.
In welcke codicill myn principaell testament, doer die hant des notarys, toegelaeten
by den Hove van Vrieslant, genoemt Stans Sybitzs zoen, wonende to Lewerden, wyl
ende bygeer, confirmerende ende gebiedt dat tselve gehouden ende in allen punten
ende articulen geobserveert sall woerden na gedaente eens testaments oft eenyge
anders manieren des laestens wyllen, zoet nae den rechten ende gemeen usantie van
desen landen van Vrieslandt beste stall ende effeeckt mach sortieren ende hebben,
myn echte natuerlycke wyff, Saepck Renthzie dochter, to hebben ende sall hebben,
ende noch geeff ende byspreeck in dyt praesente codicill, tot hoeren lyfstondt alle
mynen aefterlaetene goeden, replycken ende onreplycken, hluyt dat principaele testament. Daernae, alst Saepck voirsc. ys verlatende doer den natuerlycken doet, zoe
sullen die voirsc. godenen succedieren daer sye bysprocken synt by ons, Lieuwo ende
Saepck voirsc., hluyt dat testament, uutgesecht zoe geeff ende byspreeck ick, Lieuwo
voirs., Jucko ende Syds, myn twe neven, ytlycken vier pondematen meedlandt, alst
Saepck voirsc. ys verlaetende doer den doet, dat sy twe, als Jucko ende Sydzs voirscreven, dyssen voirsc. landen moegen brucken ende besygen waert hoeren bylievet,
ende to erven op hoeren aerfgenamen altyt in der eewycheit, sonder eenyge contradictien ende opspraeck versus rechtshalven toe hebben. Die vier van diesen voirsc.
landen synt leggende op die Crayweren, ende die ander vier synt leggende by Syucks
huys opter fyn. Haeck, myn nychte, woenende to Oldekercke in die Trynwolden, sal
hebben ende geeff ende byspreeck ick, Lieuwo voirsc., na den doet van Saepck voirsc.
den derden paert van die sestien ensen lants die ick, Lieuwo voirsc., heb coft van
Taecko, horen broder. Bet geeff ende byspreeck ick, Lieuwo voirsc., na den doet van
Saepck voirsc. die luytcke fyn, leggende by Eelcke Jarychs zoens fynne, myn paert
dier my, Lieuwo voirsc., tocoemende ys, die patroen to Oldekerck, Synt Pauls, tot
eenen eewygen memorie. Ende voer dyt voirsc. fynlandt sullen die fouden altyt holden
tot eewyge tyden toe een barnende lampe voer dat Heylige Eerwerdyge Sacramentshuys. Ende ick, Lieuwo voirsc., wyl hebben dat dyt voirsc. fynlandt net sall vercoft
noch verset worden, by verboert dat voirsc. fynlandt. Ende indien dat allsulcxs
geschiet, zoe sall dat voirsc. fynlandt wederom vervallen wesen op die aerfgenamen,
hluyt dat testament.
Ende twelck ick, Lieuwo voirsc., bygeer ende wyll hebben dat dyt praesente codicill in die voirsc. punten ende articulen onverbroecklyck sullen woerden geholden.
Hierto byd ick, Lieuwo voirsc., ende heb gebeden mynen eerwerdygen pastoer,
heer Wthzio, om dyt praesente codicill toe scriven ende in een public forme toe
redigieren. Twelck ick, heer Wthzio prenomineert, heb gedaen om bede als voirsc.
Orckunden dysses ter waerheit ende tot merer roboratie ende byvesticheit heb ick,
Lieuwo voirsc., ende eernstlycken hierto versocht ende requireert tuygen met mynen
pastoer, heer Wthzio voirsc., als Peter Claes zoen, Lolcko Taecke zoen, Eelcko
Jarychs zoen ende Merten Mertens zoen.
Ende noch tot meerder onderholdynge zoe heb ick, Lieuwo voirsc., oeck gebeden
mynen eerbaren pastoer, heer Wthzio praenomineert, om synen notabilycken ende
publicken notaryshant ende signet op spacium dyssis wolde setten, etc. Twelck ick,
heer Wthzio voirsc., oeck heb gedaen om bede alles voirsc.
Actum anno, mense, die, pontificatu et indictione quibus supra.
372
Et ego, Wthzio Gerardi praenominatus de Blida alias Blia, summi sanctissimique
prefate ac apostolica auctoritate publicus tabellio ad hoc requisitus ac rogatus, manu
et signo consueto publicoque subscribo. <n.m. 11>
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 357.
5
173
1542 april 16
Jacob Frercx zoen en zijn vrouw Tyets Doytze dochter
10
15
20
25
30
35
40
In den name Godis, amen.
In den jare Ons Heren XVc twe ende feertich, den sestiensten dach des maents
aprilis, hebben Jacob Frercx zoen, burgher in Bolswart, ende Tyets Doytze dochter,
echteluden, anmerckende den sekerheyt des doots ende corticheyt des tyts, begeert to
ordineren ende to maken hoer testament, codicill ofte leste wille, ende een scheydinghe tuschen hen ende hoer kynderen van hoer tytlicke guden, twelcke zy ordineert
ende gemaict hebben in maniren nascr.
In den yrsten bevelen zy Gode almachtich in zynen godtlicke gracie ende genade
hair eedele zielen, ende hoer lichamen dat aertryck.
Vorder ordineren ende willen zy dat hoer kynderen, als die by hoer raidt hilcken
zo dat behoert, elck to bernse zullen hebben den summa van anderhalvehundert gouden gulden eens, ende sal men hen dairom uuyten genoechsame gueden, in ruerlick
ofte onruerlick, nae dat Jacob ende Tiets ofte lanxtlevende van hen tselve profitelixt
duncken sal. Ende zullen die kynderen voirss. elck den anderhalvehundert gouden g.
voirss. hebben voir hoere pairt erffschip van denghenen die yrst van Jacob ende Tyets
voirss. in Gode verstervet, instituerende hem dairinne erffgenamen van den yrsten
verstervende voirss. Ende willen voerder dat alle andere guden, ruerlick ende
onruerlick, die zy tsamen besitten, in tyden van den yrsten verstervende in vryen
eygendom zullen bliven by denghenen die lanxt in levende lyve blyft, also alsdat hy
den kynderen die dan den voirss. anderhalvehundert gouden gulden niet ontfangen
hebben, dselve sal uuytrechten als voirss., ende by hen doen als guede olders by guden
kynderen behoeren to doen. Oick indien enich van huere kynderen voirss. onruerlicke
gueden om hoere birns voirss. geuuytet worden, dselve sullen zy behouden opten
pryse als hen dye geuuytet wordena, niettegenstaende of sulcke gueden in tyden van
den lesten deelschip meer ofte men bevonden mochten worden wairdich to zyn. Doch
indien yemant van den kynderen voirss. meer dan anderhalvehundert gouden gulden
in berns gegeven worde, datsulven in den lesten deelscip compenseren zo dat behoert.
Instituerende hoeren kynderen voirss. na den leste verstervende gelick erffgenamen, ten waere dat die lanxtelevende andere testamente achterliete.
Dat is dat testament, codicille ofte leste wille ende dispositie van den guden van
Jacob ende Tyets voirss., twelck zy willen ende begeren standich ende machtich to zyn
als enich testament, codicil ofte leste wille ende dispositie onder kynderen alderbest
stall mach gripen na den rechten, geestlick ofte wairlick oft na gewoente van desen
a
De passage dselve ... worden staat in de marge.
373
5
10
15
landen.
Sunder allen argelist. Des toirkonde zyn hyrto geroepen ende geboden als tugen
heren Cornelis Jans zoen, prebendaet, Nanne Reyns zoen, scepen, Suyrdt Wpke zoen
ende Sixtus Herenius, burgeren, ende Wilhelmus Cyricks zoen, secretarius in
Boolswart, om disse leste wille to bevestighen, Nanne Reyns zoen ende Syurdt Wpke
zoen mit hoere zegelen ende hantscriften, heren Cornelis, Sixtus ende Wilhelmus
voirg. mit hoere hantscriften. Twelcke also is geschiet ter sunderlinghe bede van Jacob
ende Tyets voirss. Ende Jacob voirg. heeft dit mede mit zyn selffs zegel verzegelt.
Actum ut supra.
Gecollationeert mit zyn principale, in papyr gescr., mit drie zegelen in groenen
wasse verzegelt, daeronder gescreven stonde: Jacob Frericks zoen. Nanne Reyn zoen
subscripsit. Watnyanus subscripsit. Ende was noch mit verscheiden handen onderscr.
aldus: Dominus Cornelius Johannis subscripsit. Sixtus Herennius subscripsit. W.C.
Buwalden subscripsit.
Ende waeren die woerden hier opten ander syde opten cante gescreven, in den
regelen ende niet in margine gescreven, toe weeten luydende aldus: dselve sullen sy
behouden opten pryse als hen dye geuuytet worden.
Ende concordeert, by my,
<ondertekend:>
20
Johan Knossens.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Johan Knossens, naar A). GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 745. Opschrift: Copie. Op folio 2r: Jorgann. Item uutleyt VII½ gl. corrent
wan costen Tyetthe faers wyef. In dorso (= f. 2v): Gerryt Jurrans zoen.
25
174
1542 mei 26
Zuster Agnes Wierts
30
35
In nomine Domini, amen.
Anno Domini incarnationis millesimo quingentesimo quadragesimo secundo,
imperii victoriosissimi Karoli imperatoris anno vicesimo tertio, indictione quintadecima, mensis maii die vicesima sexta, hora tertia post meridiem, heb ick, suster
Agnes Wierts toe Aelsum, kranck van lichaem, mer kloeck ende wetende van verstande, overdocht ende aengemerct dat wy nyet sekers hebben dan den doot ende nyet
onsekers dan die ure des doots, ende heb gemact dit testament, codicill off laetste will
ofte legaet van die gueden, van mynen vader, Wiert Metgen zoen saligher gedachten,
op my verstorven, om vrede to laten ende to maken tuschen myn convent Aelsum
ende myn suster Jetge myt oren man, mynen swagher Gottert, in tegenwoirdicheit
brueder Peter van Well, mynen pastoir ende biechtvader, heer Leuwe, capellaen in
onse convent, Botto Hette zoen, van wegen Rr Kr Mt richter to Irnsum, ende Jaeckle
Epe zoen schuytmaker, tuyghen van my hierto geropen, in maniere hienae bescreven.
374
5
10
15
Myn siele bevele ick mynen salichmaker Christo, myn lichaem der erden, to rusten
by myn lieve susteren to Aelsum opt hoff.
Van myn tytlicken gueden, die ick achtergelaten hebbe om Godes will, mach ick
gheen testament maken, behaltlick ende uutgeseit die gueden die myn vader Wiert
Metges, over een jaer in God verstorven, op my gheerft heft. Die gheve ick myn arme
convent om Godes wil tAelsum, ende beghere ende will dat myn suster Jetge myt oren
man Gottert dieselfte den convent voirg. sullen laten onbekommert ende onbecroent
volgen.
In een oirkonde des heb ick, Agnes voirg., gebeden dese voirbenoemde tugen,
hierto gebeden ende geropen, in teghenwoirdicheit brueder Peter van Wel, myn pastoir
ende bichtvader, dat sy desen mynen laetsten wille, die ick wil onverbrecklick geholden hebben, wolden onderteikenen een ytlick van hemselve. Twelck wy, heer Lew
ende Botto, om Agnes bede gheerne gedaen hebben ende myt onss selves handen onderteikent. Ende dessgelycks heb ick, Jaeckla Epe zoen, om Agnes bede oick gedaen.
Actum anno, mense, die quibus supra.
<Ondertekend:>
Ick, broeder Leo, bikenne als voirsc.
Jacla Epen soen <h.m.>.
Botte Hette zoen, rechter toe Yrsem, subscripsit.
20
Origineel: A. RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 49. In dorso: Suster Agnes Wierts
testament.
175
1542 augustus 23
Sytse Harincxma
25
30
35
40
In den naeme Godes, amen.
Doe als men schreven duysent vyfhondert ende twee ende veertich, op den drie
ende twintichsten dach augustis, waer ick, Sytse Harincxma, hoewel kranck van
lichaem, nochtans volcomen van verstande, overdenckende niet seeckerder te zyn dan
die doott ende niet onseeckerder te wesen dan die uuyre des doots, heb daeromme
gedacht te maecken myn testament, codicill ofte slechte laeste wille, als dat alderbest
nae rechte mach staen en nae costume ende gewoente van dese landen mach staen,
ende mits desen oock doen maecken, in alle myne goeden, op manieren ende forme
naes.
In den eersten beveel ick lyff ende zyel Godt almachtich, ende dat lichaem te
rusten hier binnen den stede Ilst in Sint Martens kercke, ende bespreecke ende legatere
die kercke voor de legerstoel twaleff golde guldens eens. Ende daertoeboven oock dat
clooster aldaer twaleff golde guldens eens. Ende die arme aldaer voor nuu, oft ik
overlevendige mochte worden ofte hiernamaels mochte sterven zonder kinderen, vier
golde guldens jaerlixe renten tot laecken ende schoen, uuyt die helfte van die fenne
daer Rinck Hermens weduwe ende my tesaemen toekomende is, omtrent groot wesende negen koegang, maer myn erven voor nu dese vier gulden renten jaerlycx op myn
375
5
10
15
20
25
30
35
40
45
jaerstond in dat ewich aen dhanden van die armen te distribueren ende om te deilen,
sonder enige tegenseggenge van de armevoochden, ende dvoochden drenten voorschreven in dat euich niet te vercopen, tverwisselen ofte tverwandelen. Ende myn
pastoir, heer Gerrit, voor nu ofte ick mochte sterven, bespreeck ick alleene tot syn
lyfstond die steed daer Haye Jancke zoon nu op woont.
Ende Wlcke, myn swager, sall hebben myn klederen tvoeruuyt, ende Mary, myn
suster, te boren uyt drie pondematen landts daer Agge Piters soon nu bruyckt ende in
dhuyer heeft, overmits oorsaecken van goedwillige dienste ende bistant. Ende allen
op conditie dat ick nu ofte hiernamaels sonder echte kinderen mochte sterven.
Ende ick oock ende disponiere ende begere dat myn erven desen gementioneerde
vier golde gulden, darme besproocken in de qualiteit voorschreven, sullen altyt mogen
inlossen ofte incopen voor vyftien penningen een, dat is tot somma van sestich golde
guldens, tot hoirme gelieven, ende die armevoochden die penningen dan weer te
beleggen aen andere euige renten daer sy, myn erven, jaerlycx sullen van uuytdeylen
als van die vier gulden jaerlycx is geschreven, sonder die voochden tegensegginge.
Item ick maecke erfnamen voor nu ende wanneer ick oock anders mochte sterven
sonder echte kinderen, ende institueren myn lieve moeder At ende myn broeders
kinderen Jelle in Gode overlevende ende myn suster Mary, Laes Jongama weduwe,
ende oock myn suster Auck, Wlcke Oennema huysvrouwe, tot gelycke portyen ofte
deylen, uuytgesondert tgene daer van Mary ende Wlcke is gesc. van de prelegatie, dan
dat myn lieve moeder hoirnne aenpart alleen sall hebben tot hoirnne lyfstonde, nae
vermogen van recht, wesende allene een fruchtgebruyckstera, overmits dandere
gelyckb, behalven dat myn alderliefste huysvrouwe Jyts Hania sall mogen aftrecken
van dat gehele erfschap, nu ofte wanneer ick storff sonder echte kinderen, voor een
lyfgifte, nae vermogen dat bernsbriefs, in den eersten twintich golde guldens jaerlycx
tot hoyrnne lyfstont.
Maer het en waere dat ick overlevende worde, achterlatende echte kinderen by myn
huysvrouwe Jyts Hania voorschreven, soe maeck ick ende instituere hoyrm, myn
kinderen, allene tot myn goeden, mit die clausel, dan als nu ende nu als dan, maer myn
kinderen dan ende oock een yder besonderlingh van hoirren ende oock Jyts die
moeder, in plaetse ofte erfname van hoirren sal gehowen worde ende gecondenneert,
by poene ende verbeurte tgenen allen daer mach draegen over hoirnen natuirlycke part
ofte legitime, Mary, myn suster, ofte hoir kinderen te fryen ende tlibereren van die
cautie in dat maecksbrieffe des hylcx voorschreven gedaen, ende dat uuyt name van
my, roerende de landen daer Jacob Jacobs soon toe Middum nu bruyckt ende bewoont,
groot synde veertich pondemate, daer in een huyringe tot zynen Jacobs lyfstonde, mit
oock vercopinge van itelicke renten sint ende oock al waren belast, ende oock hoirne
tfryen van alle andere belastinge daer in voirn mocht gehatt hebben gecaveert. Off in
gefal ende gebreecke van dien dat zy, Mary, ofte heur kinderen mochte worden molesteert aengaende desen cautie, soo bespreeck ick en begeer hoir, Mary, ofte hoir
kinderen over alle myne achterlatene goederen dartich golde guldens jaerlycxe renten
eerst van dat erfschip te deduceren en af te trecken, ende gelyck nochtans tverboren
off yemant van myn erfnamen mochten doen ofte laten tgene daer boven hoirne legitime dan mochte komen, ende dat tot proufyte oock van Mary voorschreven.
a
b
B: fruchtgebruyckstech.
In dit woord is geknoeid. Het lijkt verbeterd uit: gehylkt.
376
5
10
15
20
25
Ende begere desen myn laeste wille te onderholden van alle myne erfnamen, van
diversche manieren opt enerleye als bovensc., als een testament, codicil ofte simpele
laeste wille, nae dat alderbest nae recht ende costume van desen landen mach staen,
ende ick ordonnere Wlckea Oennama, myn swaeger, met myn suster Auck, syn huysvrouwe, wesende myn suster, nae kracht ende vermogen deerste institutie op hoirre
broeders ende susters gedaen, waert dat ick storve sonder echte kinderen, om dan in
te brengen dat huys hier in Ilst daer ick nu selfs in woon, daer ick hem all onthieten
mochte hebben ende een brieff van heb patiert, by versteekende ende verbeurte syn
erff, om mit hoirren te erffen alle eerst boven dat huys mit allen zynen aencleeff
gelyck te deilen.
Ende will ende belooff oock anders geen testament immers tsyne te maecken ofte
codicillen ofte laeste willen daer desen in enige clausel ofte articule solde doen
derogeren, het en waer dat dese worden daerin werden befonden opt Latyn ende oock
Duytsch: quicquid agis, prudenter agas et respice finem; wat gy doet, <doet> maer
wysselycken ende besi<e>t dat eynde, welcke worden ick holde mit desen voor
alleene een clausel derogativus tsyn by expressen.
Orconde desen onder myn Sytse Harincxma segel ende hant. Ende tot meerder vasticheyt heb ick oock gebeden ende mits desen doe ick oock bidden tuigen eheerwaerdighen heer Gerrit, myn pastoor voorschreven, ende den eersaemen vesten Thonis
Galama, Haringh Glints, heer Hottie Fons, pastoir tot Jorwert, Myrcke Evarts zoon
ende oock anderen, welcke handen ende segelen opt spacium deses worden befonden,
naedien yder den is bruyckende, alle tbede van my sall werden betoont.
Anno en datum als is boven.
Onder stont een naeme, op welcke een segel in den groene wasse doer een viercanten pampiercken was gedruckt, oversulcx denselven naeme onleesbaer. Noch leger
stont <m.a.h.:> doch scheene te syn Hottio Fons.
Accordeert met den principale na gedane collatie, in kennisse van my, den 10 juny
1646,
<ondertekend:>
T. Saeckma.
1646.
30
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1646 juni 10, voor collatie getekend door T. Saeckma, naar A) RAF,
Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 421, f. 1r-5r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 8v), m.a.h.:
Copia. Testament van Sytse van Harinxma toe Ylst. <M.a.h.:> Van 23 augustus 1542.
35
a
B: Wtske.
377
176
1542 augustus 25
Joncker Roeliff van Bunau
5
10
15
20
25
30
35
40
In die naeme des Heren, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyfhundert twie ende viertich, op den vyf ende twentichste augusti, heb ick, joncker Roeliff van Bunau, hoewel cranck van lichaem,
ghesunt nochtans van voerstandt, angemerckt die sekerheit des doets, niet wetende
wanneert God almachtich gelywen wil, ist hierom dat ick myt vrye wille ende rype
voerbiraed maeckt heb ende myts desen maeck myn testament, codicil oft laeste wille,
soe dat nae recht off gewoente des landts alderbest effectt sortieren mach, in manier
als nascrewen.
Ten eerste bifeel ick God almachtich myn edele ziel ende lichaem, d[ie hy]
gheschapen heft, ende myn lichaem te ruesten in Sinte Martens kerck bennen Franiker.
Voerdir om toe coemen tot dispositie ende uutdeylynghe van myn goederen, roerlyck ende onroerlyck, clenoeden, gold, sulwir, daer God almachtich my voerliendt
heft, soe will ick dat myn drie kynders of dochters, toe weten joffer Agniete, joffer
Margarieta ende joffer Helena, als erfgenamen sullen geniete ende tot vrye eghen
hebbe eelcks duysent enckelg. eens nae myn voersterwen.
Ende voerdir maeck ick ende constitueer hoern myts desen erfgenamen tot all myn
goederen, roerlyck ende onroerlyck, waer datse gelegen syn, in Duytslant ofte in
Vrieslant, voerbiholden nochtans dat joffer Cuner, myn eechte husfrou, diesulfste sall
hebbe ende bruycke tot hoer lyfstond, sonder tyegenspraeck van myn kynders voernoemd, uutgesundert dat myn drie kynders of dochters eelcks duysent enckelg. eens
sullen gheniete nae myn voersterwen als voers. Ende bigeer en will dat myn broeders
ende naeste bloed, mytsampt joffer Cuner, myn husfrou, hiermeed willen toevreed
wese ende myn drie dochters tottit ghien dat voerscrewen is, int beste vervordre, als
ick op hoern wel voertrou, ende wider dat myn dispositie, eertyts in Duytslant
gemaeckt, dit myn testament ende laeste wille niet sal contrary diene, soe wyd alst
myn drie dochters voernoemd findicael mocht syn.
Dit is myn testament ende laeste wille, daer ick wil stedich ende onforbraecklyk
onderholden hebbe.
Desen allen toe orkonde heb ick, joncker Roeliff van Bunau, dit myn testament
voersegeld myt myn erfsegel, ende heb hierteboewen roepen ende beden den vhesten,
welgeleerden ende seer discreten meistir Jarich Dekama, olderman der stadt Franiker,
ende joncker Jan van Egmondt, drost toe Harlynghen, heer Pietir Antony ende heer
Sibren Sipke zoen, beyde priestirs bennen Franiker, als tuygen dit myn testament ende
laeste wille toe voerseglien, signeren myt hoere erfsignetten, ofte myt hoere handen
toe onderteecknen. Daer wy, samentlyck ende ider besunder, ter bigeerte ende om
beda van joncker Roeliff van Bunaw voernoemd alsoo gedaen hebbe.
Op jaer, maent, dach als voers.
<Ondertekend:>
Jarich Dekama subscripsit.
Johan van Egmondt.
Dominus Sibrandus Rispens subscripsit.
Peter Anthonis zoen, priester.
378
Origineel: A (hand van heer Sibrandus Rispens). RAF, Archief Familie Van Harinxma
thoe Slooten, inv. nr 137. De drie opgedrukte zegels verloren. In dorso (= f. 2v): Joncker
Roeliff van Bunaw testament.
177
Epo van Martena
5
10
15
20
25
30
35
40
1542 oktober 29
In den name Ons Heren Jesu Christi, amen.
Kenlycken ende openbaer zy eenen ygelyck hoe dat ick, Epo van Martena, in den
jaer Ons Heren Jesu Christi duissent vyfhundert ende twee ende viertich, opten
XXIXten dach octobris, wesende cranck van lichame, nochtans wel wetende ende vorstandich van sinnen, hebbe aengemerct datter niet sekerer is dan die doet ende niet
onsekerer dan die uure des doets, begerende ende willende daeromme ordinieren ende
disponieren van myn tytlike gueden, die my van Godt almachtich vorlient zyn, opdat
deshalven nae myn doet tuischen myn huysfrowe ende myn erfgenamen gheen schortinge sall vallen, daeromme in tiegenwoerdicheit der nabescreven geloeflycke mannen,
als tuyghen daertoe van my geropen ende gebeden, hebbe ordiniert ende gemaect dit
myn nuncupatyff testament ende laetste wille in manieren nabescreven, willende ende
ordinierende, indien tzelve niet staen mach als een nuncupatyff testament, dattet
nochtans andersins onforbreclyken sal gehouden wordden als een laetste wille, codicil
ofte donatie, alzoet nae den rechten aequiteit ende maniere van onsse lande van Vrieslandt alderbest sal moegen staen ende onderholden wordden.
In den eersten bevele ick Godt almachtich myn siele ende myn lichaem den aerden,
begerende myn legersteedt in der predicaren kercke binnen Lewarden, omtrent myn
stoel, ende bispreke, geve ende legatiere dwors. predicarencloester daervoer, ende
voerts voer anderen godsdiensten die zy voer my sullen ende moegen doen, dartich
golden gulden eens, mit een tonne hoemburger bier ende een eerlyke maeltyt op myn
beganckenisse ende die jaerstondt eens.
Item voerts bispreke ende geve ick den minrebroederen binnen Lewarden om Gots
wille twintich goltg. eens, mit een tonne hoemburger bier ende een eerlyke maeltyt op
myn beganckenisse ende jaerstondt. Item dat cloester van Gernawert vier golden g.
eens. Item suster Auck Gerckes, myn huysfrowe suster, twee golden gulden eens, ende
suster Gauts toe Gernawart een goltg. eens. Item suster Anne Gerckes, priorinne toe
Cuusmer, twee golden g. eens, ende dat cloester te Cuusmer vyff golden g. eens.a
Item dat cloester toe Bethlehem ses gouden g. eens, ende sustere Anske, priorinne,
Intzs ende Anna Hothnye, myn nichten, itlycke twee golden g. eens. Item Sancte Anna
cloester binnen Lewarden tien golden g. eens, ende dat nye nonnencloesterb binnen
Lewarden soeven golden g. eens. Item die kercke toe Kornyum vier golden g. eens,
den pastoer aldaer drie golden g., ende die vicaris twee golden g. eens. Item die kercke
tOldehoeff binnen Lewerden tien golden g. eens, die kercke toe Nyehoeff binnen
Lewarden seven golden g. eens, tot behulp der timmerage. Item meester Peter, meester
a
b
In C staat de passage ende dat ... eens in de marge.
In B hierna doorgehaald: vier golden g. eens.
379
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Marten ende heer Frans, myn pastoren tOldehoeff, elck een golden g., ende doctor
Wpko van Buirmanya drie karolusgulden eens. Item Onse Lieve Vrowe broeders in
der Ylst een golden g. eens, den crucebroeders te Sneeck oeck een goltg. eens. Item
den patronen toe Britzum ende Hielsum elck een oert golts, die pastoren aldaer elck
twintich st. ende die vicarisen acht st. eens.
Item voerts byspreke ick den armen huyssitten dartich golden g. eens, die Eesck,
myn huysfrowe, het eerste jaer nae myn doet zall gewen daert haer aldernoetdruftich[ste] dunct te wesen. Item dat armenweeshuyss binnen Lewerden, gefundiert by
salige Auck Liewes, geve ende bespreke ick vierdehalve golden g. renthe jaerlix,
euwichlyck ende erflyck, te weten die twee golden g. jaerlix gaende uuyt Romke
Bullants steedt, ende die anderhalff g. jaerlix uuyt Jacob Seldenrycks steeden, waervan
die overdrachte al is geschiet.
Item Anna, salige doctor Kempo myn broeders natuyrlike dochter ende myn nichte,
geve ende bispreke ick driehundert carolusg. eens, die zy niet sal moegen manen eer
dat alle myn andere legaten ende schulden betaelt zyn, ende dat van den verschenen
renthen mach betaelt word[en] sonder enige landen ofte renthen daeromme te belastigen, ende waermede alle andere onthietinge, Anna eertyts van my gedaen, doedt ende
teniette zullen wesen. Item Anna, Claes van Lutzeburg kintskint, bispreke ende geve
ick om Goets wille twintich golden g. eens. Item meester Peter Rioerdt zoen van
Doccum een tabberts laken voer zyn diensten ende arbeit, my gedaen voer ende nae.
Item noch soe geve ende bespreeke ick tot Gods eere ende om Gods wille sestich
golden g., ofte zoevoel meer als doctor Wpko van Buirmanya ende Eesck, myn huysfrowe, befynden zullen te behoren, om te copen te Oldehove tot twee roede fluuelen
dienrocken, mit Martena wapen daerop gemaect, tot een memorie voer my, Epo voers.
Item Eesck, myn lieve huysfrowe, sal hebben ende beholden hoer lewen lanck dat
huyss, hoff, schuire ende cameren daeraen staende, alzodanich als wy dat tsamen
vorcregen hebben, mettet huysraet daerinne wesende ende ons tocomende, erflyck,
uuytgesondert myn sulverwerck. Welvorstaende dat Eesck tgene des wy noch van den
voers. huyssinge schuldich zyn, mede sal helpen betalen, ende den eene helfte van dat
huysse nae Eescke doot wederomme sall vallen op myn naeste bloedt van Martena
geslachte, ende den andere helfte daer ende alzoe Eesck dat sal believen. Daerenboven
sal Eesck noch hebben ende boeren uuyt myn goedt toe Cornyum, daer Baucke Gosse
zoen op woent, viertich golden g. jaerlix tot haer lyfstondt.
Item ick, Epo voers., instituere ende make erfgenaem tot alle mynen anderen
naegelaten guederen Doecke Martena, salige meester Tiebbe Martena myn broeders
zoen, ende jonckfrowe Sioucktien Martena, salige doctor Kempo Martena myn broeders dochter, mit alsulker manieren dat zy twee gelyck myn erfgenamen zullen wesen,
doch dat die voers. jonckfrowe Sioucktien ende heur erfgenamen geholden zullen
wesen Doecke Martena, als hy tot buickuestinge compt, Martena staten te Cornium,
mit huyss, hoff, hoernleger, eer ende feer, vry ende te vorndeel voeruuth over te
geven, ende voerts die andere landen, old ende nye, alzoe als die tot Martena state
behoeren ende nu gebruickt wordden, te vorwandelen, mits ontfangende daervoer van
voers. Doecke Martena voer itlycke pondamate oltlandt een pondamate nylandt. Ende
indien zy zulcx niet doen wil, zal Doecke voers. mit twee handen, ende Syouck mit
een handt toetasten, ende halff zoevoel hebben als Doecke voers. Ende ick wil oeck,
indien voers. Doecke Martena ende Sioucktien aflivich wordden sonder enige echte
kynderen achter te laetten, dat in sulcker geval tgene des zy van my mochten hebben
ontfangen, weder sall vallen opt naeste bloedt van Martena geslachte.
380
5
10
15
20
25
30
35
Item voerts zoe geve ende bespreke ick Sioucktien, myn nichte vors., den sulveren
acker mit ses sulveren croosen ende decksel, alzodanich als my die van wilen doctor
Kempo, myn broeder, besproken zyn gewest.
Ende opdat dit myn testament ende laetste wille effect zoude sortieren ende
volbracht wordden, zoe hebbe ick, Epo voers., daertoe bewilliget ende geordoniert den
eerbaeren, ernvhesten ende hoeggeleerden heren doctor Wpko van Buirmanya, myn
guede vrunth, ende Eesck, myn lieve huysfrowe, dat zy tsamentlyck off bezonderling,
ende mit hulpe ende assistentie van dengenen die zy daertoe zullen off moegen
bewilligen, dit myn testament ende laetste wille zullen exequieren ende volbrengen,
myn legaten, schulden, costen van exequien ende anders, alzoe dat nae myn staet
eerlycken toebehoert, op costen ende lasten van myner erfgenamen betalen ende doen
betalen.
Desen allen tot orkonde zoe hebbe ick, Epo van Martena voers., omdat ick sulfs
overmits myn cranckheit niet scriven en konde, dit myn testament ende laetste wille
alzoe als voers. is, van meester Pieter Rioerd zoen van Dockum, advocaet in den
Howe van Vrieslandt ende mede als notarius publicus, laetten scriven ende onderscriven.
Ende hebbe tot meerer vasticheit ende sekerheit daerby doen roepen ende bidden
den hoeggeleerden heren doctor Wpko van Buirmanya, dat hy als een tuyge, hyr mede
over ende aen, by den anderen nabescreven tuigen wiens namen ende handteikenen
hyronder gescreven staen, dit myn testament mit zyn segel ende handteiken heft bevestiget. Ende hebben die voergenoemde ende naevolgende tuigen, alle tsamen gelyck
daertoe van my geroepen ende gebeden, mit namen heer Ghielt Dowe zoen, vicaris toe
Cornium, meester Hero Abba zoen, procuroer in den Howe van Vrieslandt, meester
Sibrandt Tatinga, Liewa Mellema, Gercke Jorryt zoen ende Adriaen Warner zoen, huir
hantteikenen hyr mede om myn bede wille opgescreven.
Actum Lewerden, op dach, jaere ende maent als voers. is.
Ende was dat principael testament, in pampyr gescreven, ongecorrumpiert, daeronder gedruckt een segel van roeden wasse, daeronder gescreven stont: Wpka a
Burmanya. Peter Rioerdt zoen. Gielthetus. Sibrandus Douonis Thatinga. Hero Abba
zoon, tuich, van Epo gebeden, bekenne als vors. is. Gercke Jorrit zoen hlyge als vors.
is. Arian Warner zoen. Liewa Menna zoen Mellema hlye als voers. is.
Auscultiert, collationiert ende naerstlycken overgelesen is desse tiegenwoerdige
copie, in presentie van heren doctor Wpko voers., ende accordiert mitten principael
ofte originael testament van woerdt toe woerdta, twelck ick, Hero Abba zoen, uuyt
pauslycke autoriteit ende van den Howe van Vrieslandt togelaten openbare notaris,
alzoe bekenne onder myn naem ende notariaetteiken hyronder geseth.
<Ondertekend:>
Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus.
Upka a Burmannia subscripsit.b
40
a
b
Hierna in C: mitten twee regelen in de marge gescreven.
Het vervolg ontbreekt in C.
381
Sydzs Bothnia heft my betaelt voer desse copie vierthien st., den IIten decembris
anno XVc twee en veertich.
<Ondertekend:>
Hero.
5
10
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoon, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Familie van Martena, inv. nr 23. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Epo
Mertna testament. - C (16de eeuw, door notaris Hero Abba zoen, naar A). Ibidem.
Perkament, beschadigd. - D (16de eeuw, door P. Duvenee, naar B). RAF, Collectie
Handschriften afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 902.
Opschrift: Copia copiae. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Copie vant testament van Epo van
Martena.
Uitgegeven naar B. C is geschreven op perkament, en heeft dus eigenlijk een plechtiger
karakter, maar is beschadigd.
178
1542 november 5
Hessel Tyercks zoen
20
25
30
35
40
In den name Goedes, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert twe ende veertich, den vyfften dach
novembris, heb ick, Hessel Tyercks zoen, borger binnen Leeuwarden, synde cranck
van lychaem, nochtans ryp, cloeck ende vernufftich van verstande ende mynder vyff
sinnen, overgelooft dattet den mensche geconstituiert is eens te starven, ende
daeromme niet sekerder ware dan die doet ende niet onsekerer dan die huyre van dien,
willende daeromme, terwyle myn verstandt vigierende ende claer ware, maken myn
testament ende laeste wile, soe heb ick tselve in manieren nabys. doen exarieren ende
bescriven.
In den eersten bevele ick God almachtich myn edele siele ende tlychaem der
eerden, daert aff gecoomen is, begeerende myn legerstede tOldehove opt tkerckhoff.
Voerts legatier ende bespreeck ick Anna, myn lieve huysfrouwe, myn besten
tabbart, ende Syuwerdt, myn oltsten broder, drie van myn hemden, teene ombydragen
ende dander sulcx zy syn, met den somma van vyftich carolusg. eens. Noch maeck,
bespreeck ende legatier ick Gaetse, myn jonxsten broder, drie van myn hemden als
boven, myn beste paltrock, hosen, wamboys ende benett, met den somma van vyftich
carolusg. eens. Ende Sydts, myn halven sustere, maeck ende bespreecke ick den
somma van vyff ende twintich carolusguldens eens, met welcken voors. besprekinge
myn broders ende suster voors. elckerlicx int syne tevreden sullen wesen, sonder yeet
meer van myn nagelatene arffnisse ofte goederen, sulcx ende hoe groet die mogen
bevonden worden, te mogen heyschen. Ende sullen die voors. myn twe gebroders den
sommen hun besproken elckerlyck op twe termynen ontfangen, sulcx dat binnents
jaers nae myn afflivicheyt zy hoer betalinge sullen hebben. Ende Sydts, myn suster,
sal tgene ick hoer toegelecht hebbe, opboeren ende alfool ontfangen als zie selffs
compt ende alhier in persone compariert.
382
5
10
15
20
25
Voerts soe instituier ende maeke ick, Hessel, midts desen tot alle myn andere
goederen, roerlick ende onroerlick, niet uuytgesondert, sulcx die bevonden sullen
worden by my nagelaten te wesen, arffgenaem myn voors. lieve huysfrouwe, Anna
Claes dochter, alsdat zy daermede gelyck een yder met syn vry eygen sal mogen doen
ende laten geschien.
Ende soe tgene voors. is die uterste ende laeste wille van my, Hessel vors., is, soe
wil ick dat dieselve als een testament sal stall grypen ende effect sortieren ofte, indien
tselve soe niet soude mogen staen, dattet alsdan gelyck een codicill, donatie causa
mortis ofte andere laeste wille sal staen, alst alderbest nae den rechten ende usantie
deser landen sal mogen, willende tselffde van den voors. myn broders suster ende
huysfrouwe stendich, vast ende onverbreeklycken naegegaen ende onderholden
hebben. Ende wie van myn broders ofte suster enyge wyder versoeck sal willen doen,
ende met tgene hem by my gemaeckt is, niet tevreden wesen, dieselffde allenich ende
alle met hem consentierende, sal ofte sullen verboeren metterdaet tgene by my hem
ofte hun besproken is, tot profyt van den armen. Voerts ingevalle myn lieve huysfrouwe nae vermogen dessen myn wille myn broders ofte suster niet wilde voldoen,
soe sullen dieselffde op hun gerechticheyt ab intestato mogen staen.
In een tuychnisse van desen allen heb ick, Hessel, testatoer voors., op een tydt hier
als tuygen geropen ende gebeden den eersamen Peter Peter zoen, scepen der stadt
Leeuwarden, Willem Ariaen zoen, Reeuwardt Obbe zoen, Claes Jan zoen, Andries Jan
zoen scomaker ende Mathys Rommarts, secretarys der voors. stede, om dessen myn
laesten wille met hun segelen ende handen, diewelcke segel voerden ende die scriven
konden, te bevestygen.
Dwelck ick, Peter, ter bede van den testatoer ende oeck voer dander tuygen, met
myn segel ende handt, ende wy, Willem, Reeuwardt, Andries, Claes ende Matthys,
met onse handen ende namen hieronder stellende, alsoe hebben op een tydt, tsamentlycken present synde ten dage, maendt ende jaere voors., hebben gedaen.
<Ondertekend, door de laatste onder het zegel:>
30
35
Clas Johansen.
Willem Aerygen zoen.
Ruwert Obbe zoen.
M. Rommarts, ter bede van den testatoer ende Andries Jan zoen.
Pieter Pieter zoen Golt subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 655. Het
opgedrukte zegel verloren.
179
1543 februari 28
Frauw, vrouw van Hero Buirmanye
40
In den name Goedes, amen.
Int jaer der saliger geboerte Ons Liefs Heren Jhesu Christi duysent vyfhondert ende
dree en veertich, den laesten dach in februario, onszen alderheilichsten vader in
383
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Christo die paus Paulus, doer die gotlyke gracie ende voersienicheit van die name den
darde, het negende jare zynder pontificaetschat, der eerste indictie, ende doer dieselvige gotlyke gratie ende voersienicheit onsen alderglorioesten, doerluchtichsten
ende onforwinlicksten heren here Kaerle, van die name den vyfsten gecoren Roemser
keyser, het vier ende twintichste jaer zynder keyserrycke, ende van Castilien ende
anderen rycken het negen en twintichsten, heft die eerbare ende doegsamige joffer
Frauw, de huysfrowe van Hero Buirmanye, ten huysse van den hoeggeleerden ende
ernvhesten heren Wpko van Buirmanye, voer in den zael, in myn, nabescreven notarys, ende tuygen tiegenwoerdicheit, gemaect ende geordoniert hoer testament ende
laetste wille, mit rype vrye moet ende voerbedachte sinnen, besondere zoe zy nuu
gesont ende machtich van lichaem ende vorstandich van sinnen is, hoewel zwangber
van kynde, ende dat in manieren hyrnae volgende.
In den eersten bevelt zy Godt almachtich huer edele ziele, ende huer lichaem der
aerde, te rusten by hoer patroen in der kercke aldaer zy afliwich mach wordden, ende
bespreect den patroen ofte kercke aldaer huer swartten camelotten tabbert tot een
kasel.
Ende alzoe joffer Frauw, testatrix, nuu swangber mit kynde ofte kynden gaet, zoe
heft zy denselve kynde ofte kynden geinstitueert ende gemaeckt erffgenaem, institueert ende maeckt erfgenaem mits ende in cracht desses, in ende tot allen hueren
goeden, roerlyck ende onroerlyck, clenodien, golt, sulver, gelt, gemuntet ende
ongemuntet, daer huer van hueren vader, Gerbrandt Stenstra, ende Eetthie Stenstra,
huer oldemoder, angecomen zyn, mit allen actien ende rechticheit, niet allenich dien
huer nuu tegenwoirdich competieren ende aengecomen zyn, maer oeck dien huer namaels doer ende mits successie oft enigen anderen zaecken aenvallen ende aencomen
moegen, welforstaende dat zoeverre tkyndt ofte kynden daer zy testatrix nuu mede
gaet, in der geboerte ofte na der geboerte aflivich mochte wordden sonder enige
wettige kyndt ofte kynden achter toe laetten, dat zy in alzulcken gevalle heft
geinstitueert ende mits <desses> institueert ende maeckt erfgenaem Hero van Buirmanye, hueren liewen man, in allen den bowengementionierde goeden, roerlyck ende
onroerlyck, cleinodien, gelt, golt, sulver, gemuntet ende ongemuntet, samt den goeden
staende sechts overgewonnen, mit allen actien ende rechticheeden die huer, testatrice,
nuu competieren ende angecomen zyn ende oeck namaels aencomen ende aenvallen
moegen, hoe ende in wat manieren sulcx geschien ende gebueren mochte, uuytgesloten nochtant den legaten hyrnae volgende.
Te weten Fed, huer liewe suster, heft zy, testatrix voers., besproken ende gegewen,
bespreeckt ende gift mits dessen huer golden geschaecte ketten, mit alle huer golden
ringgen, mitten besten sulweren riem, ende daertoe tcleinste sulveren vyftich. Item
Jouck, huer suster, bespreeck zy, testatrix, huer golden clennet helgengel rieme, tgroet
sulveren vyftich, ende daertoe noch huer beste tabbert ende onderrock. Item Atke,
huer suster, gift ende byspreeckt zy all huer clenodien dien tot huer hoefdt behoeren,
mitten besten mouwen, ende daertoe huer zyden camelotten tabbert, mitten camelotten
onderrock. Item Gemma, huer broeder, bespreckt ende gift zy huer beste ende oeck
huer cleinste golden kettens. Item Beitzs, huer natuirlike suster, in Sint Anna cloester
binnen Lewerden, bespreck zy twee gouden gulden eens, ende Thietke, huer nichte toe
Betlahem int cloester, bespreckt zy een gouden gulden eens.
Orconde der waerheit zoe heft voerseyde joffer Frauw, testatrix, huer eigen naem
onder dessen hueren testament ende laetste wille gescreven. Ende daerenbowen om
meerder vasticheit zyn van huer ende den nabescreven notarius op eenmael gebeden
384
5
10
15
20
ende requireert als tughen namelyck heren meester Marten, pastoer van Sinte Witus
kercke tOldehoeff binnen Lewarden, heren Frans, perpetuus vicaris aldaer, meester
Frans Simonis, prebendaris, meester Pieter van Groningen, Funger kannegieter,
Adriaen Waerner zoen ende Hero Abba zoen, notaris, van den Howe toegelaten, allen
geloeflycke tuighen, dewelcken allen van den voerseyden joffer Frauw, testatrice, zyn
gebeden, besonder meester Marten, heer Frans ende meester Frans, dat zy hueren
segelen hyronder willen hangen, ende meester Pieter, Funger ende Adriaen voers., dat
zy hueren gewoentliken handteikenen hyronder willen scriven ende stellen. Twelck
wy, meester Marten, heer Frans, meester Frans, meester Pieter, Fonger ende Adriaen
voers., alzoe ter beede van den voers. joffer Frauw hebben gedaen.
Int jaer, maendt, dach ende plaetzs als bowen.
Ende want ick, Hero Abba zoen, uuyt pauslike autoriteit ende by den Howe van
Vrieslandt togelaten openbaer notarys, mitten voergenoemden geloeflike tuighen op
eenmael hyrtoe van den voerseyden joffer Frauw testatrice specialick bin geropen
ende gebeden gewest, daer by, ower ende aen bin gewest als dessen allen ende yder
bezonder alzoe als bowen gescreven is, geschieden, hebbe ick daeromme dit instrument ofte testament mit myn eygen handt gesceven ende daerenbowen mit myn
eygen naem ende gewoentlike notariaetteiken bevesticht, in volcommen geloef ende
waerheit, daertoe als gezecht is, van den testatrice geroepen, gebeden ende
gerequiriert.
<Ondertekend, door de laatste drie op de pliek boven hun zegels:>
25
30
Pieter van Groningen.
Funger Uylbe zoen.
Aryan Warner zoen.
Fraw Burmania.
Hero <n.m. 3> Abba zoen, notarius publicus a Curia admissus.
Franciscus, vicarius.
Martinus Henrici subscripsit.
Franciscus subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Burmania, inv. nr 9. Perkament.
Met drie uithangende zegels: 1 (33), 2 (79), 3 (35). In dorso, m.a.h.: Testament van Fraw
Stenstera, huysvrouwe van Hero van Burmania, in dato 1543.
180
1543 oktober 30
Salvius Foppinga
35
In den name Godes, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert drye ende feertich, op den dartichsten dach
des maents octobris, heb ick, Salvius Foppinga, wonende op Dronryp, overtocht den
seeckerheyt des doots ende den onseeckerheyt van de uyre van dien, overleggende
oock om alle schurtinge ende schelinge te vermyden die tuysschen myn vrunden ende
385
5
10
15
20
25
30
35
40
erffgenamen in toecomende tyden souden moghen vallen, ende daeromme enena dispositie ende ordonnantie van alle myn goederen gemaeckt, denwelcken ick als een
testament, codicil endeb laeste wille, alst nae rechte ofte costume van dese landen
alderbest effect sal sorteren, onverbreeckelyckc geonderholden ende enagecomen will
hebben.
In den eersten bevele ick, Salvius voors., God almachtich ende syn grontlose
barmherticheyt myn ziele, ende dat lichaem den aarde, begerende myn legerstede ende
begravinge op Dronryp, in Sinte Salvius myn patroons kercke, voor aen die trappen
voor dat Heylige Cruys, nevens Foppinga banck. Ende ick bespreeck denselven myn
patroon voor myn legerstede vier goude guldens eens, ended belast Aelcke Hermana,
myn lieve huyssvrouwe, nae haer goetbeduncken een eerlycken blauwen steen te coopen, ende denselven, naedat myn name ende tyt van myn versterven daerop gehouwen
zy, op myn graff te doen leggen. Oock belast ick Aeltien voors. om den voors. myn
patroon te betalen tgene ick van Syoerdt tapper in voortyden hebbe geleent van Sinte
Anthonis gild, nae uytwysinge van myn eygen handtteken.
Item ick bespreeck Rints Camminga, myn lieve nichte, geduyrende haer leven den
molenstede, met oock den stede waerop des meullenaers huys staet, verlatende ende
quyterende haer van alsulcke achterstallige pacht als zy my schuldich es. Des soo sal
doot ende tenyet wesene alsulcke reeckenschap als twiske Rints voors. ende my alsnoch soude moghen openstaen, ende sollen die voors. mollen ende huysteden na den
doot van Rins alleen vervallen ende blyven by Foppinga staten. Voorts bespreeck ick
ende legatere ick Rienck Camminga, die jongste zoon van Wyttie ende Rienck Camminga, een golden dubbelden spaenschen ducaete eens. Etc.
Volcht nu voorts van den acht ende dartichsten regel int darde lateris in de seste
regel aldus: Voorts soo institueere ick, Salvius, ende maeck erffgenamen tot alle myn
goederen, landen, renthen ende huysinge den kinderen van Wfko Foppingha, in tyden
myn broeder, behalven Trynke voors., die met haer legaet tevreden sal wesen.
Institueer oock erffgenamen de kinderen van Anna Foppinga, in tyden myn suster,
ende dat in manieren naebesc.
In den eersten soo wil ick dat de kinderen van Anna, in tyden myn suster, voor
hoor aendeel erffenisse sullen hebben den eygendum ende gewalt, met eer ende feer,
van Foppinga staten, met de huysinge ende bomen daerop staende, ende alle die
landen daertoe behoorende, sulcx als ick dselve nu gebruyckende ben, behalven acht
gouden g. des jaars naecktenf renthen, die Wfke Foppinga kinderen daeruyt jaerlycx
sullen boeren. Ende soo Foppinga staten nit en mogen connende van alle die voors.
kinderen bewoont worden, soo is myn wille ende dispositie, soo eeng Hessel
Meckema, myn voors. susters zoon, hem van den krych neerslacht ende eerlycken
draget, dat dieselve Hessel Foppinga staten met de landen, in voegen als voors. is, sal
besitten ende daeraff den gewalt hebben. Des sal hy dan den lasten met oock den
a
b
c
d
e
45
f
g
CD: ende.
C: ofte.
C: omme verbrekelyck.
Hierna in C: ick.
Hierna in C: alle.
D: marckten; C: maeckten.
C: van.
386
5
10
15
20
25
30
35
kerckgerechten, daerop vallende, betalen ende dragen. Sal voorts dselve Hessel syn
vier susters alle jaren daeruyt eerlyck voor haer prompt betalen vyftien goude guldens
des jaers, waeraff Hessel voors. den gulden met dartich gelycke guldens sal moghen
innelossen ende redonnerena. Sal oock Hessel voors. den kinderen van Wfke den
voors. acht goude guldens des jaers betalen. Ende sullen derffgenamen voors. int
gemene geen genyet hebben van Foppinga voor ende alleer de legaten waermede
Foppinga is belast, syn betaelt. Etc.
Volcht nu voorts van den acht ende twintichsten regel int 3de lateris van den vyftichsten regel int 4e lateris soo volcht: Voorts soo begeer ick ende, voor sooveel in my
is, soo ordonnere ick tot executoren van dit myn tegenwoorige testamente Kempo
Doynga, Eelck Heringe tMarssum ende meester Johan Rommerts, gevende denselven
last ende bewint omme tinhout van dit testament ter executie te stellen, ende myn erffgenamen, een ofte meer, die bevonden worden onwillich te zyn om tselve nae te gaen,
met alle maniere van justitie te compelleren myn laeste wille te [..]llenb connen.
Des toirconde soo heb ick, Salvius Foppinga, desen myn laeste wille met myn
name ende handt geonderges. Ende om meerder vasticheyt van desen soo heb ick op
een tyt geroepen ende oock gebeden den aendachtigen, hoochgeleerden ende discreten
meester Wybren Albada, pastoor, meester Henricus, vicarius op Dronryp, doctor Seerp
Hannia, medicynmeesterc, Johan Rommerts, Claas Johans zoen schroor, Jancke Rieuwerts zoen ende Aarent Pieters zoen om dit tegenwoordich myn testament te hooren
lesen ende te sien verclaren dat die uytstrickinge ofte dilatie, gedaen in den sesten,
sevenden ende achsten regule in de twede zyde vand teerste blat, ende tgene daer
aldaer twischen den regulen is ges., dat oock den uytstrickinge, gedaen in den vierden
zyde vant twede blat, ende waerenboven geschreven es op den eene plaetse ’Wfke’
ende op den ander plaetze ’broers’, by myn wille ende voor donderschryvinghe van
deser is gescreven, om voorts haer te dragen als tuygen van dit myn tegenwoordich
testament, ende in denselven qualiteyt tselve oock te bevestigen. Dwelcke by
dengenigen die schryven connen ende geen signet gebruycken, met haer handen ende
namen, ende die signet vouren, met hoir zignetten ende handen alsoo is gedaen. Ende
soo Aarnt Pieters nyet schryven can, heeft hy gebeden meester Wybren, syn pastoor,
om doore bede syn handt ende name hieronder toe stellen. Dwelck insgelycx alsoo is
gedaen.
Op den dach, maent ende jaer voors.
Stondt onder de principaelf, bevesticht ende geondertekent met hen namen ende
zegelen als ante in prooemio begint, met hen gewoontlycke streecken.
Onder welcke extract noch stonde soo volchtg: Gecollationeert met die principaele,
met overroepinge van Camstra ende consent van doctore Joanne Lensio, als advocaet
ende vanwegen dselve Campstra gecompareert, ende dprincipael gesien hebbende, is
a
40
b
c
d
e
f
45
g
C: redimeren.
Aan het begin één of twee letters onleesbaar door geknoei. C: vollen.
C: mede syn meyster.
D: voor. C: voir.
Hierna in C: syn.
Hierna in C: deses.
In plaats van: Onder ... volcht in C: Leger stondt.
387
daermede bevonden taccorderen. In kennisse van my, den 9 november 1612. Ondertekent: Ernst van Harinxma.
Accordeert met gelyckluydende extract. <M.a.h.:> In kennisse van my, den
XXVIIIen novembris 1614, ter ordonnantie van den Hove,
5
<ondertekend:>
S. van Pruyssen 1614.
10
15
20
Origineel (A) noch afschriften voorhanden. Zie over de ondertekening en de bezegeling
van A nog het opschrift van C en D.
Onvolledige afschriften: B (1612 november 9, door Ernst van Harinxma, naar A). Niet
voorhanden, bekend uit C en D. - C (1613 mei 19, door B. Hoppers, naar B). RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nr 348. Opschrift: zie D. In dorso: Copia vant testament van
Selvius Foppinga van Dronryp. - D (1614 november 28, door S. van Pruyssen, naar B).
RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nr 343. Opschrift: Copia. Extract uyt het testament
van Salvius Foppinga van Dronryp, waeronder staen dese naevolgende namen getekent:
Wybrandus Leonis Albada, voor myselffs ende door bede Aerien Pieters zoen, bekenne
hieronder ges. te hebben. Salvius Foppinga. Meester Henricus Hero. Seerp Hannia, waerboven stont gedruyckt een zegel van groenen wasse, verdeckt met een wit aangespelt
papierke. J. Rommarts, met gelycke zegel als vooren. Jan Rieurts. Ende: Claas Jans. Alle
met hun gewoonelycke streken. In dorso (= f. 4v): Extract vant testament van Salvius
Foppinga van Dronryp.
Uitgegeven naar D, dat op enkele punten een betere lezing biedt dan C.
181
1544 februari 27
Zettie Lickle zoen
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Anno Domini tuysen fyfhondert ende XLIIII, den XXVII dey in februario, haet
Zettie Lickle zoen, sondt van verstandt, mer cranck in dae lichaem, mey frya wille
ende een gued voerbyreedt maeka syn testament, codicil ofte lesta willa, alst alderbest
ney dae riochten standich mey wessa, in myn, her Sipkis, vicarii in Sendel, syn testamentoers, hoewol onwerdich, ende der tiogen neyscn jenwerdicheit, in manyeren
neyscn.
Int arst byfelt hy Goede almachtich ende Marie, syn lyaewe moer, mey Sente
Johan, syn hillige patroen, syn edele ziel, ende het lichaem den eerde, deert van
kommen is. Ende so youter dae tzerka in Rugehuysen een greeth lepen rogh. Item dae
fyf bidden oerden ytlick een hael lepen rogh.
Item so youter Yesken, syn wyf, to her lyfstond huys ende steed, terpen ende
tuynen mey dae baemen, also fulla alser hem van tocompt. Ende ney Yeske daedt salt
Tyerck to een forndiel halda, in manyeren alst dae moer voersc. yowen is. Item aeck
youter Yesken voers. dat gyld dyer Holla Zytie zoen op renthen ontfensen haet, mey
dat gyld dier hya gytta togara in bewaringe hebbet, om her netreft diervan to nymen
solangh hio lyvet. Ende haetter ney her daedt diervan wrblyft, det schella dae kynden
tolyka diella, to wyten dat Tyerck, syn zen, dy ena helft, ende Jacob, syn zen, mey Pier
388
5
10
15
20
25
30
35
Yesken zoen den ora schellet hebba. Item so haetter toollif scyold wrdlands van Yeska
landen to Myrnls vercaepa, ende mey dae sex h.g. haetter her sciolden bytaella, dan
dae ora sex h.g. schelse foerra uut nyma vant manda gyld. Item so hee zalige Tyerck,
syn broer, ytlike landen zeedlanden van zalige Youka Taeke zoen caepa, ende naet
meer dan XXX h.g. yn bytaella, daewelcke landen hebbet Zettie ende Yesck voerd
bytaella mey Wlken, syn suster, als fyower snees h.g., van welken Wlck dy trodda
paert, ende Zettie mey Yesken dae twae diellen, als omtrent LIIIIa h.g. hebbet
bytaella. Disse voersc. zeedlanden, mey alle ora caepa landen dier Yesck ende hy tgara
caepa hebbet, schel Yesck voersc. yn dae bruyckma halda her lyfstondt, ende ney her
daedt schellet dae erwen voersc. diella alst ney riucht tobyhert.
Item so ysser Aucken, Tyercks lichter dochter, scioldich fyower sneesen sciolden
van twae holtfaallen dier Tyerck voers. her yowen hee ende van Lolcken Sybren zoen
bileend hee to Myrnls, ende Zettie dierney mey een frya caep haet caepa van Lolcken,
voer welke paeningen hy Aucken voers. theer yout jeerlix tree h.g. men fyower st.,
daewelka heer schel Tyerck, syn zen, Aucken voers. bytaelie. Ende yst secke hyo
kynden cryget, ney hluyt zalige Tyercks testament so scheller dy principael somma
vors. her bytaelye, ende schel dae landen diervoer yn frya ayna byhalda. Item so
youter Pier, syn styapzoen, een stalt kuen uuta manda gueden, ende een ny bod mey
syn tobyheren, ende een kista dier hemsolm tokompt. Item twae ald scheepen mey een
yongh, ende tweyntich h.g. uuta manda van vertyaene laen, ende VI½ graeth lepenen
roggha. Ende dissa somma van rogga, als VI½ lepenen, ende twae ky, mey een ny bod
ofte IIII jochendaeleren dierfoer, haet Jacob, syn zen, ontfensen, ende diermey isser
aefdield van alle replicke gueden, ende scheller naet van hebba, dan Yesck ende
Tyerck schellet tolyka diella, oers dan Jacob schel hebba een zyda speck mey een
lepen rogh, yndien hy tfreden is.
Foerd so makketter erwen to syn efterleten gueden syn tweer zennen, als Jacob
ende Tyerck.
Ende wil dat dit syn lesta willa onverbrecklick van syn erwen voers. schel werde
halden, by verbernis eerfschyps desjennis diert naet wil halda, ende dyjenne diert wil
halda to tcommen dy ena helft, ende dy ora helft Sente Johannes, syn patroen.
Item syn jeertidt ende dae Yeskis syn wyfs, ney her daedt, leyter op een stuck
zeedlands nesta dae Laen, byhaelen een stuck ofte ecker, to XXX jeren tbegaen.
Item so haetter her Anna, Renke Sipkis, Agga Jarichs ende Symon Mathys zoen
monden maka to Yescken ende Tyerck, syn yonchste zen.
Orkonde der weerheit so haetter hyrto roept ende baeden orkenen, als Sempka
Zyncke zoen, Agga Folkerts zoen ende Eda Hemte zoen, in myn, her Sipkis testamentoers bywessen. Daewelcke orkenen hebbet dit ondersc. mey hyara handen ende
naemen, anno ende dey ut supra, exempt Eda Henne zoen, voer welcke ick, her Sipka
voers., hebt onderscn.
Een weerheftich copi uutet principael.
40
<Ondertekend:>
Sipko, presbiter, subscripsit.
a
Lijkt verbeterd uit: VIIII.
389
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door heer Sipko, naar A). RAF, Archief Nedergerecht Gaasterland, inv. nr 35, f. 281. In dorso: Een copia uut zalige Zettie Likle zoen testament.
Druk: a. OFO III, nr 54.
5
182
1544 april 6
Ritzske Bolama
10
15
20
25
30
35
40
In den name Goedes, amen.
Int jaer van der saliger geboerte Ons Liefs Heren Jhesu Christi duysent vyfhundert
veer en veertich, den VI dach aprilis, der tweeder indictie, onszen heilighen vader in
Christo die paus Paulus, doer die gotlike gracie ende voersienicheit van die name den
darde, thiende jaer zynder pontificaetscap, ende doer dieselvige gotlike gracie ende
voersienicheit onsen alderglorioesten, doerluchtichsten, victorioesten ende onforwinlicsten prince ende here heren Kaerle die vyfte, gecoren Roemsche keyser, het vyff
en twintichste jaer synder keiserrycke, ende van Castilien ende anderen zynen rycken
tdartichste, in myn, openbare notaris, ende ondergescreven tuigen tiegenwoerdicheit,
ten huysse van den hoeggeleerden ende ernvhesten heren heer Wpco van Buirmanya,
omtrent twee uuren nae den noene, binnen der stadt Lewerden, heft de eerbare ende
discrete man Ritzske Bolama, gesont van licham ende verstandich van sinnen, mit
rypen vryen wille ende voerberaden moedt gemaect ende geordiniert zyn testament
ende laetste wille van allen zyn tytlike gueden, roerlick ende onroerlick, ende dat in
manieren hyrnae volgende.
Eerstmael ende voerall heft hy terstont wederroepen, cassiert ende teniette gedaen,
wederroept, cassiert ende doet teniette mits dessen allen den testamenten, codicillen,
laetste willen ende dispositien, mit allen hueren vasticheeden daerinne begrepen, by
hem voertyts gemaect, van denwelcken hy den daten nuu niet recordiert, willende dat
ghene van dien cracht, macht noch effect sal hebben noch sortieren, dan allenich dit
tiegenwoerdich testament, dispositie ende laetste wille, zoeals hetsulfst alderbest nae
usantie van desen lande van Phrieslandt ende den goedertieren rechten daerop gemaect, stal zal moegen gripen ende effect sortieren.
In den eersten, volcommentlyck betruuende opter barmharticheit Goedes almachtich, zoe bevelt hy, testatoer, zyn edele ziele, nuu ende wanneer die van den licham
sal scheiden, in den handen Goedes almachtich, daerse van geschapen ende gecomen
is, ende tlicham der aerde, daerse van uuytgecomen is, te begraven aldaert hy namaels
sal begeren.
Item hy, testator vors., heft Syrdt, zyn echte huysfrowe, besproken ende legatiert,
bespreckt ende legatiert mits dessen alle tghene des tot huer licham behoert, tzelve te
moegen erwen aldaert huer beliewen sall. Ende hyrenbowen bispreckt hy, testator,
denselven Syrdt, zyn huysfrowe, omdat zoeverre ende indien hy geen kyndt ofte
kynderen by huer procreert, ofte zoeverre hy al enige kynt ofte kynderen by huer procreerde, maer denselve ofte selven afliwich wordde ofte wordden sonder echte kyndt
ofte kynderen achter te laetten, een zate lands, Jelkama staten genoemt, gelegen in den
dorpe Tonnaerdt in Dongerdeel, ende dat tot huer lyfstondt, welcke zate landt zy,
Syrdt, sal moegen tot hueren wille besitten, gebruicken den fruchten ende emolumen390
5
10
15
20
25
30
35
40
45
ten tot hueren overlyden toe ontfangen ende sublevieren, sonder eemants contradictie.
Noch hyrenbowen sal Syrdt hebben ende holden thuyss twelck hy, testator, nae date
desses alhyr binnen desser stadt mochte geraken te copen, mit allen bedt, bedclederen
ende inboel. Welforstaende dat zy den vors. zate ende huysse sal hebben ende houden
tot huer lyfstondt, zoeverre zy tot huer overlyden toe blyft ende huer eerliken draecht
in der wedwelycken staet. Maer ist saecke dat zy hylckte ofte tottet anderde bedde
ginge, sal zy in sulcken gevalle hebben tweehondert golden gulden eens, mittet huysraet, het zy hy, testator, kyndt ofte kynderen by huer kreegh off niet. Hoe oeck zy
kyndt ofte kynderen by vors. Ritzske testatoer procreerde, ende zy nae den overliden
van hen, testatoer, in den wedweliken staette bleeff sitten, ende eerlyck huer daerinne
dragende, zoe wil hy, testator vorsc., dat zy, Syrdt voirgenoemt, in alsulcken gevalle
dadministratie ende gebruick van den kyndt ofte kynderen goeden sal hebben, hent
deselve tot buickweste is off zyn gecomen.
Item Siolck, zyn suster, bispreckt hy Poulsmaa zate, liggende toe Wierum in
Dongerdeel, mit allen heerlicheit ende gewalt, behalven tghene den patroen ende
priesters toe Wierum daeruuyt tocomt. Noch bispreckt hy denselven Syoelck, zyn
suster, thalve goedt mit de halve gewalt van Sellinga zate toe Mennertsgae mitten
behoerlike lasten, ende noch daertoe zyn gerechticheit die hy heft tot ende op Tziarda
goedt toe Hallum, geldende nuu jaerlicx voer zyn part soewen gouden gulden. By
ende mit alzoe dat zy, Sioelck vors., dessen allen legaten voergenoemt, huer concernerende, niet sal moegen in ofte mit enige manieren vorsetten, beswaeren noch alieneren,
dan allenigen van den fruchten ende emolumenten, daeraff comende, lewen ende huer
onderholden. Hoe ende indien zy tcontrarie mochte doen, zullen dexecutoeren van
dessen zyn testament denselven voerseiden landen ende renthen moegen aentasten
ende ewelyck holden, tot sustentatie van den armen Christi binnen Lewerden, ende
dessen allen zoeverre ende indien hy, testator, deser warld overlede sonder wettige
geboerte achter te laeten.
Item hyrnae heft Ritzske, testator, zoeverre hy sonder echte kyndt ofte kynderen
achter te laetten in Goede vorstorve, geordoniert ende geinstituiert, ordoniert ende
instituiert in cracht desses erfgenamen den rechten armen Christi alhyr binnen desse
stede Lewerden, in allen zyn goeden, roerlyck ende onroerlyck, mit allen actien ende
rechticheit die hy nuu heft ende namaels crygen mach, uuytgesondert den goeden
boewen besproken, uuytgesondert oeck tghene hy namaels oeck in een brieff, by zyn
eygen ofte een notaryshandt gescreven ende onderteikent, gewen ende bespreken sal
moegen. Welcke voers. goeden in denwelcken hy, testator, den voerseiden armen geinstituiert heft, zullen denselven armen sonder uuytneminge van personen, nae den
noedtrufticheit ende armoede derselwer armen personen, by ende doer den nabescreven testamentoers ende executoers mildelyck uitgedeilt ende gedistribuiert wordden,
in manieren hyrnae breder verclaert.
Ende teneynde dat alle dingen desses testaments, ter eeren Goedes almachtich,
synder testatoeris zielen salicheit ende providentie der armen Christi, te beter
voertganck zullen moegen hebben ende effect sortieren, zoe heft de voorgenoemde
testatoer geordoniert ende mits dessen ordoniert voer ende tot testamentoers ende
executoers desses zyns testaments ofte laetste wille den voegden van den Suette Name
Jhesus gilde, in tyde zynde, denselven by huere conscientie belastende ende otmoede-
a
In andere bronnen heet dit goed Poutsma (BB 177; RvdA I, 123). Zie ook nr 131.
391
5
10
15
20
25
30
35
40
45
lyck om Goeds wille biddende dat zy in allen dingen tbeste willen doen, ende dat in
nafolgende forme ende maniere.
In den eersten zullen de vors. voegden ofte executuers van den vors. Suete Name
Jhesus gilde nae zyn testatoers overlyden allen zynen landen, rhenten ende goeden,
uuytgesondert tghene bowen besproken ende verclaert is, alle ontfangen, inneforderen
ende vlitelick den armen Christi vors. distribuieren, te weten dat zy twee osenbrugxe
lakenen alle jaeren zullen copen, ende oeck lenen laken, daeraff zy tabberts ende
heenden voer mannen, ende rocken ende heemden voer vrouwen, zoevoel sulcx vorstrecken mach, maken ende bereiden laetten, ende denselven gemaect ende bereit
zynde, zullen zy denselven den rechten armen omdeilen ende distribuieren. Insgelycx
een sekere tall van schoenen, dewelcke oeck, gelyck van den clederen ende heenden
gezecht is, zullen omgedeilt wordden. Totten welcken allen hy, testator, ten minste
jaerlix twintich gouden gulden bispreckt, maer wanneer Syrdt vors. sonder wettige
geboerte by hem te achterlaten in Goede sal verstorven zyn, zoe sullen de vors.
voegden van Jelkama zate noch vyfthien gouden gulden jaerlix nemen, omme denselven tot vormeerdringe van den vors. clederen, heemden ende schoenen den armen
templogieren ende ommedeilen. Ende wes daer dan meer is ofte overblyft, datselven
den armen Christi in spyse mildelyck deilen ende uuytrichten, aldaert meest van
noeden sall wesen.
Noch wil hy, testator, dat de voers. voegden alle jaeren acht ofte negen gouden
gulden uuyt zynen goederen willen nemen, ende daermede den armen craemvrowen
in hueren noetdrufticheit ende armoede subvenieren, want hy denselven besonder wil
geholpen ende vorsien hebben.
Item hy wil oeck dat de voerseide voegden zullen den drie cameren, staende in de
Spoelmans straet an wilen Wythie Camminge schuere, by hem, testatoer, ende Geel,
zyn eerste huusfrowe, mit oeck den gasthuysse daer recht ower, naest Gerryt beeltsnyder huyss, by hem alles tot onderholdinge ende habitatie van arme olde vrouwen
gefundiert, in raeck ende daeck onderholden, laetende denselven personen de daer nuu
inne wonen, hent hueren overlyden blyven, ende denselven in hueren noetdrufticheit
vorsien ende onderholden, welcke voegden vors. deselve testator mits desen in collatores daeraff te wesen nae zynen overlyden heft geordoniert.
Item voerseide Ritzske, testator, versueckt ende begeert zeer otmoedelyck aen den
eerwaerdigen heren den pastoeren van Sinte Vitus kerck tOldehoeff sampt den prior
der predicerbroeders binnen Lewerden, in ofte pro tempore zynde, denselven doer die
liefte Christi ende der armen vermanende, dat zy den vors. voegden, dewelcke mit
meer aldusdanige zaecken geoccupiert mogen zyn, help ende assistentie in alles willen
doen, teneinde dat in alle tghene vors. is, de eere Goedes almachtich ende den noettruft ende onderholdinge der armen Christi noch gesacht ende geprovidiert wordden,
totten welcken allen dessen zynen uuytterste wille tendiert ende ter cause van dien
ende oeck zynder zielen salicheit gemaect is.
Item Syrd, zyn huysfrowe, indien hy voer huer afliwich wordde, sal uuyt zyn
goeden nae goeder olde gewoente zyn achterdaden uuytrichten ende voldoen, ende wil
dat zy daerinne van niemant belet sal werden.
Item noch wil hy, testator, ende oeck begeert hy aen zyn vors. suster, samt allen
denghenen dewelcke enige legate ofte geniet uuyt dessen zullen hebben, dat zy dessen
zyne testamente ofte uuytterste wille zullen in alles als voers. onderholden ende
nagaen, ende dat by pene als vorboert ende gepriveert te zyne, mits hyrtiegens ter
contrarie te doene ofte cronen, van den legate ofte profite dewelcke de ofte denselven
392
5
10
15
20
25
uuyt dessen testamente zoude mogen bueren ofte andersins competieren ofte verwachtende wesen. Item by geliker pene wil ende ordiniert hy, testator, dat onforbreckliken
onderholden ende fidem geadhibiert sal wesen tghene des namaels onder zyn eygen
handtscrift ofte notaryshandt onder dessen testament ofte een ander brieff uuyt zyn
monde ofte duer zyn begeerte gescreven te zyne befonden sal wordden.
In kennisse der waerheit ende fortificatie van dessen allen zoe heft voergenoemde
Ritzske, testator, dessen testament in presentie der eerbaeren mannen, namelick heer
Wpco van Buyrmanye, doctor, meester Marten, pastoer, ende meester Pieter, oeck
pastoer van Sinte Vitus kerck binnen Lewerden, meester Frans Simons, prebendaet
aldaer, ende heer Jelth, oeck prebendaet tOldehoeff, Renick van Buirmanye, licentiaet,
ende Frans Jan zoen, tenorista, mit zyn eygen handteiken ende name onderscreven
ende bevestiget, ende omme meerder vasticheit van desen noch denselven tuigen allen
die zegelen fuerende zyn, gebeden hueren segelen hyronder te druicken of doen
hangen, ende dieghene die ghene segelen gebruicken, omme dessen mit hueren gewoentlike handteikenen ende eygen namen te subscribieren. Twelck zy allen ende
yder besondere als tuigen, van den vorsc. testatoer ende my, ondergescreven notarys,
op eenmael hyrtoe geroepen, gerequiriert ende gebeden alzoe hebben gedaen.
Anno, die, mense, indictione, pontificatu et anno quibus supra.
Ende want ick, Hero Abba zoen, uuyt pauslike autoriteit ende by den Howe van
Vrieslandt openbaer togelaten notarius, hyrby als dessen vors. allen ende yder
besunder geschieden mitten voergenoemden tuygen present bin gewest, tselve in
consideratie genomen, hebbe ick daeromme dessen instrument mit myn eygen handt
gescreven ende mit myn eygen notariaetteiken ende name gesubscribiert, in
tuichenisse ende geloeff van allen ende yder besonder, specialick hyrtoe van den
voers. testatoer geroepen, gerequiriert ende gebeden.
<Ondertekend, door de laatste vier op de pliek boven hun zegels:>
30
35
Hero <n.m. 3> Abba zoen.
Ick, Ritska Bolma, bykenne als boven voers.
Jelto Thome fabri subscripsit.
Renick a Burmania.
Frans Jans soen subscripsit.
Martinus Henrici subscripsit.
Upka Buyrmania subscripsit.
Petrus Herus a Wouda subscripsit.
Franciscus subscripsit.
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 339.
Perkament. Met vier uithangende zegels: 1 (80), 2 (122), 3 (102), 4 (36).
393
183
1544 mei 1
Syercktzien Donie
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den naeme Goedes, amen.
Anno XVc ende XLIIII, op maie dey, dae hab ick, Syercktzien Donie, gesondt ende
staerck fan lichaem ende uoell uyttende myn wyff sennen, anmerckt ende woerthocht
datter naet sykers is dan den daed ende naet onsykers dan den woere des daedes, soe
hab ick by ghesonde duaen myn testament, leste uylle ofte codicil van alle myne
gueden macket ende ordineeret, op maneeren als hyerney scrn.
Item int aerst soe byfeel ick God almachtich myn aerme eelendighe zeel, ende myn
lichaem den aerde, uantse fan der aerde koemen is, ende bygherge toe resten in der
eerde toe de mynnebroeren toe Lyoewrdt, by myn saelighe zoen Gosse, omtrent
Jemma Heerjuesma graeff, ende byspreck alder eens foer myn leegherstoel fyften
enckelgolden ff. Ende jette hiertoe soe bispreck ick dae broeren vorsn dae aerste fyff
jeer terstondt ney myn daed ende op myn jerstondt toe een meeltyd jers fyff golden
ff.
Item Hys Aernts dochter, myn trou ende oprioecht tienstfaemen, der langhe tyd
mey my hat uennet ende nu jette mey my uennet, dioe bispreck ick toe hyaer lyfstondt
alsoe langh alse liwet, oppendatse hyaer nedroeft in koest ende claen mey haebbe,
thyen enckelgolden ff. frye schaedloesse jerlixe renten, derse syll baerre uut een seette
landes, lydzende toe Steens, hettende hit Nyuirck. Item jette soe syll Hys vorsn fry
huesvestinge habbe alsoe langh alse liwet, ende jette soe syll Hys vorsn myn beest
beed mey syn toebyheer habbe, mey aeck alsoe folle fan myn hueshreed als hyaer fan
needen syll uesse toe brucken ende toe bysghien.
Item ick uoell dat myn landhrenten fyff jeer langh ney myn daed dae uaerachtighe
aerme om Goedes uylle sylme jaen, by Feddo Haerda myn broers zens hreed, indeen
datter my foerlivet. Ende indeen Feddo vorsn ferre my steert, soe set ick in syn plaetse
tuae fan myn neste fryoenden, als suaegheren fan Feddo vorsne bern, indeen datse
hyaerre eerlicken ende doeghelicken regeerghie. Ende indeen datse der naet bequaem
toe ueeren, soe silme fan myn neste fryoenden dertoe ordineerie der alsdan der aebel
ende bequaem toe sent. Item onder disse vyff jeeren renten derme om Goedes uylle
jaen sylme als vorsn, der sylle dae fyff golden floerenen jers der de mennebroeren als
ferre bispritsen sint, mey als eelemosinen reckne ende achte uyrde, ende desgelicke
soe sylle Hysse Aernts dochter vorsne tyeen golden floerenen jers, derse toe hyaer
lyfstond habbe syll als vors., dae sylle aeck mey als eelemosinen in de aerste fyff jeren
renten ney myn daed hyaer recknet uyrde.
Item ick meyts eerfghenaem toe alle myn gueden, replick ende onreplick, Feddo
Haerda, myn broers zoen, in maeneeren dat myn onreplicke gueden sylle eervie ende
werfaelle op Feddo vorsn ende op syn kynden, ende voerts van kyndt op kyndt, ende
naet op emment oers, toe uitten ofter een fan Feddo kynden stoeren sonder kynden
ende kyntskynden, soe sylle dae onroerlicke gueden eervie op dae oere kynden ende
kyntskynderen, ende naet op faer nochte moer.
Item dit vorsn testament, codicil ofte leste uylle uyll ick, Syercktzien Donie,
onwoerbrecklicken halden habbe.
In een weerheyt disses soe hab ick, Syercktzien Donie vorsn, baeden Feddo Haerda,
myn broers zen ende myn eerfghenaem, om dit ienuirdighe myn testament, codicil
ende uille toe scrn ende mey syn geuoentlicke handt toe onderteknien. Der ick, Feddo
394
Haerda, om Syercktziens, myn moytze, beede uylle alsoe hab deen.
Scrn int jeer ende dey als vorsn.
<Ondertekend:>
Feddo Haerda subscripsit.
5
Origineel: A. RAF, Collectie Aanwinsten, inv. nr 42. In dorso: Syercktzen Donie
testament.
Druk: a. OFO II, nr 377.
184
1544 mei 2
Heer Foppe
10
15
20
25
30
35
40
In den naem des Heeren, amen.
In den jaere der geboerten desselven Onse Heeren XVc e[nde] XLIIII, ter tueder
indictien, op den tueden dach in mayo, omtrent middach, in domo habitationis suae,
spaeusdoms onsen heylichsten vaders in Christo heeren Paulus, die derd[en] van dier
name, in den X jare, imperante vero Karolo Romanorum Imperatore semper augusto,
imperii sui anno XXIX, is geweest heer Foppe, vicarius toe Tzemarum, kranck van
lichaem, nochtans kloeck, wys ende syn verstant volcomelicke gebruykende, diewelcke overmerkende die sekerheit des doets ende donsekerheyt der uren van dyen,
begerende dien toe voercomen mit syn testamentelike dispositi van der goede, hem
van God die Hee[r] almachtich verleent, tot Godes ere ende synder zyele salicheit te
disponeren, ende alle twist ende geschille die tusschen syn erfgenamen soude moege
comen, toe verhoed[en], heft mit beteren maniren, weghe, rechte, stile ende forme hy
dat best ende vastelickxts doen mocht, soude of konde, mit voergaende rype deliberatie, uuyt syn sel[fs] voernemen ende vrien wille geordeniert ende gemaect syn
testament ende van zyn voerschreven goeden gedisponeert, ordeneert, maket ende
disponeert bi desen, in tegenwoerdicheit tuygen daertoe geropen ende gebeden, to
weten den eerbaren heer Govert Doeys, abt to Lidlum, testamentoer, executoer ende
getuych van denselven, heer Johannes, pastoer in Tymarum, heer Henrick, prebendarius aldaer, den eerbaren andachtigen Taecke Roerde ende den andachtigen Ripper
Eelsma, Peter Eenke zoen, Hermen op dye Meden, Taecke Hotye zoen.
In den eersten bevelende God van hemelryck ende in syn genade syn edele
kostelicke ziele, geschapen na dat beelde Godes nae Heilige Drievoldicheit, ende dat
licha[em] dat eertryck tot een spys der wormen. Ende hi heeft begeert syn gravinge
op die gewide plaetze to Tzemarum in die kercke, by syn hillige patroen Sinte Marten,
bi Sinte Katarinen altaer tomidde in die kercke, voer welcker grovinge ende oec totter
eere Goeds soe besprect hi die kercke van Tzemarum tot eewige tyden, nummermeer
saen noch spraeck van syn erfgenamen op toe maken, noch nummermeer toe versetten, drye pondematen landes, liggende an Bange fenne an die noerdersydt, hetende
Hoxne land. Item dat Hillige Eerweerdige Sacrament aldaer twe waskeersen, een
igelick van een pont. Item Onse Lieve Vrouwe tue waskeersen, een igelick van een
half pont. Item Sinte Kathryn, syn hillige joffer, oeck twe waskeersen, een iegelick
395
5
10
15
20
25
30
35
40
45
van een half pont. Item syn patroon, Sinte Marten, tue keersen van een pont. Item syn
hillige apostol Sinte Thomas ende alle Goedes hilligen tue ponts keersen.
Item noch soe besprect hi om Goedes wille die arme menschen die daer sullen
commen op syn lee, XXV golde gulden, ende die toe distribueren na raet der executoren. Item noch so besprect hi XXV golde gulden die rechte arme huyssittende
luyden toe Tzemarum, toe discreti der executoren. Item vorder soe besprect hi puerlick
om Goedes wille die rechte armen, bisonderling ende voer yemant altyt die naeste
armen van syn bloet, dye landen op die Meden, daer nu ter tyt Lambert op woent,
groet wesende in den eersten XV pondematen, ende noch drie pondematen, liggende
an Lidlummer landen, ende noch drie pondematen meedlant, leggende achter salge
Atze huys an Kosters wer, beholdelick dat heer Foppe twe jonxste kinderen, als
Marten ende Cornelis, sullen om Gods willen die landen besitten ende in die huyer
hebben, die ponsmaet voer XIIII st., indyen dat syse selven willen bewoenen, ende
indiens niet, so sullen die pastoer ende die voechden van Tzemarum die landen
verhuyren ende oeck huer daervan opburen, ende distribueren die naeste armen van
syn bloet diet toe doen hebben.
Item vorder want hi Bertelt, Atze, Anne ende Frans, syn kynderen, ytlicke goeden
bi syn levendige lieve heeft gegeven, ende die jongeste kinderen niet hebben gehadt
aldaervan, soe besprect hi om Gods wille syn tue jongeste kinderen, Marten ende
Cornelis, tuehondert golden gulden, diewelcken hi hoer by syn levendige lieve, lange
voer syn doetsiecte, al hadde gegheven om Gods wil, nae luet die brief die sy daerop
hebben.
Item voert so besprect hi om Gods wille syn seven kinderen allegader, in geliker
graet to staen, to weten Atze kinden sullen staen in hoer vaders stede, maer die goeden
van Atze wegen sullen die executoren van dit testament ontfangen ende bewaren tot
die wesen profyt, totdat si comen tot haer rype jaren, als Bartelt, Atze kinden, Anna,
Frans, Jurgen, Marten ende Cornelis, dye landen to Oesterbirum, groet wesende sex
pondematen, mit die huysstede ende die gewalde, daer nu ter tyt Alef op woent, ende
noch vyf pondematen, liggende buyten die Olde dyck an Johan Take zoen landen ende
an Lolke fenne, die nu Wibe in syn huer heeft. Welcker voerschreven ellef pondematen landen die voerschreven kinderen sullen mogen versetten, versellen, verwisselen
ende vercopen wannee[r] dattet hoer van node is ende wanneer dattet hoer belieft.
Item noch besprect hi syn seven voerschreven schamel kinderen om Gods wil al syn
reppelike goeden, hoedanich si synt, quick, til, bedden ende bulster, tinnen, linnen,
wollen, copperwerck, kisten, trisoren, tafelen, stolen en al datter int huys is, ende
dieselve gelden dye daer overbliven als syn testament voldaen is.
Item Peterick, syn huysvrou, besprect hi vyftich golde gl., want si dat wel verdient
heeft, want si hem XII jaren seer trouwelick gedient heeft in syn siecte ende olde
dagen.
Item vorder soe wil hi dat die executoren sullen copen mit syn ghelden tue callef
rieren, diewelcken sullen bliven yseren koeyen, ende indyen syn nacomelinck die niet
wil ontfangen in sulken manier, soe sal datselfde hebben die hillige kerck.
Item voert soe maect hi erven in alle syn andere, ongedisponeerde landen, hierboven niet gementioneert noch beschreven, die landen hem geervet van syn salige vader
ende moeder, to weten syn broeder Baucke kinden die helleft, ende syn suster Rixt
kinden die ande[r] helft, alsoe to verstaen dat Jarich, syn broeders kint, sal mit twe
handen toetasten, ende Jarich broeders ende suster kinderen mit een hant, ende in die
396
5
10
15
20
25
ander helft syn suster Rixte tryea kinderen, toe weten Rints, Frans ende Atze, in
geliker graet to staen.
Willende niettomin, indien syn erfgenamen mit dese syn testamentelike dispositie
niet tovreden waren of daertegens eenichsyns poechden te doen, alsdan dieghene die
sulcks attempteerde van horen erfenisse versteken te syn, ende die portie, den
onwilligen bi desen makinge of uuyt horen erffenisse toecomende, gegeven soude
worden die hellefte K.M. Hoegen Raet toe Lewerden, die ander hellefteb
die kerck Tzema[rum ***]
die voerschreven t[***]
ende uterste wille [***]
ende volbracht te [***]
bi maniren van tes[tament ***]
cause des doots [***]
subsisteren ende volco[***]
voerschreven test[tament ***]
onderhouden ende [***]
ende desen letteren [***]
of weerlicke recht [***]
codicille, gifte ter [***]
vastelixt geschied[en ***]
solemniteiten daer [***]
oetmodelike beger[ende ***]
Oerkunde van desen [***]
codicille of leste [wille ***]
schryft ende dat [***]
Heren, maent, dac[h ***]
Onder tprincipa[el ***]
abt to [Lidlum ***]
Heer Henricus, preb[endarius ***]
Taeke Roerda [***]
Ick, Peter, ic [***]
Harmen Herm[***]
Godef[ridus ***]
belyd ende [***]
concordert [***]
woert tot [woert ***]
c
30
35
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (waarschijnlijk gelijktijdig, door Govert Doeys, opsteller van A, naar A?).
RAF, Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 66. Beschadigd: f. 2 is verticaal afgescheurd
op een vouw. Opschrift: Copie.
40
a
b
c
Verbeterd uit: twe.
Hier begint f. 2, dat verticaal is afgescheurd op een vouw.
Hiervóór doorgehaald: Doys.
397
185
1544 september 14
Wytz Aebbinge
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Opten XIIIIden dach septembris anno XVc XLIIII. Alzoe ick, Wytz Aebbinge,
cranck van lichaem ben, ende nochtans cloeck ende wys van sinnen ende perfect van
verstande, ende ick in eertytz, als opten XXIXten octobris anno XL lestleden, gemaecket heb myn testament, codicil, leste wille oft donationem causa mortis, waeraff
die copie per transfixum hyraen gehangen is, soe ist dat ick, Wytz voers., tselffde
myne testament, leste wille etc. by desen confirmere, approbere, ratificere ende van
weerden holde, ende wil dat myn kynderen, kyndeskynderen ende erffgenamen tselve
testament ende leste wille etc. onverbroecklyck in alle zyne puncten ende articulen
zullen onderholden, uuytgesondert tghene navolget, twelck ick nochtans oick in
gelycke manieren als voers. is, van myn kynderen, kyndeskynderen ende erffgenamen
wil onderholden hebben.
In den eersten alzoe twee van myn joncste kynderen, namentlyck Wybe ende
Andleff, by Adzert, myn echte man, getogen, in Goede verstorven zyn nae makinge
myn voers. testament, soe ordinere ende wil ick dat Adzert voers. allene zal hebben
met Tyemck, tot profyt van voers. Tyemck, alle die gueden die ick, Wytz, Adzart int
voers. testament met myn drie joncste kynderen besproken hadde, alles nae tenoer
tselve testament.
Ten anderen soe sette ick, Wytz, myn kyndeskynderen in plaetse van Fraw, haere
moeder, myn dochter.
Ten darden want ick beduchte dat myn kynderen ende kyndeskynderen die erwenissen die zy uuyt naeme van my nae myn doot sullen ontfanghen, niet wel sullen
konnen beholden, regeren ende bewaeren, soe ordinere ende wil ick, Wytz, dat zy
dselve gueden die doer tversterven van my op haer sullen succederen, niet sullen
moegen verwisselen, vercoepen, belasten oft eenichsins alieneren, dan zy dselve
gueden tot behoeff van haer ende haer kynderen sullen holden ende bewaeren, ende
dat dselve gueden ende ander gueden die op haer hyrnamaels mochten uuyt mynen
graede ende van mynenweghen erwen ende toevallen, niet sullen in vreemde handen
vervallen oft erwen, ende tselve te verstaen zoewel van Tyemck, myn dochter by
Adzert getogen, als van myn eerste kynderen, byalsoe nochtans indien voers. Tyemck
nae my ende voer Adzert afflivich worde sonder wetlycke geboerte ofte kynderen nae
te laeten, dat alsdan Tyemcke gueden op Adzert zullen vervallen, tot zyn lyffstondt
ende niet langer, daer Adzert oick in geconsenteert heeft.
Ten vierden soe bespreeck ick, Wytz, Teetke, myn dochter, die tot Betlehem
professyt is, vyff golden g. jaerlixe renten tot haer lyffstondt, die Adzert ende Tyemck
haer alle jaeren sullen betalen. Ende indyen eemant van haer beyden voer Teetke
afflivich worde, zoe sal die lestlevende tselve voorts voldoen.
Des tot oerkonde heb ick, Wytz voers. tot tugen gebeden, geroepen ende geeyschet
den eerwerdighen heeren Occo, pastoer in Ferwert, ende Douwa van Burmania aldaer,
Wbble Hero zoen ende Willem Gielis zoen, secretarys over Ferwerderdeell, ende haer
elcx besunder gebeden dat zy dese myn confirmatie, approbatie ende bevestinge van
myn eerste testament ende myne andere besprekinge, mytz aenhangende haere segelen
ende ondersettende haer hantschrifften, willen roboreren ende bevestighen. Twelck
wy, heer Occo ende Douwa van Burmania, myt onse segelen ende hantschrifften, ende
398
wy, Wbble ende Willem, want wy gheen segelen foeren, met onse hantschriften doer
bede van voers. Wytz alzoe gedaen hebben.
Actum anno, mense et die quibus supra.
<Ondertekend:>
5
10
Haring Sythiema subscripsit.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (uiterlijk 1547 juli 19, door Haring Sythiema, naar A?). RAF, Archief
Familie Van Sminia, inv. nr 1784.
Het afschrift is een transfix bij een uitspraak van 1547 juli 19 door de zoenlieden
Douwa van Burmania en Haring van Sythiama over dit codicil en het testament van 1540
(zie 162). Hieruit kan de datering worden afgeleid.
186
1544 oktober 28
Reynsk Camstra, weduwe van Hette van Dekama
15
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert vier ende veertich, opten acht ende
twyntichsten dach der maendt octobrys, soe heb ick, Reynsck Camstra, wylen Hette
van Dekama naegelaetene weduwe, aenmerckende die onzeeckerheyt des mensschelycken levens, noch gesont ende machtich van lichaem, wys ende verstandich van myn
sinnen ende memorie, met rype ende voerbedochte moede ende raedt, tot Godts eeren
ende omme te verzien ende verhoeden alle twist ende tweedracht die tusschen myn
kynderen ende erffgenaemen nae myn afflivicheyt om myn tyttelicke goederen zouden
moegen rysen ende coemen, dese myn leste wille ende testament gemaeckt ende geordonneert, willende ende begeerende dat dieselve tallen tyden in der formen ende
maniere naebeschreven stall ende effect zall sortieren voer myn testament, codicill oft
andere laeste wille, alst best ende voirdeellicxt nae rechte ende goeder equiteyt sall
moegen staen ende subsistieren, wederroepende alle anderen testamenten, codichillen
offte anderen laesten willen die ick voir datum van desen gemaeckt mochte hebben.
In den eersten beveele ick Godt almachtich myn edele ziele, ende begere dat myn
lichaem begraeven mach worden binnen Leeuwerden, in de kercke van den minderbroeders aldaer, by myn zalige man, wylen Hette van Dekama. Ende wil dat myn begancknisse tot coste van alle myn erffgenaemen zonder groete pomposicheyt geschien
zall, zoedat nyemandt met reden hem dienaengaende zall moegen beclaegen.
Voerder zoe legatiere ende bespreecke ick Edewaer, myn dochter, geprofessydt
binnen den convente van Thyemarum, dertich gouden guldens sjaers lyffrenten, diewelcke zy tot heur lyffstondt sall moegen gebruycken, alzoe dat die thien gouden
guldens van dien zullen betaelt worden den voers. convente voer heur costen, ende
dandere twintich zall myn voerben. dochter opbueren ende ontfangen om heur
daermede te moegen cleeden ende andere noetrufticheyt coepen des heur van noeden
weesen zall, waermeede myn dochter voers. voer heur aendeel erffschip geheel ende
all tevreden wesen zall, zonder dat zy myn anderen erffgenaemen yedt meer zall
399
5
10
15
20
25
30
35
40
45
moegen heysschen uuyt crachte van eenyghe van de voergaende donatie die heur by
my, ten tyde als zy geprofessydt worde, gedaen is geweest, oft anders dan zullen alle
anderen voergaende donatien ende geloftenissen daermede doet ende tenyet weesen
ende blyven, by pene, indien zy oft yemandt van heurentwegen contrarie attenteerde,
van tvoers. legaet gepriveert te wesen. Ende nae heur doet zoe sullen dieselve renthen
comen tot profyte van heur broeders ende zusters offte heure kynderen.
Item Pieter van Dekama, myn oudtste zoen, heb ick, Reynsck voers., tot voerendeel
in een prelegaet euwich ende erffelyck toegelecht, besproecken ende geprelegeert myn
huys toe Jelssum, daer ick nuu ter tyt inne woene, met zyn koehuys ende alle die
beesten die ick nae myn doet achterlaeten zall, met het hoff, graff, singel ende
singelsloet, ende noch daerenboven een zaete landts, genoempt Eeckeme goedt, mette
landen die nuu ter tyt daertoe behoeren ende nuu by eenen Symon Claes zoen met
Wael, zyn huysfrouwe, gebruyckt worden, leggende opt noerdt van myn hoff. Welverstaende nochtans dat hy deselve goederen schuldich ende gehouden zall weesen,
indien hy zonder kynderen geraeckte te sterven, op zyn broeders offte zusters dient
hem gelieft te erven, zonder dat dieselve goederen teenighe tyde in vreemder handt by
testamente oft anders zullen moegen vervallen offt gealieneert worden. Dan wil dat
in alsulcken gevallen die voers. goederen, mette fennen daerontrent gelegen, opten
naesten graedt van de bloede zullen succederen, ende binnen myne familie blyven.
Noch zoe legatiere ende besprecke ick Pieter, myn voers. zoen, uuyt zonderlinge
affectie die ick tot hem draege, euelyck ende eerfflyck myn huys, staende binnen
Leeuweerden, daer hy selfs nuu ter tyt inne woent, mettet hoff ende huys daerby
gelegen.
Ende Hette, myn jonxte zoen, geve ende besprecke ick in een prelegaet toe
voerendeel duysent carolusguldens van twintich stuvers stuck, diewelcke Pieter, myn
zoen, alleen gehouden zall weesen ter cause van den bovengementionneerde huyse
hem op te leggen ende betaelen op redelycke termynen, zoe wanneer hy hem by
vrunden raedt totten huwelycken staete begeven zall hebben, omme daermede een
nyeuwe huys daert hem gelieven zall, te moegen maecken ende tymmeren, ten waer
zaecke dattet voers. huys by de brandt vernielt ende vergaen waere voer ende alleer
Hette totten voers. staet was gecoemen, in welcken gevalle Pieter, myn zoen, nyet
gehouden en zall weesen tvoers. legaet te voldoen ende betaelen. Ende daerenboeven
zoe bespreecke ende geve ick Hette, myn zoen, in een prelegaet twaelff gouden
guldens sjaers uuyt ende in een zaete landts, gelegen binnen Jellum, die nuu by eenen
Dirck Jans zoen gebruyckt wordt.
Dese voers. prelegaeten, salff ende onvercort, dien ick myn voers. twee zoenen in
der maeniere voers. toegelecht ende besproecken hebbe ende uuyt crachte van desen
testament offte andere leste wille, begeere, wil ende bevele dat heur int euwich zall
volgen.
Soe maecke ende instituere ick, Reynsck voers., tot myne goederen gelycke erffgenaemen Pieter, Aesghe ende Hette, mynen zoenen, Yde, Marie ende Jel, myn dochteren. Alzoe nochtans dat Pieter, myn zoen, zyn aendeel erffschips, zoeverde deselve
zall moegen strecken, voerts sall moegen nemen van myne goeden ende landen, gelegen binnen Jelssum, uuyte welcken ick hem de prelegaeten voers. besproecken hebbe,
mette naestgelegen goeden ende landen van dien, diewelcken ick myn zoen voers. om
die gerieffelickheyt van zyn medeerffgenaemen niet te hoeger ter handen geset ende
geestimeert wil hebben, noch oeck omdat ick hem tvoers. voerendeel toegelecht
400
30
hebbe, maer wil ende begeere zeer ernstelycka dat myn anderen kynderen myn twee
zoenen voers. dieselve prelegaeten puyr ende zuyver, in maeten ende voegen als die
by my besproecken zyn, willen rustelyck ende vredelyck laeten volgen ende behouden.
Ende zoeverde ymandt van mynen kynderen offte erffgenaemen contrarie onderstonde te doene, ende dese mynen laeste wille poeghde timpugnieren, zoe zall
diegeenen die tselve sochte te doene, metterdaet van myn erffschip vervallen ende
gepriveert weesen ende bliven, ende tgenen des zy oft enich van heur alzoe mochte
verbueren, dat zullen myn anderen erffgenaemen die dese myne laeste wille goetwillich achtervolgen ende onderhouden, tsaemen gelyckelyck deylen, ende int eeuwich
moegen behouden.
Ende opdat tgenen des voers. is nuu ende ten euwighen daeghen te bedt stall ende
effect sall moegen hebben ende sortieren, zoe wil ick, Reynsck voers., dat indien dit
voer gheen solemneel testament standich zoude moegen weesen, dat in alsulcke
gevalle tselve geacht ende gehouden worde voir een codicill oft andere laeste wille,
alst best nae forme ende style van rechte zoude moegen staen ofte subsisteeren.
In teycken der waerheyt ende getuychgenisse van allen tgeenen des voers. is, zoe
hebbe ick, Reynsck voers., gebeeden ende tsaementlyck op een tyt daertoe geroepen
den vhesten, wysen ende hoechgeleerden heer meester Sicke van Dekama, raedt van
den Keyser in zynen Hove van Vriesland, myn saelige mans broeder, ende den waerdighen, godtsvruchtigen ende welgeleerden heere meester Pieter Heres, pastoer binnen
Leeuwerden ende publicus notarius, by den Hove van Vrieslandt geadmitteert, heeren
Vincent Jans zoen, mynen pastoer van Jelssum, ende Hendrick de Pauwe, Keyr Mat
excysmeester binnen Mackum, dat zy ter bede van my ende van mynentwegen, zoe
ick niet schryven en can, desen mynen testamente, codichil oft andere laeste wille met
heure gewoentlycke handen ende handteyckenen willen onderschryven ende bevestighen. Twelck wy, Sicke van Dekama, heer Pieter, heere Vincent ende Hendrick die
Pauw voers., by de voerbenoemde Reynsck tsaementlyck op een tyt daertoe geroepen
ende gebeden zynde, alzoe gedaen hebben.
Opten dach eende jaer als voeren.
35
Ende stondt ondergeschreven: Sicke van Dekama signavi. Petrus Herus a Wouda,
pastoer et notarius, quo supra. Vincentius Johannis, pastoer in Jelzum. H. Martens
zoen de Pauw.
Gecollationeert jegens tprincipael, gescreven in franchyn ende onderteyckent als
boven, es bevonden taccorderen by my,
5
10
15
20
25
<ondertekend:>
J. Duvenee.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door J. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie Van Sminia,
inv. nr 1409. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v), m.a.h.: Reinsck Kampstra testament.
<Doorgehaald:> Myn husfrowe moders testament. Anno 1544. Celo. - C (16de eeuw, door
40
a
In B verbeterd uit: nerstelyck.
401
notaris W.L. Jacobi te Leeuwarden, naar A). Niet voorhanden, bekend uit D. - D (1596,
door J. Harderwijk, dorprechter te Weydum, naar C). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv.
nr 397. - E (17de eeuw, naar D). Ibidem. - F (18de eeuw, naar E?). Ibidem.
187
Fedde Wyrs
5
10
15
20
25
30
35
1545 januari 12
In den name des almachtigen Godes, amen.
Alle diegene die dyt tegenuordige instrument sullen zyen of horen lesen, sy kennelick ende openbaer hoe dat in den jare van der geborte Ons Leven Here Jesu Christi
XVc ende XLV, den XII dach januarii, hefft Fedde Wyrs, wonende thoe Beets, nyet
al sont van licham, mer cloeck ende wys van voerstande ende machtich hoer vif
synnen, nyet dorch enige sinistre interpretatie of onderwys, mer walbydacht ende
byraden ende ut vrie wille, angesien datter niet sekerder is dan die doet ende niet
onsekerer dan die ure des doets, heft Fedde voirs. ordinert ende gemaket hoer testament ofte laeste wille navolgende, in den alderbeste styl ende manere alsse alderbest
conde ende mochte, nae welkese wil dat hoer goeden gaen sullen ende gedistribuert
woerden.
Int eerste bivelt Fedde voirs. God almachtich haer edele siele.
Voert soe ordinertse ende geven Joachum Teye zoen ende Wythe Gotters dochter
dat bysit toe Noerdermeer, hiel ende al, met lanckte ende brete, saetelant, graeslant,
hoylant, soese dat voirs. gebruket heeft, ende Joachum ende Wythie dat nu bruken.
Bet geft Fedde voirs. VI roden landes in Alsme leyen die armen, daer torf tho graven
wat hoer van noden is, twe mannen daerthoe tho ordineren dat dyt voirs. feen nae
profyt wort gegraven. I enkelgulden den armen om schoen. Bet tho Aelsem een tonne
hamborger bier, in Sigerswolt I enkelgulden. Item soe sal Joachum dat lutke sytten
hebben ende hoer beste pels ende XIII elle reyl. Item Sinte Anna thoe Bergum I enkelgulden.
Myt diese verclaert Fedde voirs. haer laeste wille thoe wesen, ende bygert dat
menste myt dat meeste geholden hebben, als alderbeest na rocht ende goede equiteyt
effect sortyren mach.
Alle dinck sonder falicant, argulist ende nye invindige. Hyer hebben an ende over
geuest wetighe tuughen ende geloeflicke personen, hyrover geropen ende gebeden van
Fedde voirs., thoe wetene her Wibe, pastoer toe Beets, Johan Sapis, Syrt Buuis,
wonende thoe Beets.
Durum patientia frango.
<Ondertekend, m.a.h.:>
Wibrandus Renoldi, pastor in Beets, protestor ut supra.
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (gelijktijdig, door pastoor Wibrandus Renoldi, naar A). RAF, Archief
Klooster Aalsum, inv. nr 49. In dorso: Copy Fedde Wyrdts laetste testaments. <M.a.h.:>
Copia testamenti.
402
188
1545 juni 21
Take van Herama
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den name Goedes, amen.
Aengesien nyett zeeckerer is dan die doot ende nyett onzeeckerer dan de ure van
dien, ende dairomme een yder mensche behoirt te dencken hem alle tyt den laesten
daghe geschenen te zyn ende alsoe die doot altyt voor ooghen thebben, soe heb ick,
Take van Herama, gaende ende staende, alnoch cloeck ende verstandich van sinnen,
tgene des voors. is considererende ende overleggende, begerende voor mynen versterven zeeckere dispositie te maken van den tytlycken goederen, die my Godt almachtich
verleent heeft, den een ende twentichsten junii, anno vyftienhondert vyff ende
veertich, in presentie ende tegenwoordicheyt goede luyden, hyrnae genoempt, dairtoe
specialycken geroepen ende gebeden zynde, gemaict een dispositie, testamente, codicille ofte laeste wille in manieren als hyrna volcht, begerende dselve myne dispositie
ende laeste wille onverbreckelycken onderholden ende nagegaen twordden ende craft
thebben ende effect sorteren van een guedt testament, codicill ofte andere laeste wille,
als dselve alderbeste nae rechte ende landts gewoonte staen mach.
In den eersten beveel ick, Take van Herama voors., Godt almachtich myn edele
ziel, ende tlichaem der aerden, toe rusten in Sincte Martens kerck bynnen Franeker.
Omme dan voorts tcomen tot dispositie ende uuytdeylinghe van mynen roerlycke
ende onroerlycke goederen, soe bespreeck ick, testator voors., Sincte Martens kercke
voors. tien gouden guldens eens, soeverre ick in Vrieslandt sterve. Vorder legeer ende
bespreeck ick, testator voors., den rechten armen bynnen Franeker thuys dair ick nu
ter tyt inne woen, staende opte Nyestraet, opten grondt van Minne Cammingha. Item
myn boucken ende doctoren in sacra scriptura legeer ende bespreeck ick heeren Bocke
Donya, pastoor toe Arum, soelanghe als hy leeft, ende nae wiens overlyden ende
versterven dselve zullen coomen ende vallen opten patroen toe Tzum. Item ick legeer
ende bespreeck Pieter Cammingha myn boucken in politioribus literis, ende Goffe
Roorda Titum Livium, die hy my geschoncken heeft, met alle die boucken die ick heb
in medicinis ende in jure. Item ick legeer Schelte van Lyauckama myn golden ringhen
mytten pictuyr van Holophernes, ende dairtoe den summa van dryehondert gouden
guldens eens. Item ick bespreeck Sybrant Roorda een van myn beste golden penninghen. Item Goffe Roorda, zyn zoen voors., twe dobbelde ducaten. Item Georgen
Roorda, myn mette, hondert gouden guldens eens. Item ick legeer ende bespreeck
meester Wattie Roorda, myn neeff, vyftich golden floreen eens. Item Johan Walta,
myn neeff, vyftich golden floreen eens. Item Bocke Herama vyftich golden floreen
eens. Item Haeye Cammingha een rosennobel.
Item die twee priesteren toe Tzum elcx drye gouden guldens, ende voor denwelcken dvoorseyde priesters gehouden zullen wesen memorie van my thouden een
jaer lanck. Item die coster toe Tzum bespreeck ick insgelycx een golden floreen.
Vorder legeer ende bespreeck ick, testator voors., juffrow Luts Cammingha, myn
broeders dochter, ende juffrow Cathryn Ryngie, myn zusters dochter, myn inboel ende
huysraedt. Item ick bespreeck Neel Jacobs dochter, myn dienstmaecht, datt huys by
den Groete Kerck, dair eenen Jacob schoemaicker nu bewoont, staende opten grondt
van meester Jarich Dekama, ende bovendien noch den summa van hondert gouden
guldens eens, ende noch twaleff gouden guldens jaerlycxe vrye renten tot hair
lyfstondt, ende dwelcke twaleff gulden jaerlycxe renten voors. Wiggle Herama toe
403
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Sweyns dvoorg. Neel geduyrende den tyde voors. jaerlycx zall voldoen ende betalen.
Item juffrow Luts, doctor Hector van Hocxwiers dochter, myn zalighe broers kyntskynt, legeer ende bespreeck ick, testatuer voors., tien gouden guldens jaerlycxe renten
uuyt Lamminghe zate toe Tyemmarum.
Tott alle myn andere roerende ende onroerende guederen, voren by legaten nyet
uuytgedeylt, ordonneer ende institueer ick, testator voorg., erfgenamen myn zalige
broers ende zusters kynderen ende Wiggle Herama voors., alles tot porceelen naebescreven.
Ten eersten institueer ende maick ick, testator voors., juffrow Cathryn Cammingha
erff van die zate toe Fautum, dair eenen Jan Pieters zoen althans op woont ende
gebruyct.
Item juffrow Eedwer van Hocxwier, myn zalige broers dochter, institueer ick tot
den landen die Tyerck Epe zoen nu ter tyt in huyre heeft, met die landen leggende opt
oost van die kerck, beclemdt zynde in den pastoors landt, ende insgelycx den landen
leggende opt oest van den buyren, dwe<l>cke hyrvoermaels een reidmeer geueest
hebben.
Item ick institueer ende maeck erff jonckfrow Luts Cammingha, myn broers
dochter, tot myn zate leggende toe Fautum, dwelcke nu ter tyt van Andries Sybren
zoen wort bewoont ende gebruyct.
Item tgene Lamminghe zate voors. beter is dan die renten dair ick ende myn
zalighe zuster, Hylck Herama, dairuuyt besproecken hebben, geeff ick deur tytel ende
by maniere van institutie myn zusters kynderen, met eer ende veer dairtoe behoerende.
Vorder institueer ick, testatuer voors., dvoorg. Wiggle Herama erfgenaem van
Herama zate, stins ende staten toe Tzum, dair nu eenen Syba Frans zoen op woont,
mytt oock eer ende veer, jus patronatus ende alle alsulcke vorder gerechticheyt als van
oldts tot Herama staten behoirt hebben, doch datt Wiggle voors. nyemant in zyn recht
zall vercorten deur trescript by my van den bisscop vercreghen, mair soevoel moegelyck is, in alle vrunscap met Tied Herama, myn nichte, oft hueren erven te verdraghen.
Hierenboven institueer ick Wiggle Herama voors. ende maick hem erfgenaem tot die
landen die Andries Faes zoen ende Meynert Symon zoen in huyre hebben, myt de
steden leggende in die buyren toe Tzum, my toecomende. Ende oftet gebuerde datt
dvoorseyde Wiggle Herama geen masculam prolem by achter en liet, soe substitueer
ick in alsulcken gevalle Take, zalighe Sicke Cammingha joncxte zoon. Item oock will
ick datt die landen, Wiggle voors. voren besproecken, zullen erven ende succederen
nae versterven van den voorg. Wiggle op zynen oudtste zone ofte, in cas van zynen
versterven, opte voorseyde Wiggles oudtste zone dairaen volgende. Ende will insgelycx datt dvoorg. Wiggle nae die doot van my, testatuer voors., ter plaetse zall
resideren ende Herama staten voors. selver bewonen.
Ende ist byalsoe datt iemant van myn erfgenamen ofte legatarien voors. myt zyn
aenpaert erfscaps ofte legaet, by my gegundt, nyet tevreden en is, ende eenighe actie
intenteert op Herama staten ende landen voors., soe zall in alsulcken gevalle terfscap
ofte legaet van dengeenen <die> sulcx attenteert, devolveren ende vervallen op
Wiggle Herama voors.
Ditt is myn, Take van Herama, testament, codicill ofte laeste wille, ende dwelcke
ick van myn erfgenamen ende legatarien steed, vast ende onverbrecklyck onderholden
will hebben, by pena als voors.
Des allen toirconde heb ick, Take van Herama voors., desen myt mynen signet
ende gewoontlycken handtscrift bevesticht, ende bovendien dairtoe ende over roepen
404
10
ende gebeden den eersamen ende voersienighen Poppa van Doyum, Rolandt excysmeester, Otte Baucke zoen, Claes Claes zoen, Gerryt Pieter zoen, Menck Mencx zoen
ende Gaathye Pieter zoen, datt zy hyrvan in toecomende tyden getuychnisse wilden
geven, ende desen myt hairen zegelen ofte signetten, die sulcx voerende zyn, bevestigen, ende dandere desen myt horen handtscriften ende tekenen onderscryven.
Twelck wy, voors. personen, alsoe hebben gedaen. Ende wy, Poppa, Rolandt ende
Otte, desen myt onse zegelen ende signetten gesigneert ende onderscreven, ende wy,
Claes, Gerryt, Meynck ende Gaathye voors., desen myt onse gewoontlycken handen
roboreert ende befestiget.
Op jaer, maent ende dach voors.
15
Gaathye Pieters zoen, secretaris in Hennaerderadeel, bekenne tinhouden van desen
tzyn den testament ende laeste wille van Take Herama, die tselve in bywesen van den
tuygen voors. ende my onderscr. selfs gesigneert ende onderscr. heeft, op jaer, maent
ende dach voors., ende twelcke oock de tuygen insgelycx op den tyt ende plae<t>s
hebben gedaen,
5
<Ondertekend, door de laatste vier boven hun zegels:>
20
25
Gaathye.
Gerardus Petri subscripsit.
Claes Claes zoen.
Meynck Meyncken zoen subscripsit.
Take van Herema beken tinhouden van desen tsyn myn laeste wille, onder myn
hantscryft ende segel, Take van Herema.
Poppa fan Doyem.
R. Niste subscripsit.
Otto Baucke zoen subscripsit.
Origineel: A. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr
1048. Perkament. Van de vier uithangende zegels nog aanwezig: 4 (86).
189
1545 november 11
Rynts Minnema
30
35
In den naem Godes, amen.
Int jaer Ons Heeren dusent vyffhondert vyff ende tfyrtich, op den elffsten dach
novembris, hefft juffrow Rynts Minnema, hoewel cranck ende syck van lichaem,
nochtans goedt ende cloeck van verstandt, uuyt oersaken haer moverende dit tegenwoerdyge codicill doen bescriven, waerinne zie eensdeels alteriert ende limitiert dat
reciproche testament, dwelck by Wytie Camminga, haer salyge man, ende by haer int
jaer XVc drie ende dertich, op den XXIIIIen dach octobris is gemaeckt, ratificerende
ende confirmierende nochtans tselve testament in alle zyn andere puncten.
In den eersten zoe gheeft ende prelegatiert juffrou Rynts Renick, haer jonckste
zoen, off dengenen die nae vermogen dat bovengementionierde testament geraeckt
405
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Camminga huys te besitten, tot vordendeel dat ius patronatus, met den profyten ende
opcomsten daerthoe staende, van dat vryleen toe Goutum by Leuwarden, nae vermoegen ende inholdt der briewen daerop vercregen, zonder dat dander broers offte susters
hem sulcx in enyge manieren sullen spyten, ende daertoe in eygendom hebben den
drie pondematen, gelegen op Camminga tarp, vercregen van den priestere ende
voegden van Sinte Caterynen kercke, die by enen Michiel gebruyckt worden, ende
waeraff int reciproche testament denselven Renick die stedyge pachtinge toegelecht
was. Sal boven deesen die besitter van Camminga huys hebben ende in eygendom
beholden alle den huysraedt, niet uuytgesondert, mit den sulveren croesen ende
sulveren lepelen, sulcx alst ten overlyden van haer, testatrix, opt huys toe Camminga
bevonden sal worden, behalven den sulveren clenodien, haer kynderen elcx bysondere
int voerseide testament toe gelecht.
Voerts zoe prelegiert ende geefft juffrow Rynts haer drie dochteren gelyck alle haer
clederen, golden ende sulveren clenodien, tot haren lyve behoerende.
Is voerts juffrow Rynts laeste wille dat Frans van Camminga, haer zoen, ontfangen
sal den renten ende jaerlixsche opcomsten van Haye Camminga, zyn broeder, totdat
hy toe manne compt offte hylckt, ende daermede hem ter scholen te holden, ende ten
eynde van zyn administratien denselven daeraff behoerlicke rekenschap te doen.
Voerts soe sal juffrow Trynke, haer dochter, nae haer niemen juffrow Ympken,
haer suster, ende eerlicken onderholden totdat zie geraeckt te hylcken, mits ontfangende van Wattien Camminga, haer broeder, die den administratie van denselve
juffrow Ymke goed sal hebben ende oick rekenschap doen, voer den onderholdinge
behoerlicke betalinge.
Sullen voerts Georgien van Roorda ende juffrow Doed Camminga huys bewonen,
hen ende ter tydt toe dat Renick van Camminga, off diegeene waerop Camminga huys
vervaldt, geraeckt datselve huys selves te bewonen. Ende om den eere van tselve huys
te onderholden, zoe is haer wille dat Georgien ende juffrow Doed geduyrende denselven tydt sullen hebben ende genieten den profyten ende vordendeel, den besitter
van Camminga huys toegelecht, zonder daeraff rekenschap te doen. Des zoe sullen zy
Renick, hoer broeder, aen hoer niemen, denselven ter schoelen ende tot eeren holden,
zyn andere goeden adminestreren, ende van denselve administratie oeck rekenschap
doen. Dan zoeveer Renick geraeckte meer te verteeren dan die jaerlixsche opcomsten
van zyn goeden bydragen, tselve sullen Georgien ende Doed van den incompsten van
den landen die tot Camminga huys te vordendeel gegeven zyn, in redelicke wys betalen, zonder tselve Renick in toecomenden tyden aen te reykenen. Wil voerts juffrow
Rynts dat Georgien van Roorda ende juffrow Doedt sullen hebben ende beholden alle
alsulcke tsestich golden guldens des jaers, als Heero van Roorda, in tyden haer man,
haer by zyn testamente hefft besproken, want Sybren Roorda op alsulcke conditien
haer, testatrice, denselve rente hefft toegestanden, te weten dat Georgien ende Doed
denselven solden hebben. Des zoe sullen Georgien ende Doed uuyt hoer goedt weder
conferieren ende in massam brengen twintich gelycke guldens des jaers, waeraff zy
een kyndes gedeelte mede geneten sullen.
Sullen voerts haer kynderen ende haer kyndtskyndt, by namen Luts, die dochter
van Frans Humalda, by juffrow Tyemck getogen, alle den landen ende goeden, sulx
als zie hoer by testamente van Wytie Camminga ende van haer, testatrice, toegelecht
zyn, beholden ende alle den andere landen waeraff int selve testament in specie gheen
dispositie gemaeckt is, met oeck den landen ende goeden die op salyger gedachtenisse
Sipke Camminga ende Mary Camminga van haer vader ende moder gesuccediert mo406
5
10
15
20
25
30
gen wesen, tesamen in gelycke porcien delen ende geneten. Welverstaende dat soeveer
Luts, die dochter van Frans voers., geraecte te sterven zonder nae te laten enyge
neergaende arfgenamen, als kynderen offte kyndtskynderen, een offte meer, dat alsdan
die voers. goeden ende landen zonder distinctie ende enyge aftochte weder opt naeste
bloet van haer moder wegen sullen vervallen.
Voerts zoe byspreckt juffrow Rynts haer kyndtskynderen die zie als mette over
tfonte geheven hefft, elckerlyck twentich golden guldens tot volste van een golden
ketten.
Oick byspreeckt zie den predekaers binnen Leuwerden voer haer legerstedea tien
golden guldens eens. Item in Sinte Cateryne kercke tot timmeringe twintich gelycker
guldens.
Wil voerts juffrow Rynts dat haer sonen niet sullen eyschen tgene dat hoer
ontheten mach wesen in donationem propter nuptias boven tgene dat eenyder by testamente van Wytie toegelecht is, dat oeck dienaengaende gheen questie gemoveert sal
worden. Sullen oeck diegene die van denselve onthetinge yeedt ontfangen hebben,
tselve weder inbrengen onder den goeden die zy met dander arfgenamen tesamen
sullen delen.
Welcker dispositie ende laeste wille juffrow Rynts van haer kynderen ende
kyndtskynde als haer arfgenamen onverbrecklicken geonderholden wilden hebben, by
pene dat diegene die daertegens doet, van haer goedt niet meer sal hebben dan
legittimam, te weten haer natuerlicke ende wetlick deel.
Oeck zoe byspreeckt juffrow Rynts den armen drie last rogge, diewelcke met oeck
dander legaten van haer arffgenamen betaelt sullen worden voer ende alleer dat zy den
possessie van den arffnisse aentasten sullen.
Deesen allen te oercunde ende om meerder festicheyt van deesen, zoe hefft juffrow
Rynts deese haer laeste wille met haer handt ende naem geonderscreven, ende om
meerder festicheyt van deesen op een tydt geropen ende gebeden den hoechgeleerden
doctor Seerp Hanye, meyster Johan van Arum, advocaet, ende meyster Johan Rommarts, om met hoer signetten, die signetten hebben, ende met hoer handen deese
dispositie oeck te onderscriven. Dwelck by doctor Seerp ende Rommarts met hoer
signetten ende handen, ende Arum met zyn naem ende handt, op dach, maent ende
jaer voirs. alsoe is gedaen.
<Ondertekend, door de laatste twee onder hun zegels:>
Rents Mennema.
Meester Jan van Arum.
Seerp Hanya subscripsit.
Rommarts subscripsit.
35
Origineel: A. GA Leeuwarden, Archief Familie Van Camminga, inv. nr 6. Met twee
opgedrukte zegels onder papier: 1 (111), 2 (57). Op f. 2v - 3r middenonder getekend:
Rommarts. Arum. Hanya. In dorso (= f. 4v), m.a.h. (16de eeuw): Ryntz Kammingha
codicil.
40
a
Hierna doorgehaald: twintich golden gulden.
407
190
1545 december 2
aangevuld 1547 juli 2
Ritske Bolema
5
10
15
20
25
30
35
40
Memorie voer jufferen Syerdt van den legaten, by Ritske Bolema besproken, ende
in dusdaniger manieren ten bevele van denselffden by my, Mathys Rommarts, secretarys der stede Leeuwarden, den IIen decembris anno XLV bescreven.
Ten eersten bespreeckt ende legatiert hy den kercke Oldenhove binnen Leeuwarden
twyntich golden gulden eens. Den kercke Nyenhoeff ende Onsen Lieven Vrouwen,
patronerssen aldaer, oick twintich golden g. Den predicaeren ende minrebroederen
binnen Leeuwarden elkerlicx twyntich golden g. eens. Den nieuwen nonnen ende Sinte Annen clooster binnen Leeuwarden elkerlicx twintich golden g. eens. Den convente
Sigerswold twintich golden g. eens. Suster Annen, zynen suster aldaer, bespreeckt hy
twee g.g. eens tot profyt van haerselven. Suster Alyt Syolken dochter aldaer een
golden croen tot haeren profyte. Suster Annen Gerloffs dochter tot haeren profyte
eenen golden gulden. Den patroen Sinte Vyt ende den weerdighen moder Sinte Annen
toe Steens legatiert hy twintich golden g. eens, temploierene tot het aldernuttichste
getimmerte binnen derselver kercken.
Bespreeckt ende maeckt voerts den vermogenden hoochgeleerden heeren Keyr Mt
raedt ordinarys in Vrieslandt doctor Wpko a Bourmania jaerlicx tot synen levene
twyntich golden g. eens, in recompense dat deselve heere in allen synen voorgenoemde huysfrouwe behulpich sal wesen ende deuchdelyck voorstandt doen.
Noch bespreeckt hy den twee joncxste sonen van synen halffzuster Jets elkerlicx
vyff ende dartich gouden g. eens. Noch bespreeckt hy Anske ende Aucke, Jetzes dochteren, elkerlicks vyfthien golden g. eens.
Alsoe ick, Ritske Bolema, weder overgelecht ende gehoert hebbende de legaten,
in den voorgaenden memorie by my den personen daerinne begrepen legatiert ende
besproken, soe heb ick denselven legaten daerinne begrepen van nieus geconfirmeert
ende vesticht, confirmere ende vestige by desen, willende dat deselve in manieren
voors. voldaen zullen worden. Voerts soe bespreeck ende legatiere ick den eerntfesten,
wysen ende voorsenigen Frans van Camminga mynen camp, gelegen toe Steens, in
Eeke Syts zoens goet, ende dat in recompensse ende teneynde deselve myn voorgenoemde huysfrouwe in alles met den voorgenoemden heeren doctor Wpko behulpich
sal wesen ende voortstandt doen, teneynde myn testament ende laeste wille tot deuchdelycken effecte zullen mogen geraken.
In kennisse van desen allen heb ick, Ritske Bolema, dessen onders., ende gebeden
ende roepen Mathys Romarts, secretarys binnen Leeuwarden, om dessen mede tonderschriven. Gelyck by denselven es gedaen.
Alles den II julii anno XLVII.
Ende stondt onderges.: Ritska Boelma. Ende: M. Rommarts, mit zyn gewoentlycken streck daerbe<ne>vens.
<M.a.h.:> Gecollationiert ende bevonden taccordieren by my,
<ondertekend:>
M. Rommarts.
408
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door M. Rommarts, naar A). GA Leeuwarden, Archief Ritske
Boelema Gasthuis, inv. nr 340. Opschrift: Copie. In dorso, m.a.h.: Copie van den legaten,
by wylen Ritsko Boelema besproeken, onder Rommaers handt.
5
191
1546 februari 1
Juffrouw Luts van Ockema
10
15
20
25
30
35
40
In die name Godes, amen.
Int jaer Ons Heren duysent vyffhondert ende XLVI, den eersten februarii, heb ick,
juffrouw Luts van Ockema, aenmerckende den sekerheyt des doodts ende der tyt onsekerheyt, hoewel kranck van lichaem, nochtans gesont van verstande, niet willende
sonder testament, schickingh ende scheydinghe myner tydlycke goeden van dese
werelt verscheyden, om tuist ende onvrede onder myn erffgenamen te vermyden ende
beletten, tot salicheyt mynder zielen, uut mynen vryen wille, met rype ende weetlycke
deliberatie, in prima beden ende voceert den weerdighen heer Fedde, vicarius binnen
Franeker, ende tuyghen onderges., dit myn tegenwoordighe testament, laeste wille off
scheydinghe myner goeden, niet in forma eens solemneels testament, maer gelyck ad
pias causas, sulcx als simpelest cracht ende stall hebben mach, gemaeckt ende laten
beschryven ende in cracht deses maecke in manieren naebeschreven.
Int eerst beveell ick Godt van hemelryck myn edele ziele, ende myn lichaem der
eerden, tbegraven toe Burchwert in onse gewoontlycke legerstede.
Ten anderen heb ick constitueert in ende tot een fundament desen myn laeste wille,
ende in cracht desen constituere ende maecke erffgenamen gerechtelycken tot alle
myne goeden, replycke ende onreplycke, alsoo groot ende cleyn als zy by my naegelaten sullen worden, myn tuee kinderen, Hero ende Rixt, in parcelen naebeschreven.
Alsoo dat Hero voors. sal hebben voor zyn parth int eerst de saete by Leuwarden
buyten de Cruyse pype, nu te huyr bruycken Jacob Claesen metsampt Freerck, zyn
swager, soo groot ende cleyn die is, met eer ende feer ende alle lasten ende profyten
daertoe competerende, behalven dat Teetke, myn suster, sulcx van de bruycker ende
bewoner die voors. saete tot haer lyffsstond sall inmanen ende ontfangen jaerlycx
tgeene haer breeff derhalven vermelt. Ten anderen buten deselfste pype opt Fliet tuee
parthen van die fenne, van dewelcke Schelto Liauckema die darde parth competeert,
in alles groot ontrent achtien koegangh, metsamp de thien steden voort buyten de
Cruyse pyp aen de zuyderzydt, streckende aen de voors. fenne. Ten darden drie f.
renthen toe Wirdum in Aucke Tyaerdes goedt.
Item Rixt voors. sall hebben voor haer parth int eerst die weyde buyten Wirdumer
poorte, nu te bruickt Jacob Jans wever, soe groot ende cleyn die is, met lasten ende
profyten. Ten anderen alle steden, my competerende binnen die stadt Leuwarden, met
alle achterstallighe renthen. Ten darden alle myn replycke goeden, soo groot ende
cleyn desulffte by my naegelaten sullen worden, uytgesondert ses silveren croesen,
diewelcke Hero voors. sall hebben.
Item met desen voors. parchelen sall een yegelyck parth toe vreden wesen, ende
ofter enige suaricheyt van aensprake, actie ofte anders geschiede, sall diegene op
wiens parcheell dat valt, sulcx vervorderen ende uytdragen sonder den anderen daer409
5
10
15
20
25
30
35
mede te besuaren. Ende vorder will ick, testatrice voors., dat desen voors. goeden
nimmermeer sullen versterven uyt die graedt, dan altyt aent naeste bloet van myn
graed vervallen ende erven.
Item dit alles als voors., is myn testament ende laeste wille, twelcke ick, voors.
testatrix, in allen zyn articulen vast ende onverbrekelycken will holden hebben, sonder
imant van myn erven ofte anders enichsins tegen te doen off laten doen. Ende ofte hier
enige subtylheyt contrarie in bevonden worde, dattet niet genoechsaem waer testament
te heten, will ick dattet cracht ende macht hebben sall als een nuncupatyff testament,
codicill, donatio causa mortis ofte inter vivos, leste wille off ordonnantie van myn
tydlycke goeden.
Ende opdat dese myn leste wille voors. tbeter effect sorteren sall, heb ick, testatrix,
in alderbeste forma soot enichsins mach geschien nae recht ofte usantie, geconstitueert
ende geordineert, ende in cracht deses constituere ende ordonnere executoren van dien
den gestrengen ende hoochgeleerden heren meyster Sicke van Dekama ende den festen Schelto van Liauckema, om myn erven voors. ende yegelyck in syn parcheell nae
vermogen myn testament te vervorderen, densulfsten in allen lasten heur mochten
overkomen handtholden, biddende hierboven densulfsten om Godes wille om Rixt
voors., myn dochter, soo zy een wedwe ende troosteloos is, in alles betamelyck is te
beschermen, met adsistentie, raedt ende daedt behulpelyck zynde.
Sonder arglist deses twarer erkennende, heb ick, testatrix voors., sulffs myn eygen
handt hieronder gestelt, ende tot meerder fasticheyt desen eerstelyck beden ende
voceert die weerdige ende voorsichtige meyster Johan Sergium, pastoor, heer Pieter
ende heer Fedde, vicarios binnen Franeker, meyster Claes van Dockum, Otto Baukes,
Bocko van Herema ende Roelant excysmeester, dese myn laeste wille met hare
signetten ofte handteekenen te bevestigen. Dewelcke wy, meyster Johan, heer Peter
ende heer Feddo, meyster Claes, Otto Bauckes, Bocke van Heerma ende Roelant
excysmeester voors., te bede des testatricis voors. alsoo gedaen hebben.
Actum anno et die ut supra.
Onder den principale deses stonde getekent: Johannes Zarius. Bocko van Heerma.
Claes Hansen van Dockum. Otto Bauckes. Pyter Anthonis, priester. Luts Ockema.
Fedde Galenus. Ende: R. Nysten. Met hare respective hantteekenen ende signetten, in
wasse gedruckt, hieronder gestelt.
<M.a.h.:> Na gedane collatie tegens den principale, geteyckendt ende versegeld
als voren, is desen bevonden daermede te accorderen, in kennisse van my, den 8 junii
1646,
<ondertekend:>
T. Saeckma.
1646.
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1646 juni 8, door T. Saeckma, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate,
inv. nr 228. Opschrift: Copia.
410
192
1546 juni 1
Symon Hoeyte zoen en zijn vrouw Barber Tymens dochter
5
10
15
20
25
30
35
40
In den name Godes, amen.
Int jaer Ons Heeren XVc ses ende viertich, den eersten dach des maents junii,
hebben dye eersaeme Symon Hoeyte zoen ende Barber Tymens dochter, echteluyden,
gesont van licham ende wel by heuren verstande, anmerckende nochtans datt alle
menschen sterfflick zyn ende dye uuere des doets onseecker is, begeert toe maecken
heuren testamente, codicill ofte leste wille, opdatt zy in hoeren kranckheyt niet
behoeven daermede becommert toe wesen, ende by gebrecke van dien tussena heuren
erffgenamen gene schortinghe soude vallen, dwelcke zy ordineert ende gemaeckt
hebben in forma ende manyeren naescreven.
In den yersten hebben zy befoelen God almachtich in zyn godtlicke gratie ende
genaeden haere eedele syele als dye van de lichaeme sullen scheyden.
Vorder hebben zy verclaert dat Symon vors. aen gelde innegebrocht heeft dryehondert ende tzeventich, ende Barber vors. anderhalffhondert gouden gulden, ende dat
zy dzelve penningen een paert op losrenthen hebben gestelt, ende een paert noch
voerhanden hebben, ende dat zy die renthen van hoer gueden int gemeyn hebben, ende
soe alle overwinst ofte onderteringhe die staende echte geboeren mochten, gelyck
sullen genieten.
Ende Symon Hoyte zoen vors. bespreckt ende legateert Barber, myn lieve
huysvrouwe vors., indien hy voer haer versterven mochte, vyftien gouden gulden
jaerlixe vrye renthen tot haer lyffstondt uuyt zyne gereedtste achtergelaetene gueden,
die Barber daervoer sall willen kyesen.
Item vorder heeft Zymon Hoyte zoen institueert erffgenamen tot allen zynen
gueden Fueck ende Neel, zyn dochteren, ofte heuren kynderen in heure plaetze indyen
enich voer Simon versterven ende kynderen achterlaeten mochte, doch alzoe dat
Fueck vors. als eygen sall hebben ende behouden dat gehele huys opten dyck, met
zeckere lasten daerop zynde, waertegens Neel vors. sall hebben vierhondert gouden
guldens eens, ende daertoeboven noch doot toe zyn die dartich gouden gulden van een
jaer kosten, die Symon vors. Neel vors. ende Sipcke Syuerdts zoen, haer man, betaelt
heeft. Ende heeft Simon vors. vorder verclaert dat Fueck vors. in beerns ontfangen
heeft vyffhondert gouden gulden, waerinne mede gereckent zyn derdehalff gouden
gulden renthe, innegecoft van Anna Dircks zoen toe Staveren, ende dat Neel vors. in
beerns ontfangen heeft vyffhondert dertich gouden gulden, waerfan die twiehondert
g.g. noch staen in handen van Simon vors., ende daer Neel den renthen jaerlicx van
ontfangen heeft. Ende will Simon vors. dat zynen kynderen vors. hoeren bernsgueden
sullen verlycken, ende daermede allen hoeren olders andere gueden mede deelen.
Item Barber vors. legateert ende bespreckt Simon, haer lieve man vors., tot zyn
lyffstondt, indien zy voer hem sterwen mochte, een halff huys, staende binnen
Leuwarden neffens den Fischmerckt over, Maegdelena apteeckster ter noerden ende
Bauck Cornelis ten suyden naestgehuyst, met noch vier gouden g. jaerlicxe renthen
uuyt Jemme Wigle zoen saete toe Hennaerdt, oeck tot zyn lyffstondt als vors. Item
noch heeft Barber vors. besproecken Simon, hoer man vors., soeverre hy haer over-
a
B: ende.
411
5
10
leven mochte, tot vryen eygen alle huysraedt, soe groet ende cleyn, guet ende quaet,
als zy achterlaeten zyn, doch alsoe dat Simon vors. haer erffgenamen ter causa van
dyen uuytreecken ende betaelen sall tzestich gouden gulden eensa boven haer innegebrachte penningen vors.
Item angesien die naeste vrienden van Barber vors. mennichfuldich ende uutterlyck
in graede zyn, ende onseecker is wat persoenen haer overleven sullen van denselven,
heeft zy erffgenamen geinstitueert dengenen die in tyden van haer versterven befonden
sullen worden haer naeste van bloet toe zyn, soedat dzelve haer erffschip ende
achterlaetene gueden met vrientschap sullen deelen, gelyck dat nae recht behoert.
Dit is die laeste wille van Simon ende Barber vors., dwelcke zy begeeren effecte
toe sorteren ende machtich mach zyn nae den rechten, geestelick ofte waerlick oft nae
gewoentlick van desen landen, etc.
Origineel noch afschriften voorhanden.
Onvolledig afschrift: B (16de eeuw, naar A?). Provinciale Bibliotheek van Friesland
te Leeuwarden, Collectie Handschriften, hs 1382 (notarieel formulierboek vanaf f. 330),
f. 388r-389v. Opschrift: Testamentum recyprocum mariti et uxoris.
15
193
1546 november 20
Schelta Andla Latzema
20
25
30
35
40
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren dusent vyfhondert ses ende feertich, den twintichsten dach in
november, heb ick, Schelta Andla Latzema, doer die gratie Gods overgeleyt hoe datter
nyet zeeckerder is dan die doet ende niet onseeckerder dan die uure des doets, daerom
soe heb ick, Schelte voirs., gesont weesende van lychaem, gaende, staende, etende,
drinckende, gemaict myn testament nuncupatyf, codicil, leste wille of alst alderbest
nae die rechten ende gewoente des landts sal stal moegen hebben, welcke testament
nuncupatyf, codicil ofte laeste wille ick, Schelte voirs., wil onforbroecklyck nae myn
doet onderholden hebben, in manieren ende formen hyernae gescreven.
Int ierst soe bevel ick God almachtich myn arme ellendighe ziel, ende myn
lychaem in der aerden toe Sexbierum in die tzercke, by saelige Jel, myn wyf. Item ick
bespreeck Sinte Sixtus, myn patroen, eens tien enckelguldens. Item ick bespreeck alle
Godis heyligen vyf pond was. Item ick ordiniere ende bespreecke tien jaerendeelen,
ende die tien jaeren omgecoemen zynde, zoe ordiniere ende bespreecke ick een eewich
deel tot profyt de pastorie, vicarie ende costerie in Sexbierum, dat om my ende myn
vader ende moeder ende Jel, myn wyff, in die beede te houden, belastigende daermede
Latzema staten.
Item ick ordiniere ende geeve Feyke Heercke zoen nae luyt saelige Rints haer testament die helft van die zaete, leggende in Goyngeryp, ende Jets, syn zusters dochter,
die ander helft, alzoe die my aengecoemen is van zaelige Rints, huere moeye. Item ick
bespreeck Feycke voirs. die twintich enckelguldens daer ick zynen vader heb gelient
a
B: eenen.
412
5
10
15
20
25
30
35
40
45
in zyn vangenschap, als gescreven is in saelige Rints haer testament, ende dat guedt
te Campen, daer synen vader gecregen heeft, daer oeck bescreven is in saelige Rentze
testament. Ende noch soe zal Feycke voirs. hebben uuyt die zaete te Jorwirt, aleer dat
erffgenaemen ofte yemant van die legatarien daer yet uut sal hebben, hercomende van
een obligatie daer Feycke voirs. van my, Schelte voirs., heeft, als de somma van
hundert enckelgulden.
Item voert soe bespreeck ick, Schelte voirs., uuyt myn eygen gueden Tryn, myn
nichte, Pybe Hette soens dochter, hondert enckelgulden, waermede ick beswaer fyff
gulden rente uut myn zaete, leggende te Jorwirt. Item voirts zoe bespreeck ick Jelte
Jorryt zoens twie zoenen, als Hette ende Andla, hondert enckelgulden, mit een onderscheyt alzoe dat Andla die zal hebben sestich enckelgulden ende Hette ffiertich, ende
beswaer daer oeck mede fyf gulden renten in die zaete te Jorwirt. Item voirt zoe
bespreeck ick Sicke Dye zoen hondert enckelgulden, ende beswaer daer oeck mede
ffyf gulden renten in die zaete te Jorwirt. Item voirt zoe bespreeck <ick> Jeets, Sicke
zuster, fyftich enckelgulden, ende beswaer daermede derdehalf enckelgulden renten
in die zaete te Jorwirt. Ende ist saeck dat Sicke voirs. die voirn. zaete toe Jorwirt wil
bewoenen, hy tot zynen leeven ende nae syn doet syn oldtste kindt oeck toe syn
leeven, soe sal hy die zaete tyen enckelgulden min in de huyr hebben dan zy nuu te
huyr gelt. Item disse voirs. renten in die saete te Jorwirt zullen myn erffgenaemen
wederom moegen incoepen wanneer dattet huyre gelieft nae myn doet.
Item foert bespreeck ick Hans Hans zoen, myn neef, eens vyftich enckelgulden aen
gelt. Item voirt zoe bespreeck ick Atte Opnehuysen, myn neef, myn golden buygel
ende fyftich enckelgulden aen gelt. Item foert soe bespreeck ick Atte Fedghea myn
beste tabbert ende myn messen mit silveren teppelen, diesulfte daer dan nae myn doet
present syn, ende vyftich enckelgulden aen gelt.
Item voert zoe bespreeck ick die rechte armen binnen Sexbierum int eewich
jaerlycx fyff gulden renten uut Latzema zaete, constituerende daertoe executoeren
ende distributoren int eewich die pastoir ende vicarius in Sexbierum, met meederaedt
ende consent van de bewoener van Latzema staten. Item foirt zoe bespreeck ick om
Gods wille die rechte armen binnen Jorwirt uuyt de zaete te Jorwirt voir my ende voir
diegheene daer ick dat voir begerende byn, drie gulden jaerlycxe renten int eewich,
constituerende daer executoren ende distributoren int ewich die pastoir te Jorwirt mit
de possessor van de zaete toe Jorwirt.
Item foert zoe instituere ick, Schelte voirs., ende maicke erffgenaem tot alle myne
gueden, roerlyck ende onroerlyck, mit lasten ende profyten, te wetene al datgeene dat
hyertevoeren nyet legeert ende bysproecken is, Jets Abbe Gerloffs zoens dochter,
mynen nichte, op alsulcken conditie: ist datse hilckt <by> myn leeven by myn raedt,
ende wert zaecke datse niet hilckt by myn leeven, datse alsdan zal hilcken nae myn
leeven by raedt van Schelte Lyaeuckema. Item in geval dat Jets voirs. sterft sonder
wettelycke kynderen, zoe zal dat voirs. erffschap in gelycke formen revolveren ende
erven de helft tot profyt die kercke toe Sexbierum ende die ander helft tot profyt van
die rechte armen bynnen Sexbierum voirs. Ende ist secke dat Yets voirs. wettelycke
kinderen procriert, ende diesulfste kynderen noch sterven sonder wetlycke kynderen,
zoe zal dat erffschap voirs. noch oick revolveren ende erven tot profyt die kercke ende
rechte armen binnen Sexbierum voirs. Ende ist dat sulcx mochte gevallen, als van dat
a
B: boven de d een afkortingsteken. Mogelijk op te lossen als: Fendghe of Feddinghe.
413
5
10
15
20
25
sterven van Jeets voirs. ofte haer kinderen sonder wettelycke kinderen als voirs., zoe
wil ick dat Atte Opemehuysen ofte syn kinderen zullen bewoenen Latzema staten, met
de gebruyck die daer nuu toe gebruyct wort, als te weeten die somma van sestich
pondematen landts mit huys ende hoff, ende sal daervan geeven te huyr jaerlycx die
somma van dertich enckelguldens.
Item hyermede wil Schelte voirs. dat myn erven, legataryen, vrunden ende alle
luyden zullen tevreden weesen. Nochtans oft daer yemandt waer die deesen mynen
laeste wille ende mynen voirs. Schelta dispositie nyet worden onderholden, daervan
doende by clachten int recht, die zal verbuert hebben ende vervallen weesen in die
peene des rechts ende in datgeene dat hem uut dit testament ende laeste wille of ab
intestato mochte coemen, nochtans nae die verbuerde peenen als voirs. dit testament
al eevenwel volstandich te blyven.
In eenen tuych der waerheyt van dit myn, Schelte voirs., testament nuncupatyf,
codicil ofte laeste wille, soe heb ick, Schelte voirs., dit myn testament nuncupatyf,
codicil ofte laeste wille mit myn singnet syngnyert ende mit myn handt onderscreven.
Ende in een tuych van meerder festicheyt soe heb ick, Schelte voirs., hyer orkenen toe
geboeden daer scryve konnen, om dat dit myn testament nuncupatyff, codicil ende
laeste wille onder te scryven, als Lolcke Sybolts zoen, Sicke Foppe zoen, Syurdt
Tzaelingh zoen, Jw coster, Thomas Bouwen zoen, Hessel Reyn zoen, Dirck Bouwen
zoen. Daer wy, Lolcke, Sicke, Syurdt, Jw, Thomas, Hessel ende Dirck voirs., hebben
gedaen ter bede van Schelte voirs.
Anno et die ut supra.
Onder stondt gescreven: Dit is myn testament, ende hab het signeirt mey myn eyn
sinnet ende mey myn eyn hand onders., Schelta Latzma. Ick, Lolcke Sybolt zoen, ley
als voirs. Ick, Hessel Reyns zoen. Dirck Bouwens zoen subscripsit. Jw Romke zoen,
nuu ter <tyt> coster in Sexbierum, hly als voirs. ys. Syurdt Tzyalingh zoen. Sicke
Foppe zoen. Thomas Bouwen zoen.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446.
Opschrift: Copie.
30
194
1547 februari 19
Siouck van Martena
35
In nomine Domini, amen.
Condich ende wetich sy alle menschen die dit horen ofte van noden is te weeten,
hoe dat int jaar XVc en XLVII, den XIX februarii, in Sexbierum, in bywesen heer
Ysbrandt van Harderwyk, pastoor, Schelto Latzama, doctor Peter van Franeker, Lollo
Sibolts zoen, [Tac]oa Renzo, Hessel Renzo, Dirckx Bowen zoen, alle inwoonders
a
Het begin van de naam is onleesbaar door geknoei, maar kan worden aangevuld naar
de ondertekening.
414
5
10
15
20
25
30
35
40
binnen Sexbierum, als tuigen hiertoe geroepen ende gebeden van de eerbare edele
Siouck van Martena, Schelto Liauckema echte huisvrouw, alsoo sy by haar heeft
overgedocht de menschelike kranckheit, wetende dat alle leven ontfangen hebbende
eens moet sterven, soo heeft sy overdocht niet sekerder te syn als de doot ende niet
onsekerder als de uure des doots, heeft met vryen wille, vry moets ende met voorbedachten sinnen, ryp beraet, cloeck ende wetelick van verstandt, hoewell inwendich
cranck in de lichaem, heeft gemaeckt haar testament nuncupatyff, codicill ofte laetste
wille, alst alderbest naar landts gewoonte ofte gemeine styll des landts staen mach.
Int erste betuight sy dat sy is een christen gelovich ende uit deser tydt scheiden will
als dat een goet christen behoort, ende beveelt sy haer siele nu en tot allen tyden als
zy van haar lichaem scheiden sal, in de handen des almachtigen Godts, principael in
de uire des doots, diese met syn bloet heeft gecoft. Voort bespreeckt sy haar lichaem
die aerde, daar het van gemaeckt is, en begeert haar legerstoel tot Sexbierum by haar
patroon Sint Sixt, waervoor sy de kercke bespreeckt twintich g.gl.
Ende soo tusschen haer man Schelto en haer een seker contrackt in hylickxvoerwaerden gemaeckt is, wil sy dat men in alle manieren dat onderhouden sall, en
daerenboven bespreeckt sy Schelto, haer man, twehondert golden gl. jaerlixe renten,
eewichlick en erfflick, uit al haer goederen die haer syn aengeerfft van haer salige
vader. Noch daerenboven bespreeckt sy Schelto, haar man, al haer cleinodien, goldt,
silver, clederen en al wat roerlick is, in allen ende niet uitgesondert, welverstaende
nochtans dat haar swarte rock sall hebben haar dienstmaecht Anna Jorrets dochter.
Noch bespreeckt sy Anna, haar halve suster, vierhonder<t> caroligl. eens. Noch
bespreeckt sy Isbrant, haar pastoer, een rosenobell. Noch bespreeckt <sy> Jelbet, haar
praebendarius, een ducaet. Noch bespreeckt sy haar drieen diestmaeghden elck seven
loot silver tot haeken tot haar mouwen.
Voert maeket sy, Syouck, erffgenaem van al haer goederen die niet besproeken
syn, haar oldemoeder Gees, woonachtich tot Groningen, ende will dat haer erffgenamen geen goederen sullen aentasten aleer de legatarien ofte de besprekinge is
voldaen.
Hiermede will Siouck dat haar erffgenamen ende legatarien mede sullen tevreden
syn, by poene de erven haer erffschap ende de legatarisen haar besprekinge, en
diegene die dat holdt, de helft te hebben van de verbuerde goederen, en de ander helft
te vervallen aen C.M. taffel, niettegenstaende eenige minoriteit ofte jonckheit, want
sy dit alles will gehouden hebben by poene als voors. is, ende will dat dit instrument
ofte testament standich blyve tot allen tyden, want dit is alleen haar laetste wille.
Oirconde desen soo hebben wy, heeren Isbrandt en Schelto Latzama voors., om de
bedes wille van Siouck voors. onse signetten ende handen hieronder geset. Ende tot
meerder bevestinge soo hebben wy, voornoemde tuigen, om bedes wille van Syouck
voors. dit testament of laetste will met onse eigen handen bevesticht.
Actum die, loco ut supra.
Onder stondt: Subscripsit Isbrant Ha[rderwyk]a. Subscripsit Schelto. Met eenige
halen en letteren, met haere segels overdeckt. Ego, Petrus Tiaerd zoen van Worcum.
Ick, Lollo Sibo<l>ts zoen, beken als voors. Schelto Latzama. Taco Sixtibirum sub-
a
45
Het eind van de naam is onleesbaar door geknoei, maar kan worden aangevuld naar de
aanhef.
415
scripsit. Ick Hessell Rentzen. Dirck Bouwens zoen. Met verscheiden andere streeken
en letteren, onleesbaer door die opgedruckte sigillen.
Accordeert desen naar gedaene collatie in alles met het principael.
<Ondertekend: onleesbaar>.
5
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (17de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 111.
Opschrift: Copia. In dorso: Testament van zallige Siouck Martena.
195
1547 februari 22
Bauck Kamstera, vrouw van Syds van Bottinga
10
15
20
25
30
35
In den name Gods, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyfhondert seven ende viertich, den XXIIten dach
februarii, heb ick, joffer Bauck Kamstera, Syds van Bottinga echte huysvrowe ende
wyf, myn testament of codicil of laeste wille gemaect, soe dat alderbest staen mach,
in manieren naesc.
Int eerst befeel ick God almachtich myn edele ziele in syner genade ende barmherticheit.
Forder om een scickinge toe maeken tusken myn kynderen van myn tytlycke
gueden, soe wil ick dat Doeke Martena, myn soen, sal hebben myn paert huys, staende
toe Lewerden, by tyden van salige Edo van Martena ende myn salige moeder gecoft,
mit die renthen, oeck gecoft staende het echt tusken salige Edo ende myn moeder.
Mede sal Doeke hebben myn feen, doch dat Syds van Bottinga, myn man, sal hebben
diea opcomst ende vruchten vant voersc. feen, ter tyt Doeke toe buyckweste compt.
Forder sal Syds van Bottinga sculdich wesen Doeke toe betaelen eens die summa van
vyfhondert g.f., elkers syaers hondert, ter tyd betaeld is die renthen, gecoft by Edo van
Martena toe Jorwirt, toe Cornium, in Pieter Willems zaete ende toe Steens, daer laet
ick Doeke ende Scelte Lyaukama mede betrecken. Hiermede Doeke van syn susteren
ende broeren aefgedeyld ende sceyden toe wesen. Ende eysck hem op myn sieckbed
aef dat hy my die beloeften hold, daer hy my beloefde doen hy laestmael van my
sceyde.
Fordan is myn wille dat myn twee soenen, geprocreerd by Syds van Bottinga, myn
anpaert huysinge, hier staende, gelyck sullen hebben. Soe wie nochtans sitter blyft van
beyden van voersc. huys, die ander dat toe verlycken, by raed van guede luyden.
Isset oeck dat die jonxte soen storf eer dat hy toe buyckweste compt, soe byspreeck
ick Jel, myn dochter, die hornleger of staeten mit die stien voeruuyt toe Roordahuysum. Ende alsdan fordan myn kynderen, by Syds van Bottinga procreerd, myn
landen gelyck toe delen.
Orkonde van dien heb ick geroepen ende beden als orkenen meester Wattya, myn
pastoer op Nyland, om dit helpen te tuygen ende mit syn signet ende handscrift te
a
In B verbeterd uit: myn.
416
5
10
bevestigen. Heb oeck geroepen ende beden heer Kempo, vicarius op Nyland, om dit
helpen tuygen ende onder toe sc. Heb mede geroepen ende beden Ane Doyttye zoen
ende Dowe Sinne zoen als tuygen om dit helpen te hlyen. Twelcken allen wy, meester
Wattya, heer Kempo, Ane ende Dowe, alsoe gedaen hebben ter bede joffer Bauck.
Ende omdat wy, Ane ende Dowe, selfs niet scriven kennen, soe hebben wy gebeden
meester Wattyaa, ons pastoer, om dit voer ons ende om onsentwille onder toe sc.
Twelcke ick, Wattya voersc., alsoe gedaen heb ter bede van Ane ende Douue.
Actum int jaer Ons Heren ende dach als voersc.
Onder stont gesc.: Wattya Herama, pastoer op Nyland. Ende: Heer Kempo,
vicarius op Nyland.
Gecollationeert tegens sodane principael, van word toe word concorderende, by
my, Meinert Dode zoen,
<ondertekend:>
Meinert Dode zoen subscripsit.
15
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Meinert Dode zoen, naar A). GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nr 21. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Juffrow
Bauck Bottnia testament.
196
Moey Sipkis
20
25
30
35
1547 maart 12
Anno Domini XVc ende XLVII, op den XII dey marcio, haet Moey Sipkis, gesont
van lichaeme ney ghelegentheyt haeris alderdoemis, ende eeck gesont van verstant,
haer voergaende testament, codicil ofte lesta wolla, eertyts by zal. her Haryng, her
persona, maeka, in alles ratificere ende guedkend, ende wilt onwerbreckelyck halden
habbe van heer eerffghenaemen, ende soe haetse ney getta dysse additie dyertoe
maeka in myn, her Sipka Pyers zoen, vicarius in Sendel, ende der tyogen neyscn
jenwerdycheit.
Item soe joettze Tyerck Lauwe zoen, her kyndskynd, dat fal toe Westa, dyer leyt
twyska Claes Jarychs zoen land ende Taeke Otte zoen land, in frya aeynna, mey den
leest van jeer jeertyd, ney luyt het testament voirscn. Ende Sypken ende Myercku,
Lawe dochteren, her kyndskynderen, joeutse yclycke een ponsmeta meeden in dae
Aestra waerren toe een lyeaeffgeefta, omdatse alletyt mey Tyerck heer hetb beeste
habbet dyen in hoer cranckheit, ende jetta soelang joe liewet dwaen scellet, soe yo
gansselycken op jeerm verhoepet voirscn. Ende ofter eennen van jeerm tryen voirscn
in God verstoerff, dye op dae ora toe lawygen ende naet dae oere erffghenaemen mey
a
b
B: pastoer.
Hierna doorgehaald: aller.
417
5
10
15
deele dysse voirscn lyaeffjeften. Ende soe scella Sipke ende Myerckw joerre moers
jeertyd bygaen eerlyck, toe trytych jeerren toe.
Item her paerth fant reeplyck gued, soe lytych ende greet alst Moeyen berre mey,
sal Lawa mey syn kynden habbe ende halda sonder Jollen, her zen, dyer reckenscyp
van toe dwaen, het sy in quyck, rogge ofte hae etc. alles al.
Oerconde des wyerheit soe haetse hyertoe roept ende baeden oerkenen, als Henna
Jans zoen, Myerck Wbble zoen ende Weessel Roeliffs zoen, in myn, heer Sipke, testamentoers voirscn, jenwerdycheit.
Ende toe maerra veestycheit soe habba wy, her Sypka, Henna ende Myerck voirscn,
dit uut beede Moeyes, testatricis voirscn, ende voer uussolve ytlyck onderscn ende ut
beede Wessels voirscn.
Anno ende dey voirscn.
Sipko presbiter subscripsit. Ick, Henna Jans zoen, hlye als voirscn. Ick, Myerck
Wbbeles, hlye als voirscn ys.
Dyt ys een wyerheftych copia ex copia, ende bewonden te accorderen van woerd
te woerd met den voirscn copia, by my,
<ondertekend:>
Ulrichus Balck.
20
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door
Ulrichus Balck, naar B). RAF, Archief Nedergerecht Sloten, inv. nr 29, f. 47v-48r.
Opschrift: Copia ex copia. In dorso, m.a.h.: Anscke Anscke zoen testament.
197
1547 mei 14
Frederick en Julius van Botnya
25
30
35
Uy tue gebroeders, Frederick van Botnya ende Julius van Botnya, lyen ende
bekennen met deesen onsen contrackt ende legaetbrief, legateert ende contrahert toe
hebben ende legateeren ende contraheeren met deesen tegenuoerdige contrackt ende
legaetbrief, in maniren hyr gededuceert ende naebescreven. Ende dat aldus: indien dat
enige van ons beide foerscreven gebroeders foer den ander geraeckte toe sterven, ende
die levendige broeder beleefde dat daer geen kinderen uaren levendich van den
foersturven broeder, soe sal die levendige broeder ende syn erven hebben Botnya
state, liggende toe Merrem in Ferueredeel, in een legaet ende bisprekinge, erflick ende
euelick, gree ende gront, ende geheelen eigendum met het besit, sonder in deling van
erfscap toe laten gaen. Deuelcke foerbenoemde state uy tue gebroeders, toesamen van
den foermonden van ons salige heer broeder Dominicus van Botnya achtergelaten
ueeskint gecoeft hebben, nae luit onse copbrief, by myn heeren den oversten raet
vanuegen K.M. coninck van Spangen, hertog van Burgungen, raet in den Hove van
Frislant geautoriseert ende passeert. Ende oftet gebeurde dat die foersturven broeder
dochteren achterliet, soe sal die levendich broeder die dochteren soefeul ponsmaten
418
5
10
15
in een ander vech uederom uytreicken, als Botnya halve state groet ende belopende
is, soe goed ende quaed als uyse daer tot Merrem liggende hebben, ende dat in een
stuck ende sate ofte in een ander veg, soe goed ende quaed nochtans ueesende als die
uy toe Merrem liggende hebben, uelfoerstande nochtans ofte die levendich broeder
beleefde dat daer geen dochteren van syn foersturven broeder levendich uaren, sullen
alsulke landen uederom op die levendich broeder foersterven ende syn erven, als foer
int generael genoch gespecificeert staet, soeuel van den dochteren als van den zoenen.
Deese foerscreven contrackt ende legaet hebben uy tue gebroeders malcander aldus
toegestanden, onthieten ende geallieert, ende uillense fast ende onfoerbrecklick
gehouden hebben van ons ende onsen erven ende naecomelingen, ende daer generleie
uys met enigerleie maniren tegens te doen, noch foer date deses gedaen toe hebben,
noch foerdan laten doen met enige legaten, codicillen, testamenten ofte dergelicken,
nyt uytgesondert.
Al ding sonder erg ende list, oprecht, sonder bedroch. In een uarheit desses hebben
uy tue foerscreven gebroeders ons geuoentlicke hantscrift hyronder gescreven, ende
met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet befesticht.
Actum anno Domini 1547, den 14 mertii.
<Boven de zegels:>
20
Frederick van Botnya.
Julius van Bottnya.
<Handtekeningen onleesbaar.>
25
Origineel: A (hand van Frederick van Botnya). RAF, Collectie Handschriften afkomstig
van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 903. Met twee opgedrukte zegels
onder papier: 1 (38), 2 (69). In dorso (= f. 2v), m.a.h.: Seckere bespreckinge tuschen my
ende Frecke broer.
Druk: a. Analecta, 39-41.
Uit de dorsale aantekening kan worden afgeleid dat die is geschreven door Julius. De
oorkonde zelf zal dus van de hand van Frederick zijn.
198
30
35
40
1547 september 28
Wytthie Camstra en zijn vrouw Rema Hermana
In nomyne Domyny, amen.
Int jaer Ons Heren XVc ende XLVII, den XXVIIIden septemberys, hebben Wytthie
Camstra ende Rema Hermana, echteluden, nu ter tyt beyde woonhafftych te Wyrdom
op Kamstra saeten, anmerckende dat alle menschen gheordenyert is van den almachtyghen God eensze te sterven, ende wanneer zeer onzeker, dat oock toewylen het
lychaem gheson[t i]s het verstaent claerder ende stercker, hebben [da]erom by
ghesonden doen, opdat zy van alle tydelyck becommrenge yn haer laetste ontslaeghen
moghen wesen, begheert toe maecken eenen dysposity offte schedynghe hoerder
tytlycker naegelaten ghueden, twelck zy met desem gheordenyert ende ghemact
hebben, yn manyren naescreven.
419
5
10
15
20
25
30
35
40
In den eersten befelen zy God almachtych hoeren zyelen, ende dlycham daerde,
daer zy van ghecomen zyn.
Item zoe hebben Wytthe ende Reema voorscreven elkander, dengeenen dye lancxt
van hem in levende lyve is, gemact ende besproocken alle hoere mande goeden, zoe
groot ende cleyn als dye bevonden zullen worden yn der tyt der eersten sterffdach, te
weten dye ruerlycke eerwelycke ende dye onroerlycke tot zyne lyffstonde dye lancxt
int leven blyt, alzoe dat dyegeene dye van hem beyden lancxt leeft, yn denselven
goeden zal blyven sytten, ende dye gebruycken als zyn eygen, zyn leven lanck. Alzoe
ooeck yndyen eenich van den goeden voerscreven by oorlooch, brant ofte andere
ongelucken vergaen ofte verloren mochten worden, zulcx zal dyegene dy lancxt leefft
niet gehelden zyn weder op te rech[te]n, voorbeholden nochtans dat Reema voors.
haer moeder, Wyck Hermana, indyen zy haer overleefft, ynstytueert yn hoer yusta
legytuma, maer sterfft zy eer Reema voors., zoe zal dye legytuma oock gaen gelyck
van dye anderen gueden verclaert is. Item offte Reema voors. storff voor Wyck
Hermana, haer moeder, zoe zal zy hebben dye grote ketten ende dye grote reme. Item
Ryeema clenodyen zal weder comen op haer naeste bloet, zoeverre Wytthye voors.
geracte te sterven zonder wettelycke kinderen. Item ofte Wytthye voors. nae Reema
doot echte kynderen creech, zoe zal hy eewelyck ende erfflyck hebben en zaete lants,
lyggende ter Capple, daer nu eenen Oene Claus zoon op wooent, ende al dat gete[ment] ende gebou daer zy tsamen alsdan gemact sullen hebben. In gelycke forme
ende fueghe salt w<e>derom weesen, alzoe dat Reema zoe gued en saete landts zal
hebben als Oene zaete, ende zoefera als dat getement ende gebou dan uerdych is. Item
ofte Wytthye kynderen zonder echte kynderen storven, zoe sal Rema clenoedyen ende
sulverwerck weer an her naeste bloot comen.
Item oft tsamen geracten enyghe schulden by hoer leven op te lleggen, dye zullen
mettertyt uuyt dye maende renten betaelt voerden. Item offter eenyghe laenden ofte
renten vercofft worden by hoeren beyden tyden, daer zal dyegeen dye lancxt leeft geen
reeckenschap van doen.
Item Wytthye wyl dat nae zyn doodt, zoeveer hy geen kynderen affterlaet, al zyn
gueden tot gener tyt zullen versterven in vremde graeden ofte haenden, dan zullen
altyt an Camstra ende an Ockne het naeste bloet weder vallen.
Dyt is testament ende laeste wylle van Wytthye ende Rema voors., ende ingeval
hetselve nyet mochte stael grypen, doer gebreke vaen eenyge solempnitey[ten] daertoe
van noeden zynden, als en solen testament, zoe salt staen ende effect soerteren als een
codecyl oft andere sympele laeste wylle ofte andersyns, alst alderbest naer der keysers
rechten ofte landes gewoonten emmermer zal staen mogen.
Hyertoe hebben Wytthye ende Reema voors. geroepen ende gebeden om tuychnysse te draeghen ons, Meynert Maertens zoon, Allbert Jans zoon, Jan Gerbren zoon,
Hernen schroer, alles burgers bennen Leuwerdt, ende heer Hayo Hoyte zoon toe
Wommelsb, verclaerende in onser allen tegenwordycheyt dat dyt hoer scheydynghe
ende leste wylle is, [be]gernde mede van ons dat wy, personen voors. dye s[c]ryven
coenen, voor onsselven ende oock ter bede derghener dye nyet scryven kynnen, dyt
wylden myt ons handen roboreren ende bevestygen. Twelck wy, Meynert, Albert ende
a
45
b
B: zoeferf?
B: Wmees met een streep boven de eerste letter. Zie BB, 386-387, waar in 1543 als
pastoor van Wommels wordt genoemd heer Haeye Hoyte zoen.
420
5
heer Hayo voors., alzoe hebben gedaen voor onsselven, ooeck foer Jan ende Herman
voors., ter versock ende e[n] instantye van Wytthe ende Reema voors. Ende om
merder festycheyt hebben wy, Wyttyhe ende Rema voors., dyt ooeck myt ons gewoontlycke haenden onderghescreven, alles op een tyt, ende ten huyse van Jan
Gerbren zoon voors.
Datum ut supra.
Onder stont ghescreven ende geteekent: M. Druyst. Heer Hayo Hoyte zoon voors.
Albert Jaens soen. Wyttye Kamstra. Rema Hermana.
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A?). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1097.
Beschadigd. Opschrift: Copya. In dorso: Copye van Uytthye Kamstra testament.
199
1548 februari 7
Reintzen Douwe dochter, vrouw van Pier Sytzema
15
20
25
30
35
40
In den name Godes, amen.
In den jare ons heren XVc acht ende feertich, den VIIten dach februarii, heeft
Reintzen Douwe dochter, echte huysfrouwe van Pier Sytzema, wyselicken bedacht
datt alle mensschen sterflicken zyn, ende dat die tyt des doots onseker is, besunder
voir vroupersonen die op uuyterste dragende zyn, gelyck zy nu is, begerende dairomme mit vryen wille ende voirberaden moede, in der alderbester manieren als sy
conde ende mochte, to ordeniren ende to maken haren testamente ende lesten wille,
dwelcke zy ordiniret ende gemaket heeft in forma nascr.
In den yrsten bevelende Godt almachtich in zynen godtlicken gratie ende genaden
haren edelen ziele, tot allen tyden ende besunder als die van den lichame sal scheyden,
ende hair lichaem dat aertryck, begerende hair sepultuere op Sinte Lamberts kerckhove to Arum, ende besprect den patroen aldair een gouden g. eens voir hair legerstede, ende den priesteren gewoonlicke afterdaden, den armen in den dorpe voirs. vier
lopen rogghe om broet uuyt te delen op hair maenstondt.
Renick, hair moeye toe Groenedyck, een lopen weyt. Den vier bidden oerden elck
een lopen garst. Jelcke ende Barber, hair nichten, wonende to Sneeck, tsamen hair
zonnendaeghs clederen ende hair dagelixe clederen om Gods wille.
Item vorder institueret Rentze voirn. erfgenaem den fruchte zy nu ter tyt dragende
is, als Godt duer zyne godtlicke gratie ende genade hair dselve verleent sal hebben,
sampt allen anderen kynderen die zy noch meer mochte cryghen, in allen haren
gueden, zo cleyn ende groet zy dselve achterlaten zal.
Item ingevalle dat geboeren mocht dat die frucht <die> zy nu ter tyt dragende is
als voirs., voir hair mochte versterven, oft dat zy deser werelt mochte overlyden
zonder kynderen achter to laten, zo besprect zy Pier Sytzema, hair lieve man voirs.,
den vyftehalvehundert gouden g. die hair in sekere scheydinghe, gehat mit Rioerdt
Alberts zoon ende Anna, zyne huysfrouwe, hair zuagher ende zuster, mitten anderen
erfgenamen van sa. Kempo van Juuynghema, hair oem, togesecht zyn na inhouden
den scheydinghe dairvan gemaket, van date den XXIIIten novembris anno XXXVIIIo,
421
5
10
15
20
25
30
35
40
45
mit noch alle hair landen, renthen ende gerechticheit, hair competerende in Elingh
Hotze zoons zate to Goenge, oick hair huys mit alle toebehoeren, staende to Sneeck
by dat raethuys, also dat hare collaterale erfgenamen nascrn, indien zy zonder kynden
sterft, tselve zullen moghen innelossen mit tweehundert gouden gulden eens indien
hen gelieft, bennen twee jaren na hair versterven ende niet langher. Item noch besprect
Rentzen voirs. in gelycke gevalle als voirscr. Pier Sytzema voirn. quick, till, gelt ende
alle ruerlicke gueden, zo groet ende cleyn zy die achterlatet, uuytgeseit hair clederen
ende clenodien, tot hair lyf behoerende.
Item noch besprect Renthzen voirn., indien zy zonder kynderen versterven mochte,
Wlcke Douwe zoon, hair enighe broeder, tot een prelegaet alle hair landen ende
gerechticheiden in Graelde zate to Bosum, mit oick alle hair gerechticheit die hair
competeret oft competeren sal moghen in Syurde zate in den dorpe voirs., hair van sa.
Hessel Jonghema, hair broder, angeerft. Item vorder institueret Rentze voirs., indien
zy zonder kynderen achter to laten versterven mochte als voirs., Wlcke, hair broeder
voirs., Gerlant, Anna ende Syouck, hair zusteren, erfgenamen in allen haeren anderen
gueden, ende indien hair broeder oft zusters voirn. voir hair versterven mochten, hoere
kynderen die sy achterlaten mochten, in hoeren plaetze, by graden to rekenen.
Item indien Rentzen voirn. in Gode versterven mochte, een kyndt oft meer achterlatende, getogen by Pier Sytzema voirn., ende dat dselve zonder kynderen mochten
versterven by tleven van Pier Sytzema voirg., ofte zyne echte kynderen die hy na hair
doet cryghen mochte, zo wille Rentzen voirg. dat dselve haire kynderen gueden comen
ende erwen zullen zo dat na rechte behoert, uuytgeseyt dat op hare broder ende
zusters, oft hoere kynderen in hoeren plaetze, by graden to rekenen als voirs.,
vervallen zullen dese nascr. gueden, als op Wlcke voirn. zyne voirscr. legaten, ende
dairtoeboven op Wlcke voirs. mit Syouck ende Gerlant, zyn zusteren, tsamen, elck
voir een derde pairt, hair landen ende renthen ter Caple, mit hair steedpachten bennen
Sneeck.
Dit is dat testamente oft leste wille van Rentzen voirn., twelck zy will machtich to
zyn ende effect sorteren alls enich testamente, codicill oft leste wille alderbest stall
mach hebben na den rechten, geestelick oft wairlick, oft gewoonte van desen landen.
Ende indien yemant van hair erfgenamen voirn. tselve mochte innebreken oft in weygeringhe zyn to onderholden, die sal zyn pairt, hem duer crachte van desen leste wille
tocomende, verbuert hebben, to vervallen opte ghenen die desen leste wille onderholden ende achtervolgen.
Allen in behoirlicke forma ende zonder argelist. Des toirkonde zyn hyrto geroepen
ende gebeden specialicken Dirck Adams zoon, burgermeester, Jacob Frericks zoon,
Dirick Jans zoon ende Wybe Claes zoon, burgers in Boolswart, als tughen ende om
hyrvan tuychnisse to draghen, ende Wilhelmus Cyricks, secretaris der stede voirs., om
dit voir hair to scriven ende onder to scriven. Twelck ick also gedaen hebbe ter bede
voirs. Ende Dirck Adams zoon ende Jacob Frericks zoon voirn. hebben dit mit hoere
zegelen ende hantscriften bevestighet. Ende Dirck Jans mit Wybe Claes zoon hebben
dit mede onderscr. Ende Rentzen voirn. heeft dit mede mit hair selfs handt onderscreven.
Actum ten huyse van my, Wilhelmus voirs., anno, mense, die quibus supra.
Was ondertekent en besegelt: Rientzen Dowes. (Locus Sigilli) Dyrck Adams zoon.
(Locus Sigilli) Jacob Frerick zoon. Dirck Jan zoon. Wybe Claes zoon. W.C.
Buwalden. Ieder met syne gewoonlyke streken en halen.
422
<M.a.h.:> Na gedane collatie met den originelen is desen daermede bevonden te
accorderen, in kennisse van my, notarius publicus,
<ondertekend:>
5
10
G. Radys.
1724.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1724, door notaris G. Radys, naar A). Familiearchief Sirtema van
Grovestins te Bloemendaal, Documenten ofte bewysstucken, gehorende tot het
genealogische register des geslachts Van Sytzama, f. 22r-23r. (Een fotokopie van dit
zogenaamde ’Documentboek van P.W. van Sytzama’ berust in RAF, Collectie Copieën
elders, inv. nr 6324). Opschrift: Testament van Rientjen van Douma (huisvrouw van Pier
van Sytzama), opgerecht ten tyde van haer swanger gaen, den 7 februarii anno 1548.
200
1548 oktober 3
Tryn Alberts
15
20
25
30
35
40
In den name Goedts, amen.
Int jair Ons Heeren duysent vyfhondert acht ende veertich, den III dach octobris,
heb ick, Tryn Alberts, moder in den weeshuisse binnen Leeuwarden, hoewel cranck
van lychame, nochtans cloeck ende vernufftich van verstande, overgelecht de sekerheit des doets ende die onsekere huyre van dien. Ende begerende sekeren dispositie
van den goederen, by my nae te laten, te maken, heb ick denselven in manieren navolgende doen bescriven, willende dat dselve myn laeste ende uterste wille by enen
ygelyken nagegaen ende onderholden sal worden als een testament ofte laeste wille
die men een codicill ofte donatie doir oirsake des doets geboerende noeminiert, ofte
dattet in den alderbester manieren zoet stall sal mogen gripen, onderholden sal
worden.
In den eersten bevele ick God almachtich myn edele ziele, ende tlychaem der
aerden, dairt aff gecoemen es.
Ende nopende myn tytlyke goederen, zoe ist dat ick in den eersten bespreeck
Onsen Lieve Vrouwe tOldehove myn besten tabbart. Den weeskens ofte weeshuyse
binnen Leeuwarden voirs. int eerst alsulken renthe, met den brieve van dien, als
meester Stephen, pastoir, my jairlicx geholden es, ende ick van denselffden met de
somme van XLIII carolusg. gecoeft ende vercregen hebbe. Noch maeck ende bespreck
ick denselven weeskens ofte weeshuyse alsulken huyre als my Haye Sirts zoen
sculdich es, ende ongeveerlyken bedraecht ter sommen van twintich ofte XXI hoerntiesguldens. Noch wil ick dat niemande van myn arven sullen van den vaders ende
patronen des voirs. weeshuyses enichsints mogen heyschen ofte ontfangen enich loen
dat ick in den weeshuyse verdient mochte hebben ofte ten achteren waere, dan tselve
met oick alle myne andere goederen, in den weeshuyse voirs. synde, dairinne blyven,
beholdelyken dat dolste weeskynt van den meyskens myn dagelicx rock, ende tjonxste
weeskynt een vyftich met myn riemken sullen hebben ende genieten. Sal hierenboven
noch tcleynste ende jonxste meysken myn dagelicxe hoyke hebben ende genieten.
423
5
10
Ende nopende myn andere goederen, wairaff voeren niet gedisponiert es, wil ick
dat dieselve sullen arven ende comen tot denghenen die myn arffgenamen van bloets
wegen syn.
In kennisse van desen allen heb ick, Tryn voirs., op enen tyt hiertoe geroepen ende
gebeden den eersamen ende discreten mannen Tjerck Jan zoen, scepen, Sebastiaen Jan
zoen, meester Gysbert Willems, Jan Femmes, Harmen Dircx zoen, Peter Symon zoen,
burgers, ende Matthys Rommarts, secretarys der stede Leeuwarden, om desen voer my
in kennisse der wairheit te bevestigen ende onderscriven. Twelck by denselffden ter
bede ende versoeke van my op enen tyt met hun namen, handen ende merken, alsoe
is gedaen ende vollenbracht, ten dage ende tyde voirs., welverstaende dat de vaders
by my mits desen belast worden myn achterdaden, zoe behoirt, te doen ende vollenbrengen.
<Ondertekend:>
15
20
Bi mi, Bastian.
Tjerck Jan zoen subscripsit.
Ghysbert Willem zoen.
Jan Jan zoen Femmis.
<h.m. 8>.
<h.m. 19>.
M. Rommarts
Origineel: A (hand van Matthys Rommarts). GA Leeuwarden, Archief Olde Burger
Weeshuis, inv. nr 650. In dorso, m.a.h. (17de eeuw): Een olt testament van Catryn Halbe
dochter, zynde yn date den III octobris anno 1548.
201
Dirck Adems zoen en zijn vrouw Thrin Arents dochter
25
30
35
40
1548 december 27
In den name Goedes, amen.
Int jaer Ons Heeren XVc acht ende veertich, den XXVII decembris, hebben die eersame Dirck Adems zoen, schepen in Bolswart, ende Thrin Arents dochter, echteluiden,
wyselick aengemerct dat alle menschen sterfflicken zyn, ende dat die tyt des doets
onsekerer is, waeromme zy bi sonde doen ende met rippe deliberatie ende volcomen
verstande, in der alderbester forma als zy conden ende mochten, begeert hebben te
maken ende toe ordineeren haer testament, codicil ofte laeste wille, twelck zy gemaket
ende geordineert hebben in forma ende manieren naeschreven.
In den iersten bevelende Goede almachtich in zyne godtlicke gratie ende genade
hun eedelen zyelen als die van den lichamen zullen scheyden, ende begerende hun
sepultiren zoe dat gewoenlick is.
Item voerder heeft Dirck voergenoemd legateert ende besproken zyn susters
kinderen, by hoefden ende niet by graden toe deelen, zyn huisinge mit alle toebehoren,
van voeren op Mercstrate tot achter opten Hoechstrate, opten hueck by den stienen
pype, waerin hy mit Thrin voersn van voeren nu woenachtich is, salff dat Tryn voer424
5
10
15
20
25
30
35
40
45
genoemd haer leven lanck daeran sal hebben usumfructum als naeschreven. Item noch
bespreeckt Dirck voergenoemd sin susters kinderen voersn alle zynen clederen die hy
by sin versterven achterlaten zall, te deelen by hoefden als voersn. Ende ordineert ende
will Dirck voergenoemd dat dit huis met alle toebehoeren voersn tot geene tyden sal
moegen versterven ofte vervallen in vreemde handen, maer altyt comen ende blieven
by den naeste van zynen bluede. Oick mede will Dirck voersn dat niemant van zynen
bluede zyn part in den voersn huisinge zall moegen alieneren an vreemde handen, by
poene om dselve te vervallen aen zynen naesten bloede in der tyt zinde, doch zullen
dye van synen naesten bloede voirsn elxanders part daerinne well moegen copen ende
vercopen, omme alzoe tot allen tyden in zynen grade ende bluede te blyven als voersn.
Item voerder heeft Dirck voergenoemd erffgename institueert ende gemaeckt Thrin
Arens dochter, zyne lieve huisvrouwe voergenoemd, indien hy voir hair verstervet, in
allen zynen anderen gueden, ruerlick ende onroerlick, golt, silver, huisraedt ende
cleinodien, zoe groet ende clein hy dselve achterlaten sall, zampt oic in den usufruct
van zynen huysinge voersn, haer leven langs, releverende haer van allen cautien ofte
satisdatie die zy dienaengaende nae rechte gehouden mochte zyn te doen.
Ten anderen heeft Trin voersn etc.
Item Dirck ende Tryn voersn willen noch dat diegeene die van hem beyden leste
blyft in levende lyve, alle inschulden ontfangen, ende uuitschulden sampt oick
uuitvaert ende doetschulden betalen sall, ende dselve oic vry tmaicken allen lasten van
losrenten ofte anders waermede hun gueden ten tyde van den yersten verstervenden
beswaert mochten zyn, dwelcke, indien enich bevonden worden, zy mede als uuitschulden geacht willen hebben.
Dit is dleste wille van Dirck ende Thryn voergenoemd, duelcke zy willen ende
begeeren standich ende machtich to zyn als enich testament, codicil ofte leste wille
alderbest effect sorteren mach na den rechten, geestelick ofte waerlick, oft gewoente
van desen landen. Ende willen tzelve onderholden hebben van hun legatarissen ende
erffgenamen, by pene van zyne legate ofte part erffschip voersn die hiertegens
attenteren mochte toe doen, in recht ofte buiten recht, te verboren, ende dzelve legate
ofte part erffschip te vervallen opten geenen die van Dirck ende Thryn voersn lanxt in
levende lieve blieven sullen, ende dese pene committeert to zyn mitten alderierste
citatie, die tegen tinhouden van desen beleyt mochte worden tegens den lancxtelevende ofte erffgenamen van dien. Ende wil Dirck voergenoemd oeck mede specialick
dat, indien hy versterven mochte voir Thryn voersn, dat zyne susters kinderen ende
legatarissen voergenoemd gheene questie zullen moeghen maicken ter cause van den
achtergelatene guederen van sa. Jelle Adems zoen ende Agge Jelle zoens kinderen, die
in Goede verstorven zyn, oic by gelicke pene te vervallen ende committeert toe
worden als voersn.
Des torcunde heeft Dirck voersn dese zynen leste wille mit zyn selff segel ende
handtschrift bevesticht, ende Trin voersn heeft haer leste wille mit haer selffs handt
ende naeme onderschreven. Ende tot meerder vasticheit zyn hiertoe specialick geroepen ende gebeden den eersamen heren Marten Foppe zoen, medepastoir, heren Abba
ende Thierck Jans zoenen, prebendaten, Enne Jarich zoen, schepen, Intie Tabbe zoen,
burger, ende Wilhelmus Cyricks zoen, secretaris in Bolswart, om disse leste wille als
tuygen te bevestigen ende ondertsn. Ende hebben die voirsn tuygen, alzoe gebeden
zynde als voersn, onder een context praesent haer handtschrift hieronder gestelt, tot een
getuygenisse van desen lesten wille voersn.
Actum ten huise van heren Marten voirsn, anno, mense et die quibus supra.
425
5
10
15
Ende was den princepael van desen gesn in pampier, ende bevesticht met een groen
opgedruickt zegel, waeronder geteikend stonde: Dirck Adams zoen subscripsit. Tryn
Aerns dochter. Martinus Foppius subscripsit. Dominus Abba ende Tierck Backer
subscripsunt. Inne Jarich zoen. Inthie Tabbe zoen subscripsit. Wilhelmus Buwalda
subscripsit.
Waeronder stont aldus geteikent: Gecollationeert tegens den princepale van desen,
exempt den laeste wille van Thrin, besegelt ende ondergeteikent als boven, ende is
daermede van woerde te woerde befonden taccorderen by my, ondergesn notarius
publicus etc., verteikent: Kleutinc, notarius, met sekere streken ende toegen.
Onder den copie waeruuit desen is gecopieert, stonde soe volcht: Gecollationeert
tegens soedanigen copie, gesn ende verteickent als voeren, ende is daermede befonden
taccorderen by my, ende verteickent: Hoyte Hoytema, met eenige streken circunscribeert.
Daermede desen concordeert, by my, notarius publicus,
<ondertekend:>
<n.m. 4> Jans, notarius publicus. 41 93 1 6.
20
25
Origineel (A) noch afschriften voorhanden.
Onvolledige afschriften: B (16de eeuw, door notaris Kleutinc, naar A). Niet voorhanden, bekend uit C. - C (16de eeuw, door Hoyte Hoytema, naar B). Niet voorhanden,
bekend uit D. - D (16de eeuw, door notaris Jans, naar C). RAF, Archief Nedergerecht
Bolsward, inv. nr 121. Opschrift: Copia copiarum van den testamente gemaeckt by wilen
Dirck Adems zoen, in levende schepen in Bolswart, ende Thrin Arents dochter, in tyden
echteluyden, ende dat alles allienlick voer soevele angaet den dispositie ende laeste wille
van wylen Dirck voersn. In dorso, m.a.h.: Voir Dodt Janss dochter.
202
1549 januari 13
Juffer Teth Jongema
30
35
40
In de naeme Godes almachtich.
Op huyden den derthienden januarii anno XVc ende XLIX, omtrent vier huyren
achtermiddach, heft juffer Teth Jongema, hoeual cranck van lichaem, nochtans zeer
verstandich ende uys van sinnen, met voerberaeden moede, vrye wille, rype verstandt,
gemaeckt hoer uuyterste uille, testament ofte codicill nuncupatyff, alst nae recht best
mach heeten ende stal hebben, om leste ende salicheyt tvermeeren, in manieren
hiernae gescreven.
Int eerst befelt soe Godt almachtich hoer edele ziel, ende daerde het lichaem, daert
thoe geschapen is.
Foerdt ordineertse ende geft in crachte desen Christophel Roorda, hoer echte man,
uuyt goeden vrye uille, voerberaeden moede, deur redelicke oersaecken, huyer tot
alsulcx moverdende, voer een lyffgeft in der dode, alles alsulcken landen als heur zynt
aengearvet van heur olders, gelegen bynnen den dorpe Weydum, zoe luttyck ende zoe
groet alsse daer leggen, in een saete daer Kempo Donye dander helft tbehoert, met alle
426
5
10
15
20
25
ander vercofte landen, van mynentweygen vercoft, ofte penningen daervan by ons
beyden staende teecht opgenoomen, zonder dat hy, Cristoffel voers., daer yet aff uuyt
zyn goet zal resarceeren ofte restitueren, dat hy, Cristoffel voers., de landen voer zyn
vry eygen zal beholden ende hoegen, hy oeck dselfte landen tvercoepen, tverwisselen,
tverwandelen, talieneren, alsdat hem dat zal passen ende gelieven, ende daermede
tdoene als een man met zyn vry eygen zal uillen doende, zonder myn kinder als erffgenamen, ofte heur mombers, ofte oick anders myn frunden daer yet op tletten ofte
opspraeck op tmaecken, recht oft ick zelffs by levendige lyve alsulcke alienatie hadde
gedaen, zulcks dat hy iemant daeraff gehouden zal syn enige rekenschip ende reliqua
tdoene.
Voerts institueert soe erffgenamen hoer tue kinden algelick tot alle heur ander
gueden, roerlick ende onroerlyck, hem, Cristoffel Roorda, biddende als heur lyeve
man ende vader van de tue kinderen vers., dat hy dezelfte kinden met alle goede zeden
ende manieren in Goidts vrese uil opvoeden ende beuaren.
Dat is myn, juffer Teth Jongema laeste wil ende testament, uaermede ick alle ander
testamenten, voer datum van desen gemaickt, cassere ende annihileere. Ende noch tot
meerder uaerheyt ende vasticheyt heb ick hier oick tuygen thoe gebeden ende geroepen, uant ick zelffs nyet scryven kan, heer Reyn, pastoer van Reedt, heer Baucke
Sieurdts zoen, vicarius bynnen Berlicum, Feycke Wobbe zoen, Sybe Diericx zoen ende Sybe Breoutix om desen voer my ende voer heurzelven als gebeden tuygen tbevestigen. Twelcke wy, bovengesn tuygen, alzoe bekennen elcks onder ons gewoentlycke
handen, hieronder gestelt, beholden Sybe Diericx zoen, de zelve nyet schryven kan,
uaerom deesen deur bede by Feycke Wlbe zoen voer hem, Sybe, mede is verteyckent.
Orkunde ons handen hieronder gestelt, op dach, jaer, ende maent als voers.
Onderteyckent: Reynerus Ammonius. Dominus Baucke Suffridi, prebendarius in
Berlicum. Sybe Breuoticx zoen. Ende: Feycke Uobbe zoen, foer my ende doer bede
van Sybe Diericx zoen.
Gecollationeert ende accordeert myt tprincipael, onderscreven als boven, by my,
<ondertekend:>
30
35
40
G. Duvenee.
<M.a.h.:> Alzoe wy, Feycke Wobbe zoen, Sybe Dirck zoen ende Sybe Bryoutick
zoen, allen woenende toe Berlckum, gerequereert ende oeck geciteert bennen, ter instancie van Andries Waltinghe, omme te kennen oft ontkennen oft wy den princepael
testament van wylen juffer Teth Jonghema, dhuysvrouw by haer leven van Crystophel
Roorda, als medetuygen van den voers. juffer Teth daertoe geroepen, hadden ondersc.
ofte nyet, soe ist dat wy, tversueck ende citacie van den voirn. Andries Waltinge naegaende, gesien hebben den voers. princepael testament, dat gehoerdt lesen, ende oeck
wy, Feycke Wobbes ende Sybe Bryouticks, zelver gelesen ende onsen handscriften
daeronder gesien, ende voirdt bykendt ende verclaerdt ter presentie van Cornelius
Wattie zoen, secretaris in Mannaldumadeel, dat wy alzulcke onderscrivinge ter bede
van juffer Teth Jongema voers. ondersc. hebben, ende voir ons als tuygen, van haer
requireert. Uuyt welcke princepael die voirgaende copia gesc. is, ende oeck wy
byvonden hebben ende byvinden noch dat dese copia met voers. princepael accordeert. Twelck wy, Feycke Wobbes ende Sybe Bryoutick zoen, voir onszelfs, ende ick,
427
5
Feycke Wobbes voers., mede ter bede van Sybe Dirck zoen voers., betuygen ende certificeren onder onsen gewoenlicken handscriften, in maeten gelyck wy dat onder den
voirsn princepael gedaen hebben.
Actum den XXVIIIen julii anno XVc ende een en vyftich, ter presentie van myn,
Cornelis Wattie zoen voirn., dwelcke in meerder zekerheyt ende om bede der tuygen
myn hanteycken hyer mede heb ondersc.
Actum ut supra.
<Ondertekend:>
10
15
20
Corn. We. Tzum.
Sybe Bryoutick zoen.
Feyke Uobbe zoen, foer my ende doer bede van Sybe Dyrck zoen.
Insgelycx hebben wy, heer Reyn, pastoer in Riedt, ende heer Baucke, vicarius in
Berlckum, gesien den princepael testament van wylen juffer Teth Jonghema, twelck
wy als tuygen mede hebben byvestighet, bykennende ende certificerende tot versueck
van Andries Waltinge voers. dat desen voirgaende copia van testament accordeert met
zyn princepael, by wylen juffer Teth voers. gemaect ende by ons onderteyckent, mede
gelyck desen.
Actum toe Riedt, onder onsen handen, ter presentie van Cornelius Wattie zoen,
secretaris in Mennaldumadeel, ter instancie van den voers. Andries Waltinge, hyer by
ende over geschickt, den IIIIen septembris anno XVc ende een en vyftich.
<Ondertekend:>
Dominus Reynerus Ammonius.
Dominus Bauco Suffridi, prebendarius in Berlckum.
Corn. We. Tzum.
25
30
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (uiterlijk 1551 juli 28, door G. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie
Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, Supplement, inv. nr 25. In dorso (= f. 2v), m.a.h.
(18de eeuw): Copia testament van Juff. Tet van Jongema, huysvr. van jr. Christoffel van
Roorda. Jan. 1549.
203
1549 februari 8
Tjepck Tjepcke dochter
35
In die naeme Goedis, amen.
Int jaer Ons Herenn dusent vyfhondert negen ende fiertich, op huiden den achtenn
februarii, is cranck vann lichaeme gheweest Tjepck Tjepcke dochter vann Litthiewier,
nochtans verstandich ende hoer wel bywetende, heeft angemerckt hoe datter niet
seecker is dann die doodt ende niet ontseeckere dan die uure des doodis, heeft daeromme willenn maeckenn ende ordinerenn eenn testament van hoer teytlicke guede428
5
10
15
20
25
30
35
40
45
renn. Ende ist saeck dattet gheen stal ofte effect sorteren mach als een solemne
testament on syn byhoerlycke solemniteytenn die thot sulckenn testament requireert
wordenn, wyl Tyepck voers. dat hetselffte sal effect sorterenn ende stal hebbenn als
een codicil ofte anders, soals dat alderbest nae de rechten gheschien ende wesenn
mach. Maeckt ende ordineert daeromme by desenn hoer testament, codicyl ofte uuterste wille, ende will datselffte ferm, fast ende onverbroeclyckenn vann hoeren eerwenn
na haer, Tjepcke voers., aeffliwicheyt onderholden hebbenn in alle syn articulenn.
Tenn eerstenn byfelt Tjepck voers. God aelmachtich hoer edel siele, ende dat
lichaem de aerde.
Tenn andere legeert ende byspreect Tyepck voers. denn pastoer ende den patroenn
in Dantummawolde tesaemen een huissteed, gelegen in Dantummawolde, diehwelck
nu een Broer Syds zoen bywoenet, ende dat voer wylen Jaspar Aesgama, hoer man,
ende voer wylen Baet, hoer dochter, ende voer hoer eygen delinghe, ende daermede
ander delinghe voers. ontlastende.
Tenn derden byspreect Tyepck voers. die huusarmen in Dantummadeel dertienn
enckelg. eens om Goedis wille, diehwelckenn men bestedigen sal in buter, schoenn
ende laeckenn, ende daerboewen noch sewen loepen rogge.
Tenn vierden byspreeckt Tjepck voers. hoer twe broers kynderenn den derden part
van Herpta saete, gelegen op die Schylp tho Nes, soe lutick ende soe groetse hoer
datselfte competeert. Desenn artikel nochtans tho verstaen soefeer ende indenich myn
broeders kynderen voers. myn dochter Wyck ende hoer erwen niet molesteren, het sie
rechtlicken ofte andersyns, ter cause vann nye delinghe ofte ander actie, hoewel wy
nochtans wel ende oprecht ghescheydenn synt. Ende indenich sie actie intenterenn
tegens Wyck voers. ofte hoeren erffgenaemen, alsdan dist legaet nul, machteloes ende
van onwaerdenn tho wesenn.
Tenn vyften byspreect Tjepck voers. haer halffsusters kyntskynderen elcks de
weerdinghe vann een milbaer koe.
Tenn sestenn hwyl Tyepck voers. dat vann hoer naeghelatene goederenn wederkeert ende restitueert sal woerden Gerrilf tho Lytycwier al hetgene dat hy opgehaelt
is ende meer tho huir gegewen heeft soelanghe als Tzalingh ende Wyck met malkanderen in echte gestanden hebbenn, willenn daerbyneffens dat Gerliff voers. die
huringhe ende jaertaelen sal ghenietenn in alsulker foeghenn als ick hem dieselffte
verhuirt hadde.
Tenn sewende wil Tyepck voers. dat Wyck, haer dochter, sal restitueren den
huusfrouwe ende kynderen van wilen Jann Mathys zoen in summa vann vier ende
twintich goude g., hwelcke wylen Jaspar, myn man, thot een geschenck ontfangen
hadde.
Tenn achten ende ten laestenn soe institueert Tyepck voers. iure institutionis erffgenaem tot allenn hoeren anderen nagelaeten goederen, so roerende ende onrorende,
actien ende gerechtigheeden, haer dochter Wyck voers., willende ende bygerende dat
sie disse voers. legatenn in allis terstont na haeren versterwen exequeren ende
volbrenghen sal.
Dyt voers. is myn testament nuncupatyff ofte codicyl ofte een ander simpel manier
vann laeste wille, hetwelck ick in al syn lidmaeten onderholden wil hebben.
Tot oerkonde der waerheyt ende byfestinghe disses testaments, codicil ofte uuterste
ende laeste wille heeft Tjepck voers. geroepen ende gebedenn her Douwo Wysma,
pastoer tho Wyrdoem, om desen tho schrywen ende tho verteyckenen, in tegenwoerdicheyt tuigen, hiertho geroepen ende gebedenn, Matheus Saepe zoen Mersma,
429
5
gheswoeren rechter binnen Wirdoem, ende Jancke Haert zoen, woenende oeck binnen
Wirdoem. Dennwelcken Matheus voers. thot merer byfestinghe disses doer bede vann
Tjepck voers., voer hemselffs ende mede voer Jancke voers., terwylenn hy niet
schrywen kann, met syn gewoentlicke hanteyckenn ende naem heeft verteyckent ende
byfestiget.
Actum anno et die quibus supra.
<Ondertekend:>
Douwo Wysma subscripsit.
Mathaeus Saepe zoen Mertsma subscripsit, M.S.M. subscripsit.
10
15
20
Die post op denselwe jaere ende dach als voers., noepende den artikel van den
derden part vann Herpte saete, denhwelckenn Tjepck legaeteert heeft in dessen voers.
testamente haeren broeders kynderen, van denhwelckenn een, Ebel genoempt, tot
Syon int cloester is, heeft Tjepck voers. gewilt ende bygeert dat Ebel van tgene hoer
in desenn testamente gelegateert is, den fruchtgebruck sal hebben geduerende haeren
lewen lanck, ende sal weders na haer versterven accesseren ende devolwert worden
op Ricla, hoeren suster.
Thot werificatie van tselffde heeft Tjepck voers. ghebeden ons, her Douwo Wysma
ende Matheus Saepe zoen Mersma, dat wy desenn ter bede van hoer hebben verteyckent.
Anno et die quibus supra.
<Ondertekend:>
Douwo Wysma subscripsit.
Matheus Saepe zoen Mertsma subscripsit, M.S.M. subscripsit.
25
Origineel: A (hand van heer Douwo Wysma). RAF, Archief Familie Van Sminia, inv.
nr 1368. In dorso (= f. 2v): Tyepck Jaspar Aesgama weduwe testament. Negen.
204
1549 april 11
Nanne Reyns zoen
30
35
In nomine Domini, amen.
In den jare Ons Heren XVc negen ende feertich, den XIen dach aprilis, heefft die
eerbare Nanne Reyns zoen, scepen in Boelswart, cranck to bedde leggende, nochtans
zo het scheen redelick zynde by zynen verstande, angemerct den sekerheit des doedes
ende onsekerheit des tyts van dien, wairomme hy begeert heefft to ordineren ende to
maken zyn testament, codicill oft leste wille, twelck hy geordineert ende gemaket
heefft in forma ende manieren nascr.
In den yrsten heefft hy bevolen Gode van hemelryck zyne edele ziele als die van
den lichame sal scheiden, begerende zynen sepulture totten menrebroeders in der
kercken, in den grave van den vader van Hid, zyn lieve huysfrouw, ende besprect
430
5
10
15
20
25
30
35
40
45
aldair voir zyn legerstoele ende memorie hondert golden eens, om dairmede den dacke
van hoere kercke ende convente to repareren.
Item bysprect noch to Ooldehoff zyn patroen Sinte Marten vyftich gouden g. eens
tot reparatie van den toorn, nu onderhanden zynde. Item heefft Nanne voirs. noch
besproken der armen in Boelswart, by den armefoechden toe administreren, zyn pairt
van den renthen ofte landen mit alle gerechticheit zo hy dselve van Key. Mat gecoft
ende vercreghen heefft op dat Bill, met noch vierdehalve pondemate landes, leggende
in den Maerninck, in den armelanden, die Baucke Syricks zoen nu ter tyt gebruyct,
ende zo dit mandelanden zyn, wil Nanne voirs. dat Hid, zyn lieve huysfrouw, dairtegens weder sal hebben vyf pondematen by Schelte cruys, staende techt gecoft. Item
heren Marten, zyn byechtvader, besprect hy een gouden g. eens.
Item Nanne voirn. ordineert ende wil dat die landen ende renthen die hy
vercreghen heefft van salige heren Aggo to Sneeck, zullen comen opten erfgenamen
oft naeste vrunden ende grade van heren Aggo voirs., na inhouden den testamente van
heren Aggo voirn.
Item vorder heefft Nanne Reyn zoen erfgenamen institueert ende gemaket in allen
zynen anderen gueden zyne zusterlingen, in gelycke portien, doch alzo dat zy gehouden zullen zyn uuyt to reyken ende to betalen elcke grade van zyn susterlinghs kynden
wairvan die olders gesturven zyn, eenhundert gouden g. eens. Ende heefft dairtoboven
remitteert ende quytgelaten tott proffyt van Jell Peter Abbes alle alsulcke renthen die
hy voir datum disses gecoft heefft gehat van Peter Abbes ende Jell voirs.
Dit is dat testament van Nanne Reyns zoen voirn., twelck hy begeert ende wil
machtich to zyn ende effect to sorteren, als enich testament, codicill ofte enighe andere
leste wille best stadt mach grypen na den rechten, gestelick ofte wairlick, ofte na
gewoonte van desen landen, allen in behoirlicke forma.
Des toirkonde zyn hyrto geropen ende specialicken gebeden die wairdighe ende
eersame heren Hobbe Sytze zoen ende Marten Foppe zoen, pastoren, Gerit Symons
zoen, Bernardus Romcke zoen ende Peter Gysberts zoen, raetsluden, Jan Ruerts zoen
ende Frans Jacobs zoen, burgers, mit Wilhelmus Cyricks zoen, secretarius in Boelswart, om desen lesten wille to betuyghen ende mit hoeren hantscriften to bevestighen.
Twelk also unico contextu ende op een tyt geschiet is ter bede voirs. Ende heefft
Nanne Reyns zoen voirn. dit mede met zyn zegel verzegelt ende met zyn hant onderscreven.
Actum ut supra.
Gecollationeert mitten principale, in pampiere gescr., met enen zegel in groenen
wasse verzegelt, ende met diversche handen ondergescr. aldus: Nane Reyns subscripsit. Obbo Syttzys, pastor, subscripsit. Martinus Foppius subscripsit. Gerrit Simen zoen.
Pieter Gysberts zoen ende Bernardus Romko zoen subscripsit. Jan Ruert zoen. Frans
Jacob zoen. W.C. Buwalden subscripsit.
Ende ware noch an den anderen zyde van den voirs. testamente gescr. als hyrna
volghet. <Volgt nr 205>.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door W.C. Buwalden, naar A). GA Bolsward, Archief
Weeshuis, inv. nr 78, f. 1r-1v. Zie voor de collatieverklaring nr 205. Opschrift: Copia. In
dorso: Het testament van sa. Nanne Reyn zoen.
Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 217-218.
431
205
1549 april 13
Nanne Reyn zoen
5
10
15
Op datum van huden heft Nanne Reyn zoen voirges. gheordyneert (confirmerende
syn testament voirges.), in een manyer van codycylle dat Hyd, syn echte husvrou, sal
hebben ende holden alle reppelycke guederen, goud, sylver, koe ende quyck, met het
staende hus, sonder enyghe delenghe nevens syn erfgenamen te maken van dyen
voirges. Foerder besprect Nanne voirges. den susteren toe Ughecloester feertich
gouden g. ende den susteren bennen Bolsuert tuentych gouden g. ens ut syn guederen,
dyen den erfgenamen sullen betalen. Item besprect het gasthus van Synte Antonis
fyertich gouden g.
Torkunde voirges. heft Nanne voirges. selver gebeden heer Obbo Syttzys, pastoor,
Holle Syurd zoen, scepen, Jan Evert zoen ende Frans Jacob zoen desen synen
codycille voor ende over hem met haren geuoentlycke hant te bevestyghen. Twelk uy,
heer Obbo, Hollo, Jan ende Frans, also ter bede voirges. gedaen hebben.
Anno XVc negen ende feertich, den dartyende dach aprylis, twelk ys geuest synen
sterfdach.
Ondergescr.: Obbo Syttsys, pastor, subscripsit. Holle Sywrd zoen. Jan Evert zoen.
Frans Jacob zoen.
Ende concordeert, by onss,
20
25
30
<ondertekend:>
W.C. Buwalden subscripsit.
Wybo Poppyngha certificere myts deesen als voirsn is, subscripsit.
Ick, Lyolff Hoyte zoen, lyet alss voirsn is.
Taecke Hoeyte zoen hlye als voirsn is.
Reyn Hoyte zoen subscripsit.
Horeus.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door W.C. Buwalden, naar A). GA Bolsward, Archief
Weeshuis, inv. nr 78, f. 1v-2r. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 2v): Het testament van sa.
Nanne Reyn zoen.
Druk: a. Hallema, Weeshuisgeschiedenis Bolsward, 218-219.
206
1549 december 21
Schelte Andla Latzema
35
In nomine Domini, amen.
Int jeer Uus Heeren vyfhondert ende negen ende viertich, den een ende twinticste
dach van december, zoe heb ick, Schelte Andla Latzema, cranck wesende van
lychaem, ende sterck ende verstandich wesende van zynnen, gemaeckt een codicil,
432
5
10
15
20
25
30
35
40
45
instrument ofte laetste wille, zoeals dat alderbest nae die rechten ende gewoenten des
landts zal moegen stal hebben, welcke codicil op eenen versterkinghe van mynen
testament, by my, Schelte voirsc., gemaeckt int jaer van ses ende viertygen, den
twintychsten dach van november, ende verandere yegelycke artyclen in dit codicil,
instrument ofte laetste wille, by my, Schelte voirsc., yn dat voirsc. testament
gemaeckt, welke articulen hiernae in zullen worden verclaert. Ende ick, Schelte
voirsc., wil dese naebescreven articulen onverbreclyck nae myn doot onderhouden
hebben, in formen en manieren hiernae bescreven.
Item die artykel aengaende dat ick Jets, Sicke Dye zoens zuster, byspreeck in dat
testament vyftich enckelgulden, dat ick die artikel uut doe, ende dat doer dat versterven van Jets voirsc., dat zy al in God is verstorven. Item Schelte voirsc. doe
desgelycx oeck uut die artikel van Atte Opnehuysen, ende dat oeck doer dat versterven
van Atte voirsc.
Item ick voirsc. verhael oeck in dit codicil, instrument ofte laetste wille dat Sicke
Dye zoen zal hebben die zaete toe Jorwirt, voir zyn moeders landen, leggende toe
Sexbierum, wel te verstaen dat dvoern. Sicke Dye zoen zal hoeden die lasten, by my,
Schelte voirsc., in dat testament gemaect ende besproecken.
Item aengaende die artikel aengaende dat Jets ofte hoere ergenaemen sterven sonder wettelycke kynderen, dat alle die profyten daer Jets van my, Schelte voirsc., sal
genyeten, dat alzulcke profyten zullen wesen toe profyt van die arme in Sexbierum,
ende ordinere daertoe distributoers die byewoner van Lyauckema, met die kerckfoechden in Sexbierum, met die pastoer aldaer.
Item hiermeede bysluyt ick, Schelte voirsc., dit codicil, instrument ende laetste
wille, byhalven desen artikel daer ick hiernae wel verclaeren zal, alzoe dat ick
institueer nae geluyt van dat testament voirsc. ergenaem van alle myne gueden, in dat
testament voirs. nyet besproeken, ende verclaer in dit codicil dat die voirsc. Jets daer
zal moegen in die possessie treden sonder eenyghe soleniteit van recht ofte tegensseggen van yemant daer dat testament niet en vermochte.
Item ick, Schelte voirsc., byspreeck om Gods wille Anna Tryne doechter toe
Lewaerden, tot een onderhoudinghe van hoer ende hoer kynderen, acht gulden vry
jaerlyxe renten uut die landen daer, nae luyt dit codicil, zullen afcomen van Sicke Dye
zoen, genoemt Jeldera Tyaerde lant, dat zy noch huer erven zullen moegen vercoepen.
Item dat Tryn Pybe dochter wolde seggen ende alligeren dat sy een lidt mochte
naeder wesen dan Jets Abbe dochter, dat verclaer ick, Schelte voirsc., met dit codicil,
instrument ende laetste wille dat ick dat doe duer guede redenen, daer ick hier in dit
codicil, instrument ende laetste wille niet wil ende behoeff te openbaeren, ende ick een
heer van myn eygen gueden ben om die te geven of te laeten.
In een tuygh der waerheit van dit myn, Schelte voirsc., codicil, instrument ofte
laetste wille zoe heb ick, Schelte voirsc., dit codicil, instrument ofte laetste wille met
myn signet signiert ende met myn naem onderscreven. Ende in een tuygh van meerder
vastycheit soe heb yck, Schelte voirsc., hyer orkenen toe gebeden, die scrive koennen,
om dit codicil, instrument ofte laetste wille onder te scryven, als Sywrdt Tzaling zoen,
Sicke Foppe zoen, Hessel Rens zoen, Thomas Bouwen zoen, Dirck Bouwen zoen.
Daer wy, Sywrdt, Sicke, Hessel, Thomas ende Dirck voirsc., alzoe hebben gedaen, ter
vruntlycke bede ende versueck van Schelte voirsc.
Op jaer ende daech als voirsc.
433
Dit principael was in pappier ghescreven ende met een signet in groen was met een
pappier oever op gedruickt. Ende daer stond by: Schelta Latzma. Sywrdt Tzalingh
zoen. Thomas Bowen zoen. Sicke Foppe zoen subscripsit. Ick, Hessel Rens zoen.
Dirck Bowens zoen.
5
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446.
Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie van Schelte Latzma erste codicil.
207
1550 januari 22
Schelte Latzma
10
15
20
25
30
35
Dit is Schelte Latzma leste wille, datuelke hy gemaket heft boven syn testament
unde codicil dat van datum van desa, daerenboven dat testament unde codicil in syn
macht te blyven als dat is.
Int erst soe byspreke yck myn patroen Sanctus Sixtus dye summa van fiftyen
enckelguldens, soefeer als dat het testament nyet ien vermach. Voert byspreke yck
totter ere Goeds ende dye heylige karke tyen pont uas. Voert byspreke yck heer Egbertus, dye myn bychtvader uesen is, een golden croen, heer Claes, vicarius, een enckelg.,
dye dyener van dye tue lenen een half gulden, unde dye koster twyntich st. Voert alle
karken in den dele een scrickenborger. Voert alle persynnen een scrickenborger. Voert
alle jongeprysteren drye st.
Voert soe wil yck, Zchelte, toe unde bysprecke dye armen bynnen Sexbirum tyen
enckelguldens ens, voer alle dyegene dye hyt voer begerende is, als voer hemself unde
foer zyn salige husvrou. Vorder boven dye tyen gulden bespreke yck, Schelte voirsc.,
noch eens voer den armen op ditselve jaer een half last rogge. Voert wil hi, Schelte
voirsc., toe den armen tyen jaer een cortyer rogge ende fif enckelgulden an ghelt, ende
voert nae dye tyen jaer sullen holden den armen nae luyt het testament ofte codicil.
Soe uil yck, Schelte, ende byspreke Anne Jelte wyf, uoenachtich toe Leuarden, dye
summa van eenhondert enckelgolden guldens ens, ende dat sal een hoden ende betalen
Sicke Dye zoen van dye landen dye hy hebben sal te Yoruert, ende dat sal Sicke hoer
geven by tiden dattet nyet kompt in haer mans handen, ende dat toe haer ende haer
bernen profyt. Dat sal Sicke haer geven boven alle dye lasten dye Schelte maeckt heft
yn syn codicil. Voert uil yck Hessel toe, myn myech, boven datghen dat hy bovenscreven heft, tuyntich enckelgolden guldens. Voert uil hy Anna, syn husvrou, toe dye
kyste daer haer goetyen in leyt, ende vebeteren dat ghelt dat tevoeren bescreven is, fif
enckelgolden guldens. Vorder soe uil yck, Schelte voirsc., toe unde byspreke Humma
Peter Harsma zoen myn beste zuarte tabbert met zyden foer. Vorder byspreke yck
Ryns Derck zoen myn zuarte tabbert met lammeren foer. Vort byspreke yck Dowe
Goslyx zoen myn paltrock, met bont foert, met syn slymste hasen. Voert sal hebbenb
a
40
b
In deze kennelijk corrupte passage ontbreken de data. Het testament dateert van 20
november 1546, het eerste codicil van 21 december 1549.
Hierna: habben of: habiben?
434
5
10
15
20
25
Hans glaesmaker myn beste mantel met dye hasen ende beste benet. Nu voer alle
cledere dye boven nyet gheschreven syn, daer sal men mede cleden Goslick Lyeues,
uonende hyer ynt hus. Voert soe uil Schelte voirsc. toe Froucke tue dochter unde
Joeryen Frouck zoen elck drye gulden.
Voert soe uil Schelte unde is myn uil dat al dyegene dye landen van my in dye hure
hebben buten dick, ende dye schattynge geven van dye landen, dye sal van een yder
pondemate geven een golden gulden te hure.
Nu in summa al datgene dat ick, Schelte Latzma, in spatie dese heft beschryven
laten ende dat ick voeren schryven laten hebbin doerch testament ofte codicil ofte
enich instrument van breven daer myn hant ofte signet staet, dat uil ick, Schelte
voirsc., onderholden hebben van dyegene dye uesen sal myn erf, by pene syn erf, ende
dat vervallen te wesen an den keyser.
Ende dat yn een teyken des uaerheits dat yck, Schelte voirsc., dit aldus bovenscreven onderholden uil hebben sonder enich tegenseggen, soe hebbe yck, Schelte
Latzma, my geuoe<n>tlyken hant hyronder set. Ende om merder vesticheit soe heb
yck, Schelte voirsc., gebeden heer Egbertus, den cappellaen bynnen Sexbirum, unde
Hessel Ryn zoen om ditzelve uillen te onderschryven. Datuelke uy alsoe gedaen
hebbin, doerch bede ofte uille van Schelte Latzma voirsc.
Den tuen ende tuyntichsten januarius, anno fiftyenhonder<d> unde fiftich.
Het principael was ghescreven in pappier, ende onder stond ghescreven een heel
quaede hant: Schelte Latzme. Egbertus Vollenhoe. Ick, Hessel Rens zoen.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 446.
Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie van noch een appendix ofte laeste wille van
salighe Schelte Latzma, 1550.
208
1550 april 2
Obbe Dircx zoen
30
35
In nomine Domini, amen.
Int jaer Ons Heeren duysent vyffhondert ende vyftich, opten tweeden dach aprilis,
heb ick, Obbe Dircx zoen, burger binnen der stadt Leeuwarden, aengemerct die zekerheyt des doots ende die onsekerheyt des ures van dier, ende daerom ende teneynde dat
ick nyet intestaet zoude worden begrepen, heb ick myt rype deliberatie ende voerberaeden moede, wesende noch cloeck ende weetelick van verstandt, al gaende ende
staende, gemaecket ende geordineert, ordinere ende maecke midts deesen myn testament, codicill ofte andere simpele laeste wille, alst nae rechte ende usancie van deesen
landen alderbest zal moegen subsisteren ende stal houden, ende dat in een forma ende
maniere hiernae geschreven.
435
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In den eersten bespreecke ick myn arme siele God almachtich, ende myn lichaem
deerde, ende begeer myn legerstoel tot Oldehove in den kercke, waervoir ick dea
kercke bespreecke twintich golden gulden eens.
Ende zoe ick gheen meer dan een eenige dochter heb, hietende Thiets Obbes, een
proffesside jouffrouwe des convents Bayum, bespreeck ick haer ende wil datse het
gebruyck, nuttinge ende usumfructum van alle myn onroerlycke ende erffgoederen sal
hebben ende houden, nyet uuytgesondert, zoelange als zy leeft, sulcx dat zy die
jaerlicxe incompsten zal geven ende distribueren, het zy den armen om Godis wille,
ofte daert ende alsoe als haer tzelve, in alder voegen oft zy waerlyck waer, gelieven
zall, alsoe dat nae myn versterven tot myn goederen nyemant zal moegen tasten noch
eenichsins gerechticht zal zyn dan myn dochter alleen, zoelange als zy leeft. Des zoe
sal myn dochter myn graff een jaer oepen houden, myn uuytvaert ende kerckedienst
laeten bewaeren, achterdaeden als dat een gewoente is, betaelen, een steen op myn
graff coopen, als dat behoiren zal. Des sal zy al myn inschulden weder ontfangen, off
waer ick eenichsins toe gerechticht mochte zyn, zalse alleene staen te scaede ende te
baete. Noch bespreeck ick myn dochter al myn tilbaer goedt, te weeten golt, sulver,
gemunt ende ongemunt, lynnen, tinnen ende nyet uuytgesondert, alzoe datse dat zal
moegen gebruycken off om Godis wille geven als haerselffs dat gelieven zal. Ende nae
dafflivicheyt van die voirn. Thiets, myn dochter, zal Aets Dircx tot Bayum, myn
eenige suster, hebben myn huys, staende te noerden naest Frans Minnema huys, tot
haer lyffstondt, ende nae haer doot zal tselve wederomme commen op myn erffgenamen, hiernae genoempt.
Noch bespreecke ick het convent van Bayum een zaete landts om Goidts wille,
hetende ter Herna, in den dorpe van Gietskerck gelegen, ende die nae het versterven
van myn dochter te ontfangen. Des zalt convent gehouden zyn den derden priester te
houden, diewelcke het convent zal geven den cost, ende myn dochter by haer leven
zal loenen jaerlicxs myt acht gouden gulden. Des zal die voirs. priester des weecks
leesen twee missen, ende wanneer hy moet draegen dlast van den hogemisse, zal de
ander priester die twee missen leesen, waervoor myn dochter hem sal loenen jaerlixs
met twee gouden gulden. Ende nae het versterven van myn dochter salt convent voirs.
de zaete int eeuwich behouden, midts datse de priesters die voirs. thien gouden gulden
daeruuyt sullen uuytreycken, ende de restante penningen van de huere salt convent
behouden voir de costen van den voirs. priester. Noch bespreecke ick het voirs.
convent tachtich gouden gulden die het voirs. convent myn schuldich is, waervoer zy
my tot een expres hypoteeck hebben gestelt vyff pondematen landts, nae luyt myn
brieff. Ende dit all opte naevolgende conditie, zoeverre het convent by raedt van den
prelaet daertoe wil verstaen ende absolveren myn dochter vant choergaen, vermits zy
weeckelyk ende cranck es, ende het choer qualycken mach volgen. Ende off het
convent metten voirs. prelaet van Lidlum hiertoe sich nyet wilden verstaen, zullen
myn erffgenamen, hiernae geinstitueert, nae die doot van de voirs. myn dochter
moegen aentasten ende tot haer nemen alsoewel die saete landts ter Herna, als die
tachtich gouden gulden, off de vyff pondematen daervoer, mits dat myn erffgenamen
het voirs. convent alsdan eens zullen betaelen ende geven tweehondert gouden gulden.
Ende ingevalle die voirs. conventualen volcommen tgeene voirs. is, ende myn dochter
van te chore te gaen ontlasten, zoe sullen hen die voirs. tachtich gouden gulden
a
Hierna doorgehaald: selve.
436
5
10
15
20
25
30
35
40
45
terstondt nae myn doot volgen, ende de vyff pondematen landts van stonden aen
zelver moegen verhueren naer huer beduncken.
Noch bespreeck ick myn naeste bloet, te weeten heer Frans te Foswert, Ruerdt
schroer ende zyn broeder ende suster, Neel Jans, Jan Jans zoen te Goutum, Haye ende
Herdis Buwe zoenen broederen, Jel tot Bolzwaert, Ane Jans tot Franicker, Douwe
Claes zoen toe Leckum, Aleff Lolle zoen, elck van hem ende een yder besonder, thien
gouden gulden eens, die haer myn dochter nae myn doot zal betaelen ende geven, op
tyden ende stonden als zy mach ende can.
Noch maecke ick een eeuwige memorie ende deel tot Oudehove den priesters, hetwelcke myn dochter by haer leven ende myn erffgenaemen daernae int eeuwich zullen
betaelen myt vyff gouden gulden. Des sullen die priesters alle jaer op myn jaertyden
misse ende vigelie leesen.
Voerts maecke ende instituere ick erffgename tot alle myn goederen die nyet
besproecken binnen, het weesenhuys binnen der stadt Leeuwaerden, welverstaende
nochtans dat het voirs. weesehuys gheen gebruyck noch proffyt van geen goet zal
hebben zoelange myn dochter leeft, ende het huys naest salige Frans Minnema myn
suster sullen laeten volgen, zoeverre zy myn dochter overleeft, als voirs. is. Des sal het
weesehuys off de regenten van dien gehouden zyn terstondt nae myn doot in den
stadtsboeck laeten scryven dat myn dochter, zoelange zy leeft, vier weesen int voirs.
huys zal altyt moegen brengen, deen nae den andere. Ende nae myn dochters doot
sullen die weesmeesters sculdich wesen int eeuwich vier weesen van myn bloet ofte
myns dochters bloet te houden, zoelange zy bloet konnen bewysen. Ende sullen die
regenten van den weeshuyse voirs., in der tyt wesende, goet regardt nemen opte onderhoudinge van den voirs. huyse, twelck ick myn voirn. suster in voegen als voeren
besproecken hebbe, ende dandere die ick geraecken zal achter te laeten, diewelcke zy,
mede by raedt van den executueren van deesen mynen testamente, indien zy oft
yemandt van hen alsdan in levene zyn, ende indien nyet, by hunselven, zullen moegen
alieneren ende vercoopen, ende die penningen beleggen ende wederom bekeeren tot
goede renten, tot profyte van den voirs. weeshuyse, sonder dat van noode zal zyn
daerop decreet van den Hove ofte andere rechters daertoe te versoucken.
Welck myn testament, codicil oft andere simpele laeste wille will ende begere ick,
Obbe Dircx zoen, van myn erffgenaemen ende legatarien vast ende onverbreeckelick
onderhouden hebben, by pene derffgenamen van haer erffschip ende die legatarien
haer bespreeckinge, ende die verboerde goederen te vervallen tot proffyt van Keye
Mat.
In kennisse vant welcke ende teneynde hetselve myn testament, codicill ofte laeste
wille te bet soude moegen subsisteren, hebbe ick gebeden den vhesten ende eersaemen
Georgen van Roorda, soe ickselver nyet scryven en kan, tselve myt zyn signet te
besegelen ende hantscrift onderscryven. Twelck ick, Georgen voern., ter begeerte van
den voorn. Obbe Dircx zoen, testateur, in presentie ende byweesen van den eersamen
ende voirsienigen Christolpher van Roerda, woenende tot Berlicum, Govaert van
Duvenee, greffier sHoofs van Vrieslant, meester Jacob Pastow, Benedictus Franchet,
deurwaerder van den voirs. Hove, Frans van Houten, Wouter Rysermans, clercken van
den voirs. greffier, woenende binnen Leuwairden, ende Lubbert Gerloffs zoen,
secretaris der stede van Staveren, als getuygen by den voirn. testateur daertoe gebeden
ende geroepen om tselve mede te onderscriven ende mit huer handtscriften te bevestigen. Twelck wy, persoonen bovengenoempt, alsoe gedaen hebben, ter begeerte van
den voirn. Obbe D[ir]cx zoen, testateur, die in onse presentie ende bywesen verclaerde
437
dat hy tot executeurs van tvoirs. testament gestelt, gemaect ende geordonneert hadde,
stelde, maecte ende ordonneerde by deesen den voern. Georgen Roerda ende Govaert
van Duvenee, greffier.
Aldus gedaen te Leeuwarden, in der cancelryen, ten daege ende jaere als boven.
5
10
15
Het principael, gescreven in franchyne, was bevesticht met een signet, opgedruct
in rooden wasse, met een viercantich pampier becleedt, ende mit verscheyden handen
ondergescreven als hiernae volght: Georgen van Roerda signavit, approberende den
voorges. correctie. Cristophorus a Roerda, approberende die voirs. correctie. G.
Duvenee. Pastow. B. Franchet. F. Houdt. W. Rysermans. Ende: L. Gerloffs zoen subscripsit.
Gecollationeert mit den principale, gescreven in franchyne, bevesticht ende
ondergescreven als voors., ende is bevonden dairmit accorderende.
Actum den VIIen septembris, anno XVc twee ende vyftich, by my, onders.
apostolyck ende by den Hove van Vrieslandt geapprobeerde notaris,
<ondertekend:>
W. Coquillan, notaris.
20
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (1552 september 7, door notaris W. Coquillan, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 651. Opschrift: Copie. In dorso (= f. 4v): Copie van
Obbe Dircx zoens testament, zynde in date den II aprilis anno 1550.
209
1550 september 7
Jeye Sickingha, vrouw van Haring Sythiema
25
30
35
In den naeme Goeds, amen.
Int jaer Ons Heren dusent vyffhondert ende vyfftich, den sevenden dach in septembri, heb ick, Jeye Sickingha, echte huysfrouw van Haring Sythiema thoe Hallum,
overgelecht ende angemercket datter nyet sekerder en is dan die doot, ende nyet
onsekerder dan die uure des doots, willende daeromme, toewyle Godt almachtich my
tydt verleent, dispositie ende ordonnantie mynder gueden maecken, omdat nae myn
doot tusschen myn arffghenamen gheen schortinge en valle, hebbe ick dit testament
ende leste wille met rypen voerbedochten sinnen ende moede, by gesonden lychaeme,
gaende ende staende, cloeck ende wys van verstande ende wetenscap, uut eygen vrie
wille gemaecket, ende uut mynen monde doen beschryven, willende dattet selve
gelyck een solempne testament, codicill, donatie causa mortis oft eenigerleye andere
dispositie, macht ende effect sall sorteren, ende in alle zyne puncten ende articulen zoe
dat alderbest nae keyserlycke rechten ende ordonnantie van desen lande van Vrieslant
sall mogen stall grypen, onderholden ende onverbroeckelycken nagegaen worden.
In den eersten beveell ick, Jeye, Godt almachtich myn eedele siele, ende myn
lichaem der aerden, daert van gescapen is, begerende myn legerstoell ende begravinge
toe Hallum. Ende bespreke den patroen aldaer eens twintich golden guldens tot een
438
5
10
15
20
25
30
35
40
45
nye hoegaltaer. Item den rechten huysarmen in Hallum bespreeck ick drie jaeren lang
syaers achteen golden gulden tot cleedinge ende schoen, ende ick maecke twintich
jaeren deelinge.
Item Haring, myn echte man, bespreke ende legere ick, Jeye, tot een lyeffgifte oft
donatie causa mortis alle myn anpaert van Sythiema husingen ende tymmeringe, structuren ende edificien, groot ende cleyn, sampt hoff, plantinge van bomen, opgraving[e]
van grafften ende dergelycke, met oick alle levende beesten, alles eewelyck ende
erfflyck, met allen actien, heerlicheyden, dominie, gerechticheyden ende ghewalt,
ende alsoedanich als my die in alles mochten competeren oft toecomen, zoeveer hy
echte kynderen mochte naelaten. Indyen hy gheen echte kynderen mochte achterlaeten, begere ick dat hy deselve myne anpaert husingen, tymmeringhe, hoff, plantinge
van bomen ende opgravinge van grafften voorts will legeren ende bespreken een van
wylen mester Syds Tyarda kynderen, by juffrow Moede Sythiama, Harings suster,
getogen. Noch bespreke ick, Jeye, den voergenoemden Haring myne anpaert van den
huysraet ende tilbare gueden, hoedanich die mochten wesen, met oick alle golt, silver,
munt, ongemunt (utgenoemen tghene na volgen zall), eewelyck ende erfflyck, zoe
veer hy echte kynderen achterlatet. Indyen niet, zal deselve myne anpaert voirs.,
alzoedanich als Haring die alsdan zall nalaten, erwen ende vallen op juffrow Griete
ende juffrow Johanna, myn nichten ende rechte erffgenamen, ende in gebreke van haer
op haer kynderen, willende dat myn nichten voirs. in alsulcken gevalle alsdan voeruut
sullen hebben die vier silveren croessen, wegende omtrent ses ende vyfftich loot, van
myn silver gemaket. Item noch bespreke ick, Jeye, denselven Haring, myn echte man,
myn anpaert van landen ende renten die wy staende echtes tsamen angecoft hebben
ende noch aencopen moegen, met oick die renten, opcomende van den pennigen die
my, Jeye, uut Groningerlandt zynt angecomen ende op renten gegeven, ende dit alles
tot zyn lyffstondt. Ende des soe will ick dat Haring sall weder voldoen ende uutrichten
myne exequien ende affterdaden zoe des behoert, met oick myn besprekinge aen helligen ende heren enden den armen gedaen, boven verclaert, ende op myn graff bestellen
een eerlycke blauwe steen. Daervoer sall hy wederom boeren ende ontfangen een jaers
renten van myne renten, utgenomen die renten die nae myn doot in vreemde handen
sullen vervallen.
Ende indyen Haring cortelyck nae my oick mochte versterven, alleer myne affterdaeden ende legaten aen helligen, heren ende armen voldaen waeren, soe wil ick dat
myn nichte Johan zal deselve in alles voorts uutrichten ende betalen als bovengescrn,
waervoir ende oick om andere sonderlinge diensten ende weldaeden die sy my gethoont ende gedaen heeft, ick haer by desen bespreke, ewelyck ende erfflyck, myn
anpaert van den zate lants, leggende toe Nykerck in Ferwerderadeel, daer nu eenen
Peter toe Westhe op woent ende gebruyct, met oick myne anpaert van den twee huyssteden, leggende toe Hallum aen dat kerkhoff, zoe groot ende cleyn als wy die van
Frow heer Tzalings van Botnya gecoft hebben. Ende ist saecke dat myn nichte Johan
hyr versumelyck mochte wesen, soe will ick dat die patroen toe Hallum deselve halve
zaete ende halve twee huyssteeden ten eewygen dagen sall hebben, zoe groot ende
cleyn als die synt, voer zyn twintich golden gulden tot een nye hoegaltaer, mytz
betalende voerts myn legaten van helligen, heren, ende den armen, met oick die
deelinghen die noch onbetaelt mochten wesen. Begerende ende willende, indyen myne
voirs. legaten ende besprekinge, aen Haring gedaen, vermytz procreatie oft teelinge
van echte kynderen, aen hem mochten blyven, dat hy alsdan myn nichte Johan een
eerlycke credentie oft memoriaell will schencken, zoe hem des zall belyeven.
439
5
10
15
20
25
30
35
40
Item tot alle myne andre nagelatene goeden, roerlyck ende onroerlyck, tsy landt,
sant, golt, silver, munt ende ongemunt, sampt clederen ende alle golden ende silveren
cleynodien, tot myn lyff behorende (uutgenomen nochtans ende voerbeholden myne
legaten ende besprekinge, voeren gedaen, ende salff ende onvercort Haring te blyven
angaende dat hylcxforwerdebrieff tusschen my, Jeye, ende Haring gemaecket, op alle
die articulen deses testaments die contrarie mochten vermelden ende inholden),
maecke, instituere ende sette ick, Jeye, erffgenamen als juffrouw Griete, Jans ten
Holten echte wyff, ende Johan, Dirck van Ballens echte wyff, myn nichten, ende in
gebreke van haer, haere kynderen in haer steede ende plaetse.
Item soe will ick dat alle actien, schortingen ende questien, hoedanich die mochten
wesen, die namaels tusschen voirs. Haring ende myne voergenoemde erffgenaemen
ter eenre, ende juffrouwe Saepke van Burmania met haer suster ende susters kynderen
ter andere zyden, mochten rysen angaende wylen Douwa Donya, in tyden myn echte
mans, ende Johan Donya, myn soens, nagelatene guederen ende erffnissen, sullen in
der eewicheyt ten beyden syden doot ende tenyete wesen.
Ende want tghene voirs. myns, Jeyes, uutterste wille is, zoe will ick tselve in alle
zyne puncten ende articulen van myn erffgenamen vast ende stendich onderholden
ende naegegaen hebben, by verbuerte zyn andeells ervenschap die contrarie solde
willen doen, oft met dese myne ordonnantie niet tevreden wesen, deselve andeell te
vervallen opten gheenen die tselve sullen onderholden.
Des tot oirkonde soe heb ick, Jey, op eenmael tot tugen hiertoe geroepen ende
gebeden als den eerwerdigen, eerentvhesten ende eerbaeren heren Tiebbo Edes zoen,
pastoer in Ferwert, Douwa van Burmania, Jemmo van Burmania, zyn zoen, Willem
Gielis zoen, schryver over Ferwerderdeell, Feycke Ritsche zoen, dorprechter in
Marrum ende Nykerck, Ocke Focke zoen ende Roeloff Syoelle zoen, om dese myn
leste wille ende testament met huer ghewoentlycke segelen, signetten ende hantschriften te willen besegelen ende ondertekenen, sonder nochtans den inholt van desen te
weten. Twelck ick, Douwa, met een anhangende segel ende myn hantschrift, ende wy,
heer Tjebbo, pastoer, Jemmo van Burmania, Willem Gielissoen, Feycke Ritsche zoen,
Ocke Focke zoen ende Roeloff Syoelle zoen, met onse hantschrift, op een tyt by
malcander zynde ten huysse van voersn Douwa van Burmania toe Ferwert, om beede
van haer, testatrice, gedaen hebben.
Op jaer, maent ende dach als boven.
<M.a.h.:> Ende was onderscreven: Tjebbo, in Ferwert pastoer. Gemma van Burmannia. Willem Gillis zoen. Feycke Ritscke zoen. Ocke Focke zoen. Roeloff Zoele
zoen. Ende opte pleye: D. v. Burmannia. Ende was besegelt mit een uuythangenden
zegel in groenen wasse.
Gecollationeert jegen toriginale, onderteyckent ende bezegelt als boven, is
bevonden dairmede te concorderen, by my,
<ondertekend:>
G. Duvenee.
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door G. Duvenee, naar A). RAF, Collectie Handschriften
afkomstig van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 904. Opschrift: Copie.
440
210
1550 september 17
Sybrandt van Roorda
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Domini, amen.
Ick, Sybrandt van Roorda, doe kondt ende kennelicken eenen yegelicken die desen
tegenwordighen gethont sall worden, dat ick op huyden, dato van desen, aenmerckende ende overleggende nyet zeckerder toe wesen dan die doedt ende nyet onseckerder
dan die uyre van dier, ende myn lange sueckte ende cranckte van lichaeme, wyllende
van myn tytlicke goeden, die my van God dy Heere verlent syn, disponieren ende om,
zoeveele moegelick mach wesen, versien dat ter cause van dien tusschen myne kynderen hiernamals ghen questie en valle, zoe hebbe ick in der voegen ende manieren
hyrnae beschreven gemackt ende macke ende ordiniere mydts desen voer myn uterste
wylle ende testament tgene hierna volcht.
Te wyetene in den eersten zoe instituere ende maecke <ick> arffgenaeme tot alle
myne onroerende goeden myn soenen ende kynderen, naementlicken Goffe van
Roorda, Georgen van Roorda ende Hero van Roorda, myn dochters sone, geprocreert
by Bocke Gratinga, wylllende dat dieselve die vors. myne onroerende guederen sullen
dielen ende hebben in dier voegen hyrna beschreven.
Te wyetene dat Goffe van Roorda, myn ouste zoene, zaell hebben ende vor syn diel
erffschyp ontfangen die Weeren by Franicker, myt die gerechticheyt vant ius patronatus, gelick myn zalighe huysfrouwe ende ick dat gehadt hebben tot Syaerdema
vryleen bynnen der kercken van Franicker. Noch derthien koeganck, geleghen buyten
der stede van Franicker, alsoe myn salighe huysfrouwe die zyn angearft, ende ghelick
wy die reste daertoe van wylen her Hero, myn kynders oom, gecoft hebben. Die helft
van der saete toe Riedt daer Sioucke ende Jan tzaemen op wonen. Noch derthien
enckellgulden tsjaers an stedepachten binnen Franicker, als myn huysfrouwe deselve
heft achtergelaten, myt die derde paert van die stedepachten die de voornoemde heer
Hero van Hottinga, myn kynders oom, bynnen Franicker heft achtergelaeten. Een
enckellgulden ende twaeleff stuvers tsjaers uuyt lutke Reyner saete tot Koe in
Franicker uuytbueren. Noch die zaete op die Dronryp daer Cornelys Andres zoen nu
ter tyt op woendt. Noch in Renick Renick zoens goet tot Huyns vyff pondematen.
Noch een zaete toe Huyns daer Oene Ypcke zoen op woent. Noch in Rompcke Foeck
zoens goet toe Huyns twyntich pondematen. In Joucke goet toe Huyns acht pondematen ende twe enckelgulden ende vier stuver tsjaers naeckte renten, myt noch twee
enckellgulden myn vyff st. in tselve goet, by my onlancx gecoft. Item noch in Aucke
Liewe zoens goet toe Huyns, op twelcke Reynick woendt, twyntich pondematen ofte
zoeveel min ofte meer als my na rechte daer inne toebehoert, myt noch twee enckelgulden rhente tsjaers, die ick nu onlancx int zelve goet hebbe gecocht, nae uuytwysen
van den breven daeraff zynde. Ende dat met alsulcke conditie dat meester Marten van
Naerden, lueutennant tot Gronningen, gehouden sall syn jonckfrouwe Mechtelt, zyn
dochter, huysfrouwe van den voern. Goffe, myn soene, gelicke veele godts mede te
geven. Ende ingevalle die voorn. meester Marthen tzelve nyet en doedt, soe wyll ende
verclaer ick, Sybrant vors., myn meninge toe wesen, ende wylt ock alsoe onderhouden
hebben, dat diezelve jonckfrouwe Mechtelt, indien de vors. myn soen voer haer quame
afflivich tworden, van ofte uuyt die goeden die denzelven mynen zoen toegevocht
ende toegeleyt hebbe voer zyn deel aerffschyp, nyet en sall directilicken ofte
indirectelicken, twar by testamente ofte donatio inter vivos oft causa mortis ofte by
441
5
10
15
20
25
30
35
40
45
contracte van huwelycke, gemackt ofte noch tmaecken, enich proufffyt hebben off
genyeten.
Eende die vors. Georgen, myn zoene, sall hebben voer zyn diel aerffschip tgoedt
genoempt Doenterp, gelegen to Spannum, gelick ende alsoe ick tselve myt wyllen
myn salighe huysfrouwe bewont ende gebruyckt hebbe. Ende daertoe noch Feycke
Rommerts zaete opte Dronrip, gelick dieselve Feycke die nu gebruyckt ende in huyre
heft, myt twe en dertich pondematen. Ende die saeten te Huyckens bynnen den doerpe
van Oestereyndt, die by eenen Heer Jeelte zoen gebruyckt worden. Ende noch die
vierde paert van zekere zaete landts, tot Gheens geleghen bynnen die doerpe Wommels, daer eener genoempt Gerrolt toe Ghens op woendt, ende soeweel meer als myn
daerinne met recht beschermen kaen, myt een halve enckelgouden g. rente, die ick
daer inne ende uuyt, over hoch ende lech, gecocht hebbe. Item die landen te Cubaerdt
die Jan Welmoets in syn huyre heft, myt die vyff pondematen die Reyn Bottes in huer
huyr heft, ende noch drie pondematen te Cubaert daer Jelle Haerts erffgenamen in
huyr hebben, myt noch drie pondematen in tpatroens goedt tot Wommels daer salige
Jelte Minne zoen in huyr heft gehadt. Noch die saete opte Dronryp opper Wrd daer
Leuwe Renix zoen plachte op te woenen, ende nu Joannes ende Lysbeth op wonen.
Ende daertoe twyntich enckelgulden renthen myt alsulcke gerechticheyt als my
coempt ende competert in de zaete toe Oestryp, ter cause van denwelcke ick tegens
den erffgenaemen van Gerbrant Jeldert zoen voer den Hove in processe staen. Noch
soven enckelgulden tsjaers myn een oerdt uyth die zaete opte Dronryp daer Feddrick
opper Wrd op plach twoenen. Noch elft ende een halff enckelgulden tsjaers naecte
renthe uuyte zaete daer Atte Jancke zoen te Weydum nu ter tyt op woendt.
Eende die voern. Hero Roorda, myn dochters zoen, sall hebben ende besytten voer
syn erfenisse Hollenga saeten tot Arum, daer nu ter tyt eenen Vyncent Sierndts zoen
ende Siucke thuere hebben. Daertoe noch het goet opte Dyck in Tzummegae daer
Thomas ende Georgen Abbe zoonen op woenen ende in huyre hebben. Noch drie en
twyntich pondematen tot Donghum daer Lambert Ysbrants zoen op woendt. Noch die
heele saete toe Buyr in Franickerdeel daer jonge Symon op woendt, in alder voeghen
ende manieren die my nu toebehoerdt ende van joncfrouwe Poepke die helft gecocht
hebbe. Noch die vierde paert van een zaete in Heech daer eene Rinse genoempt op
woendt. Ende daertoe noch achthyen enckelgulden naecte renthe uuyt Rioerdt Wpcke
zoens zaete te Huyns. Ende noch een coffer met alle tgene datter inne is, tzy goudt,
sulver, clenodien ende andere juwelen, by syn moeder achtergelaten. Ende thuys te
Hitzum, gecocht van jonckfrouwe Popcke Gratinga, met een stuck van de werff aen
thuys geleghen, naer uuytwysen van den breven daeraff synde, ende alle die reppelicke goeden, zoeweel de myn, als hem van syn vader ende moeder toecoemen, zoe
goet ende quaet als die syn ende bynnen den huyse te Hitsum staen. Myt welcke zyne
cavelinge die voorn. Hero Roorda tevreden wesen sall, ende van myn arffgenaemen
geen voerder reckeninge van der administratie die ick van syn vaeders goeden gehadt
hebbe, en sall moegen eyschen ofte versueken. Des schencke ick hem quite alsulcke
penningen als ick, testatuer, wylen Boecke, syn vaeder, ende Impcke, syn moeder,
geleent hebbe. Ende sal vorts dieselve Hero Roorda voertaen hyeten Hero van Roorda
ende nyet Gratinga, ende voorn het waepen van my, testatuer, waertoe hy van Key.
Mat sall versuecken breven van confirmacie.
Alle welcke voers. parchelen, by my mynen kynderen ende kynskyndt, in der
voegen boven gespecificeert, toegeleyt, ick wyl ende op hen begere te wyllen besitten
ende die gebruycken, myt alsucke laesten als daerop staen ende leggende syn, zonder
442
5
10
15
20
25
30
35
40
45
dat yemandt gehouden sall syn den anderen daeraff te garanderen. Ende indien
iemandt van denzelven arffgenaemen myt die vors. dielinge ende cavelinge, by my
ghedaen, ende anpaerthen, hem toegelecht, nyet toevreden en wyll syn, soe verclar ick
ende wyl ick, testatuer voorn., dat diezelve die alsulcke delinge, by my gemackt, nyet
en wyll onderhouden, daen andere scheydinge hebben, nyet mer van mynen goeden
hebben ofte genyeten zall dan syn behoerlicke legittima, die hem van rechtsweghen
zall moegen competeeren. Ende ingevalle oftet gebuerde dat enighe van de voergenoempde myne kynderen ofte kynskyndt quamen te sterven ende afflivich te worden
zonder wettige oer ofte geboertenisse achter te laeten, dat in dien gevalle tgoedt van
denzelven, dat ick achter gelaeten hebbe ende boven gespecificiert staet, wederommekeeren ende succedieren zall op myne arffgenaemen ende huere successoren ab intestato. Ende opdat tzelve goedt in geen vremde handen en soude koemen, zoe en wyll
ick nyet hebben dat yemandt van myne arffgenaemen tzelve sall moegen alieneren,
versetten, vercopen, noch geven by testamente ofte anderssyns, ofte in eniger
manieren, hoe dat het sy, vervremden. Ende indien tzelve gebuerde, zoe wyll ick dat
myn arffgenaemen tzelve een dardepaert myn dan daert voer gealienert mochte
worden, sullen moegen weder innelossen ende coepen.
Item ick, testatuer bovenbenoempt, besprecke, geve ende legatiere in den ersten
Harmck van Roorda, Georgen myn zoens dochtercken, die somme van twaleffhondert
gouden gulden eens, wyllende dat haer die tot genen tyden in huer vaderlicke ofte
moederlicke erffenisse zullen aengereckent worden. Ende voerts besprecke ende
legatier ick uuyt vryer herten, goede gunste ende affectie Schelte myn broeders
kinderen gesaementlick, onder hun vyffven toe dielen, alsulcke penningen als mynentweghen in rechte geconsignert syn om toe moegen gecrygen het nyaer van dertich
goude gulden sjaers, by Crystoffel Roorda, myn neve, ende Siucke, meester Tiepckes
weduwe, vercocht uuyt het goet te Cubaert. Ende ingevalle die voern. myn broeders
kynderen ofte yemant van hun tegens myn arffgenaemen bovengenoempt eenige questie ofte querelen mackte, soe sullen zy tselve legaet oft aenpaert van dien wederomme
gehouden syn denselven mynen arffgenaemen te restitueren. Item noch besprecke
ende legatier ick, testatuer voern., Johan van Roorda myn broers zoene, Frans Roorda
genoempt, ende Rints deszelffs Frans susters kynderen tgene my ende Fedde Sietthie
zoen te Roordahuysen rest ende ten achteren is. Noch geve ende besprecke Baue
Roorda hondert carolusgulden ens, die kynderen van Jel Roorda ock hondert ende
insgelicx die kynderen van Rynts Roorda hondert carolusgulden ens, die zy uuyt
handen van Georgen van Roorda ontfangen sullen, welverstaende indien eenige van
den vors. kynderen van Jell ende Rints afflivich worden sonder wettige gebuerte
achter te laeten, salt tzelve dat hem gelegatiert is, weder comen op Baue Roorda ofte
syn arffgenaemen. Item derffgenaemen van Jarich Hottinga myn salige huysfrouwe
broeder kynderen ende kyntskynderen besprecke ende gheve <ick> mydts desen
hondert gouden gulden eens, die zy tsamen equaliter deelen sullen, welcke hondert
guldens een Focke Rompcke zoen te Huyns my schuldich is.
Item noch bespreck ick der kercken Spannum ende Berlicum elcks twaleff gouden
guldens ens. Item den rechten armen tot Bolswart hondert gouden gulden eens, die my
eenen Diemoet Otte cuypers wedue schuldich is, welcke hondert gulden Georgen, myn
zoen, by advys ende raedt van heeren Tyarck ende jonge heer Abbe, wonende toe
Bolswart, uuytdeelen sall. Ende die rechten aermen toe Franicker hondert goude
guldens, die heer Wybrant, pastor toe Rauwert, my schuldich is. Item noch bespreck
ick, testatuer, tot behoeff van den rechten aermen drie huyssteden, staende bynnen
443
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Berlicum, myt den sten, daer noch op wesende, die by Georgen, myn soen, tot profyte
van denselven aermen vercocht ende myt die penningen daeraff coemende drie caemers aldaer bynnen Berlicum getymmert zall worden, tot woeninge van drie schamele
vrouwen ofte personen, daeraff Georgen, myn zoen, ende syn erven die dispositie
sullen hebben. Ende den rechten aermen bynnen Herlingen ende Berlicum voers.
sullen tsamen hebben tgene my die staedt Herlingen vors. schuldich is van thuys
twelke Ympke, myn dochter, toebehoert heft, ende tot profyte van den aermen huyssitten gegeven hebbe, alsoe zy in huer uyterste aen my begeerde dat men vierhondert
gouden g. den aermen dielen zoude. Item Georgen, myn zoene, gheve ende bespreck
ick het rentbreff van Foppe Philippus zoen, daeraff die hoftsomme bedragende is
zeshondert goude gulden, om daermeede toe betalen myn achterdaeden ende tgene ick
den aermen bynnen Leuwerden besproeken hebbe ende tot zynder discretien gedeelt
ende uuytgereyckt worden. Ende daerenboven allet tgene my van den achterstallige
renthe van Gerbrant Jelderts zoen arffgenaemen competert, ende tot desen daege toe
verschenen is ende ten overlyden van my, testatuer, verschenen sall wesen, myt ock
dachterstallige rente van Gercke Feyke zoen te Huyns, alle welcke vorschreven
achterstallige renten die vorn. Georgen zall invorden, opbueren, employeren ende
besteden daer ick hem dat mundelick belast hebbe ende hy my dat onthieten heft
tdoene, zonder dat hy gehouden sall syn daeraff rekeninge, bewys ende reliqua tdoene,
want ick tzelve voer secret gehouden wyll hebben.
Ende aengaende alle andere onroerende goederen, boven nyet gespecificiert, myt
ock alle die roerende goeden daer insgelycx boven gen mentie aff gemackt en is, als
goudt, zylver ende clennodien, tzy in gelde oft anderssyns, in wadt specie dat die zyn,
myt alle die losbaere renten ende alle achterstal van dien ende wes men my anderssins
schuldich is, die wyl ick dat zall hebben ende geeff by deesen den voorn. Georgen,
myne zoene, in rekonpense van zynen denst die hy my gedaen ende bewesen heft,
ende om des wylle dat hy gehouden wordt die vrunden ende onse maechschap die op
thuys te Doenterpe to Spannum coemen ende converseeren, sullen eerlicken tontfangen ende ttracteeren, zonder dat hy gehouden sall wesen yemande daeraff rekeninge
oft andere specificatie te doene ofte inventaris tgeven, want ick daeraff ghen gemackt
en wyl hebben. Ende sullen tot dien eyndt in syn handen bliven ende by hem bewaert
worden alle myn breven ende munimenten van renten ende landen, sulcke als die syn,
welverstaende dat hy gehouden sall wesen den voorn. Goffe ende Hero, indien ende
soe dickuyls als zyt begeren ende van doene hebben zullen om hem daer mede tdefenderen, te doen autenticken copie van den breven ofte munimenten, huer deel
arffschyps concernerende, ende dat tot huere redelicke costen. Welcke breven ende
munimenten nae des voorn. Georgens doedt ofte overlyden sullen bewaert worden in
een kyste totte gemene arffgenaemen profyte opt huys toe Doenterpe toe Spannum.
Noch soe maecke ende stelle tot curatuers van den vorz. Hero van Roorda, myn
dochters zoene, den waelgelerden heer meester Jaen Rommerts, raedt ordinaris in den
Hove van Vrieslandt, ende Georgen van Roorda, myn zoene, begherende ende versueckende mydts desen dat zy dieselve curatele wylden aenverden, ende den voorn.
Hero Roorda daertoe holden ende instrueren dat hy hem voertan zall schryven Hero
van Roorda als boeven ende die vors. confirmatie opt waepen van my, testatuer, aen
Key. Mat solliciteeren ende verwarffen.
Alle twelcke dat vors. is, ick, Sybrant van Roorda, testatuer voorn., verclaer toe
wesen myn testament ende uuyterste wylle, begerende tzelve van den voorn. myne
kynderen ende arffgenaemen van werden gehouden te worden als solempneel testa444
5
10
15
20
25
30
ment ende uuterste meninge, zoe ick naer deer nyet meer van myne tyttelicke goeden
en kan disponieren, in al den voegen, maeten ende manieren zoe men yemandts afflivige testament ofte uuyterste wylle nae gescreven gestelicke, waerlicke ofte andere
rechten ende goede gewoenten alderbest van werden gehouden, cracht ende macht sorteeren ende onderhouden zoude moegen, begerende ende versueckende op denselven
myne arffgenaemen myn begravinge toe wyllen doen int convent tAengum, by myn
ouders ende huysfrou saliger gedachtenisse.
Deesen toerconde hebbe ick, Sybrant van Roorda voorn., dyt myn testament ende
uuyterste dispositie zonder yemandts instructie zelffs by gescriften doen stellen. Ende
in versterckynge ende vasticheyt van dien, alzoe ick selffs vermydts die suarheyt van
myn leeden ende bevende handt nyet schriven en mach, hebbe ick gebeden den erbaren heer Frans Rembolts zoen, pastor tot Sunte Catharinen bynnen Leuwerden, myn
biechtvader, tzelve voer my, testatuer, te wyllen onderschriven. Ende tot merder
vasticheyt ende confir<ma>tie van deesen hebbe ick noch daertoe geroepen als getuygen den erwerdighen, vhesten, eersamen heer Ysbrant Herderwyck, pastoer tot
Spannum, Frans van Camminga, Govaert van Duvenee, greffier tHoeffs van Vrieslant,
Jelle Jacops zoen, Freryck Hydde zoen, Benedictus Franchet, duerwaerder van den
vors. Hove, ende Wouter Coquillaen, ende hunlhuyden gebeden tzelve van mynreweghen mede te onderscriven. Twelck wy, heer Frans Rembolts zoen, heer Ysbrant van
Herderwyck, Frans van Camminga, Govaert van Duvenee, Jelle Jacops zoen, Frerick
Hydde zoen, Benedictus Franchet ende Wouter Coquilaen, getuygen bovengenoempt,
naedat wy tgene vors. is, well perfectelicken hebben hoeren lesen vant tbegynsel totten
eynde toe uuyte, ende die voorn. testatuer verclaerde tzelve dat ons gelesen was, te
wesen syn uuyterste wylle, meninge ende begerte, wyllende dieselve in den voegen
als voeren onderhouden ende naegegaen thebben ende worden, tot zynder bede onse
naemen ende hantschryften hyeronder gestelt.
Opten zeventienden septembris, anno duysent vyffhondert ende vyfftich.
Onderteykent: Franciscus Rembolts, pastor quo supra, pro meipso atque etiam
nomine eiusdem testatoris, ad hoc ab eodem rogatus, subscripsi mea manu. Isbrandus
Herderwyk, pastor in Spannum. Frans van Camminga. G. Duvenee. Jelle Jacops zoen.
Frerick Hydde zoen. B. Franchet. Ende: W. Coquillaen.
Gecollationeert ende accordiert met het principael, onderteykent als boven, by my,
<ondertekend:>
G. Duvenee.
35
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschriften: B (16de eeuw, door G. Duvenee, naar A). RAF, Archief Familie Thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 883. Opschrift (m.a.h.): Copie. De posten
betreffende Georg van Roorda onderstreept. In de marge rubrieken met andere hand. Op
f. 7 een acte van 1550 november 1, waarbij Georg van Roorda en de voogden van Hero van
Roorda het testament approberen, en beloven zich eraan te houden. In dorso (= f. 8v),
m.a.h.: Sybren Roorda testament. <M.a.h.:> Sybren Roorda testament. <M.a.h.?:> 1552
den 4 november uaart toe [...]ers als die landtziten daer uaeren. - C (16de eeuw, niet
authentiek, naar A?). Ibidem. - D (16de eeuw, niet authentiek, naar A?). Ibidem.
Onvolledig afschrift: E (1590, door notaris Harderwyck, naar A?). Ibidem.
445
211
1550 december 6
Hessel Boytiema
5
10
15
20
25
30
35
40
45
In nomine Sanctissime Trinitatis, amen.
Anno domini vyftienhondert ende vyftich, opten sesten dach des maents decembris, heb ick, Hessel Boytiema, cranck wesende van lichaeme, nochtans gaende ende
staende ende well zynde by myn verstandt ende vyff sinnen, bedenckende dat upter
aerden niet sekerder es dan die doet ende niet onsekerder dan die ure des doets,
geordineert ende gemaect een dispositie tusken God almachtich ende myn eedele
zyele, ende een scheidinghe in myn tytlicke guederen ende oeck mede in de nalaetene
guederen van Hisse, mynre zalighe huysfrouw, tuysken myn kinderen by dese, myn
testament, codicil ofte laeste wille, soeals dat alderformelicx nae beyden, geestlick
ende waerlicke, rechten ende gueder usantien van onsen lande van Vrieslandt cracht
sortieren ende stall hebben mach, in maneren als nabes.
Eerst ende voerall bevele ick God myn eedele zyele, ende myn lichaem der aerden.
Ende soe instituere ick, Hessel, myn ses kinderen, namelicken Syerck, Abbe,
Douwo, Hayo, Eepo ende Geele, universale arfgenamen, te weten eenyder in zyn porcheel, als hiernae volgen sall.
In den eersten sall Syerck, myn eerste zoene, hebben ende arflick beholden die
saete upten Uutterdyck by Lyoel Phaesma huys, daer hy heeft op gewoent ende die
huyre nu daer oeck aff boert. Noch sall voirs. Syerck hebben nae myn verstarwen die
soewen pondemate landts, geleghen upten Bey, die Johan Rosema plach toe gebrueken. Item hiertoe sall voirs. Cyerck hebben ende arflick beholden die gehele saete,
geleghen in de Willich by Dockum, daer nu eenen Cornelis genoempt gebruct ende
in de huyre heeft, met oeck die elleff pondematen die nu eenen Theuws genoempt van
my in de huyr heeft, oeck in de Willich genoempt. Ende met desse voirbenoemde
porcheel will ick, Hessel voirs., dat Cyerck, myn zoen, sall tevreden zyn in alles,
soewol van zyn zalighe moeders voirs. anpaert arfnisse als van myn anpaert, sonder
daertegenst te doen ofte laeten doen, met woerden oft warcken, in ofte buyten
geestlick oft waerlick rechten, by pena hierna bes.
Item Abbe, myn tweede zoene, sall hebben ende arflick beholden die saete toe
Rodehuysom daer hy nu up woent ende gebruct. Bet thien pondematenn, oeck toe
Rodehuysom gelegen, in Alberts saete, welcke principaele saete zalighe Sydts Bottinghe kynderen toecompt. Hyertoe vyftien pondematen, leggende oeck toe Rodehuyssom, legelandt, ende bet ses enckelgulden airflicke renthen, geleghen tot
Blessum, ende dat alles nae vermeldinghe zyn hilicxbrieff. Item hierenboewen sall
Abbe voirs. noch hebben nae myn verstarwen die halwe saete, toe Eernsom geleghen,
Rytzarde genoempt, daer nu eenen Ferick up woent, daer Sydts Bottinghe kynderen
die ander helfte aff toecompt, beholdelicken een golden g. renthe daeruuth jaerlicx,
die suster Sasker toe Smalgeree, zyn moye, hebben sall hoer lyfstondt, ende nae hoer
aflivicheyt wederom te arwen up voirs. Abbe ende zyn arfgenamen. Hiertoe sall voirs.
Abbe hebben het vierde paert van heth huys te Leuwarden daer zalighe Eedo Martena
ende Jel Mencke toesamen gecoft hebben, daer nu Johan Borst ende Luystken bewoenen. Bet sall Abbe hebben dhelfte van ses philippusg. arflicke renthe, van Lyeuwe
Bocke zoen gecoft nae luyt myn coepbrieff, met oeck dye helfte van een halff enckelgulden renthe die ons toecompt van sekere veenen, geleghen tot Burgom. Hiermet sall
446
5
10
15
20
25
30
35
40
45
voirs. Abbo tevreden zyn voer zyn porcheel, ende dat soewel van zyn zalighe moeders
arfnisse als van myn arfnisse, by pena als nabes.
Item Douwo, myn derde zoen, sall hebben ende arflick beholden Garbaede saete
tOesterwyerum, daer nu Douwo, myn zoen, up woent, met heth huys datter up staet,
met graft, heem, stins ende steen die aent voirs. huys es, nae vermeldinghe syns
hylicxbrieffa, mettet gene als ick met Mary, myn huysfrow, daeraen vertimmert ende
te coste gedaen hebben. Hiertoe alle die landen die Douwo Maerten zoen pleech te
gebrucken ende van ons in zyn huyre thebben. Ende nae myn verstarwen sall Douwo
voirs. noch hebben die cleyne saete, daer Hero nu ter tydt up woent, oeck tOesterwyerom geleghen, die ick met zalighe Hisse bewandelt hebbe van Jorrydt Jan zoen.
Ende oeck sall Douwo voirs. hebben nae myn verstarwen myn anpaert van de fenne
die ick ende Mary te samen gecoft hebben van convente Monickebayum. Hierenboewen sall voirs. Douwo beth hebben die cleyne halwe saete, gelegen toe Ernsom, upt
west, niet verde van Aelsom, daer Sydts Bottinge kynderen die ander helfte van
thoecompt. Item noch sall Douwo voirs. hebben die helfte tegenst Abbe, zyn broeder,
van die ses philippusg. arflicke renthen van Lyeuwe Bocko zoen, als voirs. is, met
oeck dhelfte van een halff enckelg. renthe van feenen, in Abbe porcheel gementioneert. Soe sall suster Sasker, zyn moye te Smalgeree, hebben hoer lyfstondt drie
enckelgolden g., acht ende twintich stuwers stuck gereekent myn een oerdt, die my
jaerlicx koemen van Eepo ende Goffo Douwema, heercomende van wederomvallende
renten ofte landen van suster Katrina Douwema te Smalgeree ende van suster Gauts
Douma tot Aelsom, ende nae verstarwen van hoer sullen desse voirs. renten wederomvallen op voirs. Douwo ende zyn arfgenamen. Ende hiermede sall Douwo voirs. tevreden zyn, soewel van myn arfnisse als van zyn zalighe moeders arfnisse, by pena hier
verclaert.
Item Hayo, myn vierde soen, sall hebben voer zyn porcheel ten eersten myn
anpaert in die saete toe Dychuysum daer nu eenen Jacob Lyoell zoen up woent, met
hetgene dat ick daerin gecoft hebbe, ende oeck myn anpaert van tgene dat ick met
Mary daeran gecoft hebben, daer nu een wedue, Waiff genoempt, een cleyn campken
gebruickt ende bewoent, daer my Jacob voirs. eenen uuytwech heeft laeten afgrawen.
Hiertoe sall Hayo voirs. hebben myn anpaert in de saete in Augustinusgae daer nu
Geess Mynthie wedue up woent, met oeck myn anpaert van de landen, gelegen in
Focko Jensma heerdt, daer Focko voirs. van ons in zyn huyer heeft. Item ende oeck
sall voirs. Haye hebben myn anpaert in de saete daer nu Rynts Wbles up woent, met
oeck myn anpaert in de saete upt oest naest Rynts Ubles voirs., daer nu een Roloff up
woent ende in zyn huyr heeft. Noch bet myn anpaert in een saete toe Suyrhuysum daer
nu Aeffe Sickema woent met Buwo, zyn zoen. Nochtans welverstaende dat Hayo, myn
zoen voirs., desse voirbenoemde landen in Augustinus, met oeck dat in Affe Sickema
guet toe Suyrhuysom is, sall moeghen verlaeten nae den doet van Mary, myn uyff
voirs., ende alsoe wederomme in plaetse moeghen kiesen ende nemen die gehele saete
by Collummerzyl toe Wiel, daer nu Wopke Folckert zoen op woent, ende sall evenwel
die saete toe Dychuysom beholden, daer voirs. Jacob up woent. Ende dan sullen myn
kinderen die voirs. landen in Augustinus, met oeck tgene my toecompt in Affe
Sickema guet te Zuyrhuysom, tegelycke deelen, behalwen Rynthie Ubles saete voirs.
sall voirsechte Douwo allenich ende voeruuth hebben. Item noch sall Haye, myn zoen,
a
Hierna het overbodige: ende ick.
447
5
10
15
20
25
30
35
40
45
hebben myn anpaert in die saete toe Collum up die Cluften, daer nu Else, zalige
Bronger Tyaerdts zoen wedue, up woent. Hierenboewen sall voirs. Haye noch hebben
myn anpaert in die saete te Butenpost, daer nu Wythie Maggema uup woent, met oeck
myn anpaert in de saete die nu Wthie Eels zoen bruckt in Uptwisel, ende oeck mede
myn anpaert in die saete te Buytenpost daer nu Geert Goien zoen up woent. Hiermede
sal Haye voirs. tevreden zyn voir syn anpaert, soewel van zyn moeders arfnisse als van
myn arfnisse, ende dat by pena hierna bes.
Item Eepo, myn vyfte zoen, sall hebben voer zyn porcheel Boythiema staete toe
Collum, daer ick nu selfs up woene, met oeck alle die landen die ick daertoe hebbe
ende gebruicke oft verhuyre upt noerden van de wech die voer ons achterdoer heen
gaet, sonder drie pondemate in die Galgefenne, sullen zalighe Canters ende Katrina
myn natuerlicke dochters kinderen hebben ewelick ende arflick, met oeck twee pondemate, gelegen buyten up die oesterzydt van Poppe Mockema landt, ende onse vicaris
is die naestlegert opte oesterzydt, welcke twee pondematen zalighe Catrina, myn
stieffmoeder, hoer in testament besproecken heeft. Noch sall Eepe voirs. hebben alle
dye huysinge, schuyer ende bachuys, sodanich Eepo heth dan wort finden, met oeck
het heem daer die voirs. huysinge up staen. Ende oeck mede sall Epo voirs. hebben
het hiem aldernaest, upt oest aen Kempo Tadema thuynen ende steden, met oeck die
steden daer nu Wibet schroer, Gerrydt slotemaecker zalighe gedachten, Maerten
schroer ende Daniel steenmetseler up woenen, met oeck den twee cleyne thuynen daer
Eethie den eenen nu bewoent, met oeck het hoff met onsen groeten warmoestuyn.
Item ende oeck sall Eepe voirs. hebben die twee fennen upt zuydt van onse hoff,
streckende zuytwerdt aen onse smalle camp, welcker voirs. twee fennen Idse Meynt
zoen nu van my in zyn huyr heeft. Item noch sall voirs. Epo hebben Aellme heem,
metten cleynen vieercampt daer naest aen leyt upt zyzuydt, met oeck twee ofte derdehalff pondemate forder int zuyt in Hedts fenne, dat ick ende Hed voirs. tsamen hebben
afgepaelt int jaer van acht ende viertich, ende Hedt heeftet van my in zyn huyr tot myn
revocatie. Ende noch sall Eepo hebben die drie ackers in Aebema guedt, die wy nu
selfft gebruicken. Ende met desse porcheel will ick dat Eepo, myn zoen voirs.,
tevreden wesen sall, zoewel van zyn zalighe moeders arfnisse als van myn arfnisse,
ende dat by gelycke pena nabes.
Item Geel, myn enighe dochter, sall hebben desse nabes. guederen. In den eersten
alle hoer zalighe moeders sylwer, ende daertoe dye twee golden ketten, met oeck allet
sylverwerck dat my van zalighe Griet, myn volle suster, angeerft is. Hiertoe sall sye
hebben allet landt dat Idse Meynt zoen in de huyer heeft, beholdelicken tgeen dat ick
Epo, myn jongste zoen, hiervoer in zyn porcheel besproecken hebbe, als te weten
vyftehalff pondemate die my toecomen in Idse landt, die bewandelt zyn van Eesko
Allema, daer Frathye, zalighe Sydt Allema moeder, naest by gelandet, nae vermeldinge van onse wandelbrieff, twelck vermelt van ses pondemate groot myn een halff
ansen, ende hier is Metsche halwe stede mede in dese ses pondemate gerekent, sus
sullen daer omtrent twee pondemate van leggen ower den wech upt noerdten, datwelcke mede compt in voirs. Eepo porcheel, te weten het halwe voirs. heem met die
twee pondematen voirs. Ende voer desse vyftehalwe pondemate voirs. plegen wy
ander landt te gebrucken, dat Idse ende tevoeren Idse vader hadden in Syordema landt,
ende dit duer een manier van een notwandel, soe Idse oeck woll kundich is. Hyertoe
sall Geele voirs. hebben die gehele saete daer Sibe Douwe zoen nu ter tydt up woent,
gelegen toe Collum, up Uutterdyck genoempt, met noch twee pondemate niet verde
van daer, die gecoft sinnen van Lyulloff Conarders, eertyts burgemeester in
448
5
10
15
20
25
30
35
40
45
Groninghen, die dit verleden jaer een Hollander gebruict heeft. Hiertoe sall Geel, myn
dochter, noch hebben twaloffa gelegen, ter Horne genoempt, ende streckt aen tUytlandt, die nu Lyeuwe Rompt zoen wedue van my in de huyr heeft. Bet sall Geel voirs.
hebben noch thyen pondematen, gelegen by der tuynen, upten Apelen genoempt, daer
nu eenen Jacob Hollander up woent ende van my in zyn huyr heeft, met oeck omtrent
een pondemate, gelegen upt oest aldernaest den Santwielen, die nu Hendrick weeffer
upt Nyelandt van my in zyn huyr heeft. Item noch sall Geel, myn dochter, hebben drie
pondemate te Steenharst die eenen Gerloff te Steenharst plach toe gebrucken ende van
my in syn huyr hebben. Item noch <sall> Geele, myn dochter, hebben die drie steden
up Collummerzyl daer nu Wabbe met Roloff ende Gelcke up woenen. Item hierenboewen sall Geel voirs. noch hebben myn anpaert mettet gene dat ick daerin gecoft
hebbe in de saete toe Luttickepost die Claes toe Luttickepost van my in zyn huyr heeft.
Hiermet Geele, myn dochter, tevreden te wesen, soewell van haer moeders guederen
als van myn guederen. Nochtans hiertoe doende alsdat Geele voirs. meer hebben sall
met Haye ende Eepo, als myn drie jongste kynderen, sullen tegelycke deelen myn
tylber guederen, sondert offte hoff, sonder oeck die groete spynde mettet cleyn tresoer
dat in onse coecken staet, sall Epe voirs. buyten deelschap allenich hebben. Ende met
desse sall voirs. Geel voir hoer porcheel vredelick wesen, by pena nabes.
Item Mary, myn echte huysfrouw voirs., sall hebben dye gehele saete by Collummerzyl, te Wiel genoempt, daer nu Wopke Folckert zoen bruckt ende van my in
de huyr heeft, soelanghe als sye leeft, nae vermeldinghe van ons hilicxbrieff. Ende
hiertoeboewen noch alle onse angecofte landen ende renthen dye wy tsamen gecoft
hebben ofte noch souden moegen coepen, tselwe gedurende hoer lyfstondt, ende nae
hoer aflivicheit te arwen als nae desen rechten behoert. Ende noch will ick dat indien
ick voer Mary starwe, dat sye alhier in dese huysinghe Boythiema sall blyven woenen,
mets oeck hebbende tgebruck van onse appelhoff, met oeck vier koyengrasinck in
onse fenne toe Boythiema, met oeck een heem, mettet oester hoochheem tot aen
Kempo Tadema tuynen ofte steden, met oeck een fenne tot meedlandt van ses
pondemate groot, daer die vicaris in Collum upt west ende moers fenne upt oost ende
myn eygen landen upt zuyt naestlegert sinnen, ende dit voirs. geduyrende tot vyff
jaeren nae myn verstarwen, sonder eenighe huyre hiervoer te gewen. Ende soe dan dit
voirs. uuth voirbenoemde Epo porcheel gaet ende updat hy middelertydt nyet vercort
wordt, soe ordinere ende will ick dat Epo, myn zoen vurs., sall desse voirsechte vyff
jaeren hebben ende bueren alle tgene dat hier in desse voirgaende porchelen niet
benoempt, ongedeelt ende overgeblewen es, tsye whoe ende waer tselwe geleghen is.
Ende nae die vyff jaeren nu voirs. sullen alle myn ende myn zalighe huysfrouw
voirsechte guederen, rorende ende onrorende, sye sinnen geleghen tot wat plaetsen
dselwe bevonden moeghen worden, oeck woedanich dye syn, ende nu hiervoer nu niet
gespecificeert ende benoempt, by myn voirs. kynderen ende arfgenamen, hooft voer
hofft, gelyck gedeelt ende gescheyden worden. Des sall Mary voirs., indien ick voir
hoer aflivich worde ende in Goede verstarwe, myn uutynghe, beganckenise nae landts
gewoente becostigen ende voldoen, sonder myn kynderen ende arfgenamen daervan
an te rekenen. Des sall sye daervoer arflicken ende euelicken hebben ende beholden
all onse rede gelt, golt ende sylwer gemuntet, sonder myn kinderen voirs. daeraff
rekenschap ende deelschap te doen ende te bewysen.
a
Hierna ontbreekt de maat (waarschijnlijk: pondemate) en een plaatsbepaling.
449
5
10
15
20
25
30
35
Vorder ordinere ick, Hessel Boythiema voirs., ende will hebben dat, indien dese
myn laeste wille gene stadt en mochte hebben nae den rechten als een guedt testament
toebehoert, soe begeer ick nochtans dat dit testament cracht sortieren sall ende in esse
blyven, ende will hebben dat desse myn scheydinghe by myn voirs. kinderen ende arfgenamen steede, vast ende onverbroeclicken onderholden ende nagegaen sall worden.
Ende oftet geboerde dat yemant van myn voirsechte kinderen ende arfgenamen soude
willen ter contrarie doen ende hem hiertegenst opposieren, soe ordinere ick mets desen
ende will hebben dat dselwe ende elcx besonder die sulcx attempteerde te doen,
verbuert sall hebben die twee delen van tgene dat hy van myn guederen, hiervoir in
zyn porcheel benoempt, hebben sall, welcke twee paerten geappliceert ende gekeert
sullen worden tot profyt van diegene die dese mynne dispositie ende laeste wille
sullen onderholden.
Ende want myn dre jongste kinderen noch jonck ende mynder van jaeren zyn, alsoe
dat sye nyet genoechsaem zyn om eenyder zyn selfs guederen te regieren ende te
beschermen, soe ist dat ick, Hessel voirs., met myn supplice bede constituere ende
nominere in dese myn testament ende laeste wille den welgeleerden erntvhesten onse
lyewe myech Syuck Mollema voirmondt over myn drie jongste kinderen, noemtlicken
Hayo, Epo ende Geel, ende dat alleenlicken in den onroerlicke guederen, dwelcke
Syuck voirs. nae toverlyden van my, Hessel, uuth myn dispositie ende testament
bevinden sall den voirsechten drie jongste kynderen toebehoerende.
Torconde ende uuith crachte van desen heb ick, Hessel Boythiema, desse myn
dispositie ende testamenta ende bevestiget met myn eygen signet ende hantschrifte,
ende hebbe hiertoe geroepen guede mannen, geestlicken ende waerlick, omme desse
myn dispositie ende laeste wille vermits zegelatie, signatie ende onderschri<vin>ge
te roboren, als te weten heer Reynar, pastoer toe Collum, heer Gerryt Jan zoen,
prebendaet opten waerden Heilighen Sacraments leen toe Collum, Tyepke Hessel
zoen, substituyt der grietenye van Collummerlandt, Rynthie Folckert zoen, Hendrick
Syeuwerdt zoen, Cornelis Jan, Gerardus Egbert zoen, Jacob Pieter zoen cuyper.
Welcker wy, voirs. Regnerus, pastoer, heer Gerrydt, Tyepke, substituyt, alsoe duer
bede als voer met onse zegelen, signet ende handen, ende wy, Rynthie, Hendrick,
Cornelis, Gerardus ende Jacob voirs., duer gelycker bede als voirs. met onsen
hanteeckenen beneden op desen geset ende geschrewen hebben.
Up dach ende datum als voer verhaelt es.
Dye principael was ges. in pappier, gebonden in capitorie ende after gesegelt met
vier zegelen. Onder stondt: Hessel Boyckema. Reynerus Meinardi, pastor van Collum,
subschripsit. Dominus Gerardus, prebendarius in Collum, subscripsit. Tyepke Hessel
subscripsit. Renthie Folckert zoen subscripsit. Hendrick Syewerdt zoen. Cornelis Jan
zoen. Gerardus Egbert zoen. Ende: Jacob Pieter zoen.
Gecollacioneert ende bevonden taccorderen by my,
<ondertekend:>
40
Renicks.
a
Hier is een woord weggevallen, of het hierna volgende ende moet vervallen.
450
5
10
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door Renicks, naar A). RAF, Archief Familie Van EysingaVegelin van Claerbergen, Supplement, inv. nr 25, f. 2r-5r. Opschrift: Copia. Op de voorzijde
(= f. 1r), m.a.h.: Authenticke copie van salige Hessel Boetyema testament. Op f. 5v, met de
teksthand: Copia testamenti van Hessel Boyckema. <M.a.h.:> 14 dbred, 65 dlenckte.
<Gespiegeld:> Twalff yn dbreete, XX yn dlanckte roden.
Onvolledig afschrift: C (16de eeuw, zelfde hand als B, naar A?). Ibidem. Opschrift:
Copia van salige Douwe Boytsma porcelen ende erff, uut salige Hessel Boytsma testament
ende laeste wille geextraheert.
212
1550 december 29
Rippert Reyner zoen
15
20
25
30
35
40
In den naeme Ons Heeren Jhesu Christi, amen.
In den jaere desselfs Ons Heeren Jesu Christi nae zyner menschewordinge duysent
vyffhondert ende vyftich, opten XXIXen dach decembris, heb ick, Rippert Reyner
zoen, geboeren van Amsterdam, burger ende inwoender der stede Leeuwaerden, wesende cranck van lichaem, nochtans cloeck van verstant, overgedacht ende bekent dat
wy menschen nyet sekers en hebben dan die natuyrlycke doot ende nyet onsekers dan
die ure ofte stondt van denselven doot, ende begerende nyet van deser werelt te
verscheyden sonder eerst van myne tytlicke gueden, die my God almachtich verleent
heeft, te maecken een dispositie, testament ofte schickinge, opdat nae myn tytlycke
doot ter cause van dien gheen questie zoude vallen tusschen myn vrienden ende
huysfrouwe, hebbe daeromme nae myn beste verstandt ende vrye wille, in manieren
als naebescreven is, gemaeckt ende geordineert myn testament ende laeste wille,
twelck ick nae myn doot wil ende begere als een nuncupatyff testament, codicil, laeste
wille, donatie causa mortis ofte anders laeste wille, soe ende alst nae den rechten ende
gewoente van dese lande alderbest zal moegen staen, onverbreeckelicken van myn
vrunden ende voerts van allen menschen onderholden hebben in alle zyne puncten
ende articulen naebescreven.
In den eersten zoe verclaere ick in presentie van den gelooflycke mannen, als
tuygen op eene tyt daerby tsaemen van my geroepen ende gebeden, hoe dat ick begere
te leven ende te sterven als een goet oprecht christenmensche nae de leeringe Goods
apostelen ende heylige christenkercke behoert te leven ende te sterven, ende mitte
selve verclaeringe zoe bevele ick Gode almachtich myn ziele, die hy geschapen ende
gemaeckt heeft, ende nae myn ziele uuyt myn lichaem verscheyden zal wesen, bevele
ick myn lichaem der heyliger gewyder aerden opt kerckhoff van den predicaren
binnen Leeuwaerden, by myn zalighe twee overledene huysfrouwen, stellende myn
exequien ende achterdaden tot discretie ende moderatie van mynen naebescreven
executeurs.
Voerts institueer ick, Rippert Reyners zoen voers., Hillegont Reyners dochter, myn
volle suster, erffgenaeme in zeven golden croonen jaerlicx, die croone gerekent op
acht ende dertich stuvers, tontfangen als hiernae volcht haer leven lanck, ende daertoe
haer leven lanck vrye woeninge in de camer daer zy nu ter tyt inne woent. Welverstaende dat Hillegont die voers. zeven golden croonen jaerlicx van Dieuw Luytziens
dochter, myn huysfrouwe, by handen van myne naegescreven executeurs ende cura451
5
10
15
20
25
30
35
40
45
teurs over der voers. Hillegondt, mittertyt zall ontfangen tot haer noodtdurfticheyt
ende onderholdinge.
Voorts bespreke ick der voers. Dieuwe Luytziens dochter, myn echte huysfrouwe,
myn huys, schuyre ende cameren, daerachter staende, met alle tghene des daerinne is
van huysraedt, van gelt, van coopenschap van waeren, alsoedanich als ick dat mitter
doot sal ontruymen ende naelaeten, ende dat eeuwelicken ende erfflicken. Welverstaende dat Dieuw alle uuytschulden zal betaelen ende alle inschulden tot haer proffyt
ontfangen, ende dat die voers. Dieuwe ende haere erffgenaemen schuldich ende
gehouden sullen wesen Hillegondt, myn suster, die zeven golden croonen jaerlicx,
haer leven lanck geduerende ende nyet langer, te voldoen ende betaelen ende toelaeten
die woeninge in de camer voers. haer leven lanck. Ende dat oick nae den doot van
Hillegondt de voers. camer ende terstont nae myne doot de ander camer beneden,
zoeals die nu staet, eeuwelicken ende erfflicken omme Goods wille van arme luyden
bewoent sullen worden, tot discretie van myn curateurs, al ist dat myn huys mette
schuyr in toecoemende tyden mochte worden vercoft, ende dat die solder met het
bovenste aen thuys ende schuyre zall blyven ende gebruyckt worden, ende dat hierenboven Dieuw ende haer erffgenaemen gehouden sullen wesen Hendrick Frericx zoen
ende Tryn Frericx dochter elcx haer leven lanck geduerende te betaelen seven hoerntziensgulden, dien ick, Rippert voers., den voers. Hendrick ende Tryne bespreecke.
Welverstaende oick dat Dieuwe myn huysfrouwe erffgenamen nae haer doot, zoeverre
zy geen echte kynderen cryget, myn executoers sullen voldoen ende betaelen die
summa van twee ende twintichhondert golden gulden eens, acht ende twintich stuvers
voer den gulden te rekenen. Ende zoeverre ende indien Dieuwe, myn huysfrouwe, nae
myn doot een ander man weder kryget ende daer een ofte meer kynderen by gecryget,
dat in alsulcker gevalle die erffgenaemen van Dieuwe nae haer doot mynen naebescreven executeurs sullen voldoen ende betaelen die summe van seventhienhondert
gouden gulden eens, voer dewelcke voers. summen van penningen het voerseyde huys
met alle zyne toebehoeren in sulcker gevalle gehypothiceert, verobligeert ende tot een
onderpant zal staen blyven, sulcx dat myn executeurs die voers. penningen daervan
sullen moegen doen executeren. Welcke voers. penningen ick, Rippert, testator voers.,
wil ende begere dat myn executeurs nae den doot van Dieuwe sullen op renthen
leggen op genoechsaeme panden, soe geringe als zy sullen moegen, ende dat zy die
renthen, daervan comende, alle jaeren den arme ellendigen schamelen huyssitten
trouwelycken om Gods wille geven sullen, onder welcken ick oick wil ende begere
sonderlinge mede begavet te worden den armen van myn bloede ende van mynen
huysfrouwen bloede, indien daer eenyge mochten bevonden worden die sulcx van
noeden waere ende daert aen besteet mochte wesen, diet om Goods wille begeren.
Ende opdat dit myn testament ende ordinantie onderholden ende nae myn doot
geexecuteert ende vollenbracht mach worden, zoe ordinere, bidde ende begere ick mits
desen zeer vriendelycken ende om Goods wille van den eerbaeren Frans Jans zoen
ende Jan Jans zoen, beyde burgers in Leeuwaerden, dat zy willen wesen executeurs
van dit myn testament. Ende begere oick zoe wanneer yemandt van hen beyden aflyvich wordt, dat die lancxstlevende van hen binnen zeven dagen wederomme eenen
ander guede man tot zynen hulpe wille nemen, ende dat voerts daernae die lancxstlevende altyt soe voertaen wil doen, zoelange ende ter tyt toe dat myn testament in alle
zyn puncten geexecuteert ende volbracht sal wesen. Ordinere ende begere oick dat
myn voers. executeurs jaerlicx eens voer den overste pastoer van Oldehove ende eenen
uuytten raide, die van den borgemeesters daertoe gecommitteert zall worden,
452
5
10
15
20
25
30
35
rekenschap, reliqua ende bewys sullen doen van haere ontfanck, uuytgave ende
administratie dien zy gehadt sullen hebben, ende begeer oetmoedelick ende om Goods
wille van den pastoer ende burgemeesters in dier tyt wesende, dat zy om Goods wille
tbeste willen doen omme te ordineren dat die rekenschap wel ende trauwelycken als
voers. is, jaerlicx eens gedaen ende ontfangen wordt. Ende opdat myne executeurs
ende die pastoer met zyn adiunct uuytten raide nyet tevergeefs met myne ordinantie
ende laeste wille tachtervolgen geoccupeert sullen worden, soe wil ick ende ordinere
dat myn executeurs zoe lange als Dieuwe, myn huysfrouwe, leeft, elcx jaerlicx voer
haere salarys sullen hebben een golden gulden van acht ende twintich stuvers, ende
dat dieselve executeurs nae den doot van Dieuwe jaerlicx elcx sullen hebben voer
hoere salarys zeven hoerntziensgulden vry schadeloes gelt, ende dat alsdan die pastoer
ende zyn adiunct, die de rekeninge hoeren sullen, elcker jaers dat zy die rekeninge
hoeren, elcx sullen hebben veerthien stuvers.
Ende teneynde dat dit myn jegenwoerdige testament effect mach sorteren, soe heb
ick, Rippert Reyners zoen, testatoer voers., myn eygen hantscrift hieronder gescreven,
ende tot meerder vasticheyt ende orkondschip van desen gebeden ende als tuygen op
eenen tyt tsamentlicken by my doen roepen ende coemen den eerbaeren, wysen ende
den hoochgeleerden doctor Seerp Hanye, burgemeester der stede Leeuwaerden,
Anthonius Colibrant, substituyt van den procureur generael, Thomas kuyper, Jochum
Willems zoen, Luytzien Pieters zoen, burgers der stede Leeuwaerden, meester Pieter
Rieuwerdt zoen, advocaet, ende Nicolaus Joest zoen Clueting, dat zy, voergescreven
persoenen, dese myn laeste wille mit heuren hantscriften hebben ondergescreven ende
bevesticht, ende dat die voers. doctor Seerp zyn zegel ende Pieter Rieuwert zoen zyn
signet hieronder an hebben doen hangen.
Op dach, maent ende jaere als boven.
Ende was den principaele gescrn in franzyn, bevesticht met een zegel ende een
signet, beyde uuythangende, van groene wasse. Ende stont ondergetekent: Seerp
Hanye, doctor. Ick, Ripper Renner zoen. A. Colibrant. Tomas kupper. Yochhum
Willem soen. N. Clueting. Peter Rieuwerdt zoen subscripsit. Ende: Luytzen Peeter
zoen.
Jegenwoirdige copie gecollationeert tegens den originale testament, in franschyn
gescreven, mit een groene segele ende een signet, beyde uuthangende bevestiget, ende
ondergetekent als boven, noch geheel vasth, ongecorrumpeert ende ongemutert, is
bevonden daermede te concorderen by my, ondergescreven authoritate apostolica ende
by den Hove van Vrieslant geadmitteert notarius publicus,
<ondertekend:>
Peter Riewerdt zoen subscripsit.
40
Origineel (A) niet voorhanden.
Afschrift: B (16de eeuw, door notaris Peter Riewerdt zoen, naar A). GA Leeuwarden,
Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 360. Opschrift: Copia. In dorso (= f. 4v), m.a.h.:
Copie. Het testament van Rippert Reyners zoen.
453
Bijlagen
1. Zegels
Aenka Yska zoen
1. 66/3 (1504)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
Aenka Yska zoen
groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd
A
_ V_
schildhouder met wapenschild
Aggo Broersma, meester, stadssecretaris te Sneek
2. 154/4 (1539)
Aankondiging
meester Aggo, secretarius, (...), burgers in Sneeck, mit hoeren
signetten
Ondertekening
Aggo Broersma
Staat
groen, achthoekig, 13x9 mm
Randschrift
geen
Voorstelling
wapenschild (monogram A B), erboven een haan
Aggo Peers, prebendaris te Sneek
3. 44/4 (1483)
Aankondiging
her Aggo Peers, prebendarium in Sneeck op Sinte Katherinen altaer
Staat
groen, nagenoeg rond, 22x19 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren
Voorstelling
heilige (Catharina, met zwaard en rad) met wapenschild (gedeeld:
rechts halve adelaar, links gestengelde bloem)
Albert Ghysberts zoen Aernsma, meester
4. 128/3 (1533)
Aankondiging
meester Albert Ghysberts zoen ... met haeren signetten
Ondertekening
Albertus Gisberts Aernsma
Staat
groen, ovaal, 14x10 mm, beschadigd
Randschrift
A
_GA
_
Voorstelling
wapenschild (vleugel)
Albert Laus zon (Albart Laus soen), burgemeester te Sneek
5. 32/3 (1473)
Aankondiging
Albert Laus zon ende ..., als burghermeisteren van Sneeck
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) ALBART LAVS SOEN
Voorstelling
schildhouder (wildeman) met wapenschild (balk, vergezeld van boven
twee rozen naast elkaar, onder een klaver)
Albertus, pastoor te Wolsum
6. 21 (1459)
Aankondiging
ic, Albartus fors.; eerder: voer mi, Albertum, cureit in Wylsem
Staat
groen, rond, 7x8 mm, fragment
Randschrift
verloren
Voorstelling
wapenschild (boven (twee?) lelies, onder roos)
455
Arent (frater Arnoldus de Huet), pastoor te Sneek
7. 32/2 (1473)
Aankondiging
her Arent, myn persoen van Sneeck; Arnoldus
Staat
groen, rond, 29 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) FR(ATR)IS ARNOLDI
_ DE HVET P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
schildhouder (engel) met wapenschild (zuil)
Commentaar
vergelijk het wapenschild van Johannes Goeswin van Swolle (nr 66),
waarop de zuil echter wat slanker is uitgevoerd
Bernardus Anebath, priester en notaris, verbonden aan A-kerk (Groningen)
8. 94 (1518)
Aankondiging
so hebbe ick myn hantteken unde signet up spacium des breves
gheseth; eerder: Bernardus Anebath, prester unde notarius; Heer
Berndt Anebath ter Ae
Ondertekening
Bernardus Anebath, notarius publicus
Staat
groen, rond, 17 mm, beschadigd
Randschrift
BA
Voorstelling
latwerk (?)
Bocka Poppen zon (Bocka Poppa son), burgemeester te Sneek
9. 32/4 (1473)
Aankondiging
... ende Bocka Poppen zon, als burghermeisteren van Sneeck
Staat
groen, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) BOCKA POPPA S_ON
_
Voorstelling
schildhouder (adelaar) met wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar,
links hoofdletter B en roos)
Boetha Houwengha
10. 50/5 (1486)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
Boetha voers.; eerder: Boetha Houwengha
groen, rond, 25 mm, fragmenten
S(IGILLVM) _O_
_ O
_ W_
_ I (_
N)G
_ H_
_A
verloren
Boyn (Balduinus Falzonis), pastoor te Harlingen
11. 74/2 (1507)
Aankondiging
her Boyn, personer ... toe Harlinghen
Staat
groen, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
BALD<V>INI
_
FALZO(N)IS P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
Maria, gekroond (?), met Christuskind, staande op een wassenaar,
temidden van golven
Claes, pastoor te Tjerkgaast
12. 111/2 (1525)
Aankondiging
heer Claes; eerder: ... heer Claes up Tzarckgheest, pastoren
Staat
groen, rond, 12 mm, beschadigd
Randschrift
DL
Voorstelling
lelie boven klaver
Dirck (Theodricus), pastoor te Nijehaske
13. 56 (1496)
Aankondiging
ick, heer Dirck fors.; eerder: heer Dirck, personer toe Nyehasck
456
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, rond, 27 mm, zwaar beschadigd
DO<MINI> TH<EODRI>CI P<RES>B(ITE)R<I>
schildhouder (heilige?) met wapenschild (kelk en hostie)
Dokkum, abt Bonifatiusabdij
14. 70/1 (1505)
Aankondiging
heer Johannes, abt in Dockum
Staat
groen, spitsovaal, 30x29 mm, fragment
Randschrift
[S(IGILLVM) ABBATIS S]AN(C)TI BONIFACI[I IN DOCKVM]
Voorstelling
(nog zichtbaar:) in nis heilige (Bonifatius, met staf en mijter),
(verloren:) daaronder knielende abt
Commentaar
aanvullingen naar GA Groningen, Register Feith 1494.16
Dominicanenklooster Leeuwarden, prior
15. 37/3 (1476)
Aankondiging
broeder Peter, prior toe dae jacopinen toe Liouwerd ... myn
amptissigel
Staat
rood, spitsovaal, 42x24 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) PRIORIS LI]WARDENSIS
_
[OR]DINIS FR(ATRU)M
_
[PREDICATORV(M)]
Voorstelling
in nis Maria, met Christuskind, uitkomend, daaronder biddende
monnik
16. 57/3 (1499)
Aankondiging
broer Jan fan Tirns ... mey dat sighel myns prioerscip
Staat
rood, spitsovaal, 44x26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) PRIORIS LIWARDENSIS] FR(ATRV)M
PREDICAT[ORV(M)]
Voorstelling
zie nr 15
17. 70/2 (1505)
Aankondiging
heer Gerardus van Graeff, prior ... des conventis predicatorum
Staat
rood, spitsovaal, 18x22 mm, fragment
Randschrift
verloren: zie nr 15
Voorstelling
zie nr 15
18. 105 (1524)
Aankondiging
pater broer Wilhelmum Smit, licentiatum in die godheit, prior van die
prekebroers bynnen Leuerden
Ondertekening
Ego, frater Wilhelmus, prior quo supra
Staat
rood, spitsovaal, 45x26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) P
_R
_ _IO_
_ R_I_S LIWARDENSIS [ORDINIS FR(ATRV)]M
_
P_
R[E]D_IC
_A
_T
_O_
_ RV(M)
Voorstelling
zie nr 15
Commentaar
een bijna gaaf exemplaar van dit zegel in GA Leeuwarden, Oud
Stadsarchief, inv. Singels nr 36 (1481)
Dominicus Pybe zoen (Dominicus Pibo soen), burgemeester te Leeuwarden
19. 133 (1533)
Aankondiging
Dominicus Pybe zoen, borgermeyster
Ondertekening
Dominicus Pibonis
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
DOMINIC_
V[S] PIBO SOEN
Voorstelling
leliestaf met links een schuine dwarspijl, aan weerszijden vergezeld
van drie rozen of sterren, paalsgewijs
457
20. 145/A1/6 (1538)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
21. 145/A2/6 (1538)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
Dominicus Pibe zoen ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder:
burgermeester in Leuwarden
Dominicus Pibonis
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
DOM_IN
_ ICV[S] PIBO S[OEN]
zie nr 19
zie nr 20
Dominicus Pibonis
groen, rond, 25 mm, beschadigd
DOMIN[IC]V_
S PIBO S[OEN]
zie nr 19
Douwa Fedda zoen (Douo Feddonis)
22. 66/2 (1504)
Aankondiging
Douwa Fedda zoen
Staat
groen, rond, 23 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren: [S(IGILLVM) DOVONIS FEDDONIS B
_ U_
_ RG]
_
Voorstelling
(nog zichtbaar:) Lam Gods met (verloren:) vaan
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nrs
57 en 66
Dowa Pibe zoen (Dodo Pibonis), priester, te Dronrijp
23. 77/4 (1510)
Aankondiging
heer Dowa Pibe zoen, wenheftich op Dronryp
Ondertekening
Dodo Pibonis, presbiter
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
<D>ODONI_
SP
_ [IB]
Voorstelling
schildhouder (met kelk; Sint Johannes of priester?) met wapenschild
(gedeeld: rechts halve adelaar, links twee klavers, paalsgewijs;
waarschijnlijk een derde klaver verloren)
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwarzenberg en
Hohenlansberg, inv. nr 893
Edo Walikama, meester, pastoor te Bozum
24. 111/1 (1525)
Aankondiging
maester Edo toe Bosum
Ondertekening
M. Edo Walikama
Staat
groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd
Randschrift
[M] E
Voorstelling
wapenschild (naast elkaar eikel en klaver)
25. 145/A1/2 (1538)
Aankondiging
Edo Walckema ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren
Edo Walckema to Bosum, ..., pastoren
Ondertekening
Edo Walikama
Staat
groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd
Randschrift
ME
Voorstelling
zie nr 24
26. 145/A2/3 (1538)
Aankondiging
zie nr 25
Ondertekening
Edo Walikama
458
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, rechthoekig, 13x10 mm, beschadigd
ME
zie nr 24
Engwerd, klooster ([Conventus?] Sancti Francisci)
27. 93/1 (1518)
Aankondiging
broer Frerick, pastoer toe Aengwirdt
Staat
groen, spitsovaal, 40x27 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren: [S(AN)C(T)I FR<ANCISCI>]
Voorstelling
torenvormig gebouw
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Engwerd, inv. nr 6, daar
aangekondigd als conventssegel.
Eyso, pastoor te Doezum
28. 8/2 (1436)
Aankondiging
dominorum ... et E[yso]nis in Uterdosum
Staat
groen, rond, 22 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) EYSO<NIS>
_
CV<RA>TI IN V_
TERDOSVM
Voorstelling
hoofdletter E
Fedde Popkama (Feddo Popkama), heer, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
29. 57/2 (1499)
Aankondiging
... ende her Feddo, personnen thi Aldehow
Staat
groen, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) FEDDONIS POP(KAMA) P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
wapenschild (tak), helm, helmteken (vogel), dekkleden
30. 59/2 (1499)
Aankondiging
her Fedde, persoener
Staat
groen, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) FEDD
_ ONI_
_ S POP(KAMA) P
_ (RES)_
B(ITE)_
R_I
Voorstelling
zie nr 29
31. 70/3 (1505)
Aankondiging
her Fedda; eerder: her Fedda Popkama, pastor to Oldenhove in
Lewarden
Staat
groen, rond, 10x13 mm, fragment
Randschrift
S(IGILLVM) FEDD[ONIS POP(KAMA) P(RES)B(ITE)RI]
Voorstelling
zie nr 29
Feye Eysinga
32. 157/4 (1541)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
Feye Eysinga ... met hoere segelen ofte signetten
Feie Eysengha
groen, rond, 26 mm, beschadigd
onleesbaar
wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links drie rozen (2-1)),
helm, helmteken (uitkomende leeuw tussen vlucht), dekkleden
Frans (Franciscus Wyb[ran?]s), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
33. 179/1 (1543)
Aankondiging
heer Frans; eerder: heren Frans, perpetuus vicaris aldaer (nl. in Sinte
Witus kercke tOldehoeff binnen Lewarden)
Ondertekening
Franciscus, vicarius
459
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, rond, 24 mm, beschadigd
S(IGILLVM) FRANCISCVS WIJB___S
wapenschild (huismerk nr 5)
Frans Roerda (a Rorda)
34. 157/3 (1541)
Aankondiging
Frans Roerda ... met hoere segelen ofte signetten
Ondertekening
Frans Roerda
Staat
groen, rond, 28 mm, beschadigd
Randschrift
A RORDA
Voorstelling
wapenschild (lelie, vergezeld van boven twee sterren, onder wassenaar), helm, helmteken (lelie en wassenaar van het schild), dekkleden
Frans Simonis (Franciscus), meester, prebendaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
35. 179/3 (1543)
Aankondiging
meester Frans Simonis, prebendaris
Ondertekening
Franciscus
Staat
groen, rond, 25 mm, fragment
Randschrift
[F<RAN>C<IS>]CI
Voorstelling
(nog zichtbaar:) wapenschild (gedeeld: rechts twee rozen, paalsgewijs,
links kruik); zie verder nr 36
36. 182/4 (1544)
Aankondiging
meester Frans Simons, prebendaet
Ondertekening
Franciscus
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
F<RAN>C<IS>CI
Voorstelling
Maria, gekroond, met Christuskind, in stralenkrans, met wapenschild
(gedeeld: rechts twee rozen, paalsgewijs, links kruik)
Frans Sybe zoen Stans, notaris
37. 150/2 (1539)
Aankondiging
ick, voirn. notarys ... met myn signet, naemen ende notariaetshant
ondergescreven ende bevesticht; eerder: Frans Sybe zoen Stans als een
public, imperiael ende by den Hove van Vrieslant toegelaeten notarys
Ondertekend
Phrisius, notarius admissus
Staat
groen, rond, 17 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
FS
Voorstelling
wapenschild (gevierendeeld: 1 en 4 klaver, 2 eikel, 3 huismerk nr 6)
Frederick Botnya
38. 197/1 (1547)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
Commentaar
met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet
Frederick van Botnya
rood, ovaal, 18x15 mm, beschadigd
FB
wapenschild (arm met zwaard), helm, helmteken (opgeheven arm met
zwaard), dekkleden
vergelijk nr 69
Funger (Fon[...] [..]gi), prebendaris te Workum
39. 96B/1 (1520)
Aankondiging
her Fungerum, uus prebendarium
460
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd
S(IGILLVM) FO_
N___ __NG_I P(RES)B(ITE)RI
staande (vrouwelijke?) heilige
Funger Syrsma, meester, te Bolsward
40. 154/3 (1539)
Aankondiging
meester Funger ... mit hoeren signetten; eerder: meester Funger
Syrsma, burger in Boolsuert
Ondertekening
Funger Syrsma
Staat
groen, ovaal, 18x14 mm, beschadigd
Randschrift
verloren
Voorstelling
wapenschild (zespuntige ster), helm, (helmteken verloren), dekkleden
41. 167/3 (1541)
Aankondiging
Fungor Syrsme ... myt heure segelen ofte signetten
Ondertekening
Fungor Syrsme
Staat
groen, achthoekig, 21x25 mm, afgesleten
Randschrift
verloren
Voorstelling
wapenschild (zespuntige ster), helm, helmteken, dekkleden
Garrerd Kammengha (Garred a Cammengha)
42. 11/5 (1440)
Aankondiging
Garrerdis Kammengha; Gerrard Kammengha
Staat
groen, (rond?), 5x6 mm, fragment
Randschrift
[GARRED A
_ CA]M[<MENGH>A]
Voorstelling
verloren
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 103
Gerbrandus, meester
43. 42/A1/3 (1481)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
44. 42/A2/1 (1481)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
magistri Gerbrandi, notarii publici
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
verloren; zie nr 44
wapenschild (lelie, vergezeld van (vier?) vijfpuntige sterren in de
hoeken)
zie nr 43
groen, rond, 25 mm, beschadigd
S(IGILLVM) <G>ERBRANDI MAGISTRI
zie nr 43
Gheerlof ([Ger?]lif), prebendaris te Bolsward
45. 55/2 (1496)
Aankondiging
heer Gheerlof, prebendarium to Bolswert
Staat
groen, rond, 23 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
__
RLIF
Voorstelling
wapenschild
Gheno (Gheno Gherardi), pastoor te Damwoude
46. 6/2 (1423)
Aankondiging
domino Ghenone, curato in Dontimwald
Staat
rood, rond, 20 mm, beschadigd
461
Randschrift
Voorstelling
S(IGILLVM) GHE_
NO(N)IS GHERARD<I>
P(RES)B(ITERI)
wapenschild (kelk)
Ghisbert Ghisberts zoen (Gisbert Giisbert soen)
47. 32/1 (1473)
Aankondiging
ic, Ghisbert voirsc.; eerder: by consent Ghisbert Ghisberts zon, myns
monds
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) G<I>SBERT GIISB(ER)T SOE(N)
Voorstelling
schildhouder (heilige) met wapenschild (huismerk nr 7)
Goeslyc Jwingha (Goscalcus Jongama), ridder
48. 65/6 (1503)
Aankondiging
heer Goeslyc; eerder: heer Goeslyc Jwingha
Staat
rood, rond, 28 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren: [S(IGILLVM) GOSCALCI IONGAMA]
Voorstelling
(verloren:) wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links
doorsneden: boven drie ruiten (2-1), onder drie schelpen (2-1)), (nog
zichtbaar:) helm met helmkroon en helmteken (uitkomend hert),
dekkleed
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en
Hohenlansberg, inv. nrs 1602-13, 1602-16, 1602-20, 1602-22, 1602-26
Henric (Henricus Bernardi), pastoor te Langweer
49. 31/1 (1473)
Aankondiging
heer Henric, persoenre op Langweer
Staat
bruin, rond, 27 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) HENRI_
C<I> BERNARDI
Voorstelling
in nis heilige (Barbara, met palmtak en toren)
Henricus Luce zoen (Henricus Lucai), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
50. 145/A1/3 (1538)
Aankondiging
Henricus Luce ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren
..., Henricus Luce to Leuwarden, ..., pastoren
Ondertekening
Henricus Luce zoen
Staat
groen, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) HENRICI LVCAI
Voorstelling
heilige (met rad (?) en zwaard; Catharina?) met wapenschild (huismerk
nr 9), achter het schild een liggend dier
51. 145/A2/2 (1538)
Aankondiging
zie nr 50
Ondertekening
Henricus Luce zoen
Staat
groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) H[ENRICI LVC]_
A_I
Voorstelling
zie nr 50
Hessel Godsfrundt zoen te Bolsward
52. 167/2 (1541)
Aankondiging
Hessel Godsfrundt zoen, ..., borgers bynnen Bolszwert, myt heure
segelen ofte signetten
Ondertekening
Hessel Goedsfrithi
462
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
onleesbaar
wapenschild, getralied
Hetto (Hetto de [R?]eid), pastoor te Poppingawier
53. 93/1 (1518)
Aankondiging
her Hetto, personer to Poppingwier
Staat
bruin, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) HETTO P(RE)SB(ITER) DE
_ _EID
Voorstelling
wapenschild (huismerk nr 10), daarachter een gestengelde en gebladerde bloem (?)
Hinrick (Hyn[ricus?]), prebendaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
54. 53/4 (1493)
Aankondiging
ick, her Hinrick foersn; eerder:her Hinrick, prebendarius to Aldahow
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
H_
_ YN
_
Voorstelling
(verloren:) schildhouder (engel) met wapenschild
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr
75
Jan Rommarts, meester, advocaat bij het Hof van Friesland
55. 145/A1/7 (1538)
Aankondiging
Jan Rommerts ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: meesteren
... ende Jan Rommarts, advocaten voir den Hove van Vrieslant
Ondertekening
J. Rommarts
Staat
groen, ovaal, 12x10 mm, beschadigd
Randschrift
IR
Voorstelling
wapenschild
56. 145/A2/7 (1538)
Aankondiging
zie nr 55
Ondertekening
J. Rommarts
Staat
groen, ovaal, 12x10 mm, beschadigd
Randschrift
IR
Voorstelling
wapenschild
57. 189/2 (1545)
Aankondiging
meyster Johan Rommarts ... met hoer signetten
Ondertekening
Rommarts
Staat
groen, ovaal, 11x10 mm
Randschrift
IR
Voorstelling
wapenschild
Commentaar
op een iets gaver exemplaar van dit zegel in RAF, Archief Familie
Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1042 lijkt het
wapenschild gedeeld (rechts boom; links ?)
Jaricus Jargisma
58. 6/6 (1423)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
presentibus ... Jarico Jargisma
groen, rond, 22 mm, fragment
IAR_I
verloren
463
Jella Jwisma (Jellardus Jwisma), deken te Leeuwarden
59. 50/2 (1486)
Aankondiging
Jellardus; eerder: her Jella Jwisma, decken thoe Lyouwerd
Staat
groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) _I[_
ELLARDI] IWISMA [P(RES)B]
Voorstelling
schildhouder (engel) met wapenschild (huismerk nr 13); van de sterren
aan weerszijden de linker verloren
Commentaar
1. aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 103; Huisarchief Epemastate te IJsbrechtum, Archief huis
Epemastate, inv. nrs 24b en 28
2. het zegel is identiek aan dat van jonghe her Jelle te Lewerden te
Oldehof, dat zich bevindt op GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony
Gasthuis, inv. nr 1
(Jellardus), pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
60. 20/2 (1459)
Aankondiging
unse personer toe Aldehove toe Lywerd
Staat
groen, rond, 22 mm, beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) IELLARDI PR]ESBITRI
Voorstelling
lelie
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 77
Jello, pastoor te Rauwerd
61. 42/A2/3 (1481)
Aankondiging
Jello; eerder: her Jellens, persona toe Rauwerd
Staat
groen, rond, 27 mm, fragment
Randschrift
L
_A
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar; links twee onduidelijke
voorwerpen, mogelijk korenschoven)
Johannes, pastoor te Firdgum
62. 77/3 (1510)
Aankondiging
heer Johannes, persinna thoe Firdghum
Ondertekening
Johannes, pastor in Firdghum
Staat
groen, rond, 23 mm, beschadigd
Randschrift
IOH(ANNIS)
_
O
_ P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
vrouwelijke heilige (in de rechterhand een bloeiende tak, in de linker
een lijn waaraan een dier (lam?; Sint Agnes?)
Johannes (Johannes Theodrici), pater van klooster Aalsum
63. 35/A2/1 (1476)
Aankondiging
ic, Johannes fors.; eerder: Johannes, pater toe Aylsem
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) IOH(ANNI)S
_
THEODRI[CI] P(RE)SB(ITE)RI
Voorstelling
wapenschild (roos in ruit)
64. 35/A2/3 (1476)
Aankondiging
ick, Johannes, pater van Aylsem
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM)] IO
_ H(ANNI)S
_
[THEO]D_
_ RICI P(RE)S_
B(ITE)[RI]
Voorstelling
zie nr 63
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nrs 72 en 77
464
Johannes Brandt (Johannes Johannis), prebendaris te Sneek
65. 44/6 (1483)
Aankondiging
Johannes Brandt, prebendarius in Sneeck
Staat
groen, rond, 22 mm, beschadigd
Randschrift
S_(IGILLVM) IOHA_
N(N)IS IOHA_
N(N)IS P(RES)B(ITE)<RI>
Voorstelling
heilige (Barbara, met palmtak en toren) met wapenschild (vijf
golvende linkerschuinbalken)
Johannes Goeswin (van Huet) van Swolle, prebendaris te Franeker
66. 44/7 (1483)
Aankondiging
Johannes Goeswin van Swolle, prebendarius in Fraenker
Staat
groen, rond, 23 mm, beschadigd
Randschrift
VAN HVET P(RES)B(ITER)I
Voorstelling
wapenschild (zuil)
Commentaar
vergelijk nr 7, waarop de zuil echter wat breder is uitgevoerd
Johannes Wopke zoen (Johannes Wopka soen)
67. 157/5 (1541)
Aankondiging
Johannes Wopke zoen ... met hoere segelen ofte signetten
Ondertekening
Joannes Wopke zoen
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
<S(IGILLUM)> IOH(ANN)IS WOPKA SO(EN)
Voorstelling
schildhouder (griffioen) met wapenschild (huismerk nr 14)
Jorwert Andelamma (Joret Hotteka son) te Akkrum
68. 31/3 (1473)
Aankondiging
Jorwert Andelamma to Ackeren
Staat
bruin, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren: [S(IGILLVM) IORET HOTTEKA SON]
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts roos en twee sterren, paalsgewijs, links
halve adelaar), helm, helmteken (hert), dekkleed (?)
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 25; RAF,
Archief Klooster Haskerconvent, inv. nr 43
Julius Bottnya
69. 197/2 (1547)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
Commentaar
met ons geuoenlicke ende angeboeren singnet
Julius van Bottnya
rood, ovaal, 17x15 mm
IVB
wapenschild (omgewende arm met zwaard), helm, helmteken (omgewende opgeheven arm met zwaard), dekkleden
vergelijk nr 38
Kempo Onyngha (Kempo Ungha)
70. 20/3 (1459)
Aankondiging
Kempo Onyngha
Staat
groen, rond, 27 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) KEMPONIS VNGHA
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts gewende wassenaar, links halve adelaar)
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 60
465
Kruisherenklooster Franeker, prior
71. 55/1 (1496)
Aankondiging
broer Folkerus; eerder: broer Folkerus, prior
Staat
groen, rond, 24 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) M(INISTR)I P(RI)ORIS CO(N)VE(N)_
T(VS)
SOLSEQ(VI)I
Voorstelling
heilige (Antonius abt, in pij, met klokje en kromstaf), voor zijn voeten
een Maltezer kruis
Kruisherenklooster Sneek, prior
72. 86 (1514)
Aankondiging
broeder Teodardus; eerder: broeder Teodardus, prior der crucebroederen binnen Sneeck
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
onleesbaar
Voorstelling
wapenschild
Leeuwarden, stad (secreetzegel)
73. 121 (1528)
Aankondiging
den borgermeisteren Wibe Gherryt zoen ende Jan goldsmidt gebeden
ende consentiert myn testament mit stadtz secreetsegel to befastigen
Staat
groen, rond, 32 mm, beschadigd
Randschrift
(op banderol:) SECRE(TVM) CIV(ITATIS) LEWA(RDIE)
Voorstelling
kerkgebouw, daaronder liggende leeuw tussen twee lelies
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels nr
118; zie ook Mensonides, ’Het stadszegel van Leeuwarden’, 99 en afb.
9; Noomen, ’St. Vitus’.
Ludingakerke, prior
74. 74/1 (1507)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
her Nicolaus ... myt myn amptsseghel; eerder: her Nycolaus, pater toe
Lunenkerck
groen, rond, 26 mm, beschadigd
<PR>_IORIS IN LVDINGA<KERK>
_
onder baldakijn borstbeeld van heilige of abt (met mijter, boek (?) en
kromstaf (?)), rechts menselijke figuur, links plant (?)
Mamme (Mammo), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
75. 50/3 (1486)
Aankondiging
Mammo; eerder: her maester Mamma, personna thoe Aldahow
Staat
groen, rond, 30 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MA]MO(N)IS P(RE)SB(ITER)I
Voorstelling
zie nr 76; onderste helft wapenschild verloren
76. 53/1 (1493)
Aankondiging
maester Mamma, syn personna to Aldahow
Staat
groen, rond, 30 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MAMO(N)IS P(RE)SB(ITER)I
Voorstelling
in nis schildhouder (Sint Paulus, met zwaard) met wapenschild
(gedeeld: rechts halve adelaar, links schelp en roos)
77. 57/1 (1499)
Aankondiging
mayster Mammo voersn; eerder: maester Mammo ..., personnen thi
Aldehow
466
Staat
Randschrift
Voorstelling
78. 59/1 (1499)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
Commentaar
groen, rond, 30 mm, beschadigd
[S(IGILLVM)] M(A)
_ G(IST)_
_
R_I MAMO(N)IS P(RE)SB(ITER)[I]
zie nr 76; linkerhelft wapenschild verloren
Mamme; eerder: meister Mamme, personer
groen, rond, 30 mm, beschadigd
[S(IGILLVM)] M(A)G(IST)RI M[A]MO(N)IS
_
P(RE)SB(ITER)I
zie nr 76
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 89; GA Groningen, Register Feith 1492.13
Marten (Martinus Henrici), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
79. 179/2 (1543)
Aankondiging
heren meester Marten, pastoer van Sinte Witus kercke tOldehoeff
binnen Lewarden
Ondertekening
Martinus Henrici
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MART_IN
_ [I R
_ E_
N__
EN
_ _I_I]
Voorstelling
wapenschild (Lam Gods?)
80. 182/1 (1544)
Aankondiging
meester Marten, pastoer ... van Sinte Vitus kerck binnen Lewerden
Ondertekend
Martinus Henrici
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) M(A)G(IST)RI MAR_
TINI R
_ E_
N__
EN
_ _I_I
Voorstelling
zie nr 79
Menna (Menno), heer, vicaris Leeuwarden (Sint Vitus)
81. 53/3 (1493)
Aankondiging
her Menna, vicarius to Aldahow
Staat
groen, rond, 27 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) MENNONI_
S PRESBITRI
Voorstelling
heilige (Catharina, met zwaard en rad, bij haar voeten gekroond hoofd)
Menno (Menno Johannis), notaris, pastoor Leeuwarden (Sint Catharina)
82. 37/1 (1476)
Aankondiging
her Menno, myn personna
Ondertekening
Meinardus, Romane ecclesie clericus, sacris apostolica et imperiali
auctoritatibus notarius publicus
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
[_
S(IGILLVM) M_
E]NNONIS IOH(ANN)IS P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
uitkomende heilige (Petrus, met sleutel)
83. 50/1 (1486)
Aankondiging
Menno; eerder: her Menna, personna thoe Kamminghabuer
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) M_
EN
_ NONIS [IOH(ANN)IS P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
zie nr 82
Nanne Reynds zoen (Nanna Reinds), burgemeester en schepen te Bolsward
84. 148/4 (1538)
Aankondiging
Nanne Reynds zoen voirs.; eerder: Nanne Reynds zoen, burgemeester
Ondertekening
Nanno Reyn zoen
Staat
groen, rond, 28 mm, beschadigd
467
Randschrift
Voorstelling
85. 167/1 (1541)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
Otte Baucke zoen
86. 188/4 (1545)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
NA(N)NA REI(N)DS
heilige (Petrus, met sleutel) met wapenschild (gedeeld: rechts halve
adelaar, links onduidelijk), (verloren:) helm, helmteken
Nanno Reyn zoen, ..., schepenen, myt heure segelen ofte signetten
Nanno Reyn zoen
groen, rond, 29 mm, afgesleten
(verloren:) [NA(N)NA REI(N)DS]
vergelijk nr 84; (verloren:) heilige (Petrus, met sleutel) met (nog
zichtbaar:) wapenschild, helm, helmteken
Otte Baucke zoen ... myt hairen zegelen ofte signetten
Otto Baucke zoen
groen, ovaal, 17x15 mm
geen
wapenschild (drie klavers; erboven vijfpuntige ster, eronder huismerk
nr 17 met aan weerszijden hoofdletters O en B)
Peer Epo zoen van Bosum
87. 145/A1/1 (1538)
Aankondiging
Peer Bosum ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: Peer Epo
zoen a Bosum
Ondertekening
Pier Bossum
Staat
groen, ovaal, 16x12 mm, beschadigd
Randschrift
PB
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links roos, wassenaar en
roos paalsgewijs)
88. 145/A2/1 (1538)
Aankondiging
zie nr 87
Ondertekening
Pier Bossum
Staat
groen, ovaal, 16x12 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
PB
Voorstelling
zie nr 87
89. 148/1 (1538)
Aankondiging
Peer Bosum ... mit hoere zegelen
Ondertekening
Pier Bosum
Staat
groen, ovaal, 16x12 mm, beschadigd
Randschrift
PB
Voorstelling
zie nr 87
90. 154/1 (1539)
Aankondiging
Peer Bosum ... mit hoeren signetten
Ondertekening
Pier Bosum
Staat
groen, achthoekig, 17x15 mm
Randschrift
PB
Voorstelling
zie nr 87
Peter (Petrus Bernardi), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
91. 59/3 (1499)
Aankondiging
Peter; eerder: her Peter, vicarius
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
468
Randschrift
Voorstelling
Commentaar
[PE_
TRI] B
_E
_R
_N
_ ARDI P(RES)B(ITE)R[I]
(verloren:) heilige (Andreas, met schuinkruis) met (nog zichtbaar:)
wapenschild (drie balken?)
aanvullingen naar RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en
Hohenlansberg, inv. nrs 1602-14 en 1602-53; vergelijk nr 100
Peter Peter zoen Golt (Pieter Pieter soen Golt), schepen te Leeuwarden
92. 170 (1541)
Aankondiging
Peter Peter zoen, scepenn in Lieuwarden
Ondertekening
Pitter Pitter zoen Golt
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
P
_ _IE
_ TER PIETER SOEN GOLT
Voorstelling
(verloren:) schildhouder (engel) met (nog zichtbaar:) wapenschild
(huismerk nr 18)
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 142
Petrus Sirici (Petrus de [..]ova Tima), meester, vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
93. 113 (1525)
Aankondiging
meester Peter
Ondertekening
Petrus Syrici
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) <P>E]_
TRI DE __OVA TI(M)A
_
Voorstelling
wapenschild (hoofdletters P S)
94. 128/2 (1533)
Aankondiging
meester Pier Sirici
Ondertekening
Pet[rus Siri]ci
Staat
groen, rond, 20 mm, fragment
Randschrift
S_(IGILLVM) [<_
P>_
ET
_RI DE __O]VA TI(M)A
_
Voorstelling
verloren; zie nr 93
95. 145/A1/5 (1538)
Aankondiging
Petrus Syrici ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: Petrus
Cirici, perpetuus vicarius
Ondertekening
Petrus Syrici
Staat
groen, rond, 21 mm, beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) <P>]_
ET
_R
_ _I DE __OV_
A TI(M)A
_
Voorstelling
zie nr 93
96. 145/A2/5 (1538)
Aankondiging
zie nr 95
Ondertekening
Petrus Syrici
Staat
groen, rond, 21 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) <_
P>_
ET
_R
_ ]_I DE __OV_
_ A TI(M)_
_ A
Voorstelling
zie nr 93
Phocas Siblema (Focka Sibbles), meester, pastoor te Bolsward
97. 145/A1/4 (1538)
Aankondiging
Phocas Siblema ... mit hoeren zegelen ofte signetten; eerder: ... ende
Phocas Siblema to Boolsuert, pastoren
Ondertekening
Phocas
Staat
groen, rond, 25 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES
Voorstelling
heilige (Andreas, met schuinkruis) met wapenschild (vogel)
469
98. 145/A2/4 (1538)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
99. 148/2 (1538)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
zie nr 97
Phocas
groen, rond, 25 mm, beschadigd
S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES
zie nr 97
Phocas Sieblema; eerder: meester Foeke Sieblema, pastoir
Phocas
groen, rond, 25 mm, beschadigd
S(IGILLVM) FOCKA SIBBLES
zie nr 97
Pieter (Petrus Bernardi), priester in het gasthuis te Leeuwarden
100. 45/3 (1484)
Aankondiging
her Pieter vorsc.; eerder: her Pieter int jesthuys
Staat
groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[<S(IGILLVM)> PETRI BERNARDI P(RES)B(ITE)RI]
Voorstelling
schildhouder (in pij met koord; Sint Anthonius?) met wapenschild
(houweel (?) met aan weerszijden een zwaard, het gevest naar boven
gewend)
Commentaar
1. aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 65 en 116; Oud Stadsarchief, inv. Singels nr 77
2. mogelijk dezelfde persoon als nr 91; zij hebben hetzelfde patroniem,
maar andere schildhouders op hun zegel
Pieter, pater in klooster Groendijk
101. 62/2 (1501)
Aankondiging
heer Pieter; eerder: heer Pieter, pater van Tsyzingawier
Staat
groen, nagenoeg rond, 8x6 mm, fragment
Randschrift
verloren
Voorstelling
(nog zichtbaar:) tweede kwartier (roos) van wapenschild
Pieter (Petrus Herus a Wouda), meester, pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
102. 182/3 (1544)
Aankondiging
meester Pieter, oeck pastoer van Sinte Vitus kerck
Ondertekening
Petrus Herus a Wouda
Staat
groen, rond, 24 mm, beschadigd
Randschrift
PRESBITERI
Voorstelling
wapenschild
Reedwert (Redardus Redartsma), vicaris te Leeuwarden (Sint Vitus)
103. 45/2 (1484)
Aankondiging
her Redewert; eerder: her Reedwert, vicarius to Lyowrd to Auldehow
Staat
groen, rond, 26 mm, fragment
Randschrift
S(IGILLVM) REDARDI [REDA_
RTSME] [P(RES)B(ITE)RI]
Voorstelling
(nog zichtbaar:) heilige (Sebastiaan, aan boom gebonden, doorboord
met pijlen) met (verloren:) wapenschild (streepschild met kruis
erboven)
Commentaar
aanvullingen naar GA Leeuwarden, Archief Sint Anthony Gasthuis,
inv. nr 95
470
Reiner (Reinerus), pastoor te Oldeboorn
104. 31/2 (1473)
Aankondiging
heer Reiner, persoenre te Borne
Staat
bruin, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
R
_E
_ IN_
ERI [P(RES)]_
B_IT
_E
_ RI
Voorstelling
schildhouder (heilige, temidden van planten) met wapenschild (kruis
van de Duitse Orde)
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 18
Reyner (Reynerus de Woerkem), pastoor te Tzum
105. 77/1 (1510)
Aankondiging
heer Reyner, persinna Tzum
Ondertekening
Reynerus, pastoer in Tzum
Staat
groen, rond, 23 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) D(OMI)N<I> REINERI DE WOE<R>KE<M>
Voorstelling
heilige (Jacobus, met pelgrimshoed, staf en tas (?)) met wapenschild
(lelie)
Reynerd (Reynerus), priester te Leeuwarden
106. 11/3 (1440)
Aankondiging
ende Reynerd, presteran; eerder: ... her Renerdis, to Liowerd presteran
Staat
groen, rond, 12x11 mm, fragmenten
Randschrift
[_
S(IGILLVM) R
_ E_N<ERI>] P(RES)B(ITER)I
Voorstelling
schildhouder (engel; slechts een knie is nog zichtbaar) met wapenschild (in de rechter schildhoek een klaver, in de schildvoet een
wassenaar; verloren: boom (?) in het midden, ster in de linker schildhoek)
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Klaarkamp, inv. nr 11
Rippert, notaris, pastoor te Stiens
107. 20/1 (1459)
Aankondiging
in heer Rippertz antwort; eerder: her Rippert toe Steens, cureit ende en
keysers oerkene
Staat
groen, rond, 21 mm, beschadigd
Randschrift
PRESBITERI
Voorstelling
zittende monnik of heilige met wapenschild (anker tegen getraliede
achtergrond, waaruit tien omhoog lopende stralen, vijf aan elke zijde
van het anker)
Commentaar
de naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel;
omdat heer Rippert oorkonder is en als eerste in de aankondiging
wordt genoemd, is aangenomen dat het eerste zegel het zijne is
Ritske Boelema, te Leeuwarden
108. 130 (1533)
Aankondiging
Ritsko ... myn gewoentlicke signetsegel; eerder: Ritsko Boelama
Staat
groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd
Randschrift
RB
Voorstelling
wapenschild (door versmald kruis gevierendeeld: 1 lelie, 2 zespuntige
ster, 3 eikel, 4 wassenaar)
109. 131 (1533)
Aankondiging
Ritscko ... myn gewoentlicke signet; eerder: Ritsko Bolema, nu ter tyt
woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden
471
Staat
Randschrift
Voorstelling
110. 132 (1533)
Aankondiging
Staat
Randschrift
Voorstelling
Seerp Hanya, doctor
111. 189/1 (1545)
Aankondiging
Ondertekening
Staat
Randschrift
Voorstelling
groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd
RB
zie nr 108
Ritscko ... myn gewoentlicke singnet; eerder: Ritske Bolema, nu ter tyt
woenachtich bynnen der stadt Leeuwarden
groen, ovaal, 17x12 mm, beschadigd
RB
zie nr 108
doctor Seerp Hanye ... met hoer signetten
Seerp Hanya
groen, ovaal, 14x13 mm
SH
wapenschild (gedeeld: rechts twee lelies, paalsgewijs, links hand, de
vingers omhoog)
Sybit (S[ibrandus?] Bernconis), pastoor te Leeuwarden (Sint Vitus)
112. 37/2 (1476)
Aankondiging
her Sybit, personna toe Auldahow toe Liouwerd
Staat
groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
[S(IGILLVM) S_<......>] BERNCO(N)IS [P(RES)B(ITE)RI]
Voorstelling
(nog zichtbaar:) heilige (Hieronymus, met leeuw) met wapenschild
(lelie, vergezeld van rechtsboven een roos, linksboven een ster, onder
een wassenaar; (verloren:) hoofd van de heilige, met kardinaalshoed
Commentaar
aanvullingen naar RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 77
Sycke scriver (Leeuwarden)
Aankondiging
Sycke scriver
Commentaar
In testament nr 20 (1459) worden zes zegels aangekondigd, waaronder
dat van Sycke scriver, maar de oorkonde is door slechts vijf personen
gezegeld. De eerste drie zegels konden worden geïdentificeerd (nrs
107, 60, 70), de laatste twee niet. Op grond van de volgorde in de
zegelaankondiging is aangenomen dat zij van respectievelijk Walken
toe Husum en heer Symon toe Husum zijn (zie nrs 119, 114), maar het
is niet uitgesloten dat één van deze beide zegels dat van Sycke scriver
is.
Syerd ([Si]ardus), vicaris te Rauwerd
113. 42/A2/4 (1481)
Aankondiging
her Syerd foers.; eerder: her Syerd, vicarii toe Rauwerd
Staat
groen, rond, 26 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
<SI>ARDI P(RES)B(ITE)RI
Voorstelling
heilige (Catharina, met zwaard en rad) met wapenschild (twee sterren
naast elkaar, daaronder wassenaar)
Symon, heer, pastoor te Huizum
114. 20/5 (1459)
Aankondiging
her Symon toe Husum, personer
Staat
groen, rond, 24 mm, beschadigd
472
Randschrift
Voorstelling
Commentaar
onleesbaar
schildhouder (engel) met wapenschild (vogel met lange hals, de kop
naar achter gestrekt)
De naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel. Tot
deze identificatie is besloten op grond van de volgorde in de zegelaankondiging. Omdat één van de zes aangekondigde zegels ontbreekt
en slechts de eerste drie van de vijf zegels konden worden geïdentificeerd, is het niet uitgesloten dat dit vijfde zegel van Walken toe
Husum of van Sycke scriver is (zie aldaar).
Thadeus, (zeventiende) abt van klooster Klaarkamp
115. 6/1 (1423)
Aankondiging
domino Thadeo, abbate Claricampi
Staat
rood, spitsovaal, 49x38 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) THADEI ABBATIS C
_L
_<ARIC>AMPI SEP_
T_IMI DECIMI
Voorstelling
in nis staande abt (met boek en staf; waarschijnlijk Sint Bernardus),
aan weerszijden een staande figuur achter een borstwering, onderin een
zittend dier
Thyaert (Titardus), vicaris te Westergeest
116. 107 (1524)
Aankondiging
heer Thyaert, vicarius in Weestergheest
Staat
groen, rond, 27 mm, beschadigd
Randschrift
T
__IT
_ARD_
_ I <PRES>_
B_IT
_E
_R
_ _I
Voorstelling
schildhouder (Sint Jacobus, met pelgrimshoed en staf) met
wapenschild (vis)
Tymen (Timan) Freryck zoen (Leeuwarden)
117. 59/4 (1499)
Aankondiging
Tymen; eerder: Tymen Freryck zoen
Staat
groen, rond, 25 mm, fragment
Randschrift
onleesbaar
Voorstelling
onherkenbaar
Commentaar
Van deze zegelaar zijn twee verschillende zegels bekend. Er is te
weinig van dit exemplaar over om uit te kunnen maken welk van beide
types zich aan deze oorkonde heeft bevonden. Het ene heeft als randschrift: S(IGILLVM) TIMAN FRERICK; voorstelling: schildhouder
(linksgewende adelaar) met wapenschild (huismerk nr 21). Zie bij
voorbeeld: GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in
Singels), lade 13 nr 7; RAF, Archief Klooster Aalsum, inv. nr 60. Het
andere heeft als randschrift: TIMAN FREERICK SOEN; voorstelling:
schildhouder (rechtsgewende adelaar) met wapenschild (huismerk nr
21). Zie bij voorbeeld: GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, inv. Singels
nr 100.
Uopke (Wobr[andus?]), pastoor te Engelum
118. 104 (1523)
Aankondiging
her Uopke, persenne fan Englem
Staat
groen, rond, 25 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
D(OMI)N(V)S WO_
BR
Voorstelling
schildhouder (heilige?) met wapenschild (huismerk nr 22)
473
Walken ([Wal]lo?) toe Husum
119. 20/4 (1459)
Aankondiging
Walken toe Husum
Staat
groen, rond, 28 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
L
_O
_
Voorstelling
schildhouders (links vrouwenfiguur, rechts leeuw) met wapenschild
(gedeeld: rechts twee rozen of sterren (?), paalsgewijs; links onherkenbare voorstelling) met helm (?) en helmteken (uitkomend paard?)
Commentaar
De naam van de zegelaar blijkt niet uit de restanten van het zegel. Tot
deze identificatie is besloten op grond van de volgorde in de
Zegelaankondiging. Omdat één van de zes aangekondigde zegels
ontbreekt en slechts de eerste drie van de vijf zegels konden worden
geïdentificeerd, is het niet uitgesloten dat dit vierde zegel van heer
Symon, pastoor van Huizum, of van Sycke scriver is (zie aldaar).
Wolterus, pastoor te Goënga
120. 44/3 (1483)
Aankondiging
Wolterus, personer in Goyngum; eerder: her Wolterum, personer tho
Goynghum
Staat
groen, rond, 27 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) D(OMI)NI <WO>LTERI P(RES)B(ITE)_
R<I>
Voorstelling
schildhouder (zittende menselijke figuur) met wapenschild (gedeeld:
rechts halve adelaar, links huismerk nr 23)
Commentaar
Het huismerk is gelijk aan dat op het zegel van heer Wolter Johannis,
persona van niet nader genoemde parochie, op RAF, Archief Klooster
Aalsum, inv. nr 12 (1474 mei 18; druk: OFO I, nr 247).
Wpko Bourmania (Wpka a Bwrmania), doctor
121. 128/1 (1533)
Aankondiging
doctor Wpko van Bourmania ... met haeren signetten
Ondertekening
Upko a Buurmania, doctor
Staat
groen, achthoekig, 14x11 mm
Randschrift
WB
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links klaver op steel)
Commentaar
vergelijk het zegel van dezelfde op RAF, Archief Familie Thoe
Schwarzenberg en Hohenlansberg, inv. nrs 902, 903 en 1462: op het
wapenschild links twee sterren naast elkaar, wassenaar en roos
122. 182/2 (1544)
Aankondiging
heer Wpco van Buyrmanye, doctor ... hueren segelen
Ondertekening
Upka Buyrmania
Staat
rood, rond, 26 mm, beschadigd
Randschrift
S(IGILLVM) WPKA A BWRMA_
N_IA
_ DOCTOR
Voorstelling
wapenschild (gedeeld: rechts halve adelaar, links twee sterren naast
elkaar, wassenaar, leeuw)
Wybrandus, pastoor te Leeuwarden (Sint Maria)
123. 50/4 (1486)
Aankondiging
Wybrandus; eerder: her Wybren, personna thoe Nyahow
Staat
groen, rond, 24 mm, zwaar beschadigd
Randschrift
verloren
Voorstelling
schildhouder (ridder) met wapenschild (twee sterren naast elkaar,
daaronder roos)
474
2. Notarismerken
1. Aggaeus Broersma
Tekst: A. B. Aequa lance
Opmerking: het devies betekent ’met
gelijke schaal’, ’onpartijdig’.
2. Gerryt Douwa zoen
Tekst: Gerardus
subscripsit
Dodonis
notarius
3. Hero Abba zoen
Tekst: Hero Abb. notarius publicus
4. Jans
Tekst: Jans notarius publicus
41 93 1 6 n. 2
475
5. Menno, heer
Tekst: M. Johannis W. I. G.
De laatste letter is mogelijk een S.
6. Petrus Nicolai
Tekst: P. N. notarius subscripsit
7. Remboldus Wilhelmi
Tekst: R. W. jure n. s. Remboldi Wilhelmi
Opmerkingen: de R is liggend door de W
heen geschreven; n. staat mogelijk voor
notariatus.
8. Reytgo, heer
Tekst: geen
476
9. Wilhelmus Cyriaci Buwalden
Tekst: W. C. Unicuique quod suum est
Opmerking: het devies betekent ’aan ieder
wat het zijne is’, ’elk het zijne’.
10.Wilko Folkerts
Tekst: W. F.
11.Wthzio Gerardi
Tekst: geen
477
3. Huismerken
1. Abba Sipkens
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
2. Agga Douwes
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
3. Boye Thomas
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
4. Dierck Pier zoon
146A (1538), niet voorhanden, nagetekend
in B (1646)
5. Frans, heer, vicaris te Leeuwarden (Sint
Vitus)
179A (1534), op zegel nr 33
6. Frans Sybe zoen Stans, notaris
150A (1539), op zegel nr 37
7. Ghisbert Ghisberts zoen
32A (1473), op zegel nr 47
8. Harmen Dircx zoen
200A (1548)
N.B. De twee merken op dit stuk zijn van
Harmen Dircx zoen en Peter Symon zoen.
Op grond van de volgorde in de getuigenlijst is aangenomen dat dit merk, het eerste
van de twee, van Harmen Dircx zoen is.
478
9. Henricus Luce, meester, pastoor te
Leeuwarden
145A1 (1538) op zegel nr 50
145A2 (1538) op zegel nr 51
10.Hetto, heer, pastoor te Poppingawier
93A (1518), op zegel nr 53
11.Idts Salinckx
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
12.Jacla Epen soen
174A (1542)
13.Jella Jwisma, heer, deken te Leeuwarden
50A (1486), op zegel nr 59
14.Johannes Wopke zoen
157A (1541), op zegel nr 67
15.Jolthie Wybma
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
16.Meus Agges zoen
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
479
17.Otte Baucke zoen
188A (1545), op zegel nr 86
18.Peter Peter zoen Golt, schepen te
Leeuwarden
170A (1541), op zegel nr 92
19.Peter Symon zoen
200A (1548)
N.B. Zie de aantekening bij nr 8.
20.Tyardt Douwes zoen
76B, 83B, 85B, 97B, 100B en 109B
(alle 1551)
21.Tymen Freryck zoen
59A (1499), op zegel nr 117
22.Uopke, heer, pastoor te Engelum
104A (1523), op zegel nr 118
23.Wolterus, heer, pastoor te Goënga
44A (1483), op zegel nr 120
480
4. Alfabetische lijst van testateurs
Aeda Keympa zoen Jonghama 42
Aedae Eede zoen Jongghama 127
Aedzert Abbinga 105
Agnes Wierts, zuster 174
Albert Marten zoen 112
Albert Ryoerdt zoen 122
Albert Wilcke zoen en Remck 113
Allert Claes zoen 53
Altger Douwes zoen Houkama 38
Alydt, w.v. Jan Claes zoen 133
Andlef Abbengha 9
Anna Wattema 128
Ansck Himstera 52
Anscke Johan Sybrands zoens dochter 70
Arnt van Suerhusum en Hille 20
Attha, w.v. Fecka 85
Auck Peters dochter, e.v. Liewe Liewe son 136
Barber Tymens dochter en Symon Hoeyte zoen 192
Bauck, e.v. Peer 111
Bauck Kamstera, e.v. Syds van Bottinga 195
Baucke, scipper Ona kyndeskynd 46
Bawck, e.v. Hessel 15
Benedictus Doyngha 7
Bocko, meester 47
Broer Tyarkes zoen en Yde 22
Cathryn (Katheryn, Catryn), w.v. Juw (Jw) Dekema (Decama) 114 123 146
Clothus Bentha 3
Conradus de Nendorpe 1
Cornelius, heer 93
Cornelys Alexander zoen 125
Dirck Adems zoen en Thrin Arents dochter 201
Dode Kamingha 57
Doed, e.v. Hantya 49
Doitia Albada 24
Douwa, doctor 121
Douwa Pibe zoen, heer 81
Douwe Harinxma 90
Douwe Jowsma 124
Douwo Wythyes en Em 153
Ducko Onnama 6
Eda Jonghama 126
Edwar Zyarda 77
Eede van Martena 168
Em en Douwo Wythyes 153
Epo Lyauckema 138
Epo van Martena 177
Fed, w.v. Hendrick 71
Fed, w.v. Wierd Metzies (Fedde Wyrs) 170 187
Feddo Popkema, heer 101
481
Feddricus Hummama 17
Foekel salige Agga Jongama dochter 86
Fokel Gerlefs 110
Foppe, heer 184
Foppo, heer 60
Fosse Aylycama 27
Frauw, e.v. Hero Buirmanye 179
Frederick en Julius van Botnya, gebroeders 197
Fritz van Grunbach 103
Frouck, e.v. Oeds 67
Gabbo Riptema 87
Gattzie Abbe zoen 158
Gerland Hermanna 18
Gerryt van Belcum 41
Gheert, e.v. Anscke Renick zoen 155
Gheryt Midler 59
Ghielt Harkynghe 39
Goedsfrundt en Hylck 102
Goffa, heer 75
Goffe Douwe Abbinghe zoen 82
Goyka Douwes zoenn 83
Grathie Kammynga 37
Gregoris Bertolff van Aken 115
Haebel, v.v. Taecke Glins 163
Harmannus Hopper 33
Haya Kammingha 50
Henrick Nanne soen en Katryn Epes 84 (zie ook 106)
Henrick Nanninck zoen 106 (zie ook 84)
Hera Jelbits zoen 66
Hero (Here) van Hottinga, heer 160 166
Hessel Tyercks zoen 178
Hessel Boytiema 211
Hessell Abinga 151
Hessell Martena 92
Hille en Arnt van Suerhusum 20
Hylck en Goedsfrundt 102
Idtsck Sythie Haerinxema dochter etc. 169
Idze Jathye soen 68
Jacob Frercx zoen en Tyets Doytze dochter 173
Jan Meynert zoen 88
Janke Sappes 56
Janken, w.v. Douwa Feddes 91
Jarich Epa Hotnya 34
Jarych Haryngs zoen, heer 96
Jayts, w.v. Jacop 139
Jelle, e.v. Reync 21
Jelle Syricks zoen Harinxma 159
Jelmar, heer 79
Jeppa Jeppama 43
Jets, w.v. Tzumma 161
Jeye Sickingha, e.v. Haring Sythiema 209
Joest (Jose), juffer 89 108
482
Johannes Sextinus, meester 95
Jorert Andringha 35
Jouka Tirdema, e.v. Gabba Jerla 51
Julius en Frederick van Botnya, gebroeders 197
Katerina, w.v. Peter Korwer 32
Katerina Siarsma 5
Katherina Mockumma 94
Kathryn Harinxma 62
Katryn Epes en Henrick Nanne soen 84 (zie ook 106)
Kempo van Martena, doctor 144
Laes van Jonghama 165
Liewo Pieters zoen 172 (zie ook 150)
Luts van Ockema, juffrouw 191
Lutthye (Lutthie, Lutzia) Harincxma (Haricxma, Haryxma) 116-119
Lutyen Gerbrandts dochter 141
Lutze Abbama 16
Lyeuwe Peters zoon en Saepke Rinthie dochter 150 (zie ook 172)
Lysck Doekema 48
Lyuck, w.v. Taede Hopper 142
Mammo Mammingha 4
Mathias Dirck zoen, heer 73
Menno Jarla 54
Menno Ponnama 8
Meynt Aeltgema 64
Moy (Moey) Sipkis 143 196
Nanne Reyns (Reyn) zoen 204 205
Obbe Dircx zoen 208
Peer Epo zoen a Bosum 145 148 154
Peter Kammegha 11
Peter Kamyngha 98
Pieter (Peter) Johan (Jan) zoen 134 136
Reintzen Douwe dochter, e.v. Pier Sytzema 199
Rema Hermana en Wytthie Camstra 198
Remck en Albert Wilcke zoen 113
Remtz en Wytthie van Cammingha 129 (zie ook 189)
Renck, e.v. Reinner 109
Reynsk Camstra, w.v. Hette van Dekema 186
Ricke toe Dorp 69
Rippert Reyner zoen 212
Ritsche Jelmera 13
Ritske Jaersma, heer 149
Ritsko (Ritske, Ritzske) Boelama (Bolema, Bolama) 130-132 182 190
Roeliff van Bunau, jonker 176
Roetger Mertyns 120
Romko Aynge 23
Ryns Pieter zoen 135
Rynts Minnema 189 (zie ook 129)
Saepke Rinthie dochter en Lyeuwe Peters zoon 150 (zie ook 172)
Salvius Foppinga 180
Sasker Heeryngha 80
Schelta (Schelte) Andla Latzema (Latzma) 193 206 207
Schelta Lyauckama 40
483
Schelte Lyawkeme 65
Sibbel, w.v. Simon 152
Sibbel Sibbetzme (Sybet) weduwe 61 72
Sicka Allart zoen 36
Siouck van Martena 194
Site Kammingha 14
Syborch, e.v. Heyno Vloghelingh 2
Sybrandt van Roorda 210
Syds Tziarda 157
Syercktzien Donie 183
Symon Hoeyte zoen en Barber Tymens dochter 192
Sytse Harincxma 175
Take van Herama 188
Teeta Jellama 26
Teth Jongema, juffer 202
Tette, e.v. Heere 107
Thiemk Holdinga 29
Thrin Arents dochter en Dirck Adems zoen 201
Tiaerdt van Burmanya, heer 164
Tiedt, w.v. Simon Henrycks 156
Tiets, w.v. Sasker Heringe 104
Titardus carpentator 12
Tjepck Tjepcke dochter 203
Tryn Alberts 200
Tyaerdt van Herama 147
Tyebke Fokelen zoen 31
Tyemck Wibren Boulsme dochter 45
Tyethye Sickes van Nyenhuys 74
Tyets Doytze dochter en Jacob Frercx zoen 173
Tzalling, heer 63
Wabbo, heer 140
Waell Buttima 76
Wattia Harinxma 28
Wiba Thierxma 19
Wiggle Campstra 58
Wipcke Tyercksma 55
Wlck Wyghersma 25
Wlcke Myrcks zoen 100
Wpka Doyema 10
Wythie van Camminga 171
Wytss heer Godschalcks Jungummae dochter 167
Wytthie van Cammingha en Remtz 129 (zie ook 189)
Wytthie Camstra en Rema Hermana 198
Wytz Aebyngha (Aebbinge) 162 185
Yde en Broer Tyarkes zoen 22
Yde Bocka dochter Harinxma 44
Yde Heringhe 30
Yeck Thomas 97
Yettie, w.v. [Jan] Ripperts 78
Ytyens, e.v. Hans Eennes 99
Zettie Lickle zoen 181
484
5. Familierelaties van de testateurs
Nr
Naam
Broers
Zuster
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
1 (1373 augustus 5)
Conradus de Nendorpe
Johannes vamme Lo, Henricus
Grete
Ziburghe
tantes van moederszijde: Metteke en Alleke; oom: Johannes de Bremen
Hamburg
Zie ook het testament van zijn vrouw Ziburghe (nr 2).
Nr
Naam
Broer
Zusters
Partner
Woonplaats
Commentaar
2 (1376 januari 23)
Syborch
Remmeke (x N.N.)
Hillegunde, Elteke; halfzusters: Eweke, Hylleke
Heyno Vloghelingh
Hamburg (kennelijk afkomstig uit Leeuwarden)
1. Eerder gehuwd met Conradus de Nendorpe (zie nr 1).
2. Vermoedelijk was Syborchs broer Remmeke dezelfde als Remmeke
Simons sone in Leeuwarden, genoemd in nr 1. Wellicht heette haar
vader dus Simon.
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
Commentaar
3 (1401 juli 27 of 28)
Clothus Bentha
Anseke
Rauwerd
1. Erfgenamen: Sicco Ydszarda, Tzalenghus Fethza en zijn broer
Poptatus, parochianen in Poppingawier, Rauwerd en Terzool. Anseke
krijgt Fetza, met last van jaargetijden voor Taetke en Graetke (misschien
hun kinderen?). Poptatus krijgt Bentha, met last van jaargetijden voor
Clothus zelf, Odulfus en Dode Tzialengi, waarschijnlijk verwanten.
2. Suggesties voor andere lezingen en interpretatie van namen bij
Oldenhof, Parochy Easterwierrum, 48-49.
Nr
Naam
Broers
Zuster
Kinderen
Ov. familie
4 (1407 november 25)
Mammo Mammingha
Dyo (+?; dochter: Anka); onwettige broers: Ado, Feddeco
Ludka
geen
cognati: heer Jarichus de Horslant (pastoor Nijehove), Focko de Ullauird
(parochiaan Nijehove), Hoecko Mennema
Leeuwarden, parochie Nijehove
Jarichus de Horslant was 1383 deken van Franeker (OFO II, nr 1).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
5 (1409 maart 21)
Katerina Siarsma
cognati: Jadde, Liubbeke (beide in klooster Bethlehem)
Birdaard
Erfgenamen, waarschijnlijk ook verwanten: Campo (zoon van Wiardus
en Ludde in Lioessens), Sio Clatirsma, Wbko, Wieke in Lekkum, Beike,
Eteke, Galteke, Wieko, Atte.
485
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
6 (1423 mei 27)
Ducko Onnama
Beyka
zoon: Dodo (+?; zoon en dochter)
Damwoude
Erfgenamen, waarschijnlijk ook verwanten: de gezusters Betteka en
Wapeka Ewyngha. Verder is sprake van Tako Jeuwingha en zijn zoon
Juweco, scolaris.
Nr
Naam
Partners
Woonplaats
Commentaar
7 (1424 augustus 12)
Benedictus Doyngha
Getteka (+), Etheke
Burgwerd
Benedictus kwam uit Oosterend (UvB, f. 47ar), maar het testament is
opgemaakt in Ockinga-huis in Burgwerd. Mogelijk was Etheke een
Ockinga. In 1478 is sprake van Donia-goed bij de kerk in Burgwerd, dat
inmiddels Nieuw-Ockinga heet (OFO I, nr 285). Verder komt de naam
Etheke later bij de Ockinga’s voor
Nr
Voornaam
Partner
Ov. familie
Woonplaats
8 (1436 oktober 9)
Menno Ponnama
Atta
grootvader: Baldingus Syerdessma
omgeving Gerkesklooster
Nr
Naam
Partner
Kinderen
9 (1438 februari 28)
Andlef Abbengha
Hylka
zoons: Sywert (x Beyka), Tzaling (abt Mariëngaarde), Adzert (in
Mariëngaarde)
Blija
1. Over Tzaling, 22ste abt van Mariëngaarde (1427-1462): Wumkes,
Sibrandus Leo’s abtenlevens, 24-27. Zijn zegel: RAF, Archief Klooster
Gerkesklooster, inv. nr 88 (1443).
2. Er kunnen goederen vervallen aan een zekere Beyka Abbengha. Zij
is niet eenduidig te identificeren. De vrouw van Sywert was Beyka Bolta
genaamd (UvB, f. 31r). Ook Andlefs moeder heette mogelijk Beyka: hij
vermaakt Tzaling Beyke syn moders solveren knap. Deze passage kan
echter ook nog anders worden begrepen, namelijk zo dat Beyke de
moeder van Tzaling was, dus wellicht een eerdere vrouw van Andlef.
Zie ook Beelaerts van Blokland, ’Nogmaals Aebinga van Humalda’,
kolom 6.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
Commentaar
486
10 (1439 oktober 9)
Wpka Doyema
Focke
Marssum
Erfgenamen: kinderen van Swob Aylva, waarschijnlijk dezelfde als N.
Juwsma, getrouwd met Tjaard Aylva (UvB, f. 32r). Hun dochter Yde liet
Doyema goed te Marssum na (nr 30), en hun zoon Douwe noemde een
dochter Swob.
Nr
Naam
Partner(s)
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
11 (1440 mei 8)
Peter Kammengha
Sicke
zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke
Leeuwarden
1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14),
weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r).
2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon
van Peters zuster Wick) en Ubele.
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
12 (1442 november 17)
Titardus carpentator
Jeselick (zoon: Hermannus)
Jeselicka
zoon: Wibodus; dochters: Catrina (+?; dochter: Syka), Tjalla, Rimika
(+?; zoon: Amelius; dochters: Anka, Katrina), Frouckia
avunculus: dominus Dodo; soceri: Wibodus, Elgerus
Almenum
Erfgenamen: Wibodus, Tjalla, Frouckia. Catrina en Rimika zijn dus
waarschijnlijk al overleden.
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
13 (1450 januari 17)
Ritsche Jelmera
dochters: Jouke, Jeltgie, Wytgie, Aensche, Hilleka (enige die nog niet is
uitgeboedeld)
Ameland
1. Geboren 1383, overleden 1450; trouwde eerst Tiemck N., later Ayl N.
(UvB, f. 35v).
2. Erfgenamen: Remmeka, Kempa, Haye, Ayle en Elke, kinderen van
vooroverleden zoon Sasker (UvB, f. 35v). Er was nog een (onechte?)
zoon. Zie OFO II, nr 214 (1439): huwelijkse voorwaarden van Hannyka
Ritzeka soen van Ameland en Thied Doekka dochter Hemmemma.
3. Over de afhandeling van de nalatenschappen van Ritsche en Sasker:
OFO II, nr 216 (1450); IV, nr 14 (1452); III, nr 6 (1466); IV, nrs 40
(1473) en 42 (1474); I, nr 252 (1474); ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.9 (1450).
Nr
Naam
Moeder
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
14 (1451 april 18)
Site Kammingha
Frouke
Peter (+)
zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke
Leeuwarden
1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter
Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r).
2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
15 (1452 oktober 4)
Bawck
Hessel
(+?; er worden missen besteld voor de zielen van Bawck zelf, haar
kinderen en haar vader en moeder)
487
Woonplaats
Commentaar
waarschijnlijk Nijland
Erfgenamen: Ebela (x Ynne Bockes of Bocka Ynnes?) voor de ene helft,
voor de andere helft Bawcks zusterlingen en de kinderen van Douwe
Hiddema. Tot die kinderen horen mogelijk Epa Hiddama en Hidde
(dochter: Jetcke x Hyn). Omdat de zusterlingen en de kinderen van
Douwe Hiddema in één adem worden genoemd, is het aannemelijk dat
Douwe een broer van Bawck was, dus dat zij behoorde tot de Nijlandse
familie Hiddema. Douwe, getrouwd met Tyet Hoytema, noemde een
dochter Bauck (UvB, f. 62r). Ook de andere goederen waarover Bawck
beschikt, Wybenga en Gerlinga, lagen in Nijland (RvdA II, 343-344). Bij
de uitvoering van het testament is een rol weggelegd voor Lolle Ockinga
(x Hisse), mogelijk een verwant.
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
Commentaar
16 (1455 oktober 9)
Lutze Abbama (+)
Campe Abbama (+)
Huizum
Lutze en Campe zijn vermoedelijk de ouders van Hessel, met wie de
genealogie van de familie Abbema in Huizum begint (UvB, f. 32v).
Nr
Naam
Zuster
Partners
Kinderen
17 (1455 november 26)
Feddricus Hummama
bastaardzuster: Truyd (x Abba, heeft kinderen)
NN (+); Eteka (moeder: Eteka)
zoons bij Eteka; erfgenamen: omnes filios suos ac fi[....] (aan te vullen
tot filiam of filias)
Dronrijp
Eteka was een dochter van Tiete Hettinga; haar broer Epo trouwde
Feddricus’ zuster Jel (UvB, f. 48v-49r). Uit dit testament blijkt dat Eteka
een dochter was uit Tietes tweede huwelijk, met Eteka Ockinga, niet uit
zijn eerste met Tryn Bockema.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
488
18 (1456 januari 17)
Gerland Hermanna
grootvader: Tako Campstra
Minnertsga
1. Dochter van Lolle Ockinga en Bauck N., trouwde Wibrand Hermana
(UvB, f. 56r). Uit de naam van de grootvader blijkt dat haar moeder een
Camstra was. Volgens Schotanus, Tablinum, 118 (1413 september 1)
had Tako behalve twee echte zoons ook twe Petre, dat syne naturlike
kinderen synt.
2. Erfgenamen gelijkelijk: Tytardus (x Anka; dochter: Katharina) en
Eppo (x Ebela; zoon: Dodo), kinderen van Teda (+); Taco en Jella (x
Laurentius; dochter: Katharina). Teda was volgens het niet overgeleverde testament van Bauck uit 1420 de dochter van Gerland en
Wibrand (UvB, f. 56r). Gerland stelt executeurs aan voor het maken van
een scheiding tussen Taco en Jella, haar opgedragen in het testament van
de overleden Hobbo. In de gangbare Hermana-genealogieën zijn Taco
en Jella beschouwd als kinderen van Gerland en Wibrand (UvB, f. 47av;
SFA I, 199), maar omdat Gerland haar in dit testament gelijkstelt met
haar kleinkinderen, is het aannemelijker dat een generatie moet worden
tussengevoegd. Dit wordt bevestigd door EHD, 1427: Wibrand (+ 1427),
zoon van Hobbe Gerbranda en Katarina Wiarda, trouwde Sytz, enige
dochter van Tzierck Hermana; kinderen: Douwe (x Bauck, enig kind van
Pybe Tzymmingha te Oosterbierum), Hobbe (van hem stammen de
Hermana’s af), Katarina (x Pybo Sickema te Herbaium; van hen
stammen Sickema’s en Rinia’s af, vgl. nr 48). Volgens deze bron was
Wibrand dus een Gerbranda, die zich Hermana noemde naar zijn eerste
vrouw, en was Hobbo zijn zoon uit zijn eerste huwelijk.
3. Beelaerts van Blokland, ’Van Aylva’, kolom 31-32, suggereert op
grond van hun voornamen dat Tytardus en Eppo Aylva’s zijn. Aan zijn
betoog kan worden toegevoegd dat het opvallend is dat Epo Tiaerds zoen
Aylva getrouwd was met een Ebel, en o.a. een zoon Douwe had (UvB,
f. 32r).
4. Verdere familie, niet als zodanig aangeduid: Lollo Ockinga (x His;
dochter: Katharina), zoon van Gerlands broer Epe (UvB, f. 56r); Upko in
Hitzum (x Tetta), kleinzoon van Gerlands zuster Geel (PKAF 4, 19-21).
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
19 (1456 juni 5)
Wiba Thierxma
Thierck?
Bauke
dochter: Ulke
Broek
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
20 (1459 januari 12)
Arnt van Suerhusum en zijn vrouw Hille
Stiens of Leeuwarden
1. Arnt leefde nog 1476 januari 5 (OFO I, nr 265). Hij overleed vóór
1478 augustus 1, toen Hille fan Zwolle, saelighe Aernts fan Swrhusin
naelaeten hwsfrouwe het Sint Jacobsgasthuis te Leeuwarden stichtte
(OSA, nr 54). Uit dit laatste stuk blijkt dat Hille een broer Henrick had.
2. Verder genoemd: Herman van Suerhusen en Metta Leferts dochter. In
OSA, nr 54 worden Arnts neven Loedwich en Harmen van Surhusin
genoemd.
Nr
Naam
Broer
Partner
Woonplaats
21 (1459 januari 14)
Jelle
N.N. (erfgenaam)
Reynck
Wolsum
Nr
Naam
Vader
Kinderen
22 (1465 april 21)
Broer en zijn vrouw Yde
van Broer: Tyark
zoon Alle (geprofest in Anjum) en uitgeboedelde kinderen
Tnr
Naam
Broer
Zuster
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
23 (1465 mei 30)
Romko Aynge
N.N. (zoons: Fecko, Gayko)
Bauke (geprofest tertiaris; in Fiswerd?)
natuurlijke zoon: Feddo
nicht: Tyamka (had huwelijkscontract met Haringus Woldens zaliger)
wordt provenier in zusterklooster Fiswerd
489
Commentaar
Zie ook UvB, f. 51v: Tiemck Aynge, dochter van Halbet Aynge en Moed,
trouwde Liwe Juckema (1472). Mogelijk was zij dezelfde als Romko’s
nicht Tyamka, en was Halbet dus de niet met name genoemde broer.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
24 (1466 mei 6)
Doitia Albada
Saep (in de marge: ’van Douma geslachte’)
zoons: Rienck en Lieuwe; dochters: Syt en Hylck
begrafenis in Sneek; land in Wieuwerd, Rauwerd en Abbingawier
Zoon van Riurd Albada en Magdalena Sjaarda, woonachtig in Sloten
(UvB, f. 33r). Saep is niet thuis te brengen in de genealogie Douma.
Nr
Naam
Kinderen
Woonplaats
25 (1471 november 13)
Wlck Wyghersma
zoon: Rippert; dochters: Hilck, Thet (+; zoon: Jetke)
Almenum
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
26 (1472 maart 12)
Teeta Jellama
Alle
Haskerconvent (provenier)
Nr
Naam
Woonplaats
27 (1472 augustus 28)
Fosse Aylycama
Achtkarspelen (genoemd: Buitenpost, Lutkepost, Gerkesklooster,
Vrouwenklooster)
Relatie onduidelijk tot: Meynd Aylycama (= Meynt Aeltgema van nr
64?), Bror Aylycama, Yette Bynnama, Ment Ballama, Yelte, Yma,
Onne, Remmie, Galtye, Wyger, Leeke.
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Partner
Kinderen
Woonplaats
490
28 (1472 november 11)
Wattia Harinxma
Bocka
Sacka
dochters: Sytg (non), Hilka, Wybrich; zoons: Pieter, Renick; dochter bij
Ebel: Kathryn
Sneek/Sloten
1. Zoon van Bocke Harinxma en Gaets Dekema; trouwde Saeck
Camminga (UvB, f. 47r). Een huwelijk van Wattia en Ebel is niet
bekend, dus misschien was Kathryn een buitenechtelijk kind.
2. In het notariële onderschrift is sprake van ’predictam dominam
Wyttiam’. In het testament wordt echter geen Wyttia genoemd. Mogelijk
wordt bedoeld Wyts Juwsma, vrouw van Wattia’s broer Juw (UvB, f.
47r).
3. Literatuur: Kater, ’Testament’.
29 (1472 december 31)
Thiemk Holdinga
N.N. (zoon: Thiard)
Tiepka
zoon: Botta (bastaarddochter: Renke); dochter: Dode (x Taka; dochter)
Aalsum (bij Dokkum)
Commentaar
Thiemk Meckema noemde zich naar haar man Gabbe Holdinga (UvB,
f. 49v en 55r). Kennelijk is zij na de dood van Gabbe hertrouwd met de
verder niet bekende Tiepka.
Nr
Naam
Broer
Kinderen
30 (1473 april 23)
Yde Heringhe
Douwe Syaerda (zoon: Sicke)
zoons: Haya en Eelck (+?; is geen erfgenaam); dochter: N.N. (zoon:
Sasker)
’fadir’ (schoonvader?): Aesghe
Rauwerd
1. Dochter van Tiaerd Aylva en N. Juwsma (erfgename van Wpka
Doyema; zie nr 10); trouwde eerst Eelck Heringa (bij wie Eelck), daarna
Sasker Jelmera (bij wie Haya en Eelck). Zie UvB, f. 31v en 35v-36r, en
Beelaerts van Blokland, ’Van Aylva’, kolom 16-17.
2. Ydes broer Douwe Aylva noemde zich naar zijn vrouw Eedwer
Sjaarda (zie nr 77). Zie ook de testamenten van Ydes zoon Haya (nr 50)
en haar schoonzoon Wiggle Camstra (nr 58).
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader/moeder
Partner
Woonplaats
31 (1473 juni 11)
Tyebke
Fokel
Fedde (+)
genoemd: Haskerconvent, Langweer, Oldeboorn, Akkrum
Nr
Naam
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
32 (1473 september 24)
Katerina
Peter Korwer (+)
voogd: Ghisbert Ghisberts zon
afkomstig uit Sneek (daar haar persona), gaat in convent Aalsum
Over de afhandeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster
Aalsum, inv. nr 57 (1473 december 10): Agga Ubba zoen en Lisabet
Jacobs dochter doen afstand van hun aanspraken.
Nr
Naam
Broer
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
33 (1475 maart 11)
Harmannus Hopper
Ghelmer
Lamme Huynge (+)
zoon: Harmen; natuurlijke zoon: Harmen
Groningen
De familie Hopper was afkomstig uit Staveren. Zie ook het testament
van Lyuck, weduwe van Taede Hopper, zoon van Harmannus’ broer
Tymen (nr 142; zie SFA I, 220).
Nr
Naam
Vader
Broers
Zuster
Partner
Kinderen
Woonplaats
34 (1475 mei 25)
Jarich Hotnya
Epa
Jacob, Anna, Wyba
Hyla
Swob
dochter: Doed; zoons: Ju, Epa, Hera
Nijland
491
Ov. familie
Commentaar
Nr
Naam
Broers
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Broer
Zusters
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Moeder
492
voogden over kinderen: Douwa Zyaerda, Tyaerd Juuinga, Sicka
Zyaerda, Eedwer Zyarda en Swob
1. Zoon van Foekel Hottinga en Epe a Kee; trouwde Swob Sjaarda (UvB,
f. 50v).
2. Zie ook de testamenten van Swobs moeder Eedwer Sjaarda (nr 77),
hun dochter Katryn (nrs 114, 123, 146) en hun schoonzoon Hessel
Martena (x Both; nr 92).
35 (1476 mei 15)
Jorert Andringha
Tyard
Garbrich
mette: Idska; megen, sibben die erven: Tyard, Feyke (in A2 neef
genoemd), Sigher, Douwe, Atte; overige megen: heer Hoitie en zijn twee
zusters in Monnikebaijum
Akkrum
1. Zoon van Hotteka (zegel nr 68). Zie verder: Andringa, 11-14.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO I, nrs 269 (1476 mei
30) en 270 (1476 juli 21); GA Nijefurd te Workum, Archief Klooster
Mariënacker Workum, inv. nr 35 (1476 november 14).
36 (1476 september 16)
Sicka
Allart
N.N. (+)
Petryke
vrijster: Hisse Ofka Dotinga dochter
nichten: Petrike Claes dochter, Aeyle; meegh: Hauck; moei: Eedwer
Zyaerda, Doede; onduidelijke relatie tot Wlbed Haya zoen, Reynu
Wlbeds dochter, Sasse Wlbets
Dronrijp of Franeker
1. Sicka’s vader Allart moet een broer zijn geweest van Eedwer en Sicke
Sjaarda. Hun grootouders waren volgens de gangbare genealogieën
(UvB, f. 60r; SFA I, 361) Goffe Sickes Sjaarda en Eedwer Gerbranda.
Goffe was echter de naam van de tweede man van Eedwer, Goffe
Tamminga, die zich Sjaarda ging noemen (bij voorbeeld Rechtsomgang
Franekeradeel, p. 35). Haar eerste man was Allart Sjaarda (Sibrandus
Leo’s abtenlevens, 57-58: Sicko Syarda, Allardi filius en: Eduardam,
Sickonis matrem. Naar hem zal Sicka’s vader Allart zijn genoemd,
evenals de in dit testament genoemde Allart Foppa zoen (een zoon of
kleinzoon van Foppa, zoon van Eedwer Gerbranda en Goffe Tamminga).
2. De naam van Sicka’s moeder blijkt uit het kalendarium van Dronrijp
(Schotanus, Tablinum, 21): 1476 september 18 overleed Sicco Alardi
Oedsinga, die het testament van zijn moeder Engele Oedsinga (+ juni 7)
bevestigde. Sicco en zijn broer Epo overleden zonder kinderen.
3. Sicka laat Oedsinga stins na aan Eedwer Sjaarda. In 1479 geven haar
man Douwe en hun zoon Sicke deze als huwelijksmedegave aan haar
kleindochter Katryn Hottinga (OFO IV, nr 52).
37 (1476 december 10)
Grathie Kammynga
Doede (x Haya)
Broers
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Peer, Liuwa
Waltya
nouwa: Hidda; tantes: Tyemck (x Menna) en Sack (+; x Waltya;
kinderen); twee nichten in Nijeklooster; twee nichten in Bethlehem.
Leeuwarden
1. Dochter van Sicke Camminga en Doed Dokema (zie nr 57), die
hertrouwde met Haye Heringa (zie nr 50); Grathie trouwde Peter Abbes
Onsta, Epo Jankes Douma en Watze Abbes (UvB, f. 35v-36r).
2. De tantes Sack en Tyemck waren zusters van haar vader, getrouwd
met resp. Waltya Harinxma (nr 28) en Menna Eminga (UvB, f. 35v-36r).
Verder genoemd: wijlen Siuck. Haar vader had een broer Siuck, en ook
haar grootvader van moederskant heette zo (zie nr 57). Waarschijnlijk
is die bedoeld, en was de getuige Jw Sioeka zen haar oom.
Nr
Naam
Vader
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
38 (1478 augustus 13)
Altger Houkama
Douwe
Yda
nift: Anske; miegh: Epe (erfgenamen)
Bolsward
Is de patroon in Schillaard geld schuldig samen met Jan, mogelijk een
broer (waren Anske en Epe zijn kinderen?). Altger overleed vóór 1484
maart 24 (GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nr 539).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
39 (1479 februari 3)
Ghielt Harkynghe
Yde
dochter: Baucke
ooms dochter: Yeske
Oosterwierum
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
40 (1479 april 13)
Schelta Lyauckama
Tyetie
dochter: Ebel; zoons: Schelte, Sicke, Epe, Wibe
moer: Doed Hibbema
Sexbierum
1. Zoon van Schelte Liauckema en Ebel Hibbema (SFA I, 246); trouwde
Tyetie van Nyenhuys (zie nr 74).
2. Wibe krijgt het deel van Hibbema goed dat hem is nagelaten door
wijlen Wibe Hibbema, Ebels vader. Doed Hibbema (zuster van Wibe of
Ebel?) heeft Wibe ook haar deel toegezegd.
3. Zie ook de testamenten van Schelta’s zoons Epo (nr 138) en Schelta
(nr 65) en diens vrouw Lutthie Harinxma (nrs 116-119). Volgens het
testament van Epo was Ebel onecht kind.
4. Onduidelijk is de relatie tot Tzaling en Andla, aan wie Schelta zijn
aandeel in de renten en landen in Dirck Smitsme goed nalaat, mits zij
hun moer met rust laten en verder geen aanspraak maken op de
nalatenschap van Doed Hibbema. De naam Andla komt later voor bij de
familie Latsma te Sexbierum, die blijkens de testamenten van Schelta
Andla Latsma (nrs 193, 206, 207) een nauwe maar schimmige relatie
had met de Liauckema’s.
493
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
41 (1480 februari 13)
Gerryt van Belcum
Wyttie
zoon: Pytter; nog vier andere kinderen
’swager’: Symen
Leeuwarden
1. Legaat aan kinderen van overleden Willem, wellicht een zoon.
2. Gerryts dochter Lieuwkie trouwde Jacob Canter (zie Roarda, ’Canter’,
67).
Nr
Naam
Vader
Broers
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
42 (1481 maart 29)
Aeda Jonghama
Keympa
broer: Eeda; halfbroers van vaders kant: Hessel, Aggha, Hetto
Ansck (Nijeklooster)
Hacke
natuurlijke zoon: Johan
matta: Mynno Eeda zoen; nichten: Teete Wiba lya, Wyttia, Lwttie;
zusterling: Lwttye Feykis (zoon: Bocke)
Rauwerd
1. Zoon van Keympa Jongema en Ansck. Kempo hertrouwde Jel
Harinxma. Aeda trouwde Hac Eysinga. (UvB, f. 52r).
2. De zusterling moet Luts Feykis Oenema zijn, vrouw van Feyke
Bockes Harinxma. Zij hadden inderdaad een zoon Bocke. Aeda legateert
een en ander aan Feyke Oenema, vader van Luts (of haar man, in dat
geval door Aeda genoemd naar haar familie). De precieze betekenis van
’zusterling’ is in dit geval onduidelijk. Luts had een zuster Ansck,
mogelijk de moeder van Aeda. Weliswaar was Ansck volgens UvB, f.
41v een kloosterlinge, maar dat lijkt op een vergissing te berusten.
Verder was Luts een zuster van Jel Harinxma, de tweede vrouw van
Aeda’s vader Keympa.
3. Aeda’s halfbroers krijgen Geynsera gued in Wommels. Zie verder de
aantekeningen bij de testamenten van Foekel en Laes Jongema (nrs 86
en 165).
4. Zie ook de testamenten van Aeda’s broer Eeda (nr 126) en diens zoon
Aeda (nr 127). Mogelijk is de in dit testament vermelde Mynno Eeda
zoen, Aeda’s matta, later ook Aeda genoemd.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broers
Zusters
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
494
43 (1483 oktober 29)
Jeppa Jeppama
Feye, Oentge, Gerit
Bottie, Ulke; zusterszoon: Saling
Luttge
moeien in Bethlehem; aparte legaten aan zuster Ethie (Bethlehem?),
zuster Saepke (Foswerd)
Westernijkerk
1. Jeppa’s moeder was Frouck Helbada, die na het overlijden van
Jeppa’s vader hertrouwde met Ernst Unema, bij wie Feye, Oentge, Gerit
en Ulke (UvB, f. 63r; Bottie ontbreekt daar). Als vader van zijn zuster
Ansck (x Sids Botnia; zoon: Tjalling, waarschijnlijk de genoemde
zusterszoon) wordt tezelfder plaatse Jeppa senior vermeld, die dus
tevens vader van Jeppa kan zijn. Elders heet Jeppa een zoon van Jackle
Jeppama (+ 1411 september 2), maar gezien diens sterfjaar kan deze ook
zijn grootvader zijn geweest (EHD, 1411). Jeppa trouwde Luts Jelgers
Feitsma (UvB, f. 63r).
2. Inkomende renten worden opgebeurd door dreyerhanda, als Gaucke
Feyckema, Tierck Stennertsma und Wopke kinder. Het is onduidelijk op
wie dit betrekking heeft.
3. Het testament is overgeleverd in een procesdossier betreffende een
twist tussen Sibt Unema (zoon van Feye; UvB, f. 63r) en Salingk Sitze
(zoon van Ansck en Sids Botnia).
Nr
Naam
Vader
Moeder
Broers
Zusters
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Broer
Zuster
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
44 (1483 december 20)
Yde Harinxma
Bocka (+)
Gautke (+)
Watkie (+; zoons: Peter, Renyk; dochters: Hylke, Kathrine, Sythe (non)),
Feykie (+; zoon: Bocke; dochter: Katherine), Juu (+; dochter: Lwtke);
bastaardbroer: Johannes
Hysse (non), Jelle (+; zoons: Hessel, Agghe, Hette; dochter: Anske
(non)); bastaardzuster: Lysbeth
Sneek
Dochter van Bocka Harinxma en Gautke Dekema, ongehuwd (UvB, f.
47r).
45 (1484 juni 29)
Tyemck
Wibren Boulsme (+)
Bauke
N.N. (zoon: Wibren, erfgenaam)
Gerbith
oom: Yfka; nichten in klooster Bethlehem: Meensche, Remet, Ayl;
familie van Gerbith: zuster in klooster Weerd, zusters dochters (ook in
Weerd?)
Leeuwarden
1. Wibren Boulsma was gehuwd met Imck Hemmema, die in 1475
kinderloos zou zijn overleden (UvB, f. 47av). Tyemck trouwde Gerbith
Mennama (OFO I, nr 455; 1502 januari 21), die overleed vóór 1505
maart 29 (OFO I, nr 499: Aedzert Lyuwa zoen Mennama en zijn broers
Tzalingh en Gerbeth noemen wijlen Gherbet Mennama hun oom).
2. De neef Wibren heeft waarschijnlijk de naam van zijn grootvader
aangenomen, en maakte in 1514, 1516 en 1519 deel uit van het
Leeuwarder stadsbestuur (Schuur, ’Peilingen’, 56).
Commentaar
46 (1484 juli 31)
Baucke
grootvader: scipper Ona.
(opgemaakt in klooster Workum, waaraan zij ook de helft van haar
goederen schenkt)
In dorso: ’Bauke Sierkes brief’ en (doorgehaald): ’Bauke Wabbes brief’.
Nr
Naam
Broers
47 (1484 september 23)
magister Bocko
Remcko, Gerbodus (waarschijnlijk +; zoons)
Nr
Naam
Ov. familie
Woonplaats
495
Zuster
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Syoucka
nicht: Roncko, dochter van Gerardus en Volke; neef: Bucho
Warga
Zoon van Ferricus Folcarts Aytta en Sydtz Bocho dochter de
Hemrichem; prebendaris in Wirdum (Genealogia Ayttana, 257; SFA I,
15).
Nr
Naam
Vader
Moeder
Zuster
Partner
Kinderen
48 (1484 december 4)
Lysck Doekema
Pyba
Kathryn
Syttye
Docka (+)
zoons: heer Wke, Haya, Hobba, Harynk (jongste zoon), Pyba (+;
kinderen), Douwa (+; kinderen); dochters: Ymck (jongste dochter),
Bauck, Teedt, Hys, Syttya (non?)
Blessum
Dochter van Pyba Sickema en Kathryn (UvB, f. 57r). Kathryn was een
dochter van Wibrand Gerbranda en Sytz Hermana (EHD, 1427; vgl. nr
18). Lysck trouwde Doeke Rinia (+ 1478 februari 2; zie GFL IV, 36-37:
Blessum, G45).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Zusters
Partner
Woonplaats
Commentaar
49 (1485 juli 13)
Doed (+)
Tyaerd
twee
Hantya Heringha
Ballum op Ameland
Hantya was een bastaardzoon van Haya Camminga (zie nr 50).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
50 (1486 maart 9)
Haya Kammingha (+)
Doed Kammingha
zoon: Peter; dochter: Syoeck; natuurlijke zoon: Hanthia
Leeuwarden (aulderman)
1. Zoon van Sasker Jelmera en Yde Aylva (nr 30), weduwe van Eelck
Heringa; trouwde Doed Dokema (nr 57), weduwe van Sicke Camminga
(UvB, f. 35v).
2. Zie ook het testament van Doed, de vrouw van Hanthia (nr 49).
Nr
Naam
Broer
Zuster
Partners
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
51 (1474-1488)
Jouka Tirdema
N.N. (dochter Doed in Bethlehem)
N.N. (dochter in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum)
Wrp (+; begraven in Rinsumageest), Gabba Jerla
dochters: Kynsche, Auka
van Gabba: Doda Jarla (twee dochters in Sion; zuster: Auke)
Wetsens
1. Dochter van Sitse Martena en Jel Harinxma (UvB, f. 54r), trouwde
Worp Tjaarda (vandaar de dorsale aantekening: Jouck Tyaerda), later
Gabba Jarla. Zij zou ook getrouwd zijn geweest met Ede Hessels
Jongema (UvB, f. 52r; vgl. SFA I, 99 en 268). Dit is echter onwaar-
496
schijnlijk, omdat hij haar halfbroer was van moeders kant. Of was Jouck
misschien een dochter van Sitse Martena uit zijn eerste huwelijk met
Hilck Camstra?
2. Zie ook het testament van Gabba’s broer Menno (nr 54).
3. Onduidelijk is de relatie tot de dochter van Kempa (in klooster
Bethlehem). Mogelijk Ansck, dochter van Kempa Jongema (UvB, f. 52r).
Nr
Naam
Partner(s)
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
52 (1491 maart 25)
Ansck Himstera
Sippe (+)
zoons: Feye, Reenck, Syds; dochters (waarschijnlijk +; kinderen)
Morra
Volgens UvB mogelijk een dochter van Feio of Poppo Heemstra.
Trouwde Sippe Sids zoen Tjaarda, die zich Heemstra ging noemen. Zij
zouden in 1484 samen een testament hebben gemaakt (UvB, f. 61r en
46r).
Nr
Naam
Vader
Broer
Zusters
53 (1493 januari 17)
Allert
Claes
heer Willem (+)
Lysbeth (x Jan), Ghertruut (x Gherrit), Katherina (x Reyner), alle
woonachtig in Sneek; één van hen heeft zoon Jacob schoenmaker
Wendelmoet
meech: heer Johannes (Oegeklooster?)
Leeuwarden
Over de testateur (+ uiterlijk 1505): Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nr
87. Over het legaat aan de armen verder: OFO I, nr 540 (1508).
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Zusters
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
54 (1494 juli 18)
Menno Jarla
Gabba (+; zoon: Suiwart; dochter: Lyns)
twee (Sion)
dochters: Riska (Sion), Rixt, Gabke; zoons: Botto, Emko; ’spoelkint’ bij
huisvrouw Griet: Sibet
nicht: Heelka (Sion)
Wetsens
1. Voogden over de kinderen: Sibet Scheltama, Pibo Ropte, Tjaerd
Narle.
2. Zie ook het testament van Jouka, vrouw van Menno’s broer Gabba (nr
51).
55 (1496 januari 8)
Wipcke Tyercksma
dochters: Janke, Eedwert, Hiss (+; zoon: Tyerck)
Franeker, afkomstig uit Bolsward
1. Getrouwd met Tyerck her Johannes zoen (OFO IV, nr 27: Peer her
Johannes zoen noemt de kinderen van Wypke Tyarkis wedue myns
boeders kynderen). Tyerck wordt voor het laatst vermeld 1455 januari
29 (OFO IV, nr 19). Hij overleed vóór 1462 april 4, als sprake is van
Wypke Tyerkis weduwe (OFO IV, nr 25). Zie voor verdere familieleden: Bunskoeke, Inventaris, IX.
497
2. Verder genoemd: Douwa en Hera, echtgenoten van Janke en Eedwert
(nrs 91 en 66). Onduidelijk is de relatie tot Foppa Broers zoon en zijn
dochter Hisse. Wipcke meldt dat zij hem geld leende toen zij die comenscap overgaf. Mogelijk was hij haar tweede man. Foppa is getuige bij het
testament van Wipckes schoonzoon Hera (nr 66).
Nr
Naam
Vader
Zuster
Partner
Woonplaats
Commentaar
56 (1496 januari 28)
Janke
Sappe
N.N. (Walle?)
Tathie
omgeving Haskerconvent
Getuigen: ’Ate Lyepes zoen in Haskerdyken, Ebeke, Wybe, Symer ende
Janke suster, Walle, ende meer goede mannen’. De formulering is nogal
cryptisch, maar mogelijk is de naam van de zuster Walle.
Nr
Naam
Partners
Kinderen
57 (1499 maart 22)
Dode Kamingha
Sicka (+), Haye (+)
dochter: Syouck (zoons: Watthia, Wythia); zoon: Pieter (dochter:
Graetthie; zoons: Sicke en Wythia)
’myegh’ in Gerkesklooster; nichten in Sion
Leeuwarden
1. Dochter van Siuck Dokema en Siouck Juwsma; trouwde eerst Sicke
Camminga, daarna Haye Jelmera alias Heringa, die zich Camminga ging
noemen (zie nr 50); uit het eerste huwelijk een dochter Grathie (zie nr
37), uit het tweede Pieter (zie nr 98) en Syouck (UvB, f. 35v; vgl. f. 36r).
2. Over de afhandeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Camminga, inv. nr 37 (1528-1529).
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
58 (1499 april 14)
Wiggle Campstra
Eelck (+); Doed
zoon: Sasker; dochters: Auck, Gauthie
Oosterwierum
Zoon van Rienck Camstra en N.N.; trouwde Eelck Heringa, bij wie
Sasker (zie nr 80, en het testament van zijn tweede vrouw Tyets Jousma,
nr 104), en Doed N., bij wie Auck. Uit dit testament blijkt dat de
volgorde van de beide echtgenotes anders is dan wordt aangenomen
(UvB, f. 37r, SFA I, 79), en dat er nog een dochter Gauthie is geweest.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
59 (1499 mei 2)
Gheryt Midler
Ethye (+)
zoon: Jan (Klaarkamp?); dochter: N.N. (+; kinderen)
neef: Halbet (mogelijk neef van getuige Yarych)
Leeuwarden (kerkvoogd Sint Vitus)
Van het derde deel van de nalatenschap dat naar Klaarkamp gaat, krijgt
Jan (de zoon?) vier enkelgulden per jaar boven kost en kleding, en
Deuke een huis. Hun relatie tot Klaarkamp is hier onduidelijk. Zie echter
GPCV II, 550-551: Gheryts zoon Johannes draagt zijn erfdeel over aan
het klooster Klaarkamp, waar hij donaat is (1528).
498
Nr
Naam
Vader
Broer
Ov. familie
Woonplaats
60 (1499 september 14)
heer Foppo
Aepka
Alle (dochter: Yde of Ytie (x Robyn?); kleinkinderen)
zwager: Robyn (man van Ytie?)
klooster Aalsum (biechtvader)
Nr
Naam
Broer
Zuster
Partner
Kinderen
61 (1501 april 3)
Sibbel Sibbetzme
heer Jelle (+)
Tyesck (non)
Sibbeth (+)
zoons: Sibbren, Frans (+); dochters: Teet (+; getrouwd), Kathryn (+;
getrouwd); kleinkinderen: Gryd, Auck, Wolter (waarschijnlijk van de
dochters, want Sibbren moet compensatie krijgen als de kleinkinderen
meer eisen)
moer: Anske; veel kleine legaten aan niet nader aangeduide verwanten
Leeuwarden
1. Dochter van Sybrant Peters Auckema (OFO I, nr 410). Als haar
moeder wordt gewoonlijk genoemd Auck Siercks dochter Donia (SFA
I, 28). Dit gegeven lijkt terug te gaan op Suffridus Petrus (De
scriptoribus, dec. IX, 1). Volgens andere bronnen heette haar moeder
Auck Douwama (RAF, Archief Familie Van Beyma thoe Kingma, inv.
nr 628; OFO I, nr 91).
2. Trouwde Sibit Jacobs zoen, die overleed vóór 1488 november 10
(OFO I, nr 363: Sibbel, zalige Sibit Jacop senss weduwe, kwiteert haar
broer Johan voor de uitvoering van het testament van hun vader).
3. De herhaaldelijk genoemde Peter Johan zoen is een zoon van Sibbels
broer Johan Sybrants. Ook zijn kinderen Peter en Auck worden vermeld,
zonder dat de relatie tot de testatrice wordt geëxpliciteerd (SFA I, 28;
Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nrs 80, 216, 281).
3. Zie ook Sibbels gewijzigde testament (nr 72), en de testamenten van
haar neef Peter (nrs 134, 136), haar nichten Anscke (nr 70) en Teeth (nr
156), en haar kleindochter Auck (nr 137).
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Zuster
Partner(s)
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
62 (1501 oktober 28)
Kathryn Harinxma
Bocka (+)
Yde
N.N. (+); Lou (zuster: Eelk)
drie, ’van beyde bedden’; dochter: Luthye (voogden: Jw Dekama,
Eedwer Zyaerda); voogden van andere kinderen: Low, meyster Hetto,
Jw Dekama, Hessel Martna
moeien: Hisse (Nijeklooster), Anska (Foswerd), Lysbeth (Groendijk);
nicht: Syth (Nijeklooster); moer: Eedwer
Sneek
1. Dochter van Feike Harinxma en Luts Oenema; trouwde eerst Tjaard
Sjaarda, daarna Lou Donia, zoon van Peter Ockinga (UvB, f. 47r).
2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Swobbe Jarichs (zuster van haar eerste
man Tjaard Sjaarda) en Katryn Jw Dekama wyf (dochter van Swob en
Jarich). Zie UvB, f. 60r.
3. Volgens UvB f. 47r had Kathryn alleen een broer Bocka. Dat er drie
499
kinderen waren, blijkt uit de wens van Kathryn dat de voogden voor een
derde deel de uitvoering van haar moeders testament betalen. SFA I, 150
noemt in plaats van Yde een zuster Hylck.
4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO I, nrs 473 (1503) en
492 (1505).
Nr
Naam
Broer
Zuster
Woonplaats
63 (1501 november 26)
heer Tzalling
Tialcke (zoon: Tiaerd; dochter: Bauck)
N.N. (dochter: Rints)
Marssum (prebendaris)
Nr
Naam
Partners
Kinderen
64 (1503 juni 23)
Meynt Aeltgema
Eelke (+; uitgeboedeld door grote Gayke); Sytge
zoons (uit eerste huwelijk): heer Watte (Gerkesklooster), Myaent
(kinderen), Buwe
omgeving Gerkesklooster (Buitenpost?)
1. Vermoedelijk dezelfde als Meynd Aylycama, zoon van Fosse
Aylycama (zie nr 27).
2. Buwe wordt in dit stuk niet expliciet zoon genoemd. Wel wordt
gezegd dat Watte evenveel krijgt als Buwe heeft ontvangen, en wordt
aan Myaent een derde deel van het huis nagelaten. Er zullen dus drie
kinderen zijn geweest. Dit wordt bevestigd door een oorkonde van 1509
(GPCV II, 263: Bouwe Meynt Alckema zoen). Zie verder over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster Gerkesklooster, inv.
nr 50 (1509 en 1524).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
65 (1503 oktober 3)
Schelte Lyawkeme
Epe
zoon: Sicke; dochter: Trynke
Sneek (afkomstig uit Sexbierum)
1. Zoon van Schelte Liauckema (nr 40) en Tyethye van Nyenhuys (nr
74); trouwde Lutthye Harinxma (nrs 116-119), weduwe van Sicke
Sjaarda.
2. Tot voogden over de kinderen worden aangesteld: broer Epe (diens
testament: nr 138), de pastoor van Oosterbierum, Goslick Juwinga en
Hero Ockinga. De laatste twee waren familie van Lutthye. Goslick was
de zoon van haar moeder Wyts Juwsma uit haar tweede huwelijk met
Tjaard Juwinga. Hero Ockinga was een zwager van Tjaard, getrouwd
met diens zuster Rixt.
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
66 (1504 mei [2]3)
Hera
Jelbit
Eedwer
dochter: Hid (in dorso: Hid Nanne weduwe)
Bolsward
1. Zoon van Jelbit Herama (OFO IV, nrs 23 en 24); trouwde Eedwer,
dochter van Wipcke Tyercksma (nr 55).
2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Douwa Fedda zoen (getrouwd met
500
Eedwers zuster Jancke; zie nr 91) en Tiaerd Wyba zoen, die met
prebendaris heer Allert wordt aangesteld tot voogd over Hid.
3. Zie ook het testament en codicil van Hids echtgenoot Nanne Reyn
zoen (nrs 204, 205).
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
67 (1505 januari 10)
Frouck
Lyoets (zoons: Oeds en Sicka)
Oeds
zoon: Sywrd
Huizum
Wil in gebed zijn samen met Aesga (haar vader?).
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
68 (1505 januari 14)
Idze
Jathye
N.N. (waarschijnlijk +)
dochter: Jelle (in klooster Workum?); zonen: Alle (natuurlijke zoon) en
Harmen (waarschijnlijk +; geen erfdeel of legaat)
Oudega in Noordwolde
1. Voogden over Alle: heer Melius, Jaithye Broka syn, Peer Reinthe
soen.
2. Over de woonplaats is verwarring mogelijk. Het testament wordt
opgemaakt in den Nortwould in dat Holdegae capla, dus in Oudega in
Noordwolde. Het patrocinium van deze kerk volgt uit het gegeven dat
Idze Sint Johannes zijn patroon noemt. Verder legateert hij aan Sunte
Martens kerke op Oldegae dick een jaar rente uit land in dy Bant. De
Band lag onder Oudega in Wymbritseradeel, welks kerk inderdaad aan
Martinus was gewijd. In Verhoeven, ’Kerkpatrocinia’, 94 wordt deze
passage ten onrechte betrokken op Oudega in Noordwolde.
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Nijefurd te Workum,
Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 22: Gatthya en Jathya
Teta zonen in Kolderwolde kopen het land dat door hun oom Hydze aan
zuster Jelle was nagelaten (1505).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Woonplaats
69 (1505 april 6)
Ricke toe Dorp
Tamme
Kollum
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
70 (1505 april 12)
Anscke
Johan Sybrands zoen
Haytie Atta zoen (mogelijk nog niet getrouwd)
zoon: Frans (heeft zij laten ’echt maken’)
grootmoeder: Tietie Beentiama.
Leeuwarden, van plan in Sint Annaklooster te gaan
1. Dochter van Johan Auckema en Auck Oengha (SFA I, 28). Zij wordt
in het tweede testament van haar tante Sibbel (nr 72) sister Ansck
genoemd, en is dus inderdaad ingetreden.
2. Zie ook de testamenten van haar broer Peter (nrs 134 en 136) en haar
zuster Tiedt (nr 156).
501
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
71 (1505 mei 26)
Fed
Hendrick (+)
zoon: Sibren (+)
nichten: Auck, Sibrich, Joy, Bau, Bets (erfgenamen)
Bolsward
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
72 (1506 september 13)
Sibbel
Barber (in klooster Foswerd; waarschijnlijk kloosternaam van Tyesck)
Sybet (+)
zoon: Sybren (meester; x Greet); dochters: Teeth (+), Kathryn (+);
kleinkinderen: Auck, Wolter (waarschijnlijk van de dochters, want
Sybren moet compensatie krijgen als de kleinkinderen meer eisen)
moer: Ansck
Leeuwarden
1. Zie de aantekeningen bij het eerste testament (nr 61).
2. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot Johan Sybren zoen (haar broer),
zijn zoon Peter (nrs 134 en 136) en zijn dochters zuster Ansck (nr 70) en
Teeth (nr 156). Tussen deze kinderen van Johan staat Sibbel Jaythies, die
niet is thuis te brengen, of zij zou dezelfde moeten zijn als Sibbel Jacobs
(zie nr 152).
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Broers
Zuster
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
73 (1506 november 12)
heer Mathias
Dirck
Franck (zoon: Low; mogelijk ook Henrick Franck zoen), Gorys (+;
kinderen)
Truyde (+)
dochter: Jeske (in klooster Nazareth bij Idsega, nog niet geprofest)
broers dochter: Bauck; zwager: Feythe; neven: heer Derck (pastoor
Irnsum), Peter
omgeving convent Aalsum (wil daar worden begraven)
Nr
Naam
Vader
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
74 (1507 januari 22)
Tyethye van Nyenhuys
Sicke
zoons: Epe, Schelte (+; zoon: Sicke; dochter: Trynke)
Wijnaldum
1. Dochter van Sicke van Nyenhuys en Tryn Aylva; trouwde Schelte
Liauckema (UvB, f. 53v).
2. Getuige en executeur: Sicka Faersma, mogelijk een verwant.
3. Zie ook de testamenten van haar man Schelte (nr 40), hun zoons Epo
(138) en Schelte (nr 65), en van Scheltes vrouw Lutthye Harinxma (nrs
116-119).
Nr
Naam
Zuster
Ov. familie
75 (1508 juli 9)
heer Goffa
Tryn (in klooster Tzummarum)
mieghen: heer Douwe Pybe zoen (Dronrijp), Sybren Douwe zoen
(klooster Anjum); nicht (in klooster Tzummarum)
Oosterend (persona aldaar)
Woonplaats
502
Commentaar
1. Wil begrafenis bij heer Goslick Donga (Donia), mogelijk verwant.
Rente gelegateerd aan heer Elingh, zijn broers en de kinderen van zijn
moeitie (onduidelijk is op wie ’zijn’ slaat: Goffa of Elingh). De naam
Eling komt later voor bij de Donia’s van Oosterend: Sirck Sircks zoen
hertrouwde na het overlijden van Siouck Douma met His Elinx plebeam,
bij wie hij een zoon Eling had (UvB, f. 47ar; SFA I, 158-159).
2. Onder de getuigen: Bauck Douwa dochter ende Bauck Harings dochteren, susteren van Tiedmarum ende vant Sint Anne claester. De eerste
is waarschijnlijk de eerder genoemde nicht.
3. Zie ook het testament van zijn miegh heer Douwe Pybe zoen (nr 81).
Nr
Naam
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
76 (1509 februari 14)
Waell Buttima
zusterlingen en hun kinderen (geen namen)
Molkwerum
Mogelijke verwanten: Syttia Alberts zoen, Syttia Scheltes, Jeska.
Nr
Naam
Moeder
Kinderen
77 (1510 mei 27)
Edwar Zyarda
But Tzyaerda
dochter: Suob (weduwe van Jarich Hottingha); zoon: Tyaerd (+; dochter:
Lutke x Gherrold a Hereem)
twee nichten (dochters van Here, in klooster Staveren)
Franeker
1. Dochter van Sicke Sjaarda en Bot Hobbema; trouwde Douwe Aylva
(+ 1481), die zich Sjaarda ging noemen (UvB, f. 60r).
2. Niet uitgewerkt is de relatie tot maester Jw (zoon van Swob en Jarich;
zoons: o.a. Sicka, twee dochters); Here (zoon van Swob; zoon: Jarich,
die dochter Frouck heeft in Nijland); Ju Dekema (getrouwd met Swobs
dochter Katryn: zie nrs 114, 123, 146; zoons: Jarich, Sicka); Fokel Hette
Dekema wyf (Hette was zoon van Ju en Katryn, volgens UvB, f. 38r x
Reinsck Camstra, maar misschien eerder met Fokel).
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partners
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
78 (1510 juli 19)
Yettie
Gerryt (+); [Jan] Rypperts (+; zoon, niet bij Yettie; Johan?)
zoon: Wibe Gerryts (zoon: Wincentius)
neef: heer Sybet (priester in Boxum); drie nichten (in kloosters Aalsum,
Groendijk, Smalle Ee)
Leeuwarden
In de aanhef Yettie Rypperts genoemd, in dorso Yetthye Jan Rypperts
soen. Haar eerste man was Gerryt Jelgerhuis (Feenstra, ’Het geslacht
Jelgerhuis’, 26).
79 (uiterlijk 1510 augustus 23)
heer Jelmar
Sneek
1. De hier genoemde Goedsfreent Gosselix zoen vermeldt in het
testament dat hij zelf in 1523 maakte met zijn vrouw Hylck heer Jelmer,
ons oem saliger gedachten (nr 102).
2. Over heer Jelmer en zijn zoon Siba: Snitser recesboeken, 496 (1490
december 17) en 1418 (1493 maart 20).
503
3. GPCV II, 295 (1512): kwitantie Oegeklooster voor ontvangst legaat
van vier koeien en kwijtschelding schuld 50 philipsgulden, in ruil
waarvoor Jelmer, in leven pastoor van Nijland, met zijn zusters en zijn
wrenden in de eeuwige bede worden gehouden.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
80 (1510 oktober 21)
Sasker Heeryngha
Tyets
zoons: Eelck, Haring (jongste zoon), Abba (oudste zoon); dochters: Hys
(waarschijnlijk +; kinderen erven in haar plaats), Doed, Ysck
Marsum
Zoon van Wiggle Camstra (nr 58) en Eelck Heringa; trouwde eerst His
Dekema, bij wie Abba en Hys, daarna Tyets Jousma (nr 104), bij wie de
andere kinderen (UvB, f. 37r).
Nr
Naam
Vader
Broer
Zuster
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
81 (1511 februari 13)
heer Douwa
Pibe
Otte cuper te Bolsward
NN (zoon: Pibe)
miegen: meester Piba, pastoor in Dronrijp; Hans
Dronrijp (priester)
1. Volgens het kalendarium van Dronrijp was hij heer Douuo Pibonis
Humminga, overleden 1512 februari 17 (Schotanus, ’Tablinum’, 20). Is
niet thuis te brengen in de bekende genealogieën van de Dronrijpse
familie Hommema. Moet verwant zijn geweest aan de families Sickema
(al myn frionden zielen dier stuern syn toe Herbayum van Sickama
staeten) en Gerbranda (Dowa Gerbranda op Sickema state wordt patroon
van het in Herbaijum gestichte jongerschip; heeft broers Johan en
Rienck). Verdere verwanten waarschijnlijk de executeurs-testamentair
en patronen van de in Dronrijp gestichte prebende: Hobba Hermana te
Minnertsga, Dowa Riencks zoen (Glins) op Hobbema state te Dronrijp,
Rienk Wiba zoen (Popma) op Flaeringe state te Menaldum (zie ook BB,
333-334).
2. Was mieg van heer Goffa (nr 75), en samen met hem getuige en
zegelaar bij het testament van Lysck Pybe dochter Sickema, vrouw van
Doeke Rinia (nr 48), die Sickema goed in Herbaijum naliet aan de
kinderen van haar zoon Douwe. Heer Douwe voerde het wapen Rinia
(zegel nr 23).
3. Douwa’s broer Otte was getrouwd met Diemoet, in 1550 vermeld als
weduwe (nr 210).
Nr
Naam
Vader
Moeder
Partners
Kinderen
82 (1511 maart 23)
Goffe Abbinghe
Douwe (+)
Remed (+)
Doed (+); Katherin (+)
bij Doed: zoon Gosse, dochter Remeed (x Pyer); bij Katherin: zoon
Douwe, dochter Teth; buiten huwelijk, bij Rynthie Hans dochter: zoons
Dowe en Take
meeg: Riscka Juckema
Stiens
Ov. familie
Woonplaats
504
Commentaar
1. Zoon van Douwe Aebinga en Remed; volgens andere bronnen was
zijn moeder Site Eminga. Trouwde eerst Doed Oedsma, later Katherin
Gratinga (UvB, f. 30v). Op het testament volgt een akte waaruit blijkt dat
er twist is geweest tussen Rynthie Hans dochter en haar kinderen
enerzijds, en Gossa, Remeed en Sicka Gratinga (vanwege de kinderen
van wijlen Katherin) anderzijds.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Sminia, inv. nrs 1748-1751 (1511-1524).
Nr
Naam
Vader
Broer
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
83 (1511 juli 4)
Goyka
Douwe
Tyerdt
zes; jongste zoon: Reinner
Molkwerum
Onduidelijk is de relatie tot Syba, in één adem genoemd met Reinner.
Mogelijk is Syba een andere zoon, of de vrouw van Reinner.
Nr
Naam
Vader
Ov. familie
84 (1511 oktober 16)
Henrick en zijn vrouw Katryn
van Henrick: Nanne; van Katryn: Epe
van Henrick: moyen Aeff, Yds; nicht: Lysbet (Oegeklooster);
van Katryn: moyen Both (+?), Gryet; zusterlingen
Bolsward
1. De testateurs verklaren dat zij geen erven en hebben dan alleen
sydlinge.
2. Zie ook Henricks uit 1524 (nr 106).
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Katryn: OFO IV, nr 229
(1518), kwitantie van meester Jan Cornelis zoen, Symon Powels zoen,
Rypprich Powels dochter en Tryn Thomis dochter. Uit de bij nr 106
aangehaalde stukken blijkt dat Symon en Rypprich zusterlingen van
Katryn waren.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
85 (1514 februari 22)
Attha
Fecka (+)
Beyts, Bauck
zwager: Syba; snaren: Bauck, Merkewa, Beyts
Molkwerum
Nr
Naam
Vader
Moeder
86 (1514 juli 6)
Foekel Jongama
Agga (+)
NN (+; van harentwegen is Scelte Anla te Sexbierum Foekel geld
schuldig)
Laws
Doed
oom: Eda Jongema
gaat in klooster Nazareth bij Idsega
Foekel ontbreekt in de gangbare genealogieën Jongema, of wordt aldaar
Jel genoemd (UvB, f. 52r; SFA I, 233). Haar broer Laes (nr 165) wordt
daar voorgesteld als zoon van Foekel Laes dochter Oedsma en Aggo Eda
Broer
Zuster
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
505
zoen Jongema. De vermelding van een oom Eda geeft echter aan dat de
vader van Laes en Foekel Aggo Kempo zoen Jongema moet zijn, die
immers een (half)broer Eda had. Deze Eda noemt in zijn testament van
1531 (nr 126) Aggo’s dochter in Nazareth zijn nicht. Hiermee moet
Foekel zijn bedoeld. Zie ook nr 42 (1481): de halfbroers van Aeda
Kempo zoen (onder wie Aggo) krijgen Geynsera gued, dat later in het
bezit was van Laes.
Nr
Naam
Broer
Zusters
Woonplaats
87 (1514 juli 17)
Gabbo Riptema
Sypke (Gerkesklooster)
Frouck en Oede (beide in klooster Sion)
Dokkum?
Nr
Naam
Vader
Broers
Woonplaats
88 (1515 mei 17)
Jan
Meynert
Hermen, Reyner
Huizum
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
89 (1515 oktober 13)
juffer Joest
gaat in klooster Aalsum
1. Volgens de akte waarbij Joest wordt opgenomen in klooster Aalsum
heette haar vader Willem. Zij blijft ondanks haar intrede ook actief
buiten het klooster. Zij komt nog voor in GA Leeuwarden, Oud
Stadsarchief, inv. nr L 36 (1529 juni 2: joffer Joost oft Joost
lynnennayster koopt twee kamers in de Speelmanstraat; 1530 juni 14:
joffer Joost, wonende by der predyckers cloester koopt een huis in de
Speelmanstraat). Overleed vóór 1533 februari 5 (GA Leeuwarden,
Archief Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 349: kwitantie door Petrus van
Well, pater, en convent Aalsum voor executeurs-testamentair).
2. Zie ook de specificatie van de in dit testament aangekondigde legaten:
nr 108 (1524).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
90 (1516 januari 13)
Douwe Harinxma
Ayl (+)
zoon: Haringh
nicht: Jisck (kinderen); miegen: heer Tjard en Haringh Hartmans zoen
(hun grootmoeder: Popck)
Heeg
Zoon van Haring Harinxma en Popk Popma; Jisch, Tjard (pastoor te
Heeg) en Haring waren kinderen van zijn broer Hartman (UvB f. 46v).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
506
91 (1516 oktober 17)
Janken
N.N. (dochter: Hid)
Douwa Feddes (+)
dochter: Kathryn (x Hessel Epes); kleinkind: Fedde
nicht: Baucke
Bolsward; overweegt zich in klooster Aalsum te begeven
Commentaar
1. Dochter van Tyerck her Johannes zoen en Wipcke Thierxma (nr 55).
Haar zuster Eedwer trouwde Hera Jelbits zoen (nr 66); hun dochter Hid
trouwde Nanne Reyns zoen (nrs 204-205).
2. Onduidelijk is de relatie tot Tryn Peters dochter, die veertig
hoornsgulden krijgt als zij zich goed gedraagt.
Nr
Naam
Broer
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
92 (1517 maart 21; gezegeld 1517 maart 23)
Hessell Martena
N.N. (dochter in klooster Gernaard of Nazareth onder Hallum)
Jelck (dochter Ansch in zusterklooster Staveren)
N.N.
dochters: Sits (oudste; x Frids van Grumpach), Jell, Kuneerke, Foekell
(jongste); natuurlijke dochter: Agniete; natuurlijke zoon: mr Syttie
(pastoor Franeker)
neven: dr Kempo Martena, mr Syds Tyaerde
Franeker
1. Zoon van Sitse Martena en Jel Harinxma; trouwde Both Hottinga;
overleed in 1517 op terugreis van Jeruzalem (UvB f. 54r).
2. Kempo (nr 144) was een zoon van Hessels broer Doeke. Syds Tjaarda
(nr 157) was een kleinzoon van Hessels zuster Jouck (UvB, f. 61r).
2. Niet uitgewerkt is de relatie tot Encke, dochter van Heere Hottinga
(broer van Hessels vrouw), in zusterklooster Staveren.
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Harinxma thoe Slooten, inv. nr 202 (1526) en Archief Familie Thoe
Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 869 (1532).
Nr
Naam
Woonplaats
93 (1518 september 1)
heer Cornelius
Poppingawier (prebendaris)
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
94 (1518 oktober 10)
Katherina Mockumma
N.N.
zoons: N.N. (+), N.N.; dochters: Zaeke, twee kloosterzusters
wil begraven worden in Dokkum bij haar zoon, testament opgemaakt in
Groningen
1. Dochter van Watze Bockes Harinxma en Saeck Camminga; trouwde
eerst Juw Juwinga, bij wie de genoemde kinderen, daarna Tjaerd
Mockema (UvB, f. 51r en 54v).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Klooster
Aalsum, inv. nr 55 (1524; deels gedrukt: GPCV II, 463).
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Zuster
Woonplaats
Commentaar
95 (1519 maart 24)
magister Johannes Sextinus
Albertus Sextinus (zoon: N.N.)
N.N. (Oegeklooster)
Londen; afkomstig uit Bolsward
1. Broer: Tabbe Ynthies; zuster: Barber Ynttye dochter, mater Oegeklooster in 1512 en 1533 (Meesters, ’Petri en Pauliprebinde’, 47-48; aan
de daar genoemde stukken over de afwikkeling van de nalatenschap kan
nog worden toegevoegd: RAF, Collectie Handschriften afkomstig van
de Provinciale Bibliotheek van Friesland, inv. nr 134 (1530)).
507
Nr
Naam
Vader
Broers
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
96 (1520 december 5)
heer Jarych
Haryng
meer dan één (één van hen heeft een zoon Jancke; dezelfde als de later
genoemde Jancke Jarych zoen?)
oemke: Doede; mogelijk verwant: Broer Wabbe zoen, wees, door heer
Jarych opgevoed
Workum (vicaris)
1. De testateur verklaart niets te hebben geërfd van zijn vader, zijn
broers en meester Haryng. De laatste was mogelijk Haring Donia,
pastoor van Bolsward. Diens vader Agge had een broer Haring, wellicht
de vader van heer Jarych, en een oom Doede, mogelijk het oemke van
heer Jarych.
2. Het geld dat na betaling van de legaten overblijft, wordt bestemd voor
uitdelingen aan de armen voor de poort bij de kartuizers. Hieruit is wel
afgeleid dat er bij Workum een klooster van deze orde zou hebben
gestaan (Van Buijtenen, ’Kloosters onder Workum’, 131-136). Het geld
is echter verantwoord in het liber benefactorum van het kartuizerklooster
Amsterdam. De eerste betaling werd geboekt tussen 18 oktober 1521 en
18 oktober 1522 ex parte domini Jarici in Frisia (GA Amsterdam,
Archief Burgerweeshuis, Kartuizerklooster, inv. nr 566, f. 79-80).
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap verder: GA Nijefurd te
Workum, Archief Beneficiën Workum, inv. nr 10 (1521; vier stukken,
waarvan één gedrukt: OFO II, nr 302).
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
97 (1521 mei 3)
Yeck
Thomas
Molkwerum
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
98 (1521 november 26)
Peter Kamyngha
Fouul (+)
zoons: Sicke, Wittie, Haye; dochter: Gratye
Leeuwarden
Zoon van Haye Jelmera/Heringa (nr 50) en Doed Dokema (nr 57). Zijn
moeder was weduwe van Sicke Camminga, naar wie zij, haar man en
haar zoon zich noemden. Peter trouwde Fouul Eminga en overleed in
1518 (UvB, f. 35v en 40r). Zie ook het testament van zijn zoon Wittie (nr
171) en zijn schoonzoon Tjaard Burmania (nr 164).
Nr
Naam
Vader
Broer
Partner
Kinderen
Ov. familie
99 (1521 december 7)
Ytyens
Herke
heer Dowa Herkis (Thabor)
Hans Eennes (zuster: Teeth)
zoon: Dowa (+?; kinderen); dochter: Andel (+?)
’megh’: meester Edo (persona Bozum); mogelijk verwant: ’suster
Ghyeel’.
Goënga
Hans Eennes komt voor in RvdA II, 403 als Hans Henna zoen.
Woonplaats
Commentaar
508
Nr
Naam
Vader
Broer
Zuster
Woonplaats
100 (1522 november 12)
Wlcke
Myrck
Tomis (+?; kinderen erven in hun vaders plaats)
Lywck (+?; kinderen, o.a. dochter, erven in hun moeders plaats)
Molkwerum
Nr
Naam
Broer
Zuster
Woonplaats
Commentaar
101 (1523 april 2)
heer Feddo Popkema
N.N. (buitenslands)
Saeck (+?; dochters: Tialck (x Hio?; dochter: Ientthie); Katryn)
Leeuwarden (pastoor Oldehove)
1. Zoon van Gercke (zie b.v. de ondertekening in nr 82). Zie Vries,
’Dialektysk kleure Aldfrysk’ en Idem, Naar ploeg en koestal, 50 en 100.
2. Saeck trouwde Hans Douwes Offenhusen; hun dochter Katryn (+
1530) trouwde Douwe Goffes Aebinga (UvB, f. 30v).
3. Tyalck et Hio krijgen de twee beste koeien. Tyalck trouwde Haye
Johans zoen Sickama (OFO I, nr 416 = IV, nr 109: huwelijkse voorwaarden 1495, o.a. betreffende goederen in Knossens; Leuwerderadeels
aenbrengh, 22). Volgens andere bron was Haye getrouwd met Tiemck
Popkema (UvB, f. 61v).
4. Feddo heeft aanspraken op de erven van Doed Mockema en op
Romcke, zoon van Sipt Wnema (vgl. UvB, f. 54v en 63r; zie ook de
aantekeningen bij nr 43).
5. Als de dochters van Saeck en haar kleindochter Ientthie overlijden
zonder wettige kinderen, vererft het onroerend goed aan de erven van
Hessel Feitsma. Diens zuster Luts was getrouwd met Jeppa Jeppama,
over wiens testament werd getwist door o.a. Sipt Wnema (zie nr 43).
Hessels zoons Jelger (Gerlacus) en Riurd (Refridus) zijn met heer
Wopko ook executeurs-testamentair van Feddo. Zie UvB, f. 42r.
Nr
Naam
Vader
Broer
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
102 (1523 april 12)
Goedsfrundt en zijn vrouw Hylck
van Goedsfrundt: Goeslick
van Goedsfrundt: Gerryt (kinderen)
zoon: meester Goeslick (kinderen?; natuurlijke dochter: Tietie)
ons oom: heer Jelmer (begraven in Oldeklooster)
Sneek
1. Goedsfrundt was zoon van Goeslick (blijkt uit het opschrift) en
Thietie (Snitser recesboeken, 4088 (1507 januari 29)). Hylck Goodsfrients wordt nog genoemd in 1527 (nr 119).
2. Over heer Jelmer en zijn zoon Siba: Snitser recesboeken, 496 (1490
december 17) en 1418 (1493 maart 20). Zie ook het testament van heer
Jelmer van 1510 (nr 79).
Nr
Naam
Broer
Partner
Woonplaats
Commentaar
103 (1523 september 27)
Fritz van Grunbach
N.N.
N.N.
Harlingen (drost aldaar)
1. Getrouwd met Sids of Lucia, dochter van Hessel Martena. Zie nr 92
en UvB, f. 54r.
509
2. In de inventaris (1561) van de boedel van zijn vrouw wordt een
testament van Fritz vermeld van 1547 januari 12 (RAF, Archief Familie
Van Eysinga-Vegelin van Claerbergen, inv. nr 285, f. 70r).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
104 (1523)
Tiets
Sasker Heringe (+)
zoons: Haring (dochter: Lisck), Elck (+?; zoons: Sasker, Hobbe);
dochters: twee (+)
Marssum; gedoopt in Wirdum
1. Dochter van One Jousma en Lisck Harinxma (UvB, f. 52v); trouwde
Sasker, zoon van Wiggle Camstra (nr 58) en Eelck Heringa (UvB, f. 37r).
2. Er is sprake van een riem van Doed. Eén van de twee overleden
dochters heette Doed, de andere Lisck; ook waren twee zoons reeds
overleden, namelijk Wiggle en Haye (UvB, f. 37r).
3. Zie ook het testament van haar broer Douwe Jousma (nr 124).
Nr
Naam
Broer
Zusters
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
105 (1524 januari 5)
Aedzert Abbinga
N.N. (+; kinderen: Frans, Byuck)
Auck, Bauck, Eelck
Tyamck
dochter: Anna (bastaard?; krijgt slechts legaat)
Blija
Zoon van Andlef Aebinga; trouwde eerst Tiemck Camminga, later Wyts
Itsma (nrs 161, 184). Bij elk van beide had hij een dochter Tiemck (UvB,
f. 31r). Zie ook het testament van zijn overgrootvader Andlef (nr 9).
Nr
Naam
Vader
Partners
Ov. familie
106 (1524 januari 23)
Henrick
Nanninck
Katryn Epes (+); Griet Jans dochter
zusterlingen, waarschijnlijk Syburch Pieters dochter (heeft dochter),
Egbert Timans soen, Nolck (of Wlck?) Jans dochter (Oegeklooster)
Amsterdam; afkomstig uit Bolsward
1. Zie de aantekeningen bij het testament dat hij maakte met zijn eerste
vrouw (nr 84).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO II, nr 316 (kwitantie
Fed Sibrens dochter te Tjerkwerd, zusterling Katryn, 1524); IV, nr 239
(kwitantie Lolck Watzes, Sibbel Siurds, Jantzen Ades, weduwen te Harlingen, zusterlingen Henrick, 1524); IV, nr 240 (kwitantie Simon Powels
zoen en Ripprich Powels dochter te Bolsward, zusterlingen Katryn,
1524). Zie ook GA Bolsward, Oud Stadsarchief, inv. nrs 529 en 796.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
510
107 (1524 juli 22)
Tette
Sytthye
Heere
dochter: N.N. (+)
moye: Wytthye; neef: Jicke Mennema
Westergeest
Onduidelijk is de relatie tot zuster Aleit en zuster Margreta.
Nr
Naam
Commentaar
108 (1524 augustus 5)
Jose
Zie het testament dat zij maakte vóór haar professie in Aalsum (nr 89).
Nr
Naam
Partner
Ov. familie
Woonplaats
109 (1524 augustus 29)
Renck
Reinner
nicht: Lywcke
Molkwerum
Nr
Naam
Partner
Kinderen
110 (1525 februari 1)
Fokel
Gerlef Piers zoen (+)
dochter: Thieth (x Anna; zoon: Pybe); zoons: Sybrin, Abba, Pier (+;
zoon: Gerlef; dochter: Wobbel)
Bolsward
1. Voor de bewering van Roarda, Ut it selde skaei as Greate Pier, 4-5
dat Fokel behoorde tot de familie Bonga is geen bewijs. Haar man Gerlef
was in 1510 al overleden (OFO II, 235). Haar zoon Pier is beter bekend
als Grote Pier (Postma, ’Testemint’).
2. Abba’s dochter Jets was erfgename van Schelta Andla Latzema (zie
nr 193).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Commentaar
111 (1525 maart 28)
Bauck
Peer
twee
Dochter van Worp Unia en Tet (dochter van Upke Riencks zoen Gratinga); trouwde Peer Walta (UvB, f. 64r). Van Peer zijn drie testamenten
bewaard (nrs 145, 148 en 154), maar blijkens deze oorkonde had hij ook
al eerder getesteerd.
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
112 (1525 september 3)
Albert
Marten
Ansk (+; zus Hylk x Eelk te Tjerkwerd)
nog één in leven
Bolsward
In 1524 executeur-testamentair van Henrick Nanninck zoen (nr 106),
daar glaesmaker genoemd.
Nr
Naam
Vader
Woonplaats
Commentaar
113 (1525 november 13)
Albert en zijn vrouw Remck
van Albert: Wilcke
Leeuwarden
In 1536 werden Romck, weduwe van Albert Wilcke zoen, en haar man
Binnert Wybe zoen proveniers in Sint Anthony Gasthuis (OSA, nr 143).
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
114 (1525 december 20)
Cathryn
Juw Dekema (+)
Franeker
511
Commentaar
1. Dochter van Jarich Hottinga (nr 34) en Swob Sjaarda; trouwde Juw
Dekema, die overleed in 1523 (UvB, f. 38r en 50v); overleden 1539
(Heerma van Voss, ’De opgezette grafzerken’, nr 9).
2. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot dochter Ide (x Sicke Gratinga) en
zoons meester Jarich, Sicke en Hette (UvB, f. 38r).
3. Zie ook de testamenten van 1528 (nr 123) en 1538 (nr 146). Over de
afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis Liauckamastate,
inv. nr 186: afschrift (1610) van akkoord (1542) over testamenten van
Katheryn en Jw Dekema.
Nr
Naam
Vader
Moeder
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
115 (1527 oktober 13)
Gregoris Bertolff van Aken
Jan Bertolffs (hertrouwd met Margriete Bertyns)
Elisabeth (+; d.v. Michiel Scribaens +)
N.N. (kinderen)
Katryne (+; d.v. Pieter van Edingen van Aelst, tapissier van de keizer)
zoon: Jan; dochters: Grietken, Janneken, Cristynken
oom: meester Lodewyck Scribaens (x Moieken); peetvader: Symoen
Sampeyn
Leeuwarden (president Hof van Friesland); afkomstig uit Brabant
(vrouw begraven in Brussel, vader heeft graf in Leuven)
1. Overleden 1528 februari 24 met nalating van een zoon, drie dochters
en enkele bastaarden (zerk uit dominicanenklooster Leeuwarden, thans
in Fries Museum).
2. Zijn dochter Cristynken trouwde met Joachim Hopper, kleinzoon van
Taede en Lyuck (nr 142) (zie Suffridus Petrus, De scriptoribus Frisiae,
141-144).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broer
Zuster
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
512
116 (1527 oktober 25 en november 7)
Lutthye Harincxma
heer Goslick Juwinga
N.N. (broer: Epe Lyaukema)
zoon: Sicko Lyaukema (+; x joffer Ymck; zoons: Schelta, Sicko;
dochters: Lutthie, Katherina); dochter: Katherina (+)
Leeuwarden, in Minnemahuis; wil begraven worden in Sneek
1. Dochter van Juw Harinxma en Wyts Juwsma. Wyts hertrouwde met
Tjaard Juwinga, bij wie Goslick, die dus een halfbroer van Lutthye was
(UvB, f. 51r). Trouwde eerst Sicke Sjaarda, later Schelte Liauckema.
Zoon Sicko (+1527), getrouwd met Ymck Minnema, liet Minnemahuis
na aan zijn moeder (UvB, f. 53v).
2. Zie ook de nrs 117, 118 en 119.
117 (1527 november 4)
Lutthie Haricxma
heer Goslick (zoon: Douwa; twee dochters)
Anscke
zoon: Sicke Lyaukema (x Ymck; kinderen); dochter: Katheryn (+)
Leeuwarden, in Minnemahuis
1. Anscke was halfzuster van Lutthie uit het tweede huwelijk van haar
moeder Wyts (zie aantekening 1 bij nr 116).
2. Zie ook de nrs 116, 118 en 119.
Nr
Naam
Commentaar
118 (1527 [vóór november 11])
Lutzia Haryxma
1. Er is sprake van een huwelijk tussen Schelte Liauckema (kleinzoon
van de testatrice) en een dochter van Gerrold Herema. Schelte trouwde
inderdaad Gerrolds dochter Anna (UvB, f. 48r).
2. Zie ook de nrs 116, 117 en 119.
Nr
Naam
Ov. familie
119 (1527 [na november 7])
Lutthie Harincxma
nichten: Wilcsch, N.N. (klooster Nazareth bij Idsega), N.N. (klooster
Groendijk), twee in klooster Aalsum; moye: N.N. (klooster Groendijk)
Leeuwarden
1. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot wijlen Douwa Ziaerde, zoon uit
Lutthies eerste huwelijk met Sicke Sjaarda (UvB, f. 60r).
2. Zie ook de nrs 116, 117, 118.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
120 (1528 januari 17)
Roetger
Mertyn (verbeterd uit: Merck)
N.N.
zoon: Merck
Nijehaske
Nr
Naam
Broer
Zusters
Ov. familie
121 (1528 oktober 11)
doctor Douwa
bastaardbroer: Idze (dochter: Paerck)
Auck (x Hoyte?; dochter: Jay), Wisck
neef: Gale Galema; nichten: Saekell, Rints, Yge; zwager: Hoyte (x
Auck?)
Leeuwarden
Zoon van Hans Tietema en Bauck Douwe dochter Harinxma (SFA I,
373). Zuster Wisck trouwde Otto Galema, bij wie o.a. Gale, Rints en
Yge (UvB, f. 43r).
Woonplaats
Commentaar
Woonplaats
Commentaar
122 (1528 november 11)
Albert
Ryoerdt
Tryn (kleinkind: Gerbren; uit eerder huwelijk?)
zoon: Ryoerdt; dochters: Katryn, Syds, Aecht, Griet (+; kinderen erven
in haar plaats)
Firdgum
Er is sprake van een meckbrief voor zoon Rioerd met de dochter van
wijlen Gabbe Latzema. In het testament van Rioerd uit 1566 (RAF,
Archief Nedergerecht Barradeel, inv. nr 17, f. 380r-381v) wordt zijn
overleden vrouw Lisse Gabbe dochter genoemd. Rioerd woont dan op
Albadastate in Goënga. De naam Rioerd komt veel voor in de families
Albada (UvB f. 33r) en Roorda (UvB, f. 57v-58r). Taecko Roorda is met
enkele geestelijken betrokken bij de uitvoering van Alberts testament.
Nr
Naam
Moeder
123 (1528 december 9)
Katheryn
N.N. (+)
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
513
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Jw Dekema (+)
zoons: Jarigh, Sicke, Hette (+; zoons: Pieter, Aesche, Hette; dochters:
Yd, Mary, Id); dochters: Yde (+; x Sicke Gratinge; zoons: Bocke,
Douwe; dochters: Barber, Tryn), Anna (+), Barber
moer: Zwob
Franeker
1. Zie de aantekeningen bij nrs 114 en 146.
2. Legaat aan Popck, dochter van Scolte Roorda. Scolte was getrouwd
met Jel, een dochter van Katheryns broer Hero; Hero’s zoon Hero,
pastoor in Franeker (nrs 160 en 166), is getuige bij het testament (UvB,
f. 50v).
Nr
Naam
Vader
Partners
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
124 (1529 oktober 1)
Douwe Jowsma
N.N. (+)
Hys (+); Hylck
zoon: Oenna, Watzia (in klooster Foswerd); dochters: His, Kunier
Warga, op Roorda-goed
1. Zoon van One Jousma en Lisck Harinxma; trouwde eerst Hys
Camstra, later Hylck Sytze dochter Harinxma; zoon Oenna trouwde
Tiedt Jancke dochter Douma van Oldeboorn (UvB, f. 52v).
2. Zie ook de testamenten van zijn zuster Tiets (nr 104) en haar man
Sasker Heringa (nr 80).
Nr
Naam
Vader
Kinderen
Woonplaats
125 (1530 maart 26)
Cornelys
Alexander
dochter: N.N.
van Bergen op Zoom, ziek liggend in Leeuwarden
Nr
Naam
Vader
Broer
Partners
Kinderen
Ov. familie
126 (1531 april 20)
Eda Jonghama
N.N. (+)
Ada (+; dochters in klooster Nazareth)
Sack (+); Atthe (dochter: Katryn, in klooster Nazareth; andere kinderen)
zoon: Ada; dochter: Womke (x Eelck Heringhe; kinderen)
mieghen: Laes (x Mary, woont op Geins in Wommels), Kempo; nicht:
Agge Walta dochter (in klooster Nazareth); snaer: Gheel, weduwe van
Kempo, te Groningen
Rauwerd
1. Zoon van Kempo Jongema en Ansck N.; trouwde Sack Eminga (UvB,
f. 52r). Tot welke familie zijn tweede vrouw behoorde, is niet bekend.
2. Miegh Laes (nr 165) was zoon van halfbroer Agge; de niet met name
genoemde nicht, zuster van Laes, heette Foekel (nr 86). Zie over deze
familierelatie de aantekeningen bij nr 86. Miegh Kempo was zoon van
halfbroer Hessel; snaer Gheel was wellicht Jel Harinxma, de tweede
vrouw van vader Kempo (UvB, f. 52r).
3. Zie ook de testamenten van zoon Aedae (nr 127) en broer Ada (nr 42).
5. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Eysinga-Vegeling van Claerbergen, inv. nr 344: consent van keizer
Karel V voor Thabor om legaat te aanvaarden (1536).
Woonplaats
Commentaar
514
Nr
Naam
Vader
Moeder
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
127 (1532 januari 3 en 1534 januari 31)
Aedae Jongghama
Eede (+)
Saeck (+)
Womck (x Eelck Heringa; dochters: Saeck en Lisck, myn swart nifke;
zoons: Ede en Gerloff, myn metta, dir men Aedae hiette schill, schill
Aedae Jongghama hiete)
Ayl
geen
meghen: Sicke, Wytthie en Haye Camminga
Rauwerd
1. Zoon van Eda Jongema (nr 126) en Sack Eminga; trouwde Ayl
Heemstra (UvB, f. 52r).
2. De meghen waren neven, zoons van Fouwel Eminga (zuster van
moeder Sack) en Peter Camminga (nr 98). Zie ook UvB, f. 40r.
Nr
Naam
Zusters
Woonplaats
Commentaar
128 (1533 mei 8)
Anna Wattema
Sioelcke, Jetz
afkomstig van Wattemastate te Ee; gaat in klooster Siegerswoude
1. Erfgenamen: Rytsche Boelema en Wyttye Camminga. Rytsche noemt
in zijn testament van 1545 (nr 190) zijn zuster Anna in Siegerswoude.
In testamenten van 1533 noemt hij Sioelck, zijn zuster (nr 131) en Jettie,
zijn halfzuster (nr 132). Hij was executeur-testamentair van Wyttye
Camminga (nr 129).
3. Er is sprake van wylen Anna olders ende Rytsche Wattema. De laatste
was mogelijk de echtgenoot of een broer van Anna.
Nr
Naam
Moeder
129 (1533 oktober 24)
Wytthie en Remtz van Cammingha
van Wytthie: Syouck Cammingha (+; liet aan Wattzie een kroes na, van
salighe meister Bucho utgecomen)
zoons: Frans, Wattzie, Menne, Haye, Renick; dochters: Thete, Sytie,
Tryn, Doed, Tyaemck, Mary, Syouck
Leeuwarden
1. Wytthie was zoon van Rienck Eminga, noemde zich naar zijn moeder
Siouck Camminga (UvB, f. 35v). Remtz was dochter van Frans Minnema
en Rints Hommema (UvB, f. 55r). Zie ook het testament van Remtz van
1545 (nr 189).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis
Liauckamastate, inv. nr 144: lijst goederen, niet beschreven in testament
(z.d.); ibidem, inv. nr 146: lijst goederen, toegekend aan Tiete van
Camminga en kinderen als berns (z.d.); RAF, Archief Hof van Friesland,
inv. nr SS 108/18: lijst goederen die tot vorendeel behoren (1533 oktober
20) en extract uit rekenboek Wytthie (1532); GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Camminga, inv. nr 4: lijst goederen die tot vorendeel
behoren, met genealogisch overzicht (z.d.; afschrift hiervan in RAF,
Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 373); ibidem, inv. nr 7: scheiding en
deling nalatenschap (1546); RAF, Archief Familie Van Burmania-Van
Eysinga, inv. nr 54: overeenkomst Frans en Watze van Camminga
namens hun broers en zusters met Georg van Roorda, hun zwager, over
betaling door Georg ten laste van de boedel van de testateurs (1548).
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
515
Nr
Naam
Partner
Woonplaats
Commentaar
130 (1533 december 4)
Ritsko Boelama
N.N.
Leeuwarden
1. Zoon van Sioele Sids zoen Buwinga en Jetske Romke dochter Jelmera
(UvB, f. 36r). Over zijn ouders: OFO IV, nrs 40 (1473) en 42 (1474) en
OFO I, nr 252 (1474). Trouwde eerst Tiets (+ 1513), dochter van Fecke
Aebinga, bij wie zoon Johannes (+ als student te Leuven) en dochter
Wyts (+ te Groningen), vervolgens Geel N. (in 1544 vermeld als zijnde
overleden), tenslotte Sierdt Hendricx dochter (GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 198).
2. Zie ook de nrs 131-132, 182 en 190, en de aantekeningen bij het
testament van zijn zuster Anna Wattema (nr 128).
3. GFL III, 38-40 (G 74): zerk uit Galileeërkerk van Ritske Buelama (+
1547 juli 30), Syrcktie Buelama (+ 1564 augustus 12), Jeltie Minnema
(+ 1559 maart 27; vgl. RvdA I, 164: Jeltie Watema en haar kinderen te
Ee) en Maria Minnema (+ 1579 mei 22; x Tiettus Baerdt).
4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 341-347 (1547-1560; inv. nr 343
gedrukt: GPCV III, 145-147).
Nr
Naam
Zuster
Woonplaats
Commentaar
131 (1533 december 4)
Ritsko Bolema
Sioelck
Leeuwarden
Zie de aantekeningen bij nr 130.
Nr
Naam
Zuster
Woonplaats
Commentaar
132 (1533 december 4)
Ritske Bolema
halfzuster: Jettie
Leeuwarden
Zie de aantekeningen bij nr 130.
Nr
Naam
Broer
Partner
Woonplaats
Commentaar
133 (1533 december 19)
Alydt
Jan (zoon: Dirck bakker)
Jan Claes zoen (+)
Leeuwarden
Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 351 (1534) en 352 (1536). Zie ook
Ibidem, inv. nr 317 (1529 en 1534) over huis, afkomstig van Jan Claes
zoen. Volgens deze stukken had Jan broers Claes en Willem, en had
Willem een zoon Cornelis.
Nr
Naam
Vader
Zusters
134 (1534 maart 18)
Pieter
Johan Sibrant zoen (+)
N.N. (zoon: Willem Canter, die zoon Lambert heeft); Tiedt (x Simon;
zoons: Peter, Ghysbert, Jan, Dirck; dochters: Ansck, Aelka)
Katherina (+); Hylck
moyen: Sibbel Sybets (+), Barbar (klooster Foswerd; kennelijk overleden, legaat naar zuster Clara in haar plaats); oom: heer Jella (+)
Partners
Ov. familie
516
Woonplaats
Commentaar
Leeuwarden
1. Zoon van Johan Sibrants Auckema en Auck Oenga (SFA I, 28). Zijn
eerste vrouw Katherina was een zuster van Reinsk Doeckes (BB 69), die
in 1528 (OFO II, 339) voorkomt als Doecke Grauda (Gralda) weduwe
(vgl. Roarda, ’Canter’, 68 die meent dat Katherina een dochter was van
Doecke Gralda), en in dit testament Reinska langhe Simons dochter
wordt genoemd. Zijn tweede vrouw Hylck was een dochter van Homme
Hettinga en Wick Abbema; zij hertrouwde Taco Rinia (UvB, f. 48v).
2. Onduidelijk is de relatie tot Beythya, genoemd in één adem met
Katherina, voor wie missen moeten worden gelezen.
3. Legaten aan (mogelijke) verwanten Janthien Oeghe wyf, Styn
Douwes, meyster Sibren, Wolter Zyger zoen, Auck Lyuwes, Jan en Peter
Kempe zoenen, Reynsk van Dockum, Jan kannemaeker, Gerbrandus
dochter Anna.
4. Afschrift C werd gemaakt in presentie van Jan Simons zoen en in
afwezigheid van Anscke Bouwe Wybrants weduwe en van de weduwe
van meyster Pieter Symons zoen. Dit zullen kinderen van Tiedt en
Simon zijn.
5. Zie ook Peters codicil (nr 136) en de testamenten van zijn zusters
Ansck (nr 70) en Tiedt (nr 156) en zijn moye Sibbel (nrs 61 en 72).
Nr
Naam
Vader
Moeder
Woonplaats
135 (1534 juni 4)
Ryns
Pieter
N.N. (zuster: Martyen)
Leeuwarden
Nr
Naam
Vader
Woonplaats
Commentaar
136 (1534 oktober 29)
Peter
Jan
Leeuwarden
Zie de aantekeningen bij nr 134.
Nr
Naam
Vader
Zuster
Partner
Ov. familie
137 (1534 november 14)
Auck
Peter
N.N.
Liewe Liewe son
oom: meester Sibrant; muie: Griete; neef: Jacob Adams soen; ander
kleinkind van haar grootmoeder: Wolter Sigers te Groningen (dochter:
Tiet).
Leeuwarden
1. Kleinkind van Sibbel Auckema (nrs 61 en 72), die twee dochters had,
Teeth en Kathryn; één van beide zal getrouwd zijn geweest met Peter,
de vader van Auck (zie ook Spanninga, ’Hoofdelingen en burgers’, 41
noot 101). Trouwde Lieuwe Lieuwes Rompta (OFO IV, nrs 160 (1507)
en 180 (1509)).
2. De zuster is mogelijk Gryd, in de testamenten van Sibbel als kleinkind
genoemd.
3. Niet uitgewerkt is de relatie tot Pieter Jan son (nrs 134 en 136; 1534),
broer van Aucks grootmoeder Sibbel.
Woonplaats
Commentaar
517
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
138 (1535 april 16)
Epo Lyauckema
bastaardzuster: Ebel (+?; kinderen krijgen o.a. rente zoals gespecificeerd
in testament van Epo’s vader)
Hylck
Epo erkent Sicko Luttze soen te Wijnaldum niet als zoon
nicht: Tryn (x Ryoerd)
Sexbierum
1. Zoon van Schelte Lyauckema (nr 40) en Tyetye thoe Nyenhuys (nr
74); trouwde Hylck Herema (UvB, f. 53v). Erfgenamen zijn (naast
Hylck) de weeskinderen van Sicko Lyauckema (zoon van Epo’s broer
Schelte (nr 65) en Lutthie Harinxma (nrs 116-119); x Ymck Minnema):
Schelta (heeft huwelijkscontract met Anna, dochter van Gerrold Herema
en Luttye, of één van hun andere dochters), Sicko, Luttye, Tryn.
2. Zie ook RAF, Archief Huis Liauckamastate, inv. nrs 473-486, 492,
494-495 (processtukken betreffende de eis om het originele testament te
overleggen) en 260 (proces-verbaal van het horen van de getuigen die
het testament hebben bezegeld of ondertekend, 1539 mei 7).
3. Sicko Luttze soen moet een bastaardzoon van Epo zijn geweest. In
RvdA III, 264-265 (1546) is onder Wijnaldum sprake van de erven van
Sicko Epo zoen.
139 (1535 juni 18)
Jayts
Jacop (+)
zoons: Jasper (klooster Lidlum), Crispiaen; dochters: Tryn (klooster
Tzummarum), Jelle (kan eventueel ook zoonsnaam zijn); kleinkind:
Hiske
Leeuwarden
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
140 (1535 december 22)
heer Wabbo
Lekkum (vicaris)
1. OSA 98 (1507): stadhouder van de hertog van Saksen, patroon van
Sint Cecilia vicarie te Lekkum, presenteert aan proost van Oudmunster
te Utrecht heer Wabbodus Romkonis, priester.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Sint Anthony Gasthuis, inv. nrs 932-933 (deels gedrukt: OSA, nrs 134,
140-141, 150, 173; nr 150 is een op 12 april 1539 gemaakte inventaris
van penningen, gevonden ten huize van Dyrck Sluyter, door heer Wabbo
bestemd voor de armen, in totaal 32 goudgulden 19 stuivers); GA
Nijefurd te Workum, Archief Klooster Mariënacker Workum, inv. nr 34:
klooster doet aan kerk Lekkum afstand van aanspraken op nalatenschap
wijlen heer Wabba Romka zoen (1536 januari).
Nr
Naam
Vader
Partner
Ov. familie
141 (1536 maart 6)
Lutyen
Gerbrandt
Class
geen erfgenamen in stijgende of dalende lijn, geen broers of zusters;
nicht: Tryn Beelis
Leeuwarden
Woonplaats
518
Commentaar
1. Class was portier vant hus te Liewerden, mogelijk het blokhuis.
Wellicht dezelfde als Claes poerties (Schroor, ’Leeuwarder burgers’, nr
208.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 152: oldermans van broederschap H.
Naem Jhesuss verkopen half huis, nagelaten door Leutzien kosterse
(1537); ibidem, inv. nr 354: Tryn Peters dochter (= Tryn Beelis) te
Sneek kwiteert oldermans van de Soete Naeme Jhesus broederschap te
Leeuwarden voor ontvangst legaat Luytzien Gerbrandts dochter, haar
zusterling (1537).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
142 (1537 april 6)
Lyuck
Taede Hopper (+)
zoons: Syuert, Galthye, Saeckle (+; dochter: Id; zoons: Reyn, Tade);
dochter: Id (+; x Pieter Pieters zoen +; dochters: Hys, Reynsck)
Staveren
1. Dochter van Galenus Everardi a Jongama (Suffridus Petrus, De
scriptoribus Frisiae, 268); trouwde Taede Tymens Hopper, neef van
Harmannus Hopper (nr 33) (SFA I, 220).
2. Syuerts zoon Joachim trouwde met Cristynken, dochter van Gregoris
Bertolff van Aken (zie de aantekeningen bij nr 115).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
143 (1537 juni 22)
Moy Sipkis
zoon: Jelle; dochter: Myntthye (x Lauwa ten Allonna)
Sondel
Zie ook nr 196.
Nr
Naam
Broers
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
144 (1538 mei 3)
doctor Kempo van Martena
Ede, Epe
dochter: Syouck; natuurlijke dochter: Anna
Leeuwarden of Kornjum
1. Zoon van Doecke Martena en Siouck Unia; trouwde eerst Peye Lewe
(+ 1530), bij wie Syouck, vervolgens Lutthie Harinxma, tenslotte Anna
Walta (+ 1537); hij overleed in 1538 (UvB, f. 54r).
2. Grootmoeder en tante van Syouck (nr 194): Gese en Ottye Luwens
(lees: Lewe). Zij waren respectievelijk moeder en zuster van Kempo’s
eerste vrouw, en deden in 1547 afstand van rechten op de nalatenschap
van Syouck (Noordhoff, Archieven familie Lewe, 258-259; zie ook de
genealogische tabel op p. 3 aldaar).
3. Zie ook de testamenten van Kempo’s broers Ede (nr 168) en Epe (nr
177).
4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nrs 34 (1543) en 69 (c. 1580): processtukken
betreffende geldigheid testamenten Kempo en andere Martena’s.
Nr
Naam
Vader
Moeder
145 (1538 juli 15)
Peer a Bosum
Epo (+)
N.N. (+)
519
Broer
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
Aggo Walta (+; x Fedd; zoon: Doeke)
Bauck (+)
zoon: Werp; dochter: Jouck
Bozum
1. Zoon van Epo Hessels Jongema en Jouck Walta; trouwde Bauck Unia
(nr 111), dochter van Teth Burmania (voor wie Peer een memorie sticht)
en Worp Unia (UvB, f. 35r en 61v).
2. Zie ook: nrs 148 en 154; testament van Bauck (nr 111); GA Leeuwarden, Oud Stadsarchief, Charters (niet in Singels) inv. nr 30 (verzoek van
Pier Epes aan het stadsbestuur om zijn testament en codicillen en het
testament van Bauck te mogen deponeren in de stadskist, 1538).
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Huis
Liauckamastate, inv. nr 224 (regeling fideïcommis krachtens dit
testament, 1619); ibidem, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 101
(overeenkomst tussen Gerland Liauckema, Sjouck, Hette, Sicke en R.
Aebinga betreffende aanvaarding nalatenschap van Pier Epo zoen door
Schelte Aebinga, 1619).
4. Literatuur: Van der Meer, ’Walta-state’.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
146 (1538 september 30)
Catryn
Juw Decama (+)
zoons: Sicke, Hette (+), Jarich; dochter: Yde (+; x Sicke Gratinga; zoon:
Douwe)
Franeker
Zie de aantekeningen bij nr 114; zie ook nr 123.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Moeder
Zusters
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
147 (1538 oktober 20)
Tyaerdt van Herama
N.N. (+)
N.N. (+)
jongste: Lutz, Hylck
Fouwel
oom: Tako
Franeker
1. Zoon van Gerrold Herema (+ 1538; broer van Tako) en Lutke Sjaarda;
trouwde Fouwel Holdinga (UvB, f. 48r).
2. Niet uitgewerkt is de relatie tot: Pieter en Take Camminga, zoons van
Sicke Camminga (x Tryn, zuster van Tyaerdt); Lutz, dochter van Hector
van Hoxwier (x Ath, zuster van Tyaerdt); Geroldt, zoon van Aesgo van
Hoxwier (x Edwert, zuster van Tyaerdt); Geroldt, zoon van Schelte
Liauckema (x Anna, zuster van Tyaerdt).
Nr
Naam
Vader
Broer
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
148 (1538 oktober 24)
Peer van Bosum
Epo
N.N. (kinderen)
neef: Watze Roorda van Cubairdt
Bozum
1. Zie de aantekeningen bij nr 145; zie ook nr 154.
2. Watze Roorda was getrouwd met Tiets Unia, zuster van Werp Unia,
de vader van Epo’s vrouw Bauck (UvB, f. 63v).
520
Nr
Naam
Broer
Zuster
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
149 (1539 februari 24)
heer Ritske Jaersma
Syoerdt (zoon: Aeltye; dochters: Teth of Eet, Rompk)
Margarete (klooster Sion)
dochter: Margareta
Holwerd
1. Zie ook SFA I, 229. Over Syoerdt en Rompk: UvB, f. 57r (Rompk x
Sack Harings Rinia; broers: Eelcke en Richolt).
Nr
Naam
Vader
Woonplaats
Commentaar
150 (1539 maart 14)
Lyeuwe en zijn vrouw Saepke
van Lyeuwe: Peter; van Saepke: Rinthie
Oudkerk
1. Zie ook het testament van Lyeuwe van 1541 (nr 172).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nrs 358 (1542-1546; 12 maart 1542 wordt
Saepke weduwe genoemd; nog als Saepck Leuwes in BB, 107) en 359
(na 1546): Jucke Melle Baucke zoen Popma te Dokkum vraagt voogden
gasthuis uitkering ingevolge testament Lyeuwe, zoon van Foockel
Baucke dochter.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
151 (1539 april 9)
Hessell Abinga
Jelck
dochters: Hylck (in Nijeklooster), Wick, Tyetke; zoon: Kempo
Huizum
Zoon van Kempo Abbema en Hilck Harinxma; trouwde Jel Metselwier
(UvB, f. 32v).
Nr
Naam
Partners
Kinderen
Woonplaats
commentaar
152 (1539 april 24)
Sibbel
Jacob (+); Simon (+)
dochter: Doed (in klooster Monnikebaijum)
Baijum?
1. Over de afwikkeling van de nalatenschap: Dolk, ’Decretale verkopingen’, 133 (1547). Hieruit blijkt dat haar eerste man Jacob Aetzies
heette.
2. Mogelijk dezelfde als Sibbel Jaythies (zie nrs 61 en 72)
Nr
Naam
Vader
Moeder
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
153 (1539 april 28)
Douwo en zijn vrouw Em
van Douwo: Wythye of Yt
van Douwo of Em: Euw (grootmoeder van dochter Eeuwe)
zoons: Wytthye, Meyle, Merck; dochter: Eeuwe
Rottum
1. Douwo noemt zich eerst Douwo Wythyes, later Douwo Ytzuns. Jacop
smitt Ytzuns is mogelijk zijn broer. In de inventaris van RAF, Archief
Familie Van Sminia, bij inv. nr 488, wordt hij zonder bronvermelding
Douwe Wytthyes Jeppema genoemd.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: OFO II, nr 376 (1543):
scheiding tussen Meyle en Merck.
521
Nr
Naam
Vader
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
154 (1539 september 9)
Peer a Bosum
Epo
zoon: Werp
Bozum
Zie de aantekeningen bij nr 145; zie ook nr 148.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
155 (1539 september 13)
Gheert
Anscke Renick zoen
dochters: Gheertze, Aeff, Pietrick (de laatste nog niet uitgeboedeld)
Franeker
In hetzelfde procesdossier (RAF, Archief Nedergerecht Franeker, inv.
nr 44) het testament van Gheerts echtgenoot Anske Riencx zoen (1554
december 27) en stukken over de afwikkeling van hun beider nalatenschap. Over de familie: Telting, ’Eenige levensbijzonderheden’.
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
156 (1539 december 3)
Tiedt
Tryn (in klooster Bethlehem)
Simon Henrycks (+)
zoons: Gysbert (oudste; x Neel), Jan, Dirck (de laatste twee nog niet
uitgeboedeld); dochters: Aelke (+; vier kinderen), Ansck (oudste)
Harlingen
1. Dochter van Johan Sybrants Auckema en Auck Oengha; Tryn was
haar halfzuster uit het huwelijk van Johan met Rints Feyckes Aebinga
(SFA I, 28 en Van der Meer, ’Nij ljocht’).
2. GA Leeuwarden, Archief Bestuurders Sint-Jobsleen, inv. nr 18 bevat
ook een uitspraak in geschillen tussen Tiedt en de andere erfgenamen
van wijlen Simon Henrycks over de nalatenschap van Simon en zijn
dochter Ebel.
3. Zie ook de testamenten van haar zuster Anscke (nr 70) en haar broer
Peter (nrs 134 en 136).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
522
157 (1540 februari 25)
Syds Tziarda
Moed (zusters in klooster Foswerd: Eets, Bauck, Tyets, Foekel; broer:
Haring Sytyema)
dochters: Mary, Kynsch (Frans Sysma), Womck, Syts, Anna; zoons:
Schelte en Syds (tweelingen), Werp (geboren 1535 februari 4)
moeyen: N.N. (dochter: Wyck in Sint Annaklooster), Auck Scheltema,
Iyd (in klooster Foswerd); oom: Sytye Aylwa; neef: Frans Roerda
Rinsumageest
1. Zoon van Schelte Scheltinga en Kinsck Tjaarda; trouwde eerst Anna
N. (uit Brabant), bij wie Mary en Kynsch, daarna Moed Sytyema (UvB,
f. 59v en 61r). Volgens SFA II, 263 was zijn eerste vrouw Anna Fliling.
2. Auck Scheltema was een zuster van Syds’ vader Schelte (UvB, f. 59v).
Sytye Aylwa was een zoon van Syds’ grootmoeder van vaders kant, Sits
Oedsma, uit haar tweede huwelijk met Juw Aylva (UvB, f. 59v). Frans
Roorda was een zoon van Johan Roorda en Tied Scheltinga, een zuster
van Syds’ vader Schelte (UvB, f. 58r).
Nr
Naam
Vader
Broer
Kinderen
Ov. familie
Commentaar
158 (1540 juni 22)
Gattzie
Abbe
halfbroer: Tzallingh
zoon: Sybille; dochters: Thryncke en Teth
oudoom (van zijn kinderen): heer Jelmer Broersma, pastoor Oudega
Zoon van Abbe Gerkes Oenema toe Buwalda te Tjerkwerd en Tryn
Haersma; trouwde waarschijnlijk N. Broersma. Benoemt tot voogden
over de kinderen: heer Jelmer [Agges Broersma], en Focke en Tyaerdt
Sybolts (zoons van Sibolt Focke zoen en Jayts Haersma, zuster van
Gattzies moeder Tryn). Zie voor dit alles: Noomen, ’Buwaldaburen’, 3334 en 41.
Tnr
Naam
Vader
Broer
Zusters
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
159 (1540 augustus 21)
Jelle Harinxma
Syrick
Syttie
Mary, Auck
Teet
zoons: Kempo, Syrick; dochter: Foekel
zwager: Laes Jongama
Loënga
1. Zoon van Syrick Harinxma en Att Fons; trouwde Teet Abbema (UvB,
f. 46v). Volgens UvB had Jelle een zoon Syrick en een dochter Hebel (x
Douwe Bootsma).
2. Laes Jongema (nr 165) was getrouwd met Jelles zuster Mary.
3. Zie ook het testament van broer Syttie (nr 175).
Nr
Naam
Broer
Zusters
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
160 (1540 september 12)
heer Hero van Hottinga
N.N. (+?; kinderen erven in zijn plaats)
Jel (kinderen), Haring (+; kinderen erven in haar plaats)
huisvrouw: Tryn
meer dan één
neef: Haringh Douwe zoen Harinxma (+)
Franeker (pastoor)
1. Zoon van Hero Hottinga en Tiets Harinxma; neef Haringh was een
zoon van Tiets’ broer Douwe Harinxma (UvB f. 50v - 51r).
2. Zie ook nr 166.
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
161 (1540 september 23)
Jets
Tzumma (+)
zoons: Wyba (zoon: Tzumma), Hera (dochter), Rimmert (kinderen)
snoor: Sas
Sneek
Nr
Naam
Partners
Kinderen
162 (1540 oktober 29)
Wytz Aebyngha
Wybe Saeckles (+), Adzert
(bij Wybe) zoons: Johannes, Werp; dochters: Fraw, Teetke (in klooster
Bethlehem); (bij Adzert) zonen: Wybe, Andleff
523
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
zwager: Douwa van Burmania
Blija
1. Dochter van Werp Itsma en Fraw Juwsma (UvB, f. 53r); trouwde eerst
Wibe Reinsma, daarna Adzert Aebinga, weduwnaar van Tiemck
Camminga (UvB, f. 31r).
2. Wybe en Andleff worden niet expliciet kinderen van Wytz genoemd.
Zij komen ook niet voor in de genealogieën Aebinga in UvB, f. 31r en
SFA I, 2. Zie echter nr 185, waaruit verder blijkt dat Wybe en Andleff
inmiddels zijn overleden.
3. Douwa van Burmania was getrouwd met Wytz’ zuster Saepk (UvB,
f. 53r).
4. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Sminia, inv. nr 1756 (1549).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
163 (1540 december 1)
Haebel
Taecke Glins
zoons: Harinck en Laes; dochters: Trincke en Botke
Dronrijp
Vermoedelijk dochter van Haring Haersma en Tryn N.; trouwde Taecke
Glins te Dronrijp (UvB, f. 44r). In het testament is sprake van onze staten
in der Ylst. Is echter niet exact thuis te brengen in de genealogie
Harinxma (SFA I, 153; UvB, f. 46v). Zij overleed 1542 maart 29, haar
man Taecke 1551 juli 4 (EHD, 1542; GFL IV 71, Dronrijp, G 113).
Nr
Naam
Partners
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
164 (1541 januari 9)
heer Tiaerdt van Burmanya
Tyets (+); Graets
zoons (bij zijn eerste vrouw): Joest, Ryenick
Leeuwarden
1. Zoon van Rienck Upkes (Gratinga) en Aeck Burmania; trouwde eerst
Tyets Unia, daarna Graets Camminga, weduwe van Wilco Holdinga
(PKAF IV, 20-21; Beelaerts van Blokland, ’Burmania’; vgl. UvB, f. 35r).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Burmania, inv. nr 2 (z.d.); ibidem, inv. nr 3 (c. 1555-1562);
RAF, Collectie Fries Genootschap, inv. nr 623 (1562).
Nr
Naam
Zuster
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
165 (1541 februari 15)
Laes van Jonghama
Doed (+)
Mari (broer: Syttye)
dochter: Foekel (+; x Docke Agge zoen Waltte)
nicht: Womck Jongama (x Eelck Heringha)
Sneek
1. Zoon van Agge Kempes Jongema en Foekel Oedsma (zie de
aantekeningen bij nr 86); trouwde Mari Syercks dochter Harinxma (UvB,
f. 46v).
2. Zie ook het testament van Laes’ zuster Foekel (nr 86) en de aantekeningen daarbij. Een extra aanwijzing voor de daar ontwikkelde theorie
dat Laes en Foekel geen kinderen zijn van Agge Edes maar van Agge
Kempes, is de vermelding van het naeste bloet van Laes voers. van syn
vaeders wegen: Womck Jongema, Hessel Douwe zoen, Wulcke Douwe
524
zoen. Womck was een dochter van Agge Kempes’ halfbroer Edo (zie
diens testament, nr 126); Hessel en Wulcke waren kleinzoons van Agge
Kempes’ volle broer Hessel.
4. Niet uitgewerkt wordt de relatie tot Aeel, Aeede Jongema weduwe
(Aeede was een broer van Womck; zie zijn testament, nr 127); Foekel,
Jelle Harinxma dochter (Jelle was een broer van Laes’ vrouw Mari);
Syouck, Syerck Donnye huysfrouwe (zuster van Hessel en Wulcke);
Wyts, Oefcke Hessel zoen dochter (Laes’ nicht Anna Oedsma was
getrouwd met Oefcke Hessels Foppinga en had een dochter Wyts; UvB,
f. 55v en 41v).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
166 (1541 februari 27)
heer Here van Hottinga
huysvrouwe: Tryn
meerdere
Franeker
Zie de aantekeningen bij nr 160.
Nr
Naam
Vader
Moeder
Broer
Zusters
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
167 (1541 maart 22)
Wytss Jungummae
heer Godschalck (+)
Idsck Harinxmae
Tyaerdt (x juyffer Tryn)
Sytzs (x Johan Herummae; kinderen, o.a. dochter Luytzs), Tet
Frans Mennummae den jonge
dochters: Fransche, Luytzs
Bolsward
1. Dochter van Goslick Juwinga en Idtsck Harinxma (nr 169); trouwde
Frans Minnema (UvB, f. 51r).
2. RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv.
nr 1042: codicil (1552) met aanvulling (1553); inv. nr 1043: codicil
(1556); inv. nr 1044: testament (1559); inv. nr 1045: nadere beschikking
(1559); inv. nr 1046: verklaring betreffende ontzegeling van het laatste
testament (1562).
3. Zie ook het testament van haar zuster Tet (nr 202).
Nr
Naam
Moeder
Broers
168 (1541 april 11)
Eede van Martena
Siouck
doctor Kempo (+; dochter: Siouck; ’lichter dochter’: Anna x Siurd
Wopcke zoon te Garijp), Epe (x Eesck), NN (+; x Bauck; dochter: N.N.;
zoon: Doecke)
NN (+; dochters: Scholastica in klooster Smalle Ee, Hiss met dochter
Griet); Eesck (?)
’lichter zoen’: Andries
’moy’: Rinthie; nichten: Foeckel (x Hans van Oesten), Cuneer (x joncker
Bunau)
Leeuwarden (?)
1. Zoon van Doecke Martena en Siouck Unia; trouwde Jel Douma (UvB,
f. 54r). Omdat Jel pas overleed in 1540, is met Eesck, myn huysfrowe
waarschijnlijk een dienstmaagd bedoeld. Eesck komt ook niet voor in de
genealogieën. Eede overleed 1541 (UvB, f. 54r; vgl. SFA I, 268: 1540).
Partners
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
525
2. De niet met name genoemde broer was Tiebbe. Legaten aan Anna
Claes van Luxenburch (komt ook in andere Martena-testamenten voor),
Sytzs van Grombach (zuster van Foeckel en Cuneer, dochters van Hessel
Martena), zuster van de vrouw van een broer in klooster Gernaard of
Nazareth onder Hallum (vgl. nr 177: Epo’s vrouw Eesck heeft daar een
zuster Auck Gerckes).
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nrs 19 (1542, 1544), 34 (1543), 69 (c. 1580).
4. Zie ook de testamenten van broers Kempo (nr 144) en Epe (nr 177).
Nr
Naam
Vader
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
169 (1541 juli 10)
Idtsck Haerinxema
Sythie
heer Godschalck van Jungummae, ridder (+)
dochters: Sytzs (x Johan van Herumae; zoon: Goslick), Wytzs (x Frans
van Mennemae den jonge +), Tet (x Stoffel van Roerda); zoons: Dowe
(+), Tyaerdt
Bolsward
1. Dochter van Sythie Harinxma en Tet N. (Bonnema, Hillema?);
trouwde Goslick Juwinga; overleden 1542 (UvB, f. 46v en 51r).
2. Zie ook de testamenten van haar dochters Wytzs (nr 167) en Tet (nr
202).
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
170 (1541 juli 15)
Fed
Wierd Metzies (+)
dochters: Jetzs (x NN); Agneet (in klooster Aalsum)
klooster Aalsum (afkomstig uit Bergum)
1. Fedda en Wyaart Matthys zoen waren in 1537 als proveniers
opgenomen in Aalsum (GPCV II, 694).
2. Zie ook nr 187 en het testament van dochter Agneet (nr 174).
Nr
Naam
Vader
Moeder
Broers
Zuster
171 (1541 oktober 25)
Wythie van Camminga
Pieter Camminga (+)
Fouwel Camminga (+)
Sicko (+; x Kathrina; zoons: Pieter, Taecko, ’mette’ van Wythie); Hayo
Graets (zoon: Tzyaerdt Hollinge, ’mette’ van Wythie; dochter: Fouwel
Camminga; en andere kinderen)
’heerschop’ van Ameland, testeert te Leeuwarden
1. Zoon van Pieter Camminga (nr 98) en Fouwel Eminga (UvB, f. 36r).
2. Wil begraven worden in Hollum, maar als vervoer onmogelijk is, in
Sint Catharinakerk te Leeuwarden bij zusters en broers. Andere dan de
genoemde kinderen, van wie alleen Sicko is overleden, zijn niet bekend.
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
526
172 (1541 november 21)
Lieuwo
Pieter
Saepck Renthzie dochter
neven: Jucko, Syds; nicht: Haeck (Oudkerk; broer: Taecko)
Oudkerk
Zie nr 150.
Nr
Naam
Vader
Kinderen
Woonplaats
173 (1542 april 16)
Jacob en zijn vrouw Tyets
van Jacob: Frerck; van Tyets: Doytze
meerdere
Bolsward
Nr
Naam
Vader
Zuster
Woonplaats
Commentaar
174 (1542 mei 26)
zuster Agnes
Wiert Metgen zoen
Jetge (x Gottert)
zuster in klooster Aalsum
Zie ook de testamenten van Agnes’ moeder Fed (nrs 170 en 187).
Nr
Naam
Moeder
Broer
Zusters
Partner
Woonplaats
Commentaar
175 (1542 augustus 23)
Sytse Harincxma
At
Jelle (kinderen)
Auck (x Wlcke Oennema), Mary (x Laes Jongama +; kinderen)
Jyts Hania
IJlst
1. Zoon van Sirck Harinxma en Att Fons (de getuige heer Hottie Fons,
pastoor te Jorwerd, zal familie van haar zijn); trouwde eerst His Ockema,
daarna Jyts Hania (UvB, f. 46v).
2. Op het testament volgt een opgave van onroerende goederen van de
testateur (RAF, Archief Huis Tjaardastate, inv. nr 421, f. 5r-7r).
3. Zie ook testamenten van broer Jelle (nr 159) en zwager Laes (nr 165).
Nr
Naam
Broers
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
176 (1542 augustus 25)
joncker Roeliff van Bunau
meerdere
Cuner
dochters: Agniete, Margarieta, Helena
Franeker
1. Getrouwd met Cuner Martena (UvB, f. 54r), dochter van Hessel
Martena (nr 92).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Harinxma thoe Slooten, inv. nr 136 (gedeeltelijk afschrift in vertaling
van uitspraak van hertog van Saksen over aanspraken van erfgenamen
op goederen in Duitsland, z.d.).
Nr
Naam
Broers
177 (1542 oktober 29)
Epo van Martena
doctor Kempo (+; natuurlijke dochter: Anna; dochter: Sioucktien);
meester Tiebbe (+; zoon: Doecke)
Eesck (zusters: Auck Gerckes, in klooster Gernaard of Nazareth onder
Hallum; Anna Gerckes, priorin in klooster Cusemer)
nichten: Intzs en Anna Hothnye (beide in klooster Bethlehem)
Leeuwarden
1. Zoon van Doecke Martena en Sjouck Unia; trouwde Eesck Gercke
dochter Tiessens (UvB, f. 54r).
2. Intzs en Anna waren dochters van zijn moeders zuster His en Juw
Hottinga (UvB, f. 50v). Waarschijnlijk verwant: Gauts (in klooster
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
527
Gernaard of Nazareth onder Hallum), Anske (priorin klooster Bethlehem), Anna Claes van Lutzeburg kindskind.
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nr 69 (c. 1580).
4. Zie ook testamenten van zijn vrouw Eesck uit 1554 (GA Leeuwarden,
Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 654), broers Kempo (nr 144) en
Eede (nr 168) en Tiebbes weduwe Bauck Camstra (nr 195; inmiddels
hertrouwd met Syds van Bottinga).
Nr
Naam
Vader
Broers
Zuster
Partner
Woonplaats
Commentaar
178 (1542 november 5)
Hessel
Tyerck
Syuwerdt, Gaetse
halfzuster: Sydts
Anna Claes dochter
Leeuwarden
1. Zie ook testamenten van Hessel van 1560 (GA Leeuwarden, Archief
Olde Burger Weeshuis, inv. nr 655) en 1567 (Ibidem, inv. nr 656) en van
zijn weduwe van 1576 (Ibidem, inv. nr 655). Hij overleed uiterlijk 14
november 1567 (Ibidem, inv. nr 625).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: Ibidem, inv. nr 656.
Nr
Naam
Vader
Broer
Zusters
Partner
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
179 (1543 februari 28)
Frauw
Gerbrandt Stenstra (+)
Gemma
Fed, Jouck, Atke; natuurlijke zuster: Beitzs (in Sint Anna klooster)
Hero Buirmanye
zwanger
grootmoeder: Eetthie Stenstra; nicht: Thietke (in klooster Bethlehem)
testeert te Leeuwarden
1. Geboren te Kampen in 1518, dochter van Saepk Itsma en haar tweede
man Gerbrandt Stenstera; trouwde Hero Burmania; overleden 1548,
begraven in Stiens (UvB, f. 60v). Zowel UvB als SFA geven de naam van
haar vader als Sibren in plaats van Gerbrandt.
2. De vierde echtgenoot van Frauws moeder Saepk was Douwe
Burmania, de vader van Frauws man Hero (UvB, f. 53r). Zij kregen twee
kinderen, Gemma en Atke, de door Frauw genoemde broer en zuster
(UvB, f. 35r).
3. Nicht Thietke was een dochter van Wytz Itsma, zuster van Frauws
moeder. Zie de testamenten van Wytz (nrs 162 en 185).
Nr
Naam
Broers
Zusters
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
180 (1543 oktober 30)
Salvius Foppinga
Wfko (+; dochter: Tryn; en andere kinderen)
Anna (+; zoon: Hessel Meckema; vier dochters)
Aelcke Hermana
nicht: Rints Camminga
Dronrijp
1. Zoon van Hessel Foppinga en Frouck Eminga; trouwde Aelcke
Hermana (UvB, f. 41v). Overleed 1543 november 7 (GFL IV, 74
(Dronrijp G 117).
528
2. De nicht Rints was Rints Minnema, getrouwd met Wyttie Camminga,
kleinzoon van Rienck Eminga, broer van Salvius’ moeder Frouck; haar
jongste zoon Rienck wordt ook bedacht in het testament (UvB, f. 35v).
Nr
Naam
Vader
Broer
Zuster
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
181 (1544 februari 27)
Zettie
Lickle
Tyerck (+)
Wlke
Yeske (zoon: Pier)
zoons: Tyerck (lichter dochter: Auck), Jacob
Ruigahuizen
Er wordt ook beschikt over geld van Holla Zytie zoen, mogelijk een
overleden zoon.
Nr
Naam
Zuster
Partners
Woonplaats
Commentaar
182 (1544 april 6)
Ritzske Bolama
Siolck
Geel (+); Syrdt
Leeuwarden
Zie ook de nrs 130-132 en 190, en de aantekeningen bij nr 130.
Nr
Naam
Broer
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
183 (1544 mei 1)
Syercktzien Donie
N.N. (zoon: Feddo Haerda)
zoon: Gosse (+)
Leeuwarden
1. Dochter van Sirck Agges Donia en Beyts Pibes Liunga alias Haerda;
trouwde Gosse Goffes Aebinga (UvB, f. 47ar). In UvB, f. 30v en SFA I,
158 wordt vermeld dat zij overleed in 1524, en haar man in 1515. Het
eerste kan niet juist zijn, gezien de datum van het testament. Haar zerk
geeft geen uitsluitsel (GFL III, 66-67 (Galileeërkerk, G 156): zerk van
Syrckyen Do[nia], overleden 15[..] januari 22). In 1534 wordt zij
vermeld als weduwe van Goesse Abyngha (OFO II, nr 365).
2. De niet met name genoemde broer was Pibe Mernstra alias Haerda,
zoon van Beyts uit haar eerste huwelijk met Hessel Mernstra (UvB, f.
45v).
Nr
Naam
Broer
Zuster
Partner
Kinderen
184 (1544 mei 2)
heer Foppe
Baucke (+; kinderen, o.a. zoon Jarich)
Rixt (kinderen: Rints, Frans, Atze)
huisvrouw: Peterick
zoons: Bertelt, Atze (+; kinderen), Anne, Frans, Jurgen, Marten, Cornelis
(de twee jongste)
Tzummarum (vicaris)
Heer Foppe moet kort hierna zijn overleden, want in 1546 worden zijn
erven genoemd (RvdA III, 140 e.v.).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partners
185 (1544 september 14)
Wytz Aebbinge
N.N.; Adzert
529
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
(bij Adzert) zoons: Wybe (+), Andleff (+); dochter: Tyemck; (uit eerder
huwelijk) dochters: Fraw (+; kinderen erven in haar plaats), Teetke (in
klooster Bethlehem)
getuigen o.a. pastoor Ferwerd en secretaris Ferwerderadeel
Zie de aantekeningen bij nr 162.
186 (1544 oktober 28)
Reynsk Camstra
Hette van Dekama (+; broer: meester Sicke)
zoons: Pieter (oudste), Aesghe, Hette (jongste); dochters: Edewaer (in
klooster Tzummarum), Yde, Marie, Jel
Jelsum
1. Dochter van Rienck Camstra en Gerland Hoxwier; trouwde Hette
Dekema (UvB, f. 36v). Volgens het opschrift op hun zerk overleed Hette
1522 september 20, Reynsk 1549 augustus 4 (GFL III, 35: zerk uit
Galileeërkerk).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: RAF, Archief Familie Van
Sminia, inv. nr 1410 (1550): scheiding en deling tussen Pieter, Hette,
Yde (x Ryoerd Aebinga), Jel (x Tjaert Jongema) en Marie (x Julius
Botnia).
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
187 (1545 januari 22)
Fedde Wyrs
Beets
1. Geeft haar bezit in Noordermeer aan Joachum Teye zoen en Wythe
Gotters dochter. Uit het testament van Feddes dochter Agnes (nr 174)
blijkt dat Feddes dochter Jetge was getrouwd met Gottert. Wythe was
dus Feddes kleindochter.
2. Zie ook nr 170, en het testament van Feddes dochter Agnes (nr 174).
Nr
Naam
Broer
188 (1545 juni 21)
Take van Herama
N.N. (+; dochters: Luts Camminga, Cathryn Camminga, Eedwer van
Hocxwier; kleinkind: Luts, dochter van doctor Hector van Hocxwier)
N.N. (+; dochter: Cathryn Ryngie), Hylck (+)
nicht: Tied Herama; Take, jongste zoon van wijlen Sicke Cammingha;
mette: George Roorda; neven: meester Wattie Roorda, Johan Walta
Franeker
1. Zoon van Take Herema en Att Roorda (UvB, f. 48r).
2. De overleden broer was Gerrold. De dochters die in dit testament al
dan niet expliciet worden genoemd, waren Luts (x Minne Camminga),
Cathryn (x Sicke Camminga; zoons: Pieter, Take), Eedwer (x Aesge
Hoxwier), Atke (x Hector Hoxwier; dochter: Luts), Anna (+ 1538; x
Schelte Liauckema). De overleden zuster was Rints (x Doecke Rinia;
dochter: Cathryn; UvB, f. 57r). Nicht Tied was een dochter van Takes
broer Johan (x Tierck Walta; zoon: Johan). Wiggle Herama toe Sweins
was een achterkleinzoon van Takes oom Breutick. Zie voor Herema
UvB, f. 48r.
3. Wattie Roorda was een achterneef van Takes moeder (UvB, f. 57v).
4. Zie ook GA Franeker, Archief Gerecht, inv. nr BB 1 (1546): specificatie van boeken, geleend aan heer Bocke.
Zusters
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
530
Nr
Naam
Partners
Kinderen
Ov. familie
Commentaar
Nr
Naam
Zusters
Partner
Woonplaats
Commentaar
189 (1545 november 11)
Rynts Minnema
Wytie Camminga (+), Heero van Roorda (+)
zoons: Renick (jongste), Frans, Haye, Wattie; dochters: Trynke, Ympke,
Doed (x Georgien van Roorda), Tyemck (x Frans Humalda; dochter:
Luts), Sipke (+), Mary (+)
Sybren Roorda
1. Zie de aantekeningen bij nr 129, het testament dat Rynts maakte
samen met haar eerste man.
2. Sybren Roorda (nr 210) was de vader van Rynts’ tweede man Heero
en van Doeds man Georgien (UvB, f. 58r).
190 (1545 december 2)
Ritske Bolema
Anna (in klooster Siegerswoude); halfzuster: Jets (dochters: Anske,
Aucke; meerdere zoons: legaat aan twee jongste zoons)
Syerdt
Leeuwarden
1. Zie de nrs 130-132 en 182, en de aantekeningen bij nr 130.
2. Legaten aan Alyt Syolken dochter en Anna Gerloffs dochter in
klooster Siegerswoude. Alyt was waarschijnlijk een dochter van Ritskes
zuster Syolk.
Nr
Naam
Zuster
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
191 (1546 februari 1)
juffrouw Luts van Ockema
Teetke
zoon: Hero; dochter: Rixt
testeert in Franeker, wil begraven worden in Burgwerd
1. Dochter van Frans Minnema en Luts Feitsma; trouwde Joost Ockema
(UvB, f. 55r).
2. Vermaakt land dat voor een derde deel toekomt aan Schelto
Liauckema, zoon van Luts’ zuster Imck en Sicke Liauckema (zie UvB,
f. 53v).
Nr
Naam
Vader
Kinderen
Commentaar
192 (1546 juni 1)
Symon en zijn vrouw Barber
van Symon: Hoeyte; van Barber: Tymen
dochters: Fueck, Neel (x Sipcke Syuerdts zoen)
1. Symon was mogelijk dezelfde als Symen Hoyts zoen of Symen
Hoeits, schepen van Bolsward in 1539 en 1544 (GA Bolsward, Oud
Stadsarchief, inv. nrs 772 en 797).
2. Barber beschikt over een half huis in Leeuwarden. Mogelijk was zij
een dochter van Tymen Frericks zoen, vele malen schepen van Leeuwarden tussen 1498 en 1520. Tymen was afkomstig uit Bolsward (Schroor,
’Leeuwarder burgers’, nr 89).
Nr
Naam
Partner
Ov. familie
193 (1546 november 20)
Schelta Andla Latzema
Jel (+)
nicht: Tryn, dochter van Pybe Hette zoen; neven: Hans Hans zoen en
Atte Opnehuysen; nicht: Jets Abbe Gerloffs zoens dochter (erfgename)
Sexbierum
Woonplaats
531
Commentaar
1. Ouders niet bekend; trouwde Remck Kempe dochter Oenema (UvB,
f. 38v) en Jel Hommes Hettinga (UvB, f. 48v). Jel zou ook getrouwd zijn
geweest met Siurd Andla (UvB, f. 47r).
2. Volgens UvB, f. 48v overleed Jel in 1543 kinderloos; volgens f. 38v
hadden Schelte en Jel een dochter Jets, als weduwe van N.N. hertrouwd
met Wlke Douma. Schelta’s erfgename Jets was kleindochter van Fokel
Gerlefs (zie nr 110). Mogelijk was Abbe de eerste man van dochter Jets.
Wel wordt Abbe als eerste echtgenoot van Wlkes zuster Gerland Douma
vermeld, maar hier lijkt UvB niet zeker van zijn zaak: volgens f. 38v was
Gerland hertrouwd met Here Agges in Bozum, volgens f. 56av trouwde
zij eerst Heere Agges in Sexbierum, daarna Heere Aarnds in Bozum.
3. Als Jets Abbes of haar kinderen sterven zonder wettige nakomelingen,
mag Latsmastate worden bewoond door Atte Opemehuysen of zijn kinderen. Het is niet duidelijk in welke relatie zij staan tot Schelta.
4. Legaten aan Feyke Heercke zoen en zijn zusters dochter Jets uit
hoofde van het testament van wijlen Rints, hun moeye; Hette en Andla,
zoons van Jelte Jorryt zoen; Sicke Dye zoen en zijn zuster Jeets; Atte
Fedghe.
5. Zie ook de nrs 206 (1549) en 207 (1550).
Nr
Naam
Zuster
Partner
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
194 (1547 februari 19)
Siouck van Martena
halfzuster: Anna
Schelto Liauckema
grootmoeder: Gees, te Groningen
Sexbierum
1. Dochter van Kempo Martena en Peye Lewe; trouwde Schelte Liauckema (UvB, f. 54r). Zie de aantekeningen bij nr 144 (Kempo Martena).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nrs 24 (1547) en 69 (c. 1580); RAF, Archief
Huis Liauckamastate, inv. nrs 204-206 (1547-1555).
Nr
Naam
Moeder
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
195 (1547 februari 22)
Bauck Kamstera
NN (+; x Edo van Martena +)
Syds van Bottinga
zoon: Doeke Martena; (bij Syds) dochter: Jel; twee zonen
testeert in Nijland
1. Dochter van Abbe Saskers Camstra en Jel Douwes Douma (hertrouwd
met Edo Martena, nr 168); trouwde eerst Tiebbe Martena (broer van
Edo), later Syds Botnia (UvB, f. 37r en 54r).
2. Genoemd wordt Scelte Liauckema, getrouwd met Siouck (nr 194),
dochter van Tiebbes broer Kempo (UvB, f. 54r).
3. Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Familie Van Martena, inv. nr 69 (c. 1580).
Nr
Naam
Kinderen
196 (1547 maart 12)
Moey Sipkis
zoon: Jolle; dochter: N.N. (+; x Lauw; zoon: Tyerck dochters: Sypke en
Myercku)
Sondel
Zie de aantekeningen bij nr 143.
Woonplaats
Commentaar
532
Nr
Naam
Broer
Woonplaats
Commentaar
197 (1547 mei 14)
Frederick en Julius van Botnya, broers
Dominicus (+)
betreft Botnia state in Marrum
Zoons van Juw Botnia en Fokel Hottinga; Frederick of Feicke trouwde
Maximiliana van Absolon uit Brussel, Julius of Juw trouwde Maria
Dekema (UvB, f. 33v).
Nr
Naam
Moeder
Woonplaats
Commentaar
198 (1547 september 28)
Wytthie Camstra en zijn vrouw Rema Hermana
van Rema: Wyck Hermana
Wirdum, op Camstra zate
1. Wytthie was zoon van Rienck Camstra en His Ockinga (UvB, f. 36v).
Rema was dochter van Hobbe Hermana en Wick Feitsma; trouwde achtereenvolgens Watze Harinxma, Wytthie Camstra, Hartman Galema en
Hieronimus Hania; uit geen enkel huwelijk had zij kinderen (UvB, f.
47av).
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Wytthie: RAF, Archief
Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 1430 (1557).
Nr
Naam
Vader
Broers
Zusters
Partners
Kinderen
Ov. familie
199 (1548 februari 7)
Reintzen
Douwe
Wlcke Douwe zoon, Hessel Jongema (+)
Anna (x Rioerdt Alberts), Gerlant, Syouck
Pier Sytzema
zwanger
moeye: Renick (in klooster Groendijk); nichten: Jelcke, Barber (beide in
Sneek); oom: Kempo van Juuynghema (+)
wil begraven worden in Arum
1. Dochter van Douwe Douma van Oenema en Jel Jongema; trouwde
Pier Sytzema te Arum (UvB, f. 38v, 56av en 52r).
2. Heeft met Anna en Rioerdt en de andere erfgenamen van haar oom
Kempo (broer van haar moeder) een scheiding gesloten op 1538
november 23 (UvB, f. 52r).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
200 (1548 oktober 3)
Tryn Alberts
Leeuwarden (weeshuismoeder)
In dorso: Catryn Halbe dochter
Nr
Naam
Vader
Broer
Zuster
Woonplaats
201 (1548 december 27)
Dirck en zijn vrouw Thrin
van Dirck: Adem; van Thrin: Arent
van Dirck: Jelle (+; zoon: Agge +, met kinderen)
van Dirck: N.N. (kinderen)
Bolsward (Dirck is schepen)
Nr
Naam
Partner
Kinderen
202 (1549 januari 13)
juffer Teth Jongema
Christophel Roorda
twee
533
Woonplaats
Commentaar
betrokken bij testament: pastoor Ried, vicaris Berlicum
1. Dochter van Goslick Juwinga en Idtske Harinxma; trouwde
Christophel Roorda; overleed in 1549 (UvB, f. 51r).
2. Zie ook de testamenten van haar moeder (nr 169) en haar zuster Wytss
(nr 167).
Nr
Naam
Vader
Broers
Zusters
Partner
Kinderen
Woonplaats
Commentaar
203 (1549 februari 8)
Tjepck
Tjepcke
N.N. (dochters: Ebel in klooster Sion, Ricla)
halfzuster: N.N. (kleinkinderen)
Jaspar Aesgama (+)
dochters: Baet (+), Wyck (x Tzalingh)
testeert in Wirdum, meeste belangen in Dantumawoude
1. Dochter Wyck (+ 1551) trouwde Tzalingh Hommes Camstra (UvB,
f. 36v). Volgens UvB, f. 54v trouwde een niet met name bekende zuster
van Wyck met Tialingh Mockema; dit zal dus Baet zijn geweest.
2. Zie ook RAF, Archief Familie Van Sminia, inv. nr 1366: stukken
betreffende de boedel van Jaspar Aesgema (1539).
Nr
Naam
Vader
Partner
Ov. familie
204 (1549 april 11)
Nanne
Reyn
Hid (wil begraven worden in graf van haar vader)
erfgenamen: zusterlingen (sommige overleden met nalating van
kinderen)
Bolsward (schepen)
1. Trouwde Hid, dochter van Hera Jelbits (nr 66). Haar testamenten uit
1561 in GA Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nr 78.
2. Zie ook nr 205.
3. Mogelijk verwant: wijlen heer Aggo te Sneek, van wie Nanne land
heeft verkregen.
4. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Nanne en Hid: GA
Bolsward, Archief Weeshuis, inv. nrs 79-82; ibidem, Oud Stadsarchief,
inv. nr 798 (1549).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Partner
Woonplaats
Commentaar
205 (1549 april 13)
Nanne
Reyn
Hyd
Bolsward
Overleden op dezelfde dag. Zie verder nr 204.
Nr
Naam
Woonplaats
Commentaar
206 (1549 december 21)
Schelte Andla Latzema
Sexbierum
1. Zie de nrs 193 en 207.
2. Legaten aan Sicke Dye zoen, Jets, Anna Tryne dochter in Leeuwarden
(t.b.v. haar kinderen). De legaten die in nr 193 werden bestemd voor
Jets, zuster van Sicke Dye zoen, en Atte Opnehuysen, vervallen wegens
hun overlijden. Tryn Pybe dochter beweert een graad nader te zijn dan
Jets Abbe dochter.
534
Nr
Naam
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
207 (1550 januari 22)
Schelte Latzma
myech: Hessel
Sexbierum
1. Zie de nrs 193 en 206.
2. Legaten aan Anne Jelte wyf te Leeuwarden (t.b.v. haar kinderen),
Sicke Dye zoen, Humma Peter Harsma zoen, Ryns Derck zoen, Dowe
Goslyx zoen, Hans glaesmaker, Goslick Lyeues (woont bij Schelte in
huis), Froucks twee dochters en haar zoon Joeryen.
Nr
Naam
Vader
Zuster
Kinderen
Ov. familie
208 (1550 april 2)
Obbe
Dirck
Aets Dircx (in ’Bayum’, vermoedelijk klooster Monnikebaijum)
dochter: Thiets (in klooster Monnikebaijum)
naaste bloed: heer Frans (in klooster Foswerd), Ruerdt schroer en zijn
broer en zuster, Neel Jans, Jan Jans zoen te Goutum, Haye en Herdis
Buwe zoenen, Jel te Bolsward, Ane Jans te Franeker, Doue Claes zoen
te Lekkum, Aleff Lolle zoen.
Leeuwarden
1. In een codicil van 1552 augustus 23 (GA Leeuwarden, Archief Olde
Burger Weeshuis, inv. nr 651) worden de rechten van zijn dochter sterk
beperkt ten gunste van het weeshuis.
2. Over de afwikkeling van de nalatenschap van Obbe en Thiets: GA
Leeuwarden, Archief Olde Burger Weeshuis, inv. nr 652 (1563-1576).
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Partners
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Broers
Partner
Kinderen
209 (1550 september 7)
Jeye Sickingha
Douwa Donya (+); Haring Sythiema (zuster: Moede x Syds Tyarda (+),
kinderen)
(bij Douwa) zoon: Johan (+)
nichten en rechte erfgenamen: Griete (x Jan ten Holten), Johanna (x
Dirck van Ballen)
Hallum
1. Dochter van Jan Sickinghe; trouwde eerst Douwa Donya alias Itsma,
daarna Haring Sythiema (UvB, f. 53r en 59v).
2. Er is twist mogelijk over de nalatenschappen van haar eerste man
Douwa en haar zoon Johan met Saepke van Burmania, haar zuster en
haar zusterskinderen. Douwa was een zoon van Saepck Donia en Werp
Itsma. Werp hertrouwde Frau Juwsma, bij wie hij drie dochters kreeg,
onder wie Saepck, die trouwde met Douwe Burmania (UvB, f. 53r).
210 (1550 september 17)
Sybrandt van Roorda
Schelte (5 kinderen, onder wie zoon Crystoffel); Johan (zoon: Frans;
dochter: Rints)
N.N. (+; broers: heer Hero van Hottinga, Jarich Hottinga (+; kinderen en
kleinkinderen)
zoons: Goffe van Roorda (x Mechtelt, dochter van meester Marten van
Naerden, luitenant van Groningen), Georgen van Roorda (dochter:
Harmck); dochter: Impcke (+; x Bocke Gratinga +; zoon: Hero, moet
voortaan Van Roorda heten en wapen van Sybrandt gaan voeren)
535
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Moeder
Zuster
Partners
Kinderen
Ov. familie
Woonplaats
Commentaar
Nr
Naam
Vader
Zuster
Partner
Woonplaats
Commentaar
536
Leeuwarden (pastoor Sint Catharina is biechtvader); eerder Spannum
(huis Doenterp)
1. Zoon van Goffe Roorda en Imck Hommema; trouwde Haring
Hottinga (UvB, f. 58r). Overleden uiterlijk 1550 december 1, als in de
akte die op het testament volgt, wordt gesproken van wijlen Sybrandt
van Roorda.
2. Legaten aan Baue Roorda, kinderen van Jel Roorda en kinderen van
Rynts Roorda. Baue en Rynts waren kinderen van Sybrandts broer
Fredrick (UvB, f. 58r). Mogelijk was Jel hun zuster.
211 (1550 december 6)
Hessel Boytiema
stiefmoeder: Catrina
volle zuster: Griet (+)
1. Hisse (+; zuster Sascker in Smalle Ee); 2. Mary
(bij Hisse) zoons: Syerck, Abbe, Douwo, Hayo, Eepo; dochter: Geel;
natuurlijke dochter: Katrina (x Canter?; kinderen)
miech: Syuck Mollema
Kollum (Boythiema state)
1. Zoon van Sirck Remmersma en Greel (?) Boitsma, weduwe van
Ritske Boitsma (UvB, f. 41v); trouwde eerst His Abbes Heringa (UvB, f.
37r), later Mary Harinxma (SFA II, 37-38), weduwe van Laes Jongema
(nr 165). Hessel zou eerst desponsata (’verloofd’) zijn geweest met
Alyd, dochter van Biuck Hemmema en Auck Eminga (UvB, f. 47av).
2. Syuck Mollema (lees: Mellema) was een neef van Hessel: zoon van
zijn vaders broer Poppe Mellema (UvB, f. 41v).
3. Hessel heeft een vierde deel van een huis te Leeuwarden dat is
gekocht door wijlen Eedo Martena en Jel Mencke. Hessels eerste vrouw
Hisse was een dochter van Abbe Saskers Camstra en Jel Douma. Jel
trouwde later met Edo Martena (UvB, f. 37r en 39r). De betekenis van
Mencke in dit verband is onduidelijk.
4. Een aantal goederen waarover Hessel beschikt, komt deels toe aan de
kinderen van Syds Botnia. Hessels eerste vrouw Hisse had een zuster
Bauck, die eerst was getrouwd met Tiebbe Martena, daarna met Syds
Botnia. Een andere zuster was Sasker, de in het testament genoemd moye
van Hessels kinderen (volgens UvB, f. 37r in klooster Aalsum).
5. Hessel ontvangt jaarlijks een rente van Eepo en Goffo Douwema. Zij
waren zoons van Jels broer Epo Douma (UvB, f. 39r). Die rente vloeit
voor uit bezit van zuster Katrina Douwema in klooster Smalle Ee en
zuster Gauts Douma in klooster Aalsum. Hun relatie tot Jel is niet
duidelijk.
212 (1550 december 29)
Rippert
Reyner
Hillegont Reyners dochter
N.N. (+), N.N. (+), Dieuw Luytziens dochter
Leeuwarden, afkomstig uit Amsterdam
Over de afwikkeling van de nalatenschap: GA Leeuwarden, Archief
Ritske Boelema Gasthuis, inv. nr 360 (1556).
6. Familierelaties tussen testateurs
Auckema
Sibrant Auckema
Johan
Anscke
70 (1505)
Sibbel
61 (1501)
72 (1506)
Pieter
134 (1534)
136 (1534)
Tiedt
156 (1539)
Teeth of Kathryn
x Peter
Auck
137 (1534)
Aylva
Epo Aylva
Tjaard
Catharina
x Sicke van Nyenhuys
Douwe x
Yde
Edwar
30 (1473)
Sjaarda
(zie verder Jelmera)
77 (1510)
(zie verder Sjaarda)
Tyethye
74 (1507)
(zie verder Liauckema)
537
Camminga
Peter Camminga 2 x
11 (1440)
Site Lousma x 1
14 (1451)
Saeck
x Wattia
Harinxma
28 (1472)
Sicke 1 x
Dode
Dokema
57 (1499)
Grathie
37 (1476)
Peter
98 (1521)
Graets
x 1 Wilco
Holdinga
x 2 Tiaerdt
Burmania
164 (1541)
Peter Camstra
(zie verder Camstra)
x 2 Haya Jelmera
50 (1486)
(zie ook Jelmera)
Siouck
x Rienck Eminga
Wytthie
171 (1541)
Wytthie Camminga
129 (1533)
x Remtz
Minnema
129 (1533)
189 (1545)
Camstra/Heringa
Peter
Camstra
1x
N.N. 1 x
Rienck
Tiets 1 x
Jousma
104 (1523)
Site Lousma x 2
14 (1451)
x 2 Tietke Unia
Wiggle
58 (1499)
x Eelck Heringa
Peter
Feico
Sasker
Heringa
80 (1510)
x 2 His
Dekema
Rienck
Rienck
His x
Douwe
Jousma
124 (1529)
Abbe
Reynsk
186 (1544)
Wytthie
198 (1547)
x Rema Hermana
198 (1547)
His x
Hessel
Bootsma
211 (1550)
538
Peter Camminga
(zie verder Camminga)
Bauck
195 (1547)
Harinxma (Sneek)
Bocke
Wattia
28 (1472)
Yde
44 (1483)
Feico
Juw
Jel x
Kempo Jongema
(zie verder Jongema)
Katherina
94 (1518)
Hilck x
Kempo
Abbema
Kathryn
62 (1501)
Lutthye
116-119 (1527)
x Schelte
Liauckema
65 (1503)
Hessell
Abinga
151 (1539)
Harinxma (IJlst)
Epo
Sirck
Sitze
Sirck
Hilck x
Douwe
Jousma
124 (1529)
Jelle
159 (1540)
Sytse
175 (1542)
Idtsck
169 (1541)
x Goslick
Juwinga
(zie Juwinga)
Mary
x 1 Laes
Jongema
165 (1541)
x 2 Hessel
Bootsma
211 (1550)
539
Herama/Tyercksma (Bolsward)
Jelbit
Herama
Hera x
66 (1504)
Wipcke Tyercksma
55 (1496)
Eedwer
Janken
91 (1516)
Hid x
Nanne Reyns
204-205 (1549)
Herema (Tzum)
Take
Gerrold
Take
188 (1545)
Hylck x
Epo Liauckema
138 (1535)
Tyaerdt
147 (1538)
Hottinga/Juwinga
Goslick x
Hottinga
Ansck
Juwinga
Juw
Juwinga
Foekel x
Hottinga
Epe a
Kee
Tjaerd
Juwinga
Tjerck
Juwinga
Jarich Hottinga
34 (1475)
Goslick
Juwinga
x Idtsck
Harinxma
169 (1541)
Juw
Juwinga
x Katherina
Harinxma
94 (1518)
Cathryn
114 (1525)
123 (1528)
146 (1538)
Teth
202 (1549)
Wytss
167 (1541)
540
Here
Hottinga
Both x
Hessell
Martena
92 (1517)
Haring x
Sybrant
Roorda
210 (1550)
Hero
160 (1540)
166 (1541)
Jelmera/Heringa
Ritsche Jelmera
13 (1450)
Sasker
Haya
50 (1486)
x Dode
Dokema
57 (1499)
w.v. Sicke
Camminga
(zie verder
Camminga)
x
Yde Aylva
30 (1473)
w.v. Eelcke Heringa
buiten echt:
Hantya Heringa
x Doed
49 (1485)
Eelck x
Wiggle
Camstra
58 (1499)
(zie verder
Camstra)
Romcke
Jets x
Sioele Buwinga
Ritsko Boelema
130-132 (1533)
182 (1544)
190 (1545)
Jongema/Walta
Edo
Jongema
Hessel
Ansck 1 x
Kempo
x 2 Jel Harinxma
Epo x
Jouck
Walta
Aeda
42 (1481)
Eda
126 (1531)
Agge
Aedae
127 (1532)
Foekel
86 (1514)
Peer
145 (1538)
148 (1538)
154 (1539)
x Bauck Unia
111 (1525)
Laes
165 (1541)
541
Liauckema
Schelta Liauckema
40 (1479)
x Tyethye
van Nyenhuys
74 (1507)
Epo
138 (1535)
Schelte
65 (1503)
x Lytthye
Harinxma
116-119 (1527)
Sicke
Schelte
x Siouck
Martena
194 (1547)
Martena
Sitse
Martena
Jouka
51 (1488)
Hessell
92 (1517)
Doecke
Lucia x
Fritz van
Grunbach
103 (1523)
Cuneer x
Roeliff
van Bunau
176 (1542)
Kempo
144 (1538)
Siouck
194 (1547)
542
Epo
177 (1542)
Tiebbe
x Bauck
Camstra
195 (1547)
Eede
168 (1541)
Minnema
Rints
Hommema
1 x Frans Minnema x 2
Luts
Feitsma
Remtz
129 (1533)
189 (1545)
x Wytthie
Camminga
129 (1533)
Frans x
1 Syt Eminga
2 Wytss Juwinga
167 (1541)
Luts
191 (1546)
Sjaarda
Sicke Sjaarda
Edwar
77 (1510)
x Douwe Aylva
(gaat zich Sjaarda noemen)
Tjaard x
Kathryn
Harinxma
62 (1501)
Swob x
Jarich
Hottinga
34 (1475)
Lutke x
Gerrold
Herema
Cathryn
114 (1525)
123 (1528)
146 (1538)
Allert
Sicke x
Sicka
Lutthye
36 (1476)
Harinxma
116-119 (1527)
Tyaerdt
147 (1538)
543
Glossarium
aech (62), behoort
adeel (50, 61, 63, 70), eeuwig deel (a = eeuwig); vgl. portio perpetua (16)
aeffta zyd (67), echtgenote
afslaen (106), ontnemen door doodslag
afterdaden (38, 94, 113, 275, 280 etc.), postfacienda (39), kerkelijke plechtigheden na
overlijden, t.b.v. zieleheil
agen (72), onbekend; vermoedelijk corrupt
ager (9), landmaat
alft (342), alve of albe, witlinnen kleed van priester
algued (15), onbekend; roerend goed?
altorum et bassorum (5), in altis et bassis (29), over hoog en laag, geheel en al zoals het er bij
ligt; vandaar ook: ongescheiden
anbring (321), aanbreng, waarschijnlijk het register van 1511 (RvdA)
anfall ende ghaerhyeld (160), bezoek en beraad, familiebijeenkomst
anniversarium (4, 199, 252), jaarstond, jaarlijkse herdenking van de sterfdag
antwort (37), andert (43, 63, 64), antwyrdt (152), aanwezigheid
baech (151), onbekend; boog?
bassdonyen (paternoster) (238), onbekend; soort (edel)steen?
befestingh (99), hetzelfde als bueckwesta (zie aldaar)
begynen (94, 189), baguta (1), begijn, derde-ordezuster; zie ook monialis (2)
begangenis (253, 266, 296, 303, 357, 379, 449), begaen (48, 91), bezoek aan het graf tijdens
uitvaartplechtigheid of memoriemis
bekeringe (240, 278), beslommeringen
beraden (18, 48, 60, 323, 324, 333), uitboedelen
bergie (156), in onderhoud voorzien, zich redden
bernth (18, 48, 81), last, in het bijzonder zielelast: religieuze verplichtingen t.b.v. het zieleheil
van overledenen
berou (108), toebehoren, in dit geval van een bed, dus: beddegoed
beschyn (184), bewijsstuk
bethe (85), voorbede, in het bijzonder voor zieleheil
beyers (105), eigenlijk beyaert, roodbruin
biddende orden (15, 17, 19, 43, 50, etc.), bedelorden
berns, birns (46, 48, 50, 51, 66, etc.), uitboedeling, gift van kindsdeel
bischop (275), schoolmeester
blikena berth (46), blykende boert (120), blyckende geboert (203), levende nakomelingen
boecken, buken (15, 18, 19, 38, 45, etc.), legaat aan kerk, meestal een vast bedrag per persoon
of per bezitseenheid
boeden (131), kerkelijke afkondigingen voor huwelijk
boeszder (83), boesdoer (332), grote deur van een schuur
bostegia (16), bestegen (43), boestgen (59, 195), trouwen
broescap (45), broeders, in dit geval dominicanen
bruckma, gebruick (280, 305, 389, 436), gebruiksrecht (zie ook notma)
bueckwesta, buucwas (16, 36, 46, 117, 160, etc.), befestingh (99), huwbare leeftijd; misschien
ook: zelfstandige vestiging
bulster (bed ende -) (280, 396), strozak
busse (105), vuurroer, geweer
byliowert (216), belieft hij het, indien hij wil
byorknyen (14), beoorkonden
byriuchter (96), berechter, priester die laatste sacramenten brengt
byscaet (145), gewenst, bepaald (van besceiden)
544
bystegha (ter moelda -) (45), ter aarde bestellen
bytefta (250), ten achter, achterstallig
Decretales (114, 303), verzameling pauselijke besluiten
deedland (289), doodland, land waaruit afterdaden worden betaald
deel (70, 72, 134, 155, 320, 437), portio (93), uitdeling aan priesters op jaarlijkse herdenking
van overlijdensdag (zie ook adeel)
deel (94, 123, 319), teyl (84), grietenij
deelta (161), dolte (deeyp - int uyt ende een int suart) (236), hoeveelheid te delven turf; ’witte’
turf is van mindere kwaliteit dan ’zwarte’
dempter (276), uit Deventer
deymodt, mod (311), dagmaad, land dat in een dag kan worden gemaaid
dick, wick (328), al het land, geheel en al (vgl. land ende sand)
dolte, zie deelta
druga ziela (247), ziel waarvoor geen afterdaden worden gedaan
dusengh (81), gordel met schelletjes
duesert (189), onbekend; hetzelfde als dusengh?
dyoep (25, 32), (van jupe), japon
eech (250), bezit
eedss (65), turf
eer ende veer (404), aanzien en rechten die bij een state horen
eermissa (64, 279), edermisse (159), vroegmis
eester (300), tuin, boomgaard
eynter (153), eenjarig
entra (91), inter (193), één van hen
exarieren (382), opstellen (van een oorkonde)
eyde (128), eg
fal (289, 417), langwerpig stuk akkerland (vooral op zandgrond)
ferierscep (225), bepaald soort schip, of een hoeveelheid die erin kan worden geladen
fiscael (308), belastingambtenaar
foerndeel, zie vorendeel
foldat (275), voldoening, genoegdoening
follost ende traest (253), verlossing en troost, verlichting van noden
forndeel, zie vorendeel
freedsbolla, vridachsbolle (27, 33, 70, 109, 233), porciones sexti feriarum (29), partitio cum
sexta feria (4), uitdeling (van broden) op vrijdag ter nagedachtenis van overledene
frionden, vrienden (16, 18, 48, 63, 142 etc.), bloedverwanten
fyoerisser (116), vuurijzer (munt, een twaalfde van een rijnsgulden)
gae (139), parochie
gaelyoed (62), parochianen
gaer (65), gzaer (342), kleding, in dit geval een priesterkleed
gaerslach (119), sierstuk op een kledingstuk
garsinge (109), grasland
gasta (12), geesten, zielen
genyet (136), genot van vruchtgebruik (zie ook bruckma, notma)
getement (420), getimmerte, gebouw, opstal
getta (417), eigenlijk jetta, nog
gewalt (322, 323, 328, 329, 331, 391, 396), wauld (162), beschikkingsmacht
ghafrouwe (37), parochiane
ghenghen (192), (eigenlijk: gaande, gangbaar), zich bevindend, nu ter tijd?
ghastman (35), iemand die op de gaast (zandgrond) woont
gincber (314), gember
gluppen (81), (van gluup, vals?), mogelijk een soort wapentuig
545
goulden, gouden (252, 253), goed als goud
gzaer, zie gaer
haedfrow (110), patrones, vrouwelijke patroonheilige
haedprester (68), hoeftpryester (165, 166), pastoor, priester belast met zielzorg
haeffelick ende erffelick (222), roerend en onroerend
halshotia (99), bepaald soort huik, halshuik
handlick ende schick (240), handlye ende schicke (278), behartigen
harling (193), hoofdeling
hat (144), hoofd, bepaalde landmaat
heep (21), eigenlijk: sikkelvormig mes; hier mogelijk te emenderen tot sceep
heerdt (447), hoeve, zate
heerwarra (8, 9), huurgoed, huurland
Heilighe Gheest (134), instelling voor armenzorg, in dit geval armenhuis
helgum ende herum (48, 82, 103, 343, 439), heiligen en heren, kerken en priesters; vgl.
priesters ende kercken (319)
helgengel rieme (384), onbekend; ketting met daaraan een beeldje van een engel?
hempgarten (83), (van heimgarten), hof bij het huis
hemrick (21), hemryck (321), dorp, dorpsgebied
herus (32), patroonheilige
hoden (51), hoeden, borg staan voor
hoeftpryester, zie haedprester
hoernleger (83, 126, 280, 328, 416), huisplaats
Hoghe Raed (313), Hof van Friesland
holtfaallen (389), fal (zie aldaar) met houtbegroeiing?
holtfoeten (292), bepaalde lengtemaat
huetsticken (276), (van huet = leer) leer bewerken, kleding en schoeisel maken
huussitten (65, 117, 253, 357, 363), rechte armen, armen die niet bedelen maar thuis worden
bedeeld; vgl. huusarmen (429)
iconimi (185), (van oeconomus), kerkvoogd
inlesa, inleghien (13, 20), inleggen, recht van koop uitoefenen
iytwant (189), eetwaar
jaerdeel (23, 43, 113, 267, 316, 342, 412), jaarlijks deel
jaerstond (155, 352 363 376 379), jaarlijkse herdenking van overlijdensdag
jaertyt (33, 113, 266, 320, 357, 437), hetzelfde als jaerstond (zie aldaar)
jeerwand (50, 312), jeerweynghe (250), jeerwende (253), hetzelfde als jaerstond
jeld (65), gilde
jongerpriester (13, 47, 60, 303), hetzelfde als capellaen (zie aldaar)
jongerschap (188, 189), kapelanie
kaepbraed (117), koopbrood, brood van bepaalde omvang
camahu (223), camu (357), camee
capell (yseren - mitten yseren braetspitten ende braedpannen) (314), soort kast
capellaen (182, 273, 320, 328), priester die pastoor helpt in zielzorg; ook: bedienaar van
kapelanie zonder zielzorg
kaysel (91), kleed (meestal kazuifel, maar hier is een kledingstuk van een vrouw bedoeld)
keysers oerkene (37, 66), notaris
kelen (koeren ofte kelen) (214), onbekend; van kedel, kiel, of kele, o.a. lepel?
kerckheren (124), pastoor, biechtvader
kercklast (335, 369), kerckgerechten (387), verplichte afdrachten aan kerk
kerstenseel (72), gedoopt kind
cistarys (79), bewaarder van de cista, het kistje met kleinodiën
klemert (204), onbekend; van klimmer, munt, of kleinoet?
klerlaey (151), onbekend; mogelijk een soort leyen (zie aldaar)
546
clyr (195), hetzelfde als clieder, kraag
clennet (384), kleinood
cleynbroet (202), fijn brood, gebak
koeplanden (177), gekocht land (i.t.t. aangeërfd land)
koer ende fyn sulver (292), zilver van bepaalde kwaliteit
koer (koeren ofte kelen) (214), onbekend; van kore, mand of korf?
komens rinsche gulden (86, 87), koopmans rijnsgulden; hetzelfde als gancber of current
commensalis (8), tafelgenoot, in klooster provenier
conferieren (406), betalen, inbrengen
koyt (65, 110), biersoort
coytcruysen (301), bierkroezen
creeft (105), borstharnas
crone goldt (293), bepaalde kwaliteit goud
cruys, croos (256, 275, 292, 301, 359, 360, 381), kroes, beker
lagatarienn, legataria (176), ontvanger van een legaat
land ende sand (43, 79, 256, 280), al het land, geheel en al
lanya (250), uitreiken, betalen
lawghia (16, 193), nalaten, door vererving doen overgaan
leen (49, 121, 154, 434, 450), prebende, prove
legh (190) (van legginge), inbewaringgeving, depot
leste (426), verdienste (vgl. Duits leisten)
lexen (54), lessenen (121), lectien (142), lectiones (155), voorlezing tijdens kerkelijke
plechtigheid
leyen (322, 402), verveend land
lichter sin, lichter dochter (23), bastaardzoon, bastaarddochter
lyafyefte (12, 65), lieffghifte (315, 334, 352, 376), liefdegave, schenking aan partner
lien (202), geleden, doorstaan
lieten ende lawyghen (90), nalaten
loeg (72, 90, 152), plaats
lope (202, 218, 342, 389, 421), inhoudsmaat, schepel (speciaal van koren)
lyepste (215), slechtste, van de minste kwaliteit
lyffstonde (16), duur van het leven
lyves bylyowet (13, 153, 169, 253), het leven verlaat, sterft
macka (48), maakbrief, overeenkomst
madme (173), onbekend; misschien te emenderen tot mannen? (gewoonlic madme i.t.t. eerder
genoemde priesters en burgers)
maenstond (134, 253, 266, 303, 357, 363), tricesimi (199), kerkelijke plechtigheid ter
herdenking van een gestorvene, een maand na het overlijden
maerscip (267, 324), zuivelmaat
malien (63), gesp
mande (88), gemeenschappelijk
mangelinge (325), bemoeienis
mannenmayde (83), mansmat (124, 253, 332), mannemed (365), mannemaad, hetzelfde als
deymodt
maynman (116), waarschijnlijk te emenderen tot waynman, wagenaar, voerman
meckbrieff (110), oorkonde waarin uitboedeling is geregeld (vgl. macka)
mesken (292, 301), messing
monnen (73), mindere?; in druk a en b: monnich, menig?
mortuaria (7), doodschuld, som die na overlijden aan kerk wordt betaald
mulcten (157), rechtsmiddelen, straffen
mutzie (275), moeite, tegenwerking
mynde (beeste - rock) (215), onbekend; de beste rok van de minder goede?
547
nacht (330), geneucht, genot, gebruiksrecht (vgl. bruckma, genyet, nacht)
nackte Jesus (172), devotiebeeld van Christus op de koude steen
naedreht (173), noturfft (177), nedroeft (394), nooddruft, behoeften
noerne (205), geen enkele
noglike (115), deugdelijk
notma (35), noet (91), genot, vruchtgebruik (vgl. bruckma, genyet, nacht)
nouwa (66), neef
nyaer (20, 443), naastingsrecht
oblaten (153, 170), hosties
Onse Lieve Vrouwe in die Sonne (213), Marianum, beeld van Maria in stralenkrans
orkene (15, 64, 152), getuige
orkenscip (43), getuigen
osenbrucks (225, 294, 392), uit Osnabrück
partitio, portio, zie deel, freedsbolla
pastertzoenn (179), bastaardzoon
patiert (377), onbekend; gegeven?
peen ende broeck (297), straf
pennighshure (18), pennyaheer (98), pennynxheren (192), bepaald soort tijns, speciaal op
Ameland; vandaar ook: oppervlaktemaat
perpetuus vicarius (28), waarnemend pastoor
persona (13, 43, 182, 279), pastoor
personatus (10), personaetschip (41), pastoorsprebende
peye (80, 127), verhoging, doksaal
prebendarius (28, 58, 103, 121, 182, etc.), prebendatus (246), prebendaet (278, 341, 354, 374,
425, 450), prebendaris, bedienaar van een prebende, meestal zonder zielzorg
prerogativa (4, 199), prelegaat (= vorendeel)
promptuarium (93), provisiekast
pronda (20), prove (119, 121, 155), prebende
protestatie (155), voorwaarde, nadere bepaling
provepriester (77), bedienaar van een prebende
puyster (314), blaasbalg
quick ende til (37, 61, 280, 396), vee en tilbaar goed, roerende goederen
quick ende claed (51), vee en kleding, roerende goederen; vgl. cleed ende claed (280)
reidmeer (253, 338, 404), rietpoel
reyl (213, 402), soort stof
righem (106), berade zich, melde zich
romenye (265), Franse wijn (i.t.t. Rijnwijn)
romonsch (70), uit Roermond
rucker (206), ruker (263), iets dat geur afgeeft
ryer (153), eenjarig rund (enter ryer is dus dubbelop)
sacrista (79), bewaarder van de sacristie
saent (105), saninghe (106), sanynghe (116), aanspraak
scetten (109), vee
schaartz (ein schaulat -) (204), onbekend; bepaalde hoeveelheid stof?; of van schar, weide?
schatta (21), onbekend; misschien een toponiem Schatta?
scheed (91), scheyd (263), schede, breischede
scheysgeswegh (314), brood van een schyesye (zie aldaar)
schioed ende schaet (48), gescheiden, volledig bedeeld
schot (25, 72, 110, 228), deel van kledingstuk
schyesyen (189), kleine munt (van siseine, een zesde van iets, mogelijk van een stuiver)
schyffwa (94), scywrie (28), schijf, speciaal hoeveelheid was in de vorm van een schijf (zie b.v.
OFO IV, nr 32: waxschiwa)
548
sciphus (186), beker, bokaal
schrickenburrichger (197), sickerburger (172), scrickenborger (434), munt
seddel (276), cedulle, briefje
sede ende pleghe (18, 105, 342), syd ende pliga (62, 216), zede en plege, oud gebruik
semysse (322), onbekend
servicia (39), (van cervisia), bier
setten noch sellen (65), satte noch salle (117), vervreemden noch verkopen
sevende dach (134), herdenking van gestorvene een week na overlijden
seychem vanas (204), onbekend; vaan met wapen?
sibdeel (182), verwant, mate van verwantschap
siedinge (91), onbekend; zaailand?
slag (25, 63, 213), sierstuk op kledingstuk
smeyten (240, 278), toeslaan
snees (100, 389), twintig
sorket (31), overkleed
sorsierie (157), waarschijnlijk van sorteren, rechtsgeldige gevolgen hebben
spoelkint (104), onecht kind, vóór huwelijk verwekt
sponsalia oft contractschyn (280), verlovings- of huwelijkscontract
spreeck (97), aanspraak
stal (18), stel, tweetal
stal (49), rechtskracht; stal hebben van kracht zijn
stirps (117, 136), geslacht, familietak
stoeff (175), verwarmde kamer
stowerie (159), stofferen, van een kleed voorzien, versieren
sulffsderde (Sancte Anna -) (252), Sint Anna te drieën (Anna, Maria, Jezus)
Summa Pisani (303), boektitel
suurd (98), zwaard
swaegeren ende snoeren (257, 258), schoonzoons en schoondochters
swaer missen (19), plechtige missen
swart (236, 366), van turf: betere kwaliteit
swart nifke (253), nicht in een klooster waar zwart habijt wordt gedragen?
sweednota (43), belender
syck hebbe (54), (syck = zich), zich gedraagt
taefele (205), schilderij, (altaar)tafel
talentum, talentatum (4, 9), pondemaat
tanst (193), (hetzelfde als tenst), denkt
tecknen (189), dekens
tenye (328, 330, 369), visserij
teppelen (413), onbekend; noppen?
testamentarius (18, 22, 43, 63, 66, etc.), testamentoer (128, 129, 167, 219, 228, etc.), persoon
ten overstaan van wie testament wordt gemaakt; soms ook executeur-testamentair (b.v.
391)
teyl, zie deel
tiden (47), regelmatige afdracht aan priester
toramet (125), toebedacht, aangewezen
tortiza (43), toorts, kaars
trachteren (161), behandelen
tricesimi (199), zie maenstond
troegh (83), onbekend; misschien van tuig, gereedschap of inboedel?
trosas (204), drost
twielegginge (258), twyleggher (311), scheiding, boedelscheiding
twynferstandt (242), tweenverstant (344), onduidelijkheid, misverstand
549
tynyngha (44), omheining, omtrek
tzermme (204), onbekend
tzettelen (189), ketels
umfring (167), onbekend
uuttylt toe wyen (43), onbekend; waarschijnlijk corrupt
verdreghen (125), het eens worden
versoeket syn leed (108), zijn uitvaart bijwoont
vertrecken (106), uitstellen
vertyaene laen (389), verlaten of nagelaten landen
vervollen (Godis boet -) (36, 67, 117, 279, 311), sterven
vicarius (13, 28, 43, 69, 103, etc.), plaatsvervanger (vicarius perpetuus) van de pastoor; in
Friesland slechts zelden bedienaar van een vicarie (b.v. 17)
vorendeel, foerndeel (126, 136, 257, 280, 281, etc.), prelegaat; soms: fideïcommis
vorharsinge (278), bevel, opdracht
vridachsbolle, zie freedsbolla
wanvorstand (280), eigenlijk: slechte verstandhouding; hier wellicht: geestelijk onvermogen
warsinghe (116), (van werselinge), tegenstreven
wauld, zie gewalt
worp (304), werf
wrdland (389), oud akkerland
wrlep (215), overloop, dat wat over is
wrtracterien (48), overdenken
wyrdyng (189), waarde; een cleen boecks wyrdyng, een bedragje ter waarde van een klein boek
yseren koe (213, 396), koe die als hij doodgaat moet worden vervangen door een andere;
vandaar: eeuwig te ontvangen bedrag ter waarde van de opbrengst van een koe
550
Register
Aa (Ae, Ampnis), Beerndt Anebath ter, priester
en notaris 183 184
Aa, ter, Sint Mariakerk, zie Groningen
Aalst (Aelst) [België, Oostvlaanderen], Pieter
van Edingen van 222
Aalsum Oostdongeradeel (Aelsum, Alsum) 49
104
- kerk 49
- pastoor Tiard 49
- prebende 49
- Sandforda 49
Aalsum (Aeelsim, Aelsem, Aelsim, Aelsom,
Aelsum, Aelsym, Aelzum, Aeylsim, Aeylsum,
Allsem, Aylsem, Aylssum, Aylsum, Aylsym,
Aylzum, Eylsem, Eylsum), tertiarissenklooster
bij Oude Schouw, Utingeradeel 34 50 53 61 62
64 65 93 94 102 108 114-116 127 135 138 151
153 170 171 174 175 184 189 199 202 205
214 233 250 267 270 359 365 366 374 375
402 447
- Sint Anna 366
- Sint Maria 138
- confessor sororum Foppo 114 115
- kapelaan Leuwe 374
- mater Gheel Allerts dr 171
- medepriester Wolter 62
- pater Johannes 61 62
- pater Marcus 171 175
- pater Peter van Well 175 374 375
- priester Jacobus van Amsterdam 175
- priester Johannes Scotus 175
- provenierster Joest Willems dr 170 171
- zr Agnes Wierds dr 366 374 375
- zr Gauts Douma 447
- zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151
- zrs, twee nichten v. Lutke Harinxma
Aarent, zie Aernt
aartsbisschop van Canterbury, Willelmus
Warham 185
Abba, zie Abbe
Abbaghae, zie Abbega
Abbama, zie Abbema
Abbe (Abba, Abbo, Abe) 49
- prebendaris Bolsward 425 426 443
- z.v. Fokel Gerlefs wed. 216
- zwager v. Feddricus Hummama 29
- Hessel z. Bootsma 446 447
- in Oersum 31
- Rykwis 59
- Sasker z. Heringa 153
- Sypkes z. 144 163 167 191 197 215
- , Buwe Abbis 173
- , Cornelis Abbe z. 302
- , Gattzie Abbe z. 337 338
- , Georgen Abbe z. 442
- , Hero Abbe z., notaris, meester 229 231 235
290 361 362 381 382 385 390 393
- , Jacob Abbes 268
- , Jets Abbe Gerloff z. dr 412-414 433
- , Peter Abbe z., schepen Bolsward 358 364
431
- , Thomas Abbe z. 442
- , Wattie Abbes z. 76
Abbega (Abbaghae, Abbegae) 59 141 142
- kerk 24 142
- Sint Gertrudisleen 141 142
- kerkvoogden 141
- pastoor 141
- pastoor Goffa 94-96
Abbema (Abbama, Abbinga, Abema, Abinghae)
- state, Huizum 307
- , Campe 27
- , Lutze 27
- , Hessel 307-309
- , Hylck Hessel dr, zr Nijeklooster 307
- , Kempo Hessel z. 307 308
- , Sipke 339 353 354
- , Tietke Hessel dr 307 308
- , Wick Hessel dr 307 308
Abbengha, zie Aebinga
Abbinga, zie Abbema en Aebinga
Abbinghawier (Abbinghaweer), Rauwerd 41
- Ids te 41
Abbinghe, zie Aebinga
Abbo, zie Abbe
abdijen, zie Aduard, Assen, Bloemkamp,
Dokkum, Essen, Foswerd, Gerkesklooster,
Klaarkamp, Lidlum, Mariëngaarde, Selwerd,
Smalle Ee, Staveren/Hemelum
Abe, zie Abbe
Abel Lambers z. 213
Abema, zie Abbema
Abert convent, zie Thabor
Abingha, zie ook Aebinga
- slaet, Akkrum 61
Abinghae, zie Abbema
Abinghe(n), zie Aebinga
Abinscaer, Heeg 172
Abyngha, zie Aebinga
Achlum (Achtlum) 155 227
- uithof windesheimer mannenklooster
Ludingakerke 28
- Dersum guedt, lytze 155
Ackamaryp, zie Akmarijp
Ackeren, zie Akkrum
Ackerman, priester Thomas, Amsterdam 211
Ada, zie Ede
Adam (Adamus, Adem), zie ook Ede
551
- Eme z. 264
- , Dirck Adams z., burgemr, schepen Bolsward
422 424-426
- , Hilgont Adams 133
- , Jacob Adams z. 269 277
- , Jelle Adems z. 425
- , vader 240 278
Ade, zie Ede
Adem, zie Adam
Ado, zie Ede
Adriaen, zie Ariaen
Adrianus VI, paus 197
Aduard (Aedwert, Aedwerth), cisterciënzer
mannenklooster (abdij) Sint Bernardus 56 65
110
advocaat, zie Jan van Arum, Joannes Lensius,
Johan Wersteneren, Pieter Rieuwerdts z.,
Stephen Vos, Winandt Willems z.
Adzert (Adzaert, Adzart, Adzer, Aedzert)
- Aebinga 207 208 343 398
- Andlef z. Aebinga, br Mariëngaarde 12
- , Jacop Adzers 229
Ae-, zie ook EAe, ter, zie Aa
Aebbaerdt, zie Thabor
Aebbinge, zie Aebinga
Aebema guedt 448
Aebinga (Abbinga, Abbengha, Abbinghe,
Abinghe, Abyngha, Aebbinga, Aebbinge,
Aebyngha)
- huis, state Blija 12-14 207 343
- , Andlef 12-14
- , Andleff Adzert z. 344 398
- , Adzert 207 208 343 398
- , Auck 207
- , Bauck 207
- , Beyka 12 13
- , Byuck, brs dr v. Adzert 207
- , Douwe Goffe z. 160
- , Eelck 207
- , Frans, brs z.v. Adzert 207
- , Goffe Douwe z. 158-162
- , Gosse Goffa z. 159-161
- , Hette 29
- , Remed Goffe dr 159-161
- , Sywert Andlef z. 12 13
- , Tako, abt Mariëngaarde 14
- , Teth Goffe dr 160
- , Tyemck Adzert dr 398
- , Tzaling Andlef z., abt Mariëngaarde 12 13
- , Wybe Adzert z. 344 398
- , Wytz 343 344 398 399
Aecht Albert dr 241 242
Aecka, Sipck Aecka z. 173
Aede, zie Ede
Aedlum 16
552
Aedo, zie Ede
Aedwert, Aedwerth, zie Aduard
Aedzert, zie Adzert
Aeede, zie Ede
Aeel, zie Ayl
Aeelsim, zie Aalsum
Aeentien Lucas 203
Aeff (Aefftien) 135
- dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315 316
- tante v. Henrick Nannes 164
- , ald 351
Aeffe (Affe) Sickema 447
Aefftien, zie Aeff
Aeghenwird, zie Engwird
Aeken, zie Aken
Aelcke (Aelka, Aelke, Aelthie, Aeltie, Aeltye,
Aleke, Alleken) 331, zie ook Eleken
- brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303
- dr v. Tiedt Johan dr Simon Hendricks wed.
269 316 318
- tante v. Conradus de Nendorpe 1
- zr v. Conradus de Leeuwarden 3
- cort Jans 147
- Doynga 49
- Duses 1
- Hermana 386
Aelckema, Wybe 213
Aeldeburgh, Sifridus in 10
Aeldehave, zie Leeuwarden Sint Vituskerk
Aelikema goed, Hallum 333 334
Aelka, Aelke, zie Aelcke
Aellme heem 448
Aelsem, Aelsim, Aelsom, zie Aalsum
Aelst, zie Aalst
Aelsum, Aelsym, zie Aalsum
Aeltgema (Aetgema, Altema) zie ook Aylcama
- , Meint 124 125
- , Myaent Meint z. 124 125
- , Watte Meint z., priester Gerkesklooster 124
125
Aelthie, Aeltie, Aeltye
Aeltze (Aeltzo) 267
- Nicolai, vicaris Franeker 299 300 316
Aelzum, zie Aalsum
Aemcke Sytzie z. 365
Aemland, zie Ameland
Aenge guedt, Witmarsum 287
Aengenwird, zie Engwird
Aenghem, Aenghum, zie Anjum
Aenghwirdt, zie Engwird
Aengium, Aengum, Aenium, zie Anjum
Aenka Yska z. 127
Aenschen Ritsche dr Jelmera 18
Aenwierd, zie Engwird
Aenygum, zie Anjum
Aepke (Aepka)
- , Alle Aepka z. 115
- , Gerlof Aepke z. 298
- , Wlcke Aepke z. v. Workum, kapelaan Sint
Vituskerk Leeuwarden 283
Aerd (Ardt) Schoyt 221
Aerent, Aerien, zie Aernt
Aernsma, meester Albert Gisberts 255 256
Aernt (Aarent, Aerent, Aerien, Aernd, Arent,
Arndt, Arnoldus, Arnt)
- pastoor Hitzum 43
- pastoor Sneek 40 41 53
- priester Hitzum 43
- Arnts z. 144
- Jans z. 348
- Lyuckes z. 215
- Pieters z. 387 388
- scheryer 214
- schomaecker 272
- Schreler 54
- tapper 329
- van Surhuizum (van Zwolle) 36 37 277
- van Zwolle, zie Aernt van Surhuizum
- , Alydt Arents 360
- , Arnt Arnts z. 144
- , Hys Aernts dr 394
- , Peter Arent z. 127
- , Tryn Arents dr 424-426
Aerntien Rutgers 234
Aersem, Jorwerd 94
Aerygen, zie Ariaen
Aesche, zie Aesge
Aesgama, zie Aesgema
Aesge (Aesche, Aesga, Aesghe, Aesgho, Aesgo,
Aessge, Azego, Esge) 128 332
- fadir v. Yde Heringa 50
- prebendaris Bolsward 211
- priester Minnertsga 30 32
- Hette z. Dekema 243 400
- , Aesge Aesgens 321
- , Geroldt Aesgo z. van Hoxwier 299
- , Hessel Aesgis 146 181
- , meester, priester Franeker 177 220
Aesgema (Aesgama, Aesgheme, Aesgna)
- goed, state Marssum 50 153
- state, Kornjum 307
- , Jaspar 429 430
Aesghe, zie Aesge
Aesgheme, zie Aesgema
Aesgho, zie Aesge
Aesgna, zie Aesgema
Aesgo, Aessge, zie Aesge
Aeste fenne, Sondel 288
Aesteberum, Aesterberum, Aesterbirum,
Aesterbyrum, zie Oosterbierum
Aestereindt, Aesterend, zie Oosterend
Aestergoe, zie Oostergo
Aestersinghera ffyeldt 311
Aesterterp 241
Aesteruerum, Aesteruierum, zie Oosterwierum
Aesterwauds meed 71
Aesterweerum, Aesterwyrum, zie Oosterwierum
Aesthem, zie Oosthem
Aestra waerren 417
Aetgema, zie Aeltgema
Aets Dircx 436
Aeyl, Aeyle, zie Ayl
Aeylim 43
Aeylsim, Aeylsum, zie Aalsum
Affe, zie Aeffe
Ag Diericks 231
Agge (Agga, Agge, Aggeus, Aggha, Agghe,
Aggho, Aggo)
- halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87
- pastoor Westermeer 35
- priester Sneek 46
- priester Sneek 431
- backer 147
- Broersma, notaris, secretaris Sneek, meester
252 314 315 339
- cuper 219
- Dircks 119
- Douwes 144 163 167 191 197 215
- Folkerts z. 389
- Jacob z. 197
- Jarichs 389
- Jelle z. 425
- Oestrendus, pastoor Oosterend 246 251
- Peers, prebendaris Sneek, Sint Catharina-altaar
89
- Piters z. 376
- Walta 294
- Walta dr te Nazareth bij Idsega 250
- , Doeke Agga z. Walta 294 339 350 351
- , Fed Agga Walta wed. 291
- , Foekel Agge dr Jongema 168 169
- , Meus Agges z. 144 163 167 191 197 215
- , Sybet Agga z. 137
- , Taettie Agges 231 234
- , Wabbe Agga z. 115
Agnes (Agneet, Agniete)
- bastaarddr v. Hessel Martena 179
- Rudolf dr van Bunau 378
- Wierds dr, te Aalsum klooster 366 374 375
Agricola, R., notaris Arum 194
Ail, zie Ayl
Ailema, Ae., secretaris Franekeradeel 26
Aken (Aeken)
- , Gregoris Bertolff van 221-224
- , Jan Bertolff van 221 223 224
- , Mathys van 239
Akkrum (Ackeren, Ackrum) 52 61-63
- kerk 61 62
553
- pastoor 62
- pastoor Waltia 61 62
- vicaris Boldewyn 62
- Andringaleen 61
- Abingha slaet 61
- Diapa slaet 61
- Dychuystera gued
- Gatze slaet 61
- Henyshuystera guet 61
- Witiama gued 61
Akmarijp (Ackamaryp) 34 35
- Sint Gertrudiskerk 34
- Gau 34
- Sappinghe sloet 34
- Summighe lant 35
Albada
- , Doitia 40 81
- , Dyonisius Doyttye z., prebendaris, meester
353 354
- , Hetto van 182
- , Hilke Doitia dr 41
- , Liuwa Doitia z. 41
- , Rienck Doitia z. 41 81
- , Syt Doitia dr 41
- , Wybren Leonis, pastoor Dronrijp, meester
387 388
Albert (Albart, Albartus, Albertus, Halbe) 45
226 446, zie ook Alle, Allert
- pastoor Hartwerd 10
- pastoor Lekkum 110
- pastoor Tirns, meester 173
- pastoor Wirdum, meester 160 161
- pastoor Wolsum 37 38
- prebendaris Sneek, meester 203
- priester Leeuwarden 40
- priester Leeuwarden 170
- vice-gardiaan franciscanenklooster Bolsward 5
6
- Baerns, schepen Bolsward 69
- Claessen 64
- Conradi, notaris 58 59
- Gisberts Aernsma, meester, student 209 255
256
- Jancke z. 333 334
- Jans z. 420 421
- Laus z., burgemr Sneek 53
- Martens z. glaesmaeker 211 218 219
- Ryoerdt z. 240 241 242
- schomaker 101
- Sextinus 185 186
- smyd 329
- Wiglis 268
- Wilcke z. 219 220
- , Claes Albert z., pastoor Molkwerum 143 144
162 191 197
- , Doede Alberts 25
554
- , Douwa Albert z. 51
- , Rioerdt Alberts z. 421
- , Syttia Alberts z. 144
- , Symon Alberts z. van Harlingen, priester 209
- , Tryn Alberts, weeshuismoeder 423 424
Alckmaer, zie Alkmaar
ald Aeff 351
alda, zie ook olde
- Claes 60
- heer Meynert, prebendaris Franeker 145
- riedhuys Franeker 147
Alda (Alde), zie ook Olde
- Beestera gued 148
- Galileen, zie Olde Galileen
- meda 9
Aldaclaester, Aldacloester, zie Bloemkamp
Aldagae, zie Oudega
Aldahou, Aldahove, Aldahow, zie Leeuwarden
Sint Vituskerk
Alde mer 23 24
Aldeclaester, zie Bloemkamp
Aldehouw, Aldehove, Aldehow, zie Leeuwarden
Sint Vituskerk; en Bolsward Sint
Maartenskerk
Alderum, zie Arum
Aldetrynda, zie Oldetrijne
Aldhow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk
Aldzma, Bruyn Hero z. 314 315
Alef (Aleff) 396
- Lolle z. 437
Aleit, zie Alydt
Aleken, zie Aelcke
Alert, zie Allert
Alexander, Cornelys Alexander z. van Bergen op
Zoom 248
Alger, zie Altger
Alisma, Bror 9
Aliwardus Donia 9
Alkmaar (Alckmaer), Pieter van, gardiaan
franciscanen-observantenklooster Leeuwarden
170 171
Alla, zie Alle
Allaert, Allardus, Allard, zie Allert
Alle (Ale, Alla, Allo), zie ook Albert, Allert
- bastaardz. v. Idze Jathye z. 129
- e.v. Teeta Jellama 44
- vicaris Harlingen 317 318
- Aepka z. 115
- Broer Tyarckes z., br Anjum klooster 38
- Homme z. 115
- in Andalahusem 11
- steenbicker 95
- te Lythieweer 105 106
- , Sybbel Alles wed. 287
Alleken, zie Aelcke
Allema
- , Eesko 448
- , Sydt 448
Allert (Albert, Alert, Allaert, Allard, Allardus,
Allart, Alle, Allerdus), zie ook Albert, Alle
- vicaris, prebendaris Bolsward 126 127 165
166
- Claes z., burgemr Leeuwarden 101-103
- Doedes z. 277
- Foppa z. 64
- , Gerryt Allert z. 226
- , Gheel Allerts dr, mater Aalsum klooster 171
- , Petryke Allart dr 63
- , Sicka Allart z. Oedsinga 63 64
- , Tiepke Allerd z. Syrcksma, burgemr
Leeuwarden, meester 224 277 361
Allo, zie Alle
Allonna, Lauwa ten 288 289
Allsem, zie Aalsum
Allynge, Douwe Allynge wyef 190
Almenum, zie Harlingen
Alphen, Frans van, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 270 272
Alsin, Taka zrs v., te Sion 13
Alsum, zie Aalsum
Altema, zie Aeltgema
Altger (Alger)
- Douwes z. Houkama 67-70
- , Epe Algers z. 225
Alwe, zie Aylva
Alydt (Aleit, Alyd, Alyt)
- zr Veenklooster 213
- Arents 360
- Hans Seuerts wed. 309
- Hermans 83
- Jan Claes zns wed. 263 264
- Syolke dr, zr Siegerswoude 408
- Sythia scroer wed. 147
Ambrosius Riethamer, doctor 290
Ameland (Aemland, Amelandt, Amelant,
Amland) 18 19 20 97 153 192 367-369 371
- secretaris F. Baardt 98
- kerk(en?) op 50
- priester Claes 153
- Camminga huyss 369
- Jelmera state 18 97
Amelius, kleinz. v. Titardus carpentator 17
Amland, Amlandt, zie Ameland
Ammonius, Reynerus, pastoor Ried 427 428
Ampnis, zie Aa
Amstelland (Amsterlandia) 211
Amsterdam (Amstelredam) 208 211 451
- Nieuwe kerk 211
- clarissenklooster 226
- kartuizerklooster 189 280 281
Amsterdam
- , Jacobus van, priester Aalsum klooster 175
- , Ripperndus Theoderici de Amsterdammis,
zie Rippert, pastoor Stiens
- , Thomas Ackerman van, priester 211
Amsterdam, Burchwall 211
Amsterlandia, zie Amstelland
Ana, zie Anne
Andala, Ruardus, predikant Bolsward 69 70
Andalahusem, Burgwerd
- , Allo in 11
- , Heryngh in 11
Andel, dr v. Ytyen Hans Eennes wyf 195
Andela (Anla), Scelte 168
Andelamma, zie Andringa
Andelef, zie Andlef
Andla 73
- Jelte z. 413
- uppa Swaech 49
- , Schelte Andla Latsma 412-415 432-434
Andlef (Andelef,Andleff, Andlif)
- Adzert z. Aebinga 344 398
- Aebinga 12-14
Andreas (Andree, Andrews), zie ook Andries
- vicaris Harlingen 16-18
- Hoddisparth 186
- smyd 193
- Smyth, meester doctor, notaris 186 187
Andria 4
Andries (Adres) 147, zie ook Andreas
- bastaardz. v. Ede Martena 359
- priester 389
- Faes z. 404
- Jan z. scomaker 383
- schomacker 154
- Sybren z. 404
- Sytye z. 329
- van Leiden 146
- Waltinga 346 427 428
- , Cornelys Andres z. 441
- , Tootten Andries z. 178
Andringa (Andelamma, Andringha)
- , Jorrit 52 61-63
- , Tyard 61
Andringaleen Akkrum 61
Andwarpia, zie Antwerpen
Ane, zie Anne
Anebath, Beerndt Anebath ter Aa, priester en
notaris 183 184
Anglia, zie Engeland
Angwirdt, zie Engwird
Anighum, Anigum, Aninghum, Aningum, zie
Anjum
Anjum Oostdongeradeel (Anyngum) 49
- kerk 100 105
- leen, vierde 49
- priester Botta, meester 49
- priester Claws 49
555
- priesters, drie 100
Anjum klooster (Aenghem, Aenghum, Aengium,
Aengum, Aenium, Aenyem, Aenygum,
Anighum, Anigum, Aninghum, Aningum,
Anyacloester, Anygem, Anyghem, Anygum,
Anyngen, Anynghen, Anynghum, Ayngium,
Anyngum), windesheimer mannenklooster
(priorij) Sint Maria, onder Slappeterp, bij
Berlikum 15 28 30-33 38 43 50 64 67 72 112
123 126 127 141 145 153 156 176 202 205
279 445
- br Alle Broer Tyarckes z. 38
- prior Lambertus 31-33
- , Sybren Douwe z. te, 141
Anka
- e.v. Tytardus 31
- kleindr v. Titardus carpentator 17
- Dyo dr 5
Anla, zie Andela
Anne (Ana, Ane, Anna, Anno) 214 216 323 329
- bastaarddr v. Adzert Aebinga 207
- bastaarddr v. doctor Kempo 290 359 380
- dr v. Cathryn Juw Dekema wed. 244
- e.v. Rioerdt Alberts z. 421
- huisvr v. Schelte Andla Latsma 434
- kleindr v. Claes van Luxemburg 360 380
- vicaris Sexbierum 278 279 281
- Broersma 325
- Claes dr 382 383
- Dircks z. 411
- Douwe dr Douma 422
- Doyttye z. 417
- Epa z. Hottinga 59
- Foppinga 386
- Gerbrandus dr 271
- Gercke dr Tjessens, priorin Cusemar 379
- Gerloffs dr, zr Siegerswoude 408
- Gerrold dr Herema 280 281
- goldsmids te Nazareth 359
- Foppe dr 396
- Jans 437
- Jelle goltsmitz 234
- Jelte wyf 434
- Jorets dr 415
- Jukonis 39
- meester Juw dr Hottinga te Bethlehem 145 148
379
- Peters te Nazareth 263
- Pyters, schepen Bolsward 26
- Rentthyen man 213
- Syds dr Tjaarda 320 324 325 329 330
- Tryne dr 433
- Wattema, zr Siegerwoude 255 256 408
- , Lolck Anna wed. 369
- , olde, dienstmaagd v. Lutke Harinxma 231
233
556
- , Otte Annis 312
Anscke (Ansch, Ansche, Ansck, Ansk, Anska,
Anske, Anseka, Anzeka) 136
- dr v. Jelck Martena, zr tertiarissenklooster
Staveren 145 177
- dr v. Tiedt Simon Hendricks wed. 269 317
- e.v. Albert Marten z. glaesmaeker 218
- e.v. Clotus Bentha 4
- nicht v. Altger Douwes z. Houkama 68
- tante v. Kathryn Harinxma, zr Foswerd 119
- Anscke dr 418
- Bouwe Wybrants wed. 272 274
- Heemstra 100 101
- Jets dr 408
- Johan Sybrens dr, zr tertiarissenklooster
Leeuwarden 116 131-133 135
- Juwinga 231
- Keympa dr Jongema te Nijeklooster 82 87 88
- moer 116
- Renick dr 315 316
- , Anscke Anscke z. 418
- , Barbara Anscke dr te Bethlehem 199
- , Bauck Anscke dr te Bethlehem 199
- , zuster, zie Anscke Johan Sybrens dr
Anska kamp, Oosterend 71
Anske, zie Anscke
Ansma, Thomas 226
Anthonis (Anthonius), zie ook Thonis
- Colibrant, substituut v.d. procureur-generaal
453
- , Pieter Anthonis z., vicaris Franeker 341 355
378 410
Antiqua Ecclesia, zie Oldekerk
Antwerpen (Andwarpia) 323
- kartuizerklooster 185
Anyacloester, zie Anjum
Anye, zie Aynge
Anygem, Anyghem, Anygum, Anyngen,
Anynghen, Anyngum, zie Anjum
Anzeka, zie Anscke
Apel, Ter (Apel, Ten Nyen lychte),
kruisherenklooster (priorij) 55
Apelen, Kollum 449
Apelremedammers, Apendamre, zie
Appingedam
Apkens smet 35
apostel Paulus 260
Appengedam, zie Appingedam
Appinga delen, Minnertsga 31
Appingedam (Apelremedammers, Apendamre,
Appengedam, Appingadammers,
Appingedammers broeren),
augustijnenklooster 116 135 176 202 205
apteeckster, Maegdelena 411
apteker, Augustyn 268
Ardt, zie Aerd
Arent, zie Aernt
Ariaen (Adriaen, Aerygen, Arian, Aryan)
- timmerman 265
- Warner z. 381 385
- , Willem Ariaen z. 383
Arler, zie Erler
armehuysken Sneek 47
armen, zie ook gemene en rechte (of)
huiszittende armen
- Arum 421
- Beetgum 145
- Bolsward 185 186 431
- Dokkum 99 169
- Dronrijp 64 145
- Franeker 64 243 297
- Groningen 184
- Groningen, Helpman 55
- Huizum 170
- Leeuwarden 123 198 199 265 266 273 444
- Leeuwarden Sint Vituskerk 91 92
- Rauwerd 250 252
- Sexbierum 433 434
- Sneek 119 152
armenhuis, zie Sint Anthoniegasthuis
armenvoogden
- Bolsward 210
- Leeuwarden 253
- Sneek 253
Arndt, Arnoldus, Arnt, zie Aernt
Arum (Alderum) 31 148 218 225 233
- Sint Lambertuskerk 145 421
- armen 421
- huiszittende armen 145
- pastoor 31
- pastoor Bocke Donia 403
- priester Sibrandus 31
- priesters 145 421
Arum, Jan van, meester, advocaat Hof van
Friesland, 407
Arum
- Hollenga sate 442
- Sibalda gued 148
Aryan, zie Ariaen
Arys, Nammo Arys, priester 342
Assen, cisterciënzerinnenklooster (abdij) 56
At, Ata, Ate, zie Atte
Ath (Atie, Atke)
- Gerbrandt dr Stenstra 384
- grutester 13
Atnya, Bruen 59
Attahusen, Sita 62
Atte (At, Ata, Ate, Ath, Atta, Attha, Atthe) 108
- e.v. Eda Jongema 250
- e.v. Menno Ponnama 11 12
- maag v. Jorrit Andringa 61 62
- moeder v. Sytse Harinxma 376
- priester 188
- Fecka wed. 167
- Feddinghe 413
- Jancke z. 442
- Jucke z. 245
- Lyepes z. 109
- Oppenhuysen 413 414 433
- , Haytie Atta z. 131-133
- , weeshuismoeder 360
Attha war 144
Atze (Attya, Atthye, Attia, Atze) 62
- zrs z.v. heer Foppe 397
- heer Foppe z. 396
- , Mynthye Atthyes 119
Auck 198 331, zie ook Aucke
- bastaarddr v. Tyerck Lickle z. 389
- dr v. Jouka Tjaarda 99
- moeder v. Romcke Rynthye z. 332
- nicht v. Fed Hendricks wed. 134
- waerdinne v. doctor Douwa 239
- zr v. doctor Douwa 238
- zr v. Doda Jarla 99
- zr v. Peter Peters z. 116
- Aebinga 207
- Gercke dr Tjessens, te Nazareth 379
- Jets dr 408
- Peters dr 116 136 270 275-278 360 380
- Scheltema 320 332
- Syricks dr Harinxma 338 339 376 377
- Wiggle dr Camstra 112
- Wopkes 233
Aucke (Auck, Aucka, Auka), zie ook Auck
- Baucke z. 188
- Liewe z. 441
- Peer z. 129
- Tyaerdes 409
- , Dowe Auckes 26
- , Rintie Aucka wyf 265
- , Tzalingh Aucke z. 264
Audaclaester, zie Bloemkamp
Aude heem 160
augustijnen 96
- , zie ook Appingedam, Sloten
Augustinusga (Augustinusgae) 447
Augustinusgae, zie Augustinusga
Augustyn apteker 268
Auka, Auke, zie Aucke
Auldaklaester, zie Bloemkamp
Ava, e.v. Rudolphus 32
Awdehuistera, zie Oldehustera
Ayl (Aeel, Aeyl, Aeyle, Ail, Ayle, Ayll)
- e.v. Aede Eda z. Jongema 252 253
- e.v. Douwe Harinxma 172 173
- nicht v. Sicka Allart z. 63
- nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr, te
Bethlehem 90
557
- Aede Eda z. Jongema wed. 350
- Gheerdsma 102
- int Vogelant 104
- Jelmera 18
- moer 329
- , Jancke Ayl moer z. 329
- , zuster 84
Aylcama (Aylycama) zie ook Aeltgema,
Aelikema
- , Bror 45
- , Fosse 45
- , Meynd 45
Ayle, Ayll, zie Ayl
Aylsem, Aylssum, Aylsum, Aylsym, zie Aalsum
Aylva (Alwe, Aylwa)
- , Epa 138 181
- , Sythia 332 335-337
- , Swob 15
Aylycama, zie Aylcama
Aylzum, zie Aalsum
Aynge (Anye)
- gued Jislum 39
- , Romko, provenier tertiarissenklooster
Leeuwarden 39 40
Ayngium, zie Anjum
Ayngweerdster clooster, zie Engwird
Aysma, excijsmeester Lyuwe Hessels z. 302
Aysze, zie Eyse
Aytama goed, Roordahuizum 93
Aytta
- , Bucho, neef v. meester Bocko 93
- , Bocko, meester 93
- , Gerbodus, br v. meester Bocko 93
- , Remcko, br v. meester Bocko 93
- , Syoucke, zr v. meester Bocko 93
Azego, zie Aesge
Baard (Baerd, Baerdt) 297
- kerk 220 243 296
Baarderadeel (Baerderadeel, Baerdradeel) 70
112 220 243
- grietman Dominicus Pybe z. 310
- rechter Melle Uebe z. 310
Baardt, F., secretaris Ameland 98 194
Bachuysen, zie Bakhuizen
Backer, Tjerck Jan z., prebendaris Bolsward 358
364 425 443
backer
- , Agga 147
- , Dirck Jans z. 263
- , Gaytye 329
- , Gerryt 127
- , Harke 157
- , Hermen 270
- , Jacob 149
- , Lamcke Lutyen backers dr 285
558
- , Laurens 368
- , Lutyen 285
backster, Elbrich 50
Bae Tyaerds z. 287
Baebuieren, Tjerkwerd 287
Baeff meester Meus 119
Baerd, zie Baard
Baerd, Jislum 332
Baerderadeel, Baerdradeel, zie Baarderadeel
Baerdt, zie Baard
Baerdt, H., griffier Hof van Friesland 166 212
Baerent, Baern, Baernd, Baernt, zie Barent
Baet, zie Bathie
bagijnen, zie tertiarissen(kloosters)
Baijum (Baium, Bayum) 436
- pastoor Pieter 310
Baium, Bajum, zie Baijum, Monnikebaijum
Bakhuizen (Bachuysen) 286
Balck, Ulrichus 289 418
Baldewinus, zie Boldewyn
Baldingus Syerdessma 11
Ballama, Ment 45
Balle ter Loen 48
Ballen, Dirck van 440
Ballinck, Ryske Ballincks z. 213
Ballum 98
- Jelmerastate 192
- Sint Barbarakapel 19 96
- priester Pieter 96 97
Band (Bant), Oudega Wymbritseradeel 129
Bandslaet 44
Bange fenne 395
Bangha gued 148
Banna guth 84
Banslaet, Bansloet 33 34
Bant, Claes 29
Barber (Barbar, Barbara) 214 234
- dr v. Id Juw dr Dekema 243 245
- nicht v. Reintzen Douwe dr 421
- zr v. Sibbel Sybets wed., zr Foswerd 135 266
- Anscke dr te Bethlehem 199
- Tymens dr 411 412
barbier (berbeer), zie ook raserus
- , meester Jan Lammers 285 306
- , Wellum 13
Barent (Baerent, Baern, Baernd, Baernt, Barenth,
Berend, Berent, Bernardus, Berndt, Bernt), zie
ook Bernardus
- gardiaan franciscanen-observantenklooster
Leeuwarden 66 71
- maler 244
- vicaris Sexbierum 149 150
- Jans z. 245
- Jans z. goltsmit 306
- Melys 147
- smit 64
- , Albert Baerns, schepen Bolsward 69
- , Jan Barents suagher 148
- , Johan Berends z. 55
- , Johannes Baernts z., heer 342 343
- , Kathryn meester Berents 119
- , Lysbet comen Barents 119
Barghum zie Bergum
Barradeel (Barradeell, Barredeel), 17 30 43 125
126 434
- secretarieklerk S. Breutsma 242
- secretaris Dirck Heyn z. 242
Barradeell, Barredeel, zie Barradeel
barrevoeters, zie franciscanen-observanten
Bartelt (Bertelt) heer Foppe z. 396
Bartholomeus, pastoor Bolsward 165 166
barvoete broeren, zie franciscanen-observanten
bas Peter Henrick z. 366 367
Bastian, zie Sebastiaen
Bathie (Baet)
- dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429
- Sicka dr te Vrouwenklooster 100
Batis 84
Battairdt, notaris 194
Bau, nicht v. Fed Hendricks wed. 134
Bauck (Baucke, Baucktien, Bawck, Bawk) 178
- brs dr v. heer Mathias 138
- dr v. Attha Fecka wed. 167
- dr v. Lysck Doekema 95
- e.v. de ov. br v. Ede Martena 360
- e.v. Peer Epo z. van Bozum 292 294
- e.v. Peer Bozum 217 218
- e.v. Wiba Thierxma 34
- nicht v. Janken Douwa Feddes wed. 174
- schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320
- snaar v. Attha Fecka wed. 167
- zr. v. Romko Aynge, zuster
tertiarissenklooster Leeuwarden 39
- Aebinga 207
- Anscke dr te Bethlehem 199
- Camstra 416 417
- Cornelis 411
- Douwa dr, zr tertiarissenklooster Tzummarum,
141 142
- Ghielt dr Harkynghe 70 71
- Harings drs, zrs tertiarissenklooster
Leeuwarden 142
- Hessels wyf 23-26
- Tialcke dr. 123
Baucke (Baucka, Bauco, Bauka, Bauke, Boucke)
- br v. heer Foppe 396
- kleinkind v. scipper Ona 92
- pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester
151
- priester Westergeest 213
- Dowis 248
- Epe z. 178
- Gosse z. 380
- Hessel z. 248
- Jacops 63
- Peers z., burgemr Bolsward 69
- Sierkes 92
- Sieurdts z., vicaris Berlikum 427 428
- Syricks z. 431
- Wabbes 92
- Wibren z. Boulsme 91
- , Aucke Baucke z. 188
- , Otte Baucke z. 405 410
- , Siwerd Baucka z. 27
- , Sytia Bauka z. 65
- , Tako Baucke z. 369
Baucktien, zie Bauck
Baue Roorda 443
Bauka, Bauke, Bauko, zie Baucke
Baungehuus, Hantumhuizen 344
Bauwa, zie Buwe
Bauwingha tyningha 44
Bavo 93
Bawck, Bawk, zie Bauck
Bayem, Bayum, zie Monnikebaijum
Bechemius, S., notaris Dronrijp 158
Bedner, Jan 107
Beele, Tryn Beelis 285
beelsnyder, beeltsnyder, beltsnider
- , Gerbren 256
- , Gerryt 392
- , Piter 173
Beencke meedt 67
Beentiama (Beentiania, Bentiana)
- , Sybet, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 66
79 90
- , Tiets 132 133
- , Tiets Beentiama prebende Leeuwarden 132
Beer 84
Beerg, Hijlaard 94
Beestera, Alda Beestera gued 148
Beetgum (Beetchum, Beetghem, Betighum) 121
145 178
- Sint Maartenskerk 15 176
- armen 145
- koster 121
- pastoor 15
- vicaris 15
- Buama goedt 122
- Dixtrahuysum, Dycksterhuysen 122 178
- Hammern 178
- Hoernster state 178
Beetlehem, zie Bethlehem
Beets 402
- pastoor Wibe Renoldi 402
- , Johannes, prebendaris Sneek, Sint
Nicolaasaltaar 89
Beghyne streeta, Workum 189
559
begijnen 68, zie ook tertiarissen(kloosters)
- Leeuwarden, 1 2, zie ook Leeuwarden,
tertiarissen(klooster)
Beitzs, zie Beyke
Beken Sipsen 3
Belkum (Belcum), zie ook Berlikum
- , Gerrit van 75-80
- , Pyter Gerrit z. van 76 77
beltsnider, zie beel(t)snyder
Bencam, zie Benta
benedictijnen, zie Staveren/Hemelum
benedictinessen, zie Foswerd, Lüne, Nendorf,
Selwerd, Smalle Ee
Benedictus
- Donia 10 11
- Franchet, deurwaarder Hof van Friesland 437
438 445
Bengeterp, Harlingen 43
Bennert Remthia z. 85
Bent 209
Benta, Bentha
- , castrum et domus 4 5
- , Clothus 3
Benthama fen 14
Benthe, Britsum 324
Bentsma, Hoyte, pastoor Franeker 297 298
Bentum, Minnertsga 226
berbeer, zie barbier
Berchstede, Marquardus 2 3
Berdawerd, Berdwaert, zie Birdaard
Berdwera gued 47
Berend, Berent, zie Barent
Bergama claester, Bergem, Bergemer convent,
zie Bergum klooster
Bergen (Berghen) op Zoom, Cornelys Alexander
z. van 248
Bergh (Birch, Berghen), Dokkum, Onze Lieve
Vrouwe to 49 99 104 213
Berghen opten Zoom, zie Bergen op Zoom
Berghen, zie Bergum en ook Bergh, Dokkum
Berghum, zie Bergum klooster
Bergum (Burgom) 170 446
- Sint Maartenskerk 366
- Sint Anna 402
- pastoor 105
Bergum klooster (Barghum, Bergama claester,
Bergem, Bergemer convent, Berghen,
Berghum, Birghum, Birgum, Byrghum),
windesheimer mannenklooster (priorij) Sint
Maria 50 56 85 90 102 113 116 135 170 247
267 366
- prior (pater) 105
- procurator 105
Berlaheem, Berlichem, zie Bethlehem
Berlikum (Belkum, Berlckum, Berlicum,
Toytgum) 176 206 427 428 437 444
560
- Sint Michaëlskerk 2 443
- pastoor Hero 30
- rechte armen 444
- vicaris Baucke Sieurdts z. 427
Berlinze, zie Berns
Bernardus (Beerndt), zie ook Barent
- Anebath ter Aa, priester en notaris 183 184
- Romcke z., raadshr Bolsward 431
Bernerde guet, Hijlaard 287
Bernke Tyebbis 311
Berns (Berlinze, Bernser goet, Bernts, Birns)
Rauwerd 10 51 97 369
Berri, districtus, zie Barradeel
Bertelt, zie Bartelt
Bertolff van Aken
- , Gregoris 221-224
- , Jan 221 223 224
Bertyn, Margriete Bertyns 222
Betanien in Sneek, zie Sneek, kruisherenklooster
Betgum, zie Beetgum
Bethlehem (Beetlehem, Berlaheem, Berlichem,
Bethlaheem, Bethlahem, Bethleem,
Bethleheem, Betleem), premonstratenzerinnenklooster (priorij) onder Oudkerk 7 8 13 39
65 77 84 90 99 102 110 113 116 135 159 176
199 207 267 317 344 359 379 384
- familiaris Katerina Siarsma 7
- prior Yvo 7
- priorin 359
- priorin Anske 379
- zr Anna meester Juw dr Hottinga 145 148 379
- zr Ayl, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr
90
- zr Barbara Anscke dr 199
- zr Bauck Anscke dr 199
- zr Doed, brs dr v. Jouka Tjaarda 99
- zr Ethie 84
- zr Jadde 7
- zr Liubbeke 7
- zr Loth Refridus dr 200
- zr Meensche, nicht v. Tyemck Wibren
Boulsme dr 90
- zr Remet, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr
90
- zr Teeth Franciscus dr Minnema 199 200
- zr Teetke, dr v. Wybe Saeckles en Wytz
Aebinga 344 398
- zr Thietke, nicht v. Frauw Stenstra 384
- zr Tryn, zr v. Tiedt Simon Hendricks wed. 317
- zr, Jetz dr 199
- zr, Kempa dr 99
Bethlehem (Bethleem), windesheimer
mannenklooster (priorij) te Zwolle 116
- , prior 116
Betighum, zie Beetgum
Betka, zie Bets
Betleem, zie Bethlehem
Bets (Betka, Betteka)
- dr v. Abbo in Oersum 31
- nicht v. Fed Hendricks wed. 134
- Ewingha 9
Bey 446
Beyke (Beike, Beitzs, Beyka, Beythya, Beytya,
Bytthia, Bytthya) 7 267
- dr v. Attha Fecka wed. 167
- e.v. Ducko Oenema 9
- natuurlijke zr v. Frauw Gerbrandt dr Stenstra,
zr tertiarissenklooster Leeuwarden 384
- Aebinga 12 13
- Oenema 9
Beyma, Seerp Seerp z. 295
Beythya, zie Beyke
Biba, Bibe, zie Wybe
biddende orden 15 17 19 43 50 62 64 65 68 70
90 94 102 104 110 112 113 119 127 129 134
141 163 182 195 202 205 279 320
- , vier 13 34 37 41 47 59 108 126 128 130 139
144 153 156 159 170 172 174 182 186 220
247 253 303 421
- , vijf 31 250 388
Bildt (Bil, Bill) 148 178 431
Bilgaert (Bilgaerd), Leeuwarden 325 330
- , Aede toe 265
Bill, zie Bildt
Binten, Jelka to 13
Birch, zie Bergh
Birdaard (Berdawerd, Berdawert) 7
Birghum, Birgum, zie Bergum
Birns, zie Berns
Birstum, Birstym 61
bisdom, zie Canterbury, Durham, Ely, Exeter,
Londen, Munster, Osnabrück, Oxford, Utrecht
bisschop, zie David van Bourgondië
Bleckne, Kempe 332
Blesse Ryoerd z. 178
Blessum (Blessem, Blessemma gae) 94 287 446
- Sint Mariakerk 28 94 156
- pastoor 94
- pastoor Lywthien 95 96
- Fockinga goed 94 95
- Rinia goed en stins 94
Blija (Blia, Blida, Blie, Bly, Blya, Blye) 12-14
84 344
- Sint Nicolaaskerk 12-14 207 343
- Sint Maria 14
- pastoor 13
- pastoor Gyelt 344
- pastoor Ubele 19
- priester Egbert 13
- vicaris 13
Blija, Wthzio Gerardi de Blida, pastoor en
notaris Oudkerk 372 373
Blija
- Aebinga huis, state 12 -14 207 343
- Deyngha steed 13
- Longa delem 12
- Tzerckwey 13
Blintz, Blintzye, Rauwerd 250 369
Blitzardera terp Leeuwarden 21
Block, D., secretaris Leeuwarderadeel 124
Bloem, Coenradus, priester Sneek 47
Bloemedall, J., notaris 26 27
Bloemkamp (Aldaclaester, Aldacloester,
Aldeclaester, Audaclaester, Auldaklaester,
Florecamp, Floriduscampus, Oldecloester,
Oldeclooster, Oudekloster), cisterciënzer
mannenklooster (abdij) onder Hartwerd 10 13
28 41 50 56 61 64 65 67 102 108 119 126 127
141 152 156 163 201 250
- Sint Maria-altaar 10
- Sint Nicolaasaltaar 201
- abt 10
- abt Henricus van Doetinchem 152
Blomstera fenne, Franeker 148
Bly, Blya, Blye, zie Blija
Bocke (Bocka, Bocko, Boecke) 206 332, zie ook
Bucho
- z.v. Id Juw dr Dekema 243 245 246
- zwager v. Sywck 330
- Aytta, meester 93
- Bockema 199
- Dodo z. Donia 9
- Donia, pastoor Arum 403
- Feyke z. Harinxma, jonge, = Bocka Luttie z.
23 25 82 87 120 250
- Gratinga 441 442
- Harinxma, (oude) 47 86
- Herema 403 410
- Luttie z, zie Bocke Feyke z. Harinxma
- Poppa z., burgemr Sneek 53
- , Inne Bockes 23 25
- , Lyeuwe Bocke z. 446 447
- , Yda Bocke dr Harinxma 85-89
Bockema, Bocko 199
Bodilswerd, zie Bolsward
Boecke, zie Bocke
boeckebinder, Jacop Verbolt z. 306
Boeckholt, Jan 146
boede, Peter 269
Boelema (Boelama, Boellema, Boelma, Bolama,
Bolema, Bolma), Ritske 255 258-263 284 390393 408 409
Boelssuerdt, Boelsuert, Boelswart, Boelswart,
Boelswerd, Boelswerdt, Boelswert,
Boelzwerd, Boelzwert, zie Bolsward
Boer (Buer, Buyr) 227 442
- Sint Mariakerk 28 72
Boerzyl (Boezyl), Haeghera 112
561
Boesem, Boesom, Boessum, Boesum, zie Bozum
Boetha, zie Botte
Boetnya, zie Botnia
Boetsingha gued 112
Boetyema, zie Bootsma
Boezyl, zie Boerzyl
Boilszwairdt, zie Bolsward
Boingmera 7
Bolama, zie Boelema
Boldewyn (Baldewinus, Boyn)
- pastoor Harlingen 139 140
- vicaris Akkrum 62
Bolema, Bolma, zie Boelema
Bolsward (Bodilswerd, Boelssuerdt, Boelsuert,
Boelswaert, Boelswart, Boelswerd,
Boelswerdt, Boelswert, Boelzwert, Bolsert,
Boilszwaerdt, Bolsuert, Bolswardia,
Bolswaert, Bolswardt, Bolswart, Bolswert,
Bolswirt, Bolszwert, Bolzuert, Bolzwaert,
Bolzwart, Bolzwert, Boolsuert, Boolswert,
Boolswart) 5 6 23 24 60 67-70 87 91 119 125
126 157 163 174 176 177 185 208 210 225229 231-233 279 295 314 358 362 373 374
430 422 432 437
- excijsmeester Lyuwe Hessels z. Aysma 302
- burgemr Bauke Peers z.
- burgemr, schepen Dirck Adams z. 422 424426
- burgemr Evert Lolle z. 166
- burgemr Heere Gerlofs 69
- burgemr, schepen Nanne Reins z. 219 302 358
364 374 430 431 432
- raadshr Bernardus Romcke z. 431
- raadshr Gerrit Symons z. 431
- raadslieden 68 69
- raadsman Sippa Tyercx 26
- schepen Albert Baerns 69
- schepen Anne Pyters 26
- schepen, burgemr Dirck Adams z. 422 424426
- schepen Funger Syrsma, meester 302 314 315
358 364
- schepen Holle Syurd z. 432
- schepen Inne Jarich z. 425 426
- schepen Peter Abbe z. 358
- schepen Reiner Hein Roedes 69
- secretaris Gerryt Douwe z. 126
- secretaris T. Siccama 26 27 69 70
- secretaris en notaris Willem Cyricks z.
Buwalda 173 174 291 295 300 302 314 315
364 374 422 425 426 431 432
- stadhouder Goslick Juwinga 173 211 227-231
328 356-358 362-364
Bolsward, Sint Maartenskerk (Aldehouw,
Aldehow, Oldehoeff, Ooldehoff, Oudehoef,
Oudehove) 23 37 67-69 126 127 134 163-165
562
174 185 186 216 218 431
Heilig Kruisaltaar 69
Heilig Sacramentsaltaar 69
Heilige Geest 68
Houkamaleen 68 69
Sint Crispinus en Crispinianusaltaar, prebende
164
- Sint Jacobsaltaar, prebende 209
- Sint Mariakapel 216
- Sint Nicolaas en Sint Johannesleen
(Wiebingaleen) 24 27
- Sint Petrus en Paulusaltaar 127
- zeven getijden 175
- altaristen 67
- deken en prebendaris Geerlof Bryontsma 127
- hoofdpriesters 68
- hoofdpriesters, drie 164 165
- koster, heer Jan 164
- pastoor 216
- pastoor, tweede 23
- pastoor Bartholomeus 165 166
- pastoor Dirck, meester 23 24 26
- pastoor Foeke Siblema 295 302
- pastoor Galo 69
- pastoor Haringh Donia, meester 165 166 216
- pastoor Hobbe Sytze z. 431 432
- pastoor Jacop 126
- pastoor Marten Foppe z., mede- 425 426 431
- prebendaris Abba 425 426 443
- prebendaris Aesga 211
- prebendaris, vicaris Allart 126 127 165 166
- prebendaris Cornelis Jans z. 374
- prebendaris Gheerlof 107 108
- prebendaris Tjerck Jan z. Backer 358 364 425
443
- predikant Ruardus Andala 69 70
- priester Petrus 30
- priester Theodericus 30
- priesters 126 127 216
- priesters, zeven 134 163
- schoolmr Sicke Heris, meester 358 364
- vicaris, prebendaris Allart 126 127 165 166
- vicaris Godfridus Simonis 67
- vicaris Hendricus 26
- vicaris Marten 216 217 219
- vicaris Willem 23 24 26
Bolsward, franciscanen-, sinds 1474
franciscanen-observantenklooster Sint
Franciscus 5 23 28 65 70 102 107 119 127 134
138 141 163 174 176 202 216 218 225 226
267 279 350 362 430 431
- gardiaan 23
- koster 23
- lector 23
- vice-gardiaan Albertus 5 6
Bolsward, tertiarissenklooster Heilige Geest
-
(witte susteren) 127 134 163 174 209 432
Bolsward, charitatieve instellingen
- armen 185 186 431
- armenvoogden 210
- huiszittende armen 68 134 363
- rechte armen 164 209 218 443
- Sint Anthoniegasthuis 24 33 67 68 87 127 174
185 216 432
Bolsward
- , Gisbert van, br dominicanenklooster
Leeuwarden 228-235
- , Jarich Hobbe z. van 211
- , Pieter Hermans z. van 211
Bolsward
- Clever, zate opte 287
- Dyck 107
- Engla meden 23
- Equerdera laan 68
- Equert 68
- Gasthuys fenne 107
- Grefftswal 68
- Grote Dylaker 362
- Hockaert 209
- Hoechstrate (Hogestraet) 134 424
- Juwinga huis 68
- Keppens 134
- Kerckstraet 164 209
- Knossens 37 38 152
- Lange fenne 68
- Lutike Knossens 174 209
- Maerninck (Maerlinch, Marlinck) 134 209 431
- Mercstrate 424
- Nye mercket 67
- Oldeclooster (Oudecloester) veer 134 209
- Polstraat 68
- Sandt, ’t, an dye groet syde 287
- Wytsumma terp 209
Bolta, Lywa 20
Bolzuert, Bolzwaert, Bolzwaert, Bolzwart,
Bolzwert, zie Bolsward
Bonga (Bonge) gued, Oosterend 179
Bonga (Bongha, Bonghustera) huis, goed
Hijlaard 94 95
Bonghjeerd (Buyngyerd), Bozum 81 250
- , Eepka in dae 250
Bonghustera, zie Bonga
Bonningswaech, zie Boornzwaag
Bonrehusum 344
Bonte landt 215
Bonthie 108
- Lutiens wyff 44
Boolsuert, Boolswart, zie Bolsward
Boorna, zie Oldeboorn
Boornzwaag (Bonningswaech) 34
- Langhe eckeren 34
Bootsma (Boetyema, Boyckema, Boythiema,
Boytiema, Boytsma)
- staete Kollum 448 449
- , Abbe Hessel z. 446 447
- , Douwe Hessel z. 446 447 451
- , Eepe Hessel z. 446 448-450
- , Geel Hessel dr 446 448-450
- , Griet, zr v. Hessel 448
- , Haye Hessel z. 446-450
- , Hessel 446-450
- , Syerck Hessel z. 446
Borch
- Rinsumageest 329
- , Luttike 174
Boreman, Willelmus 186
Borryt, Lyuwe Borryt z. 318
Borst
- , Jan 149
- , Johan 446
Boschtenye, Rinsumageest 330
Bosma goet 344
Bossum, Bosummer gae, zie Bozum
Both (Botke, Bottie, But)
- dr v. Haebel Taecke Glins wyff 345
- tante v. Kathryn Epes 164
- zr v. Jeppe Jeppema 83
- Sjaarda 145
Botnia (Boetnya, Botnya, Botnye, Bottinga,
Bottinge, Bottinghe)
- state, Marrum 418 419
- , Dominicus 354 355 418
- , Frederick 418 419
- , Frow heer Tzalings 439
- , Jel Syds dr 416
- , Julius 418 419
- , Juu 320 330
- , Syds 382 416 417 446 447
Botte (Boetha, Botta, Botto, Butte)
- Butte z. Heslinga 51
- cremer 283
- Halbada 84
- Hette z., rechter Irnsum 375
- Holdinga 336 337
- Houwengha, z.v. Thiemk Holdinga 48 49 97
98
- Hoytis 108
- Menno z. Jarla 105 106
- metselaer 265
- Peter Buttis 250
- toe Heerwey 81
- , Butte Butte z. Heslinga 51
- , meester, priester Anjum 49
- , Reyn Bottes 442
Bottie, zie Both
Bottinga, Bottinge, Bottinghe, zie Botnia
Botto, zie Botte
Boucke, zie Baucke
563
Boulsma (Boulsme)
- guet, Hijum 90
- , Bauke Wibren z. 91
- , Sacke op 90
- , Tiemck Wibren dr 90-92
- , Wibren 91
Boumae, Gerold 286
Bourgondië (Burgungen) 418
- , David van, bisschop van Utrecht 58
Bourmania, Bourmanya, zie Burmania
Bouschots goed, Wouterswoude 324
Bouwe, zie Buwe
Bouwecloester, Bouwenconvent, zie
Buweklooster
Bowe, zie Buwe
Boxum 206 269 320 332 333 350 352
- kerk 93
- priester Sybet 151
Boye (Boyenn)
- Thomas z. 144 163 167 191 197 215
- , Jarich Boyens z. 197
Boykema, zie Bootsma
Boyn, zie Boldewyn
Boyng Douwes z. 191
Boythiema, Boytiema, Boytsma, zie Bootsma
Bozum (Boesem, Boesom, Boessum, Bossum,
Bosum Bosummer gae) 168 195 230
- Sint Maartenskerk 169 291 294
- pastoor Edo Walckema, meester 195 203 217
218 295 302 313-315
- priesters 292
Bozum, rechte huiszittende armen 353
Bozum
- , Jouck Peer dr van 294
- , Peer Epo z. van 291-296 300-302 313-315
- , Werp Peer z. van 294 313
Bozum
- Bonghjeerd (Buyngyerd) 81 250
- Clayterpstera guet 292
- Graelde zate 422
- Hoeckensera zate 291
- Indyck (Yndyck) 81 250
- Jongema state 81
- Mackum 245 292 293
- Syurde zate 422
- Walta huys 313
- Wlbetsma state 291 300 301 313
Brabant (Brabancia), hertogdom 185
Brandt (Brant), Johannes, prebendaris Sneek,
Sint Barbara-altaar 89
Brantgum (Brantghum), kerk 219
Bras, Rentie 132
Brecht Takis dr 134
Brede wier, de 34
Bremen 1
- , Hennekinus de, funifex 3
564
- , Johannis de 1 2
Breoutik, zie Bryoutick
Bretzem, Bretzum, zie Britsum
Breuotick, zie Bryoutick
Breutsma, S., secretarieklerk Barradeel 242
Britsum (Bretzem, Bretzum, Brytsum) 123 178
323 324
- Heilig Sacrament 123
- pastoor 380
Britsum
- , Gabba to 99
- , Sydts toe 268
Britsum
- Benthe 324
- Geringe gued 178
- Jornssman 178
Broder, Broeder, zie Broer
broeder Tymen, pastoor Ee 20
broeders van het Gemene Leven, zie Groningen,
Munster
broederschap, zie gilde
Broek (Broke, Brokesterga) 33
- Sint Christoforuskerk 33
- Sint Maria-altaar 34
- Heilig Sacrament 34
- pastoor Meynert 35
Broek, Ymke lande 33
Broenen, Peter Broenen z. 270
Broer (Broder, Broeder, Broerke, Broerttie,
Broir, Bror, Bruder) 44
- Alisma 9
- Aylcama 45
- Hidda z. 167
- Hilla z. 144
- Syds z. 429
- ter Herne 11
- Tyarckes z. 38
- Wabbe z. 188-190
- , Dirck Broder 162
- , Dodo Broderi 40
- , Douwa Broers z. 129
- , Foppe Broers z. 107 127
- , Lywe Broerss z. 178
- , Sibet Broers 108
- , Sirck Broerkis 146 147
Broerkens lant 34
Broersma
- , Aggo, notaris, secretaris Sneek, meester 252
314 315 339
- , Anna 325
- , Gerlof 79
- , Jelmer, pastoor Oudega Wymbritseradeel 337
Broerttie, zie Broer
broescap 45
Broir, zie Broer
Broka, Jaithye Broka z. 129
Broke, Brokesterga, zie Broek
Bronger Tyaerdt z. 448
Bror, zie Broer
Brora war, Molkwerum 144
Broringhe wiel 33
Broytsma sate, Wons 172
Bruder, zie Broer
Bruen, zie Bruyn
Bruessel, zie Brussel
Brun, zie Bruyn
Bruningha, Popko 9
Brussel (Bruessel), Sint Goedelekerk 221
Bruyn (Bruen, Brun)
- Atnya 59
- Hero z. Aldzma 314 315
Bryontsma, Geerlof, deken en prebendaris
Bolsward 126 127
Bryoutick (Breoutik, Breuotick), Sybe Bryoutick
z. 427 428
Brytsum, zie Britsum
Bua, zie Buwe
Buama goedt, Beetgum 122
Bucho (Buko) zie ook Bocke
- meester, neef v. meester Bocko Aytta 93 234
256
Buer, zie Boer
Buermania, zie Burmania
Buiere fenne, Rauwerd 252 253
Buirmanya, Buirmanye, zie Burmania
Buitenpost (Butenpost, Butepost, Buytenpost) 45
448
- pastoor Eysso 45
- pastoor Jacop 124 125
- vicaris Hubert 125
Buitenpost
- Postme meden 124
- Uutlant 124
Buko, zie Bucho
Bullant, Romke 380
Buma 143
Bunau (Bunauwel, Bunaw)
- , Agniete Rudolf dr van 378
- , Helena Rudolf dr van 378
- , Margariete Rudolf dr van 378
- , Rudolf van, jonker 341 378 379
Bunn 178
Buo, zie Buwe
Bura gesthuys, zie Harlingen, gasthuis
Burchwall, Amsterdam 211
Burchwert, zie Burgwerd
Burgom, zie Bergum
Burgungen, zie Bourgondië
Burgwerd (Burchwert, Burghwert, Burichwirdt,
Burrichwerd) 30 31 409
- Sint Johanneskerk 10 32 128
- pastoor 10 30
- pastoor Theodricus 10 11
- prebendaris 30
- priesters 128
Burgwerd
- Buo prope ecclesiam 11
Burgwerd
- Andalahusem 11
- Herne, ter 11
- Ockinga, domus 11
Burmania (Bourmania, Bourmanya, Buermania,
Buirmanya, Buirmanye, Burmannia,
Burmannya, Buurmania, Buurmannia,
Buyrmania, Bwrmania, Bwrmannia) 122
- huis, Leeuwarden, olde 347
- leen, olde, Sint Vituskerk Leeuwarden 347
- , Douwe 344 398 399 440
- , Gemma Douwe z. 440
- , Hero 383 384 385
- , Joest Tiaerdt z. 346-348
- , Rienck Tiaerdt z., licentiaat 346-348 393
- , Tiaerdt, heer 199 346-349
- , Saepke 440
- , Wpke, doctor 255 257 263 264 266 285 286
380 381 390 393 408
Burrichwerd, zie Burgwerd
Buschnack 56
Buser 54
But, zie Both
Butenpost, Butepost, zie Buitenpost
Buttama, bonae, Kornhorn 11
Butte, zie Botte
Buttima, Waell 143 144
Buttinga, C. 282
Buue, zie Buwe
Buurmania, Buurmannia, zie Burmania
Buwa, zie Buwe
Buwalda (Buwalden, Buwanda, Buwauda)
- , Remicx toe 67
- , Willem Cyricks z., notaris en secretaris
Bolsward 173 174 291 295 300 302 314 315
364 374 422 425 426 431 432
Buwama, Buwa Wybrants 306
Buwanda, Buwauda, zie Buwalda
Buwe (Bauwa, Bouwe, Bowe, Bua, Buo, Buue,
Buwa, Buwo, Bwa) 11
- vicaris Harlingen 139 140
- Abbis 173
- Aeffe z. Sickema 447
- fisscher 329
- Meint z. Aeltgema 124
- Melius z. 351
- prope ecclesiam (Burgwerd) 11
- Wybrants Buwama 306
- , Anscke Bouwe Wybrants wed. 272 274
- , Dirck Bouwen z. 414 416 433 434
- , Haye Buwe z. 437
565
- , Herdis Buwe z. 437
- , Sybba Bwa z. 195
- , Syrt Buuis 402
- , Thomas Bouwen z. 414 433 434
Buweestera, zie Buyweerstera
Buweklooster (Bouwecloester, Bouwenconvent,
Buwecoweynt, Bwinghaclaester),
premonstratenzerinnenklooster (proosdij)
onder Harkema 102 110 270 273
Buwo, zie Buwe
Buyngyerd, zie Bonghjeerd
Buyr, zie Boer
Buyrmania, zie Burmania
Buytendyck, P. 316
Buytenpost, zie Buitenpost
Buyweerstera (Buweestera) fenna, Leeuwarden
270
Bwa, zie Buwe
Bwrmania, Bwrmannia, zie Burmania
Byla 267
Bylion, Jan 148
Bynnama, Yette Bynnama 45
Byrghum, zie Bergum
Bytthia, Bytthya, zie Beyke
Byuck, brs dr v. Adzert Aebinga 207
C-, zie ook K
Cambridge (Cantabrigia), universiteit 186
Cambuyr, zie Cammingabuur
Camminga (Camingha, Cammingha, Kamingha,
Kammega, Kammengha, Kammigha,
Kammighe, Kamminga, Kammingha,
Kammynga, Kammyngha, Kamyngha)
- huis, Ameland 369
- huis, state, Leeuwarden 110 192 257 258 369
406
- tarp, Leeuwarden 406
- , Cathryn, Sicke wed. 404
- , Doed (Dode) wed. v. Sicke en e.v. Haye
Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga 65 66
98 109-111
- , Doed Wytie dr 256 258 406
- , Fouwel, e.v. Pieter 367
- , Fouwel Graets dr 368
- , Frans Wytie z. 258 406 408 445
- , Gerrard 16
- , Graets Pieter dr 110 192 193 368
- , Grathie Sicke dr 65-67 110
- , Haeye 403
- , Hanthia, bastaardz.v. Haya 98
- , Haya 199
- , Haye Pieter z. 192 193 253 254 368
- , Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga,
olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97
98 109-111
- , Haye Wytie z. 256 258 406
566
-
, Liuwa, br v. Grathie 66
, Luts, e.v. Minne 403 404
, Mary Wytie dr 258 406
, Minne Wytie z. 258 403
, Peter 15 16 20-22
, Pieter (Peter) Haye z. 66 97 98 110 111 191195
- , Pieter Sicke z. 298 299 368-370 403
- , Renick Wytie z. 258 386 405 406
- , Renyck 151
- , Rints, zie Rints Minnema
- , Sacke Peter dr 15 16 21 22
- , Sicke 110 192 193 253 254 298 368
- , Sicke Peter z. 15 21 22 110
- , Sipke 406
- , Site (Sithe,Syte, Sythe, Zyce, Zyce) 16-22
- , Syouck Haya dr 97 98 110 111 256-258
- , Syouck Wytie dr 231 232 234 258
- , Sytie Wytie dr 258
- , Sywich (Zywich) 15
- , Take 105
- , Take Sicke z. 299 368-370 404
- , Thete Wytie dr 258
- , Thiemck Peter dr 15 16 21 22
- , Tryn Wytie dr 258 406
- , Tyemck Wytie dr 258 406
- , Ubele 16
- , Watthia, z.v. Syoucke 110
- , Wattie Wytie z. 256 258 406
- , Wythie Pieter z. 110 192 193 253 254 367371 391
- , Wytie, z.v. Syoucke 110 255-259 268 386
405 406
Cammingaburg (Kamminghaburch) 110
Cammingabuur (Cambuyr, Kambuer,
Kammengabuer, Kammenghabuer,
Kamygebur, Kamyngabuer, Kammyngabuur),
zie ook Leeuwarden, Sint Catharinakerk 21
265
- , kapel 109
- , state te 15 16 21 110 151 369 370
- , Nanna toe 270
- , Ryntthie to 231
Cammingabuurster hemrik, Leeuwarden 21
Cammingahorne, Leeuwarden 368
Cammingha, zie Camminga
Campe, zie Kempe
Campen, Franeker 147
Campen, zie Kampen
Camper horn 287
Camper, Jacop 323
Campo, zie Kempe
Camstra (Campstera, Campstra, Kampstera,
Kamstera, Kamstra) 387 420
- state, Wirdum 419
- , Auck Wiggle dr 112
- , Bauck 416 417
- , Gauthie Wiggle dr 112
- , Reynsck 399-402
- , Rienck 16 21 22
- , Sasker Wiggle z. 112
- , Tako 31
- , Wiggle 112 113
- , Wytthie 419-421
canghieter, zie kannegieter
Cannius, meester Frans, prebendaris Sint
Mariakerk Leeuwarden 266 270-274
canonici minores, zie peticanons
Cantabrigia, zie Cambridge
Canter 448
- , Lambert Willem z. 267 269
- , Willem 267-270 325
Canterbury (Cantuaria) [Engeland], bisdom 186
187
- , Willelmus Warham, aartsbisschop van 185
Canters, Reynsch 325
Cantuaria, zie Canterbury
Cappenborrich, Warns, Onze Lieve
Vrouwehuisken tho 196
Capple, ter, zie Terkaple
carmelieten 96 135, zie ook Woudsend, IJlst
carpentator, Titardus 16-18
Castilië 384 390
Catharyn, Cathrina, Cathryn, Catrina, Catryn, zie
Kathryn, Tryn
Cempe, zie Kempe
Christoffel (Christolpher, Christophel, Cristoffel,
Crystoffel, Crystophel, Stoffel)
- Claes z. van Kampen, hoichsangher 290 362
366 367
- Roorda 363 426-428 437 438 443
Chrysostomus Meylama 314 315
Ciriacus, Ciricus, zie Syrck
cisterciënzerinnen, zie Assen, Essen, Nazareth,
Nijeklooster, Sion, Steenkerk,
Vrouwenklooster
cisterciënzers, zie Aduard, Bloemkamp,
Gerkesklooster, Klaarkamp
Claas, zie Claes
Claercamp, Claerkamp, zie Klaarkamp
Claes (Claas, Claess, Clas, Class, Claus, Claws)
61 287 299, zie ook Nicolaas
- kapelaan Hijlaard 153
- pastoor Tjerkgaast 217
- prebendaris Schalsum 149 150
- prebendaris Sexbierum 434
- priester 63
- priester Ameland 153
- priester Anjum 49
- priester Franeker 145
- priester Kollum 130
- vicaris Franeker 51
- Albert z., pastoor Molkwerum 143 144 162
167 191 197
- Bant 29
- Claes z. 363
- Claes z. 405
- cuper 149
- Euwis 311
- Evert z. 350
- Frans z. van Kampen, meester, rechter
Rauwerd 254
- Frerick z. 62
- Hansen van Dokkum, meester 410
- hoedmaeker 203
- Jacobs z., pastoor Molkwerum 144 163 167
191 197 215
- Jan z. 268
- Jan z. 383
- Jancke z. 280
- Jans z. schroor 387 388
- Jarich z. 286
- Jarychs 289 417
- Isbrents 62
- Lamberts 311
- Nanne z. 270 307
- Nanne z., schepen Sneek 339
- Pieter z. 369
- Pieters 304
- Pieters z. 286
- portier [blok]huis te Leeuwarden 285
- Ripperts z. 82
- schwmacher 83 85
- scutmaker 219
- Thomas 147
- toe Lutkepost 449
- Ulbet z. 217
- uyelmaker 236
- Wolter z. 332
- Wopke z. 161 215
- , alda 60
- , Albart Claessen 64
- , Allert Claes z., burgemr Leeuwarden 101103
- , Alydt Jan Claes zns wed. 263 264
- , Anna Claes dr 382 383
- , Anna, kleindr v. Claes van Luxemburg 360
380
- , Claes Claes z. 363
- , Claes Claes z. 405
- , Cristoffel Claes z. van Kampen,
hoichsangher 290 366 367
- , Dirck Claes z. 291 300
- , Douwe Claes z. te Lekkum 270 437
- , Eygge Claes z. 178
- , Eynske Claes z. 236
- , Freerck Claes z. 244
- , Gerbrant Claes z. van Workum 211
567
-
, Jan Claes z. 287
, Jan Claes z. 95
, jonga Claes 59
, junge Claus 84
, Oene Claus z. 420
, Oltger Claes z. 292
, Peter Claes z. 372
, Peter Claes z. (Pieter Nicolay), notaris en
prebendaris te IJsbrechtum en Sneek 228 229
231 232 235 251 353 354
- , Petrike Claes dr 63
- , Pieter Claes z. 245
- , Pieter Claes z., priester 342 343
- , Reylef Claes z. 244
- , Reynsk, Claes Timen zs wed. 265
- , Symon Claes z. 400
- , Wybe Claes z. 179
- , Wybe Claes z. 422
Claesen, Jacob 409
Claeske 338
Claesma, Cathrina 32
Claess, zie Claes
Clamsma heerwarra, Dantumawoude 8
Clara
- zr te Foswerd 266
- Wilko dr 263
Clarcampe, zie Klaarkamp
clarissenklooster, zie Amsterdam, Haarlem
Claruscampus, zie Klaarkamp
Clas, Class, zie Claes
Clatirsma, Sio 7
Claus, Claws, zie Claes
Clayterpstera guet, Bozum 292
Clemens
- V, paus 260
- VII, paus 208 237
Clercamp, zie Klaarkamp
clerckhues, zie Groningen, Munster
Cleuting (Clueting, Kleutinc), Nicolaas Joest z.,
notaris 426 453
Clever, zate opte, Bolsward 287
cleyne Renick 265
Cleyne fenne, Westernijkerk 84
Clircamp, zie Klaarkamp
Clothus Bentha 3
Clueting, zie Cleuting
Cluften, Kollum 448
Clyarstera syl 68
Clynse, Henrick, pastoor Oldetrijne 175
Coenders (Conarders), Lyulloff, burgemr
Groningen 448 449
Coenradus, zie Conradus
Coergum, Coernyem, Coernyum, zie Kornjum
Coert Meyers 367
Coldehoel, state, Ferwerd 307
Colderwolt, zie Kolderwolde 129
568
Colen, zie Keulen
Colibrant, Anthonius, substituut v.d. procureurgeneraal 453
Colegium Trilinguis, universiteit Leuven 326
Collum, zie Kollum
Collummerlandt, zie Kollumerland
Collummerzyl, Kollum 447 449
comen (copman, koopman) zie ook koopman
- Feye 108
- Pieter 145 146
- , Gerbrant comen Pieters 146
- , Johannes comen Pieters, priester Franeker
145 146
- , Lysbet comen Barents 119
commanderijen, zie Hospitaal, Nes
commandeur, zie Nes
Conarders, zie Coenders
Concilium Phrisiae, zie Hof van Friesland
confessor sororum Foppo, Aalsum klooster 114
115
Conradus (Coenradus)
- Bloem, priester Sneek 47
- de Leeuwarden 3
- de Nendorpe 1
- van der Siden 1 3
- , Albertus Conradi 58 59
convers, zie Leeuwarden dominicanenklooster
convers, Gericus 9
Coot 291
Copers gued 148
copman, zie comen
Copthien 98
Coquillaen (Coquillan) Wouter, notaris 371 438
445
Corbeke, zie Korbeek
Corinthiërs, brief aan de 260
Cornelis (Cornelius, Cornelys) 446
- prebendaris Poppingawier 182
- priester Sint Catharinakerk Leeuwarden 109
- Abbe z. 302
- Alexander z. van Bergen op Zoom 248
- Andres z. 441
- Foppe z., priester 396
- Jacobs 289
- Jan z. 450
- Jans z., prebendaris Bolsward 374
- Johan z., schoolmr Leeuwarden, meester 366
367
- Johannis, priester Sneek 47
- Wattie z., secretaris Menaldumadeel 158 316
427 428
- , Bauck 411
Cornium, zie Kornjum
Corpus Christi, Sint Nicolaaskerk Hamburg 1 2
cort, zie kort
Corteswaech, zie Kortezwaag
coster (kuster)
- , Hemka 342
- , Jw Romke z. 414
- , Simon 83
Coterhuys 147
Crayweren 372
cremer
- , Botte 283
- , Uattie 283
Crispiaen, z.v. Jayts Jacobs wed. 283
Cristoffel, zie Christoffel
Cristyn (Cristynken)
- Gregoris Bertolff van Aken dr 222-224
- toe Leeuwarden 235
Cromma
- fiolde 288
- Gauwe (Gheuwe), Westermeer 44
Croshaa, Johannis 186
cruys, Schelte 431
Cruys (Kruuss), jonghe Hans 366 367
Cruyse pype, Leeuwarden 409
Crystoffel, Crystophel, Crystophorus, zie
Christoffel
Cubaerd, Cubaerdt, Cubaert, Cubairdt, zie
Kubaard
Cuneer (Cuner, Kuneerke, Kunier)
- Douwe dr Juwsma 247
- Hessel dr Martena 178 179 360 378
cuper (cuyper, kupper, kuyper)
- , Agge 219
- , Claes 149
- , Ferrick Jacop z. 134
- , Jacop 91
- , Jacob Pieter z. 450
- , Mella 256
- , Otte, br v. heer Douwe Pibe z. 157
- , Otte, Diemoet Otte cuypers wed. 443
- , Thomas 453
- , Wopke 329 335
Cupersma 9
Cusemar, zie Kuzemer
Cuthbert, meester Cuthbert Tunstall, magister
rotulorum en vice-kanselier van Engeland 186
187
Cuusmer, zie Kuzemer
cuyper, zie cuper
Cyerck, zie Syrck
Cyprianus, zie Sipke
Cyrick, zie Syrck
Danet (Danett), meester 186
Daniel steenmetseler 448
Dantimwolt, zie Dantumawoude
Dantumadeel (Dantummadeel) 324
- huiszittende armen 429
Dantumawoude (Dantimwolt, Dantummawolde,
Dantumwold, Dontimwald) 328 344
- Sint Benedictuskerk 8 9 429
- pastoor Geno 8 9
Dantumawoude
- Clamsma heerwarra 8
- Deelcampe 8
- Dellim 8
- Merslate 9
- Oenema, domus 8
- Orendem 9
- Remka werrim 8
Dantummadeel, zie Dantumadeel
Dantummawolde, Dantumwold, zie
Dantumawoude
Dauwama, Wiba 35
Daventria, zie Deventer
David van Bourgondië, bisschop van Utrecht 58
Decama, zie Dekema
decker, Hobbe 209
Deel, Leeuwarden 116 136
Deelcampe, Dantumawoude 8
Deersum 245 323 324
- kerk 220 243 245
Deinum (Deynum) 268
- Sint Johanneskerk 15 50
- pastoor 15
- pastoor Egbert 154
- priester Doeke 113
- vicaris 15
Deinum
- Eeske herne
- Ritsum 121
- Swettha 13
- Syl 206
Deinumer Nylant 121, zie ook Deynma utera
land
Dekema (Decama, Deeckema, Dekama)
- state Jelsum 400
- , Aesghe Hette z. 400 243
- , Cathryn Juw Dekema wed. 220 221 243-247
296-298
- , Edewaer Hette dr, zr tertiarissenklooster
Tzummarum 399
- , Fokel Hette Dekema wyf 148
- , Hette Hette z. 400
- , Hette Juw z. 220 243-245 297 399 400
- , Id Juw dr 220 243 245 297
- , Jarich Juw z., olderman Franeker, meester
146 149 220 243-246 378 403
- , Jel Hette dr 400
- , Juw 119 120 146 180 220 243 245
- , Mary Hette dr 243 400
- , Pieter Hette z., raadshr Hof van Friesland 243
308 400 401
- , Sicka Juw z. 146 148 149 220 243-245 246
296 297
569
- , Sicke, raadshr Hof van Friesland, meester
401 410
- , Yd Hette dr 243 400
deken
- Geerlof Bryontsma, prebendaris Bolsward 126
127
- Hiddo 105
- Jelle Juwsma, sacrista Sint Vituskerk
Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 266
- Meyne Meynis, van Schoterland, pastoor
Rotsterhaule 312
- Redert Redertsma, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 77 79 92
- Simon, heer, Sint Vituskerk Leeuwarden 22
Delft (Delf, Delpht)
- , Dirck van, notaris en secretaris Franeker
(Delphus) 299 300 341 355
- , Franciscus Nicolai de, notaris Amsterdam
211 212
Dellim, Dantumawoude 8
Delpht, zie Delft
Delphus, T., zie Dirck van Delft
Dense 321
Derck, Derick, Dericus, zie Dirck
Dersum guedt, lytze, Achlum 155
Deuke, zie Doecke
deurwaarder Hof van Friesland, Benedictus
Franchet 437 438 445
Deventer (Daventria) 186
Dew (Diu) Gerbrants z. 265 267
Deyngha steed, Blija 13
Deynma utera land 13, zie ook Deinumer Nylant
Deytyame, Wobbe 322
Deytzia terp 248
Diapa slaet, Akkrum 61
Dicksterhuysenn, zie Dycksterhuysen
Diemoet Otte cuypers wed. 443
Dierck, Dierick, zie Dirck
Dieuw (Dieuwe) Luytziens dr 451-453
Dirck (Derck, Derick, Dericus, Dierck, Dierick,
Dirick, Diricus, Dyerck, Dyrck, Teodricus,
Theodericus, Theodoricus, Theodricus) 99
- pastoor Bolsward, Sint Maartenskerk, meester
23 24 26
- pastoor Burgwerd 10 11
- pastoor Dongjum 299 300 341
- pastoor Kornjum 290
- pastoor Nijehaske 109
- pastoor Oosterlittens, meester 310
- priester 30
- priester Sneek, Sint Maria-altaar 342 343
- priester Wijnaldum 139
- sacrista Stiens 159-162
- vicaris Dronrijp 156-158
- z.v. Tiedt Johan dr, Simon Hendricks wed. 269
317
570
Dirck
- Adams z., burgemr/schepen Bolsward 422
424-426
- an dy Vert 129
- Bouwen z. 414 416 433 434
- Broder 162
- Campis, prior Thabor 89
- Claes z. 291 300
- de Amsterdammis, zie Rippert (Ripperndus
Theoderici)
- Egbaert z. 266
- Elbrich z. 267
- Elzes 217
- Everts 165
- Frans z., pastoor Irnsum 138 175
- Gerrid z. Sluter 283 284
- Gerryt z. 350 353
- goudtsmid 41
- Heyn z., secretaris Barradeel 242
- Jans z. 400
- Jans z. 422
- Jans z. backer 263
- messelaer 147
- molner 82
- Peter pelsers z. 82
- Pier z. 298
- Pouwels 226
- Pyter z. 297
- Romke z. 182
- Smitsme 73
- Syes 168
- Symon z. van Haarlem, prior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
- Syurd z. 47
- Timens 146
- van Ballen 440
- van Delft (Delphus), notaris en secretaris
Franeker 299 300 341 355
- Ysbren z. 267
- , Aets Dircx 436
- , Ag Diericks 231
- , Agge Dircks 119
- , Anna Dircks z. 411
- , Doythe Dircks z. schoemaker 134
- , Franck Dirck z. 138
- , Gorys Dirck z. 138
- , Harmen Dircx z. 424
- , Jacob Dircks z. 245
- , Jan Dircks z. 245
- , Jan Dyrcks 81
- , jonge 323 324 325
- , Mathias Dirck z., priester 137 138
- , meester 43
- , Meeus Dirx z. 64
- , Obbe Dirck z. 229 361 435-438
- , Ryns Derck z. 434
- , Sicke Dirck z. 272
- , Simon Dirck z. 268 270
- , Sybe Dirck z. 427 428
- , Ulbet Dyrcks 188
- , Wulck Dyerck pelser 351
districtus
- Berri, Berum, zie Barradeel
- Ferwerdensis, zie Ferwerderadeel
- Mennaldum, zie Menaldumadeel
- Woldensis, zie Wonseradeel
Dittie (Dychie, Dythio, Dytthie, Dyttyo, Dyttzie,
Dyttzye, Dyttzyo) Feyke z., pastoor Sint
Catharinakerk Leeuwarden 193 194 214 257
259 370 371
Diu, zie Dew
Dixtera, Gabba, priester Metslawier 303
Dixtrahuysum, zie Dycksterhuysen
Dobben 321
Docka, Docke, Docko, Docle, zie Doecke
doctor
- Ambrosius Riethamer 290
- Andreas Smyth, meester 187 187
- Douwa Tetema 234 237-239
- Hector van Hoxwier, raadsheer Hof van
Friesland 348
- Jan de Haze, meester 224
- Jan de Merica, meester 224
- Jan van den Winckele, meester 223 224
- Joannes Lensius, advocaat 387
- Joost 238 239
- Kempo Martena 180 181 194 238 277 278
289-291 360 380 381
- Peter van Franeker 414
- Pieter 265
- Seerp Hania, medicijnmeester, burgemr
Leeuwarden 370 371 387 407 453
- Wpke Burmania 255 257 263 264 266 285 286
380 381 384 390 393 408
Dode (Doda, Dodo, Tode) 4, zie ook Doede,
Douwe
- sacrista Leeuwarden, Sint Vituskerk 40
- vicaris Harlingen, Sint Maria Harlingen 17
- Broderi 40
- Donia 8 9
- Ducko z. Oenema 9
- Jarla 99
- Meues z. 178
- Pieters z. 182
- Tytardus z. 31
- Tzialengi 4
- , Meinert Dode z. 290 291 417
- , Petrus Dodonis, prebendaris Franeker 246
- , wittebroder Dodo 12
Dodt, zie Doed
Doecke (Deuke, Docka, Docke, Docko, Doco,
Doecka, Doeckle, Doecko, Doeka, Doeke,
Doeko, Doka, Doke, Ducke, Ducko, Duco,
Dueke) 113 179
- e.v. Lysck Doekema 94-95
- pastoor Hijlaard 94-96
- priester Deinum 113
- regulier kanunnik Lidlum 32
- Agga z. Walta 294 339 350 351
- Ede z. Martena 416
- Epe z. Martena 360 361
- Haie z. 157
- Heslinga 181 280
- Hetto z. 241
- in Hemga 5
- Loukefoey 329
- meester Tiebbe z. Martena 360 380
- Oenema, provenier Klaarkamp 8 9
- Rinia 279 281
- toe Voghelesanck 71
- van Teetlum 121
- , Gautie Doecke dr 25
- , Joannes Duconis, notaris Dronrijp 158
- , Lyowe Dueke z. 147
- , Tzaelinck Docke z. 353
- , Wybe Doeckle z. 329
Doed (Dode, Doede, Doedt, Dodt, Doid)
- brs dr v. Jouka Tjaarda, zr Bethlehem 99
- dr v. Sibbel Simons wed., zr Monnikebaijum
309
- dr v. Thiemk Holdinga 48
- e.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159
- e.v. Hantia Heringa 96 97
- e.v. Wiggle Camstra 112
- tante v. Sicka Allart z. 64
- Agge dr Jongema 168 350
- Camminga, wed. v. Sicke en e.v. Haye
Jelmera/Heringa/Camminga 65 66 98 109-111
- Hibbema 73 74
- Janss dr 426
- Jarich dr Hottinga 59
- Mockema 198
- Sasker dr Heringa 153 206
- Wytie dr Camminga 256 258 406
Doede (Doeda) 147, zie ook Dodo
- oom v. heer Jarich Haryngs z. 189
- Alberts 25
- , Allert Doedes z. 277
Doedt, zie Doed
Doeka, zie Doecke
Doekama goed, lytia 102
- , Peter op 102
Doeke, zie Doecke
Doekema (Doekama, Dekema), Lysck 94-96
Doeko, zie Doecke
Doela, Franeker 147
Doemynycus, zie Dominicus
Doenterp, zie ook Donterp
571
- , Spannum 442 444
Doenya, zie Donia
Doer, zie Kollum, Dorp
Doesburg (Doesborch), Johannes, pastoor
Winsum 310
Doetinchem, Henricus van, abt Bloemkamp 152
Doetthie, zie Doythie
Doeys (Doys), Govert, abt Lidlum 395 397
Doezum
- Sint Vituskerk 11
- pastoor Eyso 12
Doid, zie Doed
Doiet meed 71
Doingha, zie Donia
Doitia, zie Doythie
Doka, Doke, zie Doecke
Dokkum (Doccum, Tockum) 22 49 57 85 183
227 254 324
- olderman Thyaert Uppendyck 169
- secretaris Leo A. Melle z.
Dokkum, Sint Maartenskerk 8 100
- vicaris Florys 169
- vicaris Hobbrandus 8
- vicaris Thiaerd, meester 169
Dokkum (Dockum, Tockum), premonstratenzer
mannenklooster (abdij) Sint Bonifatius 13 65
85 99 100 102 104 110 113 131 132 267
- abt 13 104 105 131
- abt Jacop 49
- abt Johannes 132 133
- kosterie 104
- priesters 104
Dokkum, Onze Lieve Vrouwe to Bergh 49 99
104
Dokkum
- armen 99 169
- gasthuis 49
Dokkum
- , Claes Hansen van, meester 410
- , Pieter Rieuwerdts z. van, advocaat Hof van
Friesland en notaris, meester 336 337 370 380
381 453
- , Reynsk van 270
- , Sipke to 116
Dokkum
- tichelwerck 330 331
- Willich, in de 446
Doko, zie Doecke
dominicanen(kloosters), zie Leeuwarden,
Groningen, Hamburg, Winsum
dominicanessen(kloosters), zie Leeuwarden,
Reide
Dominicus (Doemynycus), zie ook Douwe
- Botnia 354 355 418
- Pybe z., burgemr Leeuwarden, grietman
Baarderadeel 264 277 278 295 308 310
572
- schroer 214
Donga, Donge, zie Donia
Dongeradeel (Dongerdeel, Dongheradiel,
Donngeradeel, Dungredeel) 13 18 84 90 207
253 390 391
Dongjum (Donghum, Dongum, Donigum) 148
179 442
- Sint Mariakerk 28
- pastoor Dirck 299 300 341
- priester Jan 177
Dongjum, Roedmersma gued 148
Donia (Doenya, Doingha, Donga, Donge, Donie,
Donnye, Donya, Donyem, Doynga, Doyngha)
- , Aelthie 49
- , Aliwardus 9
- , Benedictus 10 11
- , Bocke, pastoor Arum 403
- , Bocko Dodo z. 9
- , Dodo 8 9
- , Douwa 440
- , Eelke 119
- , Goslick, priester 141
- , Haringh, pastoor Bolsward, meester 165 166
- , Johan 440
- , Kempo 387 426
- , Lou 118 120 231 233
- , Pieter Kempe z. 277 278
- , Syercktien 394 395
- , Syouck Syerck Donia huysvr. 350 352 353
- , Tyalla 81
Donigum, zie Dongjum
Donngeradeel, zie Dongeradeel
Donnye, zie Donia
Donterp, zie ook Doenterp
- , Gala 29
Dontuma szerke, zie Dantumawoude 9
Donya, Donye, zie Donia
Dorp (Doer, Terp), Kollum 130 131
- , Ricke toe 130 131
Dothius, Dothyas, zie Doythie
Dotinga
- , Hisse Ofka dr 63
- , Ofka 63
Dotingha (Doytsama) graet stuck 123
Douma, zie ook Douwema
- , Anna Douwe dr 422
- , Gauts, zr Aalsum klooster 447
- , Gerlant Douwe dr 422
- , Reintzen Douwe dr. Douma 421-423
- , Saep, e.v. Doitia Albada 41
- , Syouck Douwe dr 422
- , Wlcke Douwe z. 422
Douo, Douwa, zie Douwe
Douwama, zie Douwema
Douwe (Dominicus, Douo, Douwa, Douwe,
Douwo, Dowa, Dowe) 83 84 95 234, zie ook
-
Dominicus
bastaardz.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159
kapelaan Rinsumageest 328
maag v. Jorrit Andringa 61 62
pastoor Dronrijp 94-96
priester Leeuwarden 65
priester Leeuwarden 116 135
vicaris Marssum 153
z.v. Id Juw dr Dekema 243 245 246
z.v. Ytyen Hans Eennes wyf 195 196
Albert z. 51
Allynge wyef 190
Auckes 26
Broers z. 129
Burmania 344 440 398 399
Claes z. te Lekkum 270 437
Donia 440
Douwe z. 51
Eelckes z. 277 278
Fedda z. 127
Gerbranda 156
ghastman 35
Goffe z. Aebinga 160
Goslick z. Juwinga 230 362
Goslyck z. 434
Gratinga 220 245
Harinxma 172-174
Herkis, priesterbr Thabor 195
Hessel z. Bootsma 446 447 451
Hette z., prebendaris Franeker 341
Hiddama 25
Hidde z. 217
Hoyttes 236
Jaensma 188
Janko z. Douwema 61
Jelmers 190
Juwsma 247 248
Lamkes 108
Maerten z. 447
Otte z. 129
Pibe z., priester Dronrijp 141 142 149 150
154-158
Pieters, meester, pastoor Welsrijp 310
raseri 200
Riencks z. 155-158
Rommerte z. 51
Ronkama 44
schroer 84 85
Sibrandt Douo z. Tatinga, meester 381
Sicke z. Sjaarda 235
Sinne z. 417
Sjaarda 29 51 60 73 74
smit 71
Sytses, priester 141
Tetema, doctor 234 237-239
Tiaerd z. 148
-
Tiepke z. 104 106
timmerman 368
toe Kee 59 60
Wtyes 146
Wysma, pastoor Wirdum 429 430
Wythyes z. 310-312
Zypkes z. 197
, Agga Douwes 144 163 167 191 197 215
, Altger Douwes z. Houkama 67-70
, Anna Douwe dr Douma 422
, Baucka Dowis 248
, Baucke Douwa dr, zr tertiarissenklooster
Tzummarum 141 142
- , Boyng Douwes z. 191
- , Douwe Douwe z. 51
- , Eda Douwe z. 73
- , Foke her Douwa huysfrow 62
- , Gerlant Douwe dr Douma 422
- , Gerleff Dowe z. 161
- , Gerryt Douwe z., notaris en secretaris
Bolsward 126
- , Ghielt Dowe z., vicaris Kornjum 381
- , Goyka Douwes z. 162 163
- , grata Douwa 44
- , Haring Douwe z. Harinxma 172 173 340
- , Heere Douwe z. 188
- , Hessel Douwe z. 350 352 353
- , Homme Douwe z. 142
- , Janken Douwa Feddes wed. 174 175
- , Jantien Douwis 127
- , Reintzen Douwe dr Douma 421-423
- , Sibe Douwe z. 448
- , Sipke Douwe z. 215
- , sterka Dowa 147
- , Styn Douwes 270
- , Sybren Douwe z. te Anjum klooster 141
- , Syouck Douwe dr Douma 422
- , Take Dowe z. 157
- , Tyaerdt Douwes 226
- , Tyardt Douwes z. 144 162 163 167 191 197
215
- , Tyerck Douwa z. 66
- , Tys Dowe z. 193
- , Wlcke Douwe z. Douma 422 350 352 353
Douwema (Douwama), zie ook Douma
- , Douwe Janko z. 61
- , Eepo 447
- , Goffo 447
- , Janko 61
- , Katrina, zr Smalle Ee 447
Douwo, Dowa, zie Douwe
Dowama campe 6
Dowe, zie Douwe
Doye, Sander Doye z. 316
Doyem, zie Doyum
Doyema (Doyemme)
573
- goed Marssum 50
- , Wpka (Upke) 14 15
Doyingha, Doyngha, zie Donia
Doythie (Doetthie, Doitia, Doitya, Dothius,
Dothyas, Doythe, Doythia, Doytia, Doytias,
Doyttye, Doyttyo, Doytye, Dyothye) 169
- Albada 40 81
- Dircks z. schoemaker 134
- Doytye z. 188 190
- Goslick z. 129
- Wiarda, meester, priester en notaris 229 255
256 259
- , Ane Doyttye z. 417
- , Doytye Doytye z. 188 190
- , Dyonisius Doyttye Albada, prebendaris,
meester 353 354
- , Tyets Doytze dr 373 374
Doytsama, zie Dotingha
Doyttye, Doytze, zie Doythie
Doyum (Doyem), Franeker 148
- , Poppa van 405
Drakenborgh junior, Hennekinus 1
Draya wal 68
drayer, Jan 220
Dreesum, zie Driezum
dreggher, Ade 147
Dreser terp 324
Dresere
- meer 321
- syl 321
Dresum, zie Driezum
Drich 104
Driezum (Dreesum, Dresum) 321 322 324 344
- kerk 324
- Halbade sate 324
- Jebbema sate 321
- Ophuustre goed 321
- Wobbema sate 324
- Ynye goed 323
droechscherier, Eesck 282
Dronrijp (Droenryp, Dronrip, Dronryep,
Dronryp, Drunryp, Ryp) 63 64 94 145 147 149
154 226 244 345 385 441 442
- Sint Salviuskerk 28 29 154 156 157 386
- Heilig Kruis 386
- Sint Andreas 157
- Sint Antonius gilde 386
- Sint Barbara 157
- Sint Blasius 157
- Sint Catharina 157
- Sint Maria 157
- Sint Thomas 63
- armen 64 145
- koster 155
- pastoor 145
- pastoor Douwa 94-96
574
-
pastoor Pibe, meester 155-158
pastoor Sceltetus 29
pastoor Syrck 63 64
pastoor Wybren Leonis Albada, meester 387
388
- prebendaris Juke, meester 156-158
- prebendaris Douwe Pibe z. 141 142 154-158
- priesters 155
- schoolmeester 155
- vicaris Dirck 156-158
- vicaris Henricus Hero, meester 387 388
Dronrijp
- Foppinga state 386
- Hobbema state 155
- Humgemagae 29
- Hummama state 28
- Kochstedes goet 29
- Oedsinga gued 64
- Polen 28 154
- Ubbema gued 147
- Wrd, sate opper 442
drost van Harlingen
- Jan van Egmond, jonker 378
- Frits van Grombach 179 180 204 205
Drunryp, zie Dronrijp
Druyst, Meynert Maertens z. 420 421
Dryborn, Jan 223
Ducke, Ducko, Duco, Dueke, zie Doecke
Duitse Orde, zie Nes
Duitsland (Duytslant) 378
Duker, Johan Duker van Leiden, supprior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
Dullick, Gosen van 54
Dunellma, zie Durham
Dungredeel, zie Dongeradeel
Durham (Dunellma) [Engeland], bisdom 186
Duses, Alleken 1
Dusyng, Peterke Jan Dusyngs 119
Duvenee
- , Govaert van, griffier Hof van Friesland 427
428 437 438 440 445
- J. 401
- P. 382
Duymsloet, Suawoude 365
Duytslant, zie Duitsland
Dweke, zie Dyorcke
Dychie, zie Dittie
Dychte 7
Dychusen, Watto to 45
Dychuysom, zie Dychuysum
Dychuystera gued, Akkrum 61
Dychuysum (Dychuysom) 447
Dyck 66
- , Bolsward 107
- , het goet opte, Tzum 442
- , Robba uppa 48
Dyckland, Marssum 15
Dycksherna, Nijland 23
Dycksterhuysen (Dicksterhuysenn,
Dixtrahuysum), Beetgum 122 178
Dye (Dyo)
- br v. Mammo Mamminga 5
- , Jets Dye dr 413 433
- , Sicke Dye z. 413 433 434
Dyeep 248
Dyep, Huizum 332
Dyerck, zie Dyrck
Dykom (Haskerdijken?), Lieppa to 44
Dylaker, Grote, Bolsward 362
Dyo, zie Dye
Dyonisius, meester Dyonisius Doyttye Albada,
prebendaris 353 354
Dyora 84
Dyorcke (Dweke) Hemma 25
Dyothye, zie Doythie
Dyrck, Dyrick, zie Dirck
Dythio, Dyttie, Dyttyo, Dyttzie, Dyttzye,
Dyttzyo, zie Dittie
E-, zie ook Ae
Ebbinge strate, Groningen 57
ebdomodarii, zie Workum, priesters
Ebeke 109
Ebel (Ebela), zie ook Haebel
- bastaarddr v. Schelta Liauckema 72
- brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr, te Sion 430
- e.v. Eppo 31
- e.v. Inne Bockes 24
- e.v. Wattia Harinxma 46
Ecwert [ligging onbekend; mogelijk onder
Akkerwoude]
- pastoor Wilhelmus 8 9
Ede (Ada, Adam, Adamus, Ado, Aedae, Aedo,
Aeede, Eda, Edo, Eeda, Eede) 16 292, zie ook
Adam
- bastaardbr v. Mammo Mamminga 5
- br. v. schamele Thys 112
- br. v. Wiggle Campstra 112
- Douwe z. 73
- dreggher 147
- Eda z. Jongema 250 252-254 350
- Eelck z. Heringa 253
- Egbert z. 323
- Eynte z. 329
- Henne z. 389
- Heringa/Jongema 253
- Hessels Jongema 100
- Jongema 173
- Keympa z. Jongema (Aeda) 80-82
- Keympe z. Jongema (Eeda) 80 81 168 169
249-253
- Martena 277 290 359-362 416 446
- Peter z. 324
- toe Bilgaerd 265
- Walckema, pastoor Bozum, meester 195 203
217 218 295 302 313-315
- , Ede Eda z. Jongema 250 252-254 350
- , Johannes Edonis de kartuizer 127
- , Mynno Eede z. Jongema 82
- , Tiebbo Edes z., pastoor Ferwerd 440
Edema gued 148
Edewaer, zie Eedwer
Edinghen (Edingen) [België, Henegouwen],
Pieter van Edingen van Aalst 222
Edingheswaechster kerk 108
Edo, zie Ede
Edwar, Edwer, zie Eedwer
Ee (Oostdongeradeel) 18
- pastoor broeder Tymen 20
- Wattema sate 255
Ee, Saerdera 68
Ee, Suawoude 365
Eebe Jourikes wyff 44
Eecke (Eeke)
- schroeder 272
- Syts z. 408
Eecke nye fenne, Marssum 121
Eeckeme goedt, Jelsum 400
Eeckena Tzrodda 288
Eeda, Eede, Eedo, zie Ede
Eedwer (Edewaer, Edwar, Edwer, Eeduer,
Eeduwar, Eedwert)
- e.v. Hera Jelbits z. 127
- Hette dr Dekema, zr tertiarissenklooster
Tzummarum 399
- Sjaarda 60 64 119 120 145-150 154
- van Hoxwier 404
- Wipcke dr Tyercksma 107
Eeff toe Sneek 234
Eeke, zie Eecke
Eekengha, Jouke 21
Eel, Wthie Eels z. 448
Eelaerd, Eelarderagae, zie Hijlaard
Eelcke (Eelck, Eelcko, Eelick, Eelthia, Elc, Elck,
Elcke)
- e.v. Meint Aeltgema 124 125
- ov. e.v. Wiggle Camstra 112
- Aebinga 207
- Donia 119
- Jarychs z. 372
- Jelmera 18
- kistemaker 367 368
- Sasker z. Heringa 153 206 250 352 387
- schutmaker 193
- te Rauwerd 100
- Yde z. Heringa 50
- , Dowe Eelckes z. 277 278
- , Hylk Eelke wyf 218
575
- , Tyaerd Eelckes 239 277 284
Eelsma, Ripper 395
Eelthia, zie Eelcke
Eema, zie Ema
Eemke, zie Emke
Eems (Emeze) 57
Eemskerck, Eemskerk, P. 20 118 137 272
Eemswouder (Ynswada) hem 67
Eenhoern, dat huus int, Leeuwarden 283
Eenke, Peter Eenke z. 395 397
Eenne, Ytyen Hans Eennes wyf 195 196
Eepe, zie Epe
Eepka in dae Buyngyerd 250
Eepo, zie Epe
Eernewoude (Eernawolde), priester 268
Eernsom, Eernsum, zie Irnsum
Eesck (Eeska, Eeske, Eesko)
- e.v. Ede Martena 360 380
- Allema 448
- droechscherier 282
- herne, Deinum 121
- Sappe z. 270
Eesne wey 332
Eet (Teth), brs dr v. heer Ritske Jaarsma 304
Eethie (Eethye, Eets, Eetthia, Eetthie, Eteka,
Eteke, Ethie, Ethye) 7 84 85 448
- e.v. Benedictus Donia 10
- e.v. Feddricus Hummama 28 29
- e.v. Gerryt Midler 113 114
- schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320
- zr Bethlehem 84
- Hiddinga 31
- Stenstra 384
- , antiqua, mater Etkonis 29
Eeuwe, zie Euwe
Eever, zie Evert
Egbert (Egbaert, Egbertus, Igbert) 63
- pastoor Deinum 154
- priester Blija 13
- Timans z. 210
- van der Lynden 54
- Vollenhove, kapelaan Sexbierum 434 435
- , Aede Egbert z. 323
- , Dirck Egbaert z. 266
- , Gerardus Egbert z. 450
Egga
- , Jan Egga z. 64
- , Reenck Egga z. 64
Egidius, regulier kanunnik Lidlum 32
Eglescliffe (Eglesklif) [Engeland, graafschap
Durham], Sint Mariakerk 186
Egmond, Egmondt, jonker Jan van, drost
Harlingen 378
Elairdt, zie Hijlaard
Elbrich
- backster 50
576
- , Dirck Elbrich z. 267
Elc, Elck, Elcke, zie Eelcke
Eleken (Elleken, Elteke) zie ook Aelcke
- zr v. Siburg 2
- bagijn (monialis) Leeuwarden 1 2
Elger, zwager v. Titardus carpentator 17
Elia, zie Ely
Elingh
- priester 142
- Hotze z. 422
Elisabeth, zie Lysbeth
Elke, zie Eelcke
Elleken, zie Eleken
Else Bronger Tyaerdts z. wed. 448
Elteke, zie Eleken
Ely (Elia) [Engeland, graafschap
Cambridgeshire], bisschop van 186
Elze, Dirck Elzes 217
Em, zie Emme
Ema, zie Eme
Embrick, zie Emmerik
Eme (Eema, Ema, Ens, Yma) 45
- commandeur Nes, pastoor Haskerdijken? 44
45
- , Adam Eme z. 264
Emeze, zie Eems
Eminga (Emyngha) state 258
Emke (Eemke, Emka, Emko) 148
- Menno z. Jarla 105 106
- te Wirdum 21
Emme (Em, Emm), e.v. Douwe Wythye z. 310312
Emmerik (Embrick), Johannes Hennenberch van,
pastoor Sneek 89
Emyngha, zie Eminga
Ena glaesmaaker 67
Encke Heere dr Hottinga, zr tertiarissenklooster
Staveren 145 177
Enckhuissenn, zie Enkhuizen
Engeland (Anglia)
- , koning van 185
- , vice-kanselier van, zie meester Cuthbert
Tunstall
Engelbertus Geerardis 40
Engelsche Simen 267
Engelum (Englem, Englum, Yngelim) 153 206
344
- Sint Christoforuskerk 15
- pastoor 28
- pastoor Wopka 153 206
- Kenge gued 178
- Scheltinge gued 178
- Toerns 178
Enghele gued, Wijnaldum 140
Engla meden, Bolsward 23 24
Englem, Englum, zie Engelum
Engwierum (Engwerum) 106
Engwird (Aeghenwird, Aengenwird,
Aenghwirdt, Aengwird, Aenwierd, Angwird,
Ayngweerdster clooster), tertianen- , vanaf
1484 tertiarissenklooster Sint Franciscus onder
Poppingawier 81 110 182 245 250 253 267
270
- pater Floris, notaris 254
- pater Frerick 182
Enkhuizen (Enckhuissenn) 197
Enne, zie Inne
Ens, Nicolaas, notaris 282
Ens, zie Eme
Ento Petri 199
Epe (Eepe, Eepo, Epa, Epo, Eppe, Eppo) 147
- maag v. Altger Douwes z. Houkama 68
- Algers z. 225
- Aylva 138 181
- Douwema 447
- Hessel z. Bootsma 446 448-450
- Hiddama 25
- Jan z. 361
- Jarich z. Hottinga 60
- Martena 290 360 361 379-382
- pelser 20
- Rommert z. 72
- Schelta z. Liauckema 73 126 228 230-232
278-282
- scriver 147
- Sicke z. Liauckema 140
- Teda z. 31 32
- , Bauke Epe z. 178
- , Hessel Epes 175
- , Jaeckla Epe z. 375
- , Jarich Epa z. Hottinga 59-61
- , Katryn Epes 163-166 208
- , Lauke Epe z. 316
- , Peer Epo z. van Bozum 291-296 300-302
313-315
- , Petrus Eponis, priester 31
- , Remmert Epes 24
- , Tyerck Epe z. 404
Epeus, Focke, notaris 282
Epo, Eppe, zie Epe
Equerdera laan, Bolsward 68
Equert, Bolsward 68
Erler (Arler), Johannes, pastoor Rottum 312
Ernsom, zie Irnsum
Ernst Harinxma 388
Esge, zie Aesge
Essen, cisterciënzerinnenklooster (abdij) onder
Groningen 56
Eteke, Ethie, Ethye, zie Eethie
Etko 29
Euwe (Eeuwe, Euw, Ewe)
- grootmoeder v. Eeuwe Douwe Wythye dr 312
- Douwe Wythye dr 311 312
- , Claes Euwis 311
Evert (Eevert, Evart, Ewert, Ewirt)
- pastoor Molkwerum 215
- priester Sexbierum 279
- Gherliffs z. 132
- Hubbeldinck 55
- Lolle z., burgemr Bolsward 134 166
- sloetmaker 214
- , Claes Evert z. 350
- , Jan Evert z. 432
- , Myrcke Evarts z. 377
- , Thys Evert z. 264
Ewe, zie Euwe
Eweke, halfzr v. Siburg 2
Ewert, zie Evert
Ewingha (Ewyigha, Ewyngha, Jeuwingha)
- , Betteka 9
- , Juweco Tako z. 9
- , Wapeka 9
Ewirt, zie Evert
Ewolt scroer 290
Ewyigha, Ewyngha, zie Ewingha
excijsmeester
- Hendrick Martens z. de Pauw, Makkum 401
- Lyuwe Hessels z. Aysma, Bolsward 302
- Roelant Niste 405 410
Exeter (Oxonia) [Engeland], bisdom 186
Eygge Claes z. 178
Eylssemma byghinen, Eylsum, zie Aalsum
klooster
Eynske Claes z. 236
Eynte (Eynthe)
- faer 323 329
- , Ede Eynte z. 329
Eyse (Aysze, Eyso, Eysso)
- pastoor Buitenpost 45
- pastoor Doezum 12
- priester Marssum 15
- , Jelle Eyse z. 178
Eysinga (Eysengha), Feye 336 337
Eyso, Eysso, zie Eyse
faber, Jelte Thomas faber z., prebendaris Sint
Vituskerk Leeuwarden 308 348 349 366 393
faber lignarius, zie ook timmerman
- , Martinus 200
- , Tako 198
Faber, 212
- , C. 166
- , Jacobus 303
faer
- , Eynthe 323 329
- , Merten 329
- , Rumke 234
Faerd 207
577
Faersma (Fersma)
- gued, Wijnaldum 139 140
- , Sicke 140
- , Thaert Sicke z. 140
Faes, Andries Faes z. 404
Falke, meester 186
Fautum, Tzum 404
Fecka (Feecka, Fecko) 39 115
- Syetya z. 188
- , Attha Fecka wed. 167
- , Jorryt Fecka z. 284
- , Oecka Fecka z. 163
Fed (Fedd, Fedde), zie ook Fedde
- e.v. Tyebke Fokelen z. 52
- Agga Walta wed. 291
- Gerbrandt dr Stenstra 384
- Hendricks wed. 134
- Wierd Metzies wed. 365-367 402
Fedde (Fed, Fedda, Feddeco, Feddo), zie ook
Fed
- bastaardbr v. Mammo Mamminga 5
- Galenus, vicaris Franeker 409 410
- Gerko z. Popkema, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 109-111 113-115 117 132 133
135 137 151 162 170 193 194 197-201
- Gyelt z. 128
- Haarda 394 395
- Heerka z. 82
- Mernsta 32
- Sietthie z. 443
- , Douwa Fedda z. 127
- , Jacob Feddis 137
- , Janken Douwa Feddes wed. 174 175
- , Johannes Feddis 312
Feddema, Wygher 213
Feddinga hus (Feddiga hus) 4
Feddinghe (Fedghe, Fendghe), Atte 413
Feddo, zie Fedde
Feddrick, Feddricus, zie Frerick
Fedghe, zie Feddinghe
Feenclooster, zie Veenklooster
Feie, zie Feye
Feike, zie Feycke
Feitsma (Feycksma), Hessel 199
Femmes (Femmis), Jan Jan z. 424
Fendghe, zie Feddinghe
Fenne, Geerte in dae 148
Fennen, dat gued oppe, Wijnaldum 139
Fer, Rauwerd 50
Ferdingueer 37
Ferick, zie Frerick
Fersma, zie Faersma
Feruerdadeel, Ferueredeel, zie Ferwerderadeel
Ferwalda, zie Ferwoude
Ferwerd (Ferwerdt, Ferwert) 48 83-85 91 199
333
578
- kerk 84
- pastoor Herman 84 85
- pastoor Occo 398
- pastoor Tiebbo Edes z. 440
- priester Hermen 84
- priesters, vier 84
Ferwerd, Sint Anthoniusgasthuis 84
Ferwerd
- Coldehoel, state 307
- Hascampen 13
- Oeghema gued 90 91
- Rypp 48
- Syama sate 324
Ferwerderadeel (Feruerdadeel, Ferueredeel,
Ferwerdedeel, Ferwerderdeell) 13 18 39 207
418 439
- kalenda 84
- secretaris Willem Gielis z. 398 399 440
Ferwerdt, Ferwert, zie Ferwerd
Ferwoude (Ferwalda, Ferwalde) 115 189
- kerk 188 189
- vicaris 188
Fethsa, Fethza, zie Fetza
Fetthie, Hans Fetthies 113
Fetza (Fethsa, Fethza)
- castrum et domus 4
- , Tzalenghus 3 4
Fewerderdeell, zie Ferwerderadeel
Feya, zie Feye
Feycke (Feike, Feye, Feyka, Feyke, Feyko), zie
ook Feye, Feythe
- maag v. Jorrit Andringa 61 62
- Bocke z. Harinxma 86 87
- Heercke z. 310 412 413
- Hoertze z. 362
- Ritsche z., rechter Marrum en Westernijkerk
440
- Rommerts 442
- toe Papingestins, meester 90
- Wobbe z. 427 428
- , Dittie Feyke z., pastoor Sint Catharinakerk
Leeuwarden 193 194 214 257 259 370 371
- , Gercke Feyke z. 444
- , Joeryt 265
- , Katherina Feyke dr 87 118-120
- , Lolcke Feycke z. 329
- , Luttie Feykis 81
- , meester 84
Feyckema, Gaucke 84
Feycksma, zie Feitsma
Feye (Feie, Feya) 121 122, zie ook Feycke,
Feythe
- br.v. Jeppe Jeppema 83 85
- z.v. Ansck Heemstra 100
- Eysinga 336 337
- Goslinga 324
- Oenema 82
- Roorda 324
- Unia 153 154
- , copman 108
Feyka, Feyke, Feyko, zie Feycke
Feytama, Jelle 188
Feythe, zwager v. heer Mathias 138
Fiaerliggengen 123
Fiaerndelen 112
Finkum (Fynkum, Fintium) 179 199
Firdgum (Firdghum, Firdighum, Firdtgum) 30 31
72 145 147 240
- Sint Nicolaaskerk 72 145 241
- pastoor 145
- pastoor Johannes 149 150
- pastoor Petrus 30
- pastoor Syuerdt Meynsme 240-242
fiscaal, procureur fiscaal van Friesland 301
Fischmerckt, Leeuwarden 411
fisker (fisscher, fysscher, visker)
- , Buwe 329
- , Jan 219
- , Sape 323 329
- , Wlcke 283
Fiswerd, zie Leeuwarden, tertiarissenklooster
Flaeringe, Menaldum 155
Flansem, Rauwerd 41
Fliet, zie Vliet
Florecamp, Floriduscampus, zie Bloemkamp
Floris
- vicaris Dokkum 169
- pater Engwird, notaris 254
- Gerryt z. 134
Flosen 129
Flyt, zie Vliet
Fock (Fueck)
- Simons dr 411
- , zuster 93
Fockama 63
Focke (Focko, Foeck, Foecke, Phocas) 199 344
- prebendaris, meester, Leeuwarden 180 200
- priester 189
- de Ullawerd 5 6
- Epeus, notaris 282
- Jensma 447
- Rompcke z. 443
- Siblema, pastoor Bolsward 295 302
- Sybolts z. 337
- , Gerbe Focke z. 322
- , Jeltetus Fockonis 93
- , Ocke Focke z. 440
- , Rompcke Foeck z. 441
Fockema greet huus 115
Fockinga (Fockinge) goed, Blessum 94 95
Focko, Foeck, zie Focke
Foeckel (Foekel, Foekell, Fokel)
- moeder v. Laes Jongema 352
- schoonzr v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320
- Agge dr Jongema 168 169
- Gerlefs wed. 216 217
- Hessel dr Martena 178 179 360
- Hette Dekema wyf 148
- Jelle dr Harinxma 338 350
- Laes dr Jongema 350
Foeswert, zie Foswerd
Foke her Douwa huysfrow 62
Fokel, zie Foeckel
Fokele, Tiepka Fokelen z. 52
Folcker (Folckert, Folkert, Folkerus, Volke,
Volker) 93 227
- abt Lidlum 30-33
- prior kruisherenklooster Franeker 107 108
- Symonis Haghedoern, notaris 47 48
- , Agga Folkerts z. 389
- , Gerrydt Folckert z. 346
- , Johannes Folkert z., pastoor Arum 299 300
- , Johannes Volkers z. 3
- , Rynthie Folckert z. 450
- , Wilcko (Wilhelmus) Folkert z., notaris en
secretaris Leeuwarden 200 201 224 239 240
249 263 264 271 272 274
- , Wopke 447 449
Folpertus Ulricsma 5 6
Folsgare (Foudsghara), kerk 112
Fonger (Fongher, Funger, Fungerus, Fungher,
Fungor)
- prebendaris Workum 190
- Sycke z. 190
- Syrsma, schepen Bolsward, meester 302 314
315 358 364
- Uylbe z. kannegieter 385
Fons, Hottie, pastoor Jorwerd 377
Fope, zie Foppe
Fopke Lyseghma z. 106
Foppe (Fope, Foppa, Foppo) 44
- confessor sororum Aalsum klooster 114 115
- vicaris Tzummarum 240-242 395-397
- Broers z. 107 127
- Gerla z. 159
- Gerrytsma 321
- Mathys z. Unia, schepen Leeuwarden 123 137
- Philippus z. 444
- Piers z. 37
- Renick z. opper Schilige 73
- Take z. 161
- Tyaerdt z., meester 264
- Tys z. 123
- , Allart Foppa z. 64
- , Frouck Foppis 287
- , Hissa Foppa dr 107
- , Marten Foppe z., medepastoor Bolsward 425
426 431
579
- , Pieter Foppe z. 286
- , Sicke Foppe z. 414 433 434
Foppema gued 279
Foppinga (Foppingha, Foppinghe, Foppyngha)
- state, Dronrijp 386
- , Anna 386
- , Salvius 258 259 385-388
- , Trynke Wfke dr 386
- , Ufka 29
- , Wfke 386 387
Foppo, zie Foppe
Foppynga, zie Foppinga
Forswerd, Forswert, Forswerth, zie Foswerd
Fosse Aylcama 45
Foswerd (Foeswert, Forswerd, Forswert,
Forswerth, Fosswert, Foswert, Foswyrd,
Fuchswert, Furswert, Voswerdt),
benedictinessenklooster (abdij) Sint Johannes
Baptista, onder Ferwerd 13 39 65 77 83-85 99
102 110 113 116 135 159 199 214 248 266
267 320 335 437
- abt Hermannus 83 85
- br Watzia Douwe z. Juwsma 248
- priester Frans 437
- zr Anska, tante v. Kathryn Harinxma 119
- zr Barbar, zr v. Sibbel Sybets wed. 135 266
- zr Bauck, schoonzr v. Syds Tjaarda 320
- zr Clara 266
- zr Eets, schoonzr v. Syds Tjaarda 320
- zr Foekel, schoonzr v. Syds Tjaarda 320
- zr Iyd, tante v. Syds Tjaarda 320
- zr Tyets, schoonzr v. Syds Tjaarda 320
- zr Saepke 84
- zr Tyesck, zr v. Sibbel Sybets wed. 116
- zusters 13
Foudens, Jepka dr te, te Sion 99
Foudsghara, zie Folsgare
Foutaburen 250
Fouwel (Fouul)
- e.v. Pieter Camminga 192 194 367
- e.v. Tyaerdt Herema 298 299
- Graets dr Camminga 368
Fraeneker, zie Franeker
Fraenjumer Nylant 121
Fraenker, zie Franeker
Fraenkeradeel, zie Franekeradeel
Franchet, Benedictus, deurwaarder Hof van
Friesland 437 438 445
franciscanen(kloosters), zie Bolsward
franciscanen-observanten(kloosters), zie
Bolsward, Greenwich, Kampen, Leeuwarden,
Richmond
Franciscus, zie Frans
Franck (Francke, Franke)
- Dirck z. 138
- , Henrick Franck z. 138
580
- , Jan Franckes 236
Franeker (Fraenker, Francker, Franicka,
Franicker, Franiker, Frenker) 31 63 64 70 89
96 107 108 119 126 145-150 156 176-178 243
245 297 341 437 441
- olderman Jarich Juw z. Dekema, meester 220
243-246 378
- raadsleden 51
- secretaris en notaris Dirck van Delft (Delphus)
299 300 341 355
- secretaris Sibrandus Richeus 341
Franeker, Sint Maartenskerk (dy grata tzercka)
63 72 145 174 176 177 220 243 298 340 378
403
- altaren 243
- Heilig Sacramentsaltaar 145 220
- Heilige Drie Koningenaltaar 177
- Onze Lieve Vrouwe ter Noodaltaar 177
- Sint Maria-altaar 243 296
- Sint Thomasaltaar 145
- Sjaardema vrijleen 441
- vierde leen 145
- kapel 177
- koster 244
- pastoor 177 220
- pastoor Here Hottinga 340 341 354 355 441
- pastoor Hoyte Bentsma 297 298
- pastoor Menta 64
- pastoor Syttie, meester, bastaardz. v. Hessel
Martena 179
- prebendaris Claes 145
- prebendaris Douwe Hette z. 341
- prebendaris Godsfriond 145
- prebendaris Jan Wybe z. 299 300
- prebendaris Johannes comen Pieters 145
- prebendaris Johannes Goeswin van Zwolle 89
- prebendaris Johannes Wybe z. 246
- prebendaris Meynert Jan z., alda heer 119 120
145
- prebendaris Petrus Dodonis 246
- prebendaris Remmet 145
- prebendaris Reyner 126
- prebendaris, vicaris Sybren Sipke z. a Rispens
299 300 340 341 354 355 378
- prebendaris Thomas 246
- priesters, drie hoofd- 145
- priesters, vier princepael 244
- priester Aessge, meester 177 220
- priester Symon 107
- priester Wybe 177
- schoolmeester 244
- vicarissen, twee 220
- vicaris Aeltzo Nicolai 299 300 316
- vicaris Claes 51
- vicaris Fedde Galenus 409 410
- vicaris Henrick, meester 176 177 180 181
- vicaris Jan Sarius, eerder pastoor Tzum,
meester 341 409
- vicaris Mamme, meester 51
- vicaris Pieter Anthonis z. 341 355 378 410
- vicaris, prebendaris Sybren Sipke z. a Rispens
299 300 340 341 354 355 378
- vicaris Tyaerd Symons 246
Franeker, kruisherenklooster (priorij) 70 72 96
107 112 119 120 127 146 153 156 174 176
202 205 220 243 253 320
- Heilig Kruis 107
- prior Folkerus 107 108
- prior (pater) Petrus 181
- prior Thiaerd 120
Franeker, charitatieve instellingen
- armen 64 243 297
- rechte armen 177 315 403 443
Franeker
- , Jan van 203
- , Peter van, doctor 414
Franeker
- Blomstera fenne 148
- Campen 147
- Doela 147
- Doyum 148
- Galghefennen 149
- Greyden 147 244
- Hinsta, Hinxte fenne 148 244
- Koe 441
- Langhe Stryns 147
- Langwar 147
- Lyoella gued 148 149
- Noerderpoert 147
- Nyestraet 403
- Padmos 147
- riedhuys, alda 147
- Rondiel 146
- Schilbanck 146
- Sjaardema fenne 299
- Sjaardema huis 148 149 299
- Tzaluert 147-149 244
- Weeren 441
- Werren 149
- Westerpoort 244
Franeker Vijf Delen 30 176
Franekeradeel (Fraenkeradeel, Franekerdeel,
Franickerdeel) 26 146 220 243 442
- secretaris Ae. Ailema 26
Franicka, Franicker, zie Franeker
Franickerdeel, zie Franekeradeel
Franiker, zie Franeker
Franke, zie Franck
Frans (Franciscus) 329
- brs z.v. Adzert Aebinga 207
- natuurlijke z.v. Anscke Johan Sybren zs dr.
131-133
- pastoor, vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden
379 385
- priester Foswerd 437
- z.v. Sibbel Sybets wed. 116
- zrs z.v. heer Foppe 397
- Cannius, prebendaris Sint Mariakerk
Leeuwarden, meester 266 270-274
- heer Foppe z. 396
- Humalda 406 407
- Jacobs z. 431 432
- Jan z., tenoryt 366 393 452
- Johan z. Roorda 443
- Minnema 200 257-259
- Minnema de jonge 355-357 363 436
- Nicolai de Delft, notaris 211 212
- Rembolts z., pastoor Sint Catharinakerk
Leeuwarden 445
- Roorda, grietman Wymbritseradeel 335-337
353 354
- Simons, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 385 393
- Sybe z. Stans Phrisius, notaris 111 305 306
372
- Sysma 321
- van Alphen, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 270 272
- van Houten 437 438
- Wytie z. Camminga 258 406 408 445
- , Claes Frans z. van Kampen, meester, rechter
Rauwerd 254
- , Derck Frans z., pastoor Irnsum 138 175
- , meester 197 200
- , Syba Frans z. 404
Fransche Frans dr Minnema 356
frater
- Tiabbo, franciscaan 11
- Tyert 2
fraterhuis, zie Groningen, Munster
Frathye, moeder v. Sydt Allema 448
Fraucka, zie Froucke
Frauw (Fraw), zie ook Froucke
- dr v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343
344 398
- Gerbrandt dr Stenstra 383-385
Frecke, Frederic, Frederick, Fredericus,
Fredryck, Freerck, zie Frerick
Frenker, zie Franeker
Frerick (Frecke, Frederick, Fredericus, Fredryck,
Freerck, Frerck, Freric, Freryck) 409, zie ook
Frits
- pastoor Nijland 10
- pater Engwird 182
- persona op Ameland 19
- prebendaris Sexbierum 278 279 281
- Botnia 418 419
- Claes z. 244
581
-
Henricks 138
Hummama 28 29
Hydde z. 445
Jacop z. cuper 134
opper Wrd 442
schoemaecker 367
, Claes Frerick z. 62
, Hendrick Frericx z. 452
, Jacob Frercx z. 373 374
, Jacob Frericks z. 422
, Kathryn Frericks 119
, Tryn Frericx dr 452
, Tymen Frerick z., schepen Leeuwarden 114
137
Frids, Fridts, zie Frits
Friesland (Frieslant, Frisia, Frislant, Frisonia,
Phrieslandt, Vrieslandt, Vrieslant) 2, 185 204
221 224 234 249 305 378 390 403 418 446
- Hof van, zie onder Hof
- procureur fiscaal van 301
- procureur generaal van 238
Frits (Fredryck, Frids, Fridts, Fritz) van
Grombach, drost Harlingen 179 180 204 205
Frouanconvent, zie Vrouwenklooster
Froucke (Fraucka, Frouck, Frouckia, Frouka,
Frouke, Frow) 199 435, zie ook Frauw
- dienstmaagd v. Peter Johan z. Auckema 271
273
- dr v. Titardus carpentator 17
- e.v. Oeds 128
- moeder v. Site Camminga 21 22
- zr v. Gabba Riptema, te Sion 169
- Foppis 287
- Jarich dr Hottinga, e.v. heer Tzaling Botnia
146 439
- mesmaker 135
- Rennerts wed. 323
- , Joeryen Frouck z. 435
- , Rioerd Froukis 112
Frouweneconvent, zie Vrouwenklooster
Frow, zie Froucke
Fueck, zie Fock
Funger, Fungerus, Fungher, Fungor, zie Fonger
funifex, Hennekinus de Bremen 3
Furswert, zie Foswerd
Fyeuwerhusum, Leeuwarden 136
Fyff ghaen, zie Sneker Vijfga
Fyllens (Fylens), Witmarsum 245 286
Fynkum, zie Finkum
Gaathye, zie Gaettzie
Gabbe (Gabba, Gabbo)
- Dixtera, priester Metslawier 303
- Jarla 98-100 104
- Latsma 241
- Riptema 169
582
- Taecke z. 247
- to Britsum 99
- , meester 104 105
- , Syd Gabba z. 104
Gabbema, S.A. 93
Gabbo, zie Gabbe
Gabken Menno dr Jarla 105
Gaernaerd, zie Nazareth
Gaeryp, zie Garijp
Gaest, zie Rotstergaast
gaestelike faren, zie Leeuwarden franciscanenobservantenklooster
Gaestslaet 312
Gaetse, zie Gaettzie
Gaetswird 31
Gaettzie (Gaathye, Gaetse, Gatte, Gattzie) 105
- br v. Hessel Tyercks z. 382
- Abbe z. 337 338
- Pieters z., secretaris Hennaarderadeel 405
Gale (Gala, Galla, Galo, Ghaele, Ghalo, Gyaele)
- pastoor Bolsward 69
- Donterp 29
- Galema 238 239
- Gapkama 15
- Poppe z., schepen, burgemr Sneek 339 353
354
- , Hil Jan Galis 147
- , Yds Ghaeles 188
Galema (Galama)
- , Gala 238 239
- , Thonis 377
- , Tiaerdt 121
Galenus, Fedde Galenus, vicaris Franeker 409
410
Galeyen, Olde, Leeuwarden, zie Olde Galileen
Galfridus Peper, pastoor Sint Gregoriuskerk
Londen 187
Galgefenne (Galgefen, Pascua patibuli)
Leeuwarden 122 26 268
Galgefenne, Kollum 448
Galghefennen, Franeker 149
Galghetenye, Rinsumageest 330
Galilea (Galeyen, Galyleen), zie Leeuwarden
tertiarissenklooster, en Leeuwarden
franciscanen-observantenklooster Sint
Franciscus
Galileen, Leeuwarden, zie Olde Galileen
- , Hylck by 233
Galla, Galo, zie Gale
Galteke 7
Galthye (Galtye) 45, zie ook Gautze
- Taede z. Hopper 286 287
Galyleen, zie Olde Galileen
Ganawrd, zie Nazareth
Gapkama, Galla 15
Garbaede, zie Gerbada
Garbrich (Gherbrich), e.v. Jorrit Andringa 61-63
Garda, zie Mariëngaarde
Garijp (Gaeryp, Garyp) 360
- vicaris 267
Garlandt, (Gerlanth) 311
Garmahusem, Hantum 106
- , Zitscha to 106
Garnaerdt, Garnard, Garnawert, zie Nazareth
Garrerd, zie Gerrard
Garrim 8
Garyp, zie Garijp
Gast, zie Rotstergaast
gasthuis (hospitale)
- Bolsward 24 33 67 68, zie ook Sint
Anthoniegasthuis
- Dokkum 49
- Ferwerd 84, zie ook Ferwerd, Sint
Anthoniusgasthuis
- Harlingen 17 42 145
- Groningen, bij de minderbroeders 57, zie ook
Groningen, Heilige Geestgasthuis, Sint
Gertrudisgasthuis
- Leeuwarden 21 33 65, zie ook Leeuwarden
Sint Anthoniegasthuis, Sint Jacobsgasthuis
- Rinsumageest 329
- Sneek 33 119 152
- Workum, zie Workum gasthuis
Gasthuys fenne, Bolsward 107
Gatte, Gattzie, zie Gaettzie
Gatze slaet, Akkrum 61
Gau, zie Gauw
Gau (Gauwe, Geuwe)
- Akmarijp 34
- Haskerhorne 44
- , Cromma, Westermeer 44
Gaucke (Gauke)
- priester Sneek 47
- Feyckema 84
Gaucke waal, Marssum 121
Gauthie (Gautie, Gautien, Gautke, Gautkie,
Gauts, Goutie) 331
- e.v. Bocke Harinxma 86
- verwant v. Epe Martena, te Nazareth 379
- zr Sion 99
- Doecke dr 25
- Douma, zr Aalsum klooster 447
- linslaeghers z. 134
- Wiggle dr Camstra 112
Gautze 341, zie ook Galthye
Gauw (Gau)
- Sint Maria 342
- Sint Nicolaas 342
Gauwe, zie Gau
Gawen, twee 108
Gayke (Gayko) 39
- , grote 125
Gaytya
- backer 329
- , Siert 23
Geel (Geele, Gheele, Ghel, Ghyeel) 195
- e.v. Ritske Boelema 392
- snaar v. Eda Jongema 250
- Allerts dr, mater Aalsum klooster 171
- Hessel dr Bootsma 446 448-450
Geerardus, zie Gerrit
Geerlof, zie Gerlof
Geerryt, Geert, zie Gerrit
Geerte in dae Fenne 148
Gees (Geess, Gese, Gheseken)
- Conradus dr van der Siden 1
- Luwens 290 415
- Mynthie wed. 447
Geins, zie Geyns
Gekengha, Sidachus 4 5
Gelcke 449
Gelis, zie Gelys
Gelle, zie Jelle
Gelmer, zie Jelmer
Gelria, Johannes Gelrie, pastoor Workum, br
klooster Staveren/Hemelum 190
Gelys (Gelis, Jelis), Jacop Gelys z., burgemr
Leeuwarden 370 371
Gemma, zie Jemme
Genawird, Gennaerd, zie Nazareth
Geno (Gheno), pastoor Dantumawoude 8 9
Genyns, meester 186
Georg (Georgen, Georgh, Georgien)
- Abbe z. 442
- hertog van Saksen 178
- Liauckema 74
- Sibren z. Roorda 403 406 437 438 441-445
Gerardus, Gerart, zie Gerrit
Gerba, zie Gerbrant
Gerbada (Garbaeda) state, Oosterwierum 153
447
Gerbe, Gerben, Gerbith, zie Gerbrant
Gerbodus, br v. meester Bocko Aytta 93
Gerbranda
- , Dowa 156
- , Johan 157
- , Rienck 157
Gerbrant (Gerba, Gerbith, Gerbe, Gerben,
Gerbrandt, Gerbrandus, Gerbren, Gherbith,
Gherbren)
- e.v. Tiemck Wibren dr Boulsme 90-92
- beelsnyder 256
- Claes z. van Workum 211
- Focke z. 322
- Gerryt z. 254
- Jeldert z. 442 444
- Piers z. 123
- Stenstra 384
583
- tapper 111
- Wyghers z. 213
- , Anna Gerbrandus dr 271
- , Dew (Diu) Gerbrens 265 267
- , Jan Gerbren z. 420
- , Lutyen Gerbrandts dr 284-286
- , meester, notaris 82
- , Symon Gherbren z. 46
- , Taede Gerba z. 82
- , Tryne, Gerbren kleinz. 241
- , zrs en zrs dr v. Gerbith, te Weerd 90
Gercke (Gericus, Gerka, Gerke, Gerko, Gherka)
44 109
- convers Klaarkamp 9
- Feyke z. 444
- Hoytsma 102
- Jorret z., schepen Leeuwarden 239 277 278
381
- Oggema 83 84
- Tjessens 379
- Wytsma 122
- , Fedde Gerko z. Popkema, pastoor Sint
Vituskerk Leeuwarden 109-111 113-115 117
132 133 135 137 151 162 170 193 194 197201
Gerckisclaester, zie Gerkesklooster
Gericus, zie Gercke
Geringe gued, Britsum 178
Gerit, zie Gerrit
Gerke, zie Gercke
Gerkesklooster (Gerckisclaester,
Gerkenscloester, Gherckescloester,
Gherkescloster, Gherkiscloester, Hierusalem,
Jeruzalem, Jherusalem), cisterciënzer
mannenklooster (abdij) Sint Bernardus onder
Augustinusga 11 12 45 110 124 169
- abt Methardus 12
- br Sypke, br v. Gabba Riptema 169
- kosterie 45
- priesterbr Watte Meint z. Aeltgema 124 125
- priesters 45
Gerko, zie Gercke
Gerla, Foppa Gerla z. 159
Gerlacus Hesseli 200
Gerlant (Gerland, Gherland, Gherlanda)
- Douwe dr Douma 422
- Hermana 30-33
Gerlanth, zie Garlandt
Gerlef, Gerleff, Gerlif, Gerliff, zie Gerlof
Gerlifsma (Gerliffsma, Gherlifsma) goed
Rauwerd 50 97
Gerlinga (Gerlingha)
- goed 24 25
- , Jan 24
Gerlof (Geerlof, Gerlef, Gerleff, Gerlif, Gerliff,
Gerlleff, Gerlyef, Gerrilf)
584
-
biechtvader v. Ansck Heemstra 101
prebendaris Bolsward 107 108
Aepke z. 298
Broersma 79
Dowe z. 161
Eelck z. Heringa 253
Lolcke z. 161
Piers z. 217
Piers z., kleinz.v. Fokel Gerlefs wed. 216 217
Renick z. 268
te Steenharst 449
tho Litthiewier 429
, Anne Gerloffs dr, zr Siegerswoude 408
, Ewert Gherliffs z. 132
, Fokel Gerlefs wed. 216 217
, Heere Gerlofs, burgemr Bolsward 69
, Jets Abbe Gerlof z. dr 412-414 433
, Lubbert Gerloffs z., secretaris Staveren 437
438
Gerlold, zie Gerrolt
Gerlyef, zie Gerlof
Gernaerd, Gernaerdt, Gernaet, Gernawert,
Gernawird, zie Nazareth
Geroldt, Gerolt, Gerout, zie Gerrolt
Gerrard, Garrerd, Gerret, zie Gerrit
Gerrilf, zie Gerlif
Gerrit (Garrard, Garrerd, Geerardus, Gerardus,
Gerart, Gerit, Gerret, Gerrid, Gerryd, Gerrydt,
Gerryt, Geryt, Gheer, Gherardus, Gherryt,
Ghert, Gheryt, Goert) 159 369 250
- br.v. Jeppe Jeppema 83 85
- e.v. Anscke Renick z. 315 316
- pastoor IJlst 376 377
- priester Leeuwarden 65
- priester Leeuwarden 249
- ruter v. Menno Jarla 106
- Allert z. 226
- backer 127
- beeltsnyder 392
- Camminga 16
- Douwe z., notaris en secretaris Bolsward 126
- Egbert z. 450
- Folckert z. 346
- Goeslick z. 202
- Goien z. 448
- Heringa 234
- Jacobs z. 117 135
- Jan z., prebendaris Kollum 450
- Jans z. 217
- Janthiema 122
- Jurrans z. 374
- Kerstiens 146
- Lewe 55 57
- Midler, kerkvoogd Sint Vituskerk Leeuwarden
113 114
- olyslager 116 136
-
Pieter z. 405
Pieter Ysbrants 119
sadelmaker 57
scerryer 203
slotemaecker 448
Symons z., raadshr Bolsward 431
Syrcks 338
Tyaerd z., priester 134
Tymen z. 137
van Belkum 75-80
van Graeff, prior dominicanenklooster
Leeuwarden 132 133
- van Kampen, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 308
- Willems van Bolsward 233
- , Dirck Gerrid z. Sluter 283 284
- , Dyerck Gerryt z. 350 353
- , Engelbertus Geerardi 40
- , Floris Gerryt z. 134
- , Gerbrant Gerryt z. 254
- , Ghertruut Gherrits wyf 102 103
- , Jan Gerrits 311
- , Jan Goert z. scroer 361
- , Joest Gerryts z. 339
- , Lepen Gheert z. 52
- , Piter Gerret z. 197
- , Roncka Gerardus dr 93
- , Simon Gerryt z. 134
- , Syts Gerrits 283
- , Thomas Gerryts z. 219
- , Wibe Gerrit z, burgemr Leeuwarden 117 150
151 214 224 239
- , Wthzio Gerardi van Blija, pastoor en notaris
Oudkerk 372 373
- , Wythie Gheryts 91
Gerrolt (Gerlold, Gerolt, Gerrold, Gerroldt,
Gerrout, Gerrout, Gerrut, Gherold, Gherout,
Gheruld) 9
- Aesgo z. van Hoxwier 299
- Boumae 286
- Herema 73 146 149 179 193 227 229 232 279281
- Schelte z. Liauckema 299
- toe Ghens 442
- , Hessel Gerrold z. 287
- , Nanne Gerrolts 287
- , Syrck Gherold z. 37
Gerroltsma, Jeppe 332 333
Gerrut, zie Gerrolt
Gerryd, Gerrydt, zie Gerrit
Gerrytsma, Foppe 321
Geryt, zie Gerrit
Gese, zie Gees
getijden, zie Bolsward Sint Maartenskerk,
Leeuwarden Sint Vituskerk
Getteka, e.v. Benedictus Donia 10
Geuwe, zie Gau
Geyns (Geins, Geynsera gued, Gheens, Ghens),
Wommels 81 249-251 350-352 442
- , Gerrolt toe 442
Geynsera gued, Geynssera guedt, zie Geyns
Geyrd, Janke Geyrd z. 112
Ghaele, Ghalo, zie Gale
ghastman, Douwa 35
Gheel, zie Geel
Gheens, zie Geyns
Gheerdsma, Ayle 102
Gheerlof, zie Gerlof
Gheert, zie Gerrit
Gheertzen, dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315
316
Gheest, zie Rinsumageest
Ghel, zie Geel
Ghellingha, Oosterend 10
Ghelmer, zie Jelmer
Ghenaerd, zie Nazareth
Gheno, zie Geno
Ghens, zie Geyns
Gherardus, zie Gerrit
Gherbit, Gherbrant, Gherbren, zie Gerbrant
Gherbrich, zie Garbrich
Gherck, Gherka, zie Gercke
Gherckescloester, Gherkescloster,
Gherkiscloester, zie Gerkesklooster
Gherland, zie Gerlant
Gherliff, zie Gerlof
Gherlifsma, zie Gerlifsma
Ghernawrd, zie Nazareth
Gherold, Gherout, zie Gerrolt
Gherrit, Gherryt, Ghert, zie Gerrit
Ghertrudis (Ghertruut)
- Conradus dr van der Siden 3
- Gherrits wyf 102 103
Gheruld, zie Gerrolt
Gheryt, zie Gerrit
Gheseken, zie Gees
Gheuwe, zie Gau
Ghielt, zie Gyelt
Ghisbert, zie Gysbert
Ghize Ghizinge 57
Ghizinge, Ghize 57
Ghoengaleen Kollum (derde leen) 49
Ghyeel, zie Geel
Ghysbert, zie Gysbert
Giekerk (Gietskerck), Herna, ter 436
Gielis, zie Gillis
Gielt, Gielthetus, zie Gyelt
Gietskerck, zie Giekerk
gilde (broederschap)
- , Zoete Naam Jezus, Leeuwarden 260-262 269
283 285 305 309 391 392
- Sint Maria-, Sneek 119
585
gilden Heeg 172
Gillis (Gielis)
- Willem z. 285
- , Willem, secretaris Ferwerderadeel 398 399
440
Gilt, zie Gyelt
Gisbert, Gisbertus, zie Gisbert
glaasmaker (glaesmaker)
- , Albert Martens z. 211 218 219
- , Ena 67
Glins (Glints)
- , Haringh 377
- , Taco, grietman Menaldumadeel 158
- , Taecke 345 346
Godfridus (Godefridus, Goffridus, Gotfridus,
Goytie) 31 32, zie ook Govert
- Simonis, vicaris Bolsward 67
Godina, zie Goedinga
Godschalck, zie Goslick
Godsfrundt (Godsfriond, Godsfryondt,
Goedsfrith, Goodsfrient)
- prebendaris Franeker 145
- Goeslicks 152 201-203
- , Hessel Godsfrundt z. 358
Godtschalck, zie Goslick
Goedinga (Godina) land, Minnertsga 30 31
Goedsfreent, Goedsfrent, Goedsfrith,
Goedsfrundt, zie Godsfrundt
Goeffe, zie Goffe
Goekens, Menaldum 155
Goënga (Goenge, Goenghe, Goenyum, Gongum,
Goynga ztercka, Goynge, Goyngha, Goyngum,
Goynghum) 89 119 183 184 195 196 362 363
422
- Sint Willibrorduskerk 47 195
- pastoor 47
- pastoor Johannes Meynardi 195 196
- pastoor Sirck 196
- pastoor Wolterus 89
- priesters 195
Goënga
- lant 34
- Sickinga goed 86 87 119 120 184 350 351
Goëngarijp (Goyngeryp, Goynghagryp,
Goynghegryp) 34 35 412
- kerk 34
- pastoor 35
- prebende 35
Goenge, Goenghe, Goenyum, zie Goënga
Goert, zie Gerrit
Goeslick, Goeslyc, zie Goslick
Goeswin, Johannes Goeswin van Zwolle,
prebendaris Franeker 89
Goffe (Goeffe, Goffa, Goffo)
- pastoor Abbega 94-96
- pastoor Oosterend 141-143
586
- Douwe z. Aebinga 158-162
- Douwema 447
- Sibren z. Roorda 403 441
Goffridus, zie Godfridus
Goie, Geert Goien z. 448
Goingarijp, zie Goëngarijp
goldsmid (goldsmedt, goldsmyd, goltsmit)
- , Anna Jelle goldsmids dr, te Nazareth 234 359
- , Berndt Jans z. 306
- , Dirck 41
- , Jan Henricx z., schepen, burgemr
Leeuwarden 224 239
- , Kathryn Laus goltsmits wyf 119
- , Yarich 114
Golt, Peter Peter z., schepen Leeuwarden 366
367 383
Golthum, zie Scharnegoutum
goltsmit, zie goldsmid
Goltum, zie Goutum
Gongum, zie Goënga
Goodsfrient, zie Godsfrundt
Gorys Dirck z. 138
Gosen van Dullick 54
Goslick (Godschalck, Godtschalck, Goeslyc,
Goslyck, Goslyg, Gosslyk) 147
- Donia, priester 141
- Godsfrunt z., meester 201-203
- Harman z. 348 349
- Johan z. Herema 362
- Jongema 29
- Juwinga, stadhouder Bolsward, heer (ridder)
173 211 227-231 328 338 355-358 362-364
- Lyeues 435
- Schelte z. 318
- Waltia z. 41
- , Dowe Goslyx z. 434
- , Doythye Goslick z. 129
- , Goedsfrundt Goeslicks 152 201-203
- , Wytzs Goslick dr Juwinga 355-358 363
Goslinga (Goslinge), Feye 324
Gosninga, Pybe Homme z. 142
Gosse (Gossa) 61
- z.v. Syercktien Donia 394
- Goffa z. Aebinga 159-161
- Hylce z. 182
- met dye noes 320 330 335
- , Baucke Gosse z. 380
- , Jan Gossis 148
Gosselik, Gosslyk, zie Goslick
Gotama, Popka 62
Gotfridus, zie Godfridus
Gotschalck, zie Goslick
Gotson, Thomas, notaris, meester 187
Gottema state, Veenwouden 322 335
Gottert
- e.v. Jetzs Wierds dr. 374 375 402
- , Wythe Gottert dr 402
goudtsmid, zie goldsmid
Goutie, zie Gauthie
Goutum (Goltum, Gowtum), Leeuwarderadeel
128 250 437
- vrijleen 406
- Teghum 21
Govert (Godefridus, Govaert), zie ook Godfridus
- Doeys, abt Lidlum 395 397
- van Duvenee, griffier Hof van Friesland 427
428 437 438 440 445
Govertsleen, Leeuwarden, Sint Vituskerk 101
Gowtum, zie Goutum
Goyke (Goyka, Goykenn)
- Douwes z. 162 163
- Mentes 119
Goynga ztercka, Goynge, zie Goënga
Goyngeryp, zie Goëngarijp
Goyngha, zie Goënga
Goynghagryp, Goynghegryp, zie Goëngarijp
Goynghum, Goyngum, zie Goënga
Goythie (Goythia, Goytie), zie ook Godfridus
- te Nyehuus 105 106
Graeff, Gerardus van, prior dominicanenklooster
Leeuwarden 132 133
Graelda guedt, Heeg 172
Graelde zate, Bozum 422
graete (grata, grethe, grosse, grote)
- Douwa 44
- Gayke 125
- Meynert 116 136
- Jalmer 115
- Sack 83
- tzercka, tzercke, tiercke, zie Sneek Sint
Maartenskerk, Thabor, Workum Sint
Gertrudiskerk
Graethie, zie Grathie
Graetinge, zie Gratinga
Graetke, Graets, Graetthie, Graetye, zie Grathie
Graswey 33
grata, zie graete
Grathie (Graethie, Graetke, Graetthie, Graetye,
Gratye)
- Camminga 65-67 110
- Camminga prebende, Sint Catharinakerk
Leeuwarden 109
- Pieter dr Camminga, e.v. heer Tiaerdt
Burmania 110 192 193 347-349 368
Gratinga (Graetinge, Gratingha, Gratnya)
- , Bocke 441 442
- , Douwe 296
- , Popcke 442
- , Sicke 161 162
Gratye, zie Grathie
Grauda 63
Greena wey 15
Greenadyck, Greendick, zie Groendijk
Greenwich (Grenewyche) [Engeland, graafschap
Kent], franciscanen-observantenklooster 186
Greet, zie Griet
Grefftswal, Bolsward 68
Gregoris (Gregorius) Bertolff van Aken 221-224
Grenadyck, Grenedyck, zie Groendijk
Grenewyche, zie Greenwich
Greppele, het huis ter, Leeuwarden 122
Grete, zie Griet
grethe, zie graete
Grewen 108
Greyden, Franeker 147 244
Griet (Greet, Grete, Griete, Grietken, Gryd,
Gryet) 148 235
- dienstmaagd v. Menno Jarla 104 105
- e.v. Jan ten Holten 439 440
- e.v. meester Sybren 136
- kleindr v. de ov. e.v. Ede Martena 360
- kleindr v. Sibbel Sybets wed. 116
- tante v. Auck Peters dr 275
- tante v. Henrick Nannes 164
- zr v. Conradus de Nendorpe 1
- zr v. Hessel Bootsma 448
- Albert dr 241 242
- Gregoris Bertolff van Aken dr 222 224
- Hilles 235
- Jans dr 210
- Luthyes 119
- Symons 285
- , Koert Gretis 116
griffier Hof van Friesland, zie H. Baerdt
Groendijk (Greendick, Greenadyck, Grenadyc,
Grenadyck, Grenedyck, Groendyck,
Groenedick, Groenedyck, Gronedyck,
Gronendyck, Sidsingweer, Sydsinghawier,
Tsyzingawier, Zidzingweer, Zidzingwier),
tertiarissenklooster onder Sneek 47 61 65 8688 94 112 119 120 141 151 176 226 233 250
270 350 421
- prebende 86
- Sint Maria-altaar 86
- pater Pieter
- prebendaris Philippus 120
- zr Lysbeth, bastaarddr v. Bocke Harinxma 88
119
- zr Renick, tante v. Reintzen Douwe dr 421
- zr, nicht v. Lutke Harinxma 233
- zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151
- zr, tante v. Lutke Harinxma 233
Groenyghen, zie Groningen
groete kerck, zie Tzum
Grombach (Grumpach, Grunbach, Grunnbach)
- , Frits van, drost Harlingen 179 180 204 205
- , vrouw Sytz van 360
Gromben 84
587
Gronedyck, Gronendyck, zie Groendijk
Groningen (Groenyghen, Groningenn,
Groninghen) 53 54 57 178 269
- burgemr Lyulloff Coenders 448 449
Groningen, priesters 184
Groningen, Sint Maartenskerk 54 57
Groningen, Sint Mariakerk ter Aa 54 57
- prebende 54
- vicaris Jacob 57
Groningen, Sint Walburgkerk 54 57
Groningen
- dominicanenklooster 45 57
- franciscanenklooster 56 57
- tertiarissenklooster 56
- tertiarissenklooster Olde convent 57
- tertiarissenklooster Ten Hoorn 56
Groningen, fraterhuis (broeders van het Gemene
Leven) bij de Sint Walburgkerk 54-58
- klerken 56
- pater 56
- pater Johan van Munster 57
- priesters 54
Groningen, charitatieve instellingen
- armen 184
- gasthuis bij de minderbroeders 57
- Heilige Geestgasthuis, prebendaris Roloff
Zuer 54 58
- Sint Gertrudisgasthuis 55
Groningen
- , Luytgen van, vicaris en overste franciscanenobservantenprovincie Keulen 171
- , Marten van Naarden, meester, luitenant te
441
- , Pieter van, meester 385
- , Wolter Sigers toe 275
Groningen
- Ebbinge strate 57
- Heerstraete 54
- Oesterpoert 54
- Woert 54
Groninger oorlog 178
Groningerland, Groningerlant 348 439
Groninghen, zie Groningen
Grons, Molkwerum 144 162
grosse, grote, zie graete
Grote
- Dylaker, Bolsward 362
- fenne 124
- meer 35
Grueningen, Overloo [België, ligging onbekend;
vermoedelijk bij Leuven] 222
Gruet, Lutke Gruet, Bolsward 209
Grumpach, Grunbach, Grunnbach, zie Grombach
grutester, Atie 13
Gryd, Gryet, zie Griet
Gryns 250
588
Guillielmus Johannis, scriver v.d. Zeedycken
346
Gungel, zie Sint Gangolfus
Gyaele, zie Gale
Gyelt (Ghielt, Gielt, Gieltetus, Gilt) 344, zie ook
Heltatus
- vicaris Oosterwierum 112 153
- Dowe z., vicaris Kornjum 381
- Harkynghe 70 71
- pastoor Blija 344
- , Fedda Gyelt z. 128
- , meester 125
Gysbert (Ghisbert, Ghysbert, Gisbert, Gisbertus)
- pater dominicanessenklooster Leeuwarden 317
- priester Leeuwarden 65
- priester Leeuwarden Sint Vituskerk 113
- priester Wolsum 127
- prior dominicanenklooster Leeuwarden 22
- z.v. Tiedt Simon Hendricks wed. 269 317
- Ghisbert z. 53
- Pieter z. 146
- van Bolsward, lector dominicanenklooster
Leeuwarden 109 111 228-235
- Willems, meester 424
- , Albert Gisberts Aernsma, meester 255 256
- , Ghisbert Ghisbert z. 53
- , Peter Gysberts z., raadshr Bolsward 431
- , Riuerdt Gysberts z. 217
Haarda (Haerda), Feddo 394 395
Haarlem (Haerlem, Herlem)
- clarissenklooster 226
- , Dirck Symon z. van, prior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
Habbe, Ozd Habbe z. 161
Habergen (Haebyrgen) 288
Hac, zie Hack
Haccombe (Hakkambe) [Engeland, Devonshire],
Sint Blasiuskerk 186
Hack (Hac, Haeck)
- e.v. Aeda Keympa Jongema 81
- nicht v. Lieuwe Peters z. 372
- , zuster 116
Haebel, zie ook Ebel
- Taecke Glins wyff 345 346
Haebyrgen, zie Habergen
Haeck, zie Hack
Haeg terp 72
Haeg, zie Heeg
Haeghen, Hermannus, pastoor Sint Mariakerk
Leeuwarden 27
Haeghera Boerzyl 112
Haens, zie Hans
Haerbayem, zie Herbaijum
Haerda, zie Haarda
Haering, zie Haring
Haerinxema, zie Harinxma
Haert (Hairt, Heert)
- Jans z. 292
- , Jancke Haert z. 430
- , Jelle Haerts 442
- , Pieter Heert z. 346
Haeske, zie Haskerconvent
Haetthia, zie Haytie
Haeye, zie Haye
Haghe streta Leeuwarden 135
Haghedoern, Folkerus Symonis, notaris 47 48
Haia, Haie, Haio, zie Haye
Hakambe, Hakkambe, zie Haccombe
Halbada (Halbade, Halbaede)
- sate, Driezum 324
- , Botte 84
Halbe, zie ook Albert
Haio, zie Haye
Halbet 144
Hale, Jan Halis, convers dominicanenklooster
Leeuwarden 123
Hallum (Halm) 84 98 199 320 330 335 438 439
- Sint Maartenskerk 50 438 439
- rechte huiszittende armen 439
Hallum
- Aelikema goed 333 334
- Mercla guth 84 85
- Sythiema sate 330 331 333
- Tziarda goet 261 391
Haltenye, Rinsumageest 330
Hamburg
- consul Heyno Vermerschen 2
- consul Ludolfus Holdenstede 3
- consul Marquardus Woldemers 2
- consul Nicolaus Rode 3
Hamburg
- Sint Catharinakerk 1 2
- Sint Jacobskerk 1
- Sint Nicolaaskerk 1 2
- Sint Nicolaaskerk, Corpus Christi 1 2
- Sint Petruskerk 1
Hamburg, Schaar (Schore)
- Sint Mariakerk 1
- kapel bij 2
Hamburg, franciscanenklooster Sint Maria
Magdalena 1-3
- Sint Johanneskerk 2
- br Jacobus 1 3
Hamburg, dominicanenklooster 1
Hamburg, Neue Burg, Lo 1
Hammern, Beetgum 178
Hancke (Hanke)
- Reyner Hankis z., schepen Staveren 287
- , Jacob Hanckis 292
Handere meer 269
Hania (Hannia, Hanya, Hanye)
- , Jyts 376
- , Seerp, doctor, medicijnmeester, burgemr
Leeuwarden 370 371 387 407 453
Hanke, zie Hancke
Hannia, zie Hania
Hans (Haens)
- maag v. heer Douwe Pibe z. 157
- Cruys, jonghe 366 367
- dy scroder 15
- Eennes 195 196
- Fetthies 113
- Hans z. 413
- Hugo z. 129
- Lens 219
- Merten z. wyf 179
- scroer 111
- ter Herna 62
- van Terzool 205
- , Alydt Hans Seuerts wed. 309
- , Claes Hansen van Dokkum, meester 410
- , Hans Hans z. 413
- , Hendrick Reme Hanseme neef 176
- , Hera Hans z. 47
- , Rinthie Hans dr 159-162
- , Ytyen Hans Eennes wyf 195 196
Hanthia (Hantia, Hantya)
- Heringa, bastaardz. v. Haya Camminga 96-98
- smit 111
Hantighehusem, zie Hantumhuizen
Hantum
- vicaris Lywa 101
- Garmahusem 106
- Nyehuus 105 106
Hantumhuizen (Hantighehusem, Hantumhusum)
81 344
- Baungehuus 344
- Hesselinghe gued 81
Hantya, zie Hanthia
Hanya, Hanye, zie Hania
Harbayem, zie Herbaijum
Harckna, zie Harkynghe
Hardegarijp (Hardygeryp) 150
Harderwijk (Harderwyck, Herderwyck)
- , J., rechter Weidum 402
- , notaris 445
- , Ysbrandt van, pastoor Sexbierum, Spannum
414 415 445
Hardygeryp, zie Hardegarijp
Harich 294
Haricxma, Harincxma, zie Harinxma
Haring (Haering, Harinck, Haringh, Haryng,
Harynk, Haryngus) 25
- z.v. Haebel Taecke Glins wyff 345
- z.v. Lysck Doekema 94
- bute Weel 323 324 329
- Donia, pastoor Bolsward, meester 165 166
589
-
Douwe z. Harinxma 172 173 340
Glins 377
Hartman z. Harinxma 172 173
Jetthyes, pastoor Sondel 288 289 417
Sasker z. Heringa 153 206 323
Symen z., schepen Leeuwarden 229
Sythiema 333-337 344 399 438-440
Woldens, e.v. Tyamke 39
, Bauck Harings drs, zrs tertiarissenklooster
Leeuwarden 142
- , Jarich Haryngs z., vicaris Workum 188-190
- , meester 189
- , meester, Bolsward 216
Harinxma (Haerinxema, Haricxma, Harincxma,
Haringsma, Harynxma, Haryxma)
- huys, Sneek 226 230
- , Auck Syricks dr 338 339 376 377
- , Bocke 47 86
- , Bocke Feyke z., jonge, zie ook Bocke Luttie
z. 82 87 120 250
- , Douwe 172-174
- , Ernst 388
- , Feyke Bocke z. 86 87
- , Foekel Jelle dr 338 350
- , Haring Douwe z. 172 173 340
- , Haringh Hartman z. 172
- , Hisse Bocke dr, zr Nijeklooster 85 87 119
- , Hylke Wattia dr 46 87
- , Idsck Sythie dr 356-358 362-364
- , Jelle Bocke dr 86 87
- , Jelle Syricks z. 338 339
- , Johannes, bastaardz.v. Bocke 88
- , Juw Bocke z. 87
- , Katherina Feyke dr 87 118-120
- , Kathryn Wattia dr 46 87
- , Kempo Jelle z. 338
- , Lutke 225-235 280
- , Luts Juws dr 87
- , Lysbeth, bastaarddr v. Bocke, zr Groendijk
88 119
- , Mary Syricks dr 338 339 350-352 376 377
- , Pieter Wattia z. 46 81 87
- , Renick Wattia z. 46 87
- , Syrick Jelle z. 338
- , Syte Wattia dr, zr Nijeklooster 46 87 88 119
- , Sytse 375 376 377
- , Syttie 338 339 351 354 375-377
- , Tjard Hartman z. 172
- , Wattia Bocke z. 46-48 86-88
- , Wibrich Wattia dr 46
- , Yda Bocke dr 85-89
- , Yde Feycke dr 119
Harke (Harka, Herka)
- backer 157
- toe Syl 219 287
- , Dowa Herkis, priesterbr Thabor 195
590
- , litia Herka gued, Wijns 99
- , lutke (Lutke?) 133
Harkynghe (Harckna)
- , Bauke Ghielt dr 70 71
- , Ghielt 70 71
Harlingen (Almenum, Harling, Harlinghen,
Harns) 16-18 43 72 145 148 204 316-318
- burgemr Sibren Waling z. 318
- drost Frits van Grombach 179 180 204 205
- drost Jan van Egmond, jonker 378
- schepen Inte Janke z. 318
Harlingen, Sint Michaëlskerk 16 18 42 72 145
279 316
- Heilig Sacrament 43
- Sint Andreas 17
- Sint Gertrudis 17 42
- Sint Maria 17 42
- pastoor 16
- pastoor Boyn 139 140
- pastoor Johannes 317 318
- pastoor Lolle 43
- pastoor Rudolphus 18
- pastoor Wlbid 43
- prebendaris Reyner 317 318
- prebendaris Taede 317
- priester Johannes Rutger z. 43
- priesters 316 317
- vicaris Alle 317 318
- vicaris Andreas 16 17 18
- vicaris Bouwe 139 140
- vicaris Dodo, oom v. Titardus carpentator, Sint
Mariaprebende 17
- vicaris Hendrick 43 44
- vicaris junior Wlke 317
Harlingen, charitatieve instellingen
- rechte huiszittende armen 317 318 444
- gasthuis 17 42
- gasthuiskerk 145
Harlingen
- Symon Alberts z. van, priester 209
Harlingen
- Bengeterp 43
- Heynnama huus 43
- Hillen 43
- Hoerd fenna 43
- Kerckewech 317
- Laenen 43
- Lange ghers 16
- Rippertsma feen 43
- Rippertsma huus 43
- Ronie goed 131-133 269
- Scher 43
- Stena porta 43
- Suura fiolda 42
Harman, zie Harmen
Harmana, zie Hermana
Harmannus, zie Harmen
Harmck Georg dr Roorda 443
Harmen (Harman, Harmannus, Herman,
Hermannus, Hermen) 44 61
- abt Foswerd 83 85
- bastaardz.v. Herman Hopper 55
- pastoor Ferwerd 84 85
- pater tertiarissenklooster Leeuwarden 40
- priester, Schingen 15
- backer 270
- Dircx z. 424
- de Meppis, klerk 58
- Goslick Harman z. 348 349
- Haeghen, pastoor Sint Mariakerk Leeuwarden
27
- Hopper 53-58
- Idze z. 129
- Jan z. scroer 361
- Loper 54
- Matthys z. 245
- Meynert z. 128 170
- orgelmaeker 271 272 274
- Peter Harmans z. 209
- Quakenburch 234
- scholapper 132
- schroer 420
- van Surhuizum 36
- , Alyt Hermans 83
- , Harmen Hermen z. op dye Meden 395 397
- , Herman z. Hopper 54
- , Jasper Herman z. 348 349
- , Johannis Hermanni 11
- , Pieter Hermans z. van Bolsward 211
- , Pyer Hermens z. 284
- , Rinck Hermens wed. 376
- , Titardus carpentator z. 17
Harmswert, Harmswird, Leeuwarden 109 116
Harns, zie Harlingen
Harpert, Harpertus, Jans z. 348 349
Harris, meester 187
Harsma, Humma Peter z. 434
Hart, Jan 146
Hartwerd (Hertwert)
- pastoor Albertus 10
- rector ecclesiae Heltatus 10 11
Haryng, Harynk, Haryngus, zie Haring
Harynxma, Haryxma, zie Harinxma
Hasca, zie Haskerconvent
Hascampen, Ferwerd 13
Hasche, zie Haskerconvent
Haschera fyoldt 312
Hasckerconwent, Hask, zie Haskerconvent
Hasker Vijfga, Hasscher Vyfgaen 34
Haskerconvent (Haeske, Hasca, Hasche,
Hascherconvent, Hasckerconwent, Hask,
Haskera, Hasscha convent), windesheimer
mannenklooster (priorij) Sint Maria onder
Haskerdijken 44 45 50 52 61 93 108 112 267
312
- monniken 52 61
Haskerdijken (Haskerdyken) 109, zie ook Dyken
- pastoor Ema 45
Haskerhorne (Horna) 44
Hasscha convent, zie Haskerconvent
Hasscha meden 44
Hasselt, Remboldus Wilhelmi van Hasselt,
notaris 149 150
Hattye, zie Haytie
Hauck, maag v. Sicka Allart z. 64
Haula, zie Rotsterhaule
Haye (Haeye, Haia, Haie, Haio, Haya, Hayo) 68
141
- z.v. Lysck Doekema 94
- bregh 66
- Buwe z. 437
- Camminga 199 403
- Hessel z. Bootsma 446-450
- Hoyte z., pastoor Wommels 420 421
- Jancke z. 376
- Jymkes 189
- Pieter z. Camminga 192 193 253 254 368
- Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga,
olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97
98 109-111
- Sirts z. 423
- Syurd z. 193
- Wytie z. Camminga 256 258 406
- , Dueke Haie z. 157
- , Montze Haye z. 346
- , Oege Haye zns wed. 332 333
- , Wlbeth (Wlbed) Haye z. 51 63 64
- , Ydts Hayes z. 197
Hayko, vicaris Sint Mariakerk Leeuwarden 5
Hayo, zie Haye
Haytie (Hattye, Haythia, Hayttie, Huythia) 67,
zie ook Hattye
- Atta z. 131
- , Reninck Hattye z. 178
- , Ulbrant Haytien z. 130
Hayum sate, Wons 172
Haze, Jan de, meester doctor 224
Hebba 97
Hebbema, zie Hibbema
Heckawert, Wanswerd 84
Hector, zie Hette
Hed (Hedt) 448
Hedama viri 11
Hedinge, Hinrick Hedinge 57
Hedt, zie Hed
Heeg (Haeg, Heech, Heegh) 172 173 442
- Sint Christophorus en Wirokerk 172 173
- Heilig Kruis 172
591
- pastoor 172
- priesters, vier 172
- gilden 172
Heeg
- , Lolle uth 190
- Abbinscaer 172
- Graelda guedt 172
Heelka, nicht v. Menno Jarla, te Sion 104
heem, Aellme 448
Heemke 5
Heemslaet, Rottum 311
Heemstra (Himstera)
- , Ansck 100 101
- , B. van 101
- , Feye 100
- , Reenck 100
- , Syds 100
Heenthiama (Hieenthiama, Heentiama,
Henthiema) fenne, Leeuwarden 132 133 269
heer (priester; slechts die personen zijn hier
opgenomen die niet bij een parochie onder te
brengen zijn)
- Anna 389
- Atta 188
- Claes 63 64
- Douwa 62
- Douwe Sytses 141
- Elingh 142
- Focke 189
- Gerlef, biechtvr v. Ansck Heemstra 101
- Gerryt Tyaerd z. 134
- Goslick Donia 141
- Hemmo 105
- Hendrik 235
- Hoitie, maag v. Jorrit Andringa 61
- Humma 43
- Jacop 63
- Jacop 124
- Jacop 156
- Jelmer, oom v. Goedsfrunt Goeslicks 152 201
- Johannes, maag v. Allert Claes z.
- Johannes de Oldekerk
- Joost 344
- Magnus 322
- Mathias Dirck z. 137 138
- Nanna, vicaris 254
- Pieter 126
- Ritske 125
- Symon Alberts z. van Harlingen 209
- Theodericus 30
- Thomas 105
- Tzaling 234
- Wibba 181
- Wibrandus 32
- Wiggerus Petri, notaris 166 209
- Wilhelmus 30
592
- Willem, br v. Allert Claes z. 101
- Wke, z.v. Lysck Doekema 94 95
- Wopke 182
heer (ridder)
- Goslick Juwinga, stadhouder Bolsward 173
211 227-231 328 338 356-358 362-364
- Tiaerdt Burmania 346-349
Heer, Heera, zie Here
Heerama weer 86
Heercke (Heerka, Heerke)
- Jouke z., secretaris 42
- , Fedda Heerka z. 82
- , Feycke Heercke z. 310 412 413
- , Willem Heercke z. 297
Heera, Heere, zie Here
Heeres 349
Heerka, Heerke, zie Heercke
Heero, zie Here
Heerstraete, Groningen 54
Heert, zie Haert
Heerwey, Botta toe 81
Heeryngha, zie Heringa
Heesens, zie Hesens
Heilig Bloed Staveren 28
Heilig Kruis 139 275, zie ook Bolsward
franciscanen-observantenklooster, Dronrijp,
Franeker kruisherenklooster, Heeg, Huizum,
Marssum, Minnertsga, Sneek
Heilig Kruisaltaar, zie Bolsward, Leeuwarden
dominicanenklooster, Sneek Sint
Maartenskerk
Heilig Land 175
Heilig Sacrament 104 368 372, zie verder
Britsum, Broek, Harlingen, Leeuwarden Sint
Vituskerk, Mantgum, Marssum, Minnertsga,
Sexbierum, Tzummarum, Wijnaldum,
Ypecolsga
Heilig Sacramentsaltaar, zie Bolsward, Franeker
Heilig Sacramentsgilde, zie Leeuwarden
Heilig Sacramentshuis, zie Leeuwarden, Nijland,
Sneek Sint Maartenskerk
Heilig Sacramentsleen, zie Kollum
Heilig Sacramentsmis, zie Marssum
Heilige Drie Koningen, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Heilige Driekoningenaltaar, zie Franeker
Heilige Drievuldigheid 164 183 237 292 301 395
446
Heilige Geest, zie Bolsward
Heilige Geestgasthuis, zie Groningen
Heilige Geestklooster, zie Bolsward
Heilige Stoel, Rome 260
Heilige Vijf Wonden Christi 176
Hein, Heine, zie Heyn
Heinrich, Heinricus, zie Henrick
Helena 214
- Rudolf dr van Bunau 378
Hellen, Luttike 287
Helpman (Groningen), armen te 55
Heltatus, zie ook Gyelt
- rector ecclesiae Hartwerd 10 11
Hem, zie Rauwerderhem
Hemdyck (Hendycke) 25
Hemelum 286
Hemelum klooster, zie Staveren/Hemelum
Hemga, zie ook Rauwerd
- , Duco in 5
- , Sicco in 4 5
Hemka, coster 342
Hemma (Hemmo)
- priester 105
- Jonck 173
- Odda z., notaris en secretaris Leeuwarden 133
193
- , Dyorcke 25
Hemmema (Hinnema) goed, Jelsum 267
Hemmo, zie Hemma
Hempens, Meynert toe 323
hemrick (hemryck)
- , Kammenghabuerstera 21
- , Wolterse 321
Hemstra 123
Hemte, zie Henne
Henderick, Hendrick, Hendricus, Hendrik,
Hendryck, zie Henrick
Hendycke, zie Hemdyck
Henna, zie Henne
Hennaard (Hennaerdt) 411
Hennaarderadeel (Hennaerderadeel) 141
- secretaris Gaathye Pieters z. 405
Hennaerderebuuren, Warga 248
Hennaerdt, zie Hennaard
Henne (Hemte, Henna)
- Jans z. 418
- , Eda Henne z. 389
Hennekinus, zie ook Heyn
- de Bremen, funifex 3
- Drakenborgh junior 1
Hennenberch, Johannes Hennenberch van
Emmerik, pastoor Sneek 89
Henrick (Heinrich, Henderick, Hendrick,
Hendricus, Hendrik, Hendryck, Henric,
Henrich, Henricus, Henryck, Hinrick,
Hinricus, Hynrich, Hynrick)
- br v. Conradus v. Nendorpe 1
- pastoor Langweer 52
- pastoor Sint Catharinakerk Leeuwarden 16
- pastoor Leeuwarden Sint Vituskerk 22
- pastoor Lutkegast
- prebendaris Leeuwarden Sint Vituskerk 103
- prebendaris Tzummarum 395 397
- priester 235
-
priester Leeuwarden 116
priester Minnertsga 30 32
prior (pater) Ludingakerke 126
vicaris Bolsward Sint Maartenskerk 26
vicaris Harlingen 43 44
Clynse, pastoor Oldetrijne 175
Franck z. 138
Frericx z. 452
Hedinge 57
Henrick z. 239
Hero, meester, vicaris Dronrijp 387 388
Heyne z. scoenmaker 270-272 308
Johannis z., notaris 107
Ludolffs z. Luce, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 263 266 271-274 285
286 295 308 348 349
- Martens z. de Pauw, excijsmr Makkum 401
- mesmaker 214
- Monties 132
- Nanne z. 134 163 164 165 166 208-212
- Pieter z. 283
- Pieters z., schepen Leeuwarden 229 308
- Reme Hanseme neef 176
- Schultynck 184
- Syeuwerdt z. 450
- van Doetinchem, abt Bloemkamp 152
- weeffer 449
- Wilmers, notaris te Leiden 296
- , Fed Hendricks wed. 134
- , Frerick Henricks 138
- , Henrick Henrick z. 239
- , Jan Henricx z. goltsmit, schepen, burgemr
Leeuwarden 224 239
- , Kathryn Henrics 119
- , Marten Henrici, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 370 380 385 392 393
- , meester, vicaris Franeker 176 177 180 181
- , Peter Henrick z., bas 366 367
- , Tiedt Simon Hendricks wed. 316 317 318
- , Simon Hendrick z. te Harlingen 234 235
Henthiema, zie Heenthiama
Henyshuystera guet, Akkrum 61
Hera, zie Here
Herama, zie Herema
Herbaijum (Haerbayem, Harbayem, Herbayum)
95 155 156 345
- vicaris 155
- Meyntema goed 95
- Sickema goed 95
Herbayum, Herbayum, zie Herbaijum
Herderwyck, zie Harderwijk
Herdis Buwe z. 437
Here (Heer, Heera, Heere, Heero, Hera, Hero,
Jhero) 447
- pastoor Berlikum 30
- Abbe z., notaris, meester 229 231 235 290 361
593
362 381 382 385 390 393
Burmania 383-385
Douwe z. 188
Gerlofs, burgemr Bolsward 69
Hans z. 47
Hottinga, pastoor Franeker 246 340 341 354
355 441
- Jarich z. Hottinga 60
- Jelbits z. 127 128
- Jelte z. 442
- Luts z. Ockinga 409
- Ockinga 121 126
- Roorda 406 441-445
- tot Ritsum 121
- Tzummis 342
- , Bruyn Hero z. Aldzma 314 315
- , Jarich Here z. Hottinga, jonge 146
- , meester Henricus, vicaris Dronrijp 387 388
- , Pieter Heres a Wouda, notaris en pastoor Sint
Vituskerk Leeuwarden, meester 379 393 401
- , Sicke Heris (Herennius), schoolmr Bolsward,
meester 358 364 374
- , Tette Heeren huusvr. 212 213
- , Wble Hero z. 398 399
Herema (Herama, a Hereem, Herumae,
Herummae)
- state, Tzum 404
- , Anna Gerrold dr 280 281
- , Bocke 403 410
- , Gerrold 73 146 149 179 193 227 229 232
279-281
- , Goslick Johan z. 362
- , Hylck 404
- , Johan 356 357 362
- , Lutz 299
- , Take 279 281 298 299 403-405
- , Tied 404
- , Tyaerdt 298-300
- , Wattya Herema, pastoor Nijland, meester 416
417
- , Wiggle 403 404
Herenghe, zie Heringa
Herennius, zie Sicke Heris
Heringa (Heeryngha, Herenghe, Heringha,
Heringe, Heringhe)
- auld gued, Rauwerd 97
- stins en state, Rauwerd 97 192
- , Abba Sasker z. 153
- , Doed, e.v. Hantia 96 97
- , Doed Sasker dr 153 206
- , Ede Eelck z. 253
- , Eelck Sasker z. 153 206 250 352 387
- , Eelck Yde z. 50
- , Gerloff Eelck z. 253
- , Gheryt 234
- , Hantia 96 97, zie ook Hantia, bastaardz.v.
-
594
Haya Camminga
- , Haring Sasker z. 153 206 323
- , Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/Camminga,
olderman Leeuwarden 18 19 50 51 65 66 97
98 109-111
- , Hobbe Eelck z. 206
- , Hys Sasker dr 153
- , Lisck Eelck dr 253
- , Lisck Haring dr 206
- , Saeck Eelck dr 253
- , Sasker 50 51 153 154
- , Sasker Eelck z. 206
- , Tiets, e.v. Sasker 153 205 206
- , Yde 49-51
- , Ysck Sasker dr 153
Heringaleen, Rauwerd 51
Heringe, Heringha, Heringhe, zie Heringa
Herjuwsma (Herjussma, Heerjuesma), Jemma
160 394
Herka, zie Harke
Herlem, zie Haarlem
Herlingen, zie Harlingen
Herman, zie Harmen
Hermana (Harmana, Hermanna)
- state, Minnertsga 155 369
- , Aelcke 386
- , Gerland 30-33
- , Hobba 155 157
- , Rema 419-421
- , Tako 30-32
- , Wyck 420
Hermannus, Hermen, zie Harmen
Herne (Herna)
- , Bruder ter 11
- , Hans ter 62
- , Hyddo ter 11
- , sate ter, Burgwerd 11
- , sate ter, Giekerk 436
Hernetenye, Rinsumageest 330
Herntia 71
Hero, zie Here
Herpta, Herpte saete, Nes Westdongeradeel 429
430
Hersas, Sein 204
Herscamp 134
hertog Georg van Saksen 178 179
hertogdom Brabant 185
Herumae, Herummae, zie Herema
Heryngh in Andalahusem 11
Hesens (Heesens, Hezens, Yssens), Jorwerd 168
245 350 351
- , Jacop 168
Heslinga (Heslinge, Heslinghe, Hesseling)
- , Doecke 181 280
- , Hette Butte z. 51
Hessama state, Marssum 153
Hessel (Hessell, Hesselus, Hyssel) 37 93
- halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87
- maag v. Schelte Andla Latsma 434
- Abbema 307-309
- Aesgis 146
- Bootsma 446-451
- Douwe z. 350 352 353
- Epes 175
- Esge z. 181
- Feitsma 199
- Gerrold z. 287
- Godsfrundt z. 358
- in Pascuis 29
- Jongema 422
- Martena 120 148 175-181
- Meckema 386 387
- Obba z. 217
- Reyn z. 414 416 433-435
- Sybren z. 279
- Tyercks z. 382 383
- , Bawck Hessels wyf 23-26
- , Ede Hessels Jongema 100
- , Gerlacus Hesseli 200
- , Jacop Hessels 147
- , Lyuwe Hessels z. Aysma, excijsmeester
Bolsward 302
- , Refridus Hesseli 200
- , Syttie Hessels z. 338
- , Tyepke Hessel z., substituut-grietman
Kollumerland 450
- , Wyts Oefcke Hessels zs dr 350
Hesseling, zie Heslinga
Hesselinghe 59
- gued, Hantumhuizen 81
- meer 59
Hessell, Hesselus, zie Hessel
Hette (Hector, Hetta, Hetto, Hitto) 32
- halfbr.v. Aeda Keympa z. Jongema 80 81 87
- pastoor Poppingawier 182
- pastoor Sexbierum 278 279 281
- Aebinga 20
- Albada 182
- Butte z. Heslinga 51
- Hette z. Dekema 399 400
- Hille z. 248
- Jelte z. 413
- Juw z. Dekema 220 243-245 297
- van Hoxwier, meester, doctor, raadsheer Hof
van Friesland 308 348
- , Douwe Hette z., prebendaris Franeker 341
- , Bibe Hette z. 206
- , Botto Hette z., rechter Irnsum 375
- , Doeke Hetto z. 241
- , Liwe Hette z. 324
- , Lutz Hector dr van Hoxwier 299
- , meester 119 120
- , Pyba Hetta z. 153 154
- , Pybe Hette z. 413 433
- , Seerp Hettis 234
Heyllum, zie Jellum
Heyn (Hein, Heine, Heyne, Heyno, Hyne), zie
ook Hennekinus
- e.v. Jetcke Hidde dr 25
- famulus et cocus v. heer Jarichus de Horslant 6
- Lambert z. 146
- liemer 147
- Pieters z. 244
- Siuerd z. 134
- Vermerschen, consul Hamburg 2
- Vlogheling 2 3
- , Dirck Heyn z., secretaris Barradeel 242
- , Henrick Heyne z. 271 272 274
- , Jan Heynes 227
- , Johannis Heine z., prebendaris Workum 92
- , Reiner Hein Roedes, schepen Bolsward 69
Heynnama (Heynnemma)
- huus Harlingen 43
- , Thyeyka 32
Heyno, zie Heyn
Heynrick, zie Henrick
Heynsborgen, Johan van 344
Hezens, zie Hesens
Hibba 49
Hibbema (Hebbema, Hebema)
- gued 140
- huus 73
- , Doed 73 74
- , Taecke Jacop z. 240 242
- , Wibe 73
Hichtum 68 286
- pastoor 31 286
Hid (His, Hyd) Hera Jelbits dr, e.v. Nanne Reins
127 128 174 430-432
Hidaard (Hydaerd, Hydaerdt) 94 141
Hidda, zie Hidde
Hiddama
- , Dowa 25
- , Epa 25
Hidde (Hidda, Hiddo, Hydda, Hydde, Hyddo) 25
162
- deken 105
- nouwa v. Grathie Camminga 66
- vicaris Nijland 60
- Syurd z. 219
- ter Herne 11
- , Broir Hidda z. 167
- , Douwe Hidde z. 217
- , Freryck Hydde z. 445
- , Jetcke Hidde dr 25
Hiddinga, Eetthia 31
Hieenthiama, zie Heenthiama
Hiellum, zie Jellum
595
Hielssum, Hielsum, zie Jelsum
Hierusalem, zie Jeruzalem
Hijlaard (Eelaerd, Eelarderagae, Elairdt,
Hylaerdt) 94 95 153 292
- kapelaan Claes 153
- pastoor Doeka 94-96
Hijlaard
- Bernerde guet 287
- Beerg 94
- Bonga huis 94 95
- Bonghustera goed 94
- Sickinga goed 95
- Tjessinga goed 94
Hijum (Hyem) 90
- Boulsme guet 90
Hil, zie Hylck
Hilbren, zie Hillebrand
Hilck, zie Hylck
Hilgont (Hilgunt) Adams 133
Hilk, Hilka, Hilke, zie Hylck
Hille (Hilla, Hillo)
- Ulbodi 200
- Willem z. 219
- , Broer Hilla z. 144
- , Griet Hilles 235
- , Hetta Hille z. 248
- , Jella Hille z. 218
- van Zwolle 36 37 122
Hillebrand (Hilbren)
- priester Huizum 170
- , Wolterus Hillebrandes z. 1
Hillegondt (Hillegonda, Hillegont)
- zr v. Siburg 2
- Reyners dr 451 452
Hilleke, Hilleka, zie Hylck
Hillen, Harlingen 43
Hillo, zie Hille
Hilsum, zie Jelsum
Himstera, zie Heemstra
Hindere seete, Nijland 23
Hinnaert, Warga 247
Hinnema, zie Hemmema
Hinrick, Hinricus, zie Henrick
Hinsta, Hinxte fenne, Franeker 148 244
Hio 199
His (Hiss, Hissa, Hisse, Hiske, Hys, Hysse), zie
ook Hid
- dr v. de ov. e.v. Ede Martena 360
- dr v. Lysck Doekema 95
- dr v. Pieter Pieters z. 286 287
- e.v. Douwe Juwsma 247 248
- e.v. Lolle Ockinga 25 31
- kleinkind v. Jayts Jacobs wed. 283
- ov. e.v. Hessel Bootsma 446 447
- Aernts dr 394
- Bocke dr Harinxma, zr Nijeklooster 85 87 119
596
- Douwe dr Juwsma 247
- Foppa dr 107
- Lambert 146
- Ofka dr Dotinga 63
- Sasker dr Heringa 153
Hitser (Ytser) prope ecclesiam (Burgwerd) 11
Hitsum, Hitzem, zie Hitzum
Hitto, zie Hetto
Hitzum (Hitzem, Hitsum) 31 43 59 442
- pastoor 31
- pastoor Aernt 43
- , Cornelius Wattze z. 316
- , Upko in 31
Hloyngum, zie Loënga
Hobbe (Hobba, Hobbodus, Obbo) 31 332
- decker 209
- Eelck z. Heringa 206
- Hermana 155 157
- Sytze z., pastoor Bolsward 431 432
- Uibrin z. 112
- , Jancke Hobbis 247 248
- , Jarich Hobbe z. van Bolsward 211
Hobbema state, Dronrijp 155 346
Hobbrandus, vicaris Dokkum 8 9
Hockaert, Bolsward 209
Hockama goed, Warga 93
Hocxwier, Hocxwyer, zie Hoxwier
Hoddisparth, Andree 186
Hoechstraet, Leeuwarden 309
Hoechstrate (Hogestraet), Bolsward 134 424
Hoeck, Hoecke, zie Hoek
Hoeckensera zate, Bozum 291
Hoecko Minnema 6
hoedmaeker, hoedmaker
- , Claes 203
- , Yde hoedmakers 119
Hoefclaeten 59
Hoege fenne, Rinumageest 332
Hoege Raet, zie Hof van Friesland
Hoeghe dyck, Leeuwarden 267
Hoeghe wech, Snikzwaag 35
Hoek (Hoeck, Hoecke), te Leeuwarden 16 265,
zie ook Leeuwarden Sint Catharinakerk
Hoelum, zie Hollum
Hoemstra 123
Hoen, Groningen 54
Hoerd fenna, Harlingen 43
Hoern, zie Hoorn
Hoerna 101
Hoernster state, Beetgum 178
Hoertze, Feyke Hoertze z. 362
Hoexuier, zie Hoxwier
Hoeyte, zie Hoyte
Hof van Friesland (Concilium Phrisiae, Hoege
Raet, Hoghen Raad) 26 124 166 212 295 305
306 308 310 331 314 336 349 362 365-367
370-372 385 388 393 397 418 437 438 442
453
- advocaat Jan van Arum, meester 407
- advocaat Pieter Rieuwerdts z. van Dokkum,
tevens notaris, meester 336 337 370 380 381
453
- advocaat Winandt Willems z., meester 340
354
- deurwaarder Benedictus Franchet 437 438 445
- griffier Govaert van Duvenee 427 428 437 438
440 445
- raadsheer Hector van Hoxwier, doctor 348
- raadsheer Johan Rommerts, tevens notaris en
secretaris Leeuwarden, meester 289 290 387
388 407 444
- raadsheer Sicke Dekema, doctor 401 410
- raadsheer Pieter Hette z. Dekema 243 308 400
401
Hoffmeedt 68
Hogestraet, zie Hoechstrate
Hoghen Raad, zie Hof van Friesland
hoichsangher Cristoffel Claes z. van Kampen
366 367
Hoite, Hoitie, zie Hoyte
Holcke (Holcko)
- priester Leeuwarden 200
- , heer Holckeleen Sint Vituskerk Leeuwarden
347
Holdegae capla, zie Oudega Noordwolde
Holdenstede, Ludolfus, consul Hamburg 3
Holdinga (Holdingha, Holdyngha, Hollinga,
Hollinge, Houwengha)
- , Botta (Boetha), z.v. Thiemk 48 49 97 98
- , Botte 336 337
- , Doed, dr v. Thiemk 48
- , Renke, bastaarddr v. Botta 48
- , Thiemk 48 49
- , Tiepka, e.v. Thiemk 48
- , Tzyaerdt 368
- , Wilcko 348 349
- , Wilko 198
Hole ryd 108
Holla, zie Holle
Hollama, Peer 129
Hollander, Jacob 449
Holle (Holla)
- Syurd z., schepen Bolsward 432
- Zytie z. 388 389
Hollenga sate, Arum 442
Hollinga, Hollinge, zie Holdinga
Hollum (Hoelum) 98 367
- Sint Magnuskerk 18 367 368
- Sint Maria 96
- pastoor 96
- vicaris 96
Holophernes 403
Holten, Jan ten 440
holtsnyder, Wyba 219
Holwerd (Holuert, Holwerdt, Holwert) 83 227
- Sint Willibrorduskerk 219 303
- pastoors 303
- vicaris 303
Holwerd
- Jeppema huys 304
- Medwert 303 304
- Meent worp 304
Holwerder meden 304
Holwerdt, Holwert, zie Holwerd
Homme (Homma, Hume, Humma, Hummo) 24
304
- pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden, meester
263
- priester 43
- Douwe z. 142
- Mennardus z. Scheltinga 32
- Peter z, Harsma 434
- , Alla Homme z. 115
- , Pybe Homme z. Gosninga 142
Hommema (Humgema, Hummama) 29
- state Dronrijp 28 258
- , Feddricus 28 29
Honda bosck, Leeuwarden 268
Honnyghadyc 10
Hoorn, Ten (opten Hoern), tertiarissenklooster
bij Groningen 56
Hopper
- , Galthye Taede z. 286 287
- , Ghelmer 55 57
- , Harmen, bastaardz.v. Herman 55
- , Harman Herman z. 54
- , Herman 53 54 55 56 57 58
- , Id Saeckle dr 286 287
- , Id Taede dr 286
- , Lyuwck Taede Hopper wed. 286 287 288
- , Reyn Saeckle dr 286 287
- , Syuert Taede z. 286 287
- , Tade Saeckle z. 286 287
Hoppers, B. 388
Horeus 432
Horna, zie Haskerhorne
Horne 449
- , Rinsumageest 329
Horslant, Jarichus de, pastoor Sint Mariakerk
Leeuwarden 5 6
Horst 45
Horswird, Winsum 245
Hospitaal (Hospitael, Hospital, Spitael),
johannieter commanderij en klooster, Sint
Johannes, onder Sneek 24 34 46 50 119 314
- commandeur 46
- priesterbr Hoythie 46
- priesterbr Tade 41
597
- priesterbrs 46 119
- prior Johannes 46 47
hospitale, zie gasthuis
Hothnye, Hotnia, Hotnya, zie Hottinga
Hottie (Hottio, Hotye, Hotze)
- Fons, pastoor Jorwerd 377
- , Taecke Hotye z. 395
- , Elingh Hotze z. 422
Hottinga (Hothny, Hotnia, Hotnya, Hottinge,
Hottingha)
- huus, Nijland 59 60
- state, Wommels 60
- , Anna Epa z. 59
- , Anna meester Juw dr Hottinga te Bethlehem
145 148 379
- , Doed Jarich dr 59
- , Encke Heere dr, zr tertiarissenklooster
Staveren 145 177
- , Epa Jarich z. 60
- , Frouck Jarich dr. 146
, Hera (Heere) Jarich z. 60 177
- , Here, pastoor Franeker 246 340 341 354 355
441
- , Hyla Epa dr 59
- , Intzs meester Juw dr te Bethlehem 145 148
379
- , Jacob Epa z. 59
- , Jarich Epa z. 59-61 146
- , Jarich Jarich z. 146 443
- , Jarich Here z., jonge 146
- , Juw Jarich z., meester 60 146
- , Sicka, meester Juw z. 148
- , Wyba Epa z. 59
Hottio, Hotye, Hotze, zie Hottie
Hou, preceptor 47
Houckama (Houkama)
- leen, Wijnaldum 140
- , Altger Douwes z. 67-70
Houdt, zie Houten
Houkama, zie Houckama
Houten (Houdt), Frans van 437 438
houtsaeger, Jelteth 67
Houwengha, zie Holdinga
Hove, Johan Hoves 121
Hoxne landt 395
Hoxwier (Hocxwier, Hocxwyer, Hoexuier)
- , Eedwer van 404
- , Geroldt Aesgo z. van 299
- , Hector van, raadsheer Hof van Friesland,
meester, doctor 308 348
- , Lutz Hector dr van 299 404
Hoyte (Hoeyte, Hoite, Hoitie, Hoyt, Hoythie,
Hoytte)
- pastoor Hayo Hoyte z. Wommels 420 421
- priester, maag v. Jorrit Andringa 61
- priester Leeuwarden 16 21
598
- priesterbr Hospitael 46
- zwager v. doctor Douwa 238
- Bentsma, pastoor Franeker 297 298
- Hoytema 426
- , Botte Hoytis 108
- , Dowe Hoyttes 236
- , Leuwa Hoyte z. 105
- , Lyolff Hoyte z. 432
- , Reyn Hoyte z. 432
- , Simon Hoyte z. 411 412
- , Taecke Hoeyte z. 432
Hoytema, Hoyte 426
Hoythie, zie Hoyte
Hoytsma, Gherck 102
Hoytte, zie Hoyte
Hubbeldinck, Evert 55
Hubert (Hubertus), vicaris Buitenpost 125
Huge (Hugo)
- peerdekoper 57
- , Hans Hugo z. 129
Huins (Huuns, Huyns) 94 363 441 442 444
huiszittende armen, zie ook rechte of
huiszittende armen
- Arum 145
- Bolsward 68 134 363
- Dantumadeel 429
- Leeuwarden 65 117 132 136 265 269
- Rauwerderhem 253
- Harlingen 317 318
- Sneek 119
- Witmarsum 145
Huizum (Husum, Huusum, Huysem, Huyssum,
Huysum, Huzem, Huzum) 27 128 170 227 269
307
- Sint Johanneskerk 2 128 170 199 307
- Heilig Kruis 307
- Sint Maria 128 170
- armen 170
- pastoor 128 170
- pastoor Symon 37
- priester Hilbren 170
- priester Johannes 128
- priester Pybe 128
- vicaris 332
Huizum
- , Walken toe 37
- Abbema state 307
- Dyep 332
- Nylandt 269
- Teggma land 128
- Ydsinga of Scheltema state 330 332 333
Humalda
- , Frans 406 407
- , Luts Frans dr 406 407
Hume, zie Homme
Humgema, zie Hommema
Humma, zie Homme
Hummama, zie Hommema
Hummerke, zie Humsterland
Hummo, zie Homme
Humsterland, Johannes Wycheranii, proost 45
Husum, zie Huizum
Huuns, zie Huins
huusarmen, zie huiszittende armen
Huusum, zie Huizum
Huyckens, Oosterend 442
Huynge, Lamme 54-57
Huyns, zie Huins
Huysem, Huyssum, Huysum, zie Huizum
Huythia, zie Haythie
Huzem, Huzum, zie Huizum
Hwe, Tiepka to 169
Hwinthe wirwe 13
Hyama meer 18
Hyd, zie Hid
Hydaerd, Hydaerdt, zie Hidaard
Hydda, Hydde, Hyddo, zie Hidde
Hyellum, zie Jellum
Hyelsum, zie Jelsum
Hyem, zie Hijum
Hyla, zie Hylck
Hylaerdt, zie Hijlaard
Hylck (Hil, Hilck, Hilka, Hilke, Hilleka, Hilleke,
Hyla, Hylce, Hylcke, Hylick, Hylk, Hylka,
Hylke, Hylyck) 43 116
- e.v. Andlef Aebinga 13
- e.v. Douwe Juwsma 247
- e.v. Epo Liauckema 280 281
- e.v. Goedsfrundt Goeslicks 201-234
- e.v. Peter Johan z. Auckema 268-270
- halfzr v. Siburg 2
- by Galileen 233
- Doitia dr Albada 41
- Eelke wyf 218
- Epa dr Hottinga 59
- Herema 299 404
- Hessel dr Abbema, zr Nijeklooster 307
- Jan Galis 147
- Laeckes 307
- Lobbema 321
- Payes 119
- Ritsche dr Jelmera 18
- Wattia dr Harinxma 46 87
- , Gossa Hylce z. 182
- , Yekele Hilke z. 129
Hym, zie Rauwerderhem
Hyne, zie Heyn
Hynrich, Hynrick, zie Henrick
Hys, Hysse, zie His
Hyssel, zie Hessel
I-, zie ook J en Y
Id (Idsck, Idska, Idtsck, Iyd, Yd, Yde, Ydscke,
Ydt, Yed, Ytie), zie ook Yscke
- brs dr v. heer Foppo te Aalsum klooster 115
- e.v. Altger Douwes z. Houkama 67 68
- e.v. Broer Tyarckes 38
- e.v. Ghielt Harkynghe 70
- mette v. Jorrit Andringa 61
- tante v. Henrick Nannes 164
- tante v. Syds Tjaarda, te Foswerd 320
- Bocke dr Harinxma 85-89
- Feycke dr Harinxma 119
- Heringa 49-51
- Hette dr Dekema 243 400
- hoedmakers 119
- Juw dr Dekema 220 243 245 297
- Saeckle dr Hopper 286 287
- Sydsma 14
- Sythie dr Harinxma 231 356-358 362-364
- Taede dr Hopper 286
Idaarderadeel, Idaerderadeel 346
Ids (Idse, Idts, Idzardus, Itze, Yds, Ydts, Yts)
448
- bastaardbr v. doctor Douwa 237
- Ghaeles 188
- Hayes z. 197
- Jathye z. 129 130
- Meynt z. 448
- Pelmer zwager 213
- Sybe z. bute Weel 323 324 329 330
- te Abbinghawier 41
- Tzalyngs z. 144 163 167 191 197 215
- , Jacop smit Ytzuns 311
- , Johannes Itzes z., schepen Leeuwarden
- , Reyner Yds z. 316
- , Sybrant Idzes 304
Idsck, zie Id
Idse, zie Ids
Idsinga (Ydsingha, Ydsinghe)
- , S.H. van 80
- gued, Irnsum 41 250
Idska, zie Id
Idsma (Ydsma)
- fenne 84
- huis 84
Idts, zie Ids
Idtsck, zie Id
Idzardus, Idze, zie Ids
Idzega (Idzegae) 168
Igbert, zie Egbert
Ighlef Jelmer z. 188
IJlst (Ilst, Ylst) 176 345 377
- secretaris F. a Maercx 143
IJlst, Sint Maartenskerk 93 375
- pastoor Gerrit 376 377
IJlst (Ylst), carmelietenklooster 84 93 116 138
176 202 339 350 380
599
- prior Marten 138
IJsbrechtum (Isbreghtum, Ysbrechtem,
Ysbrechten, Ysbrechtum) 35 173
- pastoor Rolant 35
- prebendaris en notaris Peter Claes z. 228 229
231 232 235 251
Ilst, zie IJlst
Imcke (Impcke, Ymcke, Ympke)
- dr v. Lysck Doekema 94 95
- e.v. Sicke Liauckema 227 228 230-234 281
- zr v. Rynts Minnema 406
- Sibren dr Roorda 442 444
- Sypertsma 32
- , parva 32
Indyck, Bozum 81 250
Inheemstra 63
Inne (Enne, Inna, Yemme, Ynna, Ynne)
- Bockes 23 25
- Jarich z., schepen Bolsward 425 426
Innynghe schaer 188
Inte (Intetus, Intha, Intie, Inthie)
- pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 22
- Janke z. schepen Harlingen 318
- Sythia wyff 44
- Tabbe z. 425 426
Intzs, meester Juw dr Hottinga te Bethlehem 145
148 379
Irnsum (Eernsom, Eernsum, Ernsom, Yrnsem,
Yrsem) 410
- rechter Botte Hette z. 375
- pastoor 41
- pastoor Derck Frans z. 138 175
- prebendaris en notaris Reytgo 175
- vicaris 41
Irnsum
- Idsingha gued 41 250
- Rytzarde 446
Isbrand, Isbrandus, zie Ysbrandt
Isbreghtum, zie IJsbrechtum
Isbrent, zie Ysbrandt
Itens (Ytens) 206
Itsima, notaris 130
Itze, zie Ids
Iwynghewe, zie Juwinga
Iyd, zie Id
J-, zie ook I en Y
Jaarsma (Jaersma)
- , Margarete, zr v. heer Ritske, te Sion 303 304
- , Ritske, priester 303 304
- , Syoerdt, br v. heer Ritske 303
Jacla, zie Jaeckla
Jacob (Jacobus, Jacop) 82 265
- abt klooster Dokkum 49
- br franciscanenklooster Hamburg 1 3
- pastoor Bolsward 126
600
-
pastoor Buitenpost 124 125
priester 124
priester Dronrijp 63 156
ov. e.v. Sibbel Simons wed. 309
vicaris Sint Mariakerk ter Aa, Groningen 57
Abbes 268
Adams z. 277
Adzers 229
backer 149
Camper 323
Claesen 409
cuper 91
Dircks z. 245
Epa z. Hottinga 59
Faber 303
Feddis 137
Frericks z. 373 374 422
Gelys z., burgemr Leeuwarden 370 371
Hanckis 292
Hesens 168
Hessels 147
Hollander 449
Jacob z. te Miedum 268 376
Jans z. 229
Lyoell z. 447
Olffert z. 350 353
Pastow, meester 437 438
Pelgrims 155
Pieter z. cuyper 450
Pouwels 226
schoemaicker 403
schomaker 102
Seldenryck 265 380
Sibrens z. 82
smit Ytzuns 311
van Amsterdam, priester Aalsum klooster 175
Verbolt z. boeckebinder 306
Ysbren z. 268
Zettie z. 388 389
, Agge Jacob z. 197
, Bauke Jacops 63
, Claes Jacobs z., pastoor Molkwerum 144 163
167 191 197 215
, Cornelis Jacobs 289
, Frans Jacobs z. 431 432
, Frerick Jacop z. cuper 134
, Gerrit Jacobs z. 117 135
, Jacob Jacob z. te Miedum 268 376
, Jan Jacob z. 269
, Jayts Jacops wed. 282 283
, Jelle Jacops z. 445
, Kathryn Jacop molleners 119
, meester 244
, Neel Jacobs dr 403 404
, Pieter Jacobs z. 166
, Sibe Jacop z. 157 158
- , Taecke Jacop z. Hibbema 240 242
- , Tryn Jacobs dr 283
Jacobi, W.L., notaris 402
jacobinen, zie dominicanen
Jacobus, Jacop, zie Jacob
jacopijnen, jacopinen, zie dominicanen
Jadde, zr Bethlehem 7
Jaeckla (Jacla) Epe z. 375
Jaen, zie Jan
Jaenke, zie Janke
Jaensma, Douwe 188
Jaerla, zie Jarla
Jaersma, zie Jaarsma
Jaithye, zie Jaythie
Jaits, zie Jayts
Jalmer, zie Jelmer
Jan (Jaen, Jann, Johan, Johannes) 68 170 329
441, zie ook Jancke, Johan, Johannes
- priester Dongjum 177
- z.v. Sasse Wlbets dr 63
- z.v. Tiedt Johan dr Auckema 269 317
- Barents suagher 148
- Bedner 107
- Bertolff van Aken 221 223 224
- Boeckholt 146
- Borst 149
- Bylion 148
- Claes z. 95
- Claes z. 287
- de Haze, meester doctor 224
- de Merica, meester doctor 224
- de Valle, meester 224
- Dircks z. 245
- drayer 220
- Dryborn 223
- Dyrcks 81
- Egga z. 64
- Evert z. 432
- Franckes 236
- Gerbren z. 420
- Gerlinga 24
- Gerrits 311
- Gerryt z. Midler 113
- Goert z. scroer 361
- Gossis 148
- Gregoris Bertolff van Aken z. 222-224
- Hart 146
- Henricx z. goltsmit, schepen, burgemr
Leeuwarden 224 239
- Heynes 227
- Jacob z. 269
- Jan z. 47
- Jan z. Femmes 424
- Jan z. timmerman 361
- Jans z. 452
- Jans z. te Goutum 437
-
kannegieter 271 272 274 283
Kempe z. 270
koster, priester Bolsward 164
Lambers 146
Lammers barbier, meester 285 306
Lenart z. 329 332
Martens 146
Mathys z. 287 429
merser 112
Mewusma 140
Meynert z. 170
Olfert z. 332 333
Peter z. 178 179
Peters z. 82
Peters z. 292
Petter 160
Pieters z. 404
Pouwels z. 137
Pyt z. 29
Retinghe 102
Reuwert dr 234
Reyn z. 329 330 332
Ruerts z. 431
Ryoerdts z. 137
Sarius, pastoor Tzum, vicaris Franeker,
meester 341 409
scoemaker 329
Simons z. 272 274
ten Holten 440
Tzaluert toe Lollum (jonge) 149 245 297
Uibis 146
van Arum, advocaat Hof van Friesland,
meester 407
van den Winckele, meester doctor 223 224
van Egmond, drost Harlingen, jonker 378
van Franeker 203
van Teerns, prior dominicanenklooster
Leeuwarden 109 111
visker 219
Welmoets 442
wever 329
Willems 253
Wybe z., prebendaris Franeker 246 299 300
, Aelke cort Jans 147
, Albert Jans z. 420 421
, Alydts Jan Claes zns wed. 263 264
, Andries Jan z. scomaker 383
, Ane Jans 437
, Arent Jans z. 348
, Barent Jans z. 245
, Berndt Jans z. goltsmit 306
, Claes Jan z. 268
, Claes Jan z. 383
, Claes Jans z. schroor 387 388
, Cornelis Jan z. 450
, Cornelis Jans z., prebendaris Bolsward 374
601
-
, Dirck Jans z. 400
, Dirck Jans z. 422
, Dirck Jans z. backer 263
, Dodt Janss dr 426
, Epe Jan z. 361
, Frans Jan z., tenoryt 366 393 452
, Gerrydt Jans z. 217
, Gerryt Jan z., prebendaris Kollum 450
, Griet Jans dr 210
, Hairt Jans z. 292
, Harmen Jan z. scroer 361
, Harpert Jans z. 348 349
, Henna Jans z. 418
, Hil Jan Galis 147
, Jacob Jans z. 229
, Jan Jan z. 47
, Jan Jan z. Femmes 424
, Jan Jan z. timmerman 361
, Jan Jans z. 452
, Jan Jans z. te Goutum 437
, Johan Jans z. schroer 306
, Jorrydt Jan z. 447
, Katryn Jans wed. 179
, kort 178
, Lenart Jan z. 329 332
, Lysbeth Jans wyf 102 103
, Mathys Jans z., notaris 249 349 361 365-367
, Melys Jan z. 250
, Meynert Jan z., prebendaris Franeker 119
120
- , Michiel Jans z. 271 272 274
- , Neel Jans 437
- , Outger Jan z. 254
- , Peter Jan z. 250
- , Peterke Jan Dusyngs 119
- , Ren Jan z. 108
- , Reyn Jaens z. 288
- , Sebastiaen Jan z. 424
- , Sicka meester Jans z. 147
- , Sipke Jans z., meester 69
- , Symon Jans z. 245
- , Syurd Jans z. 249
- , Tjerck Jan z., schepen Leeuwarden 424
- , Tjerck Jan z. Backer, prebendaris Bolsward
358 364 425 443
- , Vincent Jans z., pastoor Jelsum 401
- , Willum Jan z. 182
- , Wlck Jans dr, Oegeklooster 210
- , Wopke Jan z. 328
- , Yettie Jan Ripperts wed. 150 151
Jancke (Jaenke, Jancka, Janka, Janke, Janko,
Jenka) 109 248, zie ook Jan, Janthien,
Johannes
- brs z. v. heer Jarich Haryngs z. 189
- Ayl moer z. 329
- Douwama 61
602
- Geyrd z. 112
- Haert z. 430
- Hobbis 247 248
- Jarych z. 190
- Oenema 344
- Peter z. 71
- Rieuwerts z. 387 388
- Sappes (Sapkis) 108 109
- schroer 41
- , Albert Jancke z. 333 334
- , Atte Jancke z. 442
- , Claes Jancke z. 280
- , Haye Jancke z. 376
- , Inte Janke z., schepen Harlingen 318
- , Sneker 132
Janckema 122, zie ook Janthiema
Janka, Janke, zie Jancke
Janken, zie Janthien
Jann, zie Jan
Janneken (Jenneken) Gregoris Bertolff van Aken
dr 222-224
Jans, notaris 426
Janthiema (Janckema, Jantiema) 122, zie ook
Janckema
- fenne, Leeuwarden 122 265 268
- , Gerryt 122
- , Jorrit 79
Janthien (Janken, Jantien, Janttyen), zie ook
Jancke
- e.v. Eesck droechscherier 282
- Douwa Feddes wed. 127 174 175
- Oeghe wyf 270
- Wipcke dr Tyercksma 107
- zr v. Cathryn 234
Jantiema, zie Janthiema
Jantien, Janttyen, zie Janthien
Janum (Hyannum) 331
- kerk 320
Jargisma, Jaricus 9
Jarich (Jarichus, Jaricus, Jarigh, Jarych, Yarich)
- br dominicanenklooster Leeuwarden, senior 92
- pastoor Marssum, meester 84 85
- priester 25
- Baucke z. 396
- Boyens z. 197
- de Horslant, pastoor Sint Mariakerk
Leeuwarden 5 6
- Dekema 243-246
- Epa z. Hottinga 59-61
- goldsmyd 114
- Haryngs z., vicaris Workum 188-190
- Here z. Hottinga, jonge 146
- Jargisma 9
- Juw z. Dekema, olderman Franeker, meester
146 149 220 243-246 297 378 403
- Sicka z., 71
- , Agga Jarichs 389
- , Claes Jarych z. 286 289 417
- , Eelcke Jarychs z. 372
- , Enne Jarich z., schepen Bolsward 425 426
- , Jancke Jarych z. 190
- , Siuerd Jarich z. 157 158
- , Swobbe Jarichs 119
Jaringahusen [Oosternijkerk], Wopkama state 48
Jarla (Jaerla, Jarle, Jerla)
- huis, Wetsens 104 106
- drs v. Doda, te Sion 99
- zrs v. Gabba en Menno, te Sion 99 104
- , Auke, zr v. Doda 99
- , Botto Menno z. 105 106
- , Doda 99
- , Emko Menno z. 105 106
- , Gabbe, 98 99 100 104
- , Gabken Menno dr 105
- , Lyns Gabbe dr 104
- , Menno 103-106
- , Riska Menno dr, te Sion 103
- , Rixt Menno dr 105
- , Sibet, speelkind v. Menno 104 105
- , Suiwert Gabbe z. 104
Jarych, zie Jarich
Jaspar
- br Lidlum 282 283
- Aesgema 429 439
- Herman z. 348 349
Jathye, Jaty, zie Jaythie
Jay Aucke dr 238
Jayama, Menno 16
Jaythie (Jaithye, Jathye, Jaty), zie ook Jetse
- Broka z. 129
- , Idze Jathye z. 129 130
- , Sibbel Jaythies 116 135
Jayts (Jaits), zie ook Jets
- Jacobs wed. 282 283
Jebbema, zie ook Jeppema
- sate, Driezum 321
Jeets, zie Jets
Jel (Jell) 437, zie ook Jelle
- e.v. Peter Abbe z. 431
- e.v. Schelte Andla Latsma 412
- Hessel dr Martena 178 179
- Hette dr Dekema 400
- Mencke 446
- Roorda 443
- Syds dr Botnia 416
Jelbet (Jelbit)
- prebendaris Sexbierum 415
- , Hera Jelbits z. 127 127
Jelck (Jelcke)
- e.v. Hessel Abbema 307
- nicht v. Reintzen Douwe dr 421
- Martena 177
Jelco (Jelkka)
- in Laenem 17
- to Binten 13
Jeld Roderssma 130
Jeldera Tyaerde lant 433
Jeldert, Gerbrant Jeldert z. 442 444
Jelis, zie Gelys
Jelkama state, Ternaard 390 392
Jelkka, zie Jelco
Jell, zie Jel
Jella, zie Jelle
Jellama, Teeta, provenier Haskerconvent 44 45
Jelle (Gelle, Jella, Jellard, Jellardus, Jello, Jelo,
Jolle) 31 32 61 104, zie ook Jel
- dr v. Idze Jathye z., zr klooster Mariënacker
Workum 129
- pastoor Leeuwarden Sint Vituskerk 40 65
- pastoor Marssum 15
- pastoor Rauwerd 71 82
- priester Leeuwarden 270
- z.v. Jayts Jacobs wed. 283
- z.v. Moy Sipkis 288 289 418
- Adems z. 425
- Bocke dr Harinxma 86 87
- Eyse z. 178
- Feytama 188
- Haerts 442
- Hille z. 218
- Jacops z. 445
- Juwsma, deken, sacrista Sint Vituskerk
Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 116 266
- Lolcke z. 279
- Reyncs 37 38
- Siba z. 156
- smid 103
- Sypsma 32
- Syricks z. Harinxma 338 339 376
- Tyesse z. 265
- , Agge Jelle z. 425
- , Anna Jelle goltsmitz 234
- , Kathrina Jella dr 31
- , Kempo Jelle z. 203 353 354
- , Wopke Jellis 123
- , Wybe Jellen swager 108
Jellum (Heyllum, Hiellum, Hyellum) 296 400
- kerk 220 243 297
- priester Sybe 297
- Manninge goedt 244
Jelmer (Gelmer, Ghelmer, Jalmer, Jelmar) 179
- pastoor Nijland 59 60
- priester, oom v. Goedsfrunt Goeslicks 152 201
- Broersma, pastoor Oudega Wymbritseradeel
337
- Hopper 55 57
- , Douwe Jelmers 190
- , grethe
603
- , Ighlef Jelmer z. 188
Jelmera
- state, Ballum, Ameland 18 97 192
- , Aenschen Ritsche dr 18
- , Ayle Sasker dr 18
- , Elke Sasker dr 18
- , Haye Sasker z. 18 19
- , Hilleka Ritsche dr 18
- , Jeltgien Ritsche dr 18
- , Jouke Ritsche dr 18
- , Remmeka Ritsche z. 18 19
- , Ritsche 18 19
- , Wytgien Ritsche dr 18
Jelo, zie Jelle
Jelsum (Hielssum, Hielsum, Hilsum, Hyelsum,
Jelssum, Jelzum) 267 268
- pastoor 380
- pastoor Vincent Jans z. 401
- pastoor Yvo Joannis 370
Jelsum
- Dekema state 400
- Eeckeme goedt 400
- Hemmema goed 267
Jelte (Jelt, Jelteth, Jeltetus, Jelth, Jelto, Jolthie,
Jolthye, Yelte) 45
- priester Weerd 85
- Fockonis 93
- houtsaeger 67
- Jorryt z. 413
- Minne z. 442
- Thomas faber z., prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 308 348 349 366 393
- Wybes z. 144 163 167 191 197 215
- , Anne Jelte wyf 434
- , Heer Jelte z. 442
Jeltgien Ritsche dr Jelmera 18
Jelth, Jelto, zie Jelte
Jelzum, zie Jelsum
Jemme (Gemma, Jemma, Jemmo, Yemma)
- Douwe z. Burmania 440
- Gerbrandt z. Stenstra 384
- Herjuwsma 160 394
- Wigle z. 411
Jenka, zie Jancke
Jenneken, zie Janneken
Jensma 26 27
- , Focko 447
Jeppa, zie Jeppe
Jeppama, zie Jeppema
Jeppe (Jeppa) 49
- dr te Foudens, te Sion 99
- Gerroltsma 332 333
- Jeppema 83-85
Jeppema (Jebbema, Jeppama)
- huis, Westernijkerk 83 84
- huys Holwerd 304
604
- torp 83
- , Bottie, zr v. Jeppe 83
- , Feye, br.v. Jeppe 83 85
- , Gerit, br.v. Jeppe 83 85
- , Jeppe 83-85
- , Oentge, br.v. Jeppe 83 85
Jerla, zie Jarla
Jeruzalem, zie Gerkesklooster
Jese, Piete Jesis 148
Jeselick (Jeselicka, Jeselicke)
- e.v. van Titardus carpentator 17
Jeske (Jeska, Yesck, Yeska, Yeske, Yesken) 144
- dr v. heer Mathias Dirck z., zr Nazareth bij
Idsega 138
- e.v. Zettie Lickle z. 388 389
- nicht v. Ghielt Harkynghe 70
- , Pier Yesken z. 388 389
Jesselem, zie Jislum
jesthues, zie gasthuis
Jetcke (Jetke)
- kleindr v. Wlck Wygersma 43
- Hidde dr 25
Jetge, zie Jets
Jetie, zie Jetse
Jets (Jeets, Jettie, Jettye, Jetz, Jyts, Yettie,
Yetthye, Yets) 235, zie ook Jayts, Jetse
- dr v. Fed Wierd Metzies wed. 365 366 374
375
- zr v. Anna Wattema en halfzr v. Ritske
Boelema 255 262 263 408
- Abbe Gerloff z. dr 412-414 433
- Dye dr. 413 433
- Hania 376
- Jan Rypperts wed. 150 151
- toe Sneek 234
- Tzummis wed. 341 342 343
- , Anske Jets dr 408
Jetse (Jetie, Jetthie, Jetthye, Jettya, Jettye, Yette)
zie ook Jets, Jaythie
- Bynnama 45
- Johan Wytiama z. 6
- waghenaer 147
- , dr v. Jetz, te Bethlehem 199
- , Haryng Jetthyes, pastoor Sondel 288 289 417
- , Thierck Jetie snyder z. 178
- , Tyaerdt Jetse z. 240 242
Jettie, zie Jets
Jettya, zie Jetse
Jettye, zie Jets, Jetse
Jetz, Jetzs, zie Jets
Jeuwingha, zie Ewingha
Jeye (Jey) Sickinghe 438-440
Jeyp Roukes 236
Jezus, naakte, zie Heeg
Jezus, Zoete Naam, zie Leeuwarden Zoete Naam
Jezusgilde
Jhero, zie Here
Jherusalem, zie Gerkesklooster
Jicke Mennema 213
Jislum (Jesselem) 39
- Aynge gued 39
- Baerd 332
Jiucka, zie Jucke
Joachum, zie Jochum
Joannes, zie Johannes
Jobbegaee, zie Jubbega
Jochum (Joachum, Yochum)
- Teye z. 402
- Willems z. 453
Joeryen, zie Jurgen
Joeryt, zie Jorrit
Joest, zie Joost
Johan (Jan, Johann, Johannes, Johannis), zie ook
Jan, Jancke, Johannes
- bastaardz.v. Aeda Keympa z. Jongema 80-82
- priester 66
- prior Thabor 173
- Berends z. 55
- Borst 446
- Donia 440
- Duker van Leiden, supprior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
- Gerbranda 157
- Herema 356 357 362
- Hoves 121
- Jan Ripperts z. 151
- Jans z. schroer 306
- Johans z. 40
- Keerbergen, meester 290 310
- Knossens 374
- Pawls z. 117
- Peters 55 56
- Rengers 55
- Reteling 132
- Rewrdts z. 117
- Rommerts, raadshr Hof van Friesland, notaris
en secretaris Leeuwarden, meester 289 290
387 388 407 444
- Roorda 443
- Roorda, priester 336 337
- Rosema 446
- Sapis 402
- snyder 309
- Sybren z. 116 131 135 265
- Take z. 396
- van Heynsborgen 344
- van Munster, pater fraterhuis Groningen 57
- Walta 403
- Wersteneren, advocaat Hof van Friesland,
meester 306
- , Cornelys Johan z., schoolmr Leeuwarden,
meester 366 367
- , Jettya Johan Wytiama z. 66
- , Johan Johans z. 40
- , Peter Johan z. 116 117 135-137 200 264-275
Johanna, e.v. Dirck van Ballen 439 440
Johannes (Jan, Joannes, Joannis, Johannis) 442,
zie ook Jan, Janke, Johan
- abt Dokkum 132 133
- bastaardz.v. Bocke Harinxma 88
- pastoor Firdgum 149 150
- pastoor Harlingen 317 318
- pastoor Oosterwierum 112 113 153
- pastoor Rinsumageest 8 9
- pastoor Tzummarum 395-397
- pater Aalsum klooster 61 62
- prebendaris Rauwerd 254
- priester, maag v. Allert Claes z.
- priester Huizum 128
- priester Leeuwarden 116 135
- priester Metslawier 303
- priester Sneek, br v. de pastoor 46 47
- priester Workum gasthuis 82 188
- prior Hospitaal 47
- vicaris Nijland 60
- z.v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343 344
- Arler, pastoor Rottum 312
- Baernts z., priester 342 343
- Beets, prebendaris Sneek, Sint Nicolaasaltaar
89
- Brandt, prebendaris Sneek, Sint Barbara-altaar
89
- comen Pieters, prebendaris Franeker 145
- Croshaa 186
- de Bremen 1 2
- de Oen 11
- de Oldekerk, priester 58
- Doesburg, pastoor Winsum 310
- Duconis, notaris Dronrijp 158
- Edonis de kartuizer 127
- Feddis 312
- Folkert z., pastoor Arum 299 300
- Gelrie, pastoor Workum, br klooster
Staveren/Hemelum 190
- Goeswin van Zwolle, prebendaris Franeker 89
- Heine z., prebendaris Workum 92
- Hennenberch van Emmerik, pastoor Sneek 89
- Hermanni 11
- Itzes z., schepen Leeuwarden 27
- Joannes z., pastoor Kornjum 370 371
- Jorardi, priester Leeuwarden 200
- Kynt 11
- Lensius, advocaat, doctor 387
- Meynardi, pastoor Goënga 195 196
- Monckama 10
- Oldendorp 2
- Ouerhof, frater, pastoor Workum 92
- Palium, canonicus minor Sint
605
Pauluskathedraal Londen 187
Petri, notaris 58
Rodolphi, prebendaris Franeker 246
Rutger z., priester Harlingen 43
Scotus, priester Aalsum klooster 175
Sextinus, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden,
later in Londen, meester 137, 185-187
- vamme Lo 1
- Vedeler 1
- Volkers z. 3
- Vresen 1
- Wopke z. 323 336 337
- Wycheranii, proost Humsterland 45
- , Cornelius Johannis, priester Sneek 47
- , Guillielmus, scriver v.d. Zeedycken 346
- , Harmen Johannis z., pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 266 271-274
- , Henrick Johannes z., notaris 107
- , Joannes Joannes z., pastoor Kornjum 370 371
- , Siurdt Johannis z., priester 342 343
- , Yvo Johannis, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 272, later pastoor Jelsum 370
johannieters, zie Hospitaal Sneek
Joirwirder gae, zie Jorwerd
Jolle, zie Jelle
Jolthie, Jolthye, zie Jelte
Jonck, Hemma 173
jonga, zie jonge
Jongama, zie Jongema
jonge (jonga, jonghe, junge, yonghe)
- Bocke Harinxma 82 87 120
- Claes 59
- Claus 84
- Dirck 323 324 325
- Hans Cruys 366 367
- Jan Tzaluert 149
- Jarich Here z. Hottinga 146
- Peter 311
- Syerck Donia 350 352 353
- Symon 442
- Sywert 33
Jongema (Jongama, Jonghama, Jongghama,
Jonghema, Junghama, Juuynghema) 20, zie
ook Juwinga
- gaesten 252 253
- gued 140
- huis en state, Rauwerd 253 254
- reydmer, Rauwerd 253
- state, Bozum 81
- zate, Pietersbierum 280
- , Aede Eda z. 250 252-254 350
- , Aede Keympe z. Jongema 80-82 168 169
249-253
- , Aeel Aede wed. 350
- , Aggha, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87
- , Anske Keympa dr te Nijeklooster 82 87 88
-
606
-
, Doed, zr v. Laes 350
, Doed Agge dr 168
, Ede 173
, Ede Heringa/Jongema 253
, Ede Hessels 100
, Eede Keympa z. 80 81
, Foekel Agge dr 168 169
, Foekel Laes dr 350
, Hessel 422
, Hessel, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87
, Hette, halfbr v. Aeda Keympa z. 80 81 87
, Johan, bastaardz.v. Aeda Keympa z. 80-82
, Kempo 421
, Laes (Laws) Agga z. 168 249-251 339 349354 376
- , Mynno Eede z. 82
- , Womck Eda dr 250 253 351 352
Jongestall 282
Jongghama, Jonghama, zie Jongema
jonghe, zie jonge
Jonghema, zie Jongema
Jonguma goedt 28
jonker
- Rudolf van Bunau 341 378 379
- Jan van Egmond, drost Harlingen 378
Joost (Joest, Jose) 133
- priester 344
- Gerryts z. 339
- Tiaerdt z. Burmania 346-348
- Willems dr, provenierster Aalsum klooster 170
171 214
- Willems z. 309
- , doctor 238 239
Jorard, Jorert, Joret, zie Jorrit
Jorgann, zie Jurgen
Joris Roelants 26
Jorn 188
Jornssman, Britsum 178
Jorrit (Jorardus, Jorert, Joret, Jorret, Jorrydt,
Jorryt, Jorwert)
- Andringa 52 61-63
- Fecka z. 284
- Jan z. 447
- Jantiema 79
- , Anna Jorets dr 415
- , Gercke Jorret z., schepen Leeuwarden 239
277 278 381
- , Johannis Jorardi Leeuwarden, priester 200
- , Jelte Jorryt z. 413
Jorwerd (Joirwirder gae, Jorwerdt, Jorwert,
Jorwidera ghae, Jorwirgera gae, Jorwirt,
Jurwirde ga, Yoruert) 94 168 245 413 416 433
434
- pastoor 413
- pastoor Hottie Fons 377
- rechte armen 413
- Aersem 94
- Hesens 168 245 350 351
- Tzeyntgem 292
- Westerwird 122
Jose, zie Joost
Jou, e.v. Mary Syds dr Tjaarda 323
Jouck
- Gerbrandt dr Stenstra 384
- Peer dr van Bozum 294
Joucke (Jouka, Jouke, Jowcka, Youka) 441, zie
ook Juweco
- gued, Rauwerd 97
- Eekengha 21
- Jouka z. 289
- Ritsche dr Jelmera 18
- Taeke z. 389
- Tjaarda 98-100
- , Jouka Jouka z. 289
- , Ju Joucke 236
- , Heercke Jouke z., secretaris 42
Joupe, C. 42 124
Jourik, Eebe Jourikes wyff 44
Jouswier (Jousweer)
- pastoor Kempo 106
- Renthiama kolcke 104
Jow, zie Juw
Jowcka, zie Joucke
Joy, nicht v. Fed Hendricks wed. 134
Ju, zie Juw
Jubbega (Jobbegaee) 236
- Sint Catharina 236
Juckama, zie Juckema
Jucke (Jiucka, Jucko, Juicke)
- br v. weeshuismoeder Ath 360
- neef v. Lieuwe Peters z. 372
- prebendaris, Dronrijp, meester 156-158
- Symnen z. 254
- Taken z. 213
- , Anna Jukonis 39
- , Atthe Jucke z. 245
Juckema (Juckama, Jukema, Jukemma, Jwkama,
Jwkame)
- , Obba 59
- , Ritscka 160-162
Jucko, zie Jucke
Juesma, heer, zie Herjuwsma
Juicke, Juka, Juke, zie Jucke
Jukema, Jukemma, zie Juckema
Juko, zie Jucke
Julius, zie Juw
junge, zie jonge
Junghama, Jungummae, zie Jongema, Juwinga
Jurgen (Joeryen, Jorgann, Jurran) 374
- Frouck z. 435
- heer Foppe z. 396
- , Gerryt Jurrans z. 374
Jurwirde ga, zie Jorwerd
Juu, zie Juw
Juuinga, zie Juwinga
Juusma, Juussma, zie Juwsma
Juusweer, zie Jouswier
Juuynghema, zie Jongema, Juwinga
Juw (Ju, Julius, Juu, Juwe, Jw)
- Bocke z. Harinxma 87 89
- Botnia 320 330
- Botnia (Julius) 418 419
- Dekema 119 120 146 180 220 243 245
- Hottinga, meester 146
- Jarich z. Hottinga 60
- Joucke 236
- Juwinga 138
- Romke z. coster 414
- Sioeka z. 66
Juweco, zie ook Joucke
- Tako z. Ewingha 9
Juwinga (Iwynghewe, Jongema, Jungummae,
Juuinga, Jwinga, Jwingha, Yongama) 20, zie
ook Jongema
- huis, Bolsward 68
- , Anscke 231
- , Douwa Goslick z. 230 362
- , Goslick 29
- , Goslick, heer (ridder), stadhouder Bolsward
126 173 211 227-231 328 356-358 362-364
- , Jw 138
- , Syts 356 357 362 363
- , Tet heer Goslick dr 357 363 364 426-428
- , Tjaerd 60 68
- , Tyaerdt heer Goslick z. 357 363
- , Wyts 328
- , Wytzs heer Goslick dr 355-358 363
Juwsma (Jousma, Jouwsma, Jowsma, Jusma,
Juusma, Jwisma, Jwssma) 248
- state, Rinsumageest 324 329
- , Douwe 247 248
- , Hys Douwe dr 247
- , Jelle, deken, sacrista Sint Vituskerk
Leeuwarden 77 79 83 90 97 98 266
- , Kunier Douwe dr 247
- , Oenna Douwe z. 247 248
Jw, zie Juw
Jwinga, Jwingha, zie Juwinga
Jwkama, Jwkame, zie Juckema
Jymke, Haye Jymkes 189
Jyts, zie Jets
Jywssma, zie Juwsma
Kagh, zie Keegh
Kaldahole 5
kalenda Ferwerderadeel 84
Kambuer, zie Cammingabuur
Kamingha, Kammega, zie Camminga
607
Kammeghabuer, Kammengabuer, zie
Cammingabuur
Kammengha, zie Camminga
Kammenghabuer, zie Cammingabuur
Kamminga, Kammingha, zie Camminga
Kamminghabuer, zie Cammingabuur
Kamminghaburch, zie Cammingaburg
Kammynga, zie Camminga
Kammyngabuur, zie Cammingabuur
Kampen 413
- dat gued oppa 155
- Peter uppa 29
Kampen (Campen)
- franciscanen-observantenklooster 116
- , Claes Frans z. van, rechter Rauwerd, meester
254
- , Cristoffel Claes z. van, hoichsangher 366 367
- , Geert van, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 308
- , Theodricus Campis, prior Thabor 89
Kampstera, Kampstra, Kamstera, Kamstra, zie
Camstra
Kamygebur, Kamyngabuer, zie Cammingabuur
kannegieter (canghieter, kannemaeker,
kanneghieter, kannegyter)
- , Funger Uylbe z. 385
- , Jan 283 271 272 274
Kapa dy scroder 15
kapel
- Cammingabuur 109
- Franeker 177
- Thabor 173
kapelaan, Tjaarda 328
kapelanie Rinsumageest 328 329
Karel V, keizer 197 237 252 291 300 304 312
359 384 390 395
kartuizer, Johannes Edonis de 127
kartuizerklooster
- Amsterdam 189 280 281
- Antwerpen 185
Kathryn (Catharyn, Cathrina, Cathryn, Catrina,
Catryn, Katerina, Katherin, Katherina,
Katherine, Katheryn, Kathriin, Kathrin,
Kathrina, Kathryna, Katrina, Katryn, Katryne)
5 148, zie ook Tryn
- dienstmaagd v. Lutke Harinxma 234
- dr v. Janken Douwa Feddes wed. 174 175
- dr v. Sibbel Sybets wed. 116 136
- e.v. Goffe Douwe z. Aebinga 160 161
- e.v. Juw Dekema 119
- e.v. Peter Johan z. 265 267
- e.v. Sicko Pieter z. Camminga 368 369
- kleindr v. Titardus carpentator 17
- moeder v. Lysck Doekema 95
- nat. dr v. Hessel Bootsma 448
- stiefdr v. Eda Jongema, zr Nazareth 250
608
- stiefmoeder v. Hessel Bootsma 448
- zrs dr v. heer Fedde Popkema 198 199
- Albert dr 241 242
- Claesma 32
- Douwema, zr Smalle Ee 447
- Epes 163-166 208
- Feyke dr Harinxma 87
- Frericks 119
- Harinxma 87 118-120
- Henrics 119
- Jacop molleners 119
- Jans wed. 179
- Jella dr 31
- Juw Dekema wed. 220 221 243-247 296-298
- Laus goltsmits wyf 119
- meester Berents 119
- meester Thonys 119
- Mockema 183 184
- Peter Korwer wed. 53
- Peters 127
- Pieters dr van Edingen van Aelst 222 223
- Rinia 403
- Reyners wyf 102 103
- Rumerts wed. 155
- Siarsma, familiaris Bethlehem 7
- Sicke Camminga wed. 404
- Sicke dr Liauckema 227 228 230 280 281
- Siurd z. wyf 147
- Titardus carpentator dr 17
- Tytardus dr 31
- Wattia dr Harinxma 46 87 119
Kee (Koe), Franeker 59 60 441
- , Dowa toe 59 60
Keegh (Kagh), Leeuwarden 22 116
Keerbergen (Keerberghen), Johan, notaris,
meester 290 310
Keimpe, zie Kempe
keizer Karel V 197 237 252 291 300 304 312
359 384 395
keizer Maximiliaan 175
Keizerlijke Majesteit 238 267 301 326 327 331
348 375 401 408 415 418 431 437 442 444
Kelner, Leeuwarden
Kempe (Campe, Campo, Cempe, Kampe,
Keimpe, Kempa, Kempo, Keympa) 198 250
- dr te Bethlehem 99
- maag van Eda Jongema 250 251
- pastoor Jouswier 106
- vicaris Nijland 417
- Abbema 27
- Bleckne 332
- Donia 387 426
- Hessel z. Abbema 307 308
- Jelle z. Harinxma 338
- Jelle z., secretaris Sneek 203 353 354
- Jelmera 18 19
- Jongema 421
- Martena, doctor 180 181 194 238 277 278 289
290 291 360 380 381
- roeper 105
- Swetye z. 331
- Tadema 448 449
- Unia 37 76 79
- Wiardi 7
- Wyrd z. 335
- , Aede Keympa z. Jongema 80-82
- , Aede Keympe z. Jongema 80 81 168 169
249-253
- , Jan Kempe z. 270
- , Peter Kempe z. 270
- , Pieter Kempe z. Donia 277 278
Kenge gued, Engelum 178
Kensche, zie Kinsck
Keppens, Bolsward 134
Kercbure weere 34
Kerckewech, Harlingen 317
Kerckstraet, Bolsward 164 209
Kerstien, Geert Kerstiens 146
Keulen (Colen) 170
- provincie franciscanen-observanten, vicaris en
overste Luytgen van Groningen 171
Kimswerd (Kimswerdt, Kimswert) 216
- kerk 216
- pastoor 216
- priesters 216
Kinghum 148
Kinsck (Kensche, Kynsch, Kynsche, Kynsk,
Kynska)
- dr v. Jouka Tjaarda 99 105
- e.v. Sybren Ropperde 91
- Syds dr Tjaarda 320-322 324 325 333 335
- , Minne Kynska z. 248
kistemaker (kystemaker)
- , Eelcke 367 368
- , Siwrd 329
- , Ysbren 265
Klaarkamp (Claercamp, Claerkamp, Clarcampe,
Claruscampus, Clercamp, Clircamp,
Klericamp, Klircamp, Klirkamp), cisterciënzer
mannenklooster (abdij) Sint Maria onder
Rinsumageest 7 8 65 84 90 99 102 110 113
114 116 135 177 267 320 330
- abt 7 113
- abt Thadeus 8
- kellenaar 113
- magister conversorum Wygher 8
- priesters 8 13
- prior Meckardus 9
- provenier Ducko Oenema 8 9
- sacristie 8
Klamp, dat gued oppa 248
Kleutinc, zie Cleuting
Klircamp, Klirkamp, zie Klaarkamp
Knossens (Knosses), Bolsward 37 38 152
- , Johan 374
- , Lutike 174 209
Kochstedes goet Dronrijp 29
Koe, zie Kee
koerfmaker, Pycke 115
Koert Gretis 116
Kolderwolde (Colderwolt), kerk 129
Kolken 104
Kollum (Collum) 130 131 448 450
- kerkvoogden 131
- Ghoengaleen (derde leen) 49
- Heilig Sacramentsleen 450
- Sint Annaleen 130
- pastoor Reyner Meinardi 450
- prebendaris Gerryt Jan z. 459
- priester Claes 130
- vicaris 449
Kollum
- Apelen 449
- Bootsma staete 448 449
- Cluften 448
- Collummerzyl 447 449
- Galgefenne 448
- Nyelandt 449
- Tarp 49
- Uutterdyk 446 448
- Wiel, sate te 447 449
Kollumerland (Collummerlandt), substituutgrietman Tyepke Hessel z. 450
koning
- Engeland 185
- Spanje 178 180
koopman, zie comen
Korbeek-Lo (Corbeke) [België, bij Leuven] 222
223
Kornhorn (Kulinghahurna), bona Buttama 11
Kornjum (Coergum, Coernyem, Coernyum,
Cornium, Kornium, Kornyum) 112 179 290
380 416
- kerk 176 379
- pastoor 379
- pastoor Dirck 290
- pastoor Joannes Joannes z. 370 371
- vicaris Ghielt Dowe z. 381
- rechte armen 177
Kornjum
- Aesgema state 307
- Martena state 360 380
- Scraegdyck 178
- Tyaersmae gued 178
kort (cort) Jan 178
- Aelke cort Jans 147
Kortezwaag (Corteswaech), kerk 108
Kortwolde 45
609
Korwer, Katerina Peter Korwer wed. 53
Kosters wer 396
Kraecka, zie Krake
Kraen, Thomas, br dominicanenklooster
Leeuwarden 16 22
Krake (Kraecke), Rauwerd 50 97
Krens, Krenze, Krenzera gode, Rauwerd 50
kruisheren (kruisbroeders) 303, zie verder
kruisherenkloosters Ter Apel, Franeker, Sneek
Kruuss, zie Cruys
Kubaard (Cubaerd, Cubaerdt, Cubaert, Cubairdt)
146 442
Kuckheerna, Kukisheernna 288 289
Kulinghahurna, zie Kornhorn
Kuneerke, Kunier, zie Cuneer
kupper, zie cuper
kuster, zie coster
Kuukens, Syds 329
kuyper, zie cuper
Kuzemer (Cusemar, Cuusmer)
premonstratenzerinnenklooster (proosdij) bij
Oldekerk (Groningen) 379
- priorin Anne Gercke dr Tjessens 379
Kyck in 338
Kynsch, Kynsche, Kynsk, Kynska, zie Kinsck
Kynt, Johannis 11
kystemaker, zie kistemaker
Laecke, Hylck Laeckes 307
Laecmers wal 61
Laen 389
Laenen, Harlingen 43
- , Jelco in Laenem 17
Laes (Laus, Laws)
- z.v. Haebel Taecke Glins wyff 345
- Agge z. Jongema 168 249-251 339 349-354
376
- , Albert Laus z., burgemr Sneek 53
- , Kathryn Laus goltsmits wyf 119
Lambert (Lambertus) 396
- prior Anjum klooster 31-33
- Willem z. Canter 267 269
- Ysbrants z. 442
- , Abel Lambers z. 213
- , Claes Lamberts 311
- , Heyn Lambert z. 146
- , His Lambert 146
- , Jan Lambers 146
Lambeth (Lamhith) [Engeland, graafschap
Surrey] 187
Lamcke (Lamke)
- Lutyen backers dr 285
- , Douwa Lamkes 108
Lamhith, zie Lambeth
Lamkama
- , Schelta 15
610
- , Serip 92
Lamke, zie Lamcke
Lamme Huynge 54-57
Lammers, Jan, barbier, meester 306
Lamminghe zate, Tzummarum 404
Langdeel (Langhdeel), Leeuwarden 116 136
Lange (Langhe)
- eckeren, Boornzwaag 34
- fenne, Bolsward 68
- ghers, Harlingen 16
- maden 55
- Stryns, Franeker 147
- warran 62
Langezwaag (Langheswaech), kerk 108
Langhdeel, zie Langdeel
Langhe, zie Lange
Langheswaech, zie Langezwaag
Langwar, Franeker 147
Langweer, pastoor Henric 52
Langwerrem 17
Latgema, zie Latsma
Latingha gued, Wieuwerd 41
Latsma (Latgema, Latzama, Latzema, Latzme)
- state Sexbierum 412-414
- , Gabbe 241
- , Schelte Andla 279 412-415 432-434
Lauke Epe z. 316
Laurens (Laurentius)
- backer 368
- e.v. Jella 31
Laus, zie Laes
Lauwe (Lauwa, Law) 417 418
- ten Allonna 288 289
- , Myercku Lauwe dr 417 418
- , Sipke Lauwe dr 417 418
- , Tyerck Lauwe z. 417
Lauwers, Lauwersche, Lauwerse 18 57
Law, zie Lauwe
Laws, zie Laes
Leckem, Leckum, zie Lekkum
lector (lesmaester), zie Leeuwarden
dominicanenklooster
Leege fenne 253
Leeke 45
Leets 108
Leeuwarden (Leeuwaerden, Leeuweerden,
Leewarden, Leewardia, Leowerd, Leowerden,
Leuerden, Leuwaerden, Leuwairden,
Leuwarden, Leuwardia, Leuwerd, Leuwerden,
Lewaerden, Lewarden, Lewerden, Lewerdia,
Lewerdt, Lewert, Leworden, Lieuwarden,
Lieuwerden, Lieuwert, Liewarden, Liewardt,
Lieweerden, Liewerden, Liewert, Lioerd,
Liouwerd, Loewrd, Lyoewrdt, Lyouwerd,
Lyowerd, Lyowird, Lyowrd, Lywardia) 12 13
28 56 66 70 72 75 83 87 90 93 94 97 101 110
117 122 135 136 150 176 193 194 221 224
230 233 248 261 262 272 274 284 347 361
366 369 370 381 382 390 394 400 406 408
409 433-435 446 451 452
- burgemrs 237 239
- burgemrs, twee oudste 261
- burgemr Allert Claes z. 101- 103
- burgemr Dominicus Pybe z. 264 277 278 295
308
- burgemr Jacop Gelys z. 370 371
- burgemr, schepen Jan Henricx z. goltsmit 224
239
- burgemr Seerp Hania, doctor, medicijnmeester
453
- burgemr Tiepke Allerd z. Syrcksma, meester
224 277 361
- burgemr Wibe Gerryts 150 151 214 224 239
- muntmeester heer Wagende 179
- olderman Haye Sasker z. Jelmera/Heringa/
Camminga 18 19 50 51 65 66 97 98 109-111
- raad 165 265
- schepen Foppe Mathys z. Unia 123 137
- schepen Gercke Jorret z. 239 277 278 381
- schepen Haring Symen z. 229
- schepen Henrick Pieters 229
- schepen Johannes Itzes 27
- schepen Peter Peter z. Golt 366 367 383
- schepen Tjerck Jan z. 424
- schepen Tymen Frerick z. 137
- schoolmr Cornelys Johan z., meester 366 367
- secretaris Hemma Odda z., tevens notaris 133
193
- secretaris Johan Rommerts, tevens notaris en
raadsheer Hof van Friesland, meester 289 290
387 388 407 444
- secretaris Matthys Rommarts 383 408 409 424
- secretaris Wilcko Folkert z., tevens notaris 224
239 240 249 263 264 271 272 274
Leeuwarden, seendstoel 102
Leeuwarden, Sint Vituskerk (Aeldehave,
Aldahou, Aldahove, Aldahow, Aldehouw,
Aldehove, Aldehow, Aldhow, Antiqua Curia,
Auldahouw, Oldahow, Oldehoef, Oldehoeff,
Oldehooff, Oldehove, Oldenhoeff, Oldenhove,
Oudehove) 1 2 13 21 22 65 75 76 90-92 97 99
101 110 111 113 115 117 122 131-133 135137 150 193 194 197-200 219 249 263 265268 271 273 283 285 309 347 379 382 392
408 423 436 437
- Beentiama prebende, Tiets 132
- Burmanialeen, olde 347
- Govertsleen 101
- heer Holckeleen 347
- Heilig Sacramentshuis 21
- Heilige Drie Koningen 151
- Onze Lieve Vrouwe Presentatie 198 263
- Sacramentshuis 21
- Sint Anna-altaar 285
- Sint Christoforus 151
- Sint Christoforusaltaar 76
- Sint Christoforusleen 76 77
- Sint Joris 151
- Sint Maria 151 198 207 214 219 423
- zeven getijden 265
Leeuwarden, Sint Vituskerk
- deken Simon 22
- deken en sacrista Jelle Juwsma 77 79 83 90 97
98 116 266
- deken en vicaris Redert Redertsma 77 79 92
- kapelaan Wlcke Aepke z. v. Workum 283
- kerkvoogd Gerryt Midler 113 114
- kerkvoogden 117 122 198
- pastoor 37 65 76 113 285
- pastoor, overste 452
- pastoors, twee 101 117 122 261
- pastoor, zwarte 135
- pastoor Boucke, meester 151
- pastoor Fedde Gerko z. Popkema 109-111
113-115 117 132 133 135 137 151 170 193
194 197-201
- pastoor/vicaris Frans 379 385
- pastoor Harmen Johannis z., meester 266 271274
- pastoor Henrick Ludolffs z. Luce, meester 263
266 271-274 285 286 348 349
- pastoor Henricus 22
- pastoor Homme, meester 263
- pastoor Intha 22
- pastoor Jellardus 40
- pastoor Johannes Sextinus, meester; later te
Londen 137 185-187
- pastoor Mamme, meester 97 98 103 109-111
113-116
- pastoor Marten Henrici, meester 370 380 385
392 393
- pastoor Pieter Heres a Wouda, tevens notaris,
meester 79 393 401
- pastoor Stephen 423
- pastoor Sybet Beentiama 66 79 90
- prebendaris Frans Simons 385 393
- prebendaris Frans van Alphen 270 272 274
- prebendaris Geert van Kampen, meester 308
- prebendaris Hinrick 103
- prebendaris Jelte Thomas faber z. 308 348 349
366 393
- prebendaris Sipka, Tiets Beentiama leen 132
- prebendaris Yvo Johannis 272
- priester Gysbert 113
- priesters 90 101 437
- priesters, vier principael 113
- sacrista 101
- sacrista Dodo 40
611
- sacrista Jelle Juwsma, later tevens deken 77 79
83 90 97 98 116 266
- vicaris 101
- vicaris Menna 103
- vicaris Peter 114
- vicaris Petrus Syrici, meester 219 255 256 263
268 271-274 295
- vicaris Redert Redertsma, tevens deken 77 79
92
- Feike toe Papingestins, meester 90
Leeuwarden, Sint Mariakerk (ecclesia Beate
Marie Virginis Nove Curie, Neyhoff,
Nieuwehove, Nigenhove, Nijehove, Nova
Curia, Nyahow, Nyehoef, Nyehoeff,
Nyehouw, Nyehove, Nyehow, Nyehowe,
Nyenhoeff, Nyenhove) 2 5 21 65 77 90 97 99
102 110 111 112 115 123 135 150 198 199
219 263 266 271 272 359 379 408
- pastoor 77 90 99
- pastoor Hermannus Haeghen 27
- pastoor Jarichus de Horslant 5 6
- pastoor Pieter 109-111
- pastoor Rodolpus 207
- pastoor Wibren 97 98 102 103
- prebendaris meester Frans Cannius 266 271274
- priesters 90
- priesters, andere twee 99 102
- vicaris Hayko 5
Leeuwarden, Sint Catharinakerk
(Cammingabuur, Hoeck) 5 97 102 109 111
113 115 128 135 170 193 194 199 214 263
367-370 407
- Graethie Camminga prebende 109
- kerkvoogden 406
- pastoor 109
- pastoor Dittie Feyke z. 193 194 214 257 259
370 371
- pastoor Frans Rembolts z. 445
- pastoor Hynrick 16
- pastoor Menna, tevens notaris 66 97 98
- priester Cornelius 109
- priesters 102 199 406
- vicaris Philippus 193 194
- armen 91 92
Leeuwarden, kapel op Cammingabuur
(Kammigabuer) [hier Cammingaburg] 109
Leeuwarden, parochiekerken algemeen
- prebendaris Focko, meester 180 200
- prebendaris Sibolt 122
- prebendaris Wopke 266 270 272-274
- priesters 113 116 135 266
- priester Albert 170
- priester Albertus 40
- priester Douwa 65
- priester Douwe 116 135
612
- priester Geert 249
- priester Gerryt 65
- priester Hendrick 116
- priester Hoite 16 21
- priester Holcko 200
- priester Jelle 65
- priester Jello 270
- priester Johannes 116 135
- priester Johannes Jorardi 200
- priester Nycolaus 40
- priester Otta 65
- priester Peter 65
- priester Peter 116 135
- priester Petrus Martini 200
- priester Reynerd 16
- priester Sako 99
- priester Sicko 99
- priester Sipcke (Sipko Wibrandi) 116 135
- priester Wopke 135 197 198 200 214
- sacrista Wpko 200
- vicaris Petrus 200
Leeuwarden, dominicanenklooster Sint
Dominicus 1 5 16 20 21 65 72 77 84 90 91 93
94 96 99 101 102 104 109 111 113 115 121
131-133 135 137 138 150 151 153 170 176
192 199 202 205 207 219 225 226 232 237
256 263 266 275 320 359 379 392 407 408
451
- Heilig Kruisaltaar 150
- Onze Lieve Vrouwe ter Nood 16
- Sint Maria-altaar 256
- br Jacobus 1 2
- br Jarich, senior 92
- br Thomas Kraen 16 22
- br Wybrant 208 235 263
- convers Jan Halis 123
- lector Gisbert van Bolsward 228-235
- lector Syurdt 22
- prior 91 122 151 392
- prior Dirck Symon z. van Haarlem 91
- prior Gerardus van Graeff 132 133
- prior Gysbert 22
- prior Jan van Tirns 109 111 123
- prior Peter 66
- prior Wilhelmus Smit 207 208
- procurator Wolterus 133
- supprior Johan Duker van Leiden 91
Leeuwarden, dominicanessenklooster (Nye
nonnecloester) 231 263 317 359 379 408
- pater Gysbert 317
- priester Pieter 231
Leeuwarden, franciscanen-observantenklooster
Galilea (Galeyen, Galileen), Sint Franciscus
61 65 66 70 72 77 84 90 91 93 94 96 99 101
104 106 112 113 115 117 123 131 133 135137 150 151 153 159 170 171 176 199 205
207 219 225 226 231 233 260 261 263 265
267 282 317 356 357 359 366 379 394 399
408
- Sint Maria-altaar 101
- br Peter 71 111
- br Sywrdt 117
- gardiaan 111 117 137
- gardiaan Barenth 66 71
- gardiaan Pieter van Alkmaar 170 171
- procuratores of gaestelike faren 102
Leeuwarden, tertiarissenklooster Galilea/Fiswerd
(bagutae, moniales in Lewerdia, Vyswert,
Wiswardt, Wiswert, Wisswert)/Sint
Annaklooster 1 2 21 28 34 50 61 64 65 90 94
110 131 132 135 141 142 150 151 153 199
205 207 263 266 317 320 379 408
- pater 266
- pater Hermannus 40
- provenier Romko Aynge 39 40
- zr Bauke, zr v. Romko Aynge 39
- zr Beitzs, nat. zr v. Frauw Gerbrandt dr
Stenstra 384
- zr Meynu 116 135
- zr Wyck, nicht v. Syds Tjaarda 320 332
- zrs, drs v. Bauck Harings drs 142
- , Eleken, bagijn 1
- , Elleken, monialis 2
Leeuwarden, charitatieve instellingen
- armen 91 92 123 198 199 265 266 273 444
- armenvoogden 253
- gasthuis 21 33 65
- Heilig Sacramentsgilde 65 99 101 102 113 133
- rechte of huiszittende armen 65 117 132 136
265 269 272 357 391
Leeuwarden, Sint Anthoniegasthuis (Sunte
Thons jesthuus) 77 87 90 99 101 110 112 115
118 133 135 137 150 151 219 248 249 265
269
- priester Pieter 77 92 99
- priesters 101
Leeuwarden, Sint Jacobsgasthuis 102 110 112
113 115 135 150 151
Leeuwarden, Zoete Naam Jezus gilde 260-262
269 283 285 305 309 391 392
Leeuwarden, weeshuis 380 423 424 437
Leeuwarden
- , Claes, portier (blok)huis te 285
- , Conradus de 3
- , Cristyn toe 235
- , Peter, meester 83
Leeuwarden
- Alde Galileen, zie Galileen
- Bilgaert 325 330
- Blitzardera terp 21
- Burmania huis, olde 347
- Buyweerstera fenna 270
-
Camminga huys 406
Camminga state 110 192
Camminga tarp 406
Cammingabuur, state te 110
Cammingahorne 368
Cruyse pype 409
Deel 116 136
Eenhoern, dat huus int 283
Fischmerckt 411
Fyeuwerhusum 136
Galgefenne (Pascua patibuli) 122 199 226 268
Galileen 360, zie ook tertiarissen en
franciscanen-observantenklooster
- Galileen, Alde, Olde 136 268 277 368
- Greppele, het huis ter 122
- Haghe streta 135
- Harmswird 109 116
- Heenthiama fenne 132 133 269
- Hoechstraet 309
- Hoeck 265
- Hoeghe dyck 267
- Honda bosck 268
- Janthiema fenne 122 265 268
- Kagh, Keegh 22 116
- Kelner, oppa 265
- Langdeel 116
- Lege lant 151
- Mager Weyda 266
- Meden, Meeden 267 369 370
- Merssema wech 266
- Minnema fen 226
- Minnema huys 226 229-231 234
- Nyestadt 265
- Nyland 21 116 122 132 268
- Onygemer 151
- Popkema goed 109
- Popkema huis 199
- Popkema steed 132
- Puth, by den 359
- Sint Jacobsstraat 309
- Spoelmansstraet, Spylmanna streta 65 392
- Suetkeer 122
- Swanebosch 368
- Tanyaburen 269
- Tunen 270 283 360
- Ullaverd (Wlaedt) 5 6 270
- Unia stins 123
- Vliet 226 227 270 272 409
- Waerd 102 132
- Wirdumer poorte 409
Leeuwarderadeel (Leeuwerderadeel,
Lewerderadeel, Lyouderedeel,
Lyowerderadeel) 13 65 110 159 176
- secretaris D. Block 124
- Zuidertrimdeel 128 170
Leeuwe, zie Lyuwe
613
Leeuweerden, zie Leeuwarden
Leeuwen, J. van 80
Leeuwerderadeel, zie Leeuwarderadeel
Leewarden, Leewardia, zie Leeuwarden
Lefert, Metta Leferts dr 36
Lege lant, Leeuwarden 151
Leiden (Leyden, Leyen) 296
- , Andries van 146
- , Johan Duker van, supprior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
- , Hendrik Wilmers, notaris te 246
lekebroeder, zie convers
Lekkum (Leckem, Leckum) 7 20 21 66 270 284
307 369 437
- Sint Ceciliakerk 20 65 110 284
- pastoor 65
- pastoor Albert
- priesters, twee 21
- vicaris 110 268
- vicaris Wabbo 284
Lekkum
- , Wieke in 7
- Tziarda guet 369
Lelcke, zie Lolcke
Lenart
- Jan z. 329 332
- , Jan Lenart z. 329 332
Lens (Lentz, Lensius), Hans (Joannes), advocaat,
doctor 219 387
Leo, zie ook Lyuwe
- A. Melle z., secretaris Dokkum 254
- , paus Leo X 175 185
- , Wybren Leonis Albada, pastoor Dronrijp,
meester 387 388
Leowerd, Leowerden, Leowrd, zie Leeuwarden
Lepen Gheert z. 52
lesmaester, zie lector
Letze 348
Leuerden, zie Leeuwarden
Leuven (Lovania)
- Sint Pieterskerk 221
- Sint Pietersaltaar, Sint Pieterskerk 222
- universiteit 326
- Colegium Trilinguis 326
Leuwa, zie Lyuwe
Leuwaerden, Leuwairden, Leuwarden,
Leuwardia, zie
Leeuwarden
Leuwe, zie Lyuwe
Leuwerd, Leuwerden, zie Leeuwarden
Lew, zie Lyuwe
Lewaerden, Lewarden, zie Leeuwarden
Lewe (Luwe)
- , Gese 290 415
- , Gheert 55 57
- , Ottye 290
614
Lewerden, zie Leeuwarden
Lewerderadeel, zie Leeuwarderadeel
Lewerdia, Lewerdt, Lewert, Leworden, zie
Leeuwarden
Leyen, zie Leiden
Liauckema (Liauckama, Liaukema,
Lyaeuckema, Lyauckama, Lyauckema,
Lyaukama, Lyaukema, Lyawckama,
Lyawckema, Lyawkama, Lyawkeme)
- huis, state, Sexbierum 72-74 278-282 433
- , Ebel, bastaarddr v. Schelta 72
- , Epe Schelta z. 73 126 228 230-232 278-282
- , Epe Sicke z. 140
- , Georgh 74
- , Geroldt Schelte z. 299
- , Katherina Sicke dr 227 228 230 280 281
- , Luts Sicke dr 226 230 280 281
- , Schelte Schelta z. 72 73 125 126 234
- , Schelte Sicke z. 226 228 230 231 280 403
409 410 413 415 416
- , Schelta 17 71-74
- , Sicke Schelta z. 72-74
- , Sicke Schelte z., heerschap Sneek 126 140
203 225 226 230 234 280 281
- , Sicko Luttze z., bastaardz. v. Epo 279 280
- , Sicke Sicke z. 226 228 230 280 281
- , Trynke Schelte dr 126 140
- , Wibe Schelta z. 73
licentiaat, zie Rienck Tiaerd z. Burmania
Lichtaard (Lichtaert, Lichtawerd, Lichtawert) 83
84 199
Lichtaarder state 83
Lichtaert, Lichtawerd, Lichtawert, zie Lichtaard
Lichtwoets, Petrus 8
Lickle (Lickla, Likle)
- Lolkemma 288
- , Tyerck Lickle z. 389
- , Zettie Lickle z. 388-390
Lidlum (Lidlem, Liedlum, Lydlum, Vallis
Sanctae Mariae), premonstratenzer
mannenklooster (abdij) onder Tzummarum 30
50 72 139 145 156 163 176 279 280 282 395
396 436
- abt 281 436
- abt Folkerus 30-33
- abt Govert Doeys 395 397
- br Jasper 282 283
- kanunnik Docko 32
- kanunnik Egidius 32
liemer
- , Heyn 147
- , Lyowe 148
Lieppa to Dykom (Haskerdijken?) 44
Lieuck, Lieucke, Lieuke, zie Lyuwck
Lieuwarden, zie Leeuwarden
Lieuwe, zie Lyuwe
Lieuwerden, Lieuwert, zie Leeuwarden
Lieuwo, Liewa, zie Lyuwe
Liewarden, zie Leeuwarden
Liewe, zie Lyuwe
Lieweerden, Liewerden, Liewert, zie
Leeuwarden
Likle, zie Lickle
linslaegher, Goutie linslaeghers z. 134
Liobbe Romkama 44
Lioele, zie Lyoelle
Lioentzerck, Lioentzerke, zie Ludingakerke
Lioerd, zie Leeuwarden
Lioessens (Liussenze, Luissens, Lyossens) 104
- kerk 100
- , Ludde in 7
Lioule sate 299, zie ook Lyoelle
Lioulema (Lyouleme) gued 50
Liouwerd, Liouwert, zie Leeuwarden
Lioyngia huus, Marssum 15
Lisbet, zie Lysbeth
Lisck (Lisch, Liska, Liske, Liscke, Lysck,
Lyska)
- Doekema (Sickema) 94 95
- Eelck dr Heringa 253
- Haring dr Heringa 206
- in Oersum 30
- Thiericsma 32
litia, zie lutke, lytia
litike, zie lutke
Litthiewier (Littyeweer, Lythiewier, Lytycwier),
Wetsens 105 106 428 429
- , Ale te 105 106
- , Gerrilf tho 429
littia, zie lytia
Littyeweer, zie Litthiewier
Liubbeke, zr Bethlehem 7
Liuppa 48
Liussenze, zie Lioessens
Liuwa, zie Lyuwe
Liuwert, zie Leeuwarden
Livius, Titus 403
Liwa, zie Lyuwe
Liwbkema fenne 84
Liwe, zie Lyuwe
Liweringa gued 61
Lo [bij Neue Burg], Hamburg 1
- , Johannes vamme 1
Lobbema, Hylcke 321
Lodewyck, meester Lodewyck Scribaens 223
224
Loen, Balle ter 48
Loen, Westernijkerk 83 84
Loënga (Hloyngum, Loyngum) 338 339
- Sint Nicolaaskerk 45 338
- pastoor 47
Loewrd, zie Leeuwarden
Lolcke (Lelcke, Lolck, Lolcko, Lolka, Lolke,
Lollo) 146 179, 396, zie ook Lollo
- Anna wed. 369
- Feycke z. 329
- Sibolts z. 414 415
- Sybren z. 389
- Taecke z. 372
- Wigel z. 152
- , Gerleff Lolcke z. 161
- , Jelo Lolcke z. 279
- , Syba Lelcke z. 142
Lolkama gued, Pietersbierum 140
Lolke, zie Lolcke
Lolkemma, Lickla 288
Lolla, zie Lolle
Lollama, Syoucke 218
Lolle (Lolla, Lollo), zie ook Lolcke
- pastoor Harlingen 43
- Ockinga 23 25 31
- uth Heeg 190
- , Aleff Lolle z. 437
- , Evert Lolle z., burgemr Bolsward 134 166
Lollum 148 245 298 299
- , Jan Tzaluert toe 245 297
- , Rienick toe 298
Londen (Londonia) 185-187
- bisdom 187
Londen, Sint Gregoriuskerk 185-187
- pastoor Galfridus Peper 187
Londen, Sint Pauluskathedraal 185 186
- peticanons (canonici minores) chirchyerd 186
- canonicus minor Johannis Palium 187
Londen, dominicanenklooster (claustrum
vocatum Pardoner chirchyerd) 185
Londonia, zie Londen
Longa delem, Blija 12
Loockele Gruet, zie Lutke Gruet
Loon, notaris Van 42
Loper, Harmen 54
Loth Refridus dr te Bethlehem 200
Lotstre gued, Rauwerd 50
Lou, zie Low
Loukefoey, Doeckle 329
Lovania, zie Leuven
Low (Lou, Louw, Low)
- Donia 118 120 231 233
- Franck z. 138
- , Wybren Lous z. 291
Loyngum, zie Loënga
Lubbert (Lubbart, Lubert)
- Gerloffs z., secretaris Staveren 437 438
- schuemacher 85
- scoemaker 265
- van Terzool 205
Lucas, Aeentien 203
Luce, Henrick Ludolffs z., pastoor Sint
615
Vituskerk Leeuwarden, meester 263 266 271274 285 286 295 308 348 349
Ludde in Lioessens 7
Ludingakerke (Lioentzerck, Lioentzerke,
Longnikerck, Lunenkerck, Lunighekerke,
Lunykerck, Lunykerk, Luuntzercke,
Lyodengetziercka, Lyodingatzercka,
Lyoennatzerka, Lyoghinghatzerka,
Lyongtzierka, Lyoniaclaester, Lyonietzercka,
Lyonyetzercka), windesheimer
mannenklooster (priorij) onder Midlum 13 17
19 28 30 43 50 67 72 112 126 127 139 140
145 156 177
- prior (pater) Henricus 126
- prior Nicolaus 140
Ludka, zr v. Mammo Mamminga 5
Ludolff (Ludolfus, Ludolphus, Lyolff, Lyulloff)
- Coenders, burgemr Groningen 448 449
- Hoyte z. 432
- Holdenstede, consul Hamburg 3
- , meester Henrick Ludolffs z. Luce, pastoor
Sint Vituskerk Leeuwarden 263 266 271-274
285 286 295 308 348 349
Luissens, zie Lioessens
luitenant, zie Marten van Naarden, meester
Lüne, benedictinessenklooster bij Lüneburg
[Duitsland, Nedersaksen] 1
Lunykerck, Lunykerk, zie Ludingakerke
Lutge, Luthie, Luthye, zie Lutthie
Lutien, zie Luttyen
lutke (lutike, lutkge, lytke, litike, luttike), zie ook
lytia, Lutthie
- Borch 174
- Hellen 287
- Herka 99 133
- Knossens, Bolsward 174 209
- Reyner 441
- Siwrd Wopke man 329
- Wynsia goed, Oosterend 71
Lutke Gruet (Loockele Gruet) Bolsward 209
lutkebroers, zie Sneek, kruisherenklooster
Lutkegast (Minorigast) 11 12
- kerk 11
- pastoor Henricus 12
Lutkepost (Luttickepost) 45 449
lutkge, zie lutike
Lutthie (Lutge, Luthie, Luthye, Lutke, Luts,
Luttge Lutthie, Lutthye, Luttye, Luttze,
Luttzie, Lutz, Lutzia, Luytzs, Lwitze, Lwtke,
Lwttie, Lwttye), zie ook Luttyen
- e.v. Gerrold Herema 280
- e.v. Jeppe Jeppema 83-85
- e.v. Minne Wytie z. Camminga 403 404
- Abbema 27
- Feykis dr 81
- Frans dr Humalda 406 407
616
-
Frans dr Minnema 356 357
Hector dr van Hoxwier 299 404
Herema 299
Juws dr Harinxma 87
Harinxma 225-235 280
Ockinga 409 410
Sicke dr Liauckema 226 230 280 281
Sjaarda 120 146-149
, Bocka Luttie z., = Bocke Feycke z. Harinxma
81 82
- , Griet Luthyes 119
- , Sicko Luttze z. 279 280
Luttickepost, zie Lutkepost
Luttie, zie Lutthie
Luttike, zie Lutke
Luttyae, voormoeder v. Eda Jongema 250
Luttye, zie Lutthie
Luttyen (Lutien, Luttze, Lutyen, Luytgen,
Luytzen, Luytzien) zie ook Lutthie, Lywthien
- backer 285
- Gerbrandts dr 284 285 286
- Pieters z. 453
- van Groningen, vicaris en overste
franciscanen-observantenprovincie Keulen 171
- , Bonthie Lutiens wyff 44
- , Dieuw Luytzens dr 451-453
- , Lamcke Lutyen backers dr 285
Luttzie, zie Lutthie
Lutyen, zie Luttyen
Lutz, zie Lutthie
Lutzeburg, zie Luxemburg
Lutzia, zie Lutke
Luuntzercke, zie Ludingakerke
Luuytken, Menna 29
Luwe, zie Lyuwe
Luwens, zie Lewe
Luxemburg (Lutzeburg, Luxenburch),
Anna, kleindr v. Claes van 360 380
Luystken 446
Luytgen, zie Luttyen
Luytzen, Luytzien, zie Luttyen
Luytzs, zie Lutthie
Luywthien, zie Lywthien
Lwitze, Lwtke, Lwttie, Lwttye, zie Lutthie
Lyaeuckema, Lyauckema, Lyaukama,
Lyaukema, Lyauwkema, Lyawckama,
Lyawckema, Lyawkama, Lyawkeme, zie
Liauckema
Lydlum, zie Lidlum
Lyepe (Lyop)
- Omme z. 321
- , Ate Lyepes z. 109
Lyeue, Lyeuwe, zie Lyuwe
Lynden, Egbert van der 54
Lyns Gabbe dr Jarla 104
Lyodengeztiercka, Lyodingatzercka, zie
Ludingakerke
Lyoelle (Lioele, Lyoel, Lyoell, Lyoella), zie ook
Lioule
- gued, Franeker 148 149
- Phaesma 446
- , Jacob Lyoell z. 447
- , Renick 146
Lyoennatzerka, zie Ludingakerke
Lyoets, zr v. Frouck Oeds 128
Lyoewrdt, zie Leeuwarden
Lyolff, zie Ludolff
Lyoniaclaester, zie Ludingakerke
Lyonie sylslaet 122
Lyonietzercka, Lyonyetzercka, zie Ludingakerke
Lyop, zie Lyepe
Lyopkema, Renick 323
Lyossens, zie Lioessens
Lyotye 215
Lyouderedeel, zie Leeuwarderadeel
Lyouleme, zie Lioulema
Lyouwa, Lyouwe, zie Lyuwe
Lyouwerd, zie Leeuwarden
Lyowe, zie Lyuwe
Lyowerd, zie Leeuwarden
Lyowerderadeel, zie Leeuwarderadeel
Lyowrd, zie Leeuwarden
Lysbeth (Elisabeth, Lisbet, Lysbet) 154 214 442
- bastaarddr v. Bocke Harinxma, zr Groendijk
88 119
- nicht v. Kathryn Epes 164 165
- comen Barents 119
- Jans wyf 102 103
- Michiel dr Scribaens 221
Lysck, zie Lisck
Lyseghma, Fopke Lyseghma z. 106
Lyska, zie Lisck
Lythieweer, zie Litthiewier
lytia (litia, littia, lyttye, lytze), zie ook lutke
- Dersum guedt, Achlum 155
- Doekema goed 102
- Luwe 329
- tzercka, zie Sneek kruisherenklooster
lytke, zie lutke
Lyttersum, Menaldum 178
lyttye, zie lytia
Lytycwier, zie Litthiewier
lytze, zie lytia
Lyucke, Arnt Lyuckes z. 215
Lyuk, zie Lyuwck
Lyulloff, zie Ludolff
Lyuwa, zie Lyuwe
Lyuwck (Liecke, Lieuck, Lieuke, Lyuk,
Lywcke) 191
- nicht v. Renck Reinners wyff 215
- Myrcks dr 196
- Taede Hopper wed. 286-288
Lyuwe (Leeuwe, Leo, Leuwa, Leuwe, Lew,
Lieuwe, Lieuwo, Liewa, Liewe, Liuwa, Liwa,
Luwe, Lyeue, Lyeuwe, Lyouwa, Lyouwe,
Lyowe, Lyuwa, Lyuwe, Lywa, Lywe), zie ook
Leo
- br v. Grathie Camminga 66
- kapelaan Aalsum klooster 374
- vicaris Hantum 101
- Bocke z. 446 447
- Bolta 20
- Borryt z. 318
- Broerss z. 178
- Doita z. Albada 41
- Dueke z. 147
- Hessels z. Aysma, excijsmeester Bolsward 302
- Hette z. 324
- Hoyte z. 105
- liemer 148
- Lyuwe z. schepen Leeuwarden 224 239 275278
- Menna z. Mellama 381
- Ogha z. 41
- Peters z. 304-306 371-373
- Renix z. 442
- Rompt z. wed. 449
- Syxts 130
- wever 265
- , Aucke Lyuwe z. 441
- , Goslick Lyeues 435
- , lyttye 329
- , Pieter Lieuwe z. 244
- , Sybe Lyuwe z. 241
Lywardia, zie Leeuwarden
Lywck, Lywcke, zie Lyuwcke
Lywe, zie Lyuwe
Lywthien (Luywthien), pastoor Blessum 95 96
Macke 104
- , suarte 322
Mackum, zie ook Makkum
Mackum, Bozum 245 292 293
Maegdelena, zie Magdalene
Maercx, F. a, secretaris IJlst 143
Maerlinch (Maerninck, Marlinck), Bolsward 134
209 431
Marten, zie Marten
Magdalene (Maegdelena)
- apteeckster 411
- Marchaunt 186
Mager weyda, Leeuwarden 266
Maggema, Wythie 448
magister rotulorum, zie meester Cuthbert
Tunstall
Magnus, priester 322
Majesteit, zie Keizerlijke Majesteit
Makkum (Mackum) 61
617
- excijsmr Hendrick Martens z. de Pauw 401
Malcquerum, Malcqwere, Malcqwerem, zie
Molkwerum
maler, Barent 244
Mamme (Mamma, Mammo)
- Mamminga 5 6
- vicaris Franeker, vervolgens pastoor Wirdum,
daarna pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden,
meester 51 65 97-98 103 109-111 113-116
- vicaris Sexbierum 71 74
Mamminga (Mammingha)
- , Mammo 5 6
- , Dyo 5
- , Ludka 5
Mammo, zie Mamme
Mannaldumadeel, zie Menaldumadeel
Manninge goedt, Jellum 244
Mantgum (Mantchum) 50
- kerk 50
- Heilig Sacrament 50
- priesters 206
- Syordema (Syorda) gued 50 153
Marchaunt, Magdalene 186
Marck, zie Merck
Marcus, pater Aalsum klooster 171 175
Margareta (Margarete, Margariete, Margreta,
Margrete, Margriete)
- dr v. heer Ritske Jaarsma
- zr v. heer Ritske Jaarsma, te Sion 303 304
- zr Veenklooster 213
- Bertyns 222 223
- Rudolf dr van Bunau 378
Mari, zie Mary
Mariaegaerde, Mariaegarde, Mariagaerde,
Mariagarde, Mariagerda, zie Mariëngaarde
Marie, zie Mary
Mariegaarde, Mariegarde, zie Mariëngaarde
Mariënacker, tertiarissenklooster, zie Workum
Mariëngaarde (Garda, Mariagarde, Mariaegarde,
Mariaegaerde, Mariagaerde, Mariagerda,
Mariegaarde, Mariegarde, Mariengaerde,
Mariengaerdt), premonstratenzer
mannenklooster (abdij) onder Hallum 12 13 84
102 104 110 113 116 135 159 177 200 267
- abt 135
- abt Tako Aebinga 14
- abt Tzaling Andlef z. Aebinga 12 13
- br Adzert Andlefs z. Aebinga 12
- kosterie 159
Marlinck, zie Maerninck
Marquardus
- Berchstede 2 3
- Woldemers, consul Hamburg 2
Marrum (Merrem, Merum) 419 440
- rechter Feycke Ritsche z. 440
- pastoor Ropke 19
618
- Botnia state 418 419
Marssum (Marssym, Marsum, Mersum) 14 15 84
85 121-123 153 206 268 387
- Sint Pontianuskerk 15 50 121 122 153 205
- Heilig Kruis 122
- Heilig Sacrament 122 153 205
- Heilig Sacramentsmis 153
- Sint Andreas 205
- Sint Anna 153 205
- Sint Barbara 153 205
- Sint Catharina 153 205
- Sint Margaretha 153
- Sint Maria 122
- Sint Maria en Annaprebende 121 122
- Sint Maria-altaar 205
- Sint Nicolaas 153
- Sint Petrus en Paulus 153
- Sint Thomas 122
- kerkvoogden 122
- koster Sipke 123 153 154
- pastoor 122 205
- pastoor Jarich, meester 84 85
- pastoor Jella 15
- pastoor Sybryn 153 154
- pastoor Wopko 123
- prebendaris Renick 153 154 205
- prebendaris Tzalling 121-124
- priester Aysze 15
- priester Uillem 205 206
- vicaris 15 122 205
- vicaris Dowa 153
- rechte armen 206
Marssum
- Aesgema goed, state 50 153
- Doyema goed 50
- Doytsama graet stuck 123
- Dyckland 15
- Eecke nye fenne 121
- Gaucke waal 121
- Grata stucke 15
- Hessama state 153
- Lioyngia huus 15
- Warnevliet 121
- Wrd 122
Marten (Maerten, Marthen, Martinus, Merten)
332
- prior carmelietenklooster IJlst 138
- vicaris Bolsward 216 217 219
- faber lignarius 200
- faer 329
- Foppe z., medepastoor Bolsward 425 426 431
- heer Foppe z. 396
- Henrici, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden,
meester 370 380 385 392 393
- Mertens z. 372
- schroer 448
- Sybolt z. 191
- van Naarden, meester, luitenant te Groningen
441
- , Albert Martens z. glaesmaeker 211 218 219
- , Douwo Maerten z. 447
- , Hans Merten z. wyf 179
- , Hendrick Martens z. de Pauw, excijsmr
Makkum 401
- , Merten Mertens z. 372
- , Meynert Maertens z. Druyst 420 421
- , Petrus Martini, priester, Leeuwarden 200
- , Sibrich Jan Martens 146
Martena (Martna, Mertena, Mirtena) 380
- state, Kornjum 360 380
- , Agniete, bastaarddr v. Hessel 179
- , Andries bastaardz. v. Ede 359
- , Cuneer Hessel dr 178 179 360 378
- , Doecke Epe z. 360 361
- , Doecke meester Tiebbe z. 360 380
- , Doeke Ede z. 416
- , Ede 277 290 359-362 416 446
- , Epe 290 360 361 379-382
- , Foeckel Hessel dr 178 179 360
- , Hessel 120 148 175-181
- , Jelck 177
- , Jell Hessel dr 178 179
- , Kempo, doctor 180 181 194 277 278 289 290
291 360 380 381
- , Sicko 16 22
- , Sydts Hessel dr 178 179 360
- , Syouck Kempo dr 289 290 360 380 381 414416
- , Syttie, bastaardz. v. Hessel, pastoor Franeker,
meester 179
- , Tiebbe, meester 380
Martinus, zie Marten
Martna, zie Martena
Martyen, tante v. Ryns Pieter z. 272
Mary (Mari, Marie)
- Hette dr Dekema 243 400
- Syds dr Tjaarda 320 322 323 326 329 333
- Syricks dr Harinxma, e.v. Laes Jongema en
Hessel Bootsma 250 251 338 339 350-352 376
377 447 449
- Wytie dr Camminga 258 406
Matheus Saepe z. Mersma, rechter Wirdum 429
430
Mathys (Mathias, Matthys), zie ook Thys
- Dirck z., priester 137 138
- in der Sted 32
- Jans z. 249
- Jans z., notaris 349 361 365 366 367
- Rommarts, secretaris Leeuwarden 383 408 409
424
- van Aken, dienstknecht v. doctor Douwa 239
- , Foppe Mathys Unia, schepen Leeuwarden
123 137
- , Herman Matthys z. 245
- , Jan Mathys 287
- , Jann Mathys z. 429
- , Symon Mathys z. 174
- , Symon Mathys z. 389
Mauryska 59
Maximiliaan, keizer 175
Mayken, dienstmaagd v. Jan Bertolff van Aken
223
Mechelen 24
Mechtelt meester Marten dr van Naarden 441
Meckardus, prior Klaarkamp 9
Meckema, Hessel 386 387
Medem, zie Miedum
Meden 396
- , Harmen Hermen z. op dye 395 397
Meden (Meeden), Leeuwarden 267 369 370
medicijnmeester Seerp Hania, doctor, burgemr
Leeuwarden 370 371 387 407
Medum, zie Miedum
Medwert, Holwerd 303 304
Meed, opper, Tzummarum 31
Meedeind (Meedend) 324
Meeden, zie Meden
Meedend, zie Meedeind
Meedum, zie Miedum
Meensche, nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr,
te Bethlehem 90
Meent worp, Holwerd 304
Meer 167
- , Grote 35
Meerdum, zie Mirdum
meester
- Aessge, priester Franeker 177 220
- Aggo Broersma, secretaris Sneek 314 315 339
- Albert Gysbert z. Aernsma 209 255 256
- Albert, pastoor Tirns 173
- Albert, prebendaris Sneek 203
- Berent, Kathryn meester Berents 119
- Bocko Aytta 93
- Botta, priester Anjum 49
- Boucke, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden
151
- Bucho (Buko) 93 234 256
- Chrysostomus Meylama 314 315
- Claes Frans z. van Kampen, rechter Rauwerd
254
- Claes Hansen van Dokkum 410
- Cornelys Johan z., schoolmr Leeuwarden 366
367
- Cuthbert Tunstall, magister rotulorum en vicekanselier van Engeland 186 187
- Danet (Danett) 186
- Dirck 43
- Dirck, pastoor Bolsward Sint Maartenskerk 23
619
-
2426
Dirck, pastoor Oosterlittens 310
doctor Andreas Smyth, notaris 186 187
doctor Jan de Haze 224
doctor Jan de Merica 224
doctor Jan van den Winckele 223 224
Doetthie Feyke z. Wiarda, priester en notaris
229 255 256 259
Douwe Petri, pastoor Welsrijp 310
Dyonisius Doyttye Albada, prebendaris 353
354
Edo Walckema, pastoor Bozum 195 203 217
218 295 302 313-315
Falke 186
Feike toe Papingestins, Leeuwarden 90
Feycke 84
Focko, prebendaris Leeuwarden 180 200
Foppa Tyaerdt z. 264
Franciscus 197 200
Frans Cannius, prebendaris Sint Mariakerk
Leeuwarden 266 270-274
Frans Simons, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 385 393
Funger Syrsma, schepen Bolsward 302 314
315 358 364
Gabbe 104 105
Geert van Kampen, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 308
Genyns 186
Gerbrandus, notaris 82
Gilt 125
Goeslick Goedsfrundt z. 201-203
Gysbert Willems 424
Haringh, Bolsward 216
Haringh Donia, pastoor Bolsward 165 166
Harmen Johannis z., pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 266 271-274 285 286 295
Harris 187
Haryng 189
Hector van Hoxwier, raadshr Hof van
Friesland 308
Henrick, vicaris Franeker 176 177 180 181
Henrick Ludolffs z. Luce, pastoor Sint
Vituskerk Leeuwarden 263 266 271-274 285
286 348 349
Henricus Hero, vicaris Dronrijp 387 388
Hero Abbe z., notaris 290 361 362 381 382
385 390 393
Hetto 119 120
Homme, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden
263
Jacob 244
Jacob Pastow 437 438
Jan de Valle 224
Jan Lammers, barbier 306
Jan Sarius, pastoor Tzum, vicaris Franeker 341
620
-
409
Jan, Sicka meester Jans z. 147
Jan van Arum, advocaat Hof van Friesland 407
Jarich, pastoor Marssum 84 85
Jarich Juw z. Dekema, olderman Franeker 220
243 245 246 297 378 403
Johan barbier 285
Johan Keerbergen 290
Johan Rommerts, notaris en secretaris
Leeuwarden, raadshr Hof van Friesland 289
290 387 388 407 444
Johan Sextinus, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, later te Londen 137 185-187
Johan Wersteneren, advocaat Hof van
Friesland 306
Johan Zarius, vicaris Franeker 409
Juke, prebendaris Dronrijp 156 157 158
Juw Hottinga 146
Lodewyck Scribaens 223 224
Mamme, vicaris Franeker, vervolgens pastoor
Wirdum, daarna pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 51 65 97 98 103 109-111 113-116
Marten Henrici, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 370 380 385 392 393
Marten van Naarden, luitenant te Groningen
441
Menno, pastoor Rauwerd 203 253 254
Meus, Baeff meester Meus 119
Peter te Leeuwarden 83
Petrus Heres a Wouda, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 379 393
Petrus Syrici, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 219 255 256 263 268 271-274
295
Pibe, pastoor Dronrijp 155-158
Pieter Rieuwerdts z. Dokkum, advocaat Hof
van Friesland en notaris 336 337 370 380 381
453
Pieter Symons z. 272 274
Pieter van Groningen 385
Sibrant Douo z. Tatinga 381
Sibrant, oom v. Auck Peters dr 136 270 275
Sicke Dekema, raadshr Hof van Friesland 401
410
Sicke Heris, schoolmr Bolsward 358 364 374
Sicke, pastoor Oosterbierum 126 139 149
Sipke Jans (Cyprianus Johannes) z. 69
Stephen, pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden
423
Syds (Sidts, Sydts) Tjaarda 180 181 319-337
439
Syttie, bastaardz. v. Hessel Martena, pastoor
Franeker 179
Thiaerd, vicaris Dokkum 169
Thomas Gotson, notaris 187
Thonys, Kathryn meester Thonys 119
-
Thys 284
Tiebbe Martena 380
Tiepcke, Siucke meester Tiepckes wed. 443
Tiepke Allerd z. Syrcksma, burgemr
Leeuwarden 224 277 361
- Wattie Roorda 403
- Wattya Herema, pastoor Nijland 416 417
- Wibrant 182
- Willem 244
- Winandt Willems z., advocaat Hof van
Friesland 340 354
- Wybren Leonis Albada, pastoor Dronrijp 387
388
Meeus (Meue, Meus)
- Agges z. 144 163 167 191 197 215
- Dirx z. 64
- , Baeff meester Meus 119
- , Dode Meues z.
Meinardus, Meinert, zie Meynert
Meinouw, zie Meinu
Meint, zie Meynt
Meinu (Meinouw, Meynw)
- huisvrouw v. heer Douwe Pibe z. 156
- zr tertiarissenklooster Leeuwarden 116 135
Melius, zie Melys
Mella, zie Melle
Mellama, Liewa Menna z. 381
Melle (Mella) 178
- cuyper 256
- Uebe z., rechter Baarderadeel 310
- , Leo A. Melle z., secretaris Dokkum 254
Melys (Melius)
- pastoor Oudega Noordwolde 129 130
- Jan z. 250
- , Barent 147
- , Buwe Melius z. 351
Mena were 9
Menaldum (Meynaldem, Mynaldum) 5 6 155
178
- , Merck te 24
- Flaeringe 155
- Goekens 155
- Lyttersum 178
- Pascua 29
- Syolema goedt 28
Menaldumadeel (Mannaldumadeel,
Mennaldemadeel, Mennaldumadeel,
Mynaldemadeel) 15 28 64 94 123 156 427 428
- grietman Taco Glins 158
- secretaris Cornelis Wattie z. 158 427 428
Mencke (Menck, Menke, Meynck)
- Mencx z. 405
- Sybet z. 107
- , Jel Mencke 446
- , Menck Mencx z. 405
mendicanten 28, zie ook biddende orden
Menke, zie Mencke
Menna, zie Menne
Mennaldemadeel, zie Menaldumadeel
Mennaldum, zie Menaldum
Mennaldumadeel, zie Menaldumadeel
Mennardus, zie Meynert
Menne (Menna, Menno, Meno, Minne, Mynna,
Mynno) 66 97, zie ook Meynert
- pastoor Leeuwarden Sint Catharinakerk,
tevens notaris 66 97 98
- pastoor Rauwerd, meester 203 253 254
- vicaris Leeuwarden Sint Vituskerk 103
- Eede z. Jongema 82
- Hipka z. 138
- Jarla 103-106
- Jayama 16
- Kynska z. 248
- Luuytken 29
- meede 83
- Ponnama 11 12
- Sipke z. 206
- ter Tille 72
- Wytie z. Camminga 258 403
- , Jelte Minne z. 442
- , Liewa Menna z. Mellama 381
- , Ritske Minne z. 161
- , Sibrin Minnema z. 218
Mennema, zie ook Minnema
- , Jicke 213
Mennertsgae, zie Minnertsga
Menno, zie Menne
Mennummae, zie Minnema
Meno, zie Menne
Mens, zie Meynnss
Mensing(e) 55
Ment, Menta, Mente, zie Meynt
Meppen, Harmannus de Meppis, klerk 58
mer, Alde 23 24
Merck (Marck), zie ook Myrck
- z.v. Roetger Mertyns 235 236
- Douwe Wythye z. 311 312
- tho Mynaldum 24
Mercla, Mercle guth, Hallum 84 85
Mercstrate, Bolsward 424
Merica, meester doctor Jan de 224
Merketstraete, Sneek 203
Merkewa, snaar v. Attha Fecka wed. 167
Mernsta, Feddo 32
Merrem, zie Marrum
merser
- , Jan 112
- , Sicka 132
Mersherna 82
Merslate, Dantumawoude 9
Mersma (Mertsma), Matheus Saepe z., rechter
Wirdum 429 430
621
Merssema wech, Leeuwarden 266
Mersum, zie Marssum
Merten, zie Marten
Mertena, zie Martena
Mertens slaet 61
Mertsma, zie Mersma
Mertyn, Roetger 235 236
Merum, zie Marrum
Merwerth 68
Mesen (Meson) 367
mesmaker
- , Frouck 135
- , Hendryck 214
Meson, zie Mesen
messelaer, zie metselaer
Metgen, zie Metzie
Methardus, abt Gerkesklooster 12
Metsche 448
metselaer (messelaer, metscher, steenmetseler)
- , Botta 265
- , Daniel 448
- , Dirck 147
- , Rienck 244
Metske, zie Metta
Metslawier (Metselwier)
- priester Gabba Dixtera 303
- priester Johannes 303
Metta (Metske, Metteken)
- tante v. Conradus de Nendorpe 1
- Conradus dr van der Siden 3
- Leferts dr 36
- Tyaerts 130
Metzie (Metgen), Wierd Metzie z. 365-367 374
Meue, Meus, zie Meeus
Mewusma, Jan 140
Meyer, Coert Meyers 367
Meylama, meester Chrysostomus 314 315
Meyle Douwe Wythye z. 311 312
Meynaldem, zie Menaldum
Meynardus, Meynart, zie Meynert
Meynd, zie Meynt
Meynert (Meinardus, Meinert, Mennardus,
Meynardus, Meynart, Meyne) zie ook Menne,
Meynt
- pastoor Broek 35
- Dode z. 290 291 417
- Jan z., prebendaris Franeker, alda heer 119
120 145
- Maertens z. Druyst 420 421
- Meynis, pastoor Rotsterhaule en deken
Schoterland 312
- pelser 203
- Symon z. 404
- toe Hempens 323
- , graete 116 136
- , Hermen Meynert z. 128 170
622
-
, Hummo Mennardus z. Scheltinga 32
, Jan Meynert z. 170
, Johannes Meynardi, pastoor Goënga 195 196
, Meyne Meynis, pastoor Rotsterhaule en
deken Schoterland 312
- , Reyner Meinardi, pastoor Kollum 450
- , Reynert Meynert z. 170
Meynnss (Mens, Meyntthye)
- dienstmaagd v. Alydt Jan Claes zns wed. 263
- dr v. Moy Sipkis 288 289
- Syurds 235
Meynsme, Syuerdt, pastoor Firdgum 240-242
Meynt (Ment, Menta, Mente, Meynd, Meynta,
Myaent, Myant, Myend), zie ook Meynert,
Mynthie
- pastoor Franeker 64
- Aeltgema 124 125
- Aylcama 45
- Ballama 45
- Meint z. Aeltgema 124 125
- Tako z. 99
- , Goyke Mentes 119
- , Idse Meynt z. 448
Meyntema goed, Herbaijum 95
Meyntthye, zie Meynnss
Michiel (Michiell, Mychyel) 406
- Jans z. 271 272 274
- Scribaens 221
Michiell, zie Michiel
Middeler, zie Midler
Middum 376
Midler (Middeler)
- , Gerryt, kerkvoogd Sint Vituskerk
Leeuwarden 113 114
- , Jan Gerryt z. 113
Midlum (Midlem) 31
- Sint Nicolaaskerk 28
- , Woltho in 31
Miedum (Medem, Meedum Medum) 21 91 151
268 369
- kerk 110
- pastoor 110
Minna, Minne, zie Menne
Minnema (Mennema, Mennemae, Mennummae,
Mynnama, Mynnema)
- fen, Leeuwarden 226
- huys, Leeuwarden 226 229 230 231 234
- , Hoecko 6 233
- , Frans 257-259
- , Frans, de jonge 355-357 363 436
- , Fransche Frans dr 356
- , Luytzs Frans dr 356 357
- , Rynts 256-259 405-407
- , Teeth Franciscus dr, zr Bethlehem 199 200
Minnertsga (Mennerdsgae, Mennertsgae,
Minnertsgae, Minnersghae, Mynnertsga,
Mynnertzgae) 30 43 72 155 226 369
Sint Maartenskerk 30 32
Heilig Kruis 30
Heilig Sacrament 30
Sint Antonius 30
Sint Barbara 30
Sint Bartholomeus 30
Sint Catharina 30
Sint Dorothea 30
Sint Hubertus 30
Sint Maria 30
Sint Mariaprebende 30
Sint Nicolaas 30
Sint Petrus en Paulus 30
Sint Thomas 30
kapelaan Nicolaas, kapelaan van heer
Wibodus 30
- pastoor Sibodus 30 32 33
- priester Azego 30 32
- priester Henricus 30 32
- priester Sibrant 43
- priester Wibodus 30
Minnertsga
- Appinga delen 31
- Bentum 226
- Goedinga land 30 31
- Hermana state 155 369
- Sellinga goet 261 391
- Ritzarda reden 31
- Schelta beynte 31
Minnertsgae, zie Minnertsga
minores, zie franciscanen
Minorigast, zie Lutkegast
Mintzama, Pier 123
Mirdum (Meerdum) 288
Mirns (Myrnls, Myrns) 286 389
Mirtena, zie Martena
Mockema (Mockuma, Mockumma)
- , Doed 198
- , Katherina 183 184
- , Poppe 448
- , Taka 48
Moed, Moede Sythiema 320 322 323 325 326
328 330 332-335 439
moer
- , Ayl 329
- , Rynts 329
Moey, Moeye, zie Moy
Moieken, e.v. meester Lodewyck Scribaens 223
molen
- Rinsumageest 331
- Sexbierum 280
Molkwerum (Malcquerum, Malcqwere,
Malcqwerem, Molquerum) 143 144 162 163
167 191 196 197 215 216
- Sint Lebuïnuskerk 143 144 162 163 167 191
-
196 215
- pastoor Claes Albert z. 143 144 162 167 191
- pastoor Claes Jacobs z. 144 163 167 191 197
215
- pastoor Evert 215
- vicaris 144
Molkwerum
- Brora war 144
- Grons 144 162
- Were 191
Mollema, Syuck 449
mollener (molneer, molner, mongler)
- , Dirck, molner oppa Spaers 82
- , Kathryn Jacop molleners 119
- , Peter 117 136
- , Roedmer 250
Molquerum, zie Molkwerum
Molswirdt (Molsuert), Schalsum 148 226 227
Monckama, Johannis 10
Monekagha [ligging onbekend] 4
mongler, zie mollener
moniales (bagijnen) Leeuwarden, zie
Leeuwarden tertiarissenklooster
Monickebayum, Monkebayum, zie
Monnikebaijum
monler, zie mollener
Monnikebaijum (Baium, Bajum, Bayam, Bayem,
Bayum, Monickebayum, Monkebayum,
Munckebaium), premonstratenzerinnenklooster (priorij) Sint Michaël onder Winsum
15 28 50 62 112 145 164 205 309 310 436 447
- zr Doed, dr v. Sibbel Simons wed. 309
- zr Thiets Obbe dr 436
Montie (Montze)
- Haye z. 346
- , Henrick Monties 132
Morra (Morre), kerk 100
Mouwema volck 125
moy Rinthie 359
Moy (Moey, Moeye) Sipkis 288 289 417 418
Munckebaium, zie Monnikebaijum
Munster
- bisdom 58 59
- fraterhuis (broeders des Gemenen Levens) 56
- , Johan van, pater fraterhuis Groningen 57
muntmeester heer Wagende, Leeuwarden 179
Murrimma therp 8
Musela 59
Myaent, zie Meynt
Mychyel, zie Michiel
Myed, Taka uppa 29
Myend, zie Meynt
Myerck, zie Myrck
Myercku (Myerckw) Lauwe dr 417 418
Mynaldemadeel, zie Menaldumadeel
Mynaldum, zie Menaldum
623
Mynna, zie Menne
Mynnama, zie Minnema
Mynnertzgae, zie Minnertsga
Mynno, zie Menne
Mynthie (Mynthye, Myntie, Myntthye), zie ook
Meynt, Meynss
- Atthyes 119
- Myntye Mintie z. 193
- , Gees Mynthie wed. 447
Myrck (Myerck, Myrcke), zie ook Merck
- Evarts z. 377
- Wbble z. 418
- , Lywck Myrcks dr 196
- , Tomas Myrcks z. 196
- , Wlcke Myrcks z. 196 197
Myrnls, Myrns, zie Mirns
naakte Jezus, zie Heeg
Naarden (Naerden)
- , Marten van, luitenant te Groningen, meester
441
- , Mechtelt meester Marten dr 441
Naemkma fenna 167
Naerden, zie Naarden
Naezaereth, zie Nazareth
Nammo Arys z., priester 342
Nanne (Nane, Nanna, Nannenck, Nanninck,
Nanno)
- vicaris Rauwerd 254
- Gerrolts 287
- Reins z., burgemr, schepen Bolsward 219 302
358 364 374 430-432
- toe Cammingabuur 270
- , Claes Nanne z., schepen Sneek 339
- , Claes Nanne z., Lekkum 270 307
- , Henrick Nanne z. 134 163-166 208-212
Narla, Narle, Tjaerd 104-106
Nazareth (Gaernaerd, Ganawrd, Garnaerdt,
Garnard, Garnawert, Genawird, Gennaerd,
Gernaerd, Gernaerdt, Gernaet, Gernawert,
Gernawird, Ghenaerd, Ghernawrd),
cisterciënzerinnenklooster (priorij) onder
Hijum 7 8 13 39 65 77 84 90 99 102 110 113
116 135 159 176 207 263 267 339 350 359
379
- prior Ulricus 7
- zrs brs drs v. Eda Jongema 250
- zr Anna goldsmids 359
- zr Anna Peters 263
- zr Auck Gercke Tjessens dr 379
- zr Gauts, verwant v. Epe Martena 379
- zr Katryn, stiefdr v. Eda Jongema 250
Nazareth (Naezaereth), tertiarissenklooster Sint
Maria onder Idsega (dat nyge clost) 129 138
168 233 250 253 339 350 352
- zr Foekel Agge dr Jongema 168 169 250
624
- zr Jeske, dr v. heer Mathias Dirck z.
- zr, nicht v. Lutke Harinxma 233
Neel 329
- e.v. Gysbert, z.v. Tiedt Simon Hendricks wed.
317 318
- Jacobs dr 403 404
- Jans 437
- Simons dr 411
Nendorf (Nendorpe) [Duitsland, Nedersaksen,
Kreis Nienburg]
- benedictinessenklooster 1
- , Conradus de 1
Nes 216
Nes Ameland, pastoor Pieter 96 97
Nes Westdongeradeel
- Herpta saete 429 430
- Schylp 429
Nes (Nesse), commanderij en klooster van de
Duitse Orde, Sint Maria, bij Akkrum 34 50 62
108
- commandeur Ema 44 45
Nessen 68
Newen feen, Westernijkerk 84
Newkirche, zie Westernijkerk
Neyhoff, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Neyhuus, zie Nyehuus
Niawier (Nyaweer, Nyeweer) 169
- kerk 100
Nicolaas (Nicolaus, Nycholaus, Nycolaus) 5, zie
ook Claes
- kapelaan v. heer Wibodus te Minnertsga 30
- priester Leeuwarden 40
- prior Ludingakerke 140
- Ens, notaris 282
- Joest z. Cleuting 426 453
- Rode, consul Hamburg 3
- sartor 32
- , Aeltzo Nicolai 299 300 316
- , Franciscus Nicolai de Delft, notaris 211 212
- , Pieter Nicolay, prebendaris en notaris, zie
Peter Claes z.
Nicolai
- , G. 217
- , N. 295
- , S. 20 272 274
Nicolaus, zie Nicolaas
Nieclaester, zie Nijeklooster
Niestins, Witmarsum 245
Nieuland, zie Nijland
Nieuwe kerk Amsterdam 211
Nieuwehove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nigenborgh, zie Hamburg, Neue Burg
Nigenhove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nijehaske (Nyehasch, Nyehaske)
- Sint Johanneskerk 108 109 250 236
- Sint Maria 109
- pastoor 236
- pastoor Dirck 109
Nijehove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nijeklooster (Nieclaester, Nyaclaester,
Nyacloester, Nyaklaester, Nyeclaester,
Nyecloester, Nyeclooster, Nyecloster,
Nyekloester, Nyekloster),
cisterciënzerinnenklooster (priorij) onder
Scharnegoutum 19 20 22 28 41 47 50 61 65 80
82 94 102 118 119 156 250 266 339 350
- priesters 119
- zr Anske Keympa dr Jongema 82 87 88
- zr Hisse Bocka dr Harinxma 85 87 88 119
- zr Hylck Hessel dr Abbema 307
- zr Syte Wattia dr Harinxma 119
Nijland (Nilandt, Nova Terra, Nyaland, Nyeland,
Nyelant, Nyland, Nylandt, Nylant) 10 11 23
59 60 146 164 201 265
- Sint Nicolaaskerk 24 59 220 243
- Heilig Sacramentshuis 59
- kosterieleen 59
- Sint Catharinaleen 59
- Sint Marialeen 59
- pastoor 24
- pastoor Jelmer 59 60
- pastoor Wattya Herema, meester 416 417
- vicaris Hydda 60
- vicaris Johannes 60
- vicaris Kempo 417
- rechte armen 177
Nijland 177
- Dycksherna 23
- Hindere seete 23
- Hottinga huus 59
- Wiaerda guet 164
- Wybinga goed 24
Nijland, Kollum 449
Nijland (Nyeland), Leeuwarden
- , Tys op 21 116 132 136 268
Nijland, Huizum 269
Nijland (Nieuland), Weidum 245
Nijland
- , Deinumer 121
- , Fraenjumer 121
Niste, excijsmr Roelant 405 410
Noerdebuerenn 215
Noerdemerre, zie Noerdermeer
Noerderepoerte, zie Noerderpoert
Noerdermeer (Noerdemerre, Noordermeer) 322
330 402
Noerderpoert (Noerderepoerte) Franeker 147
Noerdhorn, Sneek 201
noes, Gosse met dye 320 330 335
Nolck, zie Wlck
Noordermeer, zie Noerdermeer
Noorderpoort, Sneek 314
Noordwolde (Nortwould) 129
Noordwolde, Oudega 129
Norden, Peter van, priester 124
Nortdyke 54 55
notaris
- Agricola, R., Arum 194
- Anebath ter Aa, Beerndt, priester 183 184
- Battairdt 194
- Bechemius, S., Dronrijp 158
- Blida, Wthzio Gerardi de, pastoor Oudkerk
372 373
- Bloemedall, J. 26 27
- Broersma, Aggo, secretaris Sneek, meester
252 314 315 339
- Buwalda, Willem Cyricks z. 173 174 291 295
300 302 314 315 364 374 422 425 426 431
432
- Cleuting, Nicolaas Joest z. 426 453
- Conradi, Albertus 58 59
- Coquillaen, Wouter 371 438 445
- Delft, Dirck van, secretaris Franeker 299 300
341 355
- Delft, Franciscus Nicolai de, Amsterdam 211
212
- Dokkum, Pieter Rieuwerdts z. van, advocaat
Hof van Friesland, meester 336 337 370 380
381 453
- Ens, Nicolaas 282
- Epeus, Focke 282
- Floris, pater te Engwird 254
- Gerbrandus, meester 82
- Gerryt Douwe z., secretaris Bolsward 126
- Gotson, Thomas, meester 187
- Haghedoern, Folkerus Symonis 47 48
- Harderwijk 445
- Hasselt, Remboldus Wilhelmi van 149 150
- Hemma Odda z., secretaris Leeuwarden 133
193
- Henrick Johannis z. 107
- Hero Abbe z., meester 229 231 235 290 361
362 381 382 385 390 393
- Itsima 130
- Jacobi, W.L. 402
- Jans 426
- Joannes Duconis, Dronrijp 158
- Johan Rommarts, raadsheer Hof van Friesland,
secretaris Leeuwarden, meester 289 290 387
388 407 444
- Johannes Petri 58
- Johannes Rudolphi, Franeker 246
- Keerbergen, Johan, meester 290 310
- Loon, Van 42
- Mathys Jans z. 249 349 361 365-367
- Menna, pastoor Sint Catharinakerk
Leeuwarden 66 97 98
- Peter Claes z. (Pieter Nicolay), prebendaris
625
IJsbrechtum en Sneek 228 229 231 232 235
251 353 354
- Radys, G. 423
- Regneri, H. 27 28
- Reytgo, prebendaris Irnsum 175
- Rippert, pastoor Stiens 37
- Smyth, Andreas, meester doctor 186 187
- Stans, Frans Sybe z., Phrisius 111 305 306 372
- Wiarda, Doetthie Feyke z., priester, meester
229 255 256 259
- Wiggerus Petri, priester 166 209
- Wilcko (Wilhelmus) Folkert z., secretaris
Leeuwarden 200 201 224 239 240 249 263
264 271 272 274
- Wilmers, Hendrik, Leiden 296
- Wouda, Pieter Heres a, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 79 393 401
- Wyngie, D. 349
Nova Curia, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nova Terra, zie Nijland
Ny uirck, Ny wirck, Ny wyrck, Stiens 159 160
394
Nyacloester, zie Nijeklooster
Nyahow, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nyaklaester, zie Nijeklooster
Nyaland, zie Nijland
Nyaweer, zie Niawier
Nycholaus, Nycolaus, zie Nicolaas
Nye mercket, Bolsward 67
Nye nonnecloester, zie Leeuwarden,
dominicanessenklooster
Nyeclaester, Nyecloester, Nyecloster, zie
Nijeklooster
Nyehasch, Nyehaske, zie Nijehaske
Nyehoef, Nyehoeff, Nyehove, Nyehow,
Nyehowe, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nyehuus (Neyhuus), Hantum 105 106
- , Goythie te 105 106
- , Siwert te 105
Nyehuystera guet, Wijnaldum 140
Nyekirch, zie Westernijkerk
Nyekloester, Nyekloster, zie Nijeklooster
Nyeland, Nyelandt, Nyelant, zie Nijland
Nyen lychte, Ten, kruisherenklooster, zie Apel,
Ter
Nyenhuys, Tyetie Sickes v., e.v. Schelta
Liauckema 72-74 139 140
Nyenhove, zie Leeuwarden Sint Mariakerk
Nyestadt, Leeuwarden 265
Nyestraet, Franeker 403
Nyeweer, zie Niawier
Nykerck, zie Westernijkerk
Nyland, Nylandt, Nylant, zie Nijland
Obbe (Obba)
- Dirck z. 229 361 435-438
626
- Juckema 59
- , Hessel Obba z. 217
- , Rewert Obbe z. scroer 361 383
- , Thiets Obbe dr, zr Monnikebaijum 436
- , Wibe Obbe z. 178
Obbema, Poepe 332
Obbo, zie Hobbe
Oberlant, zie Saksen
observanten 50, zie ook Bolsward en
Leeuwarden, franciscanen-observantenklooster
Occo, zie Ocke
Ockama, zie Ockinga
Ocke (Occo)
- pastoor Ferwerd 398
- Focke z. 440
Ockinga (Ockama, Ockema, Ockingha, Ockne)
420
- domus, Burgwerd 11
- feen 335
- , Hero 121 126
- , Hero Luts z. 409
- , Lolle 23 25 31
- , Luts 409 410
- , Rixt Luts dr 409 410
Odde (Odda)
- , Hemma Odde z., notaris en secretaris
Leeuwarden 133 193
Odulfus 4
Oecka Fecka z. 163
Oede, zr v. Gabba Riptema, te Sion 169
Oeds
- e.v. Frouck 128
- zrs z.v. Frouck Oeds 128
Oedsinga
- gued, Dronrijp 64
- , Sicka Allart z. 63 64
Oedsma (Oedssma, Oessma), Wytthie 269
Oefcke, zie Ufke
Oega, zie Oege
Oegaklaester, zie Oegeklooster
Oege (Oega, Oeghe, Ogha, Oghe) 84
- pastoor Ternaard 101
- Haye zns wed. 332 333
- , Janthien Oeghe wyf 270
- , Liwa Ogha z. 41
- , Saecke Oege dr 25
- , Sicka Oghes 342
- , Syowck Oege dr 25
Oegeklooster (Oegaklaester, Oegeclaester,
Oegecloester, Oegeclooster, Oegecloster,
Oeghaclaester, Oeghecloester, Ogaclaester,
Ogacloester, Ogeclaester, Ogecloester,
Oghaclaester, Oghencloester, Owgoclaystre,
Owgocloystre, Ughecloester),
tertiarissenklooster Sint Maria onder Hartwerd
bij Bolsward 28 50 64 65 102 108 112 127 138
141 145 164 165 174 177 185-187 210 270
287 317 432
- zr Wlck Jans dr 210
Oeghama, zie Oeghema
Oeghe, zie Oege
Oeghecloester, zie Oegeklooster
Oeghema (Oeghama, Oggema, Oghama
- gued, Ferwerd 90 91
- , Gercke 83 84
- , Siwrd, br v. Gercke 84
Oeldekercke, zie Oudkerk
Oen, Johannis de 11
Oenama, zie Oenema
Oene (Oenna, Ona, One, Onne) 45
- Claus z. 420
- Douwe z. Juwsma 247 248
- Sythiema 323
- Tzialingh z. 248
- Ypcke z. 441
- , scipper 92
Oenema (Oenama, Oennama, Oennema,
Onnama)
- domus, Dantumawoude 8 9
- state Wirdum 257 258
- , Beyka 9
- , Dodo Ducko z. 9
- , Ducko, provenier Klaarkamp 8 9
- , Feya 82
- , Luttie Feykis dr 81
- , Wlcke 376 377
Oenna, zie Oene
Oennama, Oennema, zie Oenema
Oentge (Onthia), br.v. Jeppe Jeppema 83 85
Oenya, zie Unia
Oersum, Minnertsga 30
- , Abbo in 31
- , Liska in 31
Oessma, zie Oedsma
Oesterbierim, Oesterbirum, zie Oosterbierum
Oesterdick, Sneek 351
Oestereind, Oesterend, Oesterende, zie
Oosterend
Oestergoe, Oestergou, zie Oostergo
Oesterletens, zie Oosterlittens
Oestermeer, zie Oostermeer
Oesterpoert, Groningen 54
Oesterwerum, Oesterwyerom, Oesterwyerum,
zie Oosterwierum
Oestrendus, Aggo, pastoor Oosterend 246 251
Oestrum, zie Oostrum
Oestryp 442
Offenwier, zie Offingawier
Offingawier (Offenwier) 342
Ofka, zie Ufcke
Ogaclaester, Ogacloester, Ogeclaester,
Ogecloester, zie Oegeklooster
Oggema, zie Oeghema
Ogha, zie Oege
Oghaclaester, zie Oegeklooster
Oghama, zie Oeghema
Oghe, zie Oege
Oghencloester, zie Oegeklooster
Oldahow, zie Leeuwarden Sint Vituskerk
olde Anna, dienstmaagd v. Lutke Harinxma 231
233
Olde Biestera goed, Witmarsum 245
Olde convent, zie Groningen, tertiarissenklooster
Olde dyck 396
Olde Galileen (Galegen, Galeyen, Galileyen)
Leeuwarden 136 268 277 368
Olde graess 179
Olde wech 34
Oldeboorn (Boorn, Borne) 62
- pastoor Reiner 52
Oldecloester (Oldeclooster), zie Bloemkamp
Oldeclooster veer (Oudecloester feer), Bolsward
134 209
Oldegae dick, zie Oudega Wymbritseradeel
Oldehoef, Oldehoeff, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Oldehoeff, zie ook Bolsward Sint Maartenskerk
Oldehoof, Oldehove, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Oldehustera (Awdehuistera) gued, zeta,
Wijnaldum 140 281
Oldekerck, Oldekercke, zie Oudkerk
Oldekerk (Antiqua Ecclesia), Johannes de,
priester 58
Oldenborch, huys te Staveren 287
Oldendorp, Johannis 2
Oldenhoeff, Oldenhove, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Oldetrijne (Aldetrynda), pastoor Henrick Clynse
175
Olfert (Olffert) 226 323 329
- Sickinga 350
- , Jacop Olffert z. 350 353
- , Jan Olfert z. 332 333
- , Wpka Olferts 155
olisleker, zie olyslager
Oltger (Outger, Oultger) 178
- Claes z. 292
- Jan z. 254
olyslager (olisleker)
- , Gheryt 116 136
- , Rommert 136
Omme, Lyop Omme z. 321
Ona, zie Oene
Oncke Onckema 213
Onckema, Oncke 213
One, zie Oene
Onnama, zie Oenema
627
Onne, zie Oene
Onthia, zie Oentge
Onygemer, Leeuwarden 151
Onyngha, zie Unia
Onze Lieve Vrouwe, zie ook Sint Maria
- in die Sonne, zie Westergeest
- Presentatie, zie Leeuwarden Sint Vituskerk
- te Staveren 23 28
- ter Nood, zie Leeuwarden
dominicanenklooster
- ter Nood-altaar, zie Franeker
- to Bergh, Dokkum 49 99 104 213
Onze Lieve Vrouwebroeders, zie carmelieten
Onze Lieve Vrouwehuiske tho Cappenborrich,
Warns 196
Onze Lieve Vrouwetafel, zie Rinsumageest
Ooldehoff, zie Bolsward, Sint Maartenskerk
Oosterbierum (Aesteberum, Aesterberum,
Aesterbirum, Aesterbyrum, Oesterberum,
Oesterbierum, Oesterbierim, Oesterbirum) 72
242 396
- Sint Joriskerk 72 125 139 279
- pastoor Schelte 240-242 278 281
- pastoor Sicke, meester 126 139 149
- priesters 139
Oosterend (Aestereindt, Aesterendt, Aestereyndt,
Oestereind, Oesterend, Oesterende,
Oestereynd, Oestereyndt) 10 71 141 142 179
- Sint Maartenskerk 141
- pastoor Aggo Oestrendus 246 251
- pastoor Goffa 141-143
- prebendaris Ulba 142
- prebendaris Wopke 142
Oosterend
- Anska kamp 71
- Bonga gued 179
- Ghellingha 10
- Huyckens 442
- litika Wynsia goedt 71
- Stittenser goed 141
Oostereynd, zie Oosterend
Oostergo (Aestergoe, Oestergoe, Oestergou) 110
126 177 178
Oosterlittens (Oesterletens), pastoor Dirck,
meester 310
Oostermeer (Oestermeer) 348
- Teercke feen 348
Oosterwierum (Aesteruerum), Aesteruierum,
Aesterweerum, Aesterwyrum, Oesterwerum,
Oesterwyerom, Oesterwyerum, Osterwerum)
70 71 112 153 206 447
- Sint Nicolaaskerk 70 112 153 195
- pastoor Johannes 112 113 153
- priesters 206
- vicaris Gielt 112 153
- Gerbada state 153 447
628
Oosthem (Aesthem) 68
Oostrum (Oestrum) 105 106
- kerk 104
- Wibo guoden 104
Opemehuysen, zie Oppenhuizen
Ophuustre goed, Driezum 321
Oppenhuizen (Opemehuysen, Opnehuysen,
Oppenhuysen) 338
- , Atte 413 414 433
Opstrahuis 253
Orendem, Dantumawoude 9
orgelmaeker, Hermen 271 272 274
Osnabrück, bisdom 58
Ostbruxter lant 130
Osterwerum, zie Oosterwierum
Otta, zie Otte
Ottama, Thyaert 139
Otte (Otta, Otto, Ottye)
- priester Leeuwarden 65
- Annes 312
- Baucke z. 405 410
- cuper, br v. heer Douwe Pibe z. 157
- cuyper, Diemoet Otte cuypers wed. 443
- Lewe 290
- Taekes 289 417
- Ygis z. 129
- , Douwe Otte z. 129
Ottinge guet, Tjerkwerd 287
Ottingha weer 44
Otto, Ottye, zie Otte
Oudecloester feer, zie Oldeclooster ceer
Oudega Noordwolde (Holdegae capla) 129
- Sint Johanneskerk 129
- pastoor Melius 129 130
Oudega Schoterland (Aldagae) 312
Oudega Wymbritseradeel (Oldegae dick) 129
- Sint Maartenskerk 129
- pastoor Jelmer Broersma 337
- Band 129
Oudehoef, Oudehove, zie Bolsward Sint
Maartenskerk
Oudekloster, zie Bloemkamp
Oudkerk (Oldekerck, Oldekercke) 304 306 371
- Sint Pauluskerk 213 372
- pastoor en notaris Wthzio Gerardi van Blija
372 373
Ouerhof, frater Johannis Ouerhof, pastoor
Workum 92
Oultger, Outger, zie Outger
Overloo, Corbeke, zie Korbeek-Lo
Oversteech 73 74 282
Owgoclaystre, Owgocloystre, zie Oegeklooster
Oxford (Oxonia) [Engeland], universiteit 186
Ozd Habbe z 161
Padmos, Franeker 147
Padt 311
Paerck, bastaardbrs dr v. doctor Douwa 237
Paesens (Pasens) 261
Palium, Johannis, canonicus Sint
Pauluskathedraal Londen 187
Palmere gued, Warga 248
Papingestins, meester Feike toe, Leeuwarden 90
Pardoner chirchyerd, zie Londen
dominicanenklooster
parva
- Renka 32
- Ymka 32
Pascua patibuli, zie Leeuwarden, Galgefenne
Pascua, Menaldum 29
- , Hessel in Pascuis 29
Pasens, zie Paesens
Pastow, Jacob Pastow, meester 437 438
patibulum, Pascua patibuli, zie Leeuwarden,
Galgefenne
Paulus, apostel 260
Paulus III, paus 291 300 312 359 371 384 390
395
Paulus, pastoor Staveren, br. klooster
Staveren/Hemelum 287
paus
- Adrianus VI 197
- Clemens V 260
- Clemens VII 208 237
- Leo X 175 185
- Paulus III 291 300 312 359 371 384 390 395
Pauw (Pauwe), Hendrick Martens z. de,
excijsmeester Makkum 401
Pawl, zie Pouwel
Paye, Hylke Payes 119
Pebe, zie Pybe
Peer, zie Pier
peerdekoper, Huge 57
Peeter, zie Peter, Pieter
Peins (Peyns), priester Simen 146
Peke, zie Pycke
Pelgrim, zie Pilgrim
Pelmer, Idse Pelmer zwager 213
pelser
- , Dirck Peter pelsers z. 82
- , Epe 20
- , Meynert 203
- , Pieter 311
- , Pouwel 68
- , Sythie 146
- , Wulck Dyerck pelser 351
Pennynghum, zie Pingjum
Peper, Galfridus, pastoor Sint Gregoriuskerk
Londen 187
Persma, Ryoerd 29
persona op Ameland, Frederic 19
Personie gued 22
Peter (Petrus, Pieter, Pitter, Pyter) 329, zie ook
Petrus, Pier, Pieter
- br franciscanen-observantenklooster
Leeuwarden 71
- neef v. heer Mathias 138
- pastoor Tirns 35
- pastoor Wetsens 104 106
- priester Leeuwarden 116 135
- prior dominicanenklooster Leeuwarden 66
- vicaris Sint Vituskerk Leeuwarden 114
- Abbe z., schepen Bolsward 358 364
- Arent z. 127
- boede 269
- Broenen z. 270
- Buttis 250
- Camminga 15 16 20-22
- Claes z. 372
- Claes z., notaris en prebendaris IJsbrechtum
228 229 231 235 251
- Eenke z. 395 397
- Gysberts z., raadshr Bolsward 431
- Harmans z. 209
- Henrick z., bas 366
- Jan z. 250
- Johan z. 116 117 135-137 200 264-275
- Kempe z. 270
- monler 117 136
- op Doekema 102
- Peter z. Golt, schepen Leeuwarden 366 367
383
- Peters z. 116
- Rinthie z. 239
- scoemaker 329
- Sickinge 95
- Simons z., meester 269 271 272 274
- Staepel 267
- Symon z. 424
- Symons z. Schernebroer 329
- Tialka z. 127
- te Leeuwarden, meester 83
- toe Westhe 439
- uppa Kampen 29
- van Franeker, doctor 414
- van Norden, priester 124
- van Well, priester, pater Aalsum klooster 175
374 375
- wever 265 329
- , Aede Peter z. 324
- , Anna Peters te Nazareth 263
- , Auck Peters dr 275-278 360 380
- , Dyrck Peter pelsers z. 82
- , Humma Peter z. Harsma 434
- , Jan Peters z. 292
- , Jan Peters z. 82
- , Janka Peter z. 71
- , Jann Peter z. 178 179
629
-
, Johan Peters 55 56
, jonghe 311
, Katerina Peter Korwer wed. 53
, Katryn Peters 127
, Lyeuwe Peters z. 304-306 371-373
, Peter Peter z. Golt, schepen Leeuwarden 366
367 383
- , Peter Peters z. 116
- , Sas Peter z. 323
- , Tryn Peters dr 174
Peterke (Peterick, Petrike, Petryke, Pietrick) 231
- dr v. Anscke Renick z. en Gheert 315 316
- huisvr. v. heer Foppe 396
- Allart dr 63
- Claes dr 63
- Jan Dusyngs 119
Petersberum, zie Pietersbierum
peticanons, Sint Pauluskathedraal Londen 186
Petri, J. 79 80 143
Petrike, zie Peterke
Petrus (Peer, Pier), zie ook Peter, Pier, Pieter
- br franciscanen-observantenklooster
Leeuwarden 111
- pastoor Firdgum 30 32
- prebendaris Franeker 246
- priester Bolsward 30
- prior kruisherenklooster Franeker 181
- vicaris Leeuwarden 200
- Eponis, priester Sneek 31
- Lichtwoets 8
- Martini, priester Leeuwarden 200
- Syrici, meester, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 219 255 256 263 268 271-274
295
- Tiaerd z. van Workum 415
- , Ento Petri 199
- , Johannes Petri, notaris 58
- , Wiggerus Petri, priester en notaris 166 209
Petryke, zie Peterke
Petter, Jan 160
Peyns, zie Peins
Phaesma, Lyoel 446
Philippus
- prebendaris Groendijk 120
- vicaris Sint Catharinakerk Leeuwarden 193
194
- , Foppe Philippus z. 444
Phocas, zie Focke
Phrieslandt, Phrisia, zie Friesland
Phrisius, Frans Sybe z. Stans, notaris 111 305
306 372
Piaam (Pyangnum), kerk 37
Pibe (Pebe, Piba, Pibo, Pyba, Pybe) 67 94 130
- kleinz.v. Fokel Gerlefs wed. 216
- pastoor Dronrijp, meester 155-158
- priester Huizum 128
630
-
vader v. Lysck Doekema 95
zrs z.v. heer Douwe Pibe z. 157
Hetta z. 153 154
Homme z. Gosninga 142
Ropta 105
Taeten z. 64
, Dominicus Pybe z., burgemr Leeuwarden,
grietman Baarderadeel 264 277 278 295 308
310
- , Douwe Pibe z. te Dronrijp, priester 141 142
149 150 154-158
- , Tryn Pybe Hette z. dr 413 433
- , Wautia Pyba z. 64
Pieke, zie Pycke
Pier (Peer, Pyer) 61 68 142 159 162, zie ook
Peter, Petrus, Pieter
- br v. Grathie Camminga
- stiefz. v. Zettie Lickle z. 389
- z.v. Fokel Ferlefs wed. 216
- Epo z. van Bozum 291-296 313-315
- Hermens z. 284
- Hollama 129
- Mintzama 123
- Reinthe z. 129
- Sybes 236
- Sytzama 421-423
- Yesken z. 388 389
- , Agge Peers, prebendaris Sneek, Sint
Catharina-altaar 89
- , Aucke Peer z. 129
- , Bauke Peers z., burgemr Bolsward 69
- , Dirck Pier z. 298
- , Foppa Piers z. 37
- , Gerben Piers z 123
- , Gerlef Piers z. 216 217
- , Gerleff Piers z., kleinz.v. Fokel Gerlefs wed.
216 217
- , Sipke Pyers z., vicaris Sondel 417 418
- , Sytthie Peer z. 51
- , Wipke Piers z. 108
- , Wobbel Piers dr 216 217
Pieter (Peeter, Peter, Petrus, Pier, Piet, Pietir,
Piter, Pither, Pitter, Pyeter, Pyt, Pytter) 245,
zie ook Peter, Petrus, Pier
- kapelaan Sneek 203
- pastoor Baijum 310
- pastoor Leeuwarden, Sint Mariakerk 109-111
- pastoor Nes (Ameland) 96 97
- pater Groendijk
- prebendaris 126
- priester Ballum 96 97
- priester Leeuwarden dominicanessenklooster
231
- priester Leeuwarden Sint Anthoniegasthuis 77
92 99
- z.v. Sibbel Simons wed. 309
-
Anthonis z., vicaris Franeker 341 355 378 410
beltsnider 173
Claes z. 245
Claes z., priester 342
Foppe z. 286
Gerret z. 197
Gerrit z. van Belkum 76 77
Jacobs z. 166
Haye z. Camminga 97 98 110 111 191-195
Heert z. 346
Heres a Wouda, notaris en pastoor Sint
Vituskerk Leeuwarden, meester 379 393 401
Hermans z. van Bolsward 211
Hette z. Dekema, raadshr Hof van Friesland
243 308 400 401
Jesis 148
Kempe z. Donia 277 278
Lieuwe z. 244
Nicolay, prebendaris en notaris Sneek 353 354
pelser 311
Pieters z. 286 287
Rieuwerdts z. van Dokkum, advocaat Hof van
Friesland en notaris, meester 337 370 380 381
453
schipper 122
Sicke z. Camminga 298 299 368-370 403
smid 148
Tyalcke z. 134 166
Tzaluert 148
van Alkmaar, gardiaan franciscanenobservantenklooster Leeuwarden 170 171
van Edingen van Aelst 222
van Groningen, meester 385
Wattia z. Harinxma 46 81 87
wever 311
Willems 416
, Aarent Pieters z. 387 388
, Agge Piters z. 376
, Anne Pyters, schepen Bolsward 26
, Claes Pieter z. 369
, Claes Pieters 304
, Claes Pieters z. 286
, comen 146
, doctor 265
, Dirck Pyter z. 297
, Dode Pieters z. 182
, Douwe Pieters, pastoor Welsrijp, meester 310
, Gaathye Pieters z., secretaris
Hennaarderadeel 405
, Gerryt Pieter z. 405
, Gheert Pieter Ysbrants 119
, Gysbert Pieter z. 146
, Hendrick Pieters z., schepen Leeuwarden 229
283 308
, Heyne Pieters z. 244
, Jacob Pieter z. cuyper 450
- , Jan Pieters z. 404
- , Jan Pyt z. 29
- , Johannes comen Pieters, prebendaris
Franeker 145
- , Luytzen Pieters z. 453
- , Pieter Pieters z. 286 287
- , Ryns Pieter z. 272 273
- , Simen Pieter z. 146
- , Syburch Pieters dr 210
- , Wlbid Pieters 43
Pietersbierum (Petersberum, Pieterberum,
Pietersberum, Pietersbierim) 30 72 279
- kerk 125
- pastoor Wlbodus 30-33
- Jongema zate 280
- Lolkama gued 140
Pietir, zie Pieter
Pietrick, zie Peterke
Pietrus, zie Pieter
Pilgrim (Pelgrim, Pilgrum) 68
- , Claes Pilgrums 147
- , Jacop Pelgrims 155
Pingjum (Pennynghum) 31
- pastoor 31
Pisanus, Summa Pisani 303
Piter, Pither, Pitter, zie Pieter
Poepe Obbema 332
Poepke, zie Popcke
Polen (Puellen), Dronrijp 28 145
- , Zyoerd in da Polum 29
Polstraat, Bolsward 67
Polum, zie Poelen
Ponna, predia 12
Ponnama, Menno 11 12
Popck
- Popma 172
- Scolte dr Roorda 244
Popcke (Poepke, Popka, Popko), zie ook
Poptatus
- Bruningha 9
- Gotama 62
- Gratinga 442
- , Wthie Popka wyff 44
Popengwere, zie Poppingawier
Popka, zie Popcke
Popkema (Popkama)
- goed, Leeuwarden 109
- huis, Leeuwarden 199
- state, Weidum 323 333
- steed, Leeuwarden 132
- , Fedde Gerko z., pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 109-111 113-117 132 133 135
137 151 170 193 194 197-201
Popko, zie Popcke
Popma, Popk Popma 172
Poppe (Poppa), zie ook Poptatus
631
-
Mockema 448
van Doyum 405
, Bocka Poppa z., burgemr Sneek 53
, Galo Poppe z., schepen/burgemr Sneek 339
353 354
- , Sicka Poppa z. 195 196
- , Sybrant Poppe z., schepen Staveren 287
Poppingawier (Poppengauier, Poppenwier,
Poppingwier, Poppyngwyer) 4 182 342
- Sint Nicolaaskerk 182
- kapelaan Tierck 182
- pastoor Hetto 182
- prebendaris Cornelius 182
- Wythiama gued 118 119
Poppyngha, Wybo 432
Poppyngwyer, zie Poppingawier
Poptatus, zie ook Popcke, Poppe
- br v. Tzalenghus Fetza 3 4
Postme meden, Buitenpost 124
Poutsma (Poulsma) sate, Wierum 261 391
Pouwel (Pawl, Pouwels, Powl)
- pelser 68
- Reyner z., raadsman Sneek 339
- Tryne z. 333 334
- , Dierick Pouwels 226
- , Jacop Pouwels 226
- , Jan Pouwels z. 137
- , Johan Pawls z. 117
preceptor van Hou 47
predicatores, prekebroeren, zie dominicanen
premonstratenzerinnen, zie Bethlehem, Cusemar,
Buweklooster, Monnikebaijum, Veenklooster,
Weerd
premonstratenzers, zie Dokkum, Lidlum,
Mariëngaarde, ’t Zand
prepositus, zie proost
prester, Johan 66
priorijen, zie Anjum, Ter Apel, Bergum,
Bethlehem, Bethlehem bij Zwolle, Franeker,
Haskerconvent, Ludingakerke,
Monnikebaijum, Nazareth, Nijeklooster, Sion,
Smalle Ee, Sneek, Thabor, Vrouwenklooster,
Weerd, Windesheim
procuratores Leeuwarden franciscanenobservantenklooster 102
procureur fiscaal van Friesland 301
procureur generaal van Friesland 238
- , substituut Anthonius Colibrant 453
proestye binnen Bolsward, zie ’t Zand
proosdijen, zie Buweklooster, Kuzemer,
Veenklooster, ’t Zand
proost (prepositus, prost)
- Humsterland, Johannes Wycheranii 45
- toe Fors[....] 214
Pruyssen, S. van 282 388
Puellen, zie Polen
632
Puth, by de, Leeuwarden 359
Pyba, Pybe, zie Pibe
Pycke (Peke, Pieke) 330
- koerfmaker 115
- smyt 35
Pyer, zie Pier
Pyeter, Pyt, Pyter, Pytter, zie Pieter
Quakenburch, Herman 234
Quinque Districtus, zie Franeker Vijf Delen
Raad, Hoghen, zie Hof van Friesland
raadsheer, zie Hof van Friesland
Radys, G., notaris 423
raedhuys Staveren 287
Raerd, Raerdera gae, zie Rauwerd
raserus, Douwo raseri 200, zie ook barbier
Rauwerd (Raerd, Raerdera gae, Rauert, Rauwert,
Rawert) 341 71 192 203 206 250
- rechter Claes Frans z. van Kampen, meester
254
Rauwerd, Sint Laurentiuskerk 4 20 49 50 97 98
100 192 250 252 350
- Doed Camminga leen 110
- Heringaleen 51
- Sint Anna-altaar 252
- koster 250 252
- pastoor 110 250
- pastoor Jelle 71 82
- pastoor Menno, meester 203 253 254
- pastoor Sifridus 3 4
- pastoor Wybrant 443
- prebendaris Johannes 254
- priesters 50 110
- vicaris Nanna 254
- vicaris Syerd 82
Rauwerd, armen 250 252
Rauwerd
- , Eelthia te 100
- Abbinghawier 41
- Berns 51 97
- Blintz 250 369
- Buiere fenne 252 253
- Fer 50
- Flansem 41
- Gerlifsma goed 50 97
- Heringa auld gued 97
- Heringa stins, state 97 192
- Jongema huis en state 253 254
- Jongema reydmer 253
- Krake 50 97
- Krens 50
- Lotstre gued 50
- Scerweerstera gued, landen 51 97 253 254
- Take gued 51
Rauwerderhem 3 41 50 182 253
- huiszittende armen 253
Rauwert, zie Rauwerd
Rawerderhem, zie Rauwerd en Rauwerderhem
Rawert, zie Rauwerd
rechte of huiszittende armen, zie Berlikum,
Bolsward, Bozum, Franeker, Jorwerd, Hallum,
Harlingen, Kornjum, Leeuwarden, Marssum,
Nijland, Sexbierum, Sneek, Tzummarum,
Wommels
rechter
- Irnsum, Botto Hette z. 375
- Marrum en Westernijkerk, Feycke Ritsche z.
440
- Rauwerd, Claes Frans z. van Kampen, meester
254
- Weidum, J. Harderwijk 402
Redert (Redardus, Rederd, Reder, Redewert,
Reedwert), zie ook Rieuwert
- Redertsma, deken, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 65 77 79 92
Redertsma, Redert, deken, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden 65 77 79 92
Reema, zie Reme
Reen 129
Reenck, zie Rienck
Reesche Reescke z. 178
Reescke, Reesche Reescke z. 178
Reeuwardt, Refridius, Refridus, zie Rieuwert
Regneri, H., notaris 27 28
Regnerus, zie Reyner
regulierenkloosters (reguleersclaesteren) 44 65
Reide (Reyde) [Ommelanden],
dominicanessenklooster 56
Rein, zie Reyn
Reiner, Reinner, Reinnre, zie Reyner
Reinsck, Reinska, zie Reynsck
Reinthe, zie Reyn
Reintzen, zie Rints
Reitsum (Reisum, Reysum, Rheysum) 99 332
333
Rema, zie Reme
Rembolt (Remboldus)
- Wilhelmi van Hasselt, notaris 149 150
- , Frans Rembolts z., pastoor Sint
Catharinakerk Leeuwarden 445
Remck, e.v. Albert Wilcke z. 219 220
Remcko (Remka, Remmeka, Remmeke, Rencko)
2
- br v. meester Bocko Aytta 93
- Jelmera 18 19
- Simons z. 1
- Wobbama 105
Reme (Reema, Rema, Ryeema)
- Hermana 419-421
- , Hendrick Reme Hanseme neef 176
Remed (Remeda, Remeed, Remet, Remeth) 32
- moeder v. Goffe Douwe z. Aebinga 159
- nicht v. Tyemck Wibren Boulsme dr, zr
Bethlehem 90
- Goffe dr Aebinga 159-161
Remicx toe Buwalda 67
Remka, Remmeka, Remmeke, zie Remcko
Remka werrim Dantumawoude 8
Remmert 84
- Epes 24
Remmet (Remthia)
- prebendaris Franeker 145
- , Bennert Remthia z. 85
Remmie 45
Remtz, zie Rints
Ren, zie Reyn
Renck (Renka, Renke)
- bastaarddr v. Botta Holdinga 48
- Reinners wyff 215 216
- Sipkis 389
- , parva 32
Rencko, zie Remcko
Renerd, zie Reyner
Renger (Rynger) wever 331
Rengers, Johan 55
Renic, Renich, Renick, Renicks, Renicus,
Reninck, zie Rienck
Renka, Renke, zie Renck
Rennaerda, Zacka 41
Renner, Rennert, zie Reyner
Rennya, Wilka 102
Renoldus, Wibe Renoldi, pastoor Beets 402
Rensma, Tetta 32
Rensmagaest, Rensmageest, zie Rinsumageest
Rent, zie Reyn
Renth, zie Rinthie
Renthiama kolcke, Jouswier 104
Renthie, zie Rinthie
Renthzen, zie Rints
Renthzie, Rentie, zie Rinthie
Rents, zie Rints
Rentthye, zie Rinthie
Rentze, Rentzen, zie Rints
Renya, zie Rinia
Renyck, Renyk, zie Rienck
Reteling, Johan 132
Retinghe, Jan 102
Reuwert, Rewerd, Rewert, Rewrdt, zie Rieuwert
Reydingha, zie Rinia
Reygha 82
Reylef Claes z. 244
Reyn (Rein, Reinthe, Ren, Rens, Rent, Reynd,
Reyne, Ryn), zie ook Reyner
- Bottes 442
- Hoyte z. 432
- Jaens z. 288
- Jan z. 108
633
-
Ryn scheepmaker 209
Saeckle z. Hopper 286 287
, Hessel Reyn z. 414 416 433-435
, Jan Reyn z. 329 330 332
, Nanne Reins z., schepen/burgemr Bolsward
219 302 358 364 374 430 431 432
- , Peer Reinthe z. 129
- , Reyne Ryn scheepmaker 209
- , Taco Reyn z. 414 415
- , Wybe Reyn z. 190
Reynar, zie Reyner
Reynck, zie Rienck
Reynd, Reyne, zie Reyn
Reyner (Regnerus, Reiner, Reinner, Reinnre,
Renerd, Renner, Rennert, Reynar, Reynerd,
Reynerus, Reynner, Rimmert, Ryner, Rynnert)
312, zie ook Reyn
- pastoor Oldeboorn
- pastoor Tzum 149 150
- prebendaris Franeker 126
- prebendaris Harlingen 317 318
- priester Leeuwarden 16
- Ammonius, pastoor Ried 427 428
- Goyka z 162
- Hankis z., schepen Staveren 287
- Hein Roedes, schepen Bolsward 69
- Meinardi, pastoor Kollum 450
- Meynert z. 170
- Reyner z. 146
- ter Tsille 11
- Tzummis 342)
- Yds z. 316
- , Frouck Rennerts wed. 323
- , Hillegont Reyners dr 451 452
- , Katherina Reyners wyf 102 103
- , lutke 441
- , Pouwels Reyner z., raadsman Sneek 339
- , Renck Reinners wyff 215 216
- , Reyner Reyner z. 146
- , Rippert Reyner z. 451-453
- , Symen Reynners z. 196
Reynick, zie Rienck
Reynner, zie Reyner
Reynsck (Reinsck, Reinska, Reynsk, Reynska)
266 269
- Camstra 399-402
- Canters 325
- Pieters dr 286 287
- Simonis 200
- van Dokkum 270
- , Claes Timen zs wed. 265
Reynu (Reynuu) 147
- Wlbeds dr 63
Reysum, zie Reitsum
Reytgo, prebendaris en notaris Irnsum 175
Rheysum, zie Reitsum
634
Ribbe, Symon Ribben z. 3
Richemonte, zie Richmond
Richeus, Sibrandus, secretaris Franeker 341
Richmond (Richemonte) [Engeland, graafschap
Surrey], franciscanen-observantenklooster 186
Ricke toe Dorp 130 131
Ricla, brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr 430
ridder, zie Goslick Juwinga, Tyaerdt Burmania
Ried (Riedt) 226 428 441
- pastoor Reynerus Ammonius 427 428
riedhuys, alda, Franeker 147
Riedt, zie Ried
Rienck (Reenck, Renic, Renich, Renick,
Renicks, Renicus, Reninck, Renyck, Renyk,
Reynck, Reynick, Rienick, Rienk, Rinck,
Ryenick) 5 51 363 441 450 451
- e.v. Jelle Reyncs 37 38
- prebendaris Marssum 153 154 205
- Camminga 151
- Camstra 16 21 22
- Doitia z. Albada 41 81
- Egga z. 64
- Gerbranda 157
- Hattye z. 178
- Hermens wed. 376
- Lyoella 146
- Lyopkema 323
- metscher 244
- Renick z. 441
- Tiaerdt z. Burmania, licentiaat 346-348 393
- toe Kamygebur, zie Renyck Camminga
- toe Lollum 298
- Wattia z. Harinxma 46 87
- Wybe z. 155 157
- Wytie z. Camminga 258 386 405 406
- , Anscke Renick z. 315 316
- , cleyne 265
- , Douwa Riencks z. 155-158
- , Foppe Renick z. opper Schilige 73
- , Gerloff Renick z. 268
- , Leuwe Renix z. 442
- , Renick Renick z. 441
Rientjen, Rientzen, zie Rints
Riethamer, doctor Ambrosius 290
Rieuwert (Reeuwardt, Refridius, Refridus,
Reuwert, Rewerd, Rewert, Rewrdt, Rieurt,
Rieuwerdt, Riewerdt, Riewert, Rioerd,
Rioerdt, Riuerdt, Ruardus, Ruerdt, Ruert,
Ruwert, Ryoerd, Ryoerdt) 15, zie ook Redert
- Albert z. 241 242
- Alberts z. 421
- Andala, predikant Bolsward 69 70
- Froukis 112
- Gysberts z. 217
- Hesseli 200
- Obbe z. scroer 362 383
-
Persma 29
schroer 437
Wpcke z. 442
, Albert Ryoerdt z. 240-242
, Blesse Ryoerd z. 178
, Jan Reuwerts dr 234
, Jan Ruerts z. 431
, Jan Ryoerdts z. 137
, Jancke Rieuwerts z. 387 388
, Johan Rewerdts z. 117
, Loth Refridus dr te Bethlehem 200
, Pieter Rieuwerdts z. van Dokkum, advocaat
Hof van Friesland en notaris, meester 336 337
370 380 381 453
- , Tryn Ryoerds wyf 279
Rimika, Titardus carpentator dr 17
Rimmert, zie Reyner
Rinck, zie Rienck
Rinia (Renya, Reydingha, Ringe, Ringhe,
Ringie, Rydinga, Rydinghe, Ryedingha,
Ryenga, Rynga, Ryngae, Rynge, Rynghe,
Ryngie)
- goed en stins, Blessum 94
- , Cathryn 403
- , Doecke Haya z. 279 281
- , Taeke 308 370 371
Rins, zie Rints
Rinse, zie Rinthie
Rinsumageest (Gheest, Renismagast,
Rensmageest, Rinsmageest) 319 320 324 328
331 332 336
- Sint Alexanderkerk 98 319
- Onze Lieve Vrouwetafel 319
- kapelaan 320
- kapelanie 328 329
- pastoor 8 99
- pastoor Johannes 8
- pastoor Yle 320 323 328 329
- prebendaris 320 329
- vicaris 99 323
- gasthuis 329
Rinsumageest
- Borch 329
- Boschtenye 330
- Galghetenye 330
- Haltenye 330
- Hernetenye 330
- Hoege fenne 332
- Horne 329
- Juwsma state 329
- molen 331
- Sandbrecken 329
- Swarte wolde 324 330-332
- Tjaarda huis, state 319 320 322-325 328 330334
- Weel, sate bute 323 324 329
- Westenfelde 331
- Wynige horne 332
Rinthie (Renth, Renthie, Rentie, Rentthye,
Rentzie, Rinse, Rinthe, Rintie, Ryns, Rynth,
Rynthie, Rynthye, Rynthz, Ryntthye, Ryntye,
Ryntzie), zie ook Rints
- Aucka wyf 265
- Bras 132
- Derck z. 434
- Folckert z. 450
- Hans dr 159-162
- Pieter z. 272 273
- Rummert z. 193
- Syama 324
- to Kambuer 231
- , Ana Rentthyen man 213
- , moy 359
- , Peter Rinthie z. 239
- , Romke Rynthye z. 332
- , Saepke Rinthie dr 304-306 373
Rints (Reintzen, Remtz, Renthzen, Rents,
Rentze, Rientjen, Rientzen, Rins, Ryns, Rynts,
Ryntz) zie ook Rinthie
- e.v. Pieter schipper 122
- nicht v. doctor Douwa 238
- tante v. Reintzen Douwe dr, zr Groendijk 421
- z.v. Ansck Heemstra 100
- zr v. Schelte Andla Latsma 412 413
- zrs dr v. heer Foppe 397
- zrs dr v. heer Tzalling 123
- Douwe dr Douma 421-423
- Johan dr Roorda 443
- Minnema, e.v. Wytie Camminga 256-259 386
405-407
- moer 329
- Wbles 447
Rioerd, Rioerdt, zie Rieuwert
Rippert (Ripper, Ripperndus, Ryppert) 43 62
- Eelsma 395
- Reyner z. 451-453
- Theoderici de Amsterdammis), pastoor Stiens
en keizers orkene 37 40
- , Claes Ripperts z. 82
- , Yettie Jan Ripperts wed. 150 151
Rippertsma
- feen, Harlingen 43
- huus, Harlingen 43
Riptema
- , Frouck, zr v. Gabba, zr Sion 169
- , Gabba 169
- , Oede, zr v. Gabba, te Sion 169
- , Sypke, br v. Gabba, br Gerkesklooster 169
Riscka, zie Ritske
Riska Menno dr Jarla te Sion 103
Rispens, Sybren Sipke z. a, vicaris, prebendaris
Franeker 299 300 340 341 354 355 378
635
Ritske (Riscka, Ritscha, Ritsche, Ritscka,
Ritscko, Ritska, Ritsko, Ritzka, Rydtsche,
Ryske, Rytsche, Rytska, Rytske, Rytsko,
Rytzcke ) 199
- priester 125
- Ballincks z. 213
- Boelema 255 258-263 284 390-393 408 409
- Jaarsma, priester 303 304
- Jelmera 18
- Juckema 160-162
- Minne z. 161
- Syerd 264
- Wattema 255
- , Feycke Ritsche z., rechter Marrum en
Westernijkerk 440
Ritsum, Deinum 121
- , Heere tot 121
Ritzarda reden, Minnertsga 31
Ritzka, zie Ritske
Riuerdt, zie Rieuwert
Rixt (Rychst) 35 189
- zr v. heer Foppe 396 397
- Luts dr Ockema 409 410
- Menno dr Jarla 105
Robba uppa Dyck 48
Robyn, zwager v. heer Foppo te Aalsum klooster
115
Rode landen 108
Rode, Nicolaus, consul Hamburg 3
Rodehuysom, zie Roordahuizum
Roderssma, Jeld 130
Rodolphus, zie Roelof
Roede, Reiner Hein Roedes, schepen Bolsward
69
Roedmer molneer 250
Roedmersma gued, Dongjum 148
Roelant (Rolandt)
- pastoor IJsbrechtum 35
- Niste, excijsmr 405 410
- , Joris Roelants 26 27
Roeloff (Rodolphus, Roeliff, Roloff, Rudolf,
Rudolphus) 32 447 449
- pastoor Harlingen 18
- pastoor Leeuwarden Sint Mariakerk 207
- Scaap 40
- Syoelle z. 440
- van Bunau, jonker 341 378 379
- Zuer, prebendaris Heilige Geestgasthuis
Groningen 54 58
- , Johannes Rudolphi, notaris Franeker 246
- , Wessel Roeliffs z. 418
roeper, Kempo 105
Roerda, zie Roorda
Roerdahuysum, zie Roordahuizum
Roerde, zie Roorda
Roerdehusem, zie Roordahuizum
636
Roetger, zie Rutger
Roirda, zie Roorda
Rolandt, zie Roelant
Roloff, zie Roeloff
Romcke (Romcko, Romke, Romko, Rompcke,
Rumcke, Rumke) 199
- Aynge, provenier tertiarissenklooster
Leeuwarden 39 40
- Bullant 380
- Foeck z. 441
- Rumke z. 234
- Rynthye z. 332
- Sypt z. Oenema 198
- , Bernardus Romcke z., raadshr Bolsward 431
- , Dirck Romke z. 182
- , Focke Rompcke z. 443
- , Jw Romke z. coster 414
- , Rumcke Rumke z. 234
Rome, Heilige Stoel 260
Romkama, Liobbe Romkama 44
Romke, Romko, zie Romcke
Rommert (Rommart, Rommer, Rommerte,
Romte, Rumert, Rummeren, Rummert) 234
- olyslager, waynman 116 136
- , Douwe Rommerte z. 51
- , Epe Rommert z. 72
- , Feycke Rommerts 442
- , Johan Rommarts, notaris en secretaris
Leeuwarden, raadshr Hof van Friesland,
meester 96 289 290 387 388 407 444
- , Katherin Rumerts wed. 155
- , Matthys Rommarts, secretaris Leeuwarden
383 408 409 424
- , Ryntye Rummerts z. 193
Rommertsma, Wobbe 84
Romnya, zie Ronie
Rompcke, zie Romcke
Rompk, brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303
Rompt, Lyeuwe Rompt z. wed. 449
Rompta, Lyuwe Lyuwe z. schepen Leeuwarden
224 239 275-278
Romte, zie Rommerte
Roncka Gerardus dr, ’neptis’ v. meester Bocko
Aytta 93
Rondiel, Franeker 146
Ronie (Romnya, Ronighe, Ronya) goed,
Harlingen 131 132 133 269
Ronkama, Douwa 44
Ronya, zie Ronie
Roorda (Roerda, Roerde, Roirda, Rorda)
- goed 247 248
- , Baue 443
- , Christoffel 363 426-428 437 438 443
- , Feye 324
- , Frans Johan z., grietman Wymbritseradeel
335-337 353 354 443
- , Georg Sibren z. 403 406 437 438 441-445
- , Goffe Sibren z. 403 441
- , Harmck Georg dr 443
- , Hero 406 441-445
- , Impcke Sibren dr 442 444
- , Jel 443
- , Johan, meester 443
- , Johan, priester 336 337
- , Popck Scolte dr 244
- , Rints Johan dr 443
- , Schelte 296 443
- , Sibren 234 257-259 403 406 441-445
- , Syds 324
- , Taecke 241 395 397
- , Watze, meester 301 403
Roordahuizum (Rodehuysom, Roerdahuysum,
Roerdehusem, Roordahuysen, Roordahuysum,
Rordahusum) 22 41 93 248 416 443 446
- kerk 22 41
- Aytama goed 93
Ropke, pastoor Marrum 19
Ropta (Ropperde, Ropte)
- , Pibo 105
- , Sybren 91
Rorda, zie Roorda
Rosema, Johan 446
Rothna, zie Rottum
Rotstergaast (Gast, Gaest) 311 312
Rotsterhaule (Haula) 44
- pastoor Meyne Meynis, deken Schoterland 312
Rottum (Rothna) 311
- Sint Benedictuskerk 312
- pastoor Johannes Erler 312
- Heemslaet 311
Rouke
- e.v. Rixt 35
- , Jeyp Roukes 236
Ruardus, zie Rieuwert
Rudolf, Rudolphus, zie Roeloff
Ruechardus Warendorpp, klerk 58
Ruerdt, Ruert, zie Rieuwert
Ruigahuizen (Rugehuysen), Sint Johanneskerk
388 389
Rumcke, zie Romcke
Rumert, zie Rommert
Rumke, zie Romcke
Rummeren, Rummert, zie Rommert
ruter
- van Leuwa Hoyt z., westvelingh 105
- , Geert, ruter v. Menno Jarla 106
- , Simen 148
Rutger (Roetger)
- Mertyns 235 236
- , Aerntien Rutgers 234
- , Johannes Rutger z., priester Harlingen 43
Ruwert, zie Rieuwert
Ry 291
Rychst, zie Rixt, Rynck
Rycka, Wyerd 15
Rydinga, Rydinghe, zie Rinia
Rydtsche, zie Ritske
Rye Uuter 125
Ryedingha, zie Rinia
Ryeema, zie Rema
Ryenga, zie Rinia
Ryenick, zie Rienck
Rykwis, Abba 59
Ryn, zie Reyn
Rynck (Rychst), dienstmaagd v. heer Jarich
Haryngs z. 189
Ryner, zie Reyner
Rynga, Ryngae, Rynge, zie Rinia
Rynger, zie Reyner
Rynghe, zie Rinia
Rynghele, dienstmaagd v. Siburg 2
Rynnert, zie Reyner
Rynningha gued 61
Ryns, Rynth, Rynthie, Rynthye, Rynthz, zie
Rinthie
Rynts, zie Rints
Ryntthie, Ryntye zie Rinthie
Ryntz, zie Rints
Ryntzie, zie Rinthie
Ryoerd, Ryoerdt, zie Rieuwert
Ryp 84, zie ook Dronrijp
Rypp, Ferwerd 48
Rypper, br v. Gala Donterp 29
Ryppert, zie Rippert
Ryske, Rytsche, Rytska, Rytske, Rytsko, zie
Ritske
Rytzarde, Irnsum 446
Rytzcke, zie Ritske
Saake, Sack, Sacka, Sacke, zie Saecke
Sackele, Sackell, Sacle, zie Saeckle
Sacq, zie Saep
Sacrament, Sacramentshuis, zie Heilig
Sacrament
sadelmaker, Gheert 57
Saecke (Saake, Sack, Sacka, Sacke, Saeck,
Saeke, Sako, Zaake, Zacka, Zacke, Zaecka,
Zaeke), zie ook Saeckle
- priester Leeuwarden 99
- dr v. Katherina Mockema 183 184
- e.v. Eda Jongema 250 253
- e.v. Wattia Harinxma 47
- zr v. heer Fedde Popkema 198
- Boulsme 90
- Camminga 15 16 21 22 66
- Eelck dr Heringa 253
- Oege dr 25
- Rennaerda 41
637
- , grosse 83
- , Ulbe Saeckes 142
- , Wiba Zacka z. 41
Saeckle (Sackele, Sacle, Saekell, Sackell), zie
ook Saecke
- nicht v. doctor Douwa 238
- smidt 290
- , Tiard Saclis 146
- , Wybe Saeckles, ov. e.v. Wytz Aebinga 343
Saeckma
- , J., 281 282
- , T. 240 247 298 377 410
Saeke, zie Saecke
Saendferde, zie Sandfirden
Saepcke (Sacq, Saep, Saepk, Saepke)
- e.v. Doitia Albada 41
- zr Foswerd 84
- Burmania 440
- Rinthie dr 304-306 373
Saepe (Sape, Sappe)
- fysscher 323 329
- , Eeska Sappe z. 270
- , Janke Sappes 108 109
- , Johan Sapis 402
- , Matheus Saepe z. Mersma, rechter Wirdum
429 430
- , Tyman Sappens 184
Saepk, Saepke, zie Saepcke
Saerdera Ee 68
Saesscher, zie Sasker
Saexla zate, Sexbierum 279
Sako, zie Saecke
Saksen (Oberlant, Sassen, Saxen) 204
- , hertog Georg van 178 179
Sal, Der, zie Terzool
Salinc, Saling, zie Tzaling
Salvius (Selvius) Foppinga 258 259 385-388
Sampeyn, Symoen 222
Sanctus Cruor, zie Heilig Bloed
Sanctus Spiritus, zie Heilige Geestgasthuis
Groningen
Sand, zie Zand
Sandbrecken, Rinsumageest 329
Sander Doye z. 316
Sandfirden (Saendferde) 288
Sand, zie ook Zand
Sandt (Sant), ’t, an dye groet syde, Bolsward 287
Sanforda, Aalsum 49
Sant, zie Sandt
Santhuusen 312
Santwielen 449
Sape, Sappe, zie Saepe
Sappinghe sloet, Akmarijp 34
Sarius (Zarius), Jan Sarius, pastoor Tzum, vicaris
Franeker, meester 341 409
sartor, zie ook schroer
638
- , Nicolaas 32
- , Wiardus 9
Sas
- snaar v. Jets Tzummis wed. 342
- Peter z. 323
Sasker (Saesscher, Saskar, Saszker) 83
- schoonzr v. Hessel Bootsma, zr Smalle Ee 446
- Eelck z. Heringa 206
- to Tarp 49
- Wiggle z. Camstra/Heringa 50 51 112 153 154
- , Teeth Sasskers 263
Saskera stins, Westernijkerk 83
Sasse Wlbeds dr 63
Sassen, zie Saksen
Sassker, Saszker, zie Sasker
Scaap, Rodolphus Scaap 40
Scalsum, zie Schalsum
Scelte, Sceltetus, zie Schelte
scerryer, zie scheryer
Scerweerstera (Scerweirstera, Scerweirstra,
Schirwinstera, Schirwyrstera) gued, landen
Rauwerd 51 97 253 254
Schalsum (Scalsum) 244
- prebendaris Claes 149 150
- vicaris 244
- Molswirdt 226 227
schamele Thys 112
Scharnegoutum (Golthum) 46 47 226
- pastoor 47
scharyer, zie scheryer
Schedum 254
Scheen 34
Schelt, Schelta, zie Schelte
Schelta beynte, Minnertsga 31
Scheltama, zie Scheltema
Schelte (Scelte, Schelt, Schelta, Schelto, Scholte,
Scholtetus, Scolte)
- pastoor Dronrijp 29
- pastoor Oosterbierum 240-242 278 281
- pastoor Wijnaldum 72
- Andela 168
- Lamkama 15
- Latsma 279 412-414 432-434
- Liauckema 17 71-74
- Roorda 296 443
- Schelta z. Liauckema 72 73 125 126 140 234
- Sicke z. Liauckema 226 228 230 231 280 403
409 410 413 415 416
- Syds z. Tjaarda 320 325
- Wiba z. 156
- , Geroldt Schelte z. Liauckema 299
- , Goslick Schelte z. 318
- , Popck Scolte dr Roorda 244
- , Sicke Schelte z. 147
- , Syble Scholte z. dr 190
- , Syttia Scheltes 144
Schelte cruys 431
Scheltema (Scheltama)
- state (ook Ydsinga genoemd), Huizum 330
332 333
- , Auck 320 332
- , Sibet 104-106
Scheltinga, Hummo Mennardus z. 32
Scheltinge gued, Engelum 178
Schelto, zie Schelte
Scher, Harlingen 43
Scherhagen, H. 19 20 98 143 282 296 371
Schernebroer, Peters Symons z. 329
scheryer (scerryer, scharyer)
- , Aernt 214
- , Geert 203
- , Wte 272
Schettens 287
Schilbanck, Franeker 146
Schillaard, kerk 68
Schillige, zie Terschelling
Schingen (Scingen, Schinghen) 147 156
- Sint Mariakerk 28 72 156
- priester Harmen 15
schipper
- Ona 92
- Stoffel 255
- , Pieter 122
Schirwinstera, Schirwyrstra, zie Scerweerstera
schoenmaecker (schoemaecker, schoemaicker,
schoemaker, scholapper, schomacker,
schomaecker, schomaker, schuemacher,
schwmacher, scoemaker, scoenmaker,
scomaker)
- , Aerent 272
- , Albert 101
- , Andries 154
- , Andries Jan z. 383
- , Claus 83 85
- , Doythe Dircks z. 134
- , Frerick 367
- , Hendrick Heyne z. 270
- , Henrick 308
- , Hermen 132
- , Jacob 102
- , Jacob 403
- , Jan 329
- , Lubbart 265
- , Lubbert 85
- , Peter 329
Scholastica, dr v. Ede Martena huysfrow, zr
Smalle Ee 359
Scholte, Scholtetus, zie Schelte
schomacker, schomaecker, schomaker, zie
schoenmaecker
schoolmeester, zie ook Sicke Heris, meester
- Dronrijp 155
- Leeuwarden, Cornelys Johan z., meester 366
367
Schore, zie Hamburg, Schaar
Schoter Uuterdycken 312
Schoterland, deken Meyne Meynis, pastoor
Rotsterhaule 312
Schoyt, Aerd 221
Schreler, Arent 54
schroer (schroeder, schroor, scroder, scroer), zie
ook sartor
- , Alyd Sythia scroer wed. 147
- , Claes Jans z. 387 388
- , Dominicus 214
- , Dowe 84 85
- , Eecke 272
- , Ewolt 290
- , Hans 111
- , Hans dy scroder 15
- , Harmen Jan z. 361
- , Hermen 420
- , Jan Goert z. 361
- , Jancka 41
- , Johan Jans z. 306
- , Kapa dy scroder 15
- , Maerten 448
- , Rewert Obbe z. 361 383
- , Ruerdt 437
- , Wibet 448
schuemacher, zie schoenmaecker
Schultinge landt 55
Schultynck, Henric 184
schutmaker (scutmaker)
- , Claes 219
- , Elke 193
schwmacher, zie schoenmaecker
Schylp, Nes Westdongeradeel 429
Schyngen, zie Schingen
Schyrcxma, zie Syrcksma
Schyre huus, Stiens 160
Scingen, zie Schingen
scipper, zie schipper
scleetmaker, zie sloetmaker
scoemaker, scoenmaker, zie schoenmaecker
Scolte, zie Schelte
scomaker, zie schoenmaecker
Scotus, Johannes Scotus, priester Aalsum
klooster 175
Scraegdyck, Kornjum 178
Scribaens (Scrybaens)
- , Elisabeth Michiel dr 221
- , Lodewyck, meester 223 224
- , Michiel 221
scriver
- , Epo 147
- , Sycke 37
scriver v.d. Zeedycken, Guillielmus Johannis
639
346
scroder, scroer, zie schroer
Scrybaens, zie Scribaens
scutmaker, zie schutmaker
Sebastiaen (Bastian) Jan z. 424
seendstoel (sindstoel), Leeuwarder 102
Seerp (Serip)
- Hania, medicijnmeester, burgemr Leeuwarden,
doctor 370 371 387 407 453
- Hettis 234
- Lamkama 92
- Seerp z. Beyma 295
- , Seerp Seerp z. Beyma 295
Sein Hersas 204
Seldenryck, Jacob 265 380
Sellinga goet, Minnertsga 261 391
Selvius, zie Salvius
Selwerd (Selwerde), benedictinessenklooster
(abdij) onder Groningen 57
Sempka Zyncke z. 389
Sendel, zie Sondel
Sepke, zie Sipke
Serip, zie Seerp
Seuert, zie Syurd
Sexbierum (Sexberum, Sixbirum, Sixtiberum) 31
414-416 433 434
- Sint Sixtuskerk 31 71 72 125 139 279 412 413
434
- Heilig Sacrament 279
- Sint Catharina-altaar 279
- Sint Maria 71 279
- kapelaan Egbertus Vollenhove 434 435
- kerkvoogden 433
- koster 71 279
- kosterie 412
- pastoor 413
- pastoor Hitto 278 279 281
- pastoor Walterus 71 74
- pastoor Ysbrandt van Harderwijk (later
pastoor Spannum) 414 415 445
- prebendaris Claes 434
- prebendaris Frerick 278 279 281
- prebendaris Jelbet 415
- priester Ewirt 279
- vicarie 72 412 413
- vicaris Anno 278 279 281
- vicaris Barent 149 150
- vicaris Mammo 71 74
Sexbierum
- armen 433 434
- rechte armen 413
Sexbierum
- Latsma state 412-414
- Liauckema huis, state 72 278-281 433
- molen 280
- Saexla zate 279
640
Sextinus (Sixtinus)
- , Albertus 185 186
- , Johannes, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden, later te Londen, meester 137
185-187
Siama, zie Syama
Siarsma, Katerina, familiaris Bethlehem 7
Siba, zie Sybe
Sibalda goed, Arum 148 227
Sibbel (Sibbil, Sibla, Sybbell) 146 250, zie ook
Sybolt
- alde huuysfrou v. Eda Jongema 251
- Alles wed. 287
- Jaythies (Jatys) 116 135
- Simons wed. 309 310
- Sybets wed. 115-118 135-137 265 266
Sibbet, Sibbeth, zie Sybet
Sibbil, zie Sibbel
Sibbren, zie Sybrant
Sibe, zie Sybe
Sibers meda 9
Sibet, Sibit, zie Sybe
Sibla, zie Sibbel
Siblema (Sieblema), Foeke, pastoor Bolsward
295 302
Sibodus, zie Sybe
Sibolt, zie Sybolt
Sibrand, zie Sybrant
Sibrandaburen (Sybrandaburem) 81
- prebende 81 82
Sibrandt, Sibrandus, Sibrant, Sibren, zie Sybrant
Sibrich
- nicht v. Fed Hendricks wed. 134
- Jan Martens 146
Sibrin, zie Sybren
Sibt, zie Sybe
Siburg (Syborch, Syburch)
- , e.v. Conradus de Nendorpe en Heyno
Vlogheling 1 2
- Pieters dr 210
Siccama, T., secretaris Bolsward 26 27 69 70
Sicco, Sicka, zie Sicke
Sickama, zie Sickema
Sicke (Sicco, Sicka, Sicko, Sike, Sixtus, Sycke,
Syke, Syko, Syxt) 287
- pastoor Oosterbierum, meester 126 139 149
- priester Leeuwarden 99
- zrs z.v. Frouck Oeds 128
- Allart z. Oedsinga 63 64
- Camminga 15 21
- Dekema, raadshr Hof van Friesland, meester
401 410
- Dirck z. 272
- Douwe z. Sjaarda 51 60 74
- Dye z. 413 433 434
- Faersma 140
- Foppe z. 414 433 434
- Gratinga 161 162 220 245
- Heris, meester, schoolmr Bolsward 358 364
374
- in Hemga 4 5
- Juw z. Dekema 146 148 149 220 243-246 296
297
- Luttze z., bastaardz. v. Epo Liauckema 279
280
- Martena 16 22
- meester Jans z. 147
- meester Juw Hottinga z. 148
- merser 132
- Oghes 342
- Pieter z. Camminga 110 192 193 253 254 298
368
- Poppa z. 196
- Schelta z. Liauckema 72-74
- Schelte z., Liauckema, heerschap Sneek 126
140 203 225 226 230 234 280 281
- scriver 37
- Sicke z. Liauckema 226 228 230 280 281
- Ydszarda 3 4
- , Bathie Sicka dr, zr Vrouwenklooster 100
- , Fongher Sycke z. 190
- , Jarich Sicka z. 71
- , Lieuwe Syxts 130
Sickema (Sickama), zie ook Lysck Doekema
- goed, state Herbaijum 95 96 156
- , Aeffe 447
- , Buwo Aeffe z. 447
Sickinga (Sickinghe, Sickyngha, Syckingha,
Syckinghe, Syckumma)
- goed, Goënga 86 87 119 120 184 350 351
- goed, Hijlaard 95
- , Olfert 350
- , Peter 95
Sickinghe (Sickingha), zie ook Sickinga
- , Jeye 438-440
Sicko, zie Sicke
Sickyngha, zie Sickinga
Sidachus, zie Syds
Siden (Syden)
- , Conradus van der 3
- , Ghertrudis Conradus dr van der 3
- , Metten Conradus dr van der 3
Sidsingawier, Sidsingweer, Sydsinghawier, zie
Groendijk
Sidts, zie Syds
Sieblema, zie Siblema
Siegerswoude (Sigerswald, Sigerswolde,
Sigerswolt, Sigherswold, Sygersualde,
Sygerswald, Sygerswolde, Sygerswollde),
tertiarissenklooster onder Garijp 93 116 135
153 255 267 317 402 408
- pater 267
- zr Alyt Syolke dr 408
- zr Anna Wattema 255 256 408
- zr Anne Gerloffs dr 408
Siengweir 51
Sierk, zie Syrck
Sierndt, Siert, zie Syerd
Sietthie, zie Sythie
Sieurdt, Sifridus, zie Syurd
Siger (Sieger, Sigher, Zyger)
- maag v. Jorrit Andringa 61 62
- , Wolter Sigers toe Groningen 270 275
Sigerswald, Sigerswolde, Sigerswolt, zie
Siegerswoude
Sigher, zie Siger
Sigherswold, zie Siegerswoude
Sike, zie Sicko
Simen, Simon, zie Symon
sindstoel, zie seendstoel
Sinne, Dowe Sinne z. 417
Sint Alexanderkerk, zie Rinsumageest
Sint Ambrosius 176
Sint Andreas, zie Dronrijp, Harlingen, Marssum
Sint Andreaskerk, zie Wijnaldum
Sint Anna 117 136 201, zie ook Aalsum klooster,
Bergum, Marssum, Stiens, Warga
Sint Anna en Mariaprebende, zie Marssum
Sint Anna-altaar, zie Leeuwarden Sint Vituskerk,
Rauwerd, Thabor, Westergeest
Sint Annaklooster, zie Leeuwarden
tertiarissenklooster
Sint Annaleen, zie Kollum
Sint Annamis, zie Wijnaldum
Sint Anthoniegasthuis, zie Bolsward,
Leeuwarden, Sneek
Sint Anthonius, zie Ferwerd, Minnertsga
Sint Antoniusgilde, zie Dronrijp
Sint Augustinus 176
Sint Barbara, zie Ballum, Dronrijp, Marssum,
Minnertsga, Wijnaldum
Sint Barbara-altaar, zie Sneek
Sint Barbarakapel, zie Ballum
Sint Bartholomeus, zie Minnertsga
Sint Benedictuskerk, zie Dantumawoude,
Rottum
Sint Benedictusorde 56
Sint Bernardus, zie Sion
Sint Blasius, zie Dronrijp
Sint Blasiuskerk, zie Haccombe
Sint Catharina, zie Dronrijp, Jubbega, Marssum,
Minnertsga, Wijnaldum
Sint Catharina-altaar, zie Sexbierum, Sneek,
Tzummarum
Sint Catharinakerk, zie Hamburg, Leeuwarden
Sint Catharinaleen, zie Nijland
Sint Ceciliakerk, zie Lekkum
Sint Christophorus 176
641
Sint Christoforusaltaar, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Sint Christoforuskerk, zie Broek, Engelum
Sint Christoforusleen, zie Leeuwarden Sint
Vituskerk
Sint Christophorus en Wirokerk, zie Heeg
Sint Dorothea, zie Minnertsga
Sint Fabianus en Sebastianuskerk, zie Warga
Sint Franciscus, zie ook Engwird
Sint Gangolfus (Gungel) 45
Sint Gertrudis 17, zie ook Harlingen
Sint Gertrudisgasthuis, zie Groningen
Sint Gertrudiskerk, zie Akmarijp, Workum
Sint Gertrudisleen, zie Abbega
Sint Goedelekerk, zie Brussel
Sint Gregorius 176
Sint Gregoriuskerk, zie Londen
Sint Hieronimus 176
Sint Hubertus, zie Minnertsga
Sint Jacobsaltaar, zie Bolsward
Sint Jacobsgasthuis, zie Leeuwarden
Sint Jacobskerk, zie Hamburg
Sint Jacobsstraat, Leeuwarden 309
Sint Johanneskerk, zie Deinum, Hamburg
franciscanenklooster, Huizum, Nijehaske,
Oudega Noordwolde, Ruigahuizen
Sint Johannes en Nicolaasleen, zie Bolsward
Sint Johanneswoude, kerkvoogden 329
Sint Joris, zie Leeuwarden Sint Vituskerk
Sint Joriskerk, zie Oosterbierum
Sint Lambertuskerk, zie Arum
Sint Laurentiuskerk, zie Rauwerd
Sint Lebuïnuskerk, zie Molkwerum
Sint Maartenskerk, zie Beetgum, Bergum,
Bolsward, Dokkum, Groningen, Hallum, IJlst,
Minnertsga, Oosterend, Oudega
Wymbritseradeel, Sneek, Tzummarum,
Westergeest, Wirdum
Sint Magnuskerk, zie Hollum
Sint Margaretha, zie Marssum
Sint Maria 117 118 120 130 136 145 163 171
174 176 192 201 207 214 221 223 225 240
241 267 268 279 309 319 342 388
Sint Maria, zie Aalsum klooster, Blija, Dronrijp,
Gauw, Harlingen, Hollum, Huizum,
Leeuwarden Sint Vituskerk, Marssum,
Minnertsga, Nijehaske, Sexbierum, Staveren,
Tzummarum, Wijnaldum
Sint Maria-altaar, zie Bloemkamp, Broek,
Franeker, Groendijk, Leeuwarden
dominicanenklooster, Leeuwarden
franciscanen-observantenklooster, Marssum,
Sneek
Sint Mariagilde Sneek 119
Sint Mariakapel, zie Bolsward
Sint Mariakerk 28, zie Blessum, Boer, Dongjum,
642
Eglescliffe, Groningen, Hamburg Schaar,
Leeuwarden, Schingen, Winsum
Sint Marialeen, zie Nijland
Sint Mariaprebende, zie Minnertsga
Sint Maria en Annaprebende, zie Marssum
Sint Maria Magdalena, zie Hamburg
Sint Matheuskerk, zie Westermeer
Sint Michaëlskerk, zie Berlikum, Harlingen
Sint Nicolaas en Johannesleen, zie Bolsward
Sint Nicolaas, zie Gauw, Marssum, Minnertsga
Sint Nicolaasaltaar, zie Bloemkamp, Sneek
Sint Nicolaaskerk, zie Blija, Firdgum, Hamburg,
Loënga, Midlum, Nijland, Oosterwierum,
Poppingawier, Snikzwaag
Sint Pancratiuskerk, zie Wolsum
Sint Pauluskathedraal, zie Londen
Sint Pauluskerk, zie Oudkerk
Sint Petrus en Paulus, zie Marssum, Minnertsga
Sint Petrus en Paulusaltaar, zie Sneek
Sint Petrusaltaar, zie Leuven
Sint Petruskerk, zie Hamburg, Leuven
Sint Pontianuskerk, zie Marssum
Sint Salviuskerk, zie Dronrijp
Sint Sebastianus en Fabianuskerk, zie Warga
Sint Sixtuskerk, zie Sexbierum
Sint Thomas, zie Dronrijp, Marssum,
Minnertsga, Tzummarum
Sint Thomasaltaar, zie Franeker
Sint Vituskerk, zie Doezum, Leeuwarden, Stiens,
Wetsens
Sint Walburgkerk, zie Groningen
Sint Willibrorduskerk, zie Goënga, Holwerd
Sint Wiro en Christophoruskerk, zie Heeg
Sinte Mariaegaarde, zie Mariëngaarde
Sio (Syo) Clatirsma 7
Sioeka, zie Syoucke
Sioelck (Sioelcke, Syoelck, Syoelcke, Syolke),
zr v. Anna Wattema en Ritske Boelema 255
261 262 391 408
Sioerdt, zie Syurd
Sion (Syon, Syonn, Syowin, Syowinn),
cisterciënzerinnenklooster Sint Bernardus
(priorij) onder Niawier 8 13 65 85 99 103 104
110 169 176 303 430
- Sint Bernardus 169
- zr Ebel, brs dr v. Tjepcke Tjepcke dr 430
- zr Frouck, zr v. Gabba Riptema 169
- zr Gautie 99
- zr Heelka, nicht v. Menno Jarla 104
- zr Margarete, zr v. heer Ritske Jaarsma 303
304
- zr Oede, zr v. Gabba Riptema 169
- zr Riska Menno dr Jarla 103
- zr, Jepka dr te Foudens, te Sion 99
- zrs, drs v. Doda Jarla te 99
- zrs, nichten v. Doede Camminga 110
- zrs, Taka zrs v. Alsin 13
- zrs, zrs v. Gabbe en Menno Jarla 99 104
Siouck, Sioucke, zie Syoucke
Sipke (Cyprianus, Sepke, Sipck, Sipcka, Sipcke,
Sipka, Sipken, Sipko, Sypka, Sypcke, Sypke,
Zipke, Zypke) 332
- koster Marssum 123 153 154
- priester Wijnaldum 139
- Abbema 339 353 354
- Aecka z. 173
- Camminga 406
- Douwe z. 215
- Epe z. 248
- Jans z. (Cyprianus Johannis), meester 69
- Lauwe dr 417 418
- Pyers z., vicaris Sondel 388-390 417 418
- Syeurdts z. 411
- Sytzie z. 365
- Thomas z. 167
- Tjaarda 100 101
- Tyercx, raadsman Bolsward 26
- to Dokkum 116
- Wibrandi, prebendaris Tiets Beentiama leen
Leeuwarden 116 132 135
- Wpcis 160
- , Abbe Sypkes z. 144 163 167 191 215
- , Douwa Zypkes z. 197
- , Menne Sipke z. 206
- , Moy Sipkis 288 289 417 418
- , Renke Sipkis 389
- , Sybren Sipke z. a Rispens, vicaris,
prebendaris Franeker 299 300 340 341 354
355 378
- , Thiaerd Sepke z. 178
- , Tiesck, zr v. heer Sipke 116
Sipsen, Beken 3
Sirck, Siricus, zie Syrck
Sirt, zie Syerd
Site (Sicke, Sita, Sithe, Sitze, Syt, Syte, Sytg,
Sytge, Syth, Sythe, Sythie, Sytia, Zyca, Zyce)
324 330, zie ook Sythie
- e.v. Meint Aeltgema 124
- e.v. Peter Camminga 16 20 21 22
- Attahusen 62
- Camminga aldmoeder 20
- Doita dr Albada 41
- Wattia dr Harinxma te Nijeklooster 46 87 88
119
Sits, zie Syds
Sitze, zie Site
Siucke, zie Syouck
Siuerd, Siuert, Siurd, Siurdt, zie Syurd
Siwck, zie Sywck
Siwerd, Siwert, Siwrd, zie Syurd
Sixbirum, Sixtiberum, zie Sexbierum
Sixtinus, zie Sextinus
Sixtus, zie Sicke
Sjaarda (Syaerda, Tzyaerda, Tzyarda, Ziaerda,
Ziaerde, Ziarde, Zyaarda, Zyaerda, Zyaerde,
Zyarda) 233
- , But 145
- , Douwa 29 51 60 73 74
- , Douwe Sicke z. 235
- , Eedwer 64 119 120 145-150 154
- , Luts 120 146-149
- , Sicke Douwe z. 51 60 74
- , Swob 146-149
- , Tyaerd 63 146
Sjaardema (Syaerdema, Zyaerdema, Zyardema)
- fenne, Franeker 299
- goed, Franeker 148 149
- huis, Franeker 299
- vrijleen, Franeker 441
Slachta 33 35 61
Slaet, zie Sloten
sloetmaker (scleetmaker, slootmaker,
slotemaecker)
- , Evert 214
- , Gerrydt 448
- , Wolter 214
Sloten (Slaet) 46 47 72
- kerk 47
- augustijnen (dae broeren) 72
Sluter, Dirck Gerrid z. 283
Smalle Ee (Smaelenee, Smaelnee, Smalenee,
Smalenne, Smalgeree, Smalgereed,
Smallingheed, Smallnee, Smalnee,
Smellingeraklaester, Smellinghera coweynt,
Smellingheree), benedictinessenklooster
(abdij, later priorij) 65 94 102 112 113 116
135 151 199 263 267 270 359 446 447
- zr Katrina Douwema 447
- zr Sasker, schoonzr v. Hessel Bootsma 446
- zr Scholastica, dr v. Ede Martena huysfrow
359
- zr, nicht v. Yettie Jan Ripperts wed. 151
Smallingerland (Smallingerlant) 346
Smallingheed, Smallnee, Smalnee,
Smellingeraklaester, Smellinghera coweynt, zie
Smalle Ee
smid (smet, smidt, smit, smyd, smyt)
- , Albert 329
- , Andrews 193
- , Apken 35
- , Baernd 64
- , Dowa 71
- , Hanthia 111
- , Jacop smit Ytzuns 311
- , Jella 103
- , Pieke 35
- , Piet 148
- , Sackele 290
643
Smit, Wilhelmus, prior dominicanenklooster
Leeuwarden 207 208
Smitsma, Dirck 73
Smynga fen 253
Smyth (Smythe), Andreas, notaris, meester
doctor 186 187
Sneek (Sneck, Sneeck, Snidts, Snits, Snitse,
Snitze, Snitzie, Snyts, Snytse, Snytze, Zneeck)
24 26 41 46 61 89 102 127 134 152 173 196
225 226 230 231 233 253 314 349 352-354
421 422
- burgemr Albert Laus z. 53
- burgemr Bocka Poppa z. 53
- heerschap Sicko Liauckema 203
- schepen Claes Nanne z. 339
- schepen Galo Poppe z. 339
- secretaris Aggo Broersma, meester 314 315
339
- secretaris Kempo Jelle z. 203
Sneek, Sint Maartenskerk 30 46 118-120 125
169 201 225 226 342 350
- Heilig Kruis 195
- Heilig Kruisaltaar 118 120 342
- Heilig Sacramentshuis 47
- Juw Harinxma prebende 89
- Sint Barbara-altaar 89
- Sint Catharina-altaar 89
- Sint Maria 47
- Sint Maria-altaar 41 342 343
- Sint Mariagilde 119
- Sint Nicolaasaltaar 89
- Sint Petrus en Paulusaltaar 120
- kapelaan Pieter 203
- kapelaans, twee 118
- pastoor 30 46 118
- pastoor Arent 40 41 53
- pastoor Johannes Hennenberch van Emmerik
89
- prebendaris Agge Peers 89
- prebendaris Albertus, meester 203
- prebendaris Johannes Beets 89
- prebendaris Pieter Nicolay, tevens notaris 353
354
- priester Agga 46
- priester Aggo 431
- priester Coenradus Bloem 47
- priester Cornelius Johannis 47
- priester Gauke 47
- priester Johannes, br v. de pastoor 46 47
- priester Petrus Eponis 31
- priesters 118 126 226
Sneek, kruisherenklooster Bethanië (lutkebroers)
(priorij), 41 47 61 70 84 102 108 112 119 120
126 127 141 168 169 172 202 225 226 235
342 350 380
- br Symon 120
644
- kerk 47
- prior 47
- prior Teodardus 168 169 203
- supprior 234
Sneek, Hospitaal, johannieter commanderij, zie
Hospitaal
Sneek, tertiarissenklooster, zie Groendijk
Sneek, charitatieve instellingen
- armehuysken 47
- armen 152
- armenvoogden 253 342
- gemene armen 119
- rechte of huiszittende armen 119 203 225 226
227 230 351 353
- Sint Anthoniegasthuis 33 87 119 152
Sneek
- , Eeff toe 234
- , Jettie toe 234
Sneek
- Harinxma huys 226 230
- Merketstraete 203
- Noerdhorn 201
- Noorderpoort 314
- Oesterdick 351
Sneker
- Janka 132
- Vijfga (da Fyff ghaen) 47
Snidts, zie Sneek
Snikzwaag (Snyxswaech) 35
- Sint Nicolaaskerk 35
- Hoeghe wech 35
Snits, Snitze, Snitzie, zie Sneek
snyder
- , Johan 309
- , Syurd 178
- , Thierck Jetie snyder z. 178
Snyts, Snytse, Snytze, zie Sneek
Snyxswaech, zie Snikzwaag
Soepsum 17
Sol, Solis, zie Terzool
Sondel (Sendel, Zendeel) 288 289 388 417
- pastoor Haryng Jetthyes 288 289 417
- vicaris Sipka Pyers z. 388-390 417 418
Sondel, Aeste fenne 288
Sonne, Onze Lieve Vrouwe in die, Westergeest
213
Spaers 82
Spanje (Spangen) 418
- koning van 178 180
Spannum
- kerk 443
- pastoor Ysbrandt van Harderwijk, eerder te
Sexbierum 414 415 445
- Doenterp 442 444
Spitael, zie Hospitaal
Spoelmansstraet (Spylmanna streta) Leeuwarden
65
stadhouder Bolsward, zie Goslick Juwinga
Staefren, zie Staveren
Staepel, Peter 267
Stans, Frans Sybe z. Stans Phrisius, notaris 305
306 372
Staveren (Staefren, Stauria) 25 28 287 411
- schepen Reyner Hankis z. 287
- schepen Sybrant Poppe z. 287
- secretaris Lubbert Gerloffs z. 437 438
Staveren, kerk
- Heilig Bloed 28
- Sint Maria 23 28
- pastoor Paulus, br klooster Staveren/Hemelum
287
Staveren, mannenklooster (abdij) Sint Odulfus
56 102
Staveren/Hemelum, verenigde benedictijner
mannenkloosters (abdij) 127 156
- br Johannes Gelrie, pastoor Workum 190
- br Paulus, pastoor Staveren 287
Staveren, tertiarissenklooster 115 127 145 176
- zr Ansch, zrs dr v. Hessel Martena 177
- zr Encke Heere dr Hottinga 145 177
Staveren
- huys Oldenborch 287
- raedhuys 287
Sted, Mathias in der 32
steenbicker, Alla 95
Steenharst 449
- , Gerloff te 449
Steenkerk (Stenatziaerka), zusterklooster Duitse
Orde, na circa 1510 cisterciënzer orde, Sint
Elisabeth, onder Luinjeberd 108
steenmetseler, zie metselaer
Steens, zie Stiens
Steffen Willebrand 3
Stena porta, Harlingen 43
Stenatziaerka, zie Steenkerk
Stennertsma, Tierck 84
Stens, zie Stiens
Stenstera (Stenstra)
- , Atke Gerbrandt dr 384
- , Eetthie 384
- , Fed Gerbrandt dr 384
- , Frauw Gerbrandt dr 383 384 385
- , Gerbrandt 384
- , Gerbrandt Gemma z. 384
- , Jouck Gerbrandt dr 384
Stephen, meester, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 423
sterka Dowa 147
Stiens (Steens, Stens) 158 159 227 323 408 416
- Sint Vituskerk 159 161
- Sint Anna 159 408
- pastoor Rippert, keizers orkene (notaris) 37
- prebendaris Wauthie 161
- priesters 159
- sacrista Dirck 159-162
Stiens
- Ny wirck 159 160 394
- Schyre huus 160
- Swaerd 323
Stittenser (Styensteiseg) goed, Oosterend 141
Stoffel, zie ook Christoffel
- , schipper 255
student, zie meester Albert Gysberts z.
Styensteiseg, zie Stittenser
Styn Douwes 270
Stzialingis, zie Tzaling
Suaghe (Tswager) feen 213
Suameer (Suwemeer), tichelwerk 348
suarte Macke 322
Suawoude (Zuwold)
- Duymsloet 365
- Ee 365
substituut v.d. procureur-generaal, Anthonius
Colibrant 453
Suetkeer, Leeuwarden 122
Suffridus, Suiwart, Suiwert, zie Syurd
Summa Pisani 303
Summighe lant Akmarijp 35
Sunt(e), zie Sint
Sunte Mariaegarden, Sunte Mariegarde,
zie Mariëngaarde
Suob, zie Swob
Surhuizum (Suerhuesum, Suerhusen,
Suyrhuysum, Zuyrhuysom) 447
- , Arnt van 36 37 277
- , Herman van 36
Suura fiolda, Harlingen 42
Suurtremdeel, Suurtremdel, zie Zuidertrimdeel
Suwemeer, zie Suameer
Suyrhuysum, zie Surhuizum
Swaech, Andla uppa 49
Swaerd, Stiens 323
Swanebosch Leeuwarden 368
Swarte wolde, Rinsumageest 324 330 331 332
Swawerth, Wijns 99
Swede 196
Swettha, Deinum 13
Swetye, Kempe Swetye z. 331
Sweyns, zie Zweins
Swob (Suob, Swoba, Swobba, Swobbe, Zwob)
234
- Aylva 15
- Sjaarda, e.v. Jarich Epa Hottinga 59 60 119
146-149 244
Swol, Swolle, zie Zwolle
Syaerd 68
Syaerda, zie Sjaarda
Syaerdema, zie Sjaardema
645
Syama
- sate, Ferwerd 324
- , Rynthie 324
Syba, Sybba, zie Sybe
Sybbel, zie Sibbel
Sybe (Siba, Sibbet, Sibbeth, Sibe, Sibet, Sibit,
Sibodus, Sibt, Syba, Sybba, Sybet, Sybit,
Sybodus, Sybt, Sypt)
- priester Boxum, 151
- pastoor Minnertsga 30 32 33
- priester Jellum 297
- speelkind v. Menno Jarla 104 105
- zwager v. Attha Fecka wed. 167
- Agga z. 137
- Beentiama, pastoor Sint Vituskerk
Leeuwarden 66 79 90
- Broers 108
- Bryoutick z. 427 428
- Bwa z. 195
- Dirck z. 427 428
- Douwe z. 448
- Frans z. 404
- Jacop z. 157 158
- Lelcke z. 142
- Lyuwe z. 241
- Oenema 85
- Scheltema 104-106
- Sybe z. 244
- Wybe z. 269
- , Frans Sybe z. Stans Phrisius, notaris 111 305
306 372
- , Jelle Siba z. 156
- , Menke Sybet z. 107
- , Peer Sybes 236
- , Romcko Sypt z. Oenema 198
- , Sibbel Sybets wed. 115-118 135-137 265 266
- , Sybe Sybe z. 244
- , Yds Sybe z. bute Weel 323 324 329 330
Sybille, zie Sybolt
Sybit, zie Sybe
Syble, zie Sibbel, Sybolt
Sybodus, zie Sybe
Sybolt (Sibolt, Sybille, Syble, Syboldus), zie ook
Sybe, Sibbel
- prebendaris Leeuwarden 122
- z.v. Gattzie Abbe z. 337
- Scholte zs dr 190
- Uolters 236
- , Focke Sybolts z. 337
- , Lolcke Sibolts z. 414 415
- , Merten Sybolt z. 191
- , Tyaerdt Sybolts z. 337
Syborch, zie Siburg
Sybrand, zie, Sybrant
Sybrandaburem, zie Sibrandaburen
Sybrant (Sibrand, Sibrandt, Sibrandus, Sibrant,
646
Sibren, Sibrin, Sybrand, Sybrandus, Sybren,
Sybrin, Sybryn) 147 148
- kapelaan Rinsumageest 328
- pastoor Marssum 153 154
- priester Arum 31
- priester Minnertsga
- vader v. Sibbel Sybets wed. 116
- z.v. Fed Hendricks wed. 134
- z.v. Fokel Gerlefs wed. 216 217
- z.v. Sibbel Sybets wed. 116 117 136 137
- Douo z. Tatinga, meester 381
- Douwe z. te Anjum klooster 141
- Idzes 304
- Jacop z. 43 44
- Minnema 218
- Poppe z., schepen Staveren 287
- Richeus, secretaris Franeker 341
- Roorda 234 257-259 403 406 441-445
- Sipke z. a Rispens, vicaris/prebendaris
Franeker 299 300 340 341 354 355 379
- Tyerckis z. 82
- Waling z., burgemr Harlingen 318
- Wlbid Pieters z. 43
- , Andries Sybren z. 404
- , Hessel Sybren z. 279
- , Jacop Sibrens z. 82
- , Johan Sybren z. 116 131 135
- , Kensche, e.v. Sybren Ropperde 91
- , Lolcke Sybren z. 389
- , meester, oom v. Auck Peters dr 136 270 275
Sybt, zie Sybe
Syburch, zie Siburg
Sycke, zie Sicke
Syckingha, Syckinghe, zie Sickinghe
Syckumma, zie Sickinga
Syd, zie Syds
Syden, zie Siden
Syds (Sidachus, Sidts, Sits, Sydsz, Syd, Sydt,
Sydts, Sydzs, Syts, Sytz, Sytzs), zie ook Site,
Sythie
- halfzr v. Hessel Tyercks z. 382
- neef v. Lieuwe Peters z. 372
- z.v. Ansck Heemstra 100
- Albert dr 241 242
- Allema 448
- Botnia 382 416 417 446 447
- Gabba z. 104
- Hessel dr Martena 178 179 360
- Gekengha 4 5
- Gerrits 283
- Jongema 356 357 362 363
- Kuukens 329
- Roorda 324
- Syds z. Tjaarda 320 325
- Tjaarda, meester 180 319-337 439
- toe Britsum 268
- van Grombach 360
- , Broer Syds z. 429
- , Eeke Syts z. 408
- , Syds dr Tjaarda 320 324 329
Sydsinghawier, zie Groendijk
Sydsma, Ydeka 14
Sydsz, zie Syds
Sydt, Sydts, Sydzs, zie Syds
Sye, Dirck Syes 168
Syerck, zie Syrck
Syercktien, Syercktzen Donia 394 395
Syerd (Sierndt, Siert, Sirt, Syerdt, Syrd, Syrdt,
Syrt)
- e.v. Ritske Boelema 390-392 408
- vicaris Rauwerd 82
- Buuis 402
- Gaytya 23
- timmermaen 102
- , Haye Sirts z. 423
- , Ritske 264
- , Vyncent Sierndts z. 442
Syerdessma, Baldingus 11
Syerdt, zie Syerd
Syetya, zie Sythie
Syeuert, Syeurdt, Syeuwerdt, Syewerdt, zie
Syurd
Sygersualde, Sygerswald, Sygerswolde,
Sygerswollde, zie Siegerswoude
Syke, Syko, zie Sicke
syl, Dresere 321
Syl, Deinum 206
Syl, Harke toe 287
Sylroed 95
Symen, zie Symon
Symer 109
Symon (Simen, Simon, Symen, Symoen,
Zymon) 154
- br kruisherenklooster Sneek 120
- deken Leeuwarden Sint Vituskerk 22
- pastoor Huizum 37
- priester Franeker 107
- priester Peins 146
- zwager v. Gerrit van Belkum 76
- Alberts z. van Harlingen, priester 209
- Claes z. 400
- Dirck z. 268 270
- Gerryt z. 134
- Gherbren z. 46
- Hendrick z. te Harlingen 234 235 316
- Hoyte z. 411 412
- Jans z. 245
- kuster 83
- Mathys z. 174
- Mathys z. 389
- Pieter z. 146
- Reynners z. 196
-
Ribben z. 3
ruter 148
Sampeyn 222
Sioerdts z. 142
, Dirck Symon z. van Haarlem, prior
dominicanenklooster Leeuwarden 91
- , Engelsche 267
- , Folkerus Symonis Haghedoern, notaris 47 48
- , Gerrit Symons z., raadshr Bolsward 431
- , Godfridus Simonis, vicaris Bolsward 67
- , Greet Symons 285
- , Haring Symen z., schepen Leeuwarden 229
- , Isbrand Simon z. 146
- , Jan Simons z. 272 274
- , Jiucka Symnen z. 254
- , jonge 442
- , Meynert Symon z. 404
- , Peter Symon z., meester 269 271 272 274
- , Peter Symon z. 424
- , Peter Symons z. Schernebroer 329
- , Remmeken Simons z. 1
- , Reynsck Simonis 200
- , Sibbel Simons wed 309 310
- , Tiedt Simon Hendricks wed. 316-318
- , Tyaerd Symons, vicaris Franeker 246
Synnama, Syrck 239
Synne Tyarcks z. 287
Syo, zie Sio
Syoeck, zie Syouck
Syoelck, zie Sioelck
Syoelle (Zoele), Roeloff Syoelle z. 440
Syoerdt, zie Syurd
Syolema goedt, Menaldum 28
Syolingh, Wytza Syolinghen z. 13
Syon, Syonn, zie Sion
Syordema (Syorda) gued, Mantgum 50 153
- landt 448
Syouck (Sioeka, Siouck, Siucke, Siwck, Syoeck,
Syoucke, Syoucktie, Syowck, Syuck, Syuick,
Sywck) 330 372 442
- dienstmaagd v. Frouck Oeds 128
- zr v. meester Bocko Aytta 93
- Douwe dr Douma, e.v. jonge Syerck Donia
350 352 353 422
- Haya dr Camminga 97 98 110 111 256-258
- Kempo dr. Martena 289 290 360 380 381 414416
- Lollama 218
- meester Tiepckes wed. 443
- Mollema 449
- Oege dr 25
- Wybe wyff 215
- Wytie dr Camminga 231 232 234 258
- , Juw Sioeka z. 441
Syowin, Syowinn, zie Sion
Sypcke, zie Sipke
647
Sypertsma, Ymka 32
Sypka, Sypke, zie Sipke
Sypsma, Jella 32
Sypt, zie Sybe
Syrck (Ciriacus, Ciricus, Cyerck, Cyriacus,
Cyrick, Sierk, Sirck, Siricus, Syerck, Syrick,
Syricus)
- pastoor Dronrijp 63 64
- pastoor Goënga 196
- Broerkis 147
- Broertties 146
- Gherold z. 37
- Hessel z. Bootsma 446
- Jelle z. Harinxma 338
- Synnama 239
- , Baucke Syricks z. 431
- , Bauke Sierkes 92
- , Gerrit Syrcks 338
- , Jelle Syricks z. Harinxma 338 339 376
- , Petrus Syrici, vicaris Sint Vituskerk
Leeuwarden, meester 219 255 256 263 268
271-274 295
- , Syouck jonge Syerck Donia huysvr. 350 352
353
- , Willem Cyricks z. Buwalda, notaris en
secretaris Bolsward 173 174 291 295 300 302
314 315 364 374 422 425 426 431 432
Syrcksma (Schyrcxma), Tiepke Allerd z.,
burgemr Leeuwarden, meester 224 277 361
Syrd, Syrdt, zie Syerd
Syrick, Syricus, zie Syrck
Syrsma (Syrsme, Syrsseme), Funger, schepen
Bolsward, meester 302 314 315 358 364
Syrt, zie Syerd
Sysma, Frans 321
Syt, Syte, Sytg, Sytge, Syth, Suthe, zie Site
Sythia, zie Sythie
Sythiama, zie Sythiema
Sythie (Syetya, Sythia, Sytia, Sytse, Sytthia,
Sytthie, Sytthye, Syttia, Syttie, Syttya, Syttye,
Syttze, Sytye, Sytze, Sytzie) 147, 267, zie ook
Site, Syds, Zettie 179
- dr v. Lysck Doekema 95
- zr v. Lysck Doekema 95
- zr v. Tette Heeren huusvr. 213
- Alberts z. 144
- Aylva 332 335-337
- Bauka z. 65
- Harinxma 338 339 351 354 375-377
- Hessels z. 338
- Peer z. 51
- pelser 146
- Scheltes 144
- scroer 147
- Syttie z. 229
- van Grombach 360
648
-
Wyba z. 64
Wytie dr Camminga 258
, Aemcke Sytzie z. 365
, Andries Sytye z. 329
, Douwe Sytses, priester 141
, Fecka Syetya z. 188
, Hobbe Sytze z., pastoor Bolsward 431 432
, Intie Sythia wyff 44
, meester, bastaardz. v. Hessel Martena,
pastoor Franeker 179
- , Sipke Sytzie z. 365
- , Syttie Syttie z. 229
Sythiema (Sythiama, Sytyema, Syttyema,
Sytyema), zie ook Sytzama
- sate Hallum 330 331 333
- , Haring 333 335-337 344 399 438 439 440
- , Moed 320 322 323 325 326 328 330 332-335
439
- , One 323
Sytia, Sytie, zie Sythie
Syts, zie Syds
Sytse, zie Sythie
Sytsen terp 141
Sytthia, Sytthie, Syttia, Syttie, Syttya, Syttye, zie
Sythie
Syttyema, zie Sythiema
Syttze, Sytye, zie Sythie
Sytyema, zie Sythiema
Sytz, zie Syds
Sytzama (Sytzema), zie ook Sythiema
- , Pier 421-423
Sytze, zie Sythie
Sytzema, zie Sytzama
Sytzie, zie Sythie
Sytzs, zie Sydts, Syts
Syuck, zie Syouck
Syuerdt, Syuert, zie Syurd
Syuick, zie Syouck
Syurd (Seuert, Sieurdt, Sifridus, Sioerdt, Siuerd,
Siuert, Siurd, Siurdt, Siwerd, Siwert, Siwrd,
Suffridus, Sufridus, Suiwart, Suiwert, Syuerdt,
Syeuert, Syeurdt, Syeuwerdt, Syewerdt,
Syoerdt, Syurdt, Sywert, Sywrd, Sywrdt,
Zyoerd, Zyurd) 50 93 179
- br franciscanen-observantenklooster
Leeuwarden 117
- br v. Gercke Oggema 84
- br v. heer Ritske Jaarsma 303
- br v. Hessel Tyercks z. 382
- lector dominicanenklooster Leeuwarden 22
- pastoor Rauwerd 3 4
- z.v. Frouck Oeds 128
- Andlef z. Aebinga 12 13
- Baucka z. 27
- in Aeldeburgh 10
- in da Polum 29
- Jans z. 249
- Jarich z. 157 158
- Johannis z. 342 343
- kystemaker 329
- Meynsme, pastoor Firdgum 240-242
- snyder 178
- Taede z. Hopper 286 287
- tapper 386
- te Nyehuus 105
- Tyard z. 62
- Tzaling z. 414 433 434
- Wopke z. Watnyanus 359 360 374
- , Alydt Hans Seuerts wed. 309
- , Baucke Sieurdts, vicaris Berlikum 427 428
- , Dirck Syurd z. 47
- , Haye Syurd z. 193
- , Hein Siuerd z. 134
- , Hendrick Syeuwerdt z. 450
- , Hidde Syurd z. 219
- , Holle Syurd z., schepen Bolsward 432
- , Katherina Siurd z. wyf 147
- , lytke Siwrd Wopke man 329
- , Mens Syurds 235
- , Sipke Syeurdts z. 411
- , Symon Sioerdts z. 142
- , Timen Zyurd z. 178
- , yonghe 33
Syurde zate, Bozum 422
Syurt, Syuwerdt, zie Syurd
Sywck, zie Syouck
Sywert, zie Syurd
Sywich (Zywych) Camminga, 15
Sywrd, Sywrdt, zie Syurd
Syxt, zie Sicke
Tabar, zie Thabor
Tabbe, Inthie Tabbe z. 425 426
Tabbor, Taber, Tabor, zie Thabor
Tackle, Taco, zie Taecke
Tad, Tade, zie Taede
Tadema, Kempo 448 449
Tadeus, Tado, zie Taede
Taecke (Tackle, Taco, Taecko, Taka, Take,
Takele, Tako, Tecke) 125 329
- bastaardz.v. Goffe Douwe z. Aebinga 159
- br v. Saepke Rinthie dr 372
- Aebinga, abt Mariëngaarde 14
- Baucke z. 369
- Camminga 105
- Camstra 31
- Dowe z. 157
- faber lignarius 198
- Glins, grietman Menaldumadeel 158
- Glins 345 346
- gued, Rauwerd 51
- Herema 279 281 298 299 403-405
- Hermana 30-32
- Hoeyte z. 432
- Hotye z. 395
- Jacop z. Hibbema 240 242
- Mockema 48
- Reyn z. 414 415
- Rinia 308 370 371
- Roorda 241 395 397
- Sicke z. Camminga 299 368-370 404
- tapper 329
- Tyaerdt z. 358 364
- Unamme 13
- uppa Myed 29
- zrs v. Alsin, zrs Sion 13
- , Brecht Takis dr 134
- , Foppe Take z. 161
- , Gabba Taecke z. 247
- , Johan Take z. 396
- , Jucke Taken z. 213
- , Juweco Tako z. Ewingha 9
- , Lolcko Taecke z. 372
- , Meynta Tako z. 99
- , Otta Taekes 289 417
- , Youka Taeke z. 389
Taede (Tada, Tade, Tadeus, Tado, Taed,
Thadeus, Teda) 134
- abt Klaarkamp 8
- dr v. Gerland Hermana 31
- prebendaris Harlingen 317
- priesterbr Hospitaal 41
- Gerba z. 82
- Saeckle z. Hopper 286 287
- , Eppo Teda z. 31 32
- , Lyuwck Taede Hopper wed. 286-288
- , Tytardus Teda z. 31 32
Taeke, Taekele, zie Taecke
Taeten, Pyba Taeten z. 64
Taetke, Taetka, Taettie, Taettye, zie Tathie
Taka, Take, Takele, Tako, zie Taecke
Tamme toe Dorp, z.v. Ricke 130
Tammynga lant 55
Tanyaburen, Leeuwarden 269
tapper
- , Arent 329
- , Gerbren 111
- , Syoerdt 386
- , Take 329
Tarp, Kollum 49
- , Saesscher to 49
Tathie (Taetke, Taetka, Taettie, Taettye, Taytie)
4 31
- e.v. Janke Sappes 108 109
- Agges 231 234
Tatinga (Thatinga), meester Sibrandt Douo z.
381
Taytie, zie Tathie
649
Tecchum (Teghum) 21 248, zie ook Teggma
land
Tecke, zie Taecke
Teda, zie Taede
Teedt, zie Teeth
Teercke feen, Oostermeer 348
Teerns (Teernze, Tirens) 27 333, zie ook Tirns
- , Jan van, prior dominicanenklooster
Leeuwarden 109 111 123
Teernze, zie Teerns
Teet, zie Teeth
Teeta (Teta) Jellama, provenier Haskerconvent
44 45
Teeth (Teedt, Teet, Teetke, Teete, Tethe) 116,
zie ook Teth
- dr v. Lysck Doekema 95
- dr v. Sibbel Sybets wed. 116 136
- dr v. Wybe Saeckles, zr Bethlehem 344 398
- e.v. Jelle Syricks z. Harinxma 338 339
- zr v. Hans Eennes 195
- zr v. Luts Ockema 409
- Franciscus dr Minnema, zr Bethlehem 199 200
- Sasskers 263
- Wiba lya, nicht v. Aeda Keympa z. Jongema
82
- Wytie dr Camminga 258
- Wlbid Pieters dr 43
Teetlum, Doecke van 121
Teggma land, Huizum 128, zie ook Tecchum
Teich, Tiepke bey dem 83
tenoryt (tenorista), Frans Jan z. 366 393
Teodardus, zie Tyaerd 169 203
Teodricus, zie Dirck
Terkaple (ter Capple) 420
Ternaard (Tonnaerdt, Tonnaeurt, Tonnauwert)
18 104
- pastoor Ogha 101
- Jelkama state 390 392
Terns, zie Tirns
Terp, zie Kollum, Dorp, zie ook Tarp
Terschelling (Schillige)
- , Foppe Renick z. opper Schillige 73
tertiarissenkloosters, zie Aalsum, Bolsward
Heilige Geest, Engwird, Groendijk
(Sidsingawier), Groningen Olde Convent,
Groningen Ten Hoorn, Leeuwarden (Fiswerd,
Galilea, Sint Annaklooster), Nazareth bij
Idsega, Oegeklooster, Siegerswoude, Staveren,
Steenkerk, Tzummarum, Workum
(Mariënacker)
Terzool (Ter Sal, Sol, Zoil) 4
- , Lubert van 205
- , Hans van 205
- Wygherma guedt 342
Tet, zie Teth
Teta, zie Teeta
650
Tetardus, zie Tyaerd
Tetema, Douwa, doctor 234 237-239
Teth (Eet, Tet, Tetta, Tette, Tetthe, Tetz) 294,
zie ook Teeth
- brs dr v. heer Ritske Jaarsma 303
- dr v. Gattzie Abbe z. 337
- e.v. Upko in Hitsum 31
- Goffe dr Aebinga 160
- Goslick dr Juwinga 357 363 364 426-428
- Heeren huusvr. 212 213
- Rensma 32
- Wlck dr Wyghersma 43
Teye 268
- , Joachum Teye z. 402
Tgeert, zie Tyaerd
Thabor (Abert convent, Aebbaerdt, Tabar,
Tabbor, Taber, Tabor), windesheimer
mannenklooster (priorij) onder Tirns, 13 19 28
30 33 34 41 50 61 64 67 108 112 119 126 127
141 144 156 164 172 195 202 211 218 225228 230 234 249-253 267 320 323 325 350
351 353 362
- graete tierke 172
- kapel 173
- Sint Anna-altaar 172
- brs, brs v. Henrick Nannes en Kathryn Epes
164
- priesterbr Dowa Herkis 195
- prior (pater) 34 35 164 165 227 228 234 353
- prior Johan 173
- prior Theodricus Campis 89
- prior, eerder supprior Worp 173 211 251 253
- procurator 34 35
- supprior, later prior Worp 173 211 251 253
Thadeus, zie Taede
Thatinga, zie Tatinga
Theerden, zie Tziarda
Theodardus, zie Tyaerd
Theodericus, zie Dirck
Thete, zie Teeth
Thette, zie Teth
Theuws 446
Thiaerd, Thiard, zie Tyaerd
Thiede, Thiedt, zie Tyetie
Thiemck, Thiemk, zie Tyemck
Thierck, zie Tyerck
Thiericsma, Lyska 32
Thierxma (Tyarxma, Tyerxma), Wiba 33-36
Thieth, Thietke, zie Tyetie
Thietmarem, zie Tzummarum
Thiets, Thieyt, zie Tyetie
Thieyt, zie Tyetie
Thomas (Tomas, Tomis) 94 299
- prebendaris Franeker 246
- priester 105
- Abbe z. 442
-
Ackerman, priester Amsterdam 211
Ansma 226
Bouwen z. 414 433 434
Gerryts z. 219
Gotson, notaris, meester 187
Kraen, br dominicanenklooster Leeuwarden 16
22
- kuyper 453
- Myrcks z. 196
- , Boye Thomas z. 144 163 167 191 197 215
- , Claes 147
- , Jelte Thomas faber z., prebendaris Sint
Vituskerk Leeuwarden 308 348 349 366 393
- , Sipke Thomas z. 167
- , Yeck Thomas wyff 190 191
Thonis (Thonys), zie ook Anthonis
- Galama 377
- , Kathryn meester Thonys 119
Those 61
Thrin, Thryncke, zie Tryn
Thyaerd, Thyaert, zie Tyaerd
Thyeyka Heynnemma 32
Thys (Tys) 148, zie ook Mathys
- Dowe z. 193
- Evert z. 264
- op Nyland, Leeuwarden 116 136
- Thys z. 217
- , Foppe Tys z. 123
- , meester 284
- , schamele 112
- , Thys Thys z. 217
Tiabbo, zie Tyebbe
Tiaerd, Taerdt, Tiaert, zie Tyaerd
Tialcke, Tialke, zie Tyalcke
Tiard, zie Tyaerd
tichelwerck, Dokkum 330 331
tichelwerk, Suameer 348
Tiebbe, Tiebbo, Tiebbodus, zie Tyebbe
Tied, zie Tyetie
Tiedmarum, zie Tzummarum
Tiedt, zie Tyetie
Tiemarum, zie Tzummarum
Tiemck, zie Tyemck
Tiemmarum, zie Tzummarum
Tiepka, Tiepke, Tiepko, zie Tyepcke
Tierck, zie Tyerck
Tiesck, zie Tyesck
Tiesse, zie Tyesse
Tiet, Tietia, Tietie, zie Tyetie
Tietjerk (Tietzercka), pastoor 269
Tietjerksteradeel (Tietzerckeradeel,
Tyetyercksteradeel, Tyetzercksteradeell,
Tzietzarcksteradiell) 304 330 346 371
Tietke, Tiets, Tietze, zie Tyetie
Tietzercka, zie Tietjerk
Tietzerckeradeel, zie Tietjerksteradeel
Tille (Tsille)
- , Minne ter 72
- , Reynerus ter 11
Timan, Timen, zie Tymen
timmerman (timmerman, tymmerman), zie ook
faber lignarius
- , Ariaen 265
- , Douwo 368
- , Jan Jan z. 361
- , Syrd 102
- , Tiard 62
Tirens, zie Teerns
Tirns (Teerns, Terns, Tyrlenzee) 173 226, zie
ook Teerns
- pastoor Albert, meester 173
- pastoor Peter 35
Titardus, zie Tyaerd
Titus Livius 403
Tjaarda (Tirdema, Tjaerda, Tyaerda, Tyaerde,
Tyarda, Tyarde, Tziarda, Tzyaerda)
- familie 331
- kapelaan 328
- huis, Rinsumageest 319 320 322-326 328 330334
- , Anna Syds dr 320 324 325 329 330
- , Jouka 98-100
- , Kinsck, dr v. Jouka 99 105
- , Kynsch Syds dr 320-322 324 325 333 335
- , Mary Syds dr 320 322 323 326 329 333
- , Schelte Syds z. 320 325
- , Sippe 100 101
- , Syds, meester 180 319-337 439
- , Syds Syds z. 320 325
- , Syts Syds dr 320 324 329
- , Womck Syds dr 320 323 324 326 327 329
- , Worp 98 100
- , Worp Syds z. 320 325 327 337
Tjaerd, zie Tyaerd
Tjaerda, zie Tjaarda
Tjaerdt, Tjaert, zie Tyaerd
Tjalke, zie Tyalcke
Tjalla, zie Tyalle
Tjard, zie Tyaerd
Tjebbo, zie Tyebbe
Tjepck, Tjepcke, zie Tyepke
Tjerck, zie Tyerck
Tjerkgaast (Tzarckgheest), pastoor Claes 217
218
Tjerkwerd (Tzerckwert, Tzerkwert, Zerkwerd)
67 218
- priesters 67
- Baebuieren 287
- Ottinge guet 287
- Ymswold 287
Tjessens, Gercke 379
Tjessinga (Tzessinge) 84
651
Tjessinga (Tyessinge) goed, Hijlaard 94
Tockum, zie Dokkum
Tode, zie Dode
Toerns, Engelum 178
Tomas, Tomis, zie Thomas
Tonnaerdt, Tonnaeurt, Tonnauwert, zie Ternaard
Tootten Andries z. 178
Topsma worp 304
Toytgum, zie Berlikum
Traen, (Tranen) 52 108
Traiectum, zie Utrecht
Tranen, zie Traen
Treme 33
Tremunt, zie Trimunt
Tresinge slaedt 68
Trilinguis, Colegium, Leuven 326
Trimsuyrderdeell, zie Zuidertrimdeel
Trimunt (Tremunt) 348
Trin, Trincke, zie Tryn
Triris 57
Tritzem, Tzum 94
Truyd (Truyde)
- onwettige zr v. Feddricus Hummama 29
- Dirck dr 138
Tryn (Cathryn, Thrin, Thryncke, Trin, Trincke,
Trynke) 209, zie ook Kathryn
- dr v. Gattzie Abbe z. 337
- dr v. Haebel Taecke Glins wyff 345
- dr v. Id Juw dr Dekema 245
- e.v. Albert Ryoerdt z. 241
- e.v. Tyaerdt Jongema 357
- huisvrouw v. heer Here Hottinga 340 355
- zr v. heer Goffa, zr tertiarissenklooster
Tzummarum 141 142
- zr v. Tiedt Simon Hendricks wed., zr
Bethlehem 317
- Alberts, weeshuismoeder 423 424
- Arents dr 424-426
- Beelis 285
- Frericx dr 45
- Jacobs dr 283
- Peters dr 174
- Pybe Hette z. dr 413 433
- Ryoerds wyf 279
- Schelte dr Liauckema 126 140
- Wfke dr Foppinga 386
- Wytie dr Camminga 258 406
- , Anna Tryne dr 433
- , Gerbren Tryne kleinz. 241
- , Pouwels Tryne z. 333 334
Trynwolden 372
Tsille, zie Tille
Tswager, zie Suaghe
Tsyzingawier, zie Groendijk
Tunen, zie Tuynen
Tunstall, meester Cuthbert, magister rotulorum
652
en vice-kanselier van Engeland 186 187
Tuunen, Franeker 147
Tuynen (Tunen), Leeuwarden 270 283 360
Twijzel (Uptwisel) 448
Tyaemaerum, zie Tzummarum
Tyaemck, zie Tyemck
Tyaerck, zie Tyerck
Tyaerd (Teodardus, Tetardus, Tgeert, Thiaerd,
Thiard, Thyaerd, Thyaert, Theodardus, Thiard,
Tiaerd, Tiaerdt, Tiaert, Tiard, Titardus, Tjaerd,
Tjaerdt, Tjard, Tyaert, Tyard, Tyardt, Tyerdt,
Tyert, Tyrd, Tytardus, Tziaert, Tziard,
Tzyaerdt) 134 291
- br v. Doed, e.v. Hantia Heringa 97
- brs z.v. Thiemk Holdinga 48
- maag v. Jorrit Andringa 61 62
- pastoor Aalsum 49
- prior kruisherenklooster Franeker 120
- prior kruisherenklooster Sneek 168 169 203
- vicaris Dokkum, meester 169
- vicaris Westergeest 213
- Andringa 61
- Burmania, heer 199 346-349
- carpentator 16-18
- Douwes z., 144 162 163 167 191 197 215 226
- Eelckes 277 278 284
- Eelke z. 239
- Galema 121
- Goslick z. Jongema 357 363
- Hartman z. Harinxma 172
- Herema 298-300
- Holdinga 368
- Janthiema 122
- Jetse z. 240 242
- Juwinga 60 68
- Narla 104-106
- Ottama 139
- Saclis 146
- Sepke z. 178
- Sicke z. Faersma 140
- Sjaarda 63 146
- Sybolts z. 337
- Symons, vicaris Franeker 246
- Teda z. 31 32
- Tialcke z. 123
- Tiard z. 283
- Tyaerdt z. 229 265
- tymmerman 62
- Uppendyck, olderman Dokkum 169
- wasdrayer 367
- Wyba z. 127
- Zytgima 19
- , Aucke Tyaerdes 409
- , Bae Tyaerds z. 287
- , Bronger Tyaerdt z. 448
- , Dodo Tytardus z. 31
- , Dowa Tiaerd z. 148
- , frater 2
- , Foppa Tyaerdt z., meester 264
- , Gerryt Tyaerd z., priester 134
- , Kathryna Tytardus dr 31
- , Metske Tyaerts 130
- , Petrus Tiaerd z. van Workum 415
- , Siwert Tyard z. 62
- , Taekele Tyaerdt z. 358 364
- , Tiard Tiard z. 283
- , Tyaerdt Tyaerdt z. 229 265
Tyaerda, zie Tjaarda
Tyaerde, zie ook Tjaarda
- waer 215
- , Jeldera Tyaerde lant 433
Tyaersmae gued, Kornjum 178
Tyaert, zie Tyaerd
Tyalck, zrs dr v. heer Fedde Popkema 198 199
Tyalcke (Tialcke, Tialka, Tjalke, Tyalke)
- br v. heer Tzalling 123
- , Bauck Tialcke dr 123
- , Peter (Pieter) Tyalcke (Tialka, Tjalke) z. 127
134 166
- , Tiaerd Tialcke z. 123
Tyalla (Tjalla)
- dr v. Titardus carpentator 16-18
- Doynghe 81
Tyamck, Tyamke, zie Tyemck
Tyarc, Tyarck, zie Tyerck
Tyard, zie Tyaerd
Tyarde, zie Tjaarda
Tyardt, zie Tyaerd
Tyebbe (Tiabbo, Tiebbe, Tiebbo, Tiebbodus,
Tjebbo)
- franciscaan 11
- Edes z., pastoor Ferwerd 440
- Martena, meester 380
- Wibama 93
- , Bernke Tyebbis 311
- , Tzyaling Tyebbe z. 193
Tyebke, zie Tyepke
Tyedt, zie Tyetie
Tyemarum, zie Tzummarum
Tyemck (Thiemck, Thiemk, Thyemck, Tiamke,
Tiemck, Tyaemck, Tyamck, Tyamke,
Tyemke, Tzyemck, Tyempk)
- e.v. Adzert Aebinga 207
- e.v. Haring Woldens 39
- tante v. Grathie Camminga 66
- Adzert dr Aebinga 398
- Camminga 15 16 21 22
- Holdinga 48 49
- Wibren dr Boulsme 90-92
- Wytie dr Camminga 258 406
Tyemmarum, zie Tzummarum
Tyempk, zie Tyemck
Tyepck Tjepcke dr 428-430
Tyepke (Tiepcke, Tiepka, Tiepko, Tjepck,
Tjepcke, Tyebke, Tyepck, Tyepka, Tziepke)
- e.v. Thiemk Holdinga 48
- Allerd z. Syrcksma, burgemr Leeuwarden,
meester 224 277 361
- bey dem Teich 83
- Fokelen z. 52
- Hessel z., substituut-grietman Kollumerland
450
- to Hwe 169
- , Douwa Tiepka z. 104 106
- , Siucke meester Tiepckes wed. 443
- , Tyepck Tjepcke dr 428-430
Tyerck (Thierck, Tierck, Tjerck, Tyaerck, Tyarc,
Tyarck, Tyerk)
- kapelaan Poppingawier 182
- kleinz. v. Wipcke Tyercksma 107
- Douwa z. 66
- Epe z. 404
- Jan z., schepen Leeuwarden 424
- Jan z. Backer, prebendaris Bolsward 358 364
425 443
- Jetie snyder z. 178
- Lauwe z. 417
- Lickle z. 389
- Stennertsma 84
- Walta 138
- zcu Westa 84
- Zettie z. 388 389
- , Broer Tyarckes z. 38
- , Hessel Tyercks z. 382 383
- , Sibrand Tyerckis z. 82
- , Sippa Tyercks, raadsman Bolsward 26
- , Synne Tyarcks z. 287
- , Waele Tyerck z. 264
- , Willem Tiercks z. 245
Tyercksma
- , Eedwer Wipcke dr 107
- , Janke Wipcke dr 107
- , Wipcke 107 108
Tyerdt, zie Tyaerd
Tyerk, zie Tyerck
Tyert, zie Tyaerdt
Tyesck (Tiesck)
- zr v. heer Sipke 116
- zr v. Sibbel Sybets wed., zr Foswerd 116
Tyesse, zie Tyettie
Tyessinge, zie Tjessinga
Tyetie (Thied, Thiede, Thiedt, Thietke, Thiets,
Thieyt, Tied, Tieth, Tietke, Thieyt, Tiet,
Tietia, Tietie, Tietke, Tiets, Tietze, Tyedt,
Tyet, Tyethye, Tyetke, Tyets, Tyeyt, Tyeytia,
Tziets) 132 133
- bastaarddr v. meester Goeslick Goedsfrundt z.
202
653
-
dr v. Fokel Gerlefs wed. 33-36
e.v. Sasker Heringa 153 205 206
nicht v. Frauw Stenstra, te Bethlehem 384
ov. e.v. heer Tiaerdt Burmania 348
schoonzr v. Syds Tjaarda, zr Foswerd 320
zr v. Taettye 231
Beentiama 132 133
Beentiama prebende Leeuwarden 132
Doytze dr 373 374
Herema 404
Hessel dr Abbema 307 308
Johan dr Auckema, Simon Hendricks wed.
267-270 316 318
- Obbe dr, zr Monnikebaijum 436
- Sickes van Nyenhuys, e.v. Schelta Liauckema
72-74 139 140
- Wantze wed. 156
- Wigghers 148
- Wolter Sigers dr 277
Tyetse, zie Tyesse
Tyettie (Tiesse, Tyetse, Tyetthe, Tyetze) 183 265
374
- to Wijnaldum 280
- weduwe 269
- , Jelle Tyesse z. 265
Tyetyercksteradeel, zie Tietjerksteradeel
Tyetze, zie Tyettie
Tyetzercksteradeell, zie Tietjerksteradeel
Tyeyt, Tyeytia, zie Tyetie
Tyman, zie Tymen
Tymarum, zie Tzummarum
Tyme torp, Witmarsum 286
Tymen (Timan, Timen, Tyman)
- broeder, pastoor Ee 20
- Ferick z., schepen Leeuwarden 114 137
- Sappens 184
- Zyurd z. 178
- , Barber Tymens dr 411 412
- , Egbert Timans z. 210
- , Dirck Timens 146
- , Gherryt Tymen z. 137
- , Reynsk, Claes Timen zs wed. 265
tymmerman, zie timmerman
Tyrd, zie Tyaerd
Tyrlenzee, zie Tirns
Tys, zie Thys
Tytardus, zie Tyaerd
Tzaling (Salinc, Salinck, Saling, Stzialing,
Tzaelinck, Tzaelingh, Tzalenghus, Tzalinck,
Tzalingh, Tzalling, Tzallingh, Tzalyncht,
Tzalyng, Tzialengus, Tzialingh, Tzialingus,
Tzyaling, Tzyalingh, Zalink) 73
- e.v. Wyck, dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429
- halfbr v. Gattzie Abbe z. 337
- oomzegger v. Jeppe Jeppema 83 84
- prebendaris Marssum 121-123 124
654
- priester 234
- Andlef z. Aebinga, abt Mariëngaarde 12 13
- Aucke z. 264
- Docke z. 353
- Fetza 3 4
- Tyebbe z. 193
- Ublema 84
- , Dode Tzialengi 4
- , Frow heer Tzalings Botnia 439
- , Idts Tzalyngs z. 144 163 167 191 197
- , Oenna Tzialingh z. 248
- , Syurdt Tzaling z. 414 433 434
- , Walla Stzialingis 5
Tzalinghe gued, Dronrijp 148
Tzalling, Tzallingh, zie Tzaling
Tzaluert, Franeker 147-149 244
- , (jonge) Jan Tzaluert toe Lollum 149 245 297
- , Pieter 148
- , sate toe 299
Tzalyncht, Tzalyng, zie Tzaling
Tzemarum, zie Tzummarum
Tzerckes slaet 44
Tzerckwert, zie Tjerkwerd
Tzerckwey, Blija 13
Tzerkwert, zie Tjerkwerd
Tzessinge, zie Tjessinga
Tzeyntgem, Jorwird 292
Tziaert, zie Tyaerd
Tzialengus, Tzialingh, Tzialingus, zie Tzaling
Tziard, zie Tyaerd
Tziarda (Theerden), zie ook Tjaarda
- goet, Hallum 261 391
- goet, Lekkum 369
Tziepke, zie Tyepke
Tziets, zie Tyetie
Tzietzarcksteradiell, zie Tietjerksteradeel
Tzrodda, Eeckena 288
Tzum (Tjum, Tzummegae) 404 428 442
- groete kerck 403
- kerk 403
- koster 403
- pastoor Jan Sarius, meester 341
- pastoor Reyner 149 150
- priesters 403
Tzum
- Dyck, het goet opte 442
- Fautum 404
- Herema state 404
- Tritzem 94
Tzumma, zie Tzumme
Tzummarum (Thietmarem, Tiemmarum,
Tyemarum, Tyemmarum, Tzemarum) 30 226
395
- Sint Maartenskerk 72 395 396
- Heilig Sacrament 395
- Sint Catharina-altaar 395
- Sint Maria 395
- Sint Thomas 396
- kerkvoogden 396
- pastoor Johannes 395-397
- prebendaris Henricus 395 397
- rechte huiszittende armen 396
- vicaris Foppe 240-242 395-397
Tzummarum
- Lamminghe zate 404
- Meed, opper 31
Tzummarum (Tiedmarum, Tiemarum,
Tyaemaerum,Tyemarum, Tyemmarum),
tertiarissenklooster Bethanië 141 142 153 205
279 283 399
- zr Bauck Douwa dr 141 142
- zr Edewaer Hette dr Dekema 399
- zr Tryn, zr v. heer Goffa 141 142
- zr Tryn Jacobs dr 283
Tzumme (Tzumma)
- Wyba z. 342
- , Hera Tzummis 342
- , Jets Tzummis wed. 341-343
- , Rimmert Tzummis 342
- , Wybe Tzumme z. 342 353 354
Tzummegae, zie Tzum
Tzyaerda, zie Sjaarda, Tjaarda
Tzyaerdt, zie Tyaerd
Tzyaling, Tzyalingh, zie Tzaling
Tzyarda, zie Sjaarda
Tzyemck, zie Tyemck
Uabba, Uabbodus, zie Wabbo
Uaerd, zie Weerd
Uattie cremer 283
Ubbema gued, Dronrijp 147
Uble (Ubele, Ubelo, Uble, Wbbele, Wbble)
- pastoor Blija 19
- Camminga 16
- Hero z. 398 399
- , Myerck Wbble z. 418
- , Rynts Wbles 447
Ublema, Saling 84
Uebe, zie Wybe
Uensum, zie Winsum
Uerragae, zie Warga
Ufka (Oefcke, Ofka, Wfke, Wfko)
- Dotinga 63
- Foppinga 29
- Foppinga 386 387
- , Wyts Oefcke Hessels zs dr 350
Ughecloester, zie Oegeklooster
Uiba, Uibe, zie Wybe
Uibrin, Uibron, zie Wybrant
Uillem, zie Willem
Ulbet (Ulba, Ulbe, Ulbeth, Ulbodus, Uyelbe,
Wlbeth, Wlbid, Wlbodus) 63
- pastoor Harlingen 43
- pastoor Pietersbierum 30-33
- prebendaris Oosterend 142
- Dyrcks 188
- Haye z. 51 63 64
- Pieters 43
- Saeckes 142
- , Claes Ulbet z. 217
- , Funger Uylbe z. kannegieter 385
- , Hillo Ulbodi 200
- , Reynu Wlbeds dr 63
- , Sasse Wlbets dr 63
Ulbrant Haytien z. 130
Uldericus, zie Ulricus
Ulcke (Ulke, Wlcke, Wlke, Witske, Wulck,
Wulcke) zie ook Wlck
- vicaris junior Harlingen 317
- zr v. Jeppe Jeppema 83
- zr v. Zettie Lickle z. 389
- Aepke z. van Workum, kapelaan Sint
Vituskerk Leeuwarden 283
- Douwe z. 350 352 353
- Douwe z. Douma 422
- Dyerck pelser 351
- fisker 283
- Myrcks z. 196 197
- Oenema 376 377
- Wiba dr Thierxma 34
Ulger 55
Ulke, zie Ulcke
Ullawerd (Ullaverd, Ullavird, Wlaedt),
Leeuwarden 270
- , Focko de 5 6
Ulrichus, zie Ulricus
Ulricsma, Folpertus 5 6
Ulricus (Uldericus, Ulrichus)
- prior Nazareth 7
- Balck 289 418
- Uibronti 9
Unema (Unamme, Wnama), zie ook Oenema
- , Jancke 344
- , Romcko Sybt z. 198
- , Sybt 85
- , Taka 13
Unia (Oenya, Onyngha)
- stins, Leeuwarden 123
- , Feya 153 154
- , Foppe Mathys z., schepen Leeuwarden 123
137
- , Kempo 37 76 79
universiteit, zie Cambridge, Leuven, Oxford
Uobbe, zie Wobbe
Uolter, zie Wolter
Uopke, zie Wopke
Uorckum, zie Workum
Upke (Upcka, Upka, Upko, Wbko, Wpce,
655
Wpcke, Wpco, Wpka, Wpko) 6, zie ook
Wopke
- sacrista, Leeuwarden 200
- Burmania, doctor 255 257 263 264 266 285
286 380 381 390 393 408
- Doyema 14 15
- in Hitsum 31
- Olferts 155
- , Rioerdt Wpcke z. 442
- , Sipke Wpcis 160
- , Syurt Wpke z. Watnyanus 374
Uppe 147
Uppendyck, Thyaert, olderman Dokkum 169
Uptwisel, zie Twijzel
Urisgast, zie Lutkegast
User Frowa tot Noed, zie Onze Lieve Vrouwe ter
Nood
Uterdosum, zie Doezum
Uterdyck (Uutterdyck)
- , Gerkesklooster 12
- , Kollum 446 448
Uterdycken (Schoter) 312
Utrecht (Traiectum, Uutricht) 150
- bisdom 150 295 300 302 314 371
Uus Lieve Vrowe, Uus Liewa Frou, zie Onze
Lieve Vrouwe
Uuter, Rye 125
Uutfenna 9
Uuthlant 45
Uutlant, Buitenpost 124
Uutricht, zie Utrecht
Uutterdyck, zie Uterdyck
uyelmaker, Claes 236
Uylbe, zie Ulbet
Uynaldum, zie Wijnaldum
Uyrdem, zie Wirdum
Uyswert, zie Leeuwarden tertiarissenklooster
Uytlandt 449
Uytthye, Uytzo, zie Wythie
vader Adam 240 278
vaer, Eynthe 323
Valle, meester Jan de 224
Vedeler, Johannis 1
Veenklooster (Feencloester, Feenclooster),
premonstratenzerinnenklooster (proosdij)
onder Oudwoude 130 213 273 325
- proost 325
- zr Aleit 213
- zr Margreta 213
- zr Wytthyen, tante v. Tette Heeren huusvr. 213
Veenwouden (Feenwolden) 332
- pastoor 329
- Gottema state 322 335
Venetië (Venegien) 238
Verbolt, Jacop Verbolt z. boeckebinder 306
656
Vermerschen, Heyno, consul Hamburg 2
Vert, Derck an dy 129
vice-kanselier van Engeland, zie meester
Cuthbert Tunstall
vier biddende orden 13 34 37 41 47 59 108 126
128 130 139 144 153 156 159 170 172 174
186 220 247 253 303 421
Vierssen, H.J. van 79 80
vijf biddende orden 31 250 388
Vijf Delen, zie Franeker Vijf Delen
Vincent, Vincentius Jans z., pastoor Jelsum 401
visker, zie fisker
Vitringa 143 259
Vliet (Fliet, Flyt), Leeuwarden 226 227 270
272 409 360
Vlogheling, Heyno 2 3
Vogelant, Aeyl int 104
Voghelesanck, Docle toe 71
Voiryp, Wijnaldum 140
Volke, Volker, zie Folcker
Vollenhove (Vollenhoe), Egbertus, kapelaan
Sexbierum 434 435
Voswerdt, zie Foswerd
Vresen, Johannis 1
Vrieslandt, Vrieslant, zie Friesland
vrijleen Goutum 406
Vrouwenklooster (Frouanconvent,
Frouweneconvent, Vrouwencloester,
Vrouwenclooster), cisterciënzerinnenklooster
(priorij) onder Burum 45 100 130 348
- zr Bathie Sicka dr 100
Vrygemalant 54
Vyncent (Wincentius)
- kleinz.v. Yettie Jan Ripperts wed. 151
- Sierndts z. 442
Vyschdam, de 33
Waaxens (Waechssens, Waexens, Waexsens)
Hennaarderadeel 157
Wabbe (Uabba, Uabbodus, Wabbo) 215 449
- vicaris Lekkum 284
- Agga z. 115
- , Bauke Wabbes 92
- , Broer Wabbe z. 188-190
Waechssens, zie Waaxens
Wael (Waell)
- e.v. Symon Claes z. 400
- Buttima 143 144
Waele Tyerck z. 264
Waerd, zie Weerd
Waerd, Leeuwarden 102 132 265
waerdinne, zie Aucka
Waerkum, zie Workum
Waeten, Waetena, zie Wartena
Waexens, Waexsens, zie Waaxens
Wagende, muntmeester Leeuwarden, heer 179
waghenaer, Jetthie 147
Waiff 447
Walckema (Walikama), Edo, pastoor Bozum,
meester 195 203 217 218 295 302 313-315
Waling, Sibren Waling z., burgemr Harlingen
318
Walken
- toe Huizum 37
- Eemke dr 21
- Stzialingis 5
Walle (Walla) 108 109
Walle, sate oppe, Wanswerd 262
Walseyndt, zie Woudsend
Walta (Walte, Waltta)
- fen 50
- huys, Bozum 313
- , Agga 294
- , Agga Walta dr, zr Nazareth bij Idsega 250
- , Doeke Agga z. 294 339 350 351
- , Fedd Agga Walta wed. 291
- , Johan 403
- , Tyarc 138
Walterswald, zie Wouterswoude
Walterus, zie Wolter
Waltia, zie Wattie
Waltinga (Waltinge, Waltinghe, Waltyngha),
Andries 346 427
Waltta, zie Walta
Waltya, zie Wattie
Waltyngha, zie Waltinga
Wanswerd (Wansswort, Wanswert, Wanszwordt)
84 85 366
- kerk 199
- priester Fedde 85
- Heckawert 84
- Walle, sate oppe 262
Wantze, Tziets Wantze wed. 156
Wapeka Ewingha 9
Warckum, zie Workum
Warendorpp, Ruechardus, klerk 58
Warga (Uerragae, Warragae, Warregae) 93 227
247 248
- Sint Fabianus en Sebastianuskerk 93 247
- Sint Anna 247
- kosterie 93
- Hennaerderebuuren 248
- Hinnaert 247
- Hockama goed 93
- Palmere gued 248
Warham, Willelmus, aartsbisschop Canterbury
185
Warkum, zie Workum
Warner (Waerner), Adriaen Warner z. 381 385
Warnevliet, Marssum 121
Warns, Onze Lieve Vrouwehuisken tho
Cappenborrich 196
Warragae, Warregae, zie Warga
Wartena (Waeten, Waetena, Warthena) 102 269
- Westerburen 247 248
wasdrayer, Tyardt 367
Watama, zie Wattema
Watie, Watkie, zie Wattie
Watnyanus, Syurt Wpke z. 374
Watta, zie Watte
Wattama, zie Wattema
Watte (Watta, Watto) 49
- Meint z. Aeltgema, priester Gerkesklooster,
124 125
- to Dychusen 45
Wattema (Watama, Wattama)
- sate Ee 255
- , Anna, zr Siegerswoude 255 256 408
- , Rytsche 255
Wattie (Walthia, Waltia, Waltie, Waltya, Watia,
Watkie, Watthia, Wattia, Wattya, Wattze,
Wattzie, Watze, Watzia Wautia, Wauthie,
Wauthye, Wautia, Wauttio)
- e.v. Grathie Camminga 65 66
- pastoor Akkrum 61 62
- prebendaris Stiens 161
- z.v. Syoucke Camminga 110
- Abbes z. 76
- Bocke z. Harinxma 46-48 86-88
- Douwe z. Juwsma, br Foswerd 248
- Herema, pastoor Nijland, meester 416 417
- Pyba z. 64
- Roorda 301 403
- Wytie z. Camminga 256 258 406
- , Cornelius Wattie z., secretaris
Menaldumadeel 158 316 427 428
- , Goslick Waltia z. 41
- , Kathryn Wauthyes 119
Watto, zie Watte
Wattya, Wattze, Wattzie, Watze, Watzia, zie
Wattie
Waudseyn, zie Woudsend
Wauthie, Wauthye, Wautia, Wauttio, zie Wattie
waynman, Rommeren 116
Wbble, Wbbele, zie Uble
Wbko, zie Upke
Wble, zie Uble
weeffer, zie wever
Weel 253
Weel, sate bute, Rinsumageest 323 324 329
- , Haring bute 323 324 329
- , Yds Sybe z. bute 323 324 329 330
Weelsryp, zie Welsrijp
Weerd (Hweert, Uaerd, Waerd, Werd),
premonstratenzerinnenklooster (priorij) onder
Morra 8 65 85 90 99 104 110 207 303
- kosterie 104
- priester Jelte 83
657
- zrs, Gerbiths zrs en zrs dr 90
Weeren, Franeker 441
weeshuis Leeuwarden 380 423 424 437
weeshuismoeder Leeuwarden
- Ath 360
- Tryn Alberts 423 424
Weessel, zie Wessel
Weidum (Weydum) 323 426 442
- rechter J. Harderwijk 402
- kerk 220 243
Weidum
- Nieuland 245
- Popkema state 323 333
Well (Wel), Peter van, priester, pater Aalsum
klooster 175 374 375
Wellum, zie Willem
Welmoet (Wendelmoet)
- e.v. Allert Claes z. 101 102
- , Jan Welmoets 442
Welsrijp (Weelsryp, Wyelsryp) 147
- pastoor meester Douwe Pieters 310
Wendelmoet, zie Welmoet
Werd, zie Weerd
Were, Molkwerum 191
Werp, zie Worp
Werpen 155
Werperus, zie Worp
Werren, Franeker 149
Wersteneren (Wirstenneren), Johan,
advocaat Hof van Friesland, meester 306
Wessel (Weessel) Roeliffs z. 418
West meda 9
Westa (Westhe) 417
- , Peter toe 439
- , Tierck zcu 84
Westdongeradeel 261 303 324
Westenfelde, Rinsumageest 331
Wester uutfenna 9
Westerbenthum 48
Westerburen, Westerbuuren, Wartena 247 248
Westergeest (Weestergheest) 212 213
- Sint Maartenskerk 212 213
- Onze Lieve Vrouwe in die Sonne 213
- Sint Anna-altaar 213
- pastoor Wygher 213
- priester Bauck 212
- vicaris Thyaert 213
Westergo, Westergoe, Westergou 110 126 139
177 178 202
Westergrowen 286 287
Westermeer (Westermar) 35 44
- Sint Matheuskerk 35
- pastoor Aggha 35
- Cromma Gheuwe 44
Westernijkerk (Newkirche, Nyekirch, Nykerck)
84 85 439 440
658
- rechter Feycke Ritsche z. 440
- pastoor Wilhelm 85
- vicaris 84
Westernijkerk
- Cleyne fenne 84
- Jeppema huis 83 84
- Loen 83 84
- Newen feen 84
- Saskera stins 83
Westerpoort, Franeker 244
Westerwird (Westuirder sate), Jorwerd 122
Westhe, zie Westa
Westhem
- kerk 23 142
- pastoor 23
Westra werren 289
Westuirder sate, zie Westerwird
Westvelingh 105
Wetsens (Wetzen)
- Sint Vituskerk 99 104
- pastoor Peter 104 106
Wetsens
- Jarla huis 104 106
- Lythieweer 105 106
wever (weeffer)
- , Hendrick 449
- , Jan 329
- , Lyuwe 265
- , Peter 265 311 329
- , Renger 331
Weydum, zie Weidum
Weymbritseradeel, Weynbritzeradeel, zie
Wymbritseradeel
Wfke, zie Ufke
Wiaerda guet, Nijland 164
Wiarda (Uiarda, Uyarda, Wiaerda, Wyarda),
Doetthie Feyke z., priester en notaris, meester
229 255 256 259
Wiardus, zie Wierd
Wiba, zie Wybe
Wibama, Tiebbodus 93
Wibba, Wibbe, Wibe, Wibet, Wibo, Wibodus,
zie Wybe
Wibrandus, Wibrant, Wibren, zie Wybrant
Wibrich Wattia dr Harinxma 46
Wick, zie Wyck
Widmer 227
Wiebingaleen, zie Bolsward, Sint Nicolaas en
Johannesleen
Wieke, zie Wyke
Wieko 7
Wiel, sate te, Kollum 447 449
Wielsum, zie Wolsum
Wier 178
Wierd (Wiardus, Wiert, Wyerd, Wyrd,
Wyrdachus, Wyrdt)
- Metzie z. 365 366 367 374 402
- Rycka 15
- sartor 9
- , Campo Wiardi 7
- , Kempe Wyrd z. 335
Wierum
- kerk 261 391
- priesters 261 391
- Poutsma sate 261 391
Wieuwerd (Wyuerdt, Wywert) 41 351
- Latingha gued 41
Wigel, zie Wiggle
Wiger, zie Wyger
Wigera gued 253
Wigger, Wiggerus, Wiggher, zie Wyger
Wiggle (Wigel, Wigla, Wigle) 133
- Camstra 112 113
- Herema 403 404
- , Albert Wiglis 268
- , Jemme Wigle z. 411
- , Lolke Wigel z. 152
Wigher, zie Wyger
Wigla, Wigle, zie Wiggle
Wijnaldum (Uynaldum, Winaldim, Wynaldum)
72 279
- Sint Andreaskerk 72 125 139
- Heilig Sacrament 139
- Houckamaleen 140
- Sint Anna-mis 139
- Sint Barbara 139
- Sint Catharina 139
- Sint Maria 139
- pastoor 139
- pastoor Schelta 72
- priester Dyrick 139
- priester Sypcke 139
- vicaris 72
Wijnaldum
- , Tyettie to 280
- Enghele gued 140
- Faersma gued 139 140
- Fennen, dat gued oppe 139
- Nyehuystera guet 140
- Oldehustera gued, zeta 140 281
- Voiryp 140
- Wynaldema reed 280
- Zyorde gued 140
Wijns (Wyns) 116 136
- Swawerth 99
Wikel, zie Wyckel
Wilcke (Wilcko, Wilka, Wilko, Wylcke) 84
- Holdinga 198 348 349
- Folkert z., secretaris Leeuwarden 200 201 224
239 240 249 263 264 271 272 274
- Rennya 102
- , Albert Wilcke z. 219 220
- , Clara Wilko dr 263
Wilcsch (Wilsch), nicht v. Lutke Harinxma
231 233
Wilhelm, Wilhelmus, zie Willem
Wilka, Wilko, zie Wilcke
Willebrand, Steffen 3
Willem (Uillem, Wellum, Wilhelm, Wilhelmus,
Willelmus, Willum) 77
- dienstknecht v. Tyetie Sickes van Nyenhuys
140
- pastoor Ecwert 8 9
- pastoor Westernijkerk 85
- priester, br v. Allert Claes z. 101
- priester Bolsward 30
- priester Marssum 205 206
- vicaris Sint Maartenskerk Bolsward 23 24 26
- Ariaen z. 383
- berbeer 13
- Boreman 186
- Canter 267-270 325
- Cyricks z. Buwalda, notaris en secretaris
Bolsward 173 174 291 295 300 302 314 315
364 374 422 425 426 431 432
- Gielis z., secretaris Ferwerderadeel 398-440
- Heercke z. 297
- Jan z. 182
- Smit, prior dominicanenklooster Leeuwarden
207 208
- Tiercks z. 245
- Warham, aartsbisschop Canterbury 185
- , Gheert Willems van Bolsward 233
- , Gillis Willem z. 285
- , Gysbert Willems, meester 424
- , Hille Willem z. 219
- , Jan Willems 253
- , Jochum Willems z. 453
- , Joest Willems dr, provenierster Aalsum
klooster 170 171
- , Joest Willems z. 309
- , meester 244
- , Pieter Willems 416
- , Remboldus Wilhelmi van Hasselt, notaris
149 150
- , Winandt Willems z., advocaat Hof van
Friesland, meester 340 354
Willich, in de, Dokkum 446
Willum, zie Willem
Wilmers, Hendrik, notaris te Leiden 296
Wilsch, zie Wilcsch
Wilsum, zie Wolsum
Wimbritseradeel, zie Wymbritseradeel
Winaldim, zie Wijnaldum
Winandt (Wynandt) Willems z., advocaat Hof
van Friesland, meester 340 354
Wincentius, zie Vyncent
Winckele, Jan van den, meester doctor 223 224
659
Windesheim (Wyndesum, Wynsum),
windesheimer mannenklooster (priorij) bij
Zwolle 55 56
windesheimers, zie Anjum, Bergum, Bethlehem
bij Zwolle, Haskerconvent, Ludingakerke,
Thabor, Windesheim
Winsum (Uensum, Winsumer gha, Wynsum)
297
- kerk 50 220
- pastoor Johannes 310
- Horswird 245
Winsum [prov. Groningen],
dominicanenklooster 45
Winsumer gha, zie Winsum
Wipcke (Wipke)
- Piers 108
- Tyercksma 107 108
Wirdum (Uyrdem, Wirdom, Wyrdoem,
Wyrdom) 205 265 409 430
- rechter Matheus Saepe z. Mersma 429 430
- Sint Maartenskerk 20 21 112 205 247
- pastoor Albert 160 161
- pastoor Douwo Wysma 429 430
- pastoor Mamma 66
Wirdum
- , Eemke te 21
- Camstra state 419
Wirdumer poorte, Leeuwarden 409
Wisck, zr v. doctor Douwa 238
Wissum 154
Wisswert, Wiswardt, Wiswert, zie Leeuwarden,
tertiarissenklooster
Withmarsum, zie Witmarsum
Witiama gued, Akkrum 61
Witmarsum (Withmarsum, Witmaersum,
Witmaersumer ghae, Witmersum,
Wytmaersum, Wytmersum) 31 148 227 245
287
- kerk 50 145 220 243
- pastoor 31 145 220
- priesters 145 220
- huiszittende armen 145
Witmarsum
- Aenge guedt 287
- Fylens 245 286
- Niestins 245
- Olde Biestera goed 245
- Tyme torp 286
Witsemera mieden 149
witte susteren, zie Bolsward, tertiarissenklooster
wittebroder Dode 1 2
Wittenzee dorp, Wittenzer dorp, zie Wytsumma
terp
Wittie, Witzie, zie Wythie
Wke, priester, z.v. Lysck Doekema 94 95
Wlaedt, zie Ullawerd
660
Wlbed, Wlbet, Wlbed, zie Ulbet
Wlbetsma state, Bozum 291 300 301 313
Wlbid, Wlbodus, zie Ulbet
Wlck (Nolck, Wolck) 133, zie ook Ulcke
- Jans dr, Oegeklooster 210
- Wyghersma 42-44
Wlcke, Wlke, zie Ulcke
Wnama, zie Unema
Wobbama, zie Wobbema
Wobbe (Uobbe)
- Deytyame 322
- Rommertsma 84
- , Feycke Wobbe z. 427 428
Wobbel Piers dr 216 217
Wobbema (Wobme)
- sate (of Halbaede), Driezum 324
- , Remka 105
Woerkum, zie Workum
Woert, Groningen 54
Wolck, zie Wlck
Wolde, bij Dokkum 227
Woldemers, Marquardus, consul Hamburg 2
Woldens, Haring Woldens e.v. Tyamke 39
Woldenzerdeel, zie Wonseradeel
Woldesende, zie Woudsend
Wolsum (Wielsum, Wilsum, Wylsum) 37 127
141 142
- Sint Pancratiuskerk 37 127 142
- pastoor 127
- pastoor Albertus 37
- priester Gysbert 127
Wolter (Uolter, Walterus, Wolterus, Wouter)
- kleinz. v. Sibbel Sybets wed. 116 136
- medepriester Aalsum klooster 62
- pastoor Goënga 89
- pastoor Sexbierum 71 74
- procurator dominicanenklooster Leeuwarden
133
- Coquillan, notaris 371 438 445
- Hillebrandes z. 1
- Rysermans 437 438
- Sigers toe Groningen 270 275
- slootmaker 214
- , Claes Wolter z. 332
- , Sibolt Uolters 236
Wolterse hemryck 321
Wolterswold, zie Wouterswoude
Wolterus, zie Wolter
Woltho in Midlum 31
Womck (Womke, Wompck)
- Eda dr Jongema 250 253 351 352
- Syds dr Tjaarda 320 323 324 326 327 329
Wommels
- kerk 350 442
- pastoor Hayo Hoyte z. 420 421
- rechte armen 350
- Geyns 81 249-251 350-352 442
- Hottinga state 60
Wompck, zie Womck
Wondenzeradeel, zie Wonseradeel
Wons
- Broytsma 172
- Hayum 172
Wonseradeel (Woldenzerdeel, Wondenseradeel)
30 127 217
- secretaris 143
Woorp, zie Worp
Wopcka, Wopcke, Wopka, zie Wopke
Wopkama state, Jaringahusen (Oosternijkerk) 48
Wopke (Uopke, Wopcka, Wopcke, Wopka,
Wopko, Wpka) 84 101 106, zie ook Upke
- pastoor Engelum 153 206
- pastoor Marssum 123
- prebendaris Leeuwarden 266 270 272-274
- prebendaris Oosterend 142
- priester 182
- priester Leeuwarden 135 197 198 200 214
- cuper 329 335
- Folckert z. 447 449
- Jan z. 328
- Jellis 123
- , Auck Wopkes 233
- , Claes Wopke z. 161
- , Johannes Wopke z. 323 336 337
- , lytke Siwrd Wopke man 329
- , Syurt Wopke z. 359 360
- , Wibrant Wopkis 123
Workum (Uorckum, Waerkum, Warckum,
Warkum, Woerkum, Worcum, Worckum) 38
61 65 92 129 188-190
- Sint Gertrudiskerk 188 189
- kerkvoogden 188
- pastoor Johannes Gelrie, br klooster
Staveren/Hemelum 190
- pastoor Johannes Ouerhof, br klooster
Staveren 92
- prebendaris Fungerus 190
- prebendaris Johannis Heine z. 92
- priesters 188
- priesters ebdomodarii, zes 188
- vicaris Jarich Haryngs z. 188-190
Workum, tertiarissenklooster Mariënacker 38 61
65 92 129 138 144 188-190
- prebende 189
- ziekenhuis 189
- zr Jelle, dr v. Idze Jathye z. 129
Workum, gasthuis 33
- priester Johannes 92 188
Workum
- , Gerbrant Claes z. van 211
- , Petrus Tiaerd z. van 415
- , Wlcke Aepke z. van, kapelaan Sint Vituskerk
Leeuwarden 283
- Beghyne streeta 189
Worp (Werp, Werperus, Woorp, Worperus,
Wrp)
- z.v. Wytz Aebinga en Wybe Saeckles 343 344
- supprior, later prior Thabor 173 211 251 253
- Peer z. van Bozum 294 313
- Syds z. Tjaarda 320 325 327 337
- Tjaarda 98 100
Wouda, meester Pieter Heres a, notaris en
pastoor Sint Vituskerk Leeuwarden 379 393
401
Woudsend (Waldsend, Walseyndt, Waudseyn,
Woldesende) 47 173 176
Woudsend, carmelietenklooster 47 72 173 176
205
- priesterbroeders 47
- prior 47 173
Wouter, zie Wolter
Wouterswoude (Walterswald, Wolterswold) 323
324
- Bouschots goed 324
- Ynye fenne 323
Wpce, Wpcke, Wpco, Wpka, Wpke, Wpko, zie
Upke
Wrd, Dronrijp 442
- , Feddrick opper 442
Wrd (Werd), Marssum 122
Wrp, zie Worp
Wthie (Wte, Wthio, Wthzio), zie ook Wythie
- Eels z. 448
- Gerardi van Blija, pastoor en notaris Oudkerk
372 373
- Popka wyff 44
- scharyer 272
Wtske, zie Wlcke
Wtye, zie Wythie
Wulck, Wulcke, zie Ulcke
Wyarda, zie Wiarda
Wybe (Biba, Bibe, Uebe, Uiba, Uibe, Uibodus,
Wiba, Wibba, Wibbe, Wibodus, Wyba, Wybo,
Wybodus, Wyebbe) 93 109 147 396, zie ook
Wybrant
- famulus et armiger v. Focko de Ullawerd 6
- priester 181
- priester Franeker 177
- priester Minnertsga 30
- zwager v. Titardus carpentator 17
- Adzert z. Aebinga 344 398
- Aelckema 213
- Claes z. 179 422
- Dauwama 35
- Doeckle z. 329
- Epa z. Hottinga 59
- Gerryts, burgemr Leeuwarden 117 150 151
214 224
661
-
guoden, Oostrum 104
Hette z. 206
Hibbema 73
holtsnyder 219
Jellen swager 108
Obbe z. 178
Poppyngha 432
Reyn z. 190
Renoldi, pastoor Beets 402
Saeckles, ov. e.v. Wytz Aebinga 343
Schelta z. Liauckema 73
schroer 448
Thierxma 33-36
Titardus carpentator z. 17
Tzumme z. 342 353 354
Zacka z. 41
, Jan Uibis 146
, Jan Wybe z., prebendaris Franeker 246 299
300
- , Jolthie Wybes z. 144 163 167 191 197 215
- , Melle Uebe z., rechter Baarderadeel 310
- , Rienck Wybe z. 155 157
- , Schelte Wiba z. 156
- , Sybet Wybe z. 269
- , Syttia Wyba z. 64
- , Syuick Wybe wyff 215
- , Teete Wiba lya, nicht v. Aeda Keympa z.
Jongema 82
- , Tiaerd Wyba z. 127
- , Tzumma Wyba z. 342
Wybema, zie Wybe, Jolthie Wybe z.
Wybinga goed Nijland 24
Wybma, zie onder Wybe, Jolthie Wybe z.
Wybo, Wybodus, zie Wybe
Wybrant (Uibrin, Uibron, Wibrandus, Wibrant,
Wibren, Wybrandus, Wybren)
- br Leeuwarden dominicanenklooster 208 235
263
- pastoor Leeuwarden Sint Mariakerk 97 98 102
103
- pastoor Rauwerd 443
- priester 32
- tantezegger v. Tiemck Wibren dr Boulsme 91
- Boulsme 91
- Leonis Albada, pastoor Dronrijp, meester 387
388
- Lous z. 291
- Wopkis 123
- , Anscke Bouwe Wybrants wed. 272 274
- , Buwa Wybrants Buwama 306
- , Hobbe Uibrin z. 112
- , meester 182
- , Sipcke Wibrandi, priester Leeuwarden 116
135
- , Tiemck Wibren dr Boulsme 90-92
- , Uldericus Uibronti 9
662
Wybrich (Wibrich)
- dienstmaagd v. heer Goslick Juwinga en Idsck
Harinxma 358
- Wattia dr Harinxma 46
Wyck (Wick)
- dr v. Tjepcke Tjepcke dr 429
- nicht v. Syds Tjaarda, zr tertiarissenklooster
Leeuwarden 320 332
- Hermana 420
- Hessel dr Abbema 307 308
Wyckel (Wikel)
- kerk 47
- pastoor 47
- vicaris 47
Wyebbe, zie Wybe
Wyelsryp, zie Welsrijp
Wyerd, zie Wierd
Wyger (Wiger, Wigger, Wiggerus, Wiggher,
Wigher, Wygerus, Wygher) 45
- magister conversorum Klaarkamp 9
- pastoor Westergeest 213
- Feddema 213
- Petri, priester en notaris 166 209
- , Gherbrant Wyghers z. 213
- , Tied Wigghers 148 45
Wygherma guedt, Terzool 342
Wyghersma
- , Thette Wlck dr 43
- , Wlck 42-44
Wyka, zie Wythie
Wyke (Wieke) 9
- in Lekkum 7
Wyko, zie Wythie
Wylcke, zie Wilcke
Wylsum, zie Wolsum
Wymbritseradeel (Weymbritseradeel,
Weynbritzeradeel) 24 59 141 172 353
- grietman Frans Roorda 335-337 353 354
Wynaldum, zie Wijnaldum
Wynandt, zie Winandt
Wyndesum, zie Windesheim
Wyngie, D., notaris 349
Wynige horne, Rinsumageest 332
Wyns, zie Wijns
Wynsia, litike Wynsia goedt, Oosterend 71
Wynsum, zie Windesheim, Winsum
Wyrd, Wyrdachus, zie Wierd
Wyrdoem, Wyrdom, zie Wirdum
Wyrdt, zie Wierd
Wysma, Douwo, pastoor Wirdum 429 430
Wytgien, Wythe, zie Wyts
Wythia, zie Wythie
Wythiama gued, Poppingawier 118 119
Wythie (Uytthye, Uytzo, Wittie, Wtye, Wyette,
Wyka, Wyko, Wythia, Wythio, Wytie,
Wythye, Wytthe, Wytthie, Wytthya, Wytthye,
Wyttie, Wytza, Wytze, Wytzie, Ytzun) 344,
zie ook Wyts
- Camminga, z.v. Syoucke 110 255-259 268 386
405 406
- Camstra 419-421
- Gheryts 91
- Maggema 448
- Oedssma 269
- Pieter z. Camminga 110 192 193 253 254 367371 391
- Ritsche dr Jelmera 18
- Syolinghen z. 13 14
- , Douwe Wythyes z. 310-312
- , Dowa Wtyes 146
Wytiama, Jettya Johan Wytiama z. 66
Wytmaersum, Wytmersum, zie Witmarsum
Wyts (Wytgien, Wythe, Wytthyen, Wyttia,
Wytz, Wytzs) zie ook Wythie
- e.v. Gerrit van Belkum 76-79
- e.v. Juw Harinxma 47
- nicht v. Aeda Keympa Jongema 82
- tante v. Tette Heeren huusvr., zr Veenklooster
213
- Aebinga 343 344 398 399
- Godschalck dr Jongema 355-358 363
- Gottert dr 402
- Jongema 328
- Oefcke Hessels zs dr 350
Wytsma, Gercke 122
Wytsumma terp (Wittenzer dorp, Wittenzee
dorp), Bolsward 209
Wytthe, Wytthie, Wytthya, Wytthye, zie Wythie
Wytthyen, Wittia, zie Wyts
Wyttie, Wyttye, zie Wythie
Wytz, zie Wyts
Wytza, Wytze, Wytzie, Wytzio, zie Wythie
Wytzs, zie Wyts
Wyuerdt, Wywert, zie Wieuwerd
Y-, zie ook I en J
Yarich, zie Jarich
Yck, zie Yeck
Yd, Yda, Yde, Ydeka, zie Id
Yds, zie Ids
Ydscke, zie Id
Ydsinga of Scheltema state, Huizum 330 332
333
Ydsingha, Ydsinghe, zie Idsinga
Ydsma, zie Idsma
Ydszarda, Sicco 3 4
Ydt, zie Id
Ydts, zie Ids
Yeck (Yck) Thomas wyff 190 191
Yed, zie Id
Yekele Hilke z. 129
Yelte, zie Jelte
Yemma, zie Jemma
Yemme, zie Inne
Yerscamp 104
Yesck, Yeska, Yeske, Yesken, zie Jeske
Yets, zie Jets
Yette, zie Jetse
Yetthye, Yettie, zie Jets
Yge
- nicht v. doctor Douwa 238
- , Otte Ygis z. 129
Yle, Ylo, pastoor Rinsumageest 320 323 328 329
Ylst, zie IJlst
Yma, zie Eme
Ymck, Ymcke, Ymka, Ymke, Ympke, zie Imcke
Ymke lande, Broek 33
Ympke, zie Imcke
Ymswold, Tjerkwerd 287
Yndyck, zie Indyck
Yngelim, zie Engelum
Ynna, Ynne, zie Inne
Ynswada, zie Eemswouder
Ynye
- fenne, Wouterswoude 323
- goed Driezum 323
Yochum, zie Jochum
Yongama, zie Jongema
yonghe, zie jonge
Yoruert, zie Jorwerd
Youka, zie Joucke
Ypcke, Oene Ypcke z. 441
Ypecolsga (Ypkoldegae), Heilig Sacrament 195
Yrnsem, Yrsem, zie Irnsum
Ysbrandt (Isbrandus, Isbrant, Ysbrant, Ysbren)
- kistemaker 265
- Simon z. 146
- van Harderwijk, pastoor Sexbierum, Spannum
414 415 445
- , Claes Isbrents 62
- , Dirck Ysbren z. 267
- , Gheert Pieter Ysbrants 119
- , Jacob Ysbren z. 268
- , Lambert Ysbrants z. 442
Ysbrechtem, zie IJsbrechtum
Ysbren, zie Ysbrandt
Ysck (Yska, Yske) 125, zie ook Id
- Sasker dr Heringa 153
- , Aenka Yska z. 127
- , vrouw 231
Yssens, zie Hesens
Yten, zie Ytyen
Ytens, zie Itens
Ytie, zie Id
Ytser, zie Hitser
Ytyen (Yten) Hans Eennes wyf 195 196
Yts, zie Ids
Ytzun, zie Wythie
663
Yvo
- prior Bethlehem 7
- Johannis, prebendaris Sint Vituskerk
Leeuwarden, pastoor Jelsum 272 370
Zaake, Zacka, Zacke, Zaecka, Zaeke, zie Saecke
Zalink, zie Tzalyng
Zand, ’t (’t Sand, proestye binnen Bolsward),
premonstratenzer mannenklooster (proosdij),
onder Pingjum, omstreeks 1500 verhuisd naar
Bolsward 50 134 164 174
- proost 174
Zarius, zie Sarius
Zeedycken, Guillielmus Johannis, scriver v.d.
346
Zendeel, zie Sondel
Zerkwerd, zie Tjerkwerd
Zettie (Zytie), zie ook Sythie
- Lickle z. 388 389 390
- , Hola Zettie z. 388 389
- , Jacob Zettie z. 388 389
- , Tyerck Zettie z. 388 389
zeven getijden, zie Bolsward, Leeuwarden Sint
Vituskerk
Ziaerda, Ziaerde, Ziarde, zie Sjaarda
Ziburgha, zie Siburg
Zidzingweer, Zidzingwier, zie Groendijk
ziekenhuis tertiarissenklooster Workum 189
Zipke, zie Sipke
Zitscha to Garmahusem 106
Zneeck, zie Sneek
Zoele, zie Syoelle
Zoelswal 291
Zoete Naam Jezus 201
Zoete Naam Jezus gilde, Leeuwarden 260-262
269 283 285 305 309 391 392
Zoil, zie Terzool
Zuer, Roloff, prebendaris Heilige Geestgasthuis
Groningen 54
Zuidertrimdeel (Suurtremdeel, Suurtremdel,
Trimsuyrderdeell) Leeuwarderadeel 128 170
307
Zuol, zie Zwolle
zuster
- Ansck, zie Ansck Johan Sybrands dr
- Ayl 84
- Fock 93
- Hac 116
Zuwold, zie Suawoude
Zuyrhuysom, zie Surhuizum
Zweins (Sweyns) 404
Zwob, zie Swob
Zwolle (Swol, Swolle, Zuol) 55 56 186
- , Arnt van, zie Arnt van Surhuizum
- , Hille van 36 37 122
664
- , Johannes Goeswin van, prebendaris Franeker
89
Zyaarda, Zyaerda, Zyaerde, zie Sjaarda
Zyaerdema, zie Sjaardema
Zyarda, zie Sjaarda
Zyardema, zie Sjaardema
Zyca, Zyce, zie Site
Zyger, zie Siger
Zymon, zie Symon
Zyncke, Sempka Zyncke z. 389
Zyoerd, zie Syurd
Zyorde gued, Wijnaldum 140
Zypke, zie Sipke
Zytgima, Tgeert 19
Zytie, zie Zettie
Zyurd, zie Syurd
Zywych, zie Sywich