waarborg

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  waarborg    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• waar·borg

Woordherkomst en -opbouw

• In de betekenis van ‘onderpand of andere zekerheid’ voor het eerst aangetroffen in 1328
• samenstelling van  waar  en  borg 
• Naamwoord van handeling van het verouderde waren (verzekeren, hoeden) en borg

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	waarborg	waarborgen
verkleinwoord	waarborgje	waarborgjes

Zelfstandig naamwoord

de waarborg m

1. een geldbedrag of iets anders dat tijdelijk gegeven wordt als onderpand voor het geval men een verplichting niet na kan komen

Synoniemen

• borg, borgstelling, garantie, onderpand, pand, waarborging

Hyponiemen

• bankwaarborg, brandwaarborg, crisiswaarborg, gewestwaarborg, huurwaarborg, staatswaarborg

Afgeleide begrippen

waarborgfonds waarborgfunctie

waarborggeld waarborging waarborgkantoor

waarborgkapitaal waarborgkost waarborgmaatschappij

waarborgregeling waarborgsom waarborgstaat

waarborgstempel waarborgteken waarborgwet

Vertalingen

    1. een geldbedrag of iets anders dat tijdelijk gegeven wordt als onderpand voor het geval men een verplichting niet na kan komen   

Duits: Kaution (de) v, Pfand (de) o Engels: guarantee (en), pledge (en), security (en), warrant (en) Frans: garantie (fr) v Italiaans: garanzia (it) v

Papiaments: garantia Portugees: garantia (pt) v Spaans: garantía (es) v, fianza (es) v, aval (es) m, prenda (es) v Zweeds: garanti (sv)

Werkwoord

vervoeging van
waarborgen

waarborg

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarborgen
   

   • Ik waarborg. 

2. gebiedende wijs van waarborgen
   

   • Waarborg! 

3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van waarborgen
   

   • Waarborg je? 

Gangbaarheid

• Het woord waarborg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "waarborg" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
100 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.