schikken
Uiterlijk
- schik·ken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schikken |
schikte |
geschikt |
zwak -t | volledig |
schikken
- onpersoonlijk goed uitkomen
- Schikt het je dat we de afspraak naar morgen verschuiven?
- overgankelijk aantrekkelijk arrangeren
- De bloemen waren prachtig geschikt.
- wederkerend zich ~ naar een bepaald bewind aanvaarden en zich ernaar aanpassen
- Hij schikte zich maar naar haar nukken, omdat het anders weer flink bonje was.
3. wederkerend aanvaarden
|
- Het woord schikken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schikken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "schikken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schikken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-t) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onpersoonlijk werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Wederkerend werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %