rif

Niet te verwarren met: riff

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  rif    (hulp, bestand)
• IPA: / rɪf / (1 lettergreep)

Woordafbreking

• rif

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Oudnoor(d)s, in de betekenis van ‘bank in zee’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1595

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	rif	riffen (in betekenis 1 en 3)
verkleinwoord	rifje	rifjes

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	rif	reven (in betekenis 2)
verkleinwoord	rifje	rifjes

Zelfstandig naamwoord

het rif o

1. (geologie) een ondiepte in water, koraalbank, klip
2. (techniek), (scheepvaart) bij windmolens en zeilschepen: een strook van het zeiloppervlak dat tijdelijk kan worden opgevouwen of opgerold

   • "De wind is te sterk, we zullen een rif ", of misschien wel twee, moeten steken." 

3. lichaam van een mens of dier, geraamte

Synoniemen

• [2] reef

Verwante begrippen

• [1] wiek
• [2] giek, grootzeil, kraanlijn, reefknuttel, rolfok, smeerlijn

Vertalingen

    1. een ondiepte in water, koraalbank, klip   

Baskisch: arrezife (eu), uharri (eu) Bulgaars: pиф (bg) Deens: rev (da) Duits: Riff (de) o Engels: reef (en) Estisch: kari (et) Fins: riutta (fi) Frans: récif (fr) m Grieks: ύφαλος (el), ξέρα (el) Hongaars: sziklapárkány (hu), zátony (hu) Italiaans: scogliera (it)

Noors: rev (no) o Nynorsk: rev (nn) o Pools: rafa (pl) Portugees: recife (pt) Russisch: риф (ru) Sloveens: čer (sl) Slowaaks: útes (sk) Spaans: arrecife (es) m Tsjechisch: útes (cs) Zweeds: rev (sv)

    2. een strook van het zeiloppervlak dat tijdelijk kan worden opgevouwen of opgerold   

Engels: reef (en) Frans: ris (fr) m

Gangbaarheid

• Het woord rif staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rif" herkend door:

98 %	van de Nederlanders;
94 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

IJslands

Zelfstandig naamwoord

rif o

1. (anatomie) rib