Naar inhoud springen

luxe

Uit WikiWoordenboek
  • luxe
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘weelde’ voor het eerst aangetroffen in 1785 [1][2]
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen luxe luxer -
verbogen - luxere -
partitief - luxers -

luxe

  1. duur, exclusief
    • Hij woont in een luxe huurappartement in het centrum van de stad. 
     Iedereen droeg zijn eigen persoonlijke luxe artikel met zich mee.[3]
  • De overtreffende trap "luxest" of "luukst", uitspraak: /lykst/, komt in het spraakgebruik wel voor, maar staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal ("het Groene Boekje") van de Taalunie. Het Taaladvies van de Taalunie stelt uitdrukkelijk dat de overtreffende trap "meest luxe" is[4]. De spelling luxest suggereert ten onrechte een uitspraak met twee lettergrepen, de spelling luukst wijkt sterk af van het woordbeeld van luxe.
  • Als predicaat of voor een onzijdig onbepaald substantief is de uitspraak in Nederland vaak zonder sjwa, /lyks/ (luuks)[5]. De spelling geeft dat niet goed weer en Van Dale geeft daarom ook de schrijfwijze "lux". Maar lux is de internationale eenheid voor verlichtingssterkte.
  • In veel gevallen kan de combinatie van luxe met een zelfstandig naamwoord ook worden opgevat als een samenstelling. In dat geval wordt het als één woord aan elkaar geschreven. Er is wel een verschil in uitspraak: in de samenstelling komt de klemtoon op luxe te liggen, bij losse woorden heeft wordt het zelfstandig naamwoord ook beklemtoond[6].
  • In België is als bijvoeglijk naamwoord luxueus meer gangbaar.
enkelvoud meervoud
naamwoord luxe luxes
verkleinwoord

de luxem

  1. niet alledaagse dingen die gebruikt worden voor het persoonlijk genot
    • Ik heb het als een luxe ervaren om thuis te werken. 
     De Franse levensstijl blijft een uiterst aantrekkelijk concept waaraan goed wordt verdiend, zoals Michel Houellebecq constateerde in zijn laatste roman De kaart en het gebied: luxe, elegantie, goed eten en drinken.[7]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[8]
  1. "luxe" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. luxe op website: Etymologiebank.nl
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Luxe / luxueuze woonkeuken op site Taaladvies.net; geraadpleegd 2015-02-21
  5. Lux(e) hotel (uitspraak) op site Taaladvies.net; geraadpleegd 2015-02-21
  6. Luxe / luxueuze woonkeuken op site Taaladvies.net; geraadpleegd 2015-02-21
  7. Bronlink Weblink bron
    Peter Giesen
    “Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
  8. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  luxe     la luxe     luxes     les luxes  

luxe v

  1. luxe, weelde
vervoeging van
luxer

luxe

  1. eerste en derde persoon enkelvoud onvoltooid tegenwoordige tijd (indicatif présent) van luxer
  2. eerste en derde persoon enkelvoud tegenwoordige aanvoegende wijs (subjonctif présent) van luxer
  3. tweede persoon enkelvoud gebiedende wijs (impératif présent) van luxer