hetzen
Uiterlijk
- het·zen
- uit het Duits
hetzen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
hetzen |
hetzte |
gehetzt |
zwak -t | volledig |
- een lastercampagne opzetten; tweespalt veroorzaken
- jagen op wild door het met de ogen te volgen
- Het woord hetzen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.