droefgeestigheid
Uiterlijk
- droef·gees·tig·heid
- afleiding van droefgeestig met het achtervoegsel -heid[1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | droefgeestigheid | droefgeestigheden |
verkleinwoord |
de droefgeestigheid v
- het depressief en weinig levenslustig zijn
- ▸ `Nieuwe, dunne vochten kunt u in uw brein opwekken door uw ziel af te wenden van uw droefenis en haar te vervullen van een hartstocht aan de droefgeestigheid tegengesteld; absoluut noodzakelijk op de zeer korte termijn is in dit opzicht een behoorlijke portie amoureuze kortswijl, en voorts geeft u toe aan aangename inbeeldingen omtrent de toekomst, vals of waar.' Werken, werken[2]
- ▸ "Dit is een van de leukste gesprekken die ik ooit op de radio gehoord heb", schrijft Youp in zijn column. "De koning-keizer-admiraal van de droefgeestigheid moest aan een gereformeerde fatsoensrakker uitleggen wat er leuk is aan erotische plaatjes."[3]
- iets wat een uiting is van depressiviteit en gebrek aan levenslust
1. het depressief en weinig levenslustig zijn
- Het woord droefgeestigheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Gewassen vlees” (2014), Em. Querido's Uitgeverij , ISBN 9789021436173
- ↑ Weblink bron “Beluister hier het 'ongemakkelijke' gesprek waar Youp over schreef” (11-12-2016), NOS