Naar inhoud springen

boerin

Uit WikiWoordenboek
boerin
  • boe·rin
  • Afgeleid van boer met het achtervoegsel -in
enkelvoud meervoud
naamwoord boerin boerinnen
verkleinwoord boerinnetje boerinnetjes

de boerinv

  1. echtgenote van een boer
    • Hij is geboren op een boerderij, de jongste van dertien kinderen. Zijn moeder molk de koeien, met de hand, want zijn vader had het nooit geleerd. „Het Duitse systeem”, zegt hij. „In Duitsland was het gewoon dat de boerin molk en de boer in bed bleef liggen.”[1] 
  2. (landbouw) (beroep) vrouwelijke landbouwer of veeteler
    • Het nieuwe, alweer tiende seizoen van de KRO-NCRV kijkcijferhit Boer zoekt Vrouw begint op zondagavond 16 september. Tijdens de uitzending wordt duidelijk hoeveel liefdesbrieven de zeven, naar een relatie hunkerende boeren en drie vrijgezelle boerinnen die meedoen, hebben gekregen. [2] 
    • In de stromende regen eisten de boeren met spandoeken toegang tot de ministeriële bus. Na enig onderhandelen mocht een boerin daar een brief voorlezen („Ik heb een droom. Ik droom dat jullie op een dag werkelijk om ons geven”). Daarna waren er kaasblokjes met prikkers – de vlaggetjes halfstok. „Dat maakte indruk”, aldus Antonissen. „Dat zag je.”[3] 
  3. (scheldwoord) lompe, ongemanierde vrouw
    • Haar vader zei: je lijkt wel een boerin, met die pruik op je hoofd. En al was haar vader ‘licht dementerend’, die opmerking deed zo veel pijn, dat Leny van Zundert besloot de pruik terug te doen in de doos om hem vervolgens nooit te dragen.[4] 
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[5]
  1. Jannetje Koelewijn NRC 22 april 2016
  2. Tubantia Tom Tates 20-08-18 Yvon Jaspers: Liefdeszoektocht nieuwe boeren 'zwoel en verrassend'
  3. Leonie van Nierop NRC 1 juni 2016
  4. Margot Poll NRC 9 mei 2016
  5. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


boerin

  1. boerin


boerin

  1. boerin