bangsa
Uiterlijk
- bang·sa
- van Indonesisch bangsa
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bangsa | - |
verkleinwoord | - | - |
bangsa
- (Nederlands-Indië) volk, mensen met dezelfde afkomst
- Ik had soms wel eens het gevoel, dat hij zich tussen ons beter op zijn gemak voelde dan tussen zijn eigen bangsa. [1]
- Het woord 'bangsa' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bangsa" herkend door:
8 % | van de Nederlanders; |
6 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Last, J."Ketoet vertelt" in: De Nieuwe Stem. jrg. 11 nr. 4 (april 1956) Wereld-bibliotheek, Amsterdam / Antwerpen; p. 229; geraadpleegd 2017-04-23
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- bang·sa
bangsa
- [5] ordo
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 8 %
- Prevalentie Vlaanderen 6 %
- Woorden in het Indonesisch
- Zelfstandig naamwoord in het Indonesisch
- Biologie in het Indonesisch