wolf
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Wolf |
- Geluid: wolf (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwɔləf / (1 of 2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ʋɔlf/, /ʋɔɫf/, /ˈʋɔləf/
- (Limburg): /wɔlf/
- wolf
- Van Middelnederlands wolf en Oudnederlands wulf; in de betekenis van ‘hondachtige’ voor het eerst aangetroffen in 1001 [1]. Verder te herleiden tot het Proto-Indo-Europese woord vraka of varka, wat in het Proto-Europees valka, ulka of valpa werd. In het Oudgrieks was het lukos, in het Latijn lupus en in het Oud-Germaans wolfe.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wolf | wolven |
verkleinwoord | wolfje | wolfjes |
de wolf m
- (roofdieren) bepaald zoogdier, Canis lupus , dat in groepen jaagt en voorkomt op het noordelijk halfrond
- In dat gebied kun je vaak wolven zien lopen.
- ▸ Tot mijn opluchting zag ik dat het geen jonge beer, maar een grote vrouwtjescoyote was. Een soort kruising tussen een wolf en een vos.[2]
- (medisch) tandwolf
- [1] alaskawolf, dingo, Europese wolf, hokkaidowolf, hond, Iberische wolf, Indische wolf, kenaischiereilandwolf, Mexicaanse wolf, newfoundlandwolf, poolwolf, Spaanse wolf, witte wolf
- aardwolf, Arabische wolf, buffelwolf, buidelwolf, Ethiopische wolf, falklandwolf, manenwolf, reuzenwolf, rode wolf
- alfawolf, bijenwolf, boswolf, carrièrewolf, eetwolf, geldwolf, goudwolf, kaardwolf, korenwolf, lompenwolf, prairiewolf, snotwolf, steppewolf, strandwolf, tandwolf, tijgerwolf, toendrawolf, vreetwolf, waterwolf, weerwolf, zebrawolf, zeewolf
- wolfachtig, wolfbaars, wolfdak, wolfeind, wolfeinde, wolfgang, wolfhaag, wolfharing, wolfijzer, wolfput, wolfsangel, wolfsbalk, wolfsbeet, wolfsboon, Wolfsburg, wolfsdak, wolfsdarm, wolfsdonk, wolfsdood, wolfsdoorn, wolfseind, wolfseinde, wolfsgebit, wolfshaar, wolfsharingen, wolfshond, wolfshonger, wolfshuid, wolfsijzer, wolfskardinaalbaars, wolfskers, wolfskind, wolfsklauw, wolfsklem, wolfskruid, wolfskuil, wolfsmelk, wolfsmond, wolfsmuil, wolfspels, wolfspin, wolfspinnen, wolfspoot, wolfsprent, wolfsslangen, wolfsspel, wolfsspin, wolfstand, wolfsuur, wolfsvanger, wolfsvel, wolfsvlieg, wolfswortel, wolfszweer, wolftoon, wolveaard, wolvenbeet, wolvenbek, wolvenboon, wolvendak, wolvenfamilie, wolvengehuil, wolvenhuid, wolvenjacht, wolvenjager, wolvenkind, wolvenklem, wolvenkop, wolvenkudde, wolvenkuil, wolvenmuil, wolvennatuur, wolvenopvang, wolvenpels, wolvenprent, wolvenspoor, wolvenstaart, wolvenstudiecentrum, wolventand, wolvenvel
- Afghaanse vos
- Afrikaanse wilde hond
- Arabische wolf
- Aziatische wilde hond
- alaskawolf
- andesvos
- azaravos
- Bengaalse vos
- boshond
- buffelwolf
- coyote
- Darwins vos
- dingo
- Ethiopische wolf
- Europese wolf
- eilandvos
- falklandwolf
- fennek
- gestreepte jakhals
- goudjakhals
- goudvos
- grijze vos
- grijze vossen
- grootoorkitvos
- grootoorvos
- hond
- Iberische wolf
- Indische wolf
- jakhals
- jakhalzen
- Kaapse vos
- kitvos
- kortoorvos
- krabbenetende vos
- krabbenhond
- lepelhond
- Mexicaanse wolf
- manenwolf
- newfoundlandwolf
- oostelijke zandvos
- Patagonische vos
- poolvos
- poolwolf
- reuzenwolf
- rode wolf
- Spaanse wolf
- san-joaquinkitvos
- savannevos
- steppevos
- Tibetaanse zandvos
- vos
- vossen
- wasbeerhond
- wilde hond
- witte wolf
- zadeljakhals
- zandvos +
samenstellingen met "wolf" als eerste deel
- Wolfsburg
- wolfachtig
- wolfbaars
- wolfeind
- wolfhaag
- wolfijzer
- wolfsangel
- wolfsbalk
- wolfsdak
- wolfseind
- wolfseinde
- wolfshond
- wolfshonger
- wolfskers
- wolfskind
- wolfsklauw
- wolfsklem
- wolfskruid
- wolfskuil
- wolfsmelk
- wolfsmond
- wolfsmuil
- wolfspin
- wolfspoot
- wolfsspin
- wolfstand
- wolfsuur
- wolfsvel
- wolfswortel
- wolvenbeet
- wolvendak
- wolvengehuil
- wolvenjacht
- wolvenjager
- wolvenkind
- wolvenklem
- wolvenkuil
- wolvenmuil
- wolvenopvang
- wolvenspoor
- wolvenstudiecentrum
- wolventand
- wolvenvel
samenstellingen met "wolf" als laatste woord
- De wolf bij de schapen opsluiten
Mensen die elkaar vijandig gezind zijn, bij elkaar brengen
- De wolf tot schaapherder maken
Iemand een bepaalde positie geven van waaruit die persoon veel kwaad kan aanrichten
- Een wolf in schaapskleren
Iemand die er op het eerste gezicht onschuldig uitziet, maar in werkelijkheid kwade bedoelingen heeft; bij uitbreiding iets wat of iemand die op het eerste gezicht niet opvalt, maar wel een gevaar in zich draagt
- Een hongerige wolf
Iemand die veel honger heeft en/of veel eet
- Eten als een wolf
Veel eten
- • Als een hongerige wolf viel ik aan maar zat al na twee Big Macs helemaal vol. [3]
- Huilen met de wolven in het bos
Het ergens niet mee eens zijn of niet goed snappen waar het eigenlijk over gaat, maar wel degenen die hierin de toon zetten gelijk geven
- De mens is de mens een wolf
Mensen maken vaak misbruik van elkaar
- De wolf ruilt wel van baard, maar niet van aard
Mensen veranderen niet van karakter als ze ouder worden
- Wee de wolf die in een kwaad gerucht staat (komt of is)
Stoett-2600 [4]
Vaak wordt met "wolf" [1] meer specifiek de grijze wolf bedoeld.
1. bepaald zoogdier, Canis lupus
vervoeging van |
---|
wolven |
wolf
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wolven
- Ik wolf.
- gebiedende wijs van wolven
- Wolf!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wolven
- Wolf je?
- Het woord wolf staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "wolf" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "wolf" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ www.dbnl.org
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wolf | wolwe |
wolf
- IPA: /wʊlf/
enkelvoud | meervoud |
---|---|
wolf | wolves |
wolf
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
nominatief | wolf | wolve |
genitief | wolves | wolve |
datief | wolve | wolven |
accusatief | wolf | wolve |
- (roofdieren) Canis lupus wolf
- «Maer dien wolve enten liebarde
hevet hi den hals curt ghegheven,
want si bider proien leven.»[2]Maar aan de wolven en de luipaarden
heeft Hij een korte nek gegeven,
omdat zij van prooien leven
- «Maer dien wolve enten liebarde
- wulf, vulf
- ↑ Vroegmiddelnederlands Woordenboek
- ↑ Weblink bron “Der Naturen Bloeme” (13e eeuw)
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 of 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Roofdieren in het Nederlands
- Zoogdieren in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met IPA-weergave
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Zelfstandig naamwoord in het Afrikaans
- Roofdieren in het Afrikaans
- Zoogdieren in het Afrikaans
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Roofdieren in het Engels
- Zoogdieren in het Engels
- Woorden in het Middelnederlands
- Woorden in het Middelnederlands van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Middelnederlands
- Roofdieren in het Middelnederlands
- Zoogdieren in het Middelnederlands