Naar inhoud springen

bosje

Uit WikiWoordenboek
Versie door MarcoSwart (overleg | bijdragen) op 26 okt 2024 om 14:40 (ipa)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)
  • bos·je

het bosjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord bos
     Haar vingers speelden met de stelen van het bosje bloemen dat in een glazen vaasje stond.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]