ons
Uiterlijk
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ik 'k |
mij me |
wij we |
ons |
2e persoon (informeel) |
jij je |
jou je |
jullie | jullie |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
2e persoon (regionaal) |
gij ge |
u | gij ge |
u |
3e persoon (mannelijk) |
hij ie |
hem 'm |
zij ze |
(dat.) hun (acc.) hen ze |
3e persoon (vrouwelijk) |
zij ze |
haar 'r, d'r | ||
3e persoon (onzijdig) |
het 't |
het 't | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
- ons
- Leenwoord uit het Frans of Latijn, in de betekenis van ‘gewicht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
- In de betekenis van ‘bezittelijk voornaamwoord’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
ons
- 1e persoon meervoud als (direct of indirect) object of na een voorzetsel;
- Hij zag ons in de stad.
- Hij heeft ons dit gegeven.
- Hij doet het voor ons.
- ▸ Na een gigantische knal vlak boven ons hoofd stonden de stoere jonge gasten binnen tien seconden ook binnen.[2]
1. 1e persoon meervoud als (direct of indirect) object of na een voorzetsel
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
verplicht | keuze | verplicht | keuze | |
1e persoon | mij me |
mijzelf mezelf |
ons | onszelf |
2e persoon (informeel) |
je | jezelf | je | jezelf |
2e persoon (formeel) |
zich | zichzelf | zich | zichzelf |
2e persoon (regionaal) |
u | uzelf | u | uzelf |
3e persoon |
zich | zichzelf | zich | zichzelf |
ons
- Deze vorm wordt gebruikt als de reflexiviteit verplicht is, dat wil zeggen dat het werkwoord alleen als wederkerend gebruikt kan worden. Ook optioneel wederkerende werkwoorden kunnen het gebruiken maar voor deze is onszelf gebruikelijker.
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
bijvoeglijk | zelfstandig | bijvoeglijk | zelfstandig | |
1e persoon | mijn m'n |
mijne | ons, onze | onze |
2e persoon (informeel) |
jouw je |
jouwe | jullie je |
- |
2e persoon (formeel) (regionaal) |
uw | uwe | uw | uwe |
3e persoon (mannelijk) |
zijn z'n |
zijne | hun | hunne |
3e persoon (vrouwelijk) |
haar d'r, 'r |
hare | ||
3e persoon (onzijdig) |
zijn z'n (ervan) |
zijne | ||
Boven: benadrukte vorm. Onder: onbenadrukte vorm |
ons, onze (verbogen vorm)
- van de 1e persoon meervoud
- Dit is ons huis.
- Dit is onze huisdeur.
1. van de 1e persoon meervoud
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ons | onsen onzen |
verkleinwoord | onsje | onsjes |
het ons o
- (eenheid) niet officiële gewichtsmaat van 100 gram
- Mag het een ons meer zijn?
- (eenheid), (verouderd) een eenheid van gewicht van voor de invoering van het decimale stelsel en was 1/16 van een pond (ca. 480 gram) of 1/12 van een medicinaal pond (ca. 375 gram)
- Een ons was onderverdeeld in acht drachma's.
eenheden van massa (gewicht) in het Nederlands (nld) |
---|
yoctogram • zeptogram • attogram • femtogram • picogram • nanogram • microgram • milligram • centigram • decigram • gram • decagram • hectogram • kilogram • megagram • gigagram • teragram • petagram • exagram • zettagram • yottagram |
ons • pond • ton buiten gebruik: drachma • grein • lood • medicinaal pond • scrupel |
- Het woord ons staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ons" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "ons" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
ons
- ons; 1e persoon meervoud datief en accusatief
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onderwerp | voorwerp | onderwerp | voorwerp | |
1e persoon | ek | my | ons | ons |
2e persoon (informeel) |
jy | jou | julle | julle |
2e persoon (formeel) |
u | u | u | u |
3e persoon (mannelijk) |
hy | hom | hulle | hulle |
3e persoon (vrouwelijk) |
sy | haar | ||
3e persoon (onzijdig) |
dit | dit |
- IPA: /õːs/
ons
ons
nominatief | genitief | datief | accusatief | |||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
vol | clit. | vol | clit. | vol | clit. | vol | clit. | |||
enk | 1e | ic | mijns | mi | mi | |||||
2e | du | -tu | dijns | di | di | |||||
3e | m | hi | -i | sijns | -es -s |
hem | -em -en |
hem | -en -ene -ne | |
f | si | -se | haer | -ere -re -er |
haer | -ere -re -er |
haer | -se | ||
n | het | t- -et -t |
- | -es -s |
hem | het | -et -t | |||
mv | 1e | wi | onser | ons | ons | |||||
2e | ghi | -i | uwer | u | u | |||||
3e | si | -se | haer | -ere -re -er |
hem hen |
-en | hem hen |
-se |
ons
- datief en accusatief eerste persoon meervoud: ons
ons
ons
- ons; 1e persoon meervoud datief en accusatief
ons
- ons; van de 1e persoon meervoud
ons
- ons; 1e persoon meervoud datief en accusatief
ons
- ons; van de 1e persoon meervoud
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 3
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Wederkerend voornaamwoord in het Nederlands
- Bezittelijk voornaamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Eenheid in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %
- Woorden in het Achterhoeks
- Persoonlijk voornaamwoord in het Achterhoeks
- Woorden in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met audioweergave
- Persoonlijk voornaamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Afrikaans met IPA-weergave
- Bezittelijk voornaamwoord in het Afrikaans
- Woorden in het Middelnederlands
- Woorden in het Middelnederlands van lengte 3
- Persoonlijk voornaamwoord in het Middelnederlands
- Wederkerend voornaamwoord in het Middelnederlands
- Woorden in het Nedersaksisch
- Persoonlijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Bezittelijk voornaamwoord in het Nedersaksisch
- Woorden in het Twents
- Persoonlijk voornaamwoord in het Twents
- Woorden in het Veluws
- Bezittelijk voornaamwoord in het Veluws