Naar inhoud springen

Pierre Curie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Nobelprijswinnaar  Pierre Curie
15 mei 185919 april 1906
Pierre Curie (ca. 1906)
Pierre Curie (ca. 1906)
Geboorteland Frankrijk
Geboorteplaats Parijs
Overlijdensplaats Parijs
Nobelprijs Natuurkunde
Jaar 1903
Reden "Voor hun onderzoek naar de stralingsfenomenen ontdekt door Henri Becquerel."
Samen met Marie Curie-Skłodowska
Gedeeld met Antoine Henri Becquerel
Voorganger(s) Hendrik Lorentz
Pieter Zeeman
Opvolger(s) John William Strutt
Portaal  Portaalicoon   Natuurkunde

Pierre Curie (Parijs, 15 mei 1859 – aldaar, 19 april 1906) was een Frans natuurkundige. Samen met zijn vrouw Marie Curie won hij in 1903 de helft van de Nobelprijs voor Natuurkunde voor hun "gezamenlijk onderzoek naar de stralingsverschijnselen ontdekt door professor Becquerel" (de andere helft was voor Becquerel).

Curie werd geboren in Parijs als zoon van Eugène Curie (1827-1910) en Sophie-Claire Depouilly (1832-1897). Hij bezocht geen middelbare school, maar werd door zijn vader opgeleid voordat hij op 16-jarige leeftijd werd toegelaten tot de Sorbonne. Twee jaar later behaalde hij zijn licence ès sciences physiques. Hij kreeg een baan als amanuensis aangeboden op het mineralogisch laboratorium van Charles Friedel, hoogleraar scheikunde aan de Sorbonne.

Onderzoek naar elektriciteit en magnetisme

[bewerken | brontekst bewerken]

Samen met zijn vier jaar oudere broer Jacques (1856-1941) – die in hetzelfde laboratorium werkzaam was – deed hij onderzoek naar het in 1824 door David Brewster beschreven effect van pyro-elektriciteit, het ontstaan van een elektrische spanning in kristallen door temperatuurverandering. In 1880 ontdekten de broers de daarmee verwante piëzo-elektriciteit, het genereren van een spanning als op bepaalde kristallen druk wordt uitgeoefend.[1] Pierre gebruikte dit om een kwadrant-elektrometer te maken die direct zeer kleine stroompjes kon meten in de orde van 10−11 ampère. Later zouden Pierre en Marie dit instrument gebruiken bij hun onderzoek naar radioactiviteit.

Op voorspraak van Friedel werd Pierre in 1882 benoemd als docent aan de in dat jaar opgerichte École Municipale de Physique et Chimie Industrielles (Gemeentelijke hogeschool voor industriële natuur- en scheikunde) te Parijs. Voor zijn doctoraalproefschrift deed Curie onderzoek naar de overgang tussen ferromagnetisme, paramagnetisme en diamagnetisme, wat onder meer resulteerde in de naar hem genoemde wet van Curie.[2] Deze wet zegt dat in een paramagnetisch materiaal de magnetisatie recht evenredig is met het uitwendige magnetisch veld en omgekeerd evenredig met de temperatuur. In 1895 ontdekte hij de Curietemperatuur – de materiaalafhankelijke temperatuur waarbij een ferromagneet zijn magnetische eigenschappen verliest. Boven die temperatuur gedragen ferromagnetische stoffen zich als paramagnetische stoffen.

De dag na zijn promotie, op 6 maart 1895, aanvaardde Pierre zijn nieuwe functie als docent algemene natuurkunde aan de École de Physique et Chimie (Hogeschool van natuur- en scheikunde). Toen in 1894 Marie Skłodowska bij hem kwam voor advies voor haar onderzoek, ontstond liefde op het eerste gezicht. Op 26 juli 1895, kort na zijn aanstelling, huwde hij Marie. Als huwelijksreis maakten ze een fietstocht door Bretagne.

Onderzoek naar radioactiviteit

[bewerken | brontekst bewerken]

Na de ontdekking van de uraniumstralen (rayons uraniques) door Antoine Henri Becquerel, werkte het echtpaar vanaf 1897 aan het onderzoek naar radioactiviteit. Van de hogeschool kregen Pierre en Marie toestemming om achter de school in een oude schuur een primitief laboratorium in te richten. Marie had ontdekt dat pekblende, een uraniumerts, sterker radioactief was dan het uranium dat eruit werd gehaald, terwijl er verder geen radioactieve elementen bekend waren. Dit kon alleen worden verklaard als pekblende kleine hoeveelheden van andere, onbekende elementen bevatte, die veel actiever waren dan uranium. Geïntrigeerd door Maries resultaten, schortte Pierre zijn kristallografisch en magnetisch onderzoek (naar hij dacht tijdelijk) op, om zijn vrouw te helpen bij haar onderzoek. De Curies moesten enkele tonnen pekblende verwerken voordat ze uiteindelijk in 1898 een kleine hoeveelheid van twee nieuwe elementen, radium en polonium, hadden geïsoleerd.[3]

Dit werk werd verricht onder moeilijke omstandigheden, omdat ze niet over een goed uitgerust laboratorium konden beschikken. Voor deze ontdekking werd aan Curie het Legioen van Eer toegekend, maar Curie weigerde dit, omdat hij geen behoefte had aan een onderscheiding, maar aan onderzoeksfaciliteiten. In 1903 ontvingen Curie en zijn vrouw, samen met Henri Becquerel, de Nobelprijs voor Natuurkunde. Deze werd wel dankbaar aanvaard, dankzij het geld van de Nobelprijs kon Pierre stoppen met lesgeven aan de hogeschool – hij werd opgevolgd door een oud-leerling van hem: Paul Langevin. Pierre en Marie ontvingen in 1903 de Davy-medaille en in 1904 de Matteucci-medaille.

Ook deed Pierre onderzoek naar de gevolgen van radioactiviteit op het menselijke lichaam. Hij bond een radiumpreparaat op zijn arm en liet dat een dag zitten. De ontstane brandwond genas slechts langzaam, de arm begon te vervellen en stootte de oude huid af.

Hoogleraarschap en dood

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1904 werd Curie hoogleraar aan de faculteit natuurwetenschappen aan de Sorbonne, een leerstoel die speciaal aan hem werd toegekend. Hij had daardoor eindelijk toegang tot betere faciliteiten en drie medewerkers: een laboratoriumchef, een amanuensis en een laborant. Marie werd benoemd tot chef de travaux, hoofd van de laboratoriumwerkzaamheden. Lang kon hij daar niet gebruik van maken. Curie overleed twee jaar later, toen hij een maand voor zijn 47e verjaardag struikelde bij het oversteken van Rue Dauphine en werd overreden door een rijtuig. Hij was op slag dood.[4] Zijn werk werd door Marie voortgezet en in 1911 kreeg zij de Nobelprijs voor scheikunde voor haar ontdekking van radium en polonium en voor haar studie naar de aard en samenstelling van deze opmerkelijke elementen.

Het laboratorium zou in 1912 uitgroeien tot het beroemde l’Institut du Radium (Radiuminstituut).

Pierre en Marie Curie hadden twee dochters: Irène (1897-1956), die met haar man ook baanbrekend werk op het gebied van de scheikunde verrichtte, en Ève (1904-2007), die journaliste en musicus werd. Ève overleefde haar vader meer dan een eeuw.

Hoewel Pierre Curie minder beroemd is dan zijn vrouw, is deze straat in Hengelo kennelijk naar hem genoemd.
 
 
 
 
Pierre Curie
fysicus
 
Marie Curie-Sklodowska
fysicus, chemicus
←vermoeden van relatie→Paul Langevin
fysicus
 
Jeanne Desfosses
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Frédéric Joliot-Curie
fysicus
 
Irène Joliot-Curie
fysicus
 
Ève Curie
schrijfster, pianiste
 
Henry Labouisse,
directeur van UNICEF
 
Jean Langevin
fysicus
 
André Langevin
fysicus
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Hélène Joliot-Curie
fysicus
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Michel Langevin
fysicus, verzetstrijder
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Yves Langevin
astrofysicus
Zie de categorie Pierre Curie van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.