Johann Wolfgang von Goethe
Johann Wolfgang Goethe | ||||
---|---|---|---|---|
Algemene informatie | ||||
Ook bekend als | Goethe | |||
Geboren | Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 | |||
Geboorteplaats | Frankfurt am Main[1][2] | |||
Overleden | Weimar, 22 maart 1832 | |||
Overlijdensplaats | Weimar[3][2] | |||
Land | Heilige Roomse Rijk | |||
Handtekening | ||||
Werk | ||||
Jaren actief | 1766-1832 | |||
Stroming | Sturm und Drang Weimar Classicisme | |||
Bekende werken | Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre | |||
Dbnl-profiel | ||||
(en) IMDb-profiel | ||||
|
Johann Wolfgang (von) Goethe (spreek uit als: [ˈgøːtə]?) (Frankfurt am Main, 28 augustus 1749 – Weimar, 22 maart 1832) was een Duits wetenschapper, toneelschrijver, romanschrijver, filosoof, dichter, natuuronderzoeker en staatsman. Goethe was de schrijver van onder meer Faust, Die Leiden des jungen Werthers en Zur Farbenlehre. In 1782 werd hij in de adelstand verheven en mocht hij het voorvoegsel "von" in zijn familienaam gebruiken. Goethe geldt als een van de belangrijkste schrijvers, dichters en denkers van Duitsland.
Biografie
[bewerken | brontekst bewerken]Vroege leven (1749-1775)
[bewerken | brontekst bewerken]Goethe werd geboren in Frankfurt am Main als zoon van Johann Caspar Goethe en Catharina Elisabeth Textor die beide uit gegoede en geleerde families kwamen die in hoog aanzien stonden. Zijn vader was gepromoveerd in de rechten en hield de titel Raad van de keizer. Hij zag persoonlijk toe op de vroege ontwikkeling van zijn zoon en dochter, ze kregen uitgebreid onderwijs aan huis. Als 16-jarige begon hij een studie Jurisprudenz aan de universiteit van Leipzig die hij in Straatsburg afmaakte. Vanaf 1771 werkte hij in Frankfurt bij het advocatenkantoor van zijn vader, aanvankelijk bij het Schoffengericht, de lekenrechtbank. Nadat hij de eed had afgelegd als advocaat en als burger van Frankfurt, was hij gekwalificeerd voor representatieve hoge publieke functies.[4] Op advies van zijn vader liep hij in 1772 enkele maanden stage bij het Reichskammergericht in Wetzlar, het hoogste gerechtshof van het Duitse Rijk, maar hij verveelde zich daar en ergerde zich er aan dat er al geruime tijd veel meer zaken binnenkwamen dan er werden afgehandeld.[5]
Eind 1771 is zijn toneelstuk "Götz von Berlichingen" af dat wordt beschreven als een typerend stuk voor de Sturm und Drang beweging. In 1772 begint Goethe's literaire loopbaan met een aanstelling als recensent van een literair tijdschrift.[4]
Te Wetzlar leerde hij via zijn vriend Johann Christian Kestner diens verloofde Charlotte Buff kennen. Met hen ontstond een driehoeksverhouding. Johann en de jonge Wolfgang waren zeer op elkaar gesteld en de drie troffen elkaar bijna dagelijks.
Goethe in Weimar
[bewerken | brontekst bewerken]Uiteindelijk vormde de onmogelijkheid van een liefdesrelatie met Lotte voor Goethe een zodanige geestelijke last, dat hij Wetzlar de rug toekeerde en op uitnodiging van Karel August, hertog van Saksen-Weimar-Eisenach, in 1775 naar Weimar verhuisde, waar hij de rest van zijn leven - afgezien van enkele jaren in Italië - bleef wonen. Op 26e jarige leeftijd werd hij door de hertog gevraagd deel uit te maken van het Hof van het hertogdom Saksen-Weimar-Eisenach, deze functie behield hij voor de rest van zijn leven. In dienst van de hertog werd hij belast met talloze bestuurlijke taken, uiteindelijk ook als minister. Hiertoe behoorden het beheer van de financiën, de weg- en mijnbouw, het krijgswezen en later ook de leiding van het Hoftheater. Goethe probeerde de schuldenlast af te bouwen en het bestuurlijk apparaat te reorganiseren, het mijnwezen en wegennet uit te bouwen, maar ondervond daarbij veel tegenstand. Goethe droeg bij tot de aanleg en inrichting van Weimars botanische tuin en tot verbouwingen aan het hertogelijk paleis, beide werden in 1998 erkend als UNESCO-Werelderfgoed.
De breuk met Charlotte en Johann en andere emotioneel ingrijpende gebeurtenissen verwerkte Goethe literair in zijn sentimentele en goeddeels fictieve brievenroman Die Leiden des jungen Werthers, dat hij in vier weken schreef en in begin 1774 het licht zag. Deze roman werd in korte tijd in hoge oplages in heel Europa verkocht en maakte Goethe ook buiten Duitsland beroemd. Het werk wordt gezien als het belangrijkste werk van de stroming Sturm und Drang binnen de Duitse literatuur, een beweging die overigens niet moet worden verward met de latere Romantiek.
Verder voltooide Goethe in Weimar zijn autobiografische prozawerk Aus meinem Leben, Dichtung und Wahrheit en zijn meesterwerk Faust (deel twee) (1831).
Verblijf in Italië (1786-1788)
[bewerken | brontekst bewerken]In september 1786 vertrok Goethe vanuit Karlsbad, waar hij een kuur volgde, in het geheim naar Italië om de werkdruk te ontlopen die hem ervan weerhield creatief te zijn. Wellicht ook om zijn innige relatie met hofdame Charlotte von Stein iets te laten bekoelen. De hertog van Weimar was niet op de hoogte van dit reisplan en zoals blijkt uit Goethes briefwisseling maakte hij zich soms zorgen dat hij zijn betrekking aan het hof van de hertog kon verliezen. Goethe was in heel Europa beroemd als auteur van "Werther" en reisde daarom incognito onder de naam Johann Philipp Möller, om ongedwongen te kunnen reizen. Hij voelde zich na de reis als herboren en voltooide belangrijke werken als Iphigenie auf Tauris (1787), Egmont (1788) en Torquato Tasso (1790).
In die tijd was het maken van een lange reis door Europa door de gegoede klassen en intellectuelen om kennis te maken met andere culturen, bouwwijzen en manieren van denken en werken populair, de zogenaamde grand tour. Goethe reisde naar Verona, Venetië, Pompeï en de eilanden Capri en Sicilië, hij zocht er naar overblijfselen van de klassieke oudheid en was niet zo zeer geïnteresseerd in de renaissance. Tijdens zijn eerste verblijf in Florence bleef hij slechts 3 uren en in Rome verveelde hij zich naar eigen zeggen in de Sixtijnse kapel. Schilderijen van Giotto bekeek hij niet en de grote barokarchitect Bernini, wiens werk overal in Rome te zien was, vermeldt hij slechts één keer in zijn dagboek. De politieke situatie in Italië liet hem onverschillig. Na een verblijf van enkele maanden in Rome reisde Goethe door naar Napels, waar hij de Vesuvius bestudeerde en Pompeï bezocht.
Goethe overwoog schilder te worden, maar stapte later van dat plan af. Zijn observaties en studie van de Italiaanse kleurenrijkdom mondden uit in zijn kleurenleer, die aanmerkelijk afweek van die van Isaac Newton. In april 1787 meende Goethe in Italië de oerplant gevonden te hebben, niet als organisme dat in de natuur terug te vinden was, maar als een abstract wetenschappelijk model. Dit concept leidde Goethe af van de systematiek die Carl Linnaeus had ontwikkeld om het plantenrijk in te delen. In zijn latere leven werd Goethe echter kritisch over zijn eigen oerplantconcept.
In mei 1788 werd hij door de hertog teruggeroepen naar Weimar, omdat deze steun nodig had bij militaire aangelegenheden. Over zijn reis naar Italië schreef hij tussen 1813 en 1817 de Italiaanse reis.
Vriendschappen en werk in Weimar (1788-1832)
[bewerken | brontekst bewerken]Goethe onderzocht mogelijkheden om de met water volgelopen zilvermijn Ilmenau in Weimar te heropenen zodat met de inkomsten daaruit schulden konden worden afgebouwd. Daartoe vergezelde hij hertog Karel August van Saksen-Weimar in 1790 bij een bezoek aan de zoutmijnen in Wielczka bij Krakau en deed zelf onderzoek in andere mijnen.[6] In 1784 werd een nieuwe schacht feestelijk geopend maar de kosten van winning van koper en zilver bleken in wanverhouding te staan tot de opbrengsten, wat na enkele decennia tot sluiting voerde.[7] Eind 1792, begeleidde Goethe als minister aan het Hof van Saksen-Weimar, de hertog bij het toezicht op de Slag bij Valmy, een drie maanden durende veldslag die deel uitmaakte van de Eerste Coalitieoorlog gevoerd door een bondgenootschap van Europese staten en revolutionair Frankrijk. Zo observeerde hij ook het beleg van Mainz (1793) dat hij beschreef in een fictief dagboek.
De jaren na 1794 werden gekenmerkt door een hechte vriendschap met Friedrich Schiller, die voortduurde tot Schillers dood in 1805. Zij zagen elkaar als geestelijke gelijken, waarvoor zij de term "Homogenialität" ("homogenialiteit") bedachten. Onderwerp van gezamenlijke studie waren onder andere de gebeurtenissen rond de Franse Revolutie en de esthetica in de kunst. Uit deze samenwerking ontwikkelde zich een stijl die wordt aangeduid met de term Weimarer Klassik.
Goethe was bevriend met vele bekende mensen, onder meer de antropoloog Johann Blumenbach, en wetenschapper en staatsman Wilhelm von Humboldt.
In oktober 1806 trouwde Goethe met Christiane Vulpius, nadat hij lange tijd met haar had samengewoond. Hij was haar dankbaar omdat ze, door haar beheerst optreden, hem uit levensgevaar gered had, toen Franse soldaten zijn huis in Weimar plunderden na de Slag bij Jena. Uit deze relatie werden vijf kinderen geboren, van wie alleen August von Goethe (1789-1830) langer leefde dan enkele dagen. In 1808, ontmoette hij te Erfurt de Franse keizer Napoleon Bonaparte, die hem de onderscheiding toekende van het Légion d'honneur.
Vanaf 1794 wijdde Goethe zijn leven hoofdzakelijk aan de literatuur en het afnemen van audiënties in zijn huis te Weimar. In de laatste jaren van zijn leven tekende zijn secretaris Johann Peter Eckermann gesprekken met Goethe op in het beroemd geworden boek Gespräche mit Goethe in den letzten Jahren seines Lebens. Na een leven van buitengewone productiviteit overleed hij op de leeftijd van 82 jaar in Weimar.
Nadat zijn laatste kleinzoon was overleden, vielen zijn werken door erfopvolging in eigendom toe aan Sophie van Oranje-Nassau, de groothertogin van Saksen-Weimar-Eisenach. Zij richtte het Goethe-Schiller-Archiv op.
Belangrijkste werken
[bewerken | brontekst bewerken]Literatuur
[bewerken | brontekst bewerken]De belangrijkste werken die Goethe heeft gemaakt voor hij naar Weimar ging, waren zijn tragedie Götz von Berlichingen (1773), dit werk betekende zijn doorbraak als schrijver, en de roman Die Leiden des jungen Werthers, die in heel Europa enorm populair werd gedurende de 'Sturm und Drang'-periode. Tijdens zijn jaren in Weimar, voordat hij Schiller ontmoette, begon hij met het schrijven van Wilhelm Meister.
Toneel
[bewerken | brontekst bewerken]Naast een van zijn meest belangrijke werken Faust, schreef Goethe de toneelstukken Iphigenie, Egmont, Torquato Tasso, en Reineke Fuchs. In de periode van zijn vriendschap met Schiller werkte Goethe aan de voortzetting van Wilhelm Meister, de mooie idylle Hermann und Dorothea en Romeinse Elegieën. In de laatste periode, na Schillers dood in 1805, kwam Faust tot stand, Die Wahlverwandtschaften, de autobiografie Dichtung und Wahrheit, Italiaanse Reis, veel wetenschappelijk werk, circa 16000 brieven en een serie verhandelingen over Duitse kunst.
Al in 1772 begon Goethe aan een toneelstuk onder de titel Mahomet, als repliek op François-Marie Arouets (alias Voltaire) Le fanatisme ou Mahomet le Prophète, waarvan echter slechts fragmenten zijn overgeleverd. Het bekendste fragment is het gedicht Mahomets Gesang. In 1799 maakte Goethe een becommentarieerde vertaling van Voltaires drama.
Poëzie
[bewerken | brontekst bewerken]Een in het Duits vertaalde verzameling (Farsi: diwan, ديوان) Perzische gedichten van de soefi-dichter Hafez (ca. 1320 in Shiraz - ca. 1390) inspireerde Goethe tot het schrijven van zijn West-östlicher Diwan, waarvan Erschaffen und Beleben van 21 juni 1814 het eerste gedicht was.
De Oostenrijkse componist Franz Schubert bewonderde Goethe zeer. Hij zette een groot aantal gedichten van Goethe, waaronder Gretchen am Spinnrade en Erlkönig, op muziek, maar ondervond van Goethe onverschilligheid.
Wetenschappelijk onderzoek en receptie als wetenschapper
[bewerken | brontekst bewerken]In het kader van zijn pogingen om de mijnen in het Thüringer Woud opnieuw leven in te blazen, verhevigde Goethes interesse en zijn onderzoek van geologie en mineralogie en de natuurwetenschappen in het algemeen. Een voorbeeld is dat hij onderzoek deed naar plantenbiologie en optica.[8] Het mineraal goethiet is vanwege zijn wetenschappelijke bijdragen naar hem vernoemd. Bij de bestudering van menselijke schedels ontdekte hij het tussenkaaksbeen, een bij de mens vergroeid stuk bot dat voordien alleen bij dieren was aangetroffen. Met deze ontdekking inspireerde hij later onder anderen Charles Darwin. Toch is Goethes verdienste voor de natuurwetenschappen niet zozeer het onderwerp van zijn onderzoekingen dan wel de hierbij gevolgde methode.
Goethe's wetenschappelijke werk werd erkend en serieus genomen door zijn hedendaagse collega's; hij had contact met gerespecteerde onderzoekers zoals Alexander von Humboldt, met wie hij in de jaren 1790 anatomische en galvanische experimenten ondernam, de chemicus Johann Wolfgang Döbereiner en de arts Christoph Wilhelm Hufeland, die van 1783 tot 1793 zijn huisarts was. Zijn geschriften, vooral de kleurentheorie, werden vanaf het begin controversieel besproken in de vakliteratuur; Naarmate de natuurwetenschappen zich ontwikkelden, werden de theorieën van Goethe grotendeels als achterhaald beschouwd. Het beleefde een tijdelijke renaissance vanaf 1859, het jaar waarin Charles Darwins werk On the Origin of Species werd gepubliceerd. Goethe's veronderstelling dat de levende wereld voortdurend verandert en dat organische vormen terug te voeren zijn op een gemeenschappelijke oorspronkelijke vorm, leidde ertoe dat hij werd beschouwd als een pionier op het gebied van evolutietheorieën.
Volgens de Duitse natuurkundige Carl Friedrich von Weizsäcker is Goethe er niet in geslaagd “de natuurwetenschap om te zetten in een beter begrip van haar eigen aard […]. Wij natuurkundigen vandaag de dag zijn [...] studenten van Newton en niet van Goethe. Maar we weten dat deze wetenschap geen absolute waarheid is, maar een specifieke methodologische procedure. ”
De Weimar Classic Foundation organiseerde van 28 augustus 2019 tot 16 februari 2020 de speciale tentoonstelling Adventures of Reason: Goethe and the Natural Sciences around 1800, waarvoor een catalogusbundel verscheen.
Varia
[bewerken | brontekst bewerken]- De liefde tussen Goethe en de 19-jarige Ulrike, die Goethe inspireerde tot de Marienbader Elegie (1823), werd door Martin Walser als onderwerp genomen voor zijn roman Ein liebender Mann.[9]
- Goethe heeft een recensie geschreven in de Frankfurter Gelehrten Anzeigen van het (anoniem) door Belle van Zuylen geschreven boek Le Noble, anomiem uitgegeven in het Duits onder de titel Die Vorzüge des alten Adels, Lemgo, Meyer, 1772.
- Goethe hield contact met Barbara Schulthess (1745-1818), een Zwitserse salonnière die hij ook meermaals zou ontmoeten. De originele versie van Goethes werk Wilhelm Meister is alleen bewaard gebleven in een kopie van Schulthess die pas in 1910 werd ontdekt.[10]
- Een bekend en vaak aangehaald citaat van Goethe luidt: In der Beschränking zeigt sich erst der Meister, als een vermaning tegen (te) lange en wijdlopige teksten. Hij schreef daarentegen echter eveneens: Daß du nicht enden kannst, das macht dich groß.
Bibliografie
[bewerken | brontekst bewerken]- 1766-1767 Annette-Lieder
- 1768 Die Laune des Verliebten (herdersspel, in 1806 in boekvorm)
- 1769 Neue Lieder
- 1769 Die Mitschuldigen (blijspel, in 1787 in boekvorm)
- 1771 Friederieke-Lieder
- 1773 Götz von Berlichingen mit der eisernen Hand (drama)
- 1773 Brief des Pastors zu *** an den neuen Pastor zu ***
- 1774 Neueröffnetes moralisch-politisches Puppenspiel
- 1774 Ein Fastnachtsspiel vom Pater Bray
- 1774 Jahrmarktsfest zu Plundersweilern
- 1774 Götter, Helden und Wieland (klucht)
- 1774 Die Leiden des jungen Werthers (roman in brieven)
- 1774 Clavigo (treurspel)
- 1775 Erwin und Elmire (toneelspel met zang)
- 1775 In allen guten Stunden (vrijmetselaarsvolkslied)
- 1776 Wilhelm Meisters theatralische Sendung („Urmeister“-roman, in 1911 in boekvorm)
- 1776 Stella (toneelspel voor verliefden)
- 1778 Der Fischer
- 1779 Iphigenie auf Tauris (proza, in 1787 in boekvorm)
- 1780 Torquato Tasso drama (in 1790 in boekvorm)
- 1786 Über den Zwischenkiefer der Menschen und der Tiere
- 1787 Die Leiden des jungen Werthers, 2e versie (roman in brieven, Ned. vert.: o.a. 2002; 'Het lijden van de jonge Werther', door T. Cornips)
- 1788 Egmont (treurspel over Lamoraal van Egmont)
- 1790 Venezianische Epigramme
- 1790 Faust. Ein Fragment
- 1790 Versuch die Metamorphose der Pflanzen zu erklären / Die Metamorphose der Pflanzen
- 1791 Beiträge zur Optik
- 1792 Gros-Cophta (blijspel)
- 1792-1793 Die Aufgeregten
- 1793 Der Bürgergeneral (blijspel)
- 1795 Die Unterhaltungen deutscher Ausgewanderten. Raamvertellingen, met:
- Bassompierres Geschichte von der schönen Krämerin;
- Der Prokurator;
- Ferdinands Schuld und Wandlung;
- Die Sängerin Antonelli;
- Das Märchen. (Ned. vert.: 1997; 'Het sprookje van de groene slang en de schone Lelie')
- 1796 Wilhelm Meisters Lehrjahre (Ned. vert.: 1982; 'Wilhelm Meisters leerjaren', door Pim Lukkenaer)
- 1796 Die Geschichte von Mignons Eltern (verhaal uit Wilhelm Meisters Lehrjahre)
- 1796 Xenien (gedicht geschreven met Friedrich Schiller)
- 1797 Novelle
- 1797 Propylaën
- 1797 Achilleis
- 1797 Faust. 1. Teil (in boekvorm in 1808, o.a. vertaald in 1879 door J.J.L. Ten Kate en in 1911 als 'Faust deel Een' door C.S. Adama van Scheltema)
- 1804 Die natürliche Tochter (treurspel)
- 1805 Epilog zur Schillers Glocke
- 1807 Wilhelm Meisters Wanderjahre (roman, in boekvorm in 1821, uitgebreide versie 1829), met de verhalen:
- Der Mann von funfzig Jahren (Ned. vert.: De man van vijftig jaar);
- Die pilgernde Törin (Ned. vert.: De bedevarende dwaas);
- Die gefährliche Wette (Ned. vert.: De gevaarlijke weddenschap);
- Die neue Melusine (Ned. vert.: De nieuwe Melusine));
- Sankt Joseph der Zweite (Ned. vert.: Sint Joseph de Tweede);
- Wer ist der Verräter? (Ned. vert.: Wie is de verrader?);
- Nicht zu weit (1829) (Ned. vert.: Niet te ver (1829)).
- 1808 Sonette
- 1808 Pandora (feestelijk spel, in boekvorm in 1817)
- 1809 Die Wahlverwandtschaften (tekstvorm, Ned. vert.: 1979; 'Natuurlijke verwantschap', door P. Lukkenaer)
- 1810 Zur Farbenlehre (Ned. vert.: 2004; 'Kleurenleer')
- 1816 Kunstschätze am Rhein, Main und Neckar
- 1817 Italienische Reise (Ned. vert.: o.a. 2005; 'Italiaanse Reis', door Wilfred Oranje)
- 1817 Die guten Weiber
- 1823 Marienbader Elegie
- 1832 Faust. 2. Teil (vertaald in 1879 door J.J.L. Ten Kate en in 1920 als 'Faust deel Twee' door Nico van Suchtelen)
- 1832 Nachgelassene Schriften
- Periode 1816-1832: publicaties in het tijdschrift: 'Ueber Kunst und Altertum'.
- Gedichten
- 1774 Prometheus
- 1774 Geistesgruß
- 1782 Erlkönig
- 1790 Römische Elegien (gedichtenbundel)
- 1794 Reineke Fuchs (dierenepos)
- 1797 Der Zauberlehrling
- 1797 Hermann und Dorothea (idylle in hexameter)
- 1815 Vom Sänger hat man viel erzählt (vrijmetselaarsgedicht als dank aan de zangers)
- 1816 Wenn die Liebste zum Erwidern (vrijmetselaarsgedicht voor het verzwijgen)
- 1819 West-Östlicher Diwan (gedichtenbundel)
- 1811-1833 Aus meinem Leben - Dichtung und Wahrheit (autobiografisch)
- 1826 Ode aan Schillers schedel
- Overig werk
- 1776 Die Geschwister (toneeldrama in één akte)
- 1809 Die wunderlichen Nachbarskinder (novelle)
- 1811 Der neue Paris
- 1814 Sankt-Rochus-Fest zu Bingen
- 1821 Einleitung zu den Trauerreden (treurrede voor vrijmetselaars bij het overlijden van de meester van de 'Stuhl Ridel', Cornelius Johann Rudolf Ridel 1759–1821)
- 1822 Kampagne in Frankreich (een bericht)
- 1828 en 1829 Goethe - Schiller, Briefwechsel. Met een voorwoord van Goethe. Vertaald in het Nederlands door A.J. Leemhuis, Goethe - Schiller, briefwisseling, 2005
- 1830 Rede zum brüderlichen Andenken Wielands (treurrede voor vrijmetselaars)
- 1830 Dem würdigen Bruderfeste: „Fünfzig Jahre sind vorüber“ (poëtische dankrede bij zijn 50-jarig jubileum als vrijmetselaar)
- 1816-1832 Über Kunst und Altertum (geschreven met Johann Heinrich Meyer, [1760-1832])
- 1833 Maximen und Reflexionen (postuum verschenen)
- Belagerung von Mainz
- Claudine von Villa Bella (toneelspel)
- Proserpina (monodrama)
- Satyros, oder Der vergötterte Waldteufel (toneeldrama)
- Vertalingen
- 1797 Das Leben des Benvenuto Cellini
- 1802 Mahomet (bewerkte tragedie van Voltaire)
Literatuur over Goethe (selectie)
[bewerken | brontekst bewerken]- 1977 Johann Wolfgang Goethe, Sämtliche Werke, 18 banden, Artemis-Gedenkenausgabe dtv-Dündruck, Zürich, 1977, ISBN 3-7608-2527-3
- 1984 Antoine Berman, L'épreuve de l'étranger. Culture et traduction dans l'Allemagne romantique: Herder, Goethe, Schlegel, Novalis, Humboldt, Schleiermacher, Hölderlin. Paris: Gallimard, Essais. ISBN 978-2-07-070076-9.
- 1994 Goethe - Leben und Werk, door Karl Otto Conrady
- 2003 Goethe - sein Leben und seine Zeit, door Richard Friedenthal
- 1992 Goethe: The Poet and the Age: Poetry of Desire, door Nicholas Boyle
- 1998 Goethe-Lexikon, door Gero von Wilpert
- 1998 Mein Leben ein einzig Abenteuer, Johann Wolfgang Goethe Biografie, door Klaus Seehafer, Aufbau Verlag, Berlin 1998, ISBN 3-351-02471-1
- 1992 Schein Kritik Utopie. Zu Goethe und Hegel, door Renate Wieland
- 2001 Katharina Mommsen: Goethe und der Islam, Insel Verlag, Frankfurt am Main, 2001, ISBN 3-458-34350-4
- 2003 Goethe und Anna Amalia – eine verbotene Liebe, door Ettore Ghibellino
- 2002 Goethe zur Einführung, door Peter Matussek
- 2002 Goethe, de onverouderde. In: H.W. von der Dunk, Mensen, machten, mogelijkheden. Historische beschouwingen. Amsterdam, Bert Bakker, pp. 175 - 197 ISBN 90-351-2400-6
- 2005 Faust & levenskunst, door H.E.S. Woldring
- 2009 Goethe und Schiller. Geschichte einer Freundschaft door Rüdiger Safranski. München, Carl Hanser Verlag.
- 2014 Goethe. Kunstwerk des Lebens door Rüdiger Safranski, München, Carl Hanser Verlag. ISBN 978-3-596-198382
- 2015 Die Hälfte meines Daseins' - zur Freundschaft zwischen Goethe und Schillerr, door Rüdiger Safranski, in Richard Riess (Hrsg.), Freundschaft, Lambert Schneider ISBN 978-3-650-40083-3
- 2016 Goethe en zijn 'Faust', door Rudolf Steiner
Zie ook
[bewerken | brontekst bewerken]- Johann Gottfried von Herder
- Duitse en Oostenrijkse theaterpraktijk in de Nieuwste Tijd
- De tovenaarsleerling
Noten
- ↑ Gemeinsame Normdatei; geraadpleegd op: 10 december 2014.
- ↑ a b Archivio Storico Ricordi; geraadpleegd op: 3 december 2020; Archivio Storico Ricordi-identificatiecode voor persoon: 2129.
- ↑ Gemeinsame Normdatei; geraadpleegd op: 30 december 2014.
- ↑ a b (de) Borchmeyer, Dieter, Das Goethezeitportal: Biographie Goethes. www.goethezeitportal.de. Goethezeitportal e.V. Gesellschaft zur wissenschaftlichen Förderung und kulturellen Vermittlung von Literatur, Kunst und Kultur der Goethezeit auf medialer Basis (2005). Geraadpleegd op 12 juli 2023.
- ↑ (de) Blasius, Wilhelm (1987). Goethe und seine Zeit in Wetzlar und Gießen. Gearchiveerd op 1 november 2018. Giessener Universitätsblätter 1987
- ↑ (de) Goethe Museum Düsseldorf, Goethe in der Grube - Bergwerksachen. Gearchiveerd op 14 juli 2023.
- ↑ (de) HAHN, historische alte Aktien und Wertpapiere,Sammleraktien von, Kleine Geschichte des Ilmenauer Kupfer- und Silber-Bergwerks. sammleraktien-online.de. Gearchiveerd op 19 augustus 2023. Geraadpleegd op 14 juli 2023.
- ↑ (en) Collins Concise Encyclopedia. William Collins Sons & Co. Ltd., Norwich, Verenigd Koninkrijk (1977), p. 235. ISBN 0-00-434317-4.
- ↑ Martin Walser Ein liebender Mann, uitg. Rowohlt (2008). Gerecenseerd in NRC Handelsblad 18 april 2008 door Anneriek de Jong. Nederlandse vertaling: Een liefhebbende man, uitg. De Geus (2009)
- ↑ (fr) Barbara Schulthess in het Historisch woordenboek van Zwitserland. Gearchiveerd op 28 maart 2023.
Externe links
- Projekt Gutenberg-DE - Johann Wolfgang von Goethe: Werke
- Werken van Johann Wolfgang Goethe (Duits)
- Textlog.de, Historische Werke - Goethe
- Thorwalds Weltbild-Seiten - Goethes Weltbild
- Goethe's works: text, concordances and frequency lists
- Nederlandstalige biografie
- Enkele in het Nederlands vertaalde maximen van Goethe