Agfacommando
Dit artikel is voorgedragen als etalageartikel. Aangemelde gebruikers kunnen gedurende één maand hun stem uitbrengen. |
Agfa Kamerawerke of Agfacommando | ||
---|---|---|
Ingebruikname | 12 september 1944 | |
Bevrijding | 30 april 1945 | |
Locatie | München-Giesing | |
Verantwoordelijk land | Nazi-Duitsland | |
Coördinaten | 48° 6′ NB, 11° 36′ OL | |
Beheerder | SS | |
Gevangenen | Vrouwen, voornamelijk uit Polen, Nederland en Slovenië | |
Vroeger de behuizing van het Agfacommando, nu een appartementencomplex (2008) | ||
Vroeger de behuizing van het Agfacommando, nu een appartementencomplex (2008)
|
Het Agfacommando was een buitencommando van concentratiekamp Dachau. Gemiddeld waren in het kamp ruim vijfhonderd vrouwen geïnterneerd.[1] Zij verrichtten dwangarbeid in de fabriek van Agfa Kamerawerke (indertijd een onderdeel van IG Farben) in München-Giesing, een voorstad van München op ongeveer 23 km van Dachau. De fabriek richtte de productie vanaf 1941 geheel op de behoeften van de Wehrmacht en er werd een groeiend aantal dwangarbeiders ingezet.[2]
De gevangenen assembleerden ontstekingen voor granaten die werden ingezet door het Duitse luchtafweergeschut, en onderdelen voor V1- en V2-raketten. In januari 1945 staakte een deel van de gevangenen als reactie op de schaarste aan eten, wat in de concentratiekampen een unieke daad van verzet was. De productie van de fabriek werd op 23 april 1945 stilgelegd en de gevangenen werden geëvacueerd. Het kamp werd op 30 april bevrijd door het Amerikaanse leger.
Buitencommando
Vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog zette de SS concentratiekampgevangenen in voor de wapenindustrie. De term buitencommando (Außenlager of Außenkommando) werd gebruikt voor de verspreid liggende detentiecentra die onder het gezag van een concentratiekamp vielen dat door de SS geleid werd. Zij hadden een SS-commandant en gevangenen vervulden bepaalde functies zoals blokoudste (Blockälteste) of kampoudste (Lagerälteste).[3] Deze buitencommando's vormden een netwerk van kampen door heel Duitsland. Er waren daarnaast ook groepen gevangenen die 's avonds naar Dachau werden teruggestuurd om daar te overnachten.[4][5]
De meeste gevangenen in Dachau werden ingezet als dwangarbeider. Dachau was het grootste en meest vertakte kampcomplex van het nationaalsocialistische regime; het had 169 buitencommando's en leverde arbeidskrachten aan 197 bedrijven, vooral in de wapenindustrie. Naast Agfa maakten ook andere gerenommeerde bedrijven als BMW en Messerschmitt gebruik van deze goedkope krachten.
Indeling van het kamp
De gevangenen waren gehuisvest in een groot U-vormig appartementencomplex van vier verdiepingen in de Weissenseestrasse in München-Giesing. Aan de voorzijde waren meer dan veertig vensters, aan de zijkanten twintig, maar een zijkant was al tijdens de bouw ingestort als gevolg van een bombardement. Door de bombardementen zaten er ook geen ruiten meer in de vensters. De huisvesting was verdeeld in drie blokken: twee voor de Oost-Europese en een derde voor de West-Europese vrouwen. Elk blok telde verscheidene huizen en in elk daarvan waren drie of vier kamers, een toilet en een vertrek met een geëmailleerde gootsteen en een kraan; in iedere kamer huisden zes of zeven vrouwen. Midden in de U van het appartementencomplex stond een apart houten gebouw, waarin de eetzaal was ondergebracht. Rondom het complex was een omheining van prikkeldraad geplaatst met vier wachttorens. De commandant, bewakers en Aufseherinnen woonden in een huis buiten het kamp. Het complex lag op twintig minuten lopen van de Agfafabriek in de Tegernseer Landstrasse.[6][7][8][9]
De gevangenen
Vanaf 1941 werd een groeiend aantal dwangarbeiders bij Agfa Kamerawerke tewerkgesteld. De gevangen werden lange tijd 's avonds naar Dachau teruggebracht. Pas in september 1944 werd een buitencommando in München-Giesing ingericht. De kampcommandant trad op 12 september 1944 in functie en op 13 september kwamen vijfhonderd Poolse vrouwen uit concentratiekamp Ravensbrück aan.
Over de Poolse vrouwen is weinig bekend. Velen van hen waren gevangen genomen als represaille voor de opstand in het getto van Warschau van 1943. De Duitse historicus Ludwig Eiber[10] noemt een veertigjarige Poolse die op 7 oktober 1944 stierf.[11] Half oktober werden 250 van hen teruggestuurd naar Ravensbrück en uitgewisseld met tweehonderd overwegend Nederlandse vrouwen. In december 1944 wisten twee van hen te ontsnappen nadat ze verkleed als Jozef en Maria hadden deelgenomen aan een kerstspel.[12][13] Volgens een onbevestigd bericht werden op 25 februari 1945 twintig Poolse vrouwen bij een bombardement gedood.[14]
De meeste Nederlandse vrouwen waren politieke gevangenen, na verraad gearresteerd wegens verzetswerk. Een groot deel van de groep bestond uit vrouwen uit Kamp Vught die tot september in de Michelinfabriek in 's-Hertogenbosch te werk waren gesteld, waar zij gasmaskers moesten maken. Toen de geallieerde troepen begin september 1944 Vught naderden, werd het kamp ontruimd. Ongeveer 650 vrouwen werden op transport gesteld naar Ravensbrück, onder wie ook vrouwen uit de strafgevangenis in Scheveningen en Kamp Haaren. Een maand later werden 193 Nederlandse vrouwen en 11 vrouwen uit andere West-Europese landen[15] naar het Agfacommando gestuurd. Tegelijk met hen kwamen 50 vrouwen uit Oost en Zuidoost-Europa aan, onder wie 21 partizanen uit Slovenië.
Kort voor de sluiting van de fabriek werden negen gedwongen prostituees uit het hoofdkamp Dachau in het Agfacommando ondergebracht. Ook onder de Nederlandse vrouwen bevonden zich prostituees en wel vijf of zes. In het kamp maakten zij zich soms verdienstelijk door de bewakers af te leiden.[16][17]
Twee Nederlandse vrouwen zijn kort voor de bevrijding overleden.[7]
Bekende gevangenen
Leven in het kamp
De eerste berichten over het Agfacommando verschenen in Prisoners of fear van Ella Lingens.[18] Zij was arts en zat als politiek gevangene in Auschwitz en was enige tijd geplaatst in het Agfacommando. Haar voorstelling van dit buitencommando riep bij de Nederlandse overlevenden heftige protesten op, omdat zij hen onder andere als naïef beschreef en feiten verkeerd weergaf. Daarop brachten verschillende vrouwen hun eigen verhaal naar buiten. Het uitvoerigste verslag is van Kiky Gerritsen-Heinsius.[12][7][19] Ook de Franse Marie Bartette heeft haar ervaringen op schrift gesteld.[8] Alle vrouwen beschrijven het verblijf in München als een enorme verbetering ten opzichte van de "hel" van Ravensbrück.
De gevangenen werkten in drie fabriekshallen aan de lopende band van 6.30 uur tot 17.00 uur. Doordat zij samenwerkten met jonge Duitse vrouwen, kon de bewaking niet doen en laten wat zij wilde. Zij zijn dan ook niet mishandeld. Wel hebben zij erg geleden onder de honger en kou, de slechte hygiënische omstandigheden en ontoereikende kleding, met vele ziekten als gevolg. Tijdens de talrijke bombardementen schuilden zij in de kelder van de fabriek of van het appartementencomplex, terwijl de Duitsers naar een echte schuilkelder gingen. In december en januari werd het werk zelfs twee weken stilgelegd, omdat de fabriek ernstige schade had en er noodzakelijke reparatiewerkzaamheden moesten worden uitgevoerd.[8]
In maart 1945 ontvingen de Franse, Belgische en Poolse vrouwen voor het eerst voedselpakketten van hun nationale Rode Kruisvereniging.[8] De Nederlandse vrouwen waren sinds de evacuatie van kamp Vught geheel verstoken van contact met thuis; zij ontvingen post noch voedselpakketten. Wel zorgde de commandant er in april voor dat zij een deel van de pakketten van het Belgische Rode Kruis kregen.[9] Onder hen bestond een sterke solidariteit, vooral onder kamergenoten. Na het werk werd er veel samen gezongen en gebeden. Ook werden er wel borduurwerkjes gemaakt, onder meer met draden uit de kleding en dekens, op de papieren tussenlagen van de onderdelen voor de ontstekingsklokjes, de zogenaamde "rondjes" (zie de afbeeldingen).
Hoofd van de bewaking was commandant Kurt Konrad Stirnweis, luitenant van de Waffen-SS en veteraan uit de Eerste Wereldoorlog.[20] Uit de verhalen van oud-gevangenen komt Stirnweis als een correct man naar voren. Verscheidene vrouwen hebben zich er na de oorlog hard voor gemaakt dat hij vrijuit zou gaan en ten minste vier vrouwen hebben hem zelfs bedankbrieven gestuurd.[16][17]
Zijn assistent was de Let Alexander Djerin, er waren tien Aufseherinnen en een Oberaufseherin.
Sabotage
De ontstekingen die door de vrouwen werden geassembleerd, bepaalden het moment van de ontploffing van de luchtafweergranaten. Deze waren gevoelig voor sabotage. Geregeld kwamen kisten met afgekeurde ontstekingen terug naar de fabriek. Ten minste een van de gevangenen werd als straf onderworpen aan een schijnexecutie.[7] Tegen het eind van hun gevangenschap wisten de vrouwen de ontstekingen zo in te stellen dat ze al op de grond ontploften in plaats van in de lucht. Het kamp werd kort daarna geëvacueerd, zodat zij hiervoor niet meer ter verantwoording werden geroepen. Ook gebruikten zij hun verblijf in de kelder van de fabriek tijdens bombardementen om in de olie te plassen en zo de machines onklaar te maken.[16]
Staking
Op 23 april 1945, toen de oorlog op zijn eind liep en het Amerikaanse leger in de buurt kwam, werd de productie van de fabriek stilgelegd. Dertig Poolse vrouwen werden naar Dachau gebracht waar zij urenlang portretten van Hitler, Goering en andere nazikopstukken, nazivlaggen en propagandabrochures moesten verbranden.[8]Tijdens hun verblijf in het kamp hebben de vrouwen dertien zware bombardementen meegemaakt. In januari 1945 werd de aanvoer van het voedsel uit Dachau over de gebombardeerde wegen te moeilijk. Het eten werd daarom voortaan verzorgd door Agfa en de kwaliteit ging sterk achteruit. De waterige soep werd nog verder aangelengd en er waren steeds meer gevallen van buiktyfus, roodvonk en tuberculose. Toen bovendien de productie opgevoerd zou worden, gingen de Nederlandse vrouwen spontaan in staking en sloten de Sloveense vrouwen zich daarbij aan.[21]
Daar stakingen in de concentratiekampen absoluut verboden waren, zou dit ernstig gestraft kunnen worden. Na terugkeer in het kamp moesten de vrouwen urenlang in de kou op strafappel staan. De Sloveense vrouwen die meegestaakt hadden en niet voor het appel waren opgeroepen, meldden zich hiervoor vrijwillig aan. Gestapoagent Willy Bach[22] kwam uit Dachau om de aanstichters te vinden, maar niemand meldde zich. Uiteindelijk konden de vrouwen duidelijk maken dat zij onmogelijk konden werken op het dagrantsoen van twee sneetjes brood en waterige soep. De situatie liep betrekkelijk goed af, omdat zij niet tegen de kampleiding maar tegen de fabrieksdirectie in opstand waren gekomen. Wel werd Mary Vaders, die ondanks de druk weigerde de namen van de 'schuldigen' aan te wijzen, door de SS voor straf zeven weken in de bunker van Dachau opgesloten. Na de staking kwam het eten weer uit Dachau. In de geschiedenis van de concentratiekampen is deze staking waarschijnlijk een unieke gebeurtenis.[7]
Bevrijding
Om de Amerikanen voor te blijven, kreeg de kampcommandant opdracht de gevangenen te evacueren.[23][16] Op 27 april vertrokken ongeveer vijfhonderd vrouwen op een evacuatiemars onder leiding van commandant Stirnweis naar het zuiden.[24] Na twee dagen lopen hoorden zij geruchten dat de Duitse capitulatie ophanden was. Tegen de bevelen van hogerhand in, weigerde Stirnweis in Wolfratshausen met de vrouwen verder te trekken. De Sloveense vrouwen besloten daarop de groep te verlaten en op eigen gelegenheid naar hun land terug te keren.[8] Op 1 mei heeft Stirnweis zich overgegeven en de resterende gevangenen overgedragen aan de Amerikanen. De zieke en bejaarde vrouwen die in het kamp waren achtergebleven, zijn op 30 april bevrijd.
De voormalige gevangenen verbleven in Wolfratshausen op boerderij Walserhof, waar zij goed verzorgd werden. Van de bewaking bleef alleen commandant Stirnweis bij hen achter. Op 4 mei werden de Nederlandse en de andere West-Europese vrouwen naar kamp Föhrenwald[25] overgebracht. Net voor hun vertrek kwamen twee Amerikaanse oorlogscorrespondenten vragen of er vrouwen waren die wilden helpen in de keuken van de villa in Grünwald, waar zij met een groep van 22 waren ondergebracht. Renny van Ommen-de Vries en Nel Niemantsverdriet namen dit aanbod aan en keerden uiteindelijk per vliegtuig naar Nederland terug.
De overige West-Europese vrouwen werden op 15 mei door het Zwitserse Rode Kruis in Föhrenwald opgehaald. Vanuit Zwitserland zijn zij met een speciale trein via Frankrijk en België naar Nederland teruggekeerd. De Poolse vrouwen vertrokken na vier weken via Föhrenwald naar huis.[26]
De eigenaren van de Walserhof, familie Walser, ontvingen na de oorlog onder meer een bedankbrief van de bisschop van Roermond. Veel Nederlandse vrouwen hielden na de oorlog contact met elkaar, onder andere van 21 juli 1989 tot 31 mei 2000 in de Stichting Vrouwen Comité Dachau.[27]
Processen
De Poolse vrouwen, die zich door kampcommandant Stirnweis achtergesteld voelden, bewerkstelligden dat hij gearresteerd werd en naar het Amerikaanse interneringskamp in Moosburg an der Isar overgebracht.[26] Stirnweis werd op 22 mei 1945 veroordeeld tot twee jaar dwangarbeid. Op 17 maart 1947 werd hij tijdens de Dachauprocessen opnieuw berecht in het kader van een revisieproces.[23] In het tweede proces werd vastgesteld dat er geen enkel bewijs was voor de beschuldiging van wreedheden en slechte behandeling van gevangenen die afhankelijk waren van concentratiekamp Dachau en zijn subkampen. De revisie vond plaats nadat nieuwe bewijsstukken aan het dossier waren toegevoegd, waaronder vier bedankbrieven van oud-gevangenen van het Agfacommando. Het militaire tribunaal concludeerde: It is recommended that the findings and sentence be dissapproved (aanbevolen wordt dat de bevindingen en de straf worden afgekeurd). Stirnweis werd daarop vrijgelaten.[23]
Zijn assistent Alexander Djerin werd bij de Dachauprocessen wegens zijn wreedheden veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf met ingang van 6 mei 1945. Zijn proces was in januari 1947 eveneens onderwerp van een revisie maar de uitspraak werd niet herzien.[28] Willy Bach werd in 1955 bij toeval herkend door een ex-gevangene, en in 1956 veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, onder andere vanwege zijn wrede verhoortechnieken.[29][30].
Sluiting van Agfa Kamerawerke
Na de oorlog werd het complex van Agfa Kamerawerke uitgebreid. Aan de Tegernseer Landstraße werd een flat gebouwd voor directie- en constructiekantoren en onderzoekslaboratoria. In 1964 ging Agfa samen met Gevaert als Agfa-Gevaert. De internationale fotografiemarkt veranderde grondig door de opkomst van de Japanse camera-industrie en concurrentie van Amerikaanse bedrijven. Het Duitse deel van Agfa-Gevaert maakte tussen 1964 en 1982 1,5 miljard DM verlies. Daarop werd de cameraproductie geleidelijk naar het buitenland verplaatst. Op 27 mei 2005 vroeg het bedrijf uitstel van betaling aan en kort daarop werden de werkzaamheden gestaakt. Op 17 februari 2008 werd de hoogbouw opgeblazen, de rest van de fabriek werd in 2011 gesloopt.[2][6][21]
- Website Jan van Ommen
- Van Ommen, Jack (2015). De Mastmakersdochters. Uitgeverij Heijink, ISBN 9789461933911
- United States Holocaust Memorial Museum: Oral history interview with Joukje Grandia-Smits (1984)
- Bartette, M. (1945-1946). Les étapes d’une déportée. Journal d’Arcachon nr 45. Gepubliceerd op Website Société historique et archéologique d'Arcachon et du Pays de Buch, 27 juni 2014
- Reinders, G. (2010). Het Zakdoekje, Nijgh & Van Ditmar, ISBN 9789038893570
- Schalm, S. (2009). Überleben durch Arbeit? Außenkommandos und Außenlager des KZ Dachau. Deel 10 in de serie Geschichte der Konzentrationslager, ISBN 9783940938459
- Sinnema, J. (2015). Geen nummers maar Namen - Levensverhalen uit concentratiekamp Dachau. Gravistar, ISBN 9789090289625
- ↑ Pierre Moulin, American Samurais WWII Camps: From USA Concentration Camps to the Nazi Death Camps in Europe, AuthorHouse, 2012, ISBN 9781477213353 pag. 42
- ↑ a b Silke Fengler, Agfa AG, in: Historisches Lexikon Bayerns, versie 19.12.2011
- ↑ Stanislav Zámečník: Das war Dachau. Luxemburg, 2002, ISBN 2879969484, pag. 150 en pag. 303.
- ↑ KZ-Außenlager op de Duitse Wikipedia
- ↑ KZ-Außenlager in Bayern, Tagung, November 2006, Tagung: KZ-Außenlager im Ruhrgebiet, december 2009.
- ↑ a b Landeshauptstadt München (2015): KulturGeschichtsPfad Obergiesing-Fasangarten pag. 61
- ↑ a b c d e Website Jan van Ommen: De vrouwen van het AGFA-Kommando in München
- ↑ a b c d e f Société historique et archéologique d'Arcachon et du Pays de Buch, 27 juni 2014: Marie Bartette – Les étapes d’une déportée; overgenomen uit Journal d’Arcachon nr 45, 16 juni 1945 - 30 maart 1946
- ↑ a b De Mastmakersdochters, Van Ommen, Jack (2015). Uitgeverij Heijink, ISBN 9789461933911
- ↑ Ludwig Eiber op de Duitse Wikipedia
- ↑ Eiber, L. (1996). KZ-Außenlager in München, in Dachauer Hefte 12. Konzentrationslager: Lebenswelt und Umfeld, Dachau
- ↑ a b Gerritsen-Heinsius, H.J., Het Agfa‐Kommando – Een poging tot reconstructie, in bezit van het NIOD. Een uitvoerig bezwaarschrift tegen het beeld dat van de Nederlandse vrouwen wordt geschetst in deel 10b van Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog van RIOD-directeur Loe de Jong, dat gebaseerd was op Prisoners of fear van Ella Lingens.
- ↑ Kerstmis 1944 in Dachau, deel van de memoires van Kiki Gerritsen-Heinsius op de website van Jack van Ommen
- ↑ Leuvenberg, L. Dagboek, NIOD 250g ‐ 669, 1945
- ↑ Drie Françaises, drie Belgischen, een Deense, een Engelse, een Tsjechische, een Duitse en een vrouw van wie de nationaliteit onbekend is.
- ↑ a b c d United States Holocaust Memorial Museum: Oral history interview with Joukje Grandia-Smits, part 3
- ↑ a b Reinders, G. (2010). Het Zakdoekje, Nijgh & Van Ditmar (2010), pag. 237-240
- ↑ Lingens, E. (1948). Prisoners of fear. London, Victor Gollancz. Duitse, herziene uitgave: Gefangene der Angst: ein Leben im Zeichen des Widerstandes, Deuticke Verlag, Wien (2003), ISBN 3216307123; Berliner Taschenbuch Verlag btv, Berlin (2005), ISBN 383330152X
- ↑ Jan van Ommen heeft in het kader van zijn onderzoek naar de vrouwen van het Agfacommando inzage gekregen in de verschillende niet-gepubliceerde verslagen en op zijn website zijn bevindingen weergegeven. Gé Reinders heeft voor zijn boek Het Zakdoekje verscheidene overlevenden geïnterviewd.
- ↑ Bayerisches Hauptstaatsarchiv; München; Abteilung IV Kriegsarchiv. Kriegstammrollen, 1914-1918, deel 15401. Kriegsstammrolle: Bd. 2. In Bavaria, Germany, WWI Personnel Rosters, 1914-1918. Provo, UT, USA: Ancestry.com Operations, Inc., 2010
- ↑ a b Süddeutsche Zeitung, 24 april 2015: Ehrung für eine Aufrechte
- ↑ Haus der Bayerischen Geschichte: Dachauer Prozesse
- ↑ a b c Deputy Judge Advocate's Office, War Crimes Group, European Command. United States v. Kurt Konrad Stirnweis. Case No. 000-50-2-77, 2 december 1947 Dachau trial: Kurt Konrad Stirnweis op Jewish Virtual Library
- ↑ Website Todesmarsch von Dachau - Gedenken im Würmtal, Frauen aus Giesing
- ↑ Kamp Föhrenwald op de Duitse Wikipedia
- ↑ a b Ulrich Wimmer: Dem Ende entgegen, der Dachauer Todesmarsch nach Wolfratshausen in de Isar-Loisach Bote (juli 1965), op de website van Jan van Ommen, Der Walserhof – Die Ereignisse in Wolfratshausen
- ↑ Vrouwencomité Dachau op .oorlogsgetroffenen.nl
- ↑ Deputy Judge Advocate's Office, War Crimes Group, European Command. United States v. Ludwig Philip Carl, et al. Case No. 000-50-2-46, 22 juli 1947 Dachau trial: Alexander Djerin op Jewish Virtual Library
- ↑ Dachauer Prozesse
- ↑ Jewish Telegraphic Agency, Nazi Concentration Camp Guards Sentenced in Two Ba Varian Trials, 23 november 1956