Naar inhoud springen

François de La Rochefoucauld: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Voortgaande werkzaamheden
AGL (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 124: Regel 124:
{{Commonscat|François de La Rochefoucauld}}
{{Commonscat|François de La Rochefoucauld}}


{{DEFAULTSORT:La Rochefoucauld}}
{{DEFAULTSORT:LaRochefoucauld}}
[[Categorie:Frans schrijver]]
[[Categorie:Frans schrijver]]
[[Categorie:Franse adel]]
[[Categorie:Franse adel]]

Versie van 14 mei 2020 20:15

Mee bezig
Mee bezig
Aan dit artikel of deze sectie wordt de komende uren of dagen nog druk gewerkt.
Klik op geschiedenis voor de laatste ontwikkelingen.
François de La Rochefoucauld, detail schilderij in Kasteel van Versailles

François VI, hertog van La Rochefoucauld (Parijs, 15 september 1613 - aldaar, 17 maart 1680) was een Frans schrijver en adellijk militair, die vooral bekend is geworden door Réflexions ou sentences et maximes morales (1665) of kortweg Maximes (Nederlandse vertaling: Maximen), korte, bondige uitspraken of aforismen over deugd en moraal. Hij hoorde bij de literaire stroming van het Classicisme; behalve zijn beroemdste werk schreef hij over zijn rol in de Franse politiek van de 17e eeuw ook Memoires en zijn er een groot aantal brieven van hem bewaard.

Biografie

Wapenschild van de familie La Rochefoucauld

François de La Rochefoucauld, Prins van Marcillac, werd in de Parijse Rue des Petits Champs geboren. Hij kwam uit een oude Franse aristocratische familie, die vanaf de 11e eeuw een belangrijke rol speelde[1]. Omdat vijf voorouders dezelfde familienaam voerden wordt hij ook aangeduid als François VI. Zijn vader François V was de vijfde graaf van La Rochefoucauld en minister van Lodewijk XIII van wie hij in 1622 de titel Hertog kreeg en die hem later gedurende enige tijd aanstelde tot gouverneur van Poitou. In beslag genomen door de staatszaken lijkt deze de opvoeding van zijn zoon enigszins te hebben verwaarloosd; volgens diens latere vriendin Madame de Sablé had deze niet gestudeerd, al was hij wel vertrouwd met de klassieken, waaronder Seneca, en met de Franse literaire grootheden van zijn tijd.

Stamboom van La Rochefoucauld, Kasteel van Verteuil

Op de leeftijd van 14 jaar en 4 maanden trouwde hij met zijn eveneens veertienjarige nicht Andrée de Vivonne.

Militair en hoveling

Op zijn 10e werd hij door zijn vader al naar het leger gestuurd en op zijn 16e volgde hij zijn oom Benjamin de La Rochefoucauld d'Estissac op (1 mei 1629) als Mestre de camp (kolonel) van het Régiment d'Auvergne; hij nam onder andere meteen deel aan de belegering van Kassel in de Dertigjarige Oorlog[2]. François VI vocht tegen Spanje, eerst in Italië (1629), in 1635-1636 in de Nederlanden en Picardië en in 1639 opnieuw in Vlaanderen, in 1643 bij de Slag bij Rocroi en 1644 bij Gravelines. In 1646 werd hij zwaar gewond bij de belegering van Mardijk.

De toenemende absolute macht van de koning en vooral zijn eerste minister leidde in de eerste helft van de 17e eeuw tot herhaalde opstandigheid onder de adel. Ook La Rochefoucauld liet zich hierbij niet onbetuigd en in 1635 werd hij al een keer van het hof verbannen, onder het voorwendsel dat hij een relatie wou beginnen met Marie de Hautefort, hofdame en beste vriendin van de koningin (maar tevens de platonische favoriete van de koning).

In 1637 raakte hij via de hertogin van Chevreuse (Marie de Rohan) betrokken bij de intriges van haar, de koningin en Gaston de France tegen Kardinaal de Richelieu, de eerste minister van Lodewijk XIII[3]. François VI werd ontmaskerd bij een samenzwering, waarbij zijn rol in het complot geweest zou zijn dat hij koningin Anna en haar beste vriendin te paard naar Brussel (de Spaanse Nederlanden) zou ontvoeren (in ieder geval werd Marie de Hautefort door een paar agenten van Richelieu gearresteerd toen ze uit het paleis was verdwenen en vermomd het kasteel van La Rochefoucauld in Verteuil probeerde binnen te komen). Hij werd acht dagen gevangen gezet in de Bastille en voor twee jaar verbannen (Richelieu hoopte hem alsnog aan zijn kant te krijgen) naar het domein van zijn vader in Verteuil, waar hij een lucratieve wijnhandel met Engeland ging runnen.

Kasteel van La Rochefoucauld in Verteuil

De politieke leiding berustte voortaan in feite bij Richelieu's opvolger kardinaal Mazarin. La Rochefoucauld voelde zich door deze om de tuin geleid met valse beloften, bovendien werd zijn wens om gouverneur te worden van Havre niet gehonoreerd en werd zijn vrouw (Andrée de Vivonne) een "tabouret" aan het hof geweigerd.[4] Hij kreeg een hoge functie in het leger aangeboden maar weigerde op bevel van de koningin. In 1642 had hij wel voldoende afstand weten te houden van een andere samenzwering, die als doel had Richelieu te vermoorden en onder andere zijn vriend Cinq Mars op het schavot deed belanden; Richelieu stierf op 4 december van dat jaar een natuurlijke dood, zoals op 14 mei 1643 ook Lodewijk XIII. François de Marcillac kon daarop terugkeren naar het hof. In 1643 nam hij deel aan de Cabale des Importants[5], een samenzwering tegen Mazarin door een grote groep edelen rond Marie de Rohan en de Hertog van Beaufort; deze laatste werd gearresteerd en verbannen, de hertogin vluchtte. François VI ondervond geen nadelen van zijn rol en in 1646 werd hij op zijn beurt wel gouverneur van Poitou.

Van 1646 tot 1651 had hij een verhouding met de hertogin van Longueville, zus van "De grote Condé" en van Armand van Bourbon-Condé.

Frondeur

Van 1648 tot 1653 woedden in Frankrijk twee burgeroorlogen, die bekend staan als La Fronde. Tijdens de eerste, die kort voor de Vrede van Westfalen door het parlement geïnitieerd werd en daarom de Parlementaire Fronde wordt genoemd, koos La Rochefoucauld aanvankelijk de zijde van de koning, die toen nog vertegenwoordigd werd door diens moeder als regentes. Hij raakte op 19 februari 1648, tijdens het beleg van Parijs, opnieuw gewond bij Lagny.

Gevecht bij de Faubourg Saint-Antoine, 2 juli 1652

In december 1649 begon de tweede opstand van La Fronde, de Fronde van de Prinsen, aangevoerd door de hoge adel, La Rochefoucauld koos de zijde van "De grote Condé". In de tweede opstand speelde hij een aanzienlijke rol[6]. Hij vocht tegen de koninklijke troepen en ging schulden aan om soldaten te ronselen; zijn kasteel in Verteuil werd verwoest, en wel in opdracht van de koningin. Bij de rouwdienst voor zijn vader (overleden 8 februari 1650) wist hij de aanwezigen over te halen om het garnizoen van Saumur te gaan belegeren, wat op niets uitliep.

Condé en andere leiders van de opstand waren in januari gearresteerd en de inmiddels hertog geworden François vluchtte met de hertogin van Longueville naar Normandië. Hij liet haar achter in Dieppe om vanuit Poitou samen met de hertog van Bouillon Bordeaux te gaan belegeren en innemen. Mazarin en maarschalk de la Meilleraie (Charles de La Porte) belegerden op hun beurt de stad om deze opnieuw te veroveren maar slaagden er pas in La Rochefoucauld tot overgave te brengen toen het parlement van Bordeaux hem, uit angst voor verwoesting van de stad, daartoe dwong. Hij keerde zogenaamd terug naar Poitou, maar zette in werkelijkheid weer in Parijs de strijd voort. In augustus 1651 was hij aanwezig bij de bijeenkomst van de voornaamste leiders van beide partijen in het parlementsgebouw en hij zou toen plannen hebben gehad om zijn grootste vijand, kardinaal de Retz (Gondi), te laten vermoorden. In datzelfde jaar was hij een van de medeondertekenaars van een geheim verdrag met Spanje over hulp aan de opstandige adel; mogelijk was hij zelfs de opsteller van de tekst.

De schermutselingen bleven zich voortslepen tot er op 2 juli 1652 een ernstig treffen was bij de Rue Faubourg Saint-Antoine, waar hij, vechtend naast Condé, zwaar gewond werd aan hoofd en hals door een van dichtbij afgeschoten musket. De blindheid, die hij daarbij opliep, bleek voorbijgaand maar hij hield de rest van zijn leven klachten aan ogen en keel. Om arrestatie te voorkomen vluchtte hij naar Luxemburg en bleef er enkele maanden. Toen hij een jaar later hersteld was van de verwondingen was de Fronde voorbij en de macht van Lodewijk XIV, die op 22 oktober 1652 een algemene amnestie afkondigde, kon zich nu gaan ontwikkelen in de richting van zijn absolute monarchie.

Als militair trok La Rochefoucauld nog eenmaal op, namelijk in 1667 bij de aanval op de Zuidelijke Nederlanden tijdens de Devolutieoorlog, maar bij het beleg van Rijsel werd hij zozeer gehinderd door zijn lichamelijke klachten (met name jicht) dat hij de wapens neerlegde.

Deelname aan de Salons

Madeleine de Souvré, markiezin van Sablé door Daniel Dumonstier

Het succes van La Rochefoucauld begon pas toen hij zich uit de politiek terugtrok en ging schrijven. In 1649 had hij over zijn politieke activiteiten al een korte verdediging geschreven, "Apologie de Monsieur le prince de Marcillac". Hij verbleef eerst in Verteuil, maar vanaf 1656 bleef hij in Parijs. Hij onderhield een intensieve briefwisseling met zijn vrienden. Geleidelijk lijkt hij ook weer in de gunst van het hof te zijn gekomen, eind 1661 werd hij tot Ridder benoemd in de Orde van de Heilige Geest.

Van grote betekenis was echter het feit dat hij ongeveer vanaf 1655 intensief de salons van de Préciosité begon te bezoeken, met name die van Mademoiselle de Scudéry en Mademoiselle de Montpensier. In het 17e-eeuwse Frankrijk speelden vrouwen zowel aan het hof als in de salons een belangrijke rol. In deze kringen ontstond als literair intellectueel spel het opstellen en onder elkaar laten circuleren van puntige beschouwingen en aforismen, vooral, doch niet uitsluitend, over morele onderwerpen. Aanvankelijk werkte hij nauw samen met zijn vriendin Madame de Sablé en Jacques Esprit[7] (die "abbé" wordt genoemd maar geen priester was). In haar huis naast het klooster Port-Royal des Champs, centrum van het Jansenisme (waar zij zich in 1656 bij aansloot[8]) had Madame de Sablé haar eigen salon.

Vanaf 1657 of 1658 begonnen de drie kernachtige uitspraken over het menselijk gedrag op te stellen en te verzamelen die ze aanvankelijk (zoals blijkt uit zijn briefwisseling met Madame de Sablé) benoemden als "sentences" (spreuken), later als "maximes" (waarschijnlijk is de term afkomstig van maxima propositio, de majorpremisse in een syllogisme[9]) of "réflections" (overwegingen, gedachten). De nadruk lijkt toen nog niet sterk op ieders auteurschap afzonderlijk te hebben gelegen (eind 1663 werden uitspraken van de drie gezamenlijk gebundeld in het zogenaamde "Manuscrit Liancourt") en circuleerden de uitspraken vrij in hun kring van vrienden en bekenden. Hieronder worden genoemd: Madame de La Fayette, Blaise Pascal, Filips van Orléans (jongere broer van de koning en bijgenaamd "Monsieur"), de markies van Sourdis, Robert Arnaud d'Andilly, Antoine Arnauld, Ninon de Lenclos en de medicus Antoine Menjot.

Auteurschap

Réflexions ou Sentences et Maximes Morales (1665)

De drie gingen echter steeds meer hun eigen weg op literair gebied. Van Madame de Sablé zijn 81 Maximes bewaard, die echter pas kort na haar dood, in 1678, verschenen[10]. Jacques Esprit trouwde in 1660 en was in dienst bij Armand van Bourbon-Condé, die in datzelfde jaar gouverneur werd van de Languedoc (zodat beiden Parijs verlieten). Zijn verzameling uitspraken leidde tot een verhandeling, "La Fausseté des Vertus Humaines - De Valsheid van de Menselijke Deugden", die in 1677 verscheen. La Rochefoucauld overvleugelde de anderen al snel door zijn productiviteit en de kwaliteit van zijn aforismen.

In 1662 werden door Elsevier in Leiden de zogenaamde memoires van La Rochefoucauld gepubliceerd. Velen van zijn vrienden en bekenden reageerden geschokt of beledigd op de inhoud en hij haastte zich het auteurschap ervan te ontkennen (hij hield dit zijn hele leven vol), wat niet door iedereen werd geloofd. Later is gebleken dat het in feite bestond uit de verzamelde aantekeningen van een zestal verschillende personen en dat slechts ongeveer een derde van de tekst door hem was geschreven. Een betrouwbare uitgave verscheen pas anderhalve eeuw later, in 1817.

Rond de jaarwisseling 1663-1664 werden er bij Johannes en Daniël Steucker in Den Haag 188 zogenaamde "Sentences et maximes de morale" gepubliceerd, die volgens La Rochefoucauld een enigszins verknoeide roofdruk betroffen. Hoewel het niet uitgesloten is dat het om een testversie van zijn eigen hand ging (na het avontuur met zijn memoires en gezien de heersende politieke sfeer - in mei 1664 werd Molières "Tartuffe" meteen na de première in de ban gedaan omdat men er een aanval op de godsdient in zag), zegt hij dat dit voor hem de aanleiding was om zelf een geautoriseerde versie uit te geven. Deze verscheen op 27 oktober 1664 (zij het gedateerd 1665) bij Claude Barbin in Parijs, met de definitieve titel "Réflexions ou Sentences et Maximes morales", en met een voorwoord van de advocaat Henri de la Chapelle-Bessé. Het werk baarde meteen opzien en tijdens zijn leven zouden er nog vier geautoriseerde uitgaven volgen, telkens herzien en uitgebreid.

Behalve zijn memoires en maximen schreef hij ook nog "Réflexions Diverses", die hij echter zelf nooit publiceerde, dit gebeurde pas in 1715.

Wat betreft zijn verdere leven worden vooral de brieven van Madame de Sévigné als bron beschouwd. De laatste twintig jaar van zijn leven had hij een verhouding met Madame de La Fayette (Marie-Madeleine Pioche de La Vergne) en men neemt aan dat hij heeft meegewerkt aan haar onder de naam van Jean Regnault de Segrais uitgegeven romans "Zaïde" en "De prinses van Clèves". Hij leed in steeds heviger mate aan jicht. Vanaf 1659 kreeg hij een pensioen van 8600 livres per jaar; desondanks had hij financiële problemen om, behalve zijn kasteel, ook een woning in Parijs aan te houden; bovendien was hij verwikkeld in allerlei rechtszaken. Er zijn documenten over vijf rechtszaken in drie jaar, vooral tegen andere adellijke families, over kwesties van voorrang en hofceremoniëel.

Een aanbod voor een zetel in de door Richelieu in 1635 opgerichte Académie française wees hij van de hand, met als voorwendsel dat hij niet zou durven te discussiëren in het openbaar.

Over zijn vrouw Andrée de Vivonne, dame de La Châtaigneraie rept hij nooit duidelijk, afgezien van een kennelijke toespeling in Maxime nr. 113: "Er zijn goede huwelijken, maar er zijn totaal geen verrukkelijke". Ze kregen samen acht kinderen, vier zonen en drie dochters. Ze overleed op 29 april 1670 in Verteuil. Bij de hertogin van Longueville kreeg hij begin 1649 (tijdens de blokkade van Parijs) een buitenechtelijke zoon, Charles-Paris genaamd; Hendrik II van Longueville erkende deze als wettige zoon en in 1668 werd hij graaf van Saint-Pol.

Op 12 juni 1672, in de Slag bij Tolhuis, sneuvelde een zoon van La Rochefoucauld en raakte een andere zwaar gewond; maar wat hij vervolgens het moeilijkst schijnt te hebben kunnen verwerken was dat ook Charles-Paris daarbij omkwam. De oudste zoon, François VII de La Rochefoucauld (1634-1714), werd een gunsteling van Lodewijk XIV en hoofd van de Vénerie en de Robe aan het Franse hof.

La Rochefoucauld overleed op 17 maart 1680 in Parijs aan jicht. Hoewel zijn maximen vaak geïnterpreteerd werden en worden als de conclusies van een verbitterde man is dat niet het beeld dat zijn omgeving van hem geeft; Madame de Sévigné, die hem tijdens zijn sterfbed regelmatig bezocht, beschrijft hoe mild hij was en dat hij het vooral over het leed van zijn buurman had in plaats van over het zijne. Bossuet gaf hem de laatste sacramenten.

Maximen

Edities

De eerste uitgave van de Maximen bevatte de Verhandeling, die in de volgende vier edities werd weggelaten en aan La Chapelle-Bessé wordt toegeschreven (La Rochefoucauld toonde zich in een brief aan de Jezuïet René Rapin van 12 juli 1674 niet helemaal tevreden over de tekst); daarnaast ook een Advies aan de lezer van de hand van de auteur. Op het titelblad staat een gravure van Étienne Picart, een allegorische voorstelling van de Waarheidsliefde die Seneca van zijn masker ontdoet. Ze bevat 317 maximen. Ondanks de beroering die ze teweegbracht was er geen luid protest en werd ze niet in de ban gedaan. Madame de Maintenon was een van degenen die er zich enthousiast over uitte.

Pierre Mignard: Madame de Maintenon met de graaf van Vexin en de hertog van Maine

In de tweede editie (1 september 1666) was het Advies herschreven en ingekort; 60 maximen waren geschrapt, 44 nieuwe toegevoegd, terwijl de tekst van vele andere compacter was.

De derde (1671) en vierde (17 december 1674) bevatten 341 respectievelijk 413 maximen.

De vijfde editie (26 juli 1678) was de laatste die nog tijdens zijn leven verscheen en bestond nu uit 504 maximen.

In 1693 verscheen, nog steeds bij Claude Barbin in Parijs een postume editie met, naast de 504 uit de vorige uitgave, nog 28 "postume maximen" en 22 uit vorige edities hernieuwd toegevoegde; ook de Verhandeling uit 1665 werd weer bijgevoegd.

Eind 19e eeuw gebruikten D.L. Gilbert en J. Gourdault voor de uitgave van Grands Écrivains de la France (Grote Schrijvers van Frankrijk) een manuscript dat door La Rochefoucauld eigenhandig geschreven zou zijn en 257 maximen bevat, waaronder 25 postume. Dit wordt het "Manuscrit Gilbert" genoemd.

Het "Manuscrit Liancourt", in 1663 het resultaat van de samenwerking met Madame de Sablé en Jacques Esprit, bevatte 272 maximen van zijn hand.

In zijn Advies aan de lezer in de editie van 1665 noemt hij de Maximen een portret van het hart van de mens en zegt dat het gaat om gedachten die overeenkomen met die van meerdere kerkvaders, zodat het hem toegestaan is op dezelfde manier over de mens te spreken als zij. En hij raadt de lezer aan er aan te beginnen vanuit de instelling dat geen enkel maxime op hemzelf van toepassing is en dat hij de enige uitzondering is wat betreft deze algemeen lijkende uitspraken.

Vorm en inhoud

Ten tijde van La Rochefoucauld, en in feite door hem, heeft het literaire genre "maxime" (te onderscheiden van de betekenis die het in de filosofie van Kant heeft gekregen) zich ontwikkeld uit het essay. Anderen vóór hem, met name Montaigne in zijn Essais en Bacon, hadden een aantal van hun overwegingen en uitspraken al die titel gegeven. La Rochefoucauld zelf gebruikt de termen "maxime", "sentence"en "réflexion" door elkaar, zonder duidelijk onderscheid te maken. Bij de wijzigingen die hij in de opeenvolgende edities aanbrengt valt vast te stellen dat hij streeft naar minder uitvoerige "Réflections" en meer bondige, epigrammatische formuleringen, die meestal uitmunten in kernachtigheid, helderheid, lading en pointe, een "maximum aan betekenis met een minimum aan middelen".[11]

Breng alstublieft mijn groeten over aan Mr. de La Rochefoucauld en zeg hem dat het Boek Job en de Maximen mijn enige lectuur zijn.
Madame de Maintenon, Brief aan Ninon de Lenclos, maart 1666

Sociale interacties vormen het door hem besproken terrein. Daarbij gebruikt hij echter zelden de mens als onderwerp in de zin, in plaats daarvan beginnen de uitspraken gewoonlijk met gevoelens of eigenschappen van mensen, gebeurtenissen in de sociale omgang, het lot als de handelende persoon. De twee grote thema's zijn: eigenbelang en de onwil om dat te erkennen. Daarnaast ook de invloed van het temperament en van het lot. Hoewel hij een moralist wordt genoemd geeft hij in feite vooral definities van wat hij waarneemt zonder een oordeel over goed of kwaad te vellen. Zijn maximen zijn beschrijvingen, geen voorschriften. Hij ziet de mens als overgeleverd aan krachten die strijdig zijn met de heersende idealen, maar zonder de mens daarom te veroordelen. Zijn mensbeeld is afgeleid van dat van Augustinus maar hij laat zijn zoeklicht bij uitstek schijnen op de "amor sui", de "liefde voor zichzelf", die hij niet presenteert als een te bestrijden kwaad maar als een realiteit die men zo scherp mogelijk in de gaten moet houden.



Reacties en commentaren

De eerste editie werd gelezen door onder andere Madame de Maintenon, de derde door Christina I van Zweden; beiden waren sterk onder de indruk.

Nederlandse vertalingen van de Maximes

  • Maximes, vert. D.F. Scheurleer. Nijhoff, Den Haag (1922)
  • Maximen : bespiegelingen, portretten, vert. C. Jongenburger. Het Spectrum, Utrecht (1978) ISBN 90-274-2104-8
  • Maximen, vert. Matthieu Kockelkoren en Wouter Kusters. SUN, Nijmegen (1996) ISBN 90-6168-465-X
  • Maximen - bespiegelingen over menselijk gedrag, vert. Maarten van Buuren. Historische Uitgeverij, Groningen (2008) ISBN 978-90-6554-143-7

Literatuur over La Rochefoucauld (o.a)

  • (fr) Georges MINOIS La Rochefoucauld (Biographies), uitg. Tallendier, Parijs (2007) ISBN 978-2-84734-278-9
  • (fr) Jean LAFOND La Rochefoucauld: l'homme et son image, uitg. Champion, Parijs (1998) ISBN 2-85203-926-5
  • (en) Vivien THWEATT La Rochefoucauld and the seventeenth-century concept of the self Vivien Thweatt, uitg. Droz, Genève (1980)
  • (en) Will Grayburn MOORE La Rochefoucauld, his mind and art, Clarendon Press, Oxford (1969)
  • Peter Henk Steenhuis Zwakken kunnen niet oprecht zijn, dagblad Trouw, katern deVerdieping maandag 13 oktober 2008 pag.6/7 (interview met essayist Maarten van Buuren naar aanleiding van de verschijning van zijn vertaling)
Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Maximen van La Rochefoucauld op Wikisource.
Zie de categorie François de La Rochefoucauld van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.