• sa·ga
enkelvoud meervoud
naamwoord saga saga's
verkleinwoord - -

de sagav / m

  1. (letterkunde) Germaanse heldenverhalen uit de vroege middeleeuwen die later in het Oudnoords op schrift zijn gesteld
    • Het portaal van de staafkerk (een type middeleeuwse kerk geheel opgetrokken uit hout dat vrijwel alleen in Noorwegen bewaard is gebleven) van Hylestad behoort tot de mooiste en meest herkenbare voorbeelden van de saga in de beeldende kunsten (…). [3]
    • Onder andere Heiligen eerde men, behalven Jon Ogmundsson, voorheen Bisschop te Hoolum, ook wylen den Bisschop van Skallholt Thorlak Thorhallsson, die in het jaar 1193 stierf, en aan wien, onaangezien hy door geenen Paus gecanoniseerd was, egter in Ysland, Denemarken, Noorwegen, Engeland, Schotland, de Orcadische eilanden, in Feröe, en Groenland, eer wierd toegebragt, ja die zelfs in Constantinopel eene, hem toegeweide, Kerk had, en wiens Saga vol is van wonderwerken. [4]
  2. (letterkunde) (figuurlijk) omvangrijke vertelling waarin de geschiedenis van een familie in het verloop van de tijd wordt beschreven
    • Toen dat klaar was, dacht ik: nu moet ik de stap gaan zetten naar een boek dat er uitziet als de klassieke grote roman: een kroniek, een saga, het Brontë-sisters-achtige boek. [5]
    • Hierin wordt de idealist Gösta Berling uit de gelijknamige saga (1891) van de Zweedse schrijfster Selma Lagerlöf, afgezet tegen de vrekkige grijsaard Scrooge uit Charles Dickens' Christmas Carol (1843). [ ]; p. 159/160; geraadpleegd 2018-10-22
    • Dit boek van 1932 is het vervolg op ‘Maid in Waiting’ van 1931 en is het tweede stuk van een trilogie die dit jaar besloten werd met ‘Over the River’. Het is de laatste saga die Galsworthy nog kon afwerken vóór zijn dood, begin 1933. [6]
  3. (figuurlijk) langdurige reeks verwikkelingen rond een persoon of kwestie
    • Omgeven door de oogst van een decennium aan kranten, tijdschriften, kleren en boeken, een Sony-walkman, een wekker, en een stel dozen van Lufthansa met daarin zijn met de hand geschreven, ruim duizend pagina's tellende dagboek woont Nasseri, of ‘Alfred’ zoals hij bekend staat, op een rode plastic bank uit de jaren zeventig in de vertrekhal van Terminal 1 op de Parijse luchthaven Charles de Gaulle. In november gaat hij zijn veertiende jaar hier in. (…) Dr. Bargain, die van alle hoofdrolspelers in deze saga Alfred het vaakst ziet, vindt hem een sympathiek mens, maar zegt ook: "Een beetje gek is hij wel... Hij heeft alle benodigde papieren om te vertrekken, maar hij blijft zitten waar hij zit." [7]
  • [1] sage (soms wordt "saga" ook in deze ruimere betekenis gebruikt, waarbij het niet meer om de meer specifieke betekenissen hierboven hoeft te gaan)
  • [2] familiekroniek
83 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[8]


  • Ontleend aan het Oudnoordse zelfstandige naamwoord saga, dat van het Protogermaanse woord *sagǭ
Naar frequentie 1358
Klasse f1
zwak
enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   saga     sagan     sögur     sögurnar  
genitief   sögu     sögunnar     sagna     sagnanna  
datief   sögu     sögunni     sögum     sögunum  
accusatief   sögu     söguna     sögur     sögurnar  

saga, v

  1. verhaal
  2. (geschiedenis) geschiedenis (de geschiedenis van de mensheid)
  3. (letterkunde) sage


  • sa·ga
Naar frequentie 13595

saga

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van sag


  • sa·ga

saga

  1. nominatief bepaald vrouwelijk enkelvoud van sag