meubelstuk
- Geluid: meubelstuk (hulp, bestand)
- meu·bel·stuk
- samenstelling van meubel en stuk
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meubelstuk | meubelstukken |
verkleinwoord | meubelstukje | meubelstukjes |
het meubelstuk o
- voorwerp dat behoort tot de inrichting van een kamer, zoals een bank, stoel, tafel, kast, bed etc
- ▸ Decoraties en meubelstukken uit ver van elkaar verwijderde tijdvakken hingen en stonden elkaar met verwondering aan te staren.[1]
1.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- Het woord meubelstuk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 17