hulde
- hul·de
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | hulde | - |
verkleinwoord |
de hulde v
- eerbetoon
- Hij onderging de hulde glimlachend.
- Een militaire band brengt een muzikale hulde.
vervoeging van |
---|
hullen |
hulde
- enkelvoud verleden tijd van hullen
- Ik hulde.
- Jij hulde.
- Hij, zij, het hulde.
- Ik hulde.
- Het woord hulde staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "hulde" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "hulde" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ hulde op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
hulde v
- genegenheid, liefde.
- Daermede mochti die hulde mijn hebben, al haddi minen vader doot.[1]
- ook: houde
- ↑ Middelnederlandsch woordenboek van Eelco Verwijs, Jacob Verdam 1885 M. Nijhoff