soep

Een bord met soep.

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  soep    (hulp, bestand)
• IPA: /sup/

Woordafbreking

• soep

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	soep	soepen
verkleinwoord	soepje	soepjes

Zelfstandig naamwoord

soep v/m

1. (voeding) een vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, bijvoorbeeld groenten en/of vlees te koken

   • Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep. 

Hyperoniemen

• gerecht, voedsel

Hyponiemen

• champignonsoep, erwtensoep, groentesoep, kippensoep, mosterdsoep, omasoep, snert, tomatensoep

Afgeleide begrippen

• soepballetje, soepbeen, soepbord, soeperig, soepgroente, soepjurk, soepkip, soepkokerij, soepkom, soepkop, soeplepel, soeppan, soepschildpad, soepstengel, soeptablet, soepterrine, soepvlees

Verwante begrippen

• groentetaart, ovenschotel, pasta, pizza

Vertalingen

    1. een vloeibaar gerecht   

Duits: Suppe (de) v Engels: soup (en) Fins: keitto (fi) Frans: soupe (fr) v, potage (fr) m Ido: supo (io) Indonesisch: sup (id) Italiaans: zuppa (it) v Limburgs: sóp (li) v Litouws: sriuba (lt)

Noors: suppe (no) g Nynorsk: suppe (nn) v Occitaans: sopa (oc) v Papiaments: sòpi Pools: zupa (pl) o Portugees: sopa (pt) Spaans: supa (es) v Turks: çorba (tr) Zweeds: soppa (sv)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.