hus
Uiterlijk
Niet te verwarren met: hús, hűs |
- IPA: /huːs/
hus o
- hus
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
Naar frequentie | 354 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | hus | huset | huse | husene |
genitief | hus' | husets | huses | husenes |
hus, o
- (bouwkunde) huis
- «Huset havde desuden små rum til køkken og toilet.»
- Het huis had ook kleine ruimten voor de keuken en het toilet.
- «Huset havde desuden små rum til køkken og toilet.»
- voorraadschuur
- een woon- of verblijfplaats van een dier
- (figuurlijk) een politieke, culturele of religieuze eenheid
- «Det europæiske hus vakler, så Merkel og Sarkozy bygger et nyt.»
- Het Europese huis wankelt, zodat Merkel en Sarkozy een nieuw bouwen.
- «Det europæiske hus vakler, så Merkel og Sarkozy bygger et nyt.»
- bak, pot
- [1]: bygning
- [2]: opbevaringssted
- [3]: opholdssted
- [5]: beholder
- [1]: enfamilieshus
- [1]: rækkehus
|
|
- [4]: det europæiske hus
het Europese huis
- [1]: hustru
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
- hus in: Det Danske Sprog- og LitteraturselskabDen Dankse Ordbog op website:ordnet.dk
- Afgeleid van het Proto-Germaanse *hūsą
hus
- hus
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
Naar frequentie | 545 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | hus | huset | hus | husa husene |
genitief | hus' | husets | hus' | husas husenes |
hus, o
- (bouwkunde) huis
- bewoners
- «Hele huset ble evakuert.»
- Alle bewoners zijn geëvacueerd.
- «Hele huset ble evakuert.»
- behuizing
- gebouw
- sette huset på hodet
iets op zijn kop zetten
ondersteboven zetten
overhoop halen
ondersteboven zetten
overhoop halen
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
- hus
- Afkomstig van het Oudnoordse zelfstandige naamwoord hús
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | hus | huset | hus | husa |
hus, o
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
- IPA: /ɦʊs/
- hus
hus
- hus
Naar frequentie | 393 |
---|
enkelvoud | meervoud | |||
---|---|---|---|---|
onbepaald | bepaald | onbepaald | bepaald | |
nominatief | hus | huset | hus | husen |
genitief | hus | husets | hus | husens |
hus, o
|
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
hus
- nominatief onbepaald onzijdig meervoud van hus
hus
hus
Categorieën:
- Woorden in het Angelsaksisch
- Woorden in het Angelsaksisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Angelsaksisch
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 3
- Woorden in het Deens met audioweergave
- Woorden in het Deens met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Deens
- Bouwkunde in het Deens
- Figuurlijk in het Deens
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Deens
- Woorden in het Krim-Gotisch
- Zelfstandig naamwoord in het Krim-Gotisch
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 3
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Noors
- Bouwkunde in het Noors
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 3
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nynorsk
- Bouwkunde in het Nynorsk
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nynorsk
- Woorden in het Tsjechisch
- Woorden in het Tsjechisch met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Tsjechisch
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Tsjechisch
- Woorden in het Zweeds
- Woorden in het Zweeds van lengte 3
- Woorden in het Zweeds met audioweergave
- Woorden in het Zweeds met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Zweeds
- Bouwkunde in het Zweeds
- Adel in het Zweeds
- Astrologie in het Zweeds
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Zweeds