soep
Uiterlijk
- soep
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vloeibare kost’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1745 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | soep | soepen |
verkleinwoord | soepje | soepjes |
- (voeding) een vloeibaar gerecht dat bereid wordt door bepaalde ingrediënten, met name groenten en/of vlees, met bouillon en veel water te koken
- Na gisteren lasagne te hebben gegeten, eten ze vandaag soep.
- er geen soep van kunnen makener geen raad mee weten
- in de soep draaienbehandelen op een manier die tot mislukking leidt
- in de soep lopenmislukken
- in de soep spugeniets bederven
- niet veel soeps zijnweinig voorstellen (soeps is de genitief op -s)
- De soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend.Iets lijkt in het begin erger dan het is.
1. een vloeibaar gerecht
- Het woord soep staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "soep" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "soep" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be