Naar inhoud springen

Vals heideblauwtje

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
(Doorverwezen vanaf Plebejus idas)
Vals heideblauwtje
Mannetje
Taxonomische indeling
Rijk:Animalia (Dieren)
Stam:Arthropoda (Geleedpotigen)
Klasse:Insecta (Insecten)
Orde:Lepidoptera (Vlinders)
Familie:Lycaenidae (Kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes)
Onderfamilie:Polyommatinae
Geslacht:Plebejus
Ondergeslacht:Plebejus
Soort
Plebejus idas
Linnaeus, 1761
Originele combinatie
Papilio idas
Vrouwtje
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Vals heideblauwtje op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie
Insecten

Het vals heideblauwtje (Plebejus idas) is een vlinder uit de familie van de Lycaenidae, de kleine pages, vuurvlinders en blauwtjes.

De voorvleugellengte is ongeveer 14 millimeter. De soort kan makkelijk verward worden met het heideblauwtje.

De rups is groen met bruine en witte strepen. [1]

De pop is groen en later bruin.[1]

De soort komt verspreid voor over het Palearctisch gebied en het Nearctisch gebied. De vlinder vliegt tot hoogtes van 2100 meter. De vliegtijd is van halverwege juni tot halverwege augustus.

In Nederland staat het vals heideblauwtje op de rode lijst als verdwenen, de soort is verdwenen uit Nederland sinds 1981. Ook uit België is de soort verdwenen, sinds 1984.

De waardplanten van het vals heideblauwtje zijn struikhei en buiten Nederland en België ook planten uit de familie vlinderbloemigen zoals gaspeldoorn. De soort overwintert als ei. De rupsen worden vaak meegenomen in nesten van mieren, in Nederland en België vooral de zwarte wegmier, maar overleven ook daarbuiten.

In het noorden vliegt 1 generatie in juni-juli; in het zuiden zijn er 2 tussen mei en augustus.[1]

  • Papilio argus Denis & Schiffermüller, 1775
  • Papilio leodorus Esper, 1782
  • Lycaena argus armoricana Oberthür, 1910
  • Een door Hermann Stauder als Lycaena difficilis benoemde soort is volgens Forster (1936) een vorm van Plebejus idas die voorkomt in de diepere dalen, en verder naar boven geleidelijk in de typische vorm overgaat.[2][3]
  • Plebejus idas idas
  • Plebejus idas acreon (Fabricius, 1787)
  • Plebejus idas alaskensis (Chermock, 1945)
  • Plebejus idas altarmenus (Forster, 1936)
  • Plebejus idas argulus (Frey, 1882)
  • Plebejus idas aster (Edwards, 1882)
  • Plebejus idas atrapraetextus Field, 1939
  • Plebejus idas bavarica (Forster, 1936)
  • Plebejus idas empetri Freeman, 1938
  • Plebejus idas longinus (Nabokov, 1949)
  • Plebejus idas lotis Lintner, 1879
  • Plebejus idas nabokovi (Masters, 1972)
  • Plebejus idas sareptensis Chapman, 1917
  • Plebejus idas scudderi (Edwards, 1861)
  • Plebejus idas sublivens (Nabokov, 1949)
  • Plebejus idas tshimganus (Forster, 1936)
[bewerken | brontekst bewerken]