Naar inhoud springen

Schaatsen op de Olympische Winterspelen

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie

Het schaatsen op de Olympische Winterspelen vindt voor heren plaats sinds de eerste editie van de Winterspelen, gehouden in 1924. De verreden afstanden waren de 500 meter, de 1500 meter, de 5000 meter en de 10.000 meter. Alleen in de eerste editie werden ook medailles voor een allroundklassement vergeven. De 1000 meter is sinds de spelen van 1976 aan het programma toegevoegd.

Voor de dames stond het schaatsen voor het eerst op het programma bij de Olympische Winterspelen van 1932 als demonstratiesport met alleen Amerikaanse en Canadese schaatssters. De verreden afstanden waren de 500 meter, de 1000 meter en de 1500 meter. Vanaf 1940 zou het damesschaatsen volwaardig op het programma staan, maar door de Tweede Wereldoorlog werd dit uitgesteld tot 1960. Tijdens de Spelen van 1960 werd voor het eerst ook de 3000 meter verreden. De 5000 meter is geïntroduceerd op de Spelen van 1988.

Sinds de Winterspelen van 2006 in Turijn staat ook de ploegenachtervolging op het programma. De dames rijden zes ronden en de heren acht ronden. Sinds 2018 zijn ook op de massastart voor mannen en vrouwen medailles te winnen.

Spelen Jaar Gaststad / Gastland IJsbaan Datum Landen Sporters Ond. Winnaar medaillespiegel
Totaal M V
XXV 2026 Vlag van Italië Milaan en Cortina d'Ampezzo, Italië Circolo Pattinatori Pinè (in Baselga di Pinè) 6–22 februari 14
XXIV 2022 Vlag van China Peking, China National Speed Skating Oval 4–20 februari 27 166 87 79 14 Vlag van Nederland Nederland
XXIII 2018 Vlag van Zuid-Korea Pyeongchang, Zuid-Korea Gangneung Science Oval (in Gangneung) 9–25 februari 29 180 100 80 14 Vlag van Nederland Nederland
XXII 2014 Vlag van Rusland Sotsji, Rusland Adler Arena 7–23 februari 23 177 83 94 12 Vlag van Nederland Nederland
XXI 2010 Vlag van Canada Vancouver, Canada Richmond Olympic Oval (in Richmond) 12–28 februari 24 177 94 83 12 Vlag van Zuid-Korea Zuid-Korea
XX 2006 Vlag van Italië (2003-2006) Turijn, Italië Oval Lingotto 10–26 februari 19 174 97 77 10 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten
XIX 2002 Vlag van Verenigde Staten Salt Lake City, Verenigde Staten Utah Olympic Oval (in Kearns) 8–24 februari 23 166 95 71 10 Vlag van Nederland Nederland
XVIII 1998 Vlag van Japan (1870–1999) Nagano, Japan M-Wave 7–22 februari 25 171 92 79 10 Vlag van Nederland Nederland
XVII 1994 Vlag van Noorwegen Lillehammer, Noorwegen Vikingskipet (in Hamar) 12–27 februari 21 150 89 61 10 Vlag van Noorwegen Noorwegen
XVI 1992 Vlag van Frankrijk Albertville, Frankrijk Stade de Patinage Olympique 8–23 februari 23 154 95 59 10 Vlag van Duitsland Duitsland
XV 1988 Vlag van Canada Calgary, Canada Olympic Oval 13–28 februari 21 141 88 53 10 Vlag van de DDR DDR
XIV 1984 Vlag van Joegoslavië (1943-1992) Sarajevo, Joegoslavië Zetra Ice Rink 8–19 februari 24 139 87 52 9 Vlag van de DDR DDR
XIII 1980 Vlag van Verenigde Staten Lake Placid, Verenigde Staten James B. Sheffield Olympic Skating Rink 13–24 februari 20 128 74 54 9 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten
XII 1976 Vlag van Oostenrijk Innsbruck, Oostenrijk Olympia Eisstadion Innsbruck 4–15 februari 19 111 66 45 9 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie
XI 1972 Vlag van Japan (1870–1999) Sapporo, Japan Makomanai Skating Centre 3–13 februari 18 118 67 51 8 Vlag van Nederland Nederland
X 1968 Vlag van Frankrijk (1794–1815, 1830–1974, 2020-heden).svg Grenoble, Frankrijk Anneau de Vitesse de Grenoble 6–18 februari 19 129 86 43 8 Vlag van Nederland Nederland
IX 1964 Vlag van Oostenrijk Innsbruck, Oostenrijk Olympia Eisstadion Innsbruck 29 januari – 9 februari 22 134 91 43 8 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie
VIII 1960 Vlag van Verenigde Staten (1959-1960) Squaw Valley, Verenigde Staten Squaw Valley Olympic Skating Rink 18–28 februari 17 103 73 30 8 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie
VII 1956 Vlag van Italië Cortina d'Ampezzo, Italië Meer van Misurina 26 januari – 5 februari 18 88 88 4 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie
VI 1952 Vlag van Noorwegen Oslo, Noorwegen Bislettstadion 14–25 februari 14 67 67 4 Vlag van Noorwegen Noorwegen
V 1948 Vlag van Zwitserland Sankt Moritz, Zwitserland Badrutts Park 30 januari – 8 februari 15 68 68 4 Vlag van Noorwegen Noorwegen
- 1944 Toegekend aan Cortina d'Ampezzo, maar afgelast vanwege de Tweede Wereldoorlog
- 1940 Toegekend aan Sapporo, maar afgelast vanwege de Tweede Wereldoorlog
IV 1936 Vlag van nazi-Duitsland Garmisch-Partenkirchen, Duitsland IJsbaan Rießersee Garmisch-Partenkirchen 6–16 februari 16 52 52 4 Vlag van Noorwegen Noorwegen
III 1932 Vlag van Verenigde Staten (1912-1959) Lake Placid, Verenigde Staten James B. Sheffield Olympic Skating Rink 4–15 februari 6 31 31 4 +3 d. Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten
II 1928 Vlag van Zwitserland Sankt Moritz, Zwitserland Badrutts Park 11–19 februari 14 40 40 4 Vlag van Noorwegen Noorwegen
I 1924 Vlag van Frankrijk (1794–1815, 1830–1974, 2020-heden).svg Chamonix-Mont-Blanc, Frankrijk Stade de Mont Blanc 25 januari – 5 februari 10 31 31 5 Vlag van Finland Finland
Onderdeel 24 28 32 36 48 52 56 60 64 68 72 76 80 84 88 92 94 98 02 06 10 14 18 22 26 Totaal
Mannen 500 m 25
1000 m 14
1500 m 25
5000 m 25
10.000 m 25
Ploegenachtervolging 6
Massastart 3
Vrouwen 500 m d 18
1000 m d 18
1500 m d 18
3000 m 18
5000 m 11
Ploegenachtervolging 6
Massastart 3
Totaal 5 4 4 4 4 4 4 8 8 8 8 9 9 9 10 10 10 10 10 12 12 12 14 14 14 216
Afgevoerd
onderdeel
Allround 1
d = demonstratie-onderdeel
= medaille-onderdeel

Olympische medaillewinnaars

[bewerken | brontekst bewerken]
Zie Lijst van olympische medaillewinnaars schaatsen voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Medaillespiegel

[bewerken | brontekst bewerken]

Bijgewerkt tot en met de Olympische Winterspelen 2022.

 Plaats  Land NOC Goud
Goud
Zilver
Zilver
Brons
Brons
Totaal Mannen Vrouwen
Goud Zilver Brons T Goud Zilver Brons T
1 Vlag van Nederland Nederland NED 48 44 41 133 25 30 26 81 23 14 15 52
2 Vlag van de Verenigde Staten Verenigde Staten USA 30 22 19 71 20 13 8 41 10 9 11 30
3 Vlag van Noorwegen Noorwegen NOR 28 29 29 86 27 29 29 84 1 0 1 2
4 Vlag van de Sovjet-Unie Sovjet-Unie URS 24 17 19 60 12 10 9 31 12 7 10 29
5 Vlag van Duitsland Duitsland GER 13 14 10 37 2 0 1 3 11 14 9 34
6 Vlag van Canada Canada CAN 10 16 16 42 4 5 8 19 6 9 8 23
7 Vlag van de DDR DDR GDR 8 12 9 29 2 1 2 5 6 11 7 24
8 Vlag van Finland Finland FIN 7 8 9 24 6 6 7 19 1 2 2 5
9 Vlag van Zweden Zweden SWE 9 4 5 18 9 4 5 18 - - - -
10 Vlag van Japan Japan JPN 5 10 11 26 1 4 7 12 4 6 4 14
11 Vlag van Zuid-Korea Zuid-Korea KOR 5 9 5 19 3 7 5 15 2 2 0 4
12 Vlag van Rusland Rusland RUS 3 6 7 16 1 4 2 7 2 2 4 8
13 Vlag van Tsjechië Tsjechië CZE 3 2 2 7 - - - - 3 2 2 7
14 Vlag van Duitsland Bondsrepubliek Duitsland FRG 3 0 0 3 2 0 0 2 1 0 0 1
15 Vlag van China China CHN 2 3 4 9 1 - 1 2 1 3 3 7
16 Vlag van Italië Italië ITA 2 1 4 4 2 0 3 5 - 1 1 2
17 Vlag van Oostenrijk Oostenrijk AUT 1 2 3 6 0 1 2 3 1 1 1 3
Vlag van Polen Polen POL 1 2 3 6 1 0 1 2 0 2 2 4
19 Vlag van Duitsland Duits eenheidsteam EUA 1 1 0 2 - - - - 1 1 0 2
20 Vlag van België België BEL 1 1 1 3 1 1 1 3 - - - -
21 Vlag van Wit-Rusland Wit-Rusland BLR 0 1 0 1 0 1 0 1 - - - -
Vlag van Noord-Korea Noord-Korea PRK 0 1 0 1 - - - - 0 1 0 1
23 Vlag van Kazachstan Kazachstan KAZ 0 0 1 1 - - - - 0 0 1 1
Vlag van Rusland Olympische atleten uit Rusland OAR 0 0 1 1 - - - - 0 0 1 1
Totaal 204 206 200 610 119 120 116 355 85 86 83 255

Baan en accommodatie

[bewerken | brontekst bewerken]

Bij de Olympische Winterspelen moeten de wedstrijden in het hardrijden worden geschaatst op een 400 meter ISU-standaard kunstijsbaan met kunstmatig bevroren ijs. De ijsbaan moet omsloten zijn door een verwarmd gebouw om beschermd te zijn tegen weer en wind. Het gebied aan de binnenkant van de wedstrijdbaan (middenterrein) moet bereikbaar zijn zonder dat men over het oppervlak van de ijsvloer hoeft te gaan. Er moet voor een redelijk aantal zitplaatsen voor toeschouwers gezorgd worden tezamen met deugdelijke voorzieningen voor deelnemers, officials, gasten, televisie en andere media.[1]

Deelnemersquota per onderdeel

[bewerken | brontekst bewerken]

Per onderdeel op de Olympische Winterspelen heeft de ISU een quota voor het maximum aantal deelnemers vastgesteld. In onderstaande tabel zijn deze maximum quota per Winterspelen weergegeven.

Onderdeel 1924 1928 1932 1936 1948 1952 1956 1960 1964 1968 1972 1976 1980 1984 1988 1992 1994 1998 2002[2] 2006[3] 2010[4] 2014[5] 2018[6] 2022[7]
Mannen 500 m onbeperkt 40 40 36 30
1000 m onbeperkt 40 40 36 30
1500 m onbeperkt 40 40 36 30
5000 m ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 32 32 32 28 28 28 24 20
10.000 m ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 16 16 16 16 16 16 12 12
Ploegenachtervolging 8 teams 8 teams 8 teams 8 teams 8 teams
Massastart 24 24*
Vrouwen 500 m onbeperkt onbeperkt 36 36 32 30
1000 m onbeperkt onbeperkt 36 36 32 30
1500 m onbeperkt onbeperkt 36 36 32 30
3000 m ? ? ? ? ? ? ? ? ? 32 32 32 28 28 28 24 20
5000 m ? ? 16 16 16 16 16 16 12 12
Ploegenachtervolging 8 teams 8 teams 8 teams 8 teams 8 teams
Massastart 24 24*
Onderdeel 1924 1928 1932 1936 1948 1952 1956 1960 1964 1968 1972 1976 1980 1984 1988 1992 1994 1998 2002 2006 2010 2014 2018 2022

Deelnemersquota per land per onderdeel

[bewerken | brontekst bewerken]

Per onderdeel op de Olympische Winterspelen heeft de ISU een quota voor het maximum aantal deelnemers per land vastgesteld. In onderstaande tabel zijn deze maximum quota per land per onderdeel per Winterspelen weergegeven. Tevens heeft de ISU een quota vastgesteld voor het totaal aantal mannen en vrouwen per land. Ten slotte heeft het IOC nog een quota vastgesteld voor het totaal aantal deelnemers bij het langebaanschaatsen.

Onderdeel 1924 1928 1932 1936 1948 1952 1956 1960 1964 1968 1972 1976 1980 1984 1988 1992 1994 1998 2002 2006 2010 2014 2018 2022
Mannen 500 m 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
1000 m 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
1500 m 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
5000 m 4 4 4 4 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
10.000 m 4 4 4 4 4 4 4 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2
Ploegenachtervolging 1 team 1 team 1 team 1 team 1 team
Massastart 2 2
Maximum mannen per land ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 10 10 10 10 10 9
Vrouwen 500 m 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
1000 m 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
1500 m 3 3 3 3 3 3 3 4 4 4 4 4 4 4 4 3 3
3000 m 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3 3
5000 m 3 3 3 3 3 3 3 3 2 2
Ploegenachtervolging 1 team 1 team 1 team 1 team 1 team
Massastart 2 2
Maximum vrouwen per land ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 10 10 10 10 10 9
Maximum deelnemers per land ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 20 20 20 20 20 18
IOC deelnemersquota schaatsen ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? ? 170 180 180 180 166

De loting voor de startvolgorde bij de Olympische Winterspelen vindt plaats voor iedere enkele afstand.

Klassieke afstanden

[bewerken | brontekst bewerken]

Voor elke loting worden de deelnemers in groepen geplaatst, gebaseerd op hun individuele rangorde in de “Special Olympic Qualification Classification” (SOQC). Rijders zonder uitslagen van SOQC wedstrijden zullen daarna worden gerangschikt overeenkomstig hun best behaalde goedgekeurde kwalificatietijd.
Gebaseerd op hun individuele rangorde worden de ingeschreven rijders in vier groepen geplaatst:

• Groep I de zes (6) best gerangschikte deelnemers
• Groep II de van nummer 7 tot nummer 12 gerangschikte deelnemers
• Groep III de van nummer 13 tot nummer 18 gerangschikte deelnemers
• Groep IV de van nummer 19 tot nummer 24 gerangschikte deelnemers
• Groep V de overige deelnemers.

Op de 5000 meter dames en de 10.000 meter heren worden echter vier (4) deelnemers in iedere groep geplaatst; de vier best gerangschikte deelnemers in groep I, de volgende vier in groep II, enz.
In geval van een gelijke stand in de SOQC ranglijst wordt de onderlinge rangschikking tussen de betreffende deelnemers, indien nodig voor de groepsindeling, door loting beslist

De deelnemers die in dezelfde groep zijn geplaatst vormen paren door loting van hun startnummers. De startvolgorde van de paren is als volgt: de eerste twee gelote deelnemers van groep V vormen het eerste paar op de betreffende afstand. Indien echter een oneven aantal deelnemers is ingeschreven, zal de eerst gelote deelnemer van groep V in het eerste paar alleen rijden. Nadat groep V is geloot, volgt groep IV, III enz.

Twee deelnemers die hetzelfde ISU lid/NOC (land) vertegenwoordigen mogen niet in hetzelfde paar starten.

Ploegenachtervolging

[bewerken | brontekst bewerken]

De ploegenachtervolgingswedstrijden worden georganiseerd met een serie afvalronden, (kwartfinales, halve finales, finales en andere plaatsingsritten) zodat de finale omloop een beslissende wedstrijd is voor de Olympische gouden en zilveren medaille. De kwartfinales (QF) worden gereden in een time-trial vorm. Een tijden-ranglijst van de deelnemende teams zal worden bepaald door de finish-tijden van de teams. Als een team in de rit wordt ingehaald door een ander team, moeten beide teams toch finishen om een resultaat te krijgen voor deze tijden ranglijst. Bij een gelijke stand (als meerdere teams een gelijke tijd behalen), dan zal het team met een betere SOQC rangorde worden beschouwd als beter geplaatst. De halve finales (SF), finales en plaatsingsritten zullen worden gereden in de vorm van eliminatie ritten.

De samenstelling van ritten van de kwartfinales zal worden bepaald door een open loting tussen de ingeschreven teams.

De teams met de vier snelste tijden van de kwartfinales, plaatsen zich voor de halve finales; de teams met de snelste 5e en 6e tijden plaatsen zich voor de C-finale, en de twee overblijvende teams plaatsen zich voor de D-finale. Het winnende team van de kwartfinales wordt aangeduid met QF(1), de tweede snelste met QF(2) etc.
De halve finales worden als volgt gereden:
eerste halve finale, SF1: QF(1) tegen QF(4)
tweede halve finale, SF2: QF(2) tegen QF(3)

Na de voltooiing van de halve finales, zullen de 4 teams die zich niet kwalificeerden van de kwartfinales plaatsingsritten rijden voor de eindrangschikking plaatsen 5–8. Eerst zal een D-finale worden geschaatst tussen de twee teams met de langzaamste tijden van de kwartfinales om de plaatsen 7 en 8 te bepalen. Daarna zal een C-finale worden gereden tussen de twee snelste teams van de in de kwartfinales uitgeschakelde teams om de eindrangschikking van de plaatsen 5 en 6 te bepalen.

De winnaars van elke halve finale zullen doorgaan naar de A finale om te strijden om de gouden en zilveren medailles. De verliezers van de halve finales zullen in de B-finale strijden om de bronzen medaille (de verliezer eindigt op plaats 4). De B-finale zal eerst worden verreden.

De kwartfinales worden op de eerste wedstrijddag van de ploegenachtervolgingswedstrijden verreden; de halve finales en alle finales (inclusief plaatsingsritten) worden op een volgende dag verreden.

De massastart wedstrijd zal worden georganiseerd met een eliminatie fase (halve finales) waar de deelnemers zich kwalificeren voor de finale en beslissende rit. De samenstelling van de twee halve finales SF 1 en SF 2 zal als volgt worden gebaseerd op de SOQR ranglijst van de ingeschreven deelnemers:
De best gerangschikte deelnemer zal worden geplaatst in SF 1.
De als 2e en 3e gerangschikte deelnemers in SF 2.
De als 4e en 5e gerangschikte deelnemers in SF 1. etc.

In elke halve finale rit zal echter maximaal één deelnemer van hetzelfde ISU/NOC lid zijn. De tweede gerangschikte deelnemer van hetzelfde lid zal daarom moeten worden geplaatst in een andere halve finale dan de best gerangschikte deelnemer.
Als een deelnemer geen SOQR rangschikking heeft, zal de deelnemer worden beschouwd, dezelfde SOQR rangschikking te hebben als de niet deelnemende schaatser van hetzelfde land met de beste SOQR ranking.

De 8 best gerangschikte rijders van elke halve finale kwalificeren zich voor de massastart finale. In de finale krijgen de deelnemers als volgt helmcap-nummers:
De winnaar van SF 1 krijgt nr. 1, de winnaar van SF 2 krijgt nr. 2, de tweede gerangschikte rijder van SF 1 krijgt nr. 3, de tweede gerangschikte rijder van SF 2 krijgt nr. 4, etc.