Naar inhoud springen

Genocideverdrag

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Perudotes (overleg | bijdragen) op 23 jul 2022 om 15:06. (Overname in andere verdagen: +/red.)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.
Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide
■ Geratificeerd ■ Toegetreden
 Geratificeerd
 Toegetreden
Type Multilateraal
Rechtsgebied(en) Internationaal strafrecht, mensenrechten
Onderwerp(en) Genocide
Status In werking
Verdragsgegevens
Ondertekend op 9 december 1948 in Parijs
Ondertekenaars 41
Inwerkingtreding 12 januari 1951
Voorwaarden voor inwerkingtreding 90 dagen na de twintigste ratificatie van of toetreding tot het verdrag
Partijen 153 (23 juli 2022)
Depositaris VN
België:
Ondertekening 12 december 1949
Bekrachtiging 05 september 1951
In werking 04 december 1951
Nederland:
Goedkeuring 20 juni 1966
In werking 18 september 1966
Talen
Authentieke talen Chinees, Engels, Frans, Russisch, Spaans
Chinees: 防止及懲治危害種族罪公約
Engels: Convention on the prevention and punishment of the crime of genocide
Frans: Convention pour la prevention et la repression du crime de genocide
Russisch: Конвенция о предупреждении преступления геноцида и наказании за него
Spaans: Convencion para la prevencion y la sancion del delito de genocidio
Lees online
Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide
(Gewaarmerkt) afschrift:
Verdragenbank VN
Externe informatie
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Het Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide (Engels: Convention on the Prevention and Punishment of the Crime of Genocide), kortweg het Genocideverdrag, is een multilateraal verdrag ter voorkoming van genocide. De tekst van dit verdrag werd op 9 december 1948 te Parijs opgesteld en het verdrag trad op 12 januari 1951 in werking.

Achtergrond en totstandkoming

De totstandkoming van het Genocideverdrag was een reactie op de wreedheden begaan tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het verdrag volgde op het Onderzoek 180(II) van 21 december 1947 van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, waarin de VN erkenden dat genocide een internationale misdaad is, die de nationale en internationale verantwoordelijkheid van individuele personen en staten met zich meebrengt. Het ontwerpverdrag was opgesteld door De Poolse jurist Raphael Lemkin, die als eerste in 1944 het begrip genocide had gedefinieerd.

Het Genocideverdrag was een van de eerste verdragen van de Verenigde Naties over mensenrechten en andere humanitaire kwesties. Het kwam tot stand als onderdeel van de derde zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties, die te Parijs plaatsvond tussen 21 september en 12 december 1948. De locatie van de beraadslagingen was het Palais de Chaillot in het 16e arrondissement van Parijs.[1] Het Genocideverdrag was niet het enige mensenrechteninstrument dat tijdens de derde zitting werd aangenomen, ook de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens kwam tijdens deze zitting tot stand.

De authentieke tekst van het verdrag is opgesteld in het Engels, Chinees, Spaans, Frans en Russisch.

Gewoonterechtelijke grondslag

Sinds de totstandkoming is het verdrag geratificeerd door de overgrote meerderheid van de staten en zijn de bepalingen van het verdrag algemeen aanvaard door de internationale gemeenschap, onderdeel geworden van het internationaal gewoonterecht en hebben zij de status gekregen van een peremptoire norm (een norm van dwingend recht, waarop geen uitzonderingen mogelijk zijn).

Het Internationaal Gerechtshof erkende, al in een adviesuitspraak uit 1951, dat de verplichtingen uit het Genocideverdrag tevens onder het internationaal gewoonterecht vallen. Het hof oordeelde namelijk dat de beginselen die ten grondslag liggen aan het verdrag beginselen zijn die door alle naties worden erkend als verbindend voor alle staten, zelfs zonder enige verdragsverplichting. Bovendien benadrukte het hof de algemene veroordeling van genocide door staten en dat genocide alleen door gemeenschappelijke samenwerking van staten kan worden bestreden.[2]

Pas later (in 2006) sprak het Internationaal Gerechtshof zich uit over de vraag of genocide ook een norm van dwingend recht is. Sindsdien beschouwt het hof het verbod op genocide als dwingende norm van internationaal recht (ius cogens).[3]

Inhoud

De tekst van het verdrag bestaat uit totaal 19 artikelen. In de eerste drie artikel wordt bevestigd dat genocide een internationaal misdrijf is en wordt een definitie gegeven van het delict. In het vierde artikel wordt de strafbaarheid besproken van zij die genocide plegen.

In Artikel I bevestigen de verdragspartijen dat genocide, ongeacht of het feit in vredes- dan wel in oorlogstijd wordt bedreven een misdrijf is krachtens internationaal recht, welk misdrijf zij op zich nemen te voorkomen en te bestraffen.

In Artikel II wordt een definitie gegeven van het misdrijf genocide. Daaronder wordt verstaan een van de volgende handelingen, gepleegd met de bedoeling om een nationale, etnische, godsdienstige groep, dan wel een groep, behorende tot een bepaald ras, geheel of gedeeltelijk als zodanig te vernietigen:

a. het doden van leden van de groep;
b. het toebrengen van ernstig lichamelijk of geestelijk letsel aan leden van de groep;
c. het opzettelijk aan de groep opleggen van levensvoorwaarden die gericht zijn op haar gehele of gedeeltelijke lichamelijke vernietiging;
d. het nemen van maatregelen, bedoeld om geboorten binnen de groep te voorkomen;
e. het gewelddadig overbrengen van kinderen van de groep naar een andere groep.

In Artikel III wordt bepaald dat de volgende handelingen strafbaar zijn:

a. (het plegen van) genocide;
b. samenspanning om genocide te plegen;
c. rechtstreeks en openbaar aanzetten tot genocide;
d. poging tot genocide;
e. medeplichtigheid aan genocide.

Artikel IV geeft aan dat zij, die genocide of een der andere in artikel III genoemde feiten plegen, worden gestraft, onverschillig of zij constitutioneel verantwoordelijke regeringspersonen, ambtenaren of privépersonen zijn.

Inwerkingtreding

Artikel XIII bepaalt dat het verdrag in werking treedt negentig dagen na de dag waarop de eerste twintig akten van bekrachtiging of toetreding zijn gedeponeerd bij het Secretariaat van de Verenigde Naties.

Oorspronkelijk werd het verdrag opgesteld en ondertekend door 41 staten die vertegenwoordigd waren bij de opstelling ervan in Parijs in december 1948. Ondertekening van het verdrag door ander staten dan de oorspronkelijke 41 verdragsluitende partijen was mogelijk sinds 9 december 1948. De eerste staat die het verdrag vervolgens ondertekende, en daarmee de 42ste verdragsluitende partij werd, was de Dominicaanse Republiek op 11 december 1948.

Elke volgende bekrachtiging of toetreding die na laatstgenoemde datum zou worden uitgevoerd, werd van kracht negentig dagen na deponering van de akte van bekrachtiging of toetreding.

Partijen

Bij de opstelling en ondertekening van het verdrag vormden 42 staten de verdragsluitende partijen. Sinds de toetreding van Zambia op 20 april 2022, telt het verdrag 153 leden.

Toepassing

  • In 1951 oordeelde het Internationaal Gerechtshof in een adviesuitspraak, dat mede gelet op de aard en de totstandkoming van het Genocideverdrag, het verdrag zich verzet tegen het maken van voorbehouden die onverenigbaar zijn met het voorwerp en het doel van het verdrag.
  • In de strafzaak tegen Adolf Eichmann] merkte de rechtbank van Jeruzalem in zijn arrest van 12 december 1961 op dat ernstig lichamelijk of geestelijk letsel kon worden toegebracht aan leden van een groep, waarmee impliciet werd verwezen naar artikel II van de Genocidecoventie.
  • In 2006 bevestigde het Internationaal Gerechtshof, in een contentieuze zaak tussen de Democratische Republiek Congo en Rwanda, de dwingenrechtelijke status van de verplichtingen uit het Genocideverdrag.
  • In een door Bosnië en Herzegovina aanhangig gemaakte zaak tegen Servië en Montenegro bij het Internationaal Gerechtshof te Den Haag, oordeelde het hof in 2007 dat Servië en Montenegro diens verdragsverplichting had geschonden om genocide te voorkomen.

Overname in andere verdagen

De misdrijven uit het Genocideverdrag zijn in bijna ongewijzigde vorm opgenomen in de statuten van internationale strafhoven en tribunalen, zoals het Internationaal Strafhof of het Joegoslaviëtribunaal.

In Nederland is genocide eerst strafbaar gesteld in de Uitvoeringswet genocideverdrag, en sinds 2003 in artikel 3 van de Wet internationale misdrijven (WIM).

Werken van of over dit onderwerp zijn te vinden op de pagina Verdrag inzake de voorkoming en de bestraffing van genocide op Wikisource.