Korengeest
De korengeest is de (levens)geest die volgens het traditionele geloof van vele volkeren in het koren huist. Deze geest moest in ere worden gehouden, wilde het gemaaide koren bij de volgende zaai- en oogstcyclus opnieuw tot leven komen
Er bestaan vele vormen in vele landen, en het gebruik leeft nog voort als een soort survival: er werden bijvoorbeeld poppen van koren vervaardigd, als een offergave, een gewoonte waarvan de oorsprong uit het collectief bewustzijn is verdwenen. Zo worden met name in Amerika nog steeds wel graanpoppetjes, de zogenaamde corn dollies, gemaakt. Het woord dolly verwijst daarbij wellicht naar een staketsel met armen en benen. Het kan echter ook afgeleid zijn van het Hindi-woord dālī, dat "offer" betekent.
Magie en religie: de levenscyclus
Door antropologen, met als belangrijkste exponent J.G. Frazer, is er de nadruk op gelegd dat de mens in zijn pre-wetenschappelijke fase was aangewezen op magie en religie. Het kon niet anders of aan de vroege mens viel de cycliciteit van het bestaan op. Seizoenen wisselden elkaar af totdat het jaar "stierf" en herleefde. Oogstproducten werden gezaaid, ze ontsproten, werden geoogst, en gaven zaad dat opnieuw ontkiemde.
Zo werden verbanden gelegd die wij niet langer als verbanden ondergaan, en die wij als magisch beschouwen: want ook koningen werden oud en overleden, waarbij zij al dan niet door een jongere, krachtiger troonpretendent werden omgebracht. Dit leidde ook tot religieuze beleving: er ontstond een geloof aan de god die stierf en weer herrees.
Ook tussen het eigen bestaan enerzijds, en deze cycliciteit en dit herrijzenisgeloof anderzijds, werd een magisch/religieus verband gelegd. Werd niet het graan begraven om vervolgens weer tot leven te komen en op te groeien? Gehoopt werd dat dit ook de mens na zijn eigen dood zou overkomen: dat na de begrafenis een wedergeboorte zou plaatsvinden. Zo werd enerzijds de natuur als blauwdruk voor het menselijk bestaan gezien. Anderzijds werden aan die natuur menselijke eigenschappen en kwaliteiten toegeschreven: de natuur was bezield. Het koren had een geest, en in sommige culturen moest aan het begin van de oogst de toestemming van die geest worden gevraagd.
Korenmoeder
De oude Grieken hadden een godin voor het koren, Demeter, wier dochter Persephone slechts in het seizoen van groei en bloei boven de aarde mocht leven.
In Duitstalige streken werd de laatste korenschoof die nog op het veld stond, wel als de korenmoeder beschouwd, wier geest gedood werd bij het dorsen. Als alternatief werd wel een krans van koren gevlochten, waarin de geest zou huizen; die werd met Pasen in de kerk gezegend, of met Kerst als levenbrengend element in de kribbe geplaatst.
In Frankrijk (Auxerre, Bretagne) werd het laatste koren wel in de vorm van een mens gevlochten. Korrels werden bewaard en gemengd met het zaaigoed voor volgend jaar, opnieuw om de continuïteit van het leven te waarborgen.
Vergelijkbare gebruiken zijn waargenomen in onder meer Schotland, Ierland en Wales; in Zweden; in Polen; in Rusland.
Deze structuren werden soms "korenmoeder" genoemd, maar ook wel "grote moeder", "oude vrouw" of juist "oude man". Ook benamingen als "de maagd" of juist "de heks" komen voor, vaak afhankelijk van de oogsttijd.
Al deze rituelen en opvattingen zijn als magisch gekenschetst, niet zozeer als religieus: er komen geen priesters of tempels aan te pas, er worden geen goden aangeroepen, maar getracht wordt de natuur gunstig te beïnvloeden. Ondergang en herrijzenis, de kringloop van leven en dood worden erin uitgedrukt.
De rituelen zijn niet beperkt tot Europa: vergelijkbare gebruiken zijn waargenomen van Peru tot Birma en Indonesië, al kan het daar uiteraard andere graansoorten betreffen, zoals maïs of rijst.
Dood van de korengeest
In een aantal culturen is het begin van de oogst wel beschouwd als een handeling die de dood van de korengeest tot gevolg had. Een Frygische mythe vertelt hoe een oogster vreemdelingen dwong hem te helpen en hen dan doodde, totdat Herakles daar een eind aan maakte: dit zou erop duiden dat vreemdelingen die in de oogsttijd voorbijkwamen, wel als belichaming van de korengeest werden beschouwd en daarom werden omgebracht.
Nog veel later werd in Europa de maaier van de laatste schoof hetzij geslagen, hetzij met water bespoten (wellicht een reinigingsritueel) of althans belachelijk gemaakt. Ook konden vreemdelingen het voorwerp van een dergelijk oud ritueel zijn: een touw werd bijvoorbeeld om hun arm gebonden, dat pas werd verwijderd na betaling van een losgeld.
Vanuit Ecuador, West-Afrika, de Filipijnen, Bengalen en andere streken zijn wel mensenoffers gemeld, soms ook de offers van vele kinderen. Aldus is in de antropologie een verband gepostuleerd tussen de dood van de korengeest, de ondergang van goden als Persephone, en het offeren van mensen. Daarmee werd de god van de vruchtbaarheid zowel vereerd als gedood.
Dieren
Ook dieren werden wel beschouwd als de belichaming van de korengeest. Wolf of hond, haas of vos, haan, gans of kwartel, maar ook de kat, de geit of het varken, het rund en het paard konden die rol vervullen. Soms werd zo'n dier geslacht, soms werd er een brood gebakken dat juist aan het vee werd gevoerd. Dood en voedsel, offer en leven staan aldus met elkaar in verband.
Zie ook
Het werk van James George Frazer ligt ten grondslag aan vele antropologische inzichten in de magie en de religie die over de hele wereld verbonden zijn met cycliciteit en met herrijzenisrituelen.