Heremiet (monnik)
Een heremiet (synoniemen: eremiet, kluizenaar, anachoreet) is een religieuze man of vrouw die in afzondering leeft in een kluizenarij of hermitage, buiten de bewoonde wereld.
De aanduiding komt van het Griekse woord ἔρημος, dat "eenzaam, onbewoond, verlaten" betekent.
Oorsprong
De eerste mensen die heremiet genoemd werden waren de woestijnvaders, christelijke monniken die zich in de 2e eeuw afzonderden in de woestijn van Egypte, zoals in Wadi Natroen. Zij waren soms voor de christenvervolgingen gevlucht, die regelmatig in het Romeinse Rijk plaatsvonden, en hadden ontdekt dat stilte, eenzaamheid en matigheid in voedsel, drank en slaap een vruchtbare grond voor het gebed konden vormen. De beroemdsten van deze kluizenaars zijn de heilige Paulus van Thebe en de heilige Antonius van Egypte (Antonius Abt). Zij kregen vele navolgers, die steeds verder de woestijn introkken, en uiteindelijk ook de gemeenschappen stichtten waaruit later het christelijke kloosterwezen ontstond. Antonius Abt (251-356) staat bekend als de vader van het kloosterleven. Naast de kloosters zijn er altijd ook kluizenaars gebleven, zowel in het Oosten als het Westen.
Middeleeuwen
Gedurende de hele middeleeuwen waren er in Europa overal kluizenaars, die zich ophielden in afgelegen oorden zoals in de wouden en hoog in de bergen, maar ook dichter bij de bewoonde wereld. Vrouwen lieten zich zelfs soms inmetselen in een cel die aan een stadskerk was vastgebouwd. Sommige heremieten stonden hoog aangeschreven om hun wijsheid en waren geliefde raadgevers (soms van edelen en vorsten), anderen waren zeer eenvoudige (vaak ongeletterde) broeders die zich vooral bezighielden met het herhalen van eenvoudige mondgebeden en het onderhoud van een afgelegen kapel.
17e en 18e eeuw
Onder invloed van de barokspiritualiteit ontstonden er nogal wat kleine bedevaartkapellen op afgelegen plaatsen. Deze werden soms voorzien van een kluis met bijbehorende heremiet. Deze hield het heiligdom schoon en bad de rozenkrans met de pelgrims. Ook begonnen verschillende kluizenaars met het geven van cathechismusles aan de jeugd en het waken bij stervenden. Hierdoor verwaterde het ideaal van een eenzaam leven natuurlijk wel.
De Nederlanden
De Nederlanden kenden sinds de middeleeuwen een kluizenaarstraditie die vooral tijdens de contrareformatie tot grote bloei kwam. Vooral het huidige Vlaanderen en de Nederlandse provincie Limburg kenden in de 17e en 18e eeuw nogal wat kluizen. Toen de tijdsgeest in de Kerk (vooral in Nederland na het herstel van de hiërarchie), steeds meer getekend werd door een zekere systematiseringsdrang, kwamen de kluizenaars steeds meer in de problemen. De kerkelijke overheid vond het moeilijk deze ‘wilde’ broeders in te passen in de nieuwe structuren en de laatste Nederlandse kluizenaar deed in 1930 het licht uit in de kluis op de Schaelsberg. Wel zijn er ook in de jaren daarna kluizenaars geweest, maar dat waren altijd kloosterlingen die apart van hun communiteit in een kluis op het terrein van een klooster woonden. Sinds ongeveer een jaar of twintig maakt het kluizenaarsideaal in West-Europa (onder andere in Duitsland) een sterke bloeiperiode door. Nederland blijft daarbij tot nu toe nog wat achter. Wel is in 2001 in Warfhuizen in de provincie Groningen een nieuwe kluis gesticht, de Kluizenarij Onze Lieve Vrouwe van de Besloten Tuin. De priester die daar woont probeert nadrukkelijk zo veel mogelijk te leven volgens de tradities die er in Nederland waren tot 1930 en viert dagelijks de Eucharistie in het Latijn. De kluis valt onder het bisdom Groningen-Leeuwarden, en tegelijk onder het Heremietenverband van Frauenbründl. Abdij Sion is een cisterciënzerabdij van trappisten in het Overijsselse Diepenveen in Nederland. In een kluis binnen het slot van Abdij Sion woonde van 2005 tot en met 2015 de heremiet broeder David.
Kerkrechtelijke status
In de Rooms-Katholieke Kerk zijn heremieten sinds het kerkelijke wetboek van 1983 canoniek ingebed in de bisdommen. Dit betekent dat de plaatselijke bisschop formeel voor een kluizenaar de plaats van de overste inneemt. In de praktijk zal hij echter die taak altijd delegeren. Wel is het zijn verantwoordelijkheid om de leefregel van de kluizenaar goed te keuren en getuige te zijn bij diens eeuwige professie (volgens het kerkelijke jargon legt de kluizenaar dus zijn eeuwige geloften af 'in de handen van' de plaatselijke bisschop). De kluizenaar wordt door het bisdom niet betaald: het gaat dus louter om een geestelijke band. Naast deze 'canonieke' of 'diocesane' kluizenaars zijn er ook leden van religieuze orden die als kluizenaar leven. Zij blijven in principe gewoon onder het gezag van hun eigen overste vallen, bijvoorbeeld een benedictijnse abt of een franciscaanse gardiaan. In Nederland is op dit moment alleen de kluizenaar van de hier al eerder genoemde kluis van Warfhuizen eeuwig geprofest als canoniek kluizenaar. Kluizenaars van religieuze orden zijn er verschillende.
Heremieten buiten het christendom
Ook verschillende oosterse godsdiensten, zoals het boeddhisme en het hindoeïsme kennen kluizenaars.
Kluizenaars verschijnen regelmatig in de twee grote Indiase heldendichten, de Ramayana en de Mahabharata (5de eeuw - 4de eeuw v.Chr.) In de heilige sastra van de hindoes wordt als een ideaal voorgespiegeld dat het middelste deel van het leven van een man moet worden doorgebracht als een Banaprastha (boskluizenaar of kluizenaar).
Andere betekenissen
Deel van de serie over kloosters en het christelijke monastieke leven | ||
---|---|---|
De term kluizenaar wordt in het wereldlijk leven ook wel gebruikt voor een persoon die doelbewust afstand neemt van zijn omgeving en de maatschappij, of overdrachtelijk voor iemand die zich van de wereld vervreemd heeft en nooit contact met anderen heeft. De wereldlijke kluizenaar komt vaak terug in uitingen van volkscultuur. Zo loopt er in het kinderboek Pluk van de Petteflet van Annie M.G. Schmidt een kluizenaar rond, overigens aangeduid met kluizelaar.
De heremiet is tevens een kaart in het tarotspel. In het Rider-Waite tarot is het kaart 9 van de Grote Arcana.