Brugge
Sjabloon:Infobox Belgische gemeente Brugge (Frans en Engels: Bruges, Duits: Brügge) is de hoofdstad van de Vlaamse provincie West-Vlaanderen en het arrondissement Brugge. Het ligt in het noordwesten van België.
De binnenstad, of historische kern, is eivormig en ongeveer 430 hectare groot. De volledige gemeente heeft een oppervlakte van ruim 13.840 hectare, waaronder 193,7 hectare in zee bij Zeebrugge.
De stad telt ruim 117.000 inwoners. Ongeveer 20.000 daarvan wonen in het historische centrum.
Naamgeving
Oudste tastbare bron zijn enkele munten uit de 9e eeuw waarop voor het eerst de naam van de stad wordt gebruikt. Ze vermelden: Bruggas of Bruccia. Alhoewel dit lijkt te duiden op een oorsprong uit het woord brug is dit taalhistorisch niet correct aangezien er dan eerder sprake zou zijn van Brigge (vergelijk met het Engelse bridge, Oud-Engelse brycg, Friese brigge of bregge, Gallische briva).
Waarschijnlijk komt de naam Brugge van het Oudnoorse bryggja wat aanlegsteiger of haven betekent, mogelijk als verbastering van Rogia (Reie). De contacten met Scandinavië waren ontstaan via handel over de Noordzee en de invallen van de Noormannen (vanaf 800). De naam vertoont dan ook gelijkenissen met Bryggen, de historische haven van Bergen, dat net als Brugge een belangrijke stad van de Hanze was vanaf de 11e eeuw.
Soms wordt naar Brugge verwezen als het Venetië van het Noorden, verwijzend de vele kanaaltjes en bruggen. Deze kanaaltjes worden ook reien genoemd, naar de rivier de Reie die door Brugge stroomde. De Reie is nu volledig gekanaliseerd.
De bijnaam van de Bruggelingen is Brugse zotten. Deze bijnaam danken ze aan volgende legende: nadat ze Maximiliaan I van Oostenrijk voor een tijd gevangen hadden genomen, verbood deze het houden van een jaarmarkt en andere festiviteiten. In een poging om hem te sussen, hield Brugge voor hem een groot feest en vroeg daarna voor de toelating opnieuw een jaarmarkt te houden, belastingen te mogen innen én ... het bouwen van een nieuw zothuis. Hij antwoordde: Sluit alle poorten van Brugge en je hebt een zothuis!.
Geschiedenis
Ontstaan
In de Gallische tijd bestond West-Vlaanderen uit een moerassig en onherbergzaam landschap dat vele malen overstroomde. Er zijn slechts weinig overblijfselen gevonden. De Romeinen legden, na het verslaan van de Menapiërs in 53 v. Chr., een uitgebreid wegennet aan in de provincie en bouwden verschillende versterkte kernen tegen de invallen van piraten vanuit de Noordzee. Wellicht was een van die versterkingen langs de kustweg de nederzetting aan de monding van de rivier de Reie waaruit later Brugge zou ontstaan.
Vanaf de 7e eeuw trok de zee zich stilaan terug en de kustvlakte werd beter bewoonbaar. Op de droge schorre-gronden was vooral schapenteelt aangewezen. Het gebied werd door het Frankische rijk bestuurd: de pagus Flandrensis of Vlaanderengouw. In de 9e eeuw werd de Vlaanderengouw geteisterd door aanvallen van de Noormannen, onder andere in 820, 838 en 854. Onder Boudewijn I met de IJzeren Arm werd bij Brugge een versterkte burcht gebouwd, waarschijnlijk op een oude Romeinse versterking want in tegenstelling tot andere burchten was het grondplan rechthoekig in plaats van de toen meer gangbare ronde vorm.
Groei en onafhankelijkheid (900-1128)
Vanaf 900 werden de aanvallen afgeslagen en bloeide de handel met Scandinavië en de lakenhandel met Engeland opnieuw. Door de gemakkelijke toegang vanuit Brugge met het vasteland groeide de burcht uit tot een grote nederzetting ondanks het feit dat Brugge slechts via een wad- en schorregebied verbonden was met de Noordzee: de haven was slechts bij hoog tij bereikbaar.
Na de moord op graaf Karel de Goede in 1127 kreeg Brugge op 27 juli 1128 stadsrechten in ruil voor de steun aan de opvolger Diederik van de Elzas. Deze stadsrechten werden echter in volgende regeerperiodes door de graven verschillende keren aangepast.
Brugge kreeg in 1128 trouwens nieuwe grachten en omwallingen om de aanval van Willem Clito, de rivaal voor de opvolging, af te slaan. Deze omwalling zou, nagenoeg onveranderd, blijven bestaan tot eind 13e eeuw.
De bloeiperiode (11e-15e eeuw)
Vanaf midden 11e eeuw verzandde de waddenzee voor Brugge geleidelijk, maar in de 12e eeuw kreeg Brugge nogmaals een directe verbinding met de Noordzee: opeenvolgende overstromingen hadden een diepe en brede geul achtergelaten, het Zwin. In plaats van getijdevaart konden de grotere schepen, vooral de kogge, nu tot dicht bij Brugge varen. Op het einde van de vaargeul werd door Filips van de Elzas een nieuwe stad gebouwd: Damme (stadsrechten ca. 1169, zoals Nieuwpoort en Grevelingen, vrijheid van Hanze in Vlaanderen in 1180). Mits overlading in Damme op binnenschepen was Brugge nog steeds bereikbaar.
Ook het Zwin verzandde echter geleidelijk en verschillende havens werden rond de vaargeul gesticht om mogelijk te maken dat Brugge nog steeds handel kon drijven zoals Muide (bij de monding van het Zwin, cfr Sint-Anna-ter-Muiden bij Sluis), Hoeke (dichter bij Damme), Monikerede en Lamminsvliet dat vanaf 1303 bekend werd onder de naam Sluis.
In de 13e eeuw werd Brugge een belangrijk internationaal handelscentrum, als ontmoetingsplaats tussen handelaren uit Zuid- en Noord-Europa. Ze had een bevoorrechte positie in de lakenhandel met Engeland ten opzichte van de andere Vlaamse steden en een goede verbinding naar het binnenland toe via de belangrijke handelsweg naar Keulen via onder meer Gent, Mechelen, Brussel en Leuven. De lakenhallen en het Belfort werden in 1240 gebouwd. Na een brand in 1280 werd het in steen opnieuw opgetrokken en werd een symbool voor de politieke en economische onafhankelijkheid.
Een Brugse Hanze werd opgericht om de handel te controleren. Ook andere steden traden tot deze hanze toe of stichtten hun eigen club zoals de Ieperse hanze (rond de IJzer) of die van Gent.
Met de groeiende economische macht van de Brugse handelaren kwamen ook eisen naar meer autonomie ten opzichte van het Graafschap Vlaanderen. Eén van de hoogtepunten van deze strijd vindt plaats in 1302: na de Brugse metten verslaan de Vlaamse steden, waaronder Brugge en Gent, te Kortrijk het Franse leger in de Guldensporenslag. In 1304 werd Vlaanderen echter terug tot de orde geroepen na hun nederlaag in de slag bij Pevelenberg.
Naast de lakenhandel ontwikkelden zich ook andere ambachten en vestigden zich handelaarsfamilies uit onder meer Genua en Venetië in Brugge. Belangrijk hierbij is ook het bankwezen dat zich stillaan ontwikkelde. Veel handelaren moesten hun goederen gedurende een bepaalde tijd in Brugge bewaren voordat ze verder verhandeld werden. Enkele steden en families hadden hun eigen gebouwen (zoals de kooplieden uit Venetië), maar anderen waren aangewezen op de herbergiers. Deze herbergen werden zo een draaischijf van economische handelingen: handelaren van verschillende steden werden met elkaar in contact gebracht, voorraden werden in de kelders opgeslaan en geleidelijk konden er ook rekeningen geopend worden of op krediet gewerkt worden. Eén van de belangrijkste herbergen was die van de familie Van der Beurze, gelegen naast de belangrijke natiehuizen van Genua en Venetië – de benaming van de beurs komt trouwens van deze familie.
Vanaf de 14e eeuw wordt de lakenhandel minder belangrijk. In 1384 werd Filips de Stoute uit Bourgondië graaf van Vlaanderen. Eén van zijn machtcentra was in Brugge gelegen. In de stad werden luxe-goederen verhandeld, was er het belangrijke bankwezen en ontpopte zich tot een waar kunstencentrum. Dankzij het Bourgondische hof kwamen er contacten met reizigers uit alle streken van Europa. De stad kreeg een nieuw stadhuis in 1376 op de Burg.
De 14e eeuw was zonder twijfel Brugges Gouden Eeuw. De stad had toen tegen de 40.000 inwoners, een aantal dat zij vóór de 19e eeuw niet zou overschrijden.
Het (geleidelijk) verval (15e-16e eeuw)
In de loop van de 15e eeuw verzwakte de economische positie van Brugge. Enerzijds zorgde de verdere verzanding van het Zwin dat Antwerpen een beter bereikbare haven werd (het "kantoor" van de Hanze in Brugge verhuisde in de 16e eeuw naar Antwerpen). Bovendien stortte de hele Vlaamse lakenhandel in elkaar. Daarnaast was er ook een politieke reden: na de plotse dood van Maria van Bourgondië in 1482 en de opstand van Vlaanderen tegen Maximiliaan I van Oostenrijk viel de stad uit de gratie. Het moest onder meer de stadswallen afbreken en het hof en alle belangrijke bestuurlijke functies - en daarmee ook de handel – verhuisde naar Gent.
De doodsteek kwam tijdens de Tachtigjarige Oorlog, vanaf 1584. De 'voorhaven' Sluis kwam in handen van de Nederlanden en daarmee was Brugge zijn verbinding met de zee kwijt. Het vervoer van goederen op het kanaal Brugge-Sluis werd ofwel verboden ofwel aan hoge tol onderheven.
Toch kon de stad zich nog enigszins stand houden. Het beschikte nog steeds over enkele internationale contacten met Spanje en Engeland, was een belangrijk regionaal centrum (vooral in textiel) en in de kunst bleef Brugge meespelen, oa met Jan Van Eyck en Hans Memling.
In 1510 richtte de Brugse magistraat een kostenloze school voor arme jongens op, de Bogardenschool. 8 jaar later (1518) kwam de Sint-Elisabethschool voor arme meisjes tot stand.
Brugse kant (17e-19e eeuw)
In de 17e eeuw ontwikkelde in Brugge de kant-industrie. Kantklossen was ervoor vooral een bezigheid van de rijkere adellijke dames, maar geleidelijk verdienden vele vrouwen in Vlaanderen een extra'tje met kantklossen.
Vanaf 1612 werden er meisjesscholen opgericht door enkele kloostergemeenschappen (oa Apostolinen) waar naast algemene ontwikkeling ook breien en klossen van kant op het programma stond. In 1689 waren er meer meisjesscholen (125) dan jongensscholen (15 schoolmeesters) in Brugge. Jongens leerden hun ambacht echter meestal tijdens hun leertijd bij een vakman.
Kant werd in Brugge een belangrijke bron van inkomsten. In 1802 hielden zich ruim 6000 vrouwen bezig met kantklossen op een totaal inwonersaantal van 40.000. Er ontwikkelde zich een speciale variant: de Brugse kant of point-de-fée.
Het stadsbestuur ondernam een aantal pogingen om de oude glorie terug te brengen. De voornaamste was het graven van de Handelskom, waardoor Brugge weer een aantrekkelijke havenstad moest worden. Ook de oprichting van een Kamer van Koophandel paste in dit kader. De pogingen brachten echter niet veel zoden aan de dijk en Brugge evolueerde langzaam maar zeker tot Bruges-la-Morte.
Als kleine provinciestad had Brugge dan ook geen enkele invloed op de latere gebeurtenissen van Vlaanderen zoals deze rond 1789 (Franse Revolutie) en de Omwenteling van 1830. Ook de industriële revolutie ging volledig aan de stad voorbij. In 1850 was het de armste stad van Vlaanderen.
Bruges la Morte (19e eeuw)
Het vervallen Brugge, een sluimerende stad zonder veel drukte en 'lelijkheid' van de moderne wereld, kreeg op het einde van de 19e eeuw een romantische opleving. Victor Hugo beschreef de stad al uitvoerig in zijn reisverhaal over België (1837), maar het hoogtepunt kwam met de roman Bruges la Morte van Georges Rodenbach in 1892. Het werk had een groot succes in Europa (Duitsland: Die tote Stadt).
In 1877 zei Koning Leopold II dat hij graag zou hebben dat al deze mooie gebouwen en monumenten gerestaureerd zouden worden zodat de hele stad niets anders werd dan een enorm en prachtig museum. Heel wat gebouwen werden toen gerenoveerd onder impuls van de stadsarchitect Louis de la Censerie. Door zijn talrijke restauraties gaf hij aan Brugge het huidig neogotisch uitzicht. Dank zij, o.a. deze bijna vergeten architect, is Brugge uitgegroeid tot een toeristische trekpleister. Vanaf 1880 kende het stadsbestuur subsidies toe aan particulieren voor restauraties.
Toerisme zat in de lift en daarmee gepaard ook de horeca. Sommigen zagen Brugge liefst als museum en niets mocht het middeleeuwse uitzicht 'bekladden'. Zo werd ook nieuwbouw, zowel voor kerken als openbare gebouwen, meestal in neo-gotische stijl opgetrokken tot ver na de Eerste Wereldoorlog; het Provinciaal gebouw aan de Markt bijvoorbeeld werd in neo-gotische stijl heropgebouwd na de brand in 1878 van het neo-klassieke gebouw.
In Le Carillonneur (1897) van Rodenbach werd de 'barbaarsheid' van het Brugse bestuur gehekeld toen zij plannen maakte om met de aanbouw van Zeebrugge de stad te industraliseren. Dit zou het karakter van de mysterieuze stad te erg veranderen.
De romantiek had bij de Bruggelingen een nieuwe liefde voor hun (middeleeuwse) stad bijgebracht. Strikte bouwvoorschriften in het centrum moesten het uitzicht ervan, én de belangrijke inkomsten uit het toerisme, vrijwaren.
De haven van Zeebrugge (20e eeuw)
In 1895 werd een plan goedgekeurd door de Belgische regering om een voorhaven aan de Noordzee te bouwen voor Brugge, verbonden met een nieuwe binnenhaven in Brugge zelf, te Sint-Pieters. De bouw liep van 1896 tot 1907. Doel was om Brugge opnieuw economisch interessant te maken, maar door de gebrekkige verbinding over spoor of de weg en het ontbreken van belangrijke industrie was dit niet onmiddellijk een succes.
In de Eerste Wereldoorlog hadden de Duitsers vanaf 1914 een belangrijke U-boot-haven te Zeebrugge. De strategische ligging aan de Noordzee was daarbij belangrijk. Op 22 april 1918 werd de haven door het Britse leger geblokkeerd en werd ze ook volledig vernield. De haven werd terug operationeel vanaf 1920.
In de Tweede Wereldoorlog was de haven van Zeebrugge minder belangrijk door de sabotage ervan door het verzet in het begin van de oorlog. Er werden wel versterkingen aangebracht en het maakte deel uit van de Atlantikwall. De haven werd opnieuw vernietigd op het einde van de oorlog. Ze was terug in gebruik vanaf 1951.
Vanaf 1960 werd het economisch belang van Zeebrugge groter: de grotere containerschepen en gas-tankers konden gemakkelijk in de haven terecht. Vanaf 1970 tot 1985 werd de haven serieus uitgebouwd: de nieuwe voorhaven lag in zee, beschermd door twee zeedammen en in de achterhaven werden twee grote dokken gebouwd. De voorhaven kon, zonder sluizen, bereikt worden door de grotere zeeschepen, vooral voor container-vervoer.
Het grote probleem is dat de haven vermoedelijk nooit echt een hoogtepunt zal bereiken omdat ze - in tegenstelling met Rotterdam en Antwerpen - niet in een economisch hart gelegen is. Aan de andere kant heeft de haven van Zeebrugge wel het voordeel dat grote schepen makkelijk de haven kunnen bereiken omdat deze aan de zee ligt. Daarom blijft de verhandelde trafiek toch jaar na jaar stijgen.
Politiek
Burgemeester waren Jean Baptiste Coppieters 't Wallant (1830-), Jean-Marie de Pelichy (kath.) (1844-1854), Jules Boyaval (lib.) (1854-1876), Amédée Visart de Bocarmé (1876-1924), Victor Van Hoestenberghe (1924-1941), Pierre Vandamme (CVP) (1956-1971), Michel Van Maele (CVP) (1972-1976), Frank Van Acker (SP) (1977-1992), Fernand Bourdon (SP) (1992-1994), Patrick Moenaert (CD&V) (1995-).
Deelgemeenten
In de loop der jaren is de oppervlakte van de gemeente/stad Brugge aanzienlijk vergroot. Hieronder een overzichtje van de geannexeerde gemeenten (weergegeven is het jaartal waarin de fusie geschiede plus de opgegeven gemeenten).
- 1899 - Sint-Pieters-op-den-Dijk, Sint-Jozef en Zwankendamme
- 1901 - Zeebrugge
- 1971 - Assebroek, Dudzele, Koolkerke, Lissewege, Sint-Andries, Sint-Kruis en Sint-Michiels
Enkel de gemeenten die zich in 1971 bij de stad gevoegd hebben mogen zichzelf deelgemeente noemen.
# | Naam | Oppervlakte | Bevolking (2002) |
---|---|---|---|
I | Brugge | ||
II | Koolkerke | ||
III | Sint-Andries | ||
IV | Sint-Michiels | ||
V | Assebroek | ||
VI | Sint-Kruis | ||
VII | Dudzele | ||
VIII | Lissewege |
Bekende Bruggelingen
Belangrijke personen
- Jan Breydel (14e eeuw) en Pieter de Coninck (1302)
- Hans Memling (1430/40-1494), schilder
- Simon Stevin (1548-1620), wiskundige en wetenschapper
- Guido Gezelle (1830-1899), priester-dichter
- Achille Van Acker (1898-1975), eerste minister
- Louis de la Censerie (1838-1909), belangrijk stadsarchitect
Geboren in Brugge
- Louis de la Censerie, architect
- Hugo Claus, dichter en schrijver
- Wim De Deyne, shorttrackschaatser
- Patrick De Groote, politicus
- Danny Deprez, filmregisseur
- Dr. Evil, fictieve slechterik uit de Austin Powers-trilogy
- Filips de Schone, graaf van Vlaanderen, koning van Spanje
- Carel Hacquart, componist
- Geert Hoste, komiek
- Phaedra Hoste, model
- Jaxper, muziek-producent
- Patrick Lagrou, jeugdauteur
- Oswald Maes, acteur
- Bart Moeyaert, dichter en schrijver
- Kurt Van Eeghem, radio- en televisiepresentator
- Marc Van Eeghem, acteur
- Tim Verfaillie, kunstschilder
- Peter Verhelst, dichter en schrijver
Toerisme
Brugge is om meerdere redenen een toeristische voltreffer. De stad heeft weinig te lijden gehad van de industriële revolutie en de middeleeuwse uitstraling is gaaf gebleven. Zijn waterwegen, zijn rijke geschiedenis, de archeologische vondsten, maar ook de winkelstraten lokken dagelijks heel wat mensen naar deze stad. De stad heeft zeer vele restaurants en cafés en lijkt te drijven op het toerisme.
Het autoverkeer wordt zoveel mogelijk uit het centrum van de stad geweerd: de snelheidsbeperking (30 km per uur), een ambitieus lussenplan, veel éénrichtingsverkeer (twee richtingen voor fietsers) en randparkings maken van Brugge een aangename wandel- en winkelstad.
Toeristische hoogtepunten zijn:
- de Markt, met prachtige (neo)gotische gebouwen en het Belfort
- de Burg, met het stadhuis, de gebouwen van het Brugse Vrije, de Heilige Bloedkapel en het grondplan van de Sint-Donatiuskerk waar Karel de Goede werd vermoord
- het Begijnhof Ten Wijngaerde bij het Minnewaterpark
- de Onze-Lieve-Vrouwekerk (122 m hoog, bakstenen toren) met hierin de praalgraven van Karel de Stoute en zijn dochter Maria van Bourgondië
- het Hof van Gruuthuse (ook museum) en het Groeningemuseum aan De Dijver; de schilderachtige Rozenhoedkaai
- het Memlingmuseum, met zes werken van de meester, gehuisvest in het oude Sint-Janshospitaal
- het Guido Gezellemuseum
- de oude stadspoorten en oude molens op de vesten (de plaats van de afgebroken stadsmuren)
- Sint-Salvatorkathedraal gesticht in de 10e eeuw
Via paardenkoets of met bootjes op de reien kan Brugge aangenaam verkend worden.
Elk jaar gaat de Heilige Bloedprocessie rond in Brugge op Hemelvaartdag. Hierbij wordt de relikwie van het Heilige Bloed, die Diederik van de Elzas vanuit Jeruzalem naar Brugge bracht, herdacht. De processie bestaat uit heel wat historische evocaties.
Buitenlandse toeristen kunnen zich vergapen aan het traditionele Brugse kant.
In 2002 was Brugge Culturele hoofdstad van Europa. Voor deze gelegenheid werd in 2000 begonnen met de aanbouw van een nieuw multi-functioneel concertgebouw.
Recreatie
- Voetbal
- Club Brugge
- Cercle Brugge
- Daring Brugge
- Eendracht Brugge
- Festivals
Scholen
- KA Vijverhof (Koninklijk Atheneum)
- KTA Brugge (Koninklijk Technisch Atheneum)
- Hemelsdaele
- Onze-Lieve-Vrouwecollege Assebroek (OLVA)
- Sint-Lodewijkscollege
- Immaculata Secundair
- Immaculata Basisschool
- Koninklijk Atheneum Brugge (KAB)
- Sint-Leo college
- Sint-Andreaslyceum Sint-Kruis (SASK)
- Sint-Jozef Humaniora (SJH) (de Jozefienen)
- Sint-Jozefsinstituut (SJI) (de Jozefienen)
- Sint Fransiscus Xaveriusinstituut Brugge (SFX) (de Frères)
- Sint Andreasinstituut Brugge
- Vrij Technisch Instituut Brugge
- Slagerij- en Hotelschool Ter Groene Poorte
- Brood- en Banketbakkerijschool Ter Groene Poorte
- KHBO (Katholieke Hogeschool Brugge - Oostende)
- Technisch Instituut Heilige Familie (de Maricolen)
- Hotel- en Toerismeschool Spermalie
- Onze-Lieve-Vrouw-Hemelvaartinstituut Sint-Andries
- VHSI (Vrij Handels- en SportInstituut)
Bronnen
- De geschiedenis van Brugge, Prof. Dr. J.A. Van Houte
- Geschiedenis van Zeebrugse haven
Literatuur
- J. Van Houtte, De geschiedenis van Brugge
- V. Vermeersch, Brugge en de zee
- A. Vandewalle, Brugge, de geschiedenis van een Europese stad
- M. Ryckaert, Brugge. Historische stedenatlas