Naar inhoud springen

Myceense stedenbouw

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Sheepy in da house (overleg | bijdragen) op 7 aug 2005 om 13:54. (Mycene)
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

De Myceners waren stedenbouwers. Ze waren geen nomadisch volk, dat was niet nodig omdat de omgeving voldoende grondstoffen bood, die voor een gedeelte onuitputtelijk waren of makkelijk opnieuw konden worden gevormd. Er waren in Griekenland rivieren en beken voor voorziening van water. Ook waren er uitgestrekte graslanden waarop vee kon grazen en gebieden waren gewassen konden worden verbouwd. De Myceners vestigden zich dus op een vaste plaats, ze bouwden nederzettingen. Deze nederzettingen dienden als woonplaats, opslagplaats en handelsplaats. Ook werd het omliggende land vanuit nederzettingen bestuurd. Daarnaast boden nederzettingen vaak bescherming voor de burgers. Omdat hoofdplaatsen van kantons (koningssteden) vaak economisch belangrijk waren was een goede bescherming van de stad soms van belang.

Myceense nederzettingen

Zoals al eerder is gezegd woonde een groot deel van de Myceners in nederzettingen. Deze nederzettingen werden gebouwd op goed te verdedigen strategische plaatsen. De Myceense koningen legden hun steden vaak aan op heuvel. In de Myceense nederzettingen bevonden zich woonhuizen en pakhuizen, enkele religieuze gebouwen, soms een (versterkt)paleis en graven. Bepaalde belangrijke nederzettingen waren ommuurd, dit ter bescherming van de koning en zijn onderdanen.

Woningbouw

Voor de bewoners van de nederzettingen werden woningen gebouwd. Dit waren voornamelijk huizen met een stenen fundering. De onderste muren waren ook vaak van steen. De muren van de etages waren meestal van baksteen en van modder gemaakt. Alle muren waren gebouwd tegen een framewerk van hout. Myceense huizen hadden vaak een verdieping boven op de begane grond. Soms hadden de huizen nog een tweede verdieping. Vooral in de wat grotere plaatsen hadden de huizen meerdere verdiepingen. Op de stenen en bakstenen muren werd pleister gesmeerd, om het huis een mooi uiterlijk te geven, ook werd de pleister vaak een lichte kleur gegeven, zodat het huis in de zomer zo koel mogelijk bleef. De daken van de huizen waren soms bedekt met dakpannen, vaak waren de daken van de huizen echter plat en waren dan niet met dakpannen bedekt. De huizen uit de Myceense beschaving bestonden uit een vestibule met daaraan een gang. Langs de gang lagen de kamers van het huis. Elk huis had een zogenaamde ‘domos’, dat was de belangrijkste kamer. De overige vertrekken dienden onder ander als slaapkamer of opslagkamer. Huizen van ambachtsmensen hadden ook een werkplaats, bijvoorbeeld een smidse. De huizen hadden ook een speciale kamer waar een altaar stond.

De voornaamst vertrekken in Myceense huizen werden versierd met fresco’s, dikwijls met een religieuze betekenis. Ook hadden woningen vaak terracotta decoraties, die vaak de vorm van een slang hadden. In de grote kamers van de huizen stonden vaak één of meerdere zuilen om het plafond te ondersteunen, deze waren rijkelijk versierd met fresco’s en andere decoraties.

De huizen van de koningen waren veel groter. Deze paleizen worden verderop beschreven. Er is nog maar weinig over van de Myceense huizen. Alles wat rest zijn de funderingen.

De militaire gebouwen, paleizen en graven

In de grotere Myceense nederzettingen bevonden zich ook militaire gebouwen zoals burchten, vestingwerken en stadspoorten, een paleis voor de koning en graven.

Overige voorzieningen

De steden hadden naast woningen, verdedigingswerken, paleizen en graven ook werkplaatsen, pakhuizen en openbare gebouwen. Zo hadden de meeste nederzettingen werkplaatsen van mensen met een eigen bedrijf. Er waren smidsen, pottenbakkerwerkplaatsen, kleermakerijen, weverijen enzovoort. Deze werkplaatsen zaten vaak vast aan het woonhuis van de eigenaar en hadden vaak opslagplaatsen die aan het gebouw zelf vast zaten of ernaast stonden. De manier van bouwen van werkplaatsen en pakhuizen komt overeen met de bouwwijze van Myceense woningen. De meeste plaatsen hadden een aparte graanschuur. Dit was een gebouw om de van het land gekomen graan binnen de stadsmuren op te slaan. Een enkele stad had ook een cultuscentrum, er is alleen een zo’n centrum bekend bij Mycene. Deze stad had ook een eigen watervoorziening.

Wonen buiten de stad

Er woonden ook Myceners buiten de nederzettingen. Zij woonden dan ofwel buiten de muren in de buurt van de stad, zoals bij Mycene het geval was, om toch de bescherming van de stad in de nabijheid te hebben. Er was ook een enkeling die verder van nederzettingen af woonde. De meeste mensen die buiten de stad woonden waren landbouwer. Er waren buiten de muren echter ook werkplaatsen te vinden.

De ruïnes van Mycene
Plattegrond van Mycene

Mycene

De beroemdste stad uit de Myceense beschaving was Mycene, het was het belangrijkste politieke en culture centrum van die tijd. Dit is terug te zien aan de omvang, de verscheidenheid aan gebouwen en hun functies en de aanwezigheid van een groot paleis en stevige vestingwerken. De beschaving die tussen 1600 en 1000 v.C. is ook vernoemd naar deze stad. Je zou kunnen zeggen dat Mycene de hoofdstad was van het Myceense rijk.

Mycene is rond 1700 v.C. gesticht op een lage heuvel in de landstreek Argolis, zo’n 19 kilometer van de golf van Argolis, op de handelsroute die het Myceense vasteland met de Peloponessus verbindt. Vanaf de heuvel had men uitzicht op de vlakte van Argolis en de rivier die er doorheen stroomde. Zo lag de stad op een strategische en goed verdedigbare plek met overzicht over het omringende land.

Tussen 2100 en 1600 v.C. was die plek al bewoond door verschillende Griekse stammen. Tussen 1600 en 1400 v.C. groeide de stad enorm en kende een grote bloei. Deze bloei zette zich voor tot ca. 1150 v.C. Daarna was Mycene nog slecht een kleine stad. Mycene heeft zich in drie verschillende fasen ontwikkeld van een kleine burcht, naar een stad met een paleis, naar volgebouwde stad.

Mycene heeft dan ook een grote diversiteit aan voorzieningen. Zo had Mycene een groot paleis van waaruit de stad en het omliggende land werd bestuurd en waar het vorstenfamilie woonde. Verder had de stad een cultuscentrum, een eigen watervoorziening en verschillende werk- en opslagplaatsen. Ter bescherming had de stad een zeer sterke ommuring met bastions en een paar poorten, die is aangelegd in de 14e en 13e eeuw v.C. Ook zijn er in en rond de stad veel verschillende soorten graven aangelegd, onder andere voor de gestorven koningen. Ook woonden en werkten er tijdens de bloeiperiode van de stad veel mensen buiten de muren van de stad.

De stad Mycene had een eigen watervoorziening binnen zijn muren. Vanuit de stad liep er een negentig meter lange onderaardse gang naar een eveneens onder de grond gelegen waterreservoir. Dit reservoir werd via pijpleiding gevoed vanuit een bron, de Perseabron, die buiten de stad lag. Zo kon de stad ook ten tijde van belegering worden voorzien van vers drinkwater.

In Mycene waren naast het paleis, de vestingwerken en de graven nog een aantal andere resten van bijzondere gebouwen gevonden. Er zijn een aantal cultuurhistorisch en kunsthistorisch belangrijke huizen gevonden. Vooral het ‘Huis met de trap’, het ‘Huis van de krijgsmansvaas’, het ‘Zuidelijk huis’ en het ‘Huis van Tsountas’ zijn belangrijke huizen. Deze huizen behoren tot de beste voorbeelden van Myceense huizenbouw in de stad Mycene. Het ‘Huis van Tsountas’ was waarschijnlijk een onderdeel van het cultuscentrum van Mycene. Het ‘Huis met de idolen’ behoorde ook tot het cultuscentrum, dat uit meerder gebouwen bestond. Verder behoort het ‘Huis van de zuilen’ ook tot de belangrijke overblijfselen van Mycene. Dit huis was eigenlijk meer een kleine paleis.

Tiryns

Vrij dicht bij Mycene op de Peloponessus liggen de ruines van de stad Tiryns. De stad was een belangrijk politiek centrum tijdens de Myceense beschaving. Al voor de Myceense periode werd de plek van de stad bewoond. In de 14e eeuw v.C. kende Tiryns een periode van economische bloei. Een eeuw later begon de stad last te krijgen van bedreigingen van buitenaf en heeft zich met enorme vestingwerken weten te verdedigen. Lang na de val van de Myceense beschaving bleef Tiryns bestaan als onafhankelijke stad en werd pas rond 470 v.C. door Argos verwoest.

Tiryns ligt vlak bij zee en lag 3000 jaar geleden nog op een hoge heuvel in een moerassig gebied, nu liggen de ruïnes door de ontginning van het land nog slecht op een flauwe heuvel.

Het oudste gedeelte van de stad ligt enigszins verheven in het landschap. Op deze heuvel ligt de burcht met het paleis. De stad is twee keer uitgebreid. Eerst werd er de paleisburcht vergroot, deze aanbouw ligt iets lager. Later werd de stad nog eens uitgebreid. Er werd een ‘benedenstad’ gebouwd die iets lager lag dan de burcht. Hier bevonden zich huizen, werkplaatsen en andere gebouwen.

Pylos

Ver in het zuidwesten van de Peloponessus lag Pylos. De stad lag aan zee aan een prachtige natuurlijke haven in een heuvelig gebied. De stad was een van de laatst overgebleven steden van de Myceense beschaving en overleefde de val van Mycene.

Het grootste gedeelte van de stad werd bezet door een paleis, dat werd toegeschreven aan koning Nestor. De stad was niet ommuurd zoals Mycene en Tiryns en door zijn afgelegen plaats was dat ook niet dringend nodig.

Andere nederzettingen

Naast Mycene, Tiryns en Pylos kende het Myceense rijk nog meer belangrijke nederzettingen. Athene was in de Myceense tijd een burcht met een muur en een paleis. Thebe in Boeotië had een groot ommuurd paleis dat in de 12e eeuw v.C. door een brand werd verwoest. Het paleis werd later herbouwd. In Orchomenos bevond zich een zeer groot koepelgraf dat rond 1200 v.C. met veel geweld werd verwoest. Ook de stad Gla had een sterke burcht, deze was stukken groter dan die van Mycene en werd in de 12e eeuw v.C. verwoest.

Gerelateerd onderwerpen