Naar inhoud springen

Brussels Hoofdstedelijk Gewest: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
Vego (overleg | bijdragen)
kGeen bewerkingssamenvatting
Känsterle (overleg | bijdragen)
"Diets" (geen wetenschappelijke term) is evengoed Nederlands, dit artikel suggereerde iets anders
Regel 37: Regel 37:


===Belgische hoofdstad===
===Belgische hoofdstad===
De nieuwe Belgische staat zorgde voor een aanzienlijke versnelling in de uitbouw van [[Brussel (stad)|Brussel]]. Vóór 1830 was Brussel een [[Zuid-Brabant|Brabant]]se, [[Diets]]- en later [[Nederlands]]talige stad. Na de onafhankelijkheid kende het een sterke inwijking van [[Frankrijk|Fransen]] (gevluchte [[revolutie|revolutionairen]] en anderen), en van [[Wallonië|Waalse]] ambtenaren die het jonge [[België|Belgische]] bewind aantrok uit de Waalse provincies om er haar [[natie|nationale]] administratie mee te bemannen. Dat bewind werd namelijk beheerst door de hogere burgerij en de adel. Enkel deze groepen genoten toen stemrecht. Zij wensten de nationale instellingen enkel in hun eigen taal, het [[Frans]], uit te bouwen. Hierdoor werd het Nederlands radicaal verbannen uit alle instellingen en uit het bestuur. Deze taalkundige discriminatie viel dus samen met zware sociale en politieke discriminatie van de gewone bevolking (en lagere burgerij).
De nieuwe Belgische staat zorgde voor een aanzienlijke versnelling in de uitbouw van [[Brussel (stad)|Brussel]]. Vóór 1830 was Brussel een [[Zuid-Brabant|Brabant]]se, [[Nederlands]]talige stad. Na de onafhankelijkheid kende het een sterke inwijking van [[Frankrijk|Fransen]] (gevluchte [[revolutie|revolutionairen]] en anderen), en van [[Wallonië|Waalse]] ambtenaren die het jonge [[België|Belgische]] bewind aantrok uit de Waalse provincies om er haar [[natie|nationale]] administratie mee te bemannen. Dat bewind werd namelijk beheerst door de hogere burgerij en de adel. Enkel deze groepen genoten toen stemrecht. Zij wensten de nationale instellingen enkel in hun eigen taal, het [[Frans]], uit te bouwen. Hierdoor werd het Nederlands radicaal verbannen uit alle instellingen en uit het bestuur. Deze taalkundige discriminatie viel dus samen met zware sociale en politieke discriminatie van de gewone bevolking (en lagere burgerij).
In de negentiende eeuw kende Brussel ook een sterke industriële ontwikkeling.
In de negentiende eeuw kende Brussel ook een sterke industriële ontwikkeling.
Door de zware verfransende druk vanwege de overheid, door de inwijking van Walen en Fransen ontstond toen ook een aanhoudende verfransing van de bevolking. Niettemin kregen de Franstaligen slechts rond het midden van de twintigste eeuw numeriek de overhand.
Door de zware verfransende druk vanwege de overheid, door de inwijking van Walen en Fransen ontstond toen ook een aanhoudende verfransing van de bevolking. Niettemin kregen de Franstaligen slechts rond het midden van de twintigste eeuw numeriek de overhand.

Versie van 20 aug 2009 06:42

Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Région de Bruxelles-Capitale
Regio van
Vlag van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Vlag van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Vlag van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Geografie
Hoofdstad Brussel
Coördinaten 50°50'48"NB, 4°21'9"OL
Bevolking (Bron: ADSEI)
Inwoners
– Mannen
– Vrouwen
– Bevolkingsdichtheid
onbekend
Overig
Munteenheid euro (EUR)
Tijdzone UTC +1 (zomer = +2)
Feestdag 8 mei
ISO 3166 BE-BRU
Website www.brussel.irisnet.be

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is een van de drie gewesten van België. Het omvat 19 gemeenten met een totale oppervlakte van 161 km2. Het aantal inwoners is 1.094.781 (cijfers onder voorbehoud). De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt 6783 inwoners per km2.[1]

Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest valt samen met het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad of het arrondissement Brussel-Hoofdstad. De instellingen houden rekening met zowel Nederlandstaligen als Franstaligen, al heeft het grootste deel van de bevolking Frans als eerste taal. De Vlaamse en de Franse Gemeenschap van België oefenen er hun bevoegdheden uit voor alle zogenaamd communautaire aangelegenheden, namelijk cultuur, onderwijs, en bijstand aan personen en gezondheidszorg.

Sinds 1989 kunnen de Brusselaars hun eigen gewestelijke vertegenwoordigers kiezen: de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (Brussels Parlement). Deze raad stelt de Brusselse hoofdstedelijke regering aan. Uit de raad worden ook de respectieve raden voor de Vlaamse en Franstalige gemeenschap samengesteld (VGC en COCOF).

Bij federale verkiezingen maakt Brussel deel uit van de kieskring Brussel-Halle-Vilvoorde. In de internationale media wordt Brussel, en bij uitbreiding het hele Gewest, vaak als de de facto hoofdstad van Europa beschouwd.

Geschiedenis

Middeleeuwen en hertogdom Brabant

Zie Geschiedenis van Brussel voor het hoofdartikel over dit onderwerp.

Brussel was reeds een bekende stad in de (late) Middeleeuwen. Het kende toen een grote bloei onder het hertogdom Brabant. Het rivaliseerde toen sterk met Leuven. Beide steden waren afwisselend de hoofdstad van het hertogdom. Brussel werd min of meer de hoofdstad van de Habsburgse Nederlanden en later de Zuidelijke Nederlanden. Naar het einde van de Oostenrijkse tijd kreeg het de overhand over Leuven. Ettelijke adellijke families vestigden er zich, evenals (delen van) het Oostenrijks bestuur.

Brussel consolideerde haar hoofdstedelijke functie een eerste keer onder het Franse regime. Tijdens het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden was het samen met Den Haag zetel van het parlement. In de Belgische Revolutie van 1830 was Brussel het centrum van de rebellen, waar het Voorlopig Bewind zich vestigde.

Belgische hoofdstad

De nieuwe Belgische staat zorgde voor een aanzienlijke versnelling in de uitbouw van Brussel. Vóór 1830 was Brussel een Brabantse, Nederlandstalige stad. Na de onafhankelijkheid kende het een sterke inwijking van Fransen (gevluchte revolutionairen en anderen), en van Waalse ambtenaren die het jonge Belgische bewind aantrok uit de Waalse provincies om er haar nationale administratie mee te bemannen. Dat bewind werd namelijk beheerst door de hogere burgerij en de adel. Enkel deze groepen genoten toen stemrecht. Zij wensten de nationale instellingen enkel in hun eigen taal, het Frans, uit te bouwen. Hierdoor werd het Nederlands radicaal verbannen uit alle instellingen en uit het bestuur. Deze taalkundige discriminatie viel dus samen met zware sociale en politieke discriminatie van de gewone bevolking (en lagere burgerij). In de negentiende eeuw kende Brussel ook een sterke industriële ontwikkeling. Door de zware verfransende druk vanwege de overheid, door de inwijking van Walen en Fransen ontstond toen ook een aanhoudende verfransing van de bevolking. Niettemin kregen de Franstaligen slechts rond het midden van de twintigste eeuw numeriek de overhand. Samen met deze evolutie groeide ook het hoofdstedelijke gebied. Begin 19e eeuw telde dat slechts een zestal gemeenten rond de hoofdstad. Naarmate de verstedelijking en de verfransing oprukte werden omringende gemeenten geannexeerd. Dat gebeurde bij tienjaarlijkse talentelling. Eenmaal daarbij het aantal Franstaligen en tweetaligen boven bepaalde grenzen raakten, werd de betrokken gemeente bij het hoofdstedelijke gebied gevoegd.

Eigen Brusselse instellingen: agglomeratie en gewest

Eigen instellingen verkreeg Brussel slechts vrij laat, eerst met een Brusselse Agglomeratieraad, daarna, tien jaar na het Vlaamse en Waalse gewest, met haar eigen hoofdstedelijke gewestinstelling. Bij deze stap in de federalisering werd de machtspositie van de Franstaligen in België beschermd. Voor 40% van de bevolking kregen ze in de meeste opzichten 50% van de nationale bestuursmandaten, evenals dubbele meerderheden en alarmbelprocedures. De afspraak daarbij was dat deze oververtegenwoordiging in evenwicht werd gebracht met waarborgen voor de Vlamingen in Brussel (slechts 20% van de Brusselse bevolking). In praktijk proberen de meeste Franstalige politici echter deze waarborgen systematisch uit te hollen. Op lokaal-Brussels vlak eisten ze steeds meer verdelingen van mandaten en functies in het openbaar ambt op basis van de taal van de dossiers, daar waar ze deze regel in de nationale instellingen radicaal afwezen ten voordele (voor hen) van forfaitaire 50/50-verdeelsleutels. De huidige institutionele regeling voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is dan ook vrij ingewikkeld. Dat is het resultaat van ettelijke rondes staatshervormingen waarbij de Franstaligen Brussel proberen uit te bouwen als 'une région-à-part entière', daar waar de Vlamingen Brussel meer zien in een lagere, intermediaire bestuursvorm - een sterk opgewaardeerde agglomeratie annex provincie.

Het gewestelijke statuut voor Brussel lijkt niet altijd het meest geschikt in verhouding tot de omvang en aard van het gewest. Zo had, vanwege van het gewestelijke statuut, dit zuiver verstedelijkt gewest bijvoorbeeld ook lang een minister voor landbouw. Anderzijds slaagt Brussel er niet in de gespecialiseerde diensten voor bescherming tegen toxische ongevallen, vervuiling en dergelijke uit te bouwen (cfr. schandaal van de Marly-branden). Met name de arbeidsbemiddeling, streekeconomie, mobiliteit en rampenbescherming lijden onder het gebrek aan kritische omvang én aan de aanhoudende weigering tot samenwerking met de andere deelstatelijke instellingen.

Taal

Taalgebruik

Het gewest heeft het Nederlands en het Frans als officiële talen. Vrijwel alle officiële (bestuur, politie, gerecht, straatnaambordjes, ...) en semi-officiële zaken en instellingen (MIVB, De Post, grote winkelketens ...) zijn tweetalig. Ook de meeste andere aanduidingen en tekstjes zijn in de twee talen te vinden. Frans is de "lingua franca", hoewel Franstalige moedertaalsprekers geen meerderheid vormen (maar wel de grootste groep zijn). Toch is de voertaal op straat veelal het Frans, in overeenstemming met de indeling van de bevolking: 80 tot 90 procent heeft Frans als eerste taal, 20 tot 10 procent Nederlands, afhankelijk van de bron en de gebruikte maatstaven.

Zulke percentages geven echter niet altijd een duidelijk beeld. Veel inwoners die Frans als eerste taal opgeven spreken ook Nederlands, al dan niet op moedertaalniveau. Dit kunnen (veelal oudere) inwoners zijn die zowel Nederlands, Frans als het Brusselse dialect spreken, maar ook mensen die in het Frans opgevoed zijn en naar een Nederlandstalige school gegaan zijn. Het is de laatste jaren een trend dat Franstalige ouders hun kinderen naar een Nederlandstalige school sturen, omdat ze op die manier meer kansen zouden hebben, en omdat de kwaliteit van het Franstalige onderwijs in Brussel veel te wensen overlaat. Veel Franstalige Brusselaars spreken ook Nederlands uit commerciële overwegingen: in de stad werken immers 200.000 tot 300.000 Vlaamse of andere Nederlandstalige forenzen.

In het gemeentebestuur van elk van de 19 gemeenten van het gewest zit gewoonlijk een Nederlandstalige schepen, die soms bevoegd is voor alle Nederlandstalige aangelegenheden. Gemeentelijke ambtenaren die in contact staan met het publiek (loketbedienden bv.) zouden tweetalig moeten zijn. In praktijk bevestigen officiële rapporten dat er grote aantallen ééntalige (in praktijk vooral Franstalige) ambtenaren in dienst zijn. De meeste burgemeesters zijn min of meer tweetalig, met als boegbeeld Freddy Thielemans, de burgemeester van Brussel-stad.

Af en toe zijn er incidenten tussen Franstaligen en Nederlandstaligen. Zo was er in de jaren 60 en 70 de Schaarbeekse burgemeester Roger Nols, die verschillende maatregelen nam om Nederlandstaligen quasi weg te pesten. Het beste voorbeeld hiervan is de lokettenkwestie: Roger Nols zorgde ervoor dat er nog slechts één loket voor Nederlandstaligen was in het gemeentehuis, hoewel een Nederlandstalige aan elk loket in het Nederlands terecht zou moeten kunnen. Door het aantal inwoners van Schaarbeek, het hoogste na dat van Brussel-Stad, was er nood aan meer loketten voor Nederlandstaligen.

Vandaag zijn er al heel wat minder dergelijke spanningen in Brussel. De taalproblemen verplaatsten zich veeleer naar de Vlaamse Rand rond Brussel, waar zich veel Franstalige Brusselaars hebben gevestigd. In sommige gemeenten zijn ze zelfs een grote meerderheid, wat een tegenstelling vormt met het feit dat die gemeenten tot Vlaanderen behoren en dus formeel Nederlandstalig zijn. Zie ook Brussel-Halle-Vilvoorde.

Taalkundige evoluties

Indicatie van het percentage Nederlandstaligen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op basis van de verkiezingsuitslag van de regionale verkiezingen van 7 juni 2009.
Schatting van de thuistalen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

De oorspronkelijke taal van Brussel, een lokaal Brabants dialect, behoort tot de voorlopers van het hedendaagse Nederlands. In praktijk was dat, zoals overal in Europa, een dialect. Standaardtalen als dusdanig bestonden toen nog nauwelijks. Binnen het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn het Frans en het Nederlands officiële talen, maar de meesten (zowel inwoners, forenzen, buitenlanders, als de toevallige bezoeker) gebruiken het Frans als aanspreektaal. Deze beleefdheidsconventie is natuurlijk geen maat voor de ware taalverhoudingen.

Het 'Brussels' is een van de Brabantse dialecten van het Nederlands. Voor de Franse bezettingen en de Belgische onafhankelijkheid werd Frans enkel gebruikt door de hogere adel en hun huispersoneel, en in de betrekkingen met de naburige Franstalige regio's zoals de streek rond Nijvel, Henegouwen en Namen. Tijdens de Franse bezettingen werd het Frans hardhandig opgelegd als bestuurstaal. Bij de Belgische onafhankelijkheid was de lokale Brusselse bevolking nog voor meer dan 90% Nederlandstalig. Het aantal Franstaligen nam tijdens de 19de eeuw toe door de inwijking van Franse vluchtelingen en het aantrekken van Waalse ambtenaren voor de centrale administratie van de nieuwe staat. De nieuwe staat koos immers voor de taal van een zeer beperkte groep stemgerechtigden, de uitsluitend Franstalige adel, hogere burgerij en hogere clerus. Het 'Nederlands', een verzameling van Dietse dialecten en op deze manier de taal van de meerderheid van de Vlamingen, werd echter hardnekkig geweerd.

Tijdens de vernederlandsing van Vlaamse steden zoals Gent kozen verschillende verfranste Vlamingen liever om naar Brussel te verhuizen en daar te werken dan om zich aan de nieuwe taalverhouding aan te passen. Zo zorgde de vernederlandsing van Vlaanderen voor een verdere verfransing van Brussel.

Anno 2008 gebruiken de meeste mensen in Brussel -inwoners, forenzen, buitenlanders, en toevallige bezoekers- zoals gezegd het Frans als aanspreektaal. Dat wordt verklaard door de sterke numerieke dominantie van de Franstaligen in Brussel, door het internationale karakter van het Frans, door de lagere meertaligheid van vele Franstaligen en door de onverdraagzaamheid van sommigen onder hen tegenover het Nederlands en de Vlamingen. Veel Nederlandstalige bezoekers zien het echter als een probleem dat men met het Nederlands minder goed in Brussel terecht kan. Er zijn inderdaad aanwijzingen dat het onthaal van Vlamingen in tweetalige diensten en in lokale handel en horeca minder goed is, dat ze m.a.w gediscrimineerd worden.

Naast de twee officiële talen worden er in Brussel vele tientallen andere talen in private kring en op beperkte sociale basis gebruikt: Engels, Spaans, Turks, Arabisch, Berber, Italiaans, enzovoort.

Zie ook: resultaten van de talentelling per gemeente van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Demografie

Volgens een recent (2006) rapport van het Brussels Observatorium voor Gezondheid en Welzijn zijn 46,3% van de inwoners van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest van buitenlandse oorsprong (dwz. niet in België geboren). 26,8% van de inwoners van Brussel hebben niet de Belgische nationaliteit (zijn buitenlander). In sommige zones van het gewest gaat het vooral om arbeidsmigranten. In andere wijken zijn de niet-Belgen vooral werknemers van internationale organisaties of buitenlandse studenten.

Bestuur

Brussel heeft een Parlement en een Regering

Belangrijke bestuurlijke taken zijn toevertrouwd aan instellingen van de twee gemeenschappen in Brussel, zijnde de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) en de Commission Communautaire Française (COCOF), evenals ook een kleine Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). VGC en COCOF beschikken elk over een eigen verkozen raad en een eigen bestuur. De gemeenschapsraden bestaan daarbij uit de verkozenen van de eigen gemeenschap in de Brusselse Hoofdstedelijke Raad (BHR).

De VGC vervult een belangrijke rol voor de Nederlandstalige Brusselaars. Ze krijgt haar middelen vooral via de trekkingsrechten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en de dotaties van de Vlaamse Gemeenschap, aangevuld met een klein deel federale middelen. Ook uit het budget van de Vlaams Minister voor Brusselse Aangelegenheden gaan middelen naar de Nederlandstalige instellingen en initiatieven in Brussel. De Vlaamse Gemeenschapscommissie financiert zo b.v. de Nederlandstalige scholen en gemeenschapscentra in Brussel, ze ondersteunt de werking van de Nederlandstalig Brusselse organisaties, kinderopvang, welzijnsinstellingen en initiatieven. Ze neemt daarbij de facto een deel van de taken op zich die de gemeentelijke overheden - alle geleid door Franstalige burgemeesters - in zekere mate weigeren uit te oefenen. Vele gemeentebesturen weigerden decennialang om gemeentelijke Nederlandstalige bibliotheken op te richten. Vele middelen op hun cultuurbegrotingen werden bijna volledig overgedragen aan Franstalige cultuur-vzw's. Ook het lokale sociale beleid van de Brusselse gemeenten heeft niet altijd oog voor de Nederlandstalige inwoners.

COCOF

De Franse Gemeenschapscommissie oefent vergelijkbare bevoegdheden uit als de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC). Ze heeft echter ook decretale bevoegdheden. Ze beschikt ook over meer middelen dan de VGC.

Hoofdstedelijke financiering

De financiering van de hoofdstedelijke overheden is een groot actueel twistpunt. Franstalige politici en sommige Brussels-Vlaamse mandatarissen beweren dat Brussel 'te weinig' middelen krijgt doordat het wel de lasten moet dragen van +/- 350.000'en forenzen uit de andere gewesten waarvan ze geen belastingen op de inkomens kan realiseren. Anderen stellen dat Brussel al meer middelen krijgt dan de bevolking verantwoordt (44% meer dan de twee andere gewesten), maar dat er veel middelen verspild worden door de aanhoudende versnippering van de lokale overheden (nog steeds 19 autonome gemeenten), door een teveel aan bureaucratie en door hoge transferten naar taken van vooral de Franse gemeenschap.

Zo toonde een studie van Heremans, Peeters en Algoed[2], gepubliceerd door het Centrum voor Economische Studies, aan dat Brussel reeds véél hogere dotaties en andere gewone gewestelijke inkomsten heeft per inwoner dan de twee andere gewesten (1/3 meer). Die extra komt overeen met datgene wat die forenze extra zouden kosten wanneer ze alle dienstverlening in hun werkplaats zouden opnemen. Deze hypothese gaat echter niet op vermits die forenzen, én hun gezinsleden, het merendeel van de (gewestelijke) openbare dienstverlening in hun woonplaats opnemen.

Daarenboven toonde een studie van Vives (2009)[3] aan dat het hoofdstedelijk gewest reeds aanzienlijke extra inkomsten krijgt bovenop de gewone dotaties en de eigen gewestbelastingen.

Diezelfde studie toonde ook aan dat het hoofdstedelijk gewest aanzienlijke middelen besteedt aan gemeenschapstaken. Die budgetten gaan dan echter voor 80 à 100% (al naargelang de post) naar de Franse Gemeenschap gaan.

Hoofdstedelijke functie: stad of gewest?

De huidige Belgische staatstructuur wordt door velen -specialisten en gewone burgers- als ontzettend en onnodig complex beschouwd. Een klassieke bananenschil hierbij is de vraag of de hoofdstedelijke functie door de stad Brussel gedragen wordt, en alleen door haar, dan wel door het gewest. Het antwoord op deze vraag is dubbel: formeel gesproken is enkel de stad de drager van de hoofdstedelijke functie. In praktijk delen echter alle 19 gemeenten van het gewest in de lasten én de lusten van deze functie. Zo worden de bijzonder aanzienlijke extra middelen van de hoofdstedelijke dotatie verdeeld over alle Brusselse gemeenten. Een bijkomende herverdeling steunt op de intra-gewestelijke solidariteit tussen de gemeenten. De facto is dus heel het Brussels gewest de hoofdstad van België, Vlaanderen, Franse Gemeenschap en de EU.

Gemeenten

De 19 gemeenten
Sateliettfoto

De 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (met hun postcodes):

  1. Anderlecht (1070)
  2. Brussel (stad) (1000, 1020, 1120, 1130, 1040, 1050)
  3. Elsene (1050)
  4. Etterbeek (1040)
  5. Evere (1140)
  6. Ganshoren (1083)
  7. Jette (1090)
  8. Koekelberg (1081)
  9. Oudergem (1160)
  10. Schaarbeek (1030)
  11. Sint-Agatha-Berchem (1082)
  12. Sint-Gillis (1060)
  13. Sint-Jans-Molenbeek (1080)
  14. Sint-Joost-ten-Node (1210)
  15. Sint-Lambrechts-Woluwe (1200)
  16. Sint-Pieters-Woluwe (1150)
  17. Ukkel (1180)
  18. Vorst (1190)
  19. Watermaal-Bosvoorde (1170)

Verkeer en Vervoer

De Maatschappij voor het Intercommunaal Vervoer te Brussel (MIVB) verzorgt binnen het Gewest het vervoer per bus, tram en metro. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is ook de beheerder van de gewestwegen in de 19 Brusselse gemeenten.

Sport

In de Eerste klasse van het Belgisch voetbal speelt RSC Anderlecht. De club speelt zijn thuiswedstrijden in het Constant Vanden Stockstadion (26.361 plaatsen) in Anderlecht. In de Tweede klasse speelt FC Brussels, dat zijn thuiswedstrijden afwerkt in het Edmond Machtensstadion (15.266 plaatsen) in Sint-Jans-Molenbeek.

Commons heeft mediabestanden op de pagina Brussel – Bruxelles.

Sjabloon:Navigatie indeling België nl:Brussels Hoofdstedelijk Gewest