Naar inhoud springen

Alruin: verschil tussen versies

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Verwijderde inhoud Toegevoegde inhoud
k Ombouw sjabloon ivm bugs en naamgeving
Labels: Bewerking via mobiel Bewerking via mobiele app Bewerking via Android-app
 
(48 tussenliggende versies door 36 gebruikers niet weergegeven)
Regel 2: Regel 2:
| type= plant
| type= plant
| naam= Alruin
| naam= Alruin
| afbeelding= Mandragore_officinale_fruits.jpg
| afbeelding= Mandragore officinale fruits.jpg
| afbeeldingtekst=
| afbeeldingtekst= onrijpe vruchten
| rijk= [[Planten|Plantae]] (Planten)
| rijk= [[Planten|Plantae]] (Planten)
| stam= [[Embryophyta]] (Landplanten)
| stam= [[Embryophyta]] (Landplanten)
Regel 11: Regel 11:
| clade4= [[Lamiiden]]
| clade4= [[Lamiiden]]
| orde= [[Solanales]]
| orde= [[Solanales]]
| familie= [[Solanaceae]] (Nachtschadefamilie)
| familie= [[Nachtschadefamilie|Solanaceae]] (Nachtschadefamilie)
| geslacht= ''[[Mandragora]]''
| geslacht= ''[[Mandragora]]''
| taxon= [[soort]]
| w-naam= ''Mandragora officinarum''
| w-naam= ''Mandragora officinarum''
| auteur= [[L.]]
| auteur= [[Carl Linnaeus|L.]]
| datum= 1753
| datum= 1753
| afbeeldingII= Duda.JPG
| afbeeldingII= Duda.JPG
Regel 21: Regel 20:
}}
}}


De '''alruin''' (''Mandragora officinarum'') is een [[overblijvende plant]] uit de [[nachtschadefamilie]] (''Solanaceae''). De soortaanduiding ''officinarum'' betekent dat de plant tijdens haar naamgeving op lijsten van planten met geneeskrachtige eigenschappen voorkwam. De plant wordt nu niet meer als zodanig gebruikt.
De '''alruin''' (''Mandragora officinarum'') is een [[vaste plant|overblijvend kruid]] uit de [[nachtschadefamilie]] (''Solanaceae''). De [[soortaanduiding]] ''officinarum'' betekent dat de plant tijdens haar naamgeving op lijsten van planten met geneeskrachtige eigenschappen voorkwam. De plant wordt nu niet meer als zodanig gebruikt.


== Etymologie ==
== Etymologie ==
De precieze [[etymologie]] is complex en omstreden. De Nederlandse naam alruin is mogelijk afgeleid van die van een 13e eeuwse helderziende genaamd [[Albruna]]. De [[Arabisch]]e naam 'luffâh' of 'beid el-jinn' betekent 'ei van de geest'.
De precieze [[etymologie]] is complex en omstreden. De Nederlandse naam alruin is mogelijk afgeleid van die van een 11e-eeuwse filosoof, astroloog, reiziger, historicus en drogist genaamd [[Al-Biruni]]. De [[Arabisch]]e naam 'luffâh' of 'beid el-jinn' betekent 'ei van de geest'.


== Botanische beschrijving ==
Er worden ook andere [[etymologie|etymologische]] verklaringen gegeven; de naam alruin zou ontleend zijn aan het [[Hebreeuws]]e 'dud' of 'dudaim'. 'Dud' zou in het [[Hebreeuws]] 'liefdesplant' betekenen, wat verwijst naar het bijbelverhaal waarmee [[Lea]] met behulp van deze plant haar man [[Jakob (aartsvader)|Jacob]] wist terug te winnen.<ref> De 'dudaim' wordt genoemd in de [[bijbel (christendom)|Bijbel]]boeken [[Genesis (boek)|Genesis]] 30:14; 30:15; 30:16; [[Hooglied]] 7:13; [[Jeremia (boek)|Jeremia]] 24:1), allen deel van het [[Oude Testament]]</ref>.
De [[peterselie]]-achtige, grote, bruine [[penwortel]] is vaak vertakt of gevorkt en dringt diep in de grond door. Boven de grond ontspruit hieruit na de bloei een [[bladrozet]] van ovale, ingesneden bladeren van 15 centimeter breed en 40 centimeter lang. Deze bladeren staan in het begin rechtop; later spreiden ze zich plat uit.


De plant draagt groen-witte of lichtblauwe, 5 centimeter grote, klokvormige bloemen op afzonderlijke stelen. De bloeiperiode valt in de periode maart tot april. Uit deze bloemen ontstaan in het late voorjaar groene [[bes (botanisch)|bes]]sen, bijna zo groot als een kippenei.
==[[Botanisch]]e beschrijving==
De [[peterselie]]-achtige, grote, bruine [[penwortel]] is vaak vertakt of gevorkt en dringt diep in de grond door. Boven de grond ontspruit hieruit een [[bladrozet]] van ovale, ingesneden bladeren van 15 centimeter breed en 40 centimeter lang. Deze bladeren staan in het begin rechtop; later spreiden ze zich plat uit.


De plant sterft eind voorjaar, begin zomer bovengronds af. De ondergrondse wortels overleven de winter en lopen in eind maart na de bloei opnieuw uit.
De plant draagt groen-witte of lichtblauwe, 5 centimeter grote, klokvormige bloemen op afzonderlijke stelen. De bloeiperiode valt in de periode maart tot april. Uit deze bloemen ontstaan in het late voorjaar oranje tot rode [[bes (botanisch)|bes]]sen, die enigszins op [[tomaat|tomaten]] lijken.

De plant sterft in het najaar af. De ondergrondse wortels overleven de winter en lopen in het voorjaar opnieuw uit.


== Voorkomen ==
== Voorkomen ==
De alruin komt van nature voor in [[Zuid-Europa|Zuid]]- en [[Centraal-Europa|Midden-Europa]] en in het [[Middellandse Zeegebied]], waar zij onder andere op [[Corsica]] kan worden aangetroffen.
De alruin komt van nature voor in [[Zuid-Europa|Zuid]]- en [[Centraal-Europa|Midden-Europa]] en in het [[Middellandse Zeegebied]], waar zij onder andere op [[Corsica]] kan worden aangetroffen.


== Medicinaal en ander gebruik ==
== Inhoudsstoffen ==
[[Bestand:Mandrake-roots.jpg|thumb|De wortel]]
De alruinwortel bevat giftige [[alkaloïde]]n ([[scopolamine]], [[atropine]], [[apoatropine]], [[hyoscyamine]], [[hyoscine]], [[cuskhydrine]], [[solandrine]], [[mandragorine]] en andere [[hallucinogeen|hallucinogene]] tropaanalkaloïden).


De alruinwortel bevat giftige [[alkaloïde]]n ([[scopolamine]], [[atropine]], [[apoatropine]], [[hyoscyamine]], [[cuskhydrine]], [[solandrine]], [[mandragorine]] en andere [[hallucinogeen|hallucinogene]] [[tropaan]]alkaloïden). De plant werd vroeger als [[Anestheticum|narcoticum]] en [[pijnstiller]], en deels ook als hallucinogeen middel gebruikt, onder meer in [[heksenzalf]].
Vanaf 0,1 mg scopolamine op 1 kg lichaamsgewicht treden bij mensen [[hallucinatie]]s op, die meerdere dagen kunnen aanhouden. Alle alkaloïden van de alruin hebben effect op het menselijk brein en kunnen [[duizeligheid]], [[angstaanval]]len en [[slapeloosheid]] veroorzaken. In zware gevallen kan het tot onder andere woedeaanvallen leiden. De actieve fase wordt dan vaak gevolgd door een verlammingsstadium van slaperigheid. De dood kan intreden door ademhalingsproblemen.


In de [[Oosten|Oriënt]] werd de plant beschouwd als middel om conceptie te verzekeren; dit komt tot uiting in de [[Hebreeuws]]e naam, ''dud‘'' of ''dudaim'' (liefdesplant).
Bij atropine ligt de dodelijke dosis afhankelijk van de wijze van gebruik tussen de 50 en 100 mg. [[Delier]] en gedeeltelijke [[coma (geneeskunde)|coma]] zijn reeds vanaf 1 mg mogelijk. Vanaf 0,5 mg treedt monddroogheid op;
vanaf 1 mg verwijding van de [[pupil (oog)|pupil]]len;
vanaf 3 mg vergiftiging met warmtegevoelens;
vanaf 4 mg beginnen hartritmestoornissen en gezichtsstoornissen op te treden;
vanaf 5 mg hartkloppingen, en de hierboven genoemde vergiftigingsverschijnselen die gedurende meer dan een week kunnen aanhouden. Atropine kan door een intacte huid worden opgenomen. Middelen die de werking van atropine tegengaan, zijn [[actieve koolstof]] en eventueel physostigminesalicylaat (0,5 mg bij kinderen en 2 mg bij volwassenen).

{{Disclaimer medisch lemma}}

== Medicinaal en ander gebruik ==
[[Bestand:Mandrake-roots.jpg|thumb|right|De wortel]]
Alruin bevat de giftige alkaloïden atropine en scopolamine. De plant werd vroeger als [[narcoticum]] en [[pijnstiller]], en deels ook als hallucinogeen middel gebruikt, onder meer in [[heksenzalf]]. Mandragorus, van het [[Hebreeuws]]e dud‘ (=liefdesplant) werd in de [[Oosten|Oriënt]] beschouwd als middel om conceptie te verzekeren.


=== Anesthesie ===
=== Anesthesie ===
[[Dioscorides]] verwijst naar het gebruik van de plant bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn.
[[Pedanius Dioscorides|Dioscorides]] verwijst naar het gebruik van de plant als [[anestheticum]] bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn.

[[Plinius de Oudere]] refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast.
[[Plinius de Oudere]] refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast.

[[Lucianus van Samosata]] spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt.
[[Lucianus van Samosata]] spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt.

[[Claudius Galenus]] noemt de plant in het voorbijgaan in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen.
[[Isidorus van Sevilla]] zou gezegd hebben: "De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hen die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap."
[[Claudius Galenus]] noemt de plant terloops in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen.
[[Isidorus van Sevilla]] zou gezegd hebben: "De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hen die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap".


[[Ugone da Lucca]] ontdekte in de 12e eeuw een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde.
[[Ugone da Lucca]] ontdekte in de 12e eeuw een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde.


Reeds in 1830 gebruikte de Japanse arts [[Seishu Hanaoka]] een verdovend extract uit de Mandragora in de [[heelkunde]]. [[Ernst Schmidt]] ontdekte in 1888 het scopolamine in de alruin.
Reeds in 1830 gebruikte de Japanse arts [[Seishu Hanaoka]] een verdovend extract uit de alruin in de [[heelkunde]]. [[Ernst Schmidt]] ontdekte in 1888 scopolamine in de alruin.


=== Heksenkruid ===
=== Heksenkruid ===
Door de hallucinogene effecten speelt de plant een belangrijke rol in [[magie]] en [[Opvattingen over heks en hekserij in Europa|hekserij]]. Alruin is een [[heksenkruid (wicca)|heksenkruid]] en is een veelgebruikt bestanddeel van allerlei heksendrankjes en [[heksenzalf]]. Er werd grote [[toverkracht]] aan toegeschreven.
Door de hallucinogene effecten speelt de plant een belangrijke rol in [[magie]] en [[hekserij]]. Alruin wordt daar gezien als een [[Heksenkruid (heksen)|heksenkruid]] en is een bestanddeel van allerlei heksendrankjes en heksenzalf. Er werd grote [[Magie|toverkracht]] aan toegeschreven.


== Cultuurgeschiedenis van alruin ==
== Cultuurgeschiedenis van alruin ==
Doordat de wortel van de alruin veel vertakkingen heeft, vertoont die met een beetje fantasie vaak gelijkenis met een menselijk lichaam. De Griekse wijsgeer [[Pythagoras]] beschreef de wortel al als een 'miniatuurmensje'. Door deze gelijkenis geloofde men in de middeleeuwen (volgens de [[signatuurleer]]) dat de wortel bovennatuurlijke macht had over de menselijke geest en het lichaam.
Doordat de wortel van de alruin veel vertakkingen heeft, vertoont die met een beetje fantasie vaak gelijkenis met een menselijk lichaam. De Griekse wijsgeer [[Pythagoras]] beschreef de wortel al als een 'miniatuurmensje'. Door deze gelijkenis geloofde men in de middeleeuwen (volgens de [[signatuurleer]]) dat de wortel bovennatuurlijke macht had over de menselijke geest en het lichaam.


[[Christen]]en zagen in de wortel een probeerseltje van de mens van [[God (christendom)|God]]. Een op de mens lijkende wortel van de alruin werd in de [[middeleeuwen]] als wondermiddel beschouwd. Het zou de vruchtbaarheid kunnen bevorderen en magische krachten bezitten. Ook werd de wortel van de [[heggenrank]] vaak als alruin verkocht.
[[Christen]]en zagen in de wortel een probeersel van de mens van [[God (christendom)|God]]. Een op de mens lijkende wortel van de alruin werd in de [[middeleeuwen]] als wondermiddel beschouwd. Het zou de vruchtbaarheid kunnen bevorderen en magische krachten bezitten. Ook werd de wortel van de [[heggenrank]] vaak als alruin verkocht.


De wortels van de alruin werden vaak door mensen bewerkt en besneden zodat zij nog meer op een menselijke gestalte gingen lijken. Het bedrog was bijzonder lucratief<ref>[[Rudolf II van het Heilige Roomse Rijk|Rudolf II]] betaalde ooit 100 [[thaler]] voor een dergelijke [[antropomorf]]e wortel. Zie [http://bijbelaantekeningen.blogspot.com/2006/08/alruin.html]</ref>.
De wortels van de alruin werden vaak door mensen bewerkt en besneden zodat zij nog meer op een menselijke gestalte gingen lijken.


=== Alruin in oude verhalen ===
=== Alruin in oude verhalen ===
Regel 84: Regel 75:


=== Bijbelse plant ===
=== Bijbelse plant ===
Alle uitleggers beschouwen ''Mandragora officinarum'' als de plant bedoeld in [[Genesis (boek)|Gen]] 30:14 (liefdesappelen), en [[Hooglied]] 7:14{{feit|De twee zinnen hierna suggereren dat er voor alruin als bijbelse liefdesappel wél bevredigend bewijs zou zijn. Als dat er is, zou ik dat als bornvermelding vermeld zien. Sjabloon geplaatst door ITSME|2009|09|15}}. Er zijn veel andere planten hiervoor gesuggereerd, zoals [[braam (plant)|bramen]], ''Zizyphus lotus'', het ''sidr'' van de Arabieren, de [[banaan (plant)|banaan]], de [[Liliaceae|lelie]], de [[Citroen (vrucht)|citroen]] en de [[vijg (fruit)|vijg]], maar geen hiervan wordt door bevredigend bewijs ondersteund.
In het [[Oude Testament]] van de [[Bijbel (christendom)|Bijbel]] is op enkele plaatsen ([[Genesis (boek)|Genesis]] 30:14–16 en [[Hooglied]] 7:13) sprake van דודאים (duda'im, meervoud; enkelvoud דודא duda) — wat letterlijk "liefdesplanten" betekent. In de [[Septuagint]], de Griekse vertaling uit het Hebreeuws, wordt hiervoor de naam {{Lang|grc|μανδραγόρας}} (mandragóras) gebruikt. In de [[Vulgaat]], de Latijnse vertaling uit het Hebreeuws, werd ook de vertaling 'mandragora' gegeven. In het Nederlands wordt het vertaald met 'liefdesappelen'. Vanwege de vertaling met 'mandragora' is het logisch dat in alle bijbelversies ''Mandragora officinarum'' wordt genoemd als de plant waarvan hier sprake is. Er zijn voor de liefdesappelen echter ook andere planten gesuggereerd, zoals ''[[Ziziphus lotus]]'' (de ''sidr'' van de Arabieren), de [[banaan (plant)|banaan]], een [[Liliaceae|lelie]], de [[Sukadeboom|cedraat]] en de [[Vijg (vrucht)|vijg]].<ref>{{aut|Post, G.E.}} (1902). Mandrake. in: {{aut|Hastings, J.}} (ed.), [https://archive.org/details/dictionbibjames03hast/page/233/ ''A dictionary of the Bible'' Volume III: 233–234]</ref>


== Galerij ==
=== Machiavelli ===
In 1520 schreef [[Niccolò Machiavelli]] een [[komedie]] genaamd ''[[De alruinwortel|La mandràgola]]''.
{{Tabel afbeeldingengalerij

| breedte=240
<gallery class="center" widths="220px" heights="220px" gallery" mode="packed">
| afbeelding1 = Mandragora Tacuinum Sanitatis.jpg
NaplesDioscuridesMandrake.jpg|Alruin in een 7e-eeuwse handgeschreven kopie van [[Pedanius Dioscorides|Dioscorides]]' ''De materia medica'': de wortel vertoont vaak gelijkenis met een mens
| onderschrift1 = Al vroeg was men buitengewoon voorzichtig om alruin uit de grond te trekken. Zelf de alruinwortel uit de grond halen zou gevaarlijk zijn. Deze afbeelding van ''Tacuinum Sanitatis'' uit de [[vijftiende eeuw]] laat zien dat verzamelaars honden gebruikten voor dit doel.
Mandragora Tacuinum Sanitatis.jpg|Afbeelding in ''Tacuinum Sanitatis'' uit de 15e eeuw. Verzamelaars gebruikten honden om een alruin uit de grond te trekken.
| afbeelding2 = Hortus sanitatis 1491 Mandrake.jpg
| onderschrift2 = Afbeelding uit 1491
Hortus sanitatis 1491 Mandrake.jpg|Afbeelding uit 1491
| afbeelding3 = Alraunenernte (Medicina Antiqua).jpg
Alraunenernte (Medicina Antiqua).jpg|Afbeelding van alruin in ''Medicina Antiqua'' uit de 15e eeuw
</gallery>
| onderschrift3 = Afbeelding van alruin in de ''[[Medicina Antiqua]]'' uit de [[vijftiende eeuw]]
| afbeelding4 = NaplesDioscuridesMandrake.jpg
| onderschrift4 = Alruin op een prent uit de zeventiende eeuw: de wortel vertoont vaak gelijkenis met een mens
}}


{{Bron|1=
{{Appendix|2=
'''Algemeen:'''
*Richard Evans Schultes en [[Albert Hofmann]] - Over de planten der Goden. Oorsprong van het gebruik van hallucinogenen. 1983. Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. Eerste druk.
----
'''In de tekst:'''
{{References}}
{{References}}
'''Algemeen'''
* {{aut|R. Evans Schultes en [[Albert Hofmann|A. Hofmann]]}} (1983) ''Over de planten der Goden. Oorsprong van het gebruik van hallucinogenen.'' Het Spectrum, Utrecht/Antwerpen. Eerste druk.
}}
}}
{{Commonscat|Mandragora}}


{{Commonscat|Mandragora officinarum}}
[[Categorie:Solanaceae|alruin]]

[[Categorie:Nachtschadefamilie]]
[[Categorie:Vaste plant]]
[[Categorie:Vaste plant]]
[[Categorie:Medicinale plant]]
[[Categorie:Medicinale plant]]
[[Categorie:Plant uit het Palearctisch gebied|alruin]]
[[Categorie:Plant uit het Palearctisch gebied|alruin]]

[[ar:يبروح طبي]]
[[ca:Mandragora autumnalis]]
[[cs:Mandragora lékařská]]
[[da:Almindelig Alrune]]
[[de:Gemeine Alraune]]
[[en:Mandragora officinarum]]
[[es:Mandragora officinarum]]
[[fi:Rohtomandrake]]
[[fr:Mandragore]]
[[he:דודא רפואי]]
[[hu:Szerencsegyökér]]
[[it:Mandragora autumnalis]]
[[pl:Mandragora lekarska]]
[[pt:Mandrágora]]
[[sv:Alruna]]
[[wa:Harloucrale]]

Huidige versie van 26 aug 2023 om 11:06

Alruin
onrijpe vruchten
Taxonomische indeling
Rijk:Plantae (Planten)
Stam:Embryophyta (Landplanten)
Klasse:Spermatopsida (Zaadplanten)
Clade:Bedektzadigen
Clade:'nieuwe' Tweezaadlobbigen
Clade:Lamiiden
Orde:Solanales
Familie:Solanaceae (Nachtschadefamilie)
Geslacht:Mandragora
Soort
Mandragora officinarum
L. (1753)
Alruin
Afbeeldingen op Wikimedia Commons Wikimedia Commons
Alruin op Wikispecies Wikispecies
Portaal  Portaalicoon   Biologie

De alruin (Mandragora officinarum) is een overblijvend kruid uit de nachtschadefamilie (Solanaceae). De soortaanduiding officinarum betekent dat de plant tijdens haar naamgeving op lijsten van planten met geneeskrachtige eigenschappen voorkwam. De plant wordt nu niet meer als zodanig gebruikt.

De precieze etymologie is complex en omstreden. De Nederlandse naam alruin is mogelijk afgeleid van die van een 11e-eeuwse filosoof, astroloog, reiziger, historicus en drogist genaamd Al-Biruni. De Arabische naam 'luffâh' of 'beid el-jinn' betekent 'ei van de geest'.

Botanische beschrijving

[bewerken | brontekst bewerken]

De peterselie-achtige, grote, bruine penwortel is vaak vertakt of gevorkt en dringt diep in de grond door. Boven de grond ontspruit hieruit na de bloei een bladrozet van ovale, ingesneden bladeren van 15 centimeter breed en 40 centimeter lang. Deze bladeren staan in het begin rechtop; later spreiden ze zich plat uit.

De plant draagt groen-witte of lichtblauwe, 5 centimeter grote, klokvormige bloemen op afzonderlijke stelen. De bloeiperiode valt in de periode maart tot april. Uit deze bloemen ontstaan in het late voorjaar groene bessen, bijna zo groot als een kippenei.

De plant sterft eind voorjaar, begin zomer bovengronds af. De ondergrondse wortels overleven de winter en lopen in eind maart na de bloei opnieuw uit.

De alruin komt van nature voor in Zuid- en Midden-Europa en in het Middellandse Zeegebied, waar zij onder andere op Corsica kan worden aangetroffen.

Medicinaal en ander gebruik

[bewerken | brontekst bewerken]
De wortel

De alruinwortel bevat giftige alkaloïden (scopolamine, atropine, apoatropine, hyoscyamine, cuskhydrine, solandrine, mandragorine en andere hallucinogene tropaanalkaloïden). De plant werd vroeger als narcoticum en pijnstiller, en deels ook als hallucinogeen middel gebruikt, onder meer in heksenzalf.

In de Oriënt werd de plant beschouwd als middel om conceptie te verzekeren; dit komt tot uiting in de Hebreeuwse naam, dud‘ of dudaim (liefdesplant).

Dioscorides verwijst naar het gebruik van de plant als anestheticum bij het verdoven van patiënten die gesneden of verbrand zijn.

Plinius de Oudere refereert aan de geur van de alruin als slaapverwekkend wanneer ze genomen werd voordat een insnede werd toegepast.

Lucianus van Samosata spreekt over het gebruik van de plant voordat het brandijzer werd gebruikt.

Claudius Galenus noemt de plant terloops in verband met haar macht om gevoel en bewegingen te verlammen.

Isidorus van Sevilla zou gezegd hebben: "De wijn in de bast van de wortel wordt gegeven aan hen die een operatie ondergaan zullen opdat ze geen pijn zullen voelen in hun slaap".

Ugone da Lucca ontdekte in de 12e eeuw een stof die, wanneer ingeademd, de patiënten in slaap brengt zodat zij tijdens een operatie geen pijn voelen; het is bekend dat hij hiermee de alruin bedoelde.

Reeds in 1830 gebruikte de Japanse arts Seishu Hanaoka een verdovend extract uit de alruin in de heelkunde. Ernst Schmidt ontdekte in 1888 scopolamine in de alruin.

Door de hallucinogene effecten speelt de plant een belangrijke rol in magie en hekserij. Alruin wordt daar gezien als een heksenkruid en is een bestanddeel van allerlei heksendrankjes en heksenzalf. Er werd grote toverkracht aan toegeschreven.

Cultuurgeschiedenis van alruin

[bewerken | brontekst bewerken]

Doordat de wortel van de alruin veel vertakkingen heeft, vertoont die met een beetje fantasie vaak gelijkenis met een menselijk lichaam. De Griekse wijsgeer Pythagoras beschreef de wortel al als een 'miniatuurmensje'. Door deze gelijkenis geloofde men in de middeleeuwen (volgens de signatuurleer) dat de wortel bovennatuurlijke macht had over de menselijke geest en het lichaam.

Christenen zagen in de wortel een probeersel van de mens van God. Een op de mens lijkende wortel van de alruin werd in de middeleeuwen als wondermiddel beschouwd. Het zou de vruchtbaarheid kunnen bevorderen en magische krachten bezitten. Ook werd de wortel van de heggenrank vaak als alruin verkocht.

De wortels van de alruin werden vaak door mensen bewerkt en besneden zodat zij nog meer op een menselijke gestalte gingen lijken.

Alruin in oude verhalen

[bewerken | brontekst bewerken]

Al vroeg was men buitengewoon voorzichtig om alruin uit de grond te trekken. Theophrastus schreef er in de derde eeuw voor Christus over dat verzamelaars van deze plant er eerst cirkels omheen trokken en dan de top eraf sneden terwijl ze naar het westen keken. De rest van de wortel werd dan geoogst na het zeggen van speciale formules en het dansen van bepaalde dansen.

Later gebruikte men honden voor het oogsten van de wortel, want men geloofde dat de ijzingwekkende schreeuw die daarbij zou klinken een mens het leven kon kosten. Men stopte dan zelf de oren dicht met bijenwas, zodat de dodelijke schreeuw niet te horen was. De plant diende nergens direct aangeraakt te worden: dit zou ook de dood tot gevolg hebben. De hond moest dan diepzwart zijn, de kleur van het kwade en de dood. Behalve de hond werden dan een stuk vlees, een stuk touw en een zilveren schop meegebracht naar de plant. De grond om de plant werd weggeschept, zodat de wortel bloot kwam te liggen. Dan bond men het touw aan de plant vast, en aan de hond. De hongerige hond werd dan gelokt met het stuk vlees, zodat het dier aan het touw trok en daardoor de plant uit de aarde haalde. De hond zou dan doodvallen door de schreeuw van de plant, maar de plantentrekker zou in leven blijven door de bijenwas in zijn oren.

Volgens het volksgeloof groeide de plant alleen op plaatsen waar ooit een galg had gestaan en groeide ze op het lijkvocht, de urine en het zaad van een (onschuldige) gehangene. Vandaar dat in Duitsland de plant ook "galgenmannetje" werd genoemd.

Bijbelse plant

[bewerken | brontekst bewerken]

In het Oude Testament van de Bijbel is op enkele plaatsen (Genesis 30:14–16 en Hooglied 7:13) sprake van דודאים (duda'im, meervoud; enkelvoud דודא duda) — wat letterlijk "liefdesplanten" betekent. In de Septuagint, de Griekse vertaling uit het Hebreeuws, wordt hiervoor de naam μανδραγόρας (mandragóras) gebruikt. In de Vulgaat, de Latijnse vertaling uit het Hebreeuws, werd ook de vertaling 'mandragora' gegeven. In het Nederlands wordt het vertaald met 'liefdesappelen'. Vanwege de vertaling met 'mandragora' is het logisch dat in alle bijbelversies Mandragora officinarum wordt genoemd als de plant waarvan hier sprake is. Er zijn voor de liefdesappelen echter ook andere planten gesuggereerd, zoals Ziziphus lotus (de sidr van de Arabieren), de banaan, een lelie, de cedraat en de vijg.[1]

In 1520 schreef Niccolò Machiavelli een komedie genaamd La mandràgola.

Zie de categorie Mandragora officinarum van Wikimedia Commons voor mediabestanden over dit onderwerp.