• zicht·baar
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘met het oog waarneembaar’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1557 [1]
  • afgeleid van zicht met het achtervoegsel -baar.
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zichtbaar zichtbaarder zichtbaarst
verbogen zichtbare zichtbaardere zichtbaarste
partitief zichtbaars zichtbaarders -

zichtbaar

  1. waarneembaar voor het oog
     De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[2]
  2. (figuurlijk) waarneembaar in het algemeen
     In het voorstel staat ook dat telefoonnummers en e-mailadressen niet meer openbaar in het Handelsregister moeten komen te staan. Overigens blijven afgeschermde gegevens wel zichtbaar voor overheidsinstanties en beroepsgroepen met een wettelijke toestemming, zoals de Belastingdienst en deurwaarders. Daardoor blijven bepaalde gegevens controleerbaar en komt de rechtszekerheid niet in het geding, schrijft de minister.[3]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[4]
  1. "zichtbaar" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  3.   Weblink bron “Minister wil dat eenmanszaken adres kunnen afschermen bij KVK” (Woensdag 29 juni 2022), NU.nl
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be