zelfs
- zelfs
- In de betekenis van ‘bijwoord van hoedanigheid: tegen de verwachting in’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 [1]
- Afgeleid van zelf.
zelfs
- kondigt een uitspraak aan die een bewering onderstreept
- Hij heeft zelfs een grote bijdrage daartoe geleverd.
- ▸ In de Grieks-en in de Rooms-Katholieke kerk werd hij vereerd. Reeds in de negende eeuw breidde zijn roem zich uit van Klein-Azië naar Italië en omstreeks het jaar duizend zelfs over de Alpen.[2]
- ▸ Zelfs zij waren zich rot geschrokken van de klap, en beseften dat het nu menens was.[3]
1.
- Het woord zelfs staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zelfs" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "zelfs" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 10
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be