Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Yoga
 
Omhoogkijkende Hond,
een asana uit hathayoga
  • yo·ga
  • Leenwoord uit het Sanskriet, in de betekenis van ‘Indische mystiek’ voor het eerst aangetroffen in 1906 [1]
  • van Sanskriet योग (yóga) wat "verenigen" of "in overeenstemming brengen (met De Allerhoogste bewuste Persoon)" betekent [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord yoga -
verkleinwoord - -

de yogav / m

  1. het streven om door lichamelijke en geestelijke methoden van concentratie tot hogere bewustzijnstoestanden te geraken
    • Ik ben een jaar naar India gegaan om me te verdiepen in yoga. 
  2. (metonymisch) systeem van oefeningen om beheersing te verkrijgen over de geest en het lichaam, weliswaar afkomstig uit een bepaalde yogatraditie, de hathayoga, maar ook beoefend zonder geestelijk doel
    • Ik ben begonnen met yoga op de sportschool, want ik wil er mooi uitzien deze zomer. 
vervoeging van
yogaën

yoga

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van yogaën
    • Ik yoga. 
  2. gebiedende wijs van yogaën
    • Yoga! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van yogaën
    • Yoga je? 
99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]


yoga g

  1. yoga


  • yo·ga
enkelvoud meervoud
yoga -

yoga

  1. yoga


yoga m

  1. yoga


  • yo·ga

yoga m

  1. yoga


yoga

  1. kind


yoga g

  1. yoga


  • Van het Spaanse, Engelse of Nederlandse yoga.
enkelvoud of
impliciet meervoud
expliciet meervoud
  yoga     -  

yoga

  1. yoga


enkelvoud meervoud
yoga -

yoga m

  1. yoga


yoga

  1. yoga


yoga g

  1. yoga