• we·ten·schap·pe·lijk
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wetenschappelijk wetenschappelijker wetenschappelijkst
verbogen wetenschappelijke wetenschappelijkere wetenschappelijkste
partitief wetenschappelijks wetenschappelijkers -

wetenschappelijk

  1. (wetenschap) met betrekking tot of volgens de wetenschap
     Meestal gaat zo’n mogelijk onderzoek over de snelheid waarmee, of waarin, mijn brein werkt. Hoe het kan dat ik vaak voor het einde van de zin van de geïnterviewde of iemand uit het publiek die me van repliek durfde te voorzien, een reactie klaar heb, die vaak gepast is, inhoudelijk, scherp zelfs en in uitzonderlijke gevallen ook nog eens (en ik ga nu een wetenschappelijke comedyterm gebruiken) tyfusgrappig.[1]
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1.   Weblink bron
    Jim Jansen en Dolf Jansen
    “Als we wisten wat we deden, heette het geen onderzoek: 26 interviews en 26 columns” (13 november 2023), NewScientist
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be