1. De duif als symbool van de vrede.
  • vre·de
  • In de betekenis van ‘toestand van rust’ voor het eerst aangetroffen in 815 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord vrede vredes
verkleinwoord

de vredev / m

  1. (politiek) ontbreken van oorlog
    • In grote delen van de wereld blijkt het keer op keer niet mogelijk de vrede te bewaren. 
  2. toestand van rust
     In de natuur vind ik rust en vrede om na te denken en te bidden.[3]
  • De vrede bewaren.
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]


vrede

  1. vrede


vrede g

  1. (psychologie) woede, kwaadheid, drift
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   vrede     vreden     –     –  
genitief   vredes     vredens     –     –