• voor·zit·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord voorzitter voorzitters
verkleinwoord voorzittertje voorzittertjes

de voorzitterm

  1. (beroep) hoofd van een bestuur, leider van een vergadering
    • Mao Zedong was voorzitter van de communistische partij en daarmee de leider van heel China. 
     Volgens het IMF staat de internationale economie er nu wat beter voor dan een halfjaar geleden. Maar de uitdagingen blijven groot, stelde de voorzitter van het bestuurscomité Tharman Shanmugaratnam.[2]
     De Jonge Socialisten (JS), de jongerenafdeling van de PvdA, is zo goed als failliet door financieel wanbeheer, meldt NRC. Meer dan een ton aan uitgaven door twee voormalige penningmeesters is niet verantwoord, zegt het huidige JS-bestuur. De twee penningmeesters worden mogelijk juridisch vervolgd omdat niet duidelijk is waar meer dan een ton aan is uitgegeven, aldus de krant.[3]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. "voorzitter" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  2.   Weblink bron “IMF: politici moeten onzekerheid economie wegnemen” (13-10-2012), Tubantia
  3.   Weblink bron “'Jonge Socialisten zo goed als failliet door financieel wanbeheer'” (20 - januari - 2023), NOS
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be