voorbijtrekken
- voor·bij·trek·ken
- samenstelling van voorbij en trekken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
voorbijtrekken |
trok voorbij |
voorbijgetrokken |
klasse 3 | volledig |
voorbijtrekken [1]
- onovergankelijk zich langs de waarnemer verplaatsen
- Het woord voorbijtrekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.