verband
- ver·band
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | verband | verbanden |
verkleinwoord | verbandje | verbandjes |
het verband o
- (medisch) een strook stof om een wond e.d. mee af te dekken
- De verpleegster legde een nieuw verband aan omdat het oude helemaal vies was geworden.
- gezamelijke verandering
- Zou er een verband zijn tussen sporten en roken?
- (bouwkunde) het ten opzichte van elkaar laten verspringen van verbindingsnaden
|
- in verband met
in samenhang met
- ∗ Het was een woord dat hij alleen gebruikte of zelfs maar dacht in verband met haar, zelfs niet in verband met de kinderen.[1]
1. een stuk stof om een wond e.d. mee af te dekken
2. gezamelijke verandering
- Het woord verband staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "verband" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be