vangen
- van·gen
|
|
|
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vangen /'vɑŋ.ə(n)/ |
ving /vɪŋ/ |
gevangen /ɣə.'vɑŋ.ə(n)/ |
klasse 7 | volledig |
vangen
- overgankelijk het te pakken krijgen van wilde dieren of mensen
- Zij besloten een paar olifanten te vangen om deze over te brengen naar een ander reservaat.
- ▸ Ik wilde dolgraag een keer verse vis vangen en op een kampvuurtje grillen.[3]
- overgankelijk in de lucht onderscheppen (bijv. van een bal)
- In honkbal is het kunnen vangen van de bal een belangrijke vaardigheid.
- (informeel) verdienen van geld
- Wat vangt het?
- in één begrip samen te vatten
- ▸ Nationale eenheid is nou eenmaal makkelijker te vangen in termen als democratie en vrijheid, dan in de persoon van een bolwangige veertiger.[4]
|
|
1. te pakken krijgen
2. onderscheppen
de vangen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vang
- Het woord vangen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vangen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "vangen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ vangen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Tim Jansen“Vier vijf mei! Vervang Koningsdag door Bevrijdingsdag” (30/01/2013), HP de Tijd
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be